MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Vergelijkbare documenten
MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

hierna de tegen voor wie hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen 6/24, hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

hierna de tegen hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Hof van Cassatie van België

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0068 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0072/M Verzoekende partij de heer Bart HUYSMANS, met woonplaatskeuze te 2930 Brasschaat, Alfredlei 27 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Filip VINCKE met woonplaatskeuze op het kantoor te 9600 Ronse, Grote Markt 33 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 7 april 2017 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 7 maart 2017, gekend onder nummer 15-AMMC-1182- M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 912 (152 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 81 en 90 bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990. Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij in strijd met de verleende kapmachtiging een deel van een perceel heeft ontbost zonder over te gaan tot herbebossing. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 1 februari 2018. De verzoekende partij voert het woord. Advocaat Filip VINCKE voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. 1

III. FEITEN Op 16 januari 2012 verleent het Agentschap voor Natuur en Bos aan de bvba HUYSMANAGER een kapmachtiging om een boskap uit te voeren op het perceel met kadastrale omschrijving Schoten, afdeling 1, sectie A, nummer 107F6. Tijdens een terreincontrole in april 2013 stelt de cel Beleidsuitvoering van het Agentschap voor Natuur en Bos vast dat op het perceel gelegen te 2900 Schoten, Gagelbaan 25 er 888 m 2 bosoppervlakte verdwenen is en volledig werd vertuind. Met een brief van 30 mei 2013 wordt de bvba HUYSMANAGER verzocht om zich in regel te stellen door tegen 31 december 2013 op de oppervlakte een herbebossing uit te voeren hetzij door tegen 31 december 2013 een stedenbouwkundige vergunning tot regularisatie bij het college van burgemeester en schepenen aan te vragen. Op 25 maart 2015 legt de toezichthoudende ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos aan de heer HUYSMANS Bart, zijnde de verzoekende partij, de volgende bestuurlijke maatregel op (nr. BHBM.2014.AN.037): De als bos te behouden oppervlakte van 888 m 2 ( zie stedenbouwkundige vergunning) dient herbost te worden met inheemse, standplaatsgeschikte boom-en struiksoorten ( eigen aan het bos, min.plantmaat 60/80) in een plantverband niet wijder dan 2 x 2,5 m. Art. 2. Uitvoeringstermijn: 31/12/2015 Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. AN.63M.H2.110097/14, afgesloten en verzonden op 26 maart 2015. Op 12 augustus 2015 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 27 augustus 2015 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een brief van 25 september 2015 aan de gewestelijke entiteit. Op 31 januari 2017 organiseert de gewestelijke entiteit een hoorzitting in aanwezigheid van de verzoekende partij. De gewestelijke entiteit legt op 7 maart 2017 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 22 maart 2017. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 3. Feiten De tuinaannemer verklaarde in zijn verhoor dat hij in 2011 gecontacteerd werd door vermoedelijke overtreder. Vermoedelijke overtreder zei dat het ging om een braakliggend terrein rondom zijn villa met een stuk bos achteraan. Het betrof een berkenbos met 2

vogelkers dat hoger gelegen was dan de rest van het perceel. Omdat het zwembad op dezelfde hoogte lag als de villa, was de aannemer verplicht het achterliggende bos op hetzelfde niveau te brengen, waarvoor ettelijke camions grond afgevoerd werden. De tuinaannemer verkreeg de kapmachtiging en ging vervolgens over tot het kappen van de berken en vogelkers en het aanplanten van 13 zomereiken. Op vraag van vermoedelijke overtreder werd later ook een offerte opgemaakt voor het aanplanten van cultuurplanten in het bos. Deze offerte werd ondertekend door vermoedelijke overtreder. Op het oorspronkelijke plan was aldus de 888 m 2 te behouden bosoppervlakte niet opgenomen gezien vermoedelijke overtreder dit in eerste instantie ook gewoon bos wilde laten. De tuinaannemer was niet op de hoogte dat er een probleem was inzake het naleven van de voorwaarden van de kapmachtiging gezien alle correspondentie verliep via vermoedelijke overtreder die er met hem niet over communiceerde. In zijn verweerschrift en op de hoorzitting voert vermoedelijke overtreder aan dat de tuinaannemer aangesteld werd om voor de nodige vergunningen en uitvoering van de werken te zorgen. De aanvraag tot kapmachtiging werd daarom ook ingediend door de tuinaannemer. De werken werden beëindigd in april 2012, waarbij de tuinaannemer ook de suggestie deed voor het uitvoeren van een tuinberegening van het achterliggende bos. In 2013 werd vermoedelijke overtreder in kennis gesteld dat de uitgevoerde werken niet beschouwd konden worden als een bosaanplanting. Op 17/06/2013 ging vermoedelijke overtreder over tot dagvaarding van de tuinaannemer waarbij ook verwezen werd naar de ingebrekestelling van het Agentschap voor Natuur en Bos. Bij vonnis d.d. 04/07/2013 van de rechtbank van Koophandel van Antwerpen werd een deskundige aangesteld. In het deskundigenverslag is opgenomen dat de tuinaannemer de toestand zou regulariseren door het betalen van een boscompensatievergoeding, begroot op 1758 euro en wordt gesteld dat de tuinaannemer verantwoordelijk is voor de boscompensatie gezien hij bij het concept van de tuin rekening diende te houden met de voorschriften van het Agentschap voor Natuur en Bos. Er is nog geen vonnis over de grond van de zaak. Vermoedelijke overtreder is op basis van bovenstaande dan ook van mening dat hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de niet-naleving van de voorwaarden van de kapmachtiging. In augustus 2016 werd het perceel ook verkocht. In de verkoopakte werd volgende paragraaf opgenomen: "Inzake Bosdecreet De verkoper verklaart dat er teveel bomen door de tuinaannemer werden verwijderd. Partijen verklaren een bedrag ten belope van 3.000 euro te consigneren op het kantoor van notaris Dirk Luyten, voor de aanplanting van bomen en struiken, overeenkomstig de vereisten van Natuur en Bos. De gelden dienen geblokkeerd te blijven in afwachting van deze aanplanting, dewelke zal uitgevoerd in de loop van het najaar 2016 in samenspraak tussen de verkoper en koper. Partijen verklaren hiertoe een gezamenlijke schriftelijke, verklaring voor te legen aan notaris Dirk Luyten, die gemachtigd wordt de gelden vrij te geven ten voordele van de verkoper:" Uit navolgende informatie van de verbalisant blijkt dat geen regularisatievergunning aangevraagd werd. 4. Beoordeling De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals vervat in afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM: "De bestuurlijke geldboeten". 3

4.1 De toerekenbaarheid aan de overtreder Artikel 1, 15 van het Bosdecreet definieert ontbossen als iedere handeling waardoor een bos geheel of gedeeltelijk verdwijnt en aan de grond een andere bestemming of gebruik wordt gegeven. Artikel 81 van het Bosdecreet verbiedt het niet naleven van de voorwaarden van een kapmachtiging. Artikel 90bis van het Bosdecreet bepaalt dat ontbossing verboden is tenzij mits het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning of een individueel door de Vlaamse regering toegestane ontheffing. In de kapmachtiging werd als voorwaarde opgenomen dat er een herbebossing uitgevoerd diende te worden. Uit het dossier blijkt dat de als bos te behouden oppervlakte heraangeplant werd met tuinplanten waardoor er een vertuining plaatsvond. Door de vertuining van de bosoppervlakte werd aan de grond een andere bestemming gegeven waardoor een ontbossing uitgevoerd werd. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van: Bosdecreet: artikel 81; artikel 90bis. en vallen daarmee onder de definitie van een milieumisdrijf als bedoeld in artikel 16.1.2, 2 DABM, waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Vermoedelijke overtreder voert aan dat hij een aannemer belast heeft met het aanvragen van de machtigingen en het uitvoeren van de werken. De aannemer diende rekening te houden met de voorschriften van het Agentschap voor Natuur en Bos. Vermoedelijke overtreder is, als eigenaar van het perceel en opdrachtgever van de werken, verantwoordelijk voor het naleven van de voorwaarden van de kapmachtiging. De kapmachtiging stond eveneens op naam van vermoedelijke overtreder. Door de tuinaannemer werd een offerte opgesteld die ondertekend werd door vermoedelijke overtreder en waarop duidelijk te zien is dat de als bos te behouden oppervlakte zou aangeplant worden met cultuurplanten. Vermoedelijke overtreder was aldus op de hoogte dat het bos zou vertuinen. Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder. 4.2. De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn. 4.2.1. De ernst van de feiten Het Bosdecreet heeft tot doel het behoud, de bescherming, het beheer en het herstel van de bossen en het regelen van hun natuurlijk milieu. 4

Bossen hebben een duidelijke ecologische functie, door onder meer de groei van inheemse boom- of struikvegetaties te bevorderen, wat ten goede komt aan het behoud, de ontwikkeling of het herstel van de biologische diversiteit van populaties van zeldzame soorten en bijdraagt tot de instandhouding, ontwikkeling of herstel van habitats en natuurlijke ecosystemen. De regelgeving met betrekking tot bossen is er op gericht om het bos te behouden, te beschermen, te herstellen en de aanleg van bossen te regelen. De overheid heeft een duurzaam bosbeleid tot doel. Dit brengt een gedeelde verantwoordelijkheid mee voor zowel de overheid als de boseigenaars. Bij behandeling van de aanvraag tot het verkrijgen van een kapmachtiging zal het Agentschap voor Natuur en Bos de effecten op de natuurwaarden afwegen. Het Agentschap voor Natuur en Bos kan beslissen tot weigering van een kapmachtiging of kan bij het toestaan ervan voorwaarden opleggen die gericht zijn op het beperken van natuurschade. Bij niet-naleving van de opgelegde voorwaarden wordt deze doelstelling miskend. De ontboste oppervlakte bedroeg 888 m 2. Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden. 4.2.2. De frequentie Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het criterium frequentie geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete. 4.2.3. De omstandigheden AMMC ging per schrijven van 27/08/2015 over tot kennisgeving van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Artikel 16.4.37 DABM voorziet dat AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. AMMC is in casu evenwel van oordeel dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen. Zonder overschrijding van de beslissingstermijn zou de bestuurlijke geldboete, na toepassing van de decretaal bepaalde waarderingscriteria, aanleiding hebben gegeven tot een boete van 1092 euro, zijnde 182 euro vermeerderd met de opdeciemen. AMMC acht het, wegens de voorliggende overschrijding van de beslissingstermijn en rekening houdende met de concrete elementen in het dossier, passend en redelijk om voormeld boetebedrag met 16 procent te verlagen tot 912 euro, zijnde 152 euro vermeerderd met de opdeciemen. Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen verdere bijzondere omstandigheden die in rekening worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. Dit is de bestreden beslissing. 5

IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. In een eerste middel betwist de verzoekende partij de toerekenbaarheid van het ten laste gelegde milieumisdrijf. Zij stelt dat niet zijzelf maar de bvba Huysmanager de eigenaar, opdrachtgever en bouwheer is. De verzoekende partij merkt op dat dit bekend was aan de gewestelijke entiteit. Zij brengt de aankoopakte en de aanslag voor het kadastraal inkomen bij en verduidelijkt verder dat er steeds werd gecommuniceerd en afgerekend met de bvba Huysmanager. 2. De verwerende partij antwoordt dat de grond inderdaad eigendom is van de bvba Huysmanager, maar dat wat op de grond gebeurt daarom nog niet de verantwoordelijkheid is van de rechtspersoon. De verzoekende partij is de enige vennoot en zaakvoerder. De verwerende partij stelt dat het eigenaarschap van het perceel geen bepalend criterium is om voor het milieumisdrijf als overtreder te worden beschouwd. Eenieder die een milieumisdrijf begaat, ook op andermans grond, kan als overtreder aangemerkt worden. De verwerende partij betoogt dat volgens artikel 16.4.25 DABM als overtreder wordt beschouwd: diegene die een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken. Noch het DABM noch enige uitvoeringsbepaling omschrijven het begrip 'overtreder'. De verwerende partij stelt dat in overeenstemming met de spraakgebruikelijke betekenis van het woord, ervan uitgegaan moet worden dat de overtreder de persoon is die een gebod of verbod schendt dat zich tot hem richt en het begrip niet als dusdanig begrepen worden dat uitsluitend diegene die de strafbare gedraging materialiter heeft verricht als overtreder kan aanzien worden. Dat de verzoekende partij zaakvoerder is van de vennootschap waarbinnen zij als zaakvoerder haar beroepswerkzaamheden organiseert, betekent volgens de verwerende partij niet dat zij geen persoonlijke aansprakelijkheid draagt voor de begane (milieu-)misdrijven. De verwerende partij beklemtoont dat het de verzoekende partij is die opdracht heeft gegeven en het feit dat de vennootschap de juridische eigenaar is van het perceel de verzoekende partij niet ontheft van haar aansprakelijkheid als overtreder in het licht van artikel 16.4.25 DABM. Tot slot besluit de verwerende partij dat de verzoekende partij niet aantoont dat het milieumisdrijf begaan is binnen een vennootschapsrechtelijk mandaat dat zij als zaakvoerder diende uit te voeren. Zij wijst er op dat het proces-verbaal lastens de verzoekende partij werd opgesteld, dat ook de kennisgevingen aan haar zijn gebeurd en dat er daarover nooit enige opmerking is gekomen van de verzoekende partij. Ook de bestuurlijke maatregel, die eveneens tot de persoon van verzoekende partij gericht was, werd op geen enkel ogenblik door haar betwist. 6

3. In haar wederantwoordnota herhaalt de verzoekende partij dat de verwerende partij een duidelijke procedurefout heeft gemaakt, maar die nu probeert weg te werken. De verzoekende partij wijst er op dat een vennootschap inderdaad geen bomen kan planten of kappen, evenmin kan zij met een auto rijden. Indien er met een bedrijfswagen een inbreuk wordt vastgesteld tegen de verkeersregels zal het de vennootschap zijn die het proces-verbaal toegezonden krijgt. Zij zal bijgevolg de verantwoordelijke moeten aanduiden. De verzoekende partij ziet niet in hoe dat voor milieuovertredingen zou verschillen. 4. In haar laatste nota stelt de verwerende partij dat zij zonder schending van artikel 16.4.25 DABM de verzoekende partij als natuurlijke persoon kon bestraffen. De verzoekende partij vereenvoudigt de zaken te verregaand. Artikel 16.4.25 DABM heeft kracht van wet en toegepast moet worden. Door te stellen dat in het verkeersrecht de eigenaars van voertuigen een proces-verbaal krijgen en dat ook zo moet zijn in het milieurecht gaat volgens de verwerende partij voorbij aan artikel 16.4.25 DABM. De vermoedelijke overtreder is niet hetzelfde als de eigenaar van de grond. Beoordeling door het College 1. De verzoekende partij betwist in essentie dat de boete aan haar toegerekend kan worden omdat zij niet de eigenaar is van het betrokken perceel en evenmin de opdrachtgever is voor de uitgevoerde werken. Artikel 16.4.25, eerste lid, DABM gaat uit van een ratione personae invulling van het begrip overtreder: De bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen. Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieuinbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken. Noch het DABM noch enige uitvoeringsbepaling van dit decreet omschrijft het begrip overtreder. In het kader van de alternatieve beboetingsprocedure, die milieumisdrijven sanctioneert, is het College van oordeel dat het begrip overtreder dient begrepen te worden als dader in de zin van artikel 66 van het Strafwetboek dat als volgt luidt: Als daders van een misdaad of wanbedrijf worden gestraft: Zij die de misdaad of het wanbedrijf hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks hebben meegewerkt; Zij die door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp hebben verleend dat de misdaad of het wanbedrijf zonder hun bijstand niet had kunnen worden gepleegd. Het beginsel van het persoonsgebonden karakter van de straf dat als algemeen rechtsbeginsel ook van toepassing is op de bestuurlijke geldboeten, impliceert dat enkel diegene tot wie het gebod of verbod zich richt, als overtreder kan beschouwd worden. Artikel 16.4.25, eerste lid DABM moet in dit licht gelezen en toegepast worden. De verzoekende partij is een natuurlijke persoon en tevens zaakvoerder van de bvba Huysmanager. Wanneer de verzoekende partij optreedt in haar hoedanigheid van zaakvoerder dan treedt zij op namens de bvba. De verzoekende partij is als natuurlijke persoon te onderscheiden van de bvba waarvan zij zaakvoerder is. 7

Artikel 81 Bosdecreet stelt dat het niet naleven van de voorwaarden van een kapmachtiging verboden is. Artikel 90bis Bosdecreet zoals dat gold ten tijde van de vaststellingen bepaalt dat ontbossing verboden is tenzij men een stedenbouwkundige vergunning bekomt in toepassing van de wetgeving op de ruimtelijke ordening en in de in de bepaling vermelde gevallen. In de bestreden beslissing oordeelt de verwerende partij dat het milieumisdrijf vaststaat in hoofde van de verzoekende partij en overweegt: Vermoedelijke overtreder is, als eigenaar van het perceel en opdrachtgever van de werken, verantwoordelijk voor het naleven van de voorwaarden van de kapmachtiging. De kapmachtiging stond eveneens op naam van vermoedelijke overtreder. Door de tuinaannemer werd een offerte opgesteld die ondertekend werd door vermoedelijke overtreder en waarop duidelijk te zien is dat de als bos te behouden oppervlakte zou aangeplant worden met cultuurplanten. Vermoedelijke overtreder was aldus op de hoogte dat het bos zou vertuinen. Het College stelt samen met de verzoekende partij vast dat die overwegingen niet stroken met de feitelijke gegevens van het administratief dossier. Daaruit blijkt immers dat de kapmachtiging werd aangevraagd door het tuinaannemingsbedrijf gcv ARSIS, in naam van de bvba HUYSMANAGER. De kapmachtiging van 1 januari 2012 vermeldt uitdrukkelijk de bvba HUYSMANAGER als bosbeheerder, en het de bvba is die, vertegenwoordigd door de verzoekende partij, die opdracht heeft gegeven tot uitvoering van de werken. De verzoekende partij toont verder aan dat niet zijzelf, maar de bvba HUYSMANAGER eigenaar is van het betrokken perceel. De verwerende partij kon tegen die gegevens bijgevolg niet zonder meer de verzoekende partij als overtreder aanduiden en de vastgestelde milieumisdrijven aan haar toerekenen. De argumentatie van de verwerende partij dat aangezien de bvba HUYSMANAGER een eenmanszaak is, de verzoekende partij bijgevolg persoonlijk de initiatiefnemer is van de uitgevoerde werken is niet ernstig. Door een overeenkomst te sluiten voor de uitgevoerde tuinaanleg- en kapwerken trad de verzoekende partij niet in eigen persoon op, maar als zaakvoerder van de bvba. De verwerende partij toont niet aan dat de verzoekende partij op enige wijze haar bevoegdheid als zaakvoerder zou zijn te buiten getreden. Door de verzoekende partij op basis van haar hoedanigheid als eigenaar en opdrachtgever als overtreder aan te duiden in de zin van artikel 16.4.25 DABM steunt de bestreden beslissing niet op rechtens en feitelijk aanvaardbare motieven. De post factum motivering die de verwerende partij in haar antwoordnota geeft, nog los van de vraag naar de juistheid daarvan, kan dat motiveringsgebrek niet verhelpen. Evenmin getuigt de bestreden beslissing op dat punt van een zorgvuldig handelende overheid nu reeds uit de stukken waarover de verwerende partij zelf beschikte duidelijk blijkt dat niet de verzoekende partij in eigen persoon, maar wel de bvba houder was van de kapmachtiging en ook opdrachtgever was van de uitgevoerde werken. De verwerende partij toont in de bestreden beslissing niet aan noch maakt zij aannemelijk in welke mate de verzoekende partij als natuurlijke persoon als overtreder in de zin van artikel 16.4.25, eerste lid DABM kan beschouwd worden. Het middel is gegrond. 8

B. Overig middel Het overige middel wordt niet verder onderzocht nu dat niet tot een ruimere vernietiging kan leiden. BESLISSING VAN HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het College vernietigt de beslissing van de gewestelijke entiteit van 7 maart 2017, met nummer 15-AMMC-1182-M. 2. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 20 februari 2018 door de eerste kamer. De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Chana GIELEN Marc VAN ASCH 9