Werkstuk door een scholier 1621 woorden 20 februari 2006 6,5 359 keer beoordeeld Vak Nederlands 1. Inhoud 2. Inleiding 3. De geschiedenis van de strip 4. Beroemde striptekenaars 5. Hoe maak je een strip? 6. Tot slot 7. Bibliografie 2. Inleiding Ik hoop dat jullie mijn werkstuk mooi vinden en leuk, want ik heb er hard aan gewerkt. Aan het eind van mijn werkstuk kan je beginnen aan een eigen stripverhaal. Er staat van alles leuk in, dus veel leesplezier. Begin maar al te lezen!!!j J 3. De geschiedenis van de strip Getekende verhalen Zo n 10 000 jaar geleden, in de prehistorie, leefden de mensen in grotten. Ze vertelden verhalen in de vorm van tekeningen, want het geschrift kenden ze toen nog niet.wat ze precies met deze tekeningen wilden vertellen, is tot op de dag van vandaag nog niet gevonden. Het is dankzij deze rotsschilderingen dat we een idee krijgen over hoe het er vroeger uitzag. De Egyptenaren graveerden tekeningen op hun monumenten.deze tekeningen of hiërogliefen vertelden over de Egyptische goden of koningen. Elke tekening stelde een ander woord of gevoelens voor. Romeinen beschilderden ook de muren van hun gebouwen. Ook de middeleeuwse boeken werden rijk geïllustreerd met tekeningen. Deze tekeningen zorgden niet alleen voor er gewoon bij te staan voor versiering, maar verduidelijkte de tekst. https://www.scholieren.com/verslag/24323 Pagina 1 van 5
Later, toen boekdruk werd uitgevonden, werden de handgeschilderde tekeningen vervangen door gedrukte tekeningen. Veel later om precies te zijn in 1846, tekende de Zwitserse Toppfer De reizen en aventuren van meneer Prikkebeen Het ontstaan van de eerste strip. Op 12 december 1897 verscheen in het Amerikaans New York Journaal` de eerste echte strip: The Katzenjammer kids` Getekend door Rudholh Dirks. De strip was gebaseerd op de figuurtjes Max en Morritz`. Amerikaanse krantenuitgevers waren tot de vaststelling gekomen, dat hun kranten beter verkochten als er strips in verschenen. Tussen verschillende uitgevers ontstond een oorlog om de beste tekenaars in huis te halen, want goede strips betekent geld. Er verscheen in het begin maar 1 bladzijde per week, maar al gauw werden het er 8 per week. De strips waren ook zeer grappig, pas later kwamen er spannende strips. Wat maakt van een beeldverhaal een strip? Strip` is een engels woord en betekent: streep of strook. Het wordt gebruikt om een reeks plaatjes aan te duiden die tezamen iets vertelen. De eerste strips waren niet meer dan een strook van drie tot vier tekeningen. Een strip bestaat zowel uit een tekst (het verhaal), als uit een reeks tekeningen die het verhaal illustreren. De tekst verschijnt of wel onder de plaatjes of wel in tekstballonnetjes. Sommige strips bestaan uit foto`s maar de meeste uit tekeningen. Met tekeningen kun je als tekenaar veel meer fantasie gebruiken. Probeer maar eens een draak te fotograferen of een marsmannetje. De eerste albums Veel later werden er stripboekjes gemaakt met alleen maar strips er in. Eén van de eerste stripboekjes ging over een jongen van een andere planeet. Eénmaal op aarde geland, bleek hij superkrachten te hebben: Superman` was geboren. Superman was een enorm succes en al snel volgden strips die hem hadden nageaapt zoals: Batman`, Flash` Europa ontdekt de strip. Halverwege de jaren twintig, begon het Belgisch blad Le Vingtième Siècle ` met een wekelijkse kinderbijlagen, speciaal voor de kinderen. Aan de tekenaar Hergé werd gevraagd om hierover een strip te maken. Kuifje werd meteen een nationale held. https://www.scholieren.com/verslag/24323 Pagina 2 van 5
In 1938 kreeg de kinderbijlagen van Le Vingtième Siècle` met Kuifje concurrentie van het Franstalig blad Spirou`, dat vanaf nummer 28 ook in het Nederlands verscheen met de naam Robbedoes. Robbedoes was een weekblad dat vol met strips zat. In 1946 kreeg Kuifje een eigen weekblad. Net zoal Robbedoes werd het blad met allemaal strips. Zowel Robbedoes als Kuifje zijn enorm belangrijk geweest voor de strips van België en misschien wel van Europa. De Belgische strips werden wereldberoemd!!! 4. Beroemde Belgische striptekenaars Willy Vandersteen Willy Vandersteen werd geboren in Antwerpen in 1913 in de seefhoek (een volksbuurt). Hij maakt de eerste strips tijdens de 2de Wereldoorlog: één van die strips noemde : Flacue & Flochet In 1954 verscheen het allereerste verhaal met Wiske en dat noemde : Rikie en Wiske in Chocowakije. Van Suske was toen nog geen sprake. Suske en Wiske doken voor de eerste maal samen op in het verhaal op het eiland Amoras. Dit zijn de de figuren bijna allemaal:suske, Wiske, tante Sidonia,Lambik,Jerom, Professor Barabas,Krimson, Theofil Boemerang (de knecht van Krimson) en veel anderen, zoals gemaskerde boeven, draken,spoken, heksen, duivels, twee en drielingen Onvergetelijk zijn de uitvindingen van professor Barabas : De teletijdmachienen, de Gyronef, vitamientje, robotten,raketten Wily Vandersteen overleed in1990. Merho Merho werd geboren in 1948. Hij woonde in de seefhoek, zoals Willy Vandersteen. Zijn droom was verhalen vertellen, met beelden zoals een toneelstuk of een film. Toen Merho klein was, had hij in groep 6 een leraar die ook hield van tekenen en dat wou overbrengen op Merho. Wat dus duidelijk gelukt is. Bijna 1970 mocht Merho van Willy Vandersteen meedoen aan het album Jerom`. Later aan de Pats verhalen. In 1973 begon Merho aan een eerste familie strip: Kiekeboe in het Circus. Waar in Kiekeboe wit haar heeft, zijn vrouw Sofie noemt en haar 10 jarige dochter helemaal niet op Fanny lijkt. Pas toen een nieuw verhaal, de Wollenbollen werd geschreven kreeg Merho succes. De stripreeks Kiekeboe verscheen in de krant (Het Laatste Nieuws). De personages waren heel wat veranderd, Kiekenboe s overgebleven haar werd zwart, Sofie veranderde in Charlot en Fanny zorgde voor extra problemen. 5.Hoe maak je een strip? https://www.scholieren.com/verslag/24323 Pagina 3 van 5
De scenarioschrijver De scenarioschrijver zoekt een idee of een verhaal. Van zodra hij een verhaal heeft gevonden, praat hij erover met de tekenaar. Samen maken ze dan een samenvatting van het verhaal en dan kan de scenarioschrijver echt aan het werk. 1. Eerst verdeelt de scenarioschrijver het verhaal over platen, die hetzelfde zijn als het aantal bladzijden van het stripalbum. Bijvoorbeeld: wordt het stripalbum 20 bladzijden dik, dan zal het verhaal verdeeld worden over 20 platen. De schrijver verdeelt de tekst over de plaatjes in even spannende stukken. 2. Daarna verdeelt de scenarioschrijver elke bladzijdeplaat in vakjes. Ofwel begint heel al netjes te schetsen in die vakjes ofwel begint hij met de tekening te beschrijven. Elke scenarioschrijver doet het op zijn eigen manier, sommigen tekenen al met veel details, anderen enkel grote lijnen. 3. Daarna worden de tekstballonnetjes ingevuld. Dan weten we wat de figuurtjes tegen elkaar zeggen. Meestal gebruikt de scenarioschrijver in elk ballonnetje een cijfer. Op een ander blad komt dan achter elk cijfer de tekst die dit figuurtje moet zeggen. 4. Van zodra dit allemaal klaar is, geeft de scenarioschrijver dit alles aan de tekenaar en kan die met het tekenwerk beginnen. De tekenaar 1. Voor dat de tekenaar begint te tekenen, maakt hij een modelblad met de figuurtjes en bepaalt hij hoe ze er uit zullen zien. Hij bepaalt de vorm. Dan maakt de tekenaar veel schetsen: hij tekent de figuurtjes in zoveel mogelijk houdingen en gezichtsuitdrukkingen. Stripfiguren zijn altijd in beweging en de gezichtsuitdrukkingen doen de figuren echt leven. Zo raadt je al aan de prenten hoe het verhaal is zonder de tekstballonnetjes te lezen. 2. De tekenaar kijkt in allemaal boeken, of hij gaat op zoek naar een soort landschap om dit te gebruiken in zijn strip als achtergrond of decor. Het decor is heel belangrijk want als je geen achtergrond hebt en alleen maar figuurtjes is het heel saai. Als het verhaal in een andere tijd speelt, dan gaat de tekenaar opzoeken in een museum, boeken of het internet om te weten hoe hij de figuurtjes moet aankleden of hoe hij het decor moet tekenen. 3. Na dit opzoekingswerk, kan het echte tekenwerk beginnen. Hij begint eerst met de kaders van de strip te tekenen. Dan schetst hij de figuren, de voorwerpen, de achtergrond en de tekstballonnetjes. Als hij hiermee tevreden is, dan werkt alle kleine details verder af. Soms is zo n eerste potloodschets slordig, maar wel het begin van het echte werk. https://www.scholieren.com/verslag/24323 Pagina 4 van 5
4. Dan komt het inkten. De potloodlijnen worden met Oostindische inkt overtrokken. Dit gebeurt niet zomaar, want als hij direct op zijn potloodtekening zou gaan inkten, moet hij heel precies werken en kan hij zijn echte potloodtekening verknoeien. Daarom gebruikt men de lichtbak. De lichtbak is een bak met daarin een aantal lampen en een glasplaat aan de bovenkant. De potloodschets wordt op de lichtbak gelegd. Boven op die schets komt een nieuw blad en door het licht schijnt de potloodschets door op het nieuwe blad. De tekenaar moet nu enkel met de inkt de omtreklijnen overtrekken. De echte potloodschets blijft dus onaangeraakt en bewaard. Het enige wat nu nog moet gebeuren is de tekst in de tekstballonnetjes zetten. Dit is een precies werkje want het moet altijd in hetzelfde lettertype gedaan worden. De fotograveur de colorist de drukker De echte inkttekeningen gaan nu naar de fotograveur. Hij maakt een foto van elke tekening, zodat hij van elke bladzijde een doorzichtige film krijgt. Daarna wordt van deze film een plaat gemaakt, die op haar beurt dan ingeïnkt wordt met blauwe kleur en op tekenpapier afgedrukt. Dan noemt men blauwdrukken. Dan gaan de blauwdrukken naar de colorist. Die kleurt de blauwdrukken in met waterverf of ecoline. Dit is heel lang en precies werk, want we willen natuurlijk niet dat op de ene pagina het hoofdfiguurtje groen heeft en op de andere pagina rood. Soms kleuren ze in met de computer. Van die ingekleurde blauwdrukken worden er dan offsetplaten gemaakt. Deze platen zijn lichtgevoelig. Door een machine worden dan de ingekleurde blauwdrukken op de offsetplaten gebrand. Dan worden de offsetplaten op een drukpers gelegd. Dan worden de verschillende kleuren op het papier gedrukt. Dan worden de grote bedrukte vellen gesneden, dan gevouwen en tot een boekje bij elkaar gebonden. Het stripverhaal is klaar!!! 6.Tot slot Ik hoop dat jullie het een leuk en goed werkstuk vonden. Nu kun je zelf beginnen aan een eigen stripverhaal! Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik het leuk vind om strips te lezen en zelf te tekenen! Deze zomervakantie heb ik zelf ook een striptekenen-kamp gevolgd. Daar heb ik het echte tekenwerk geleerd. Mijn eigen strip heette Dirkje, jammer maar nog niet gedrukt en uitgegeven! 7. Bibliografie Ronald Grossey, Gert Meesters, Kiekeboek, in de coulissen van een strip, Standaard Uitgeverij, 1997 De Beste Strips ooit, Het Laatste Nieuws Internet https://www.scholieren.com/verslag/24323 Pagina 5 van 5