een oude dame en een nette heer. jullie zitten van de zon te genieten en voeren de eendjes. op een parkbankje aan de vijver. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een zakelijke directeur en een zwetende jogger. jullie staan te schuilen voor de regen. onder een afdakje in het park. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een beveiligingsmedewerker en een slechthorende oma. de oude oma is kunst aan het bekijken. in een museum. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een ongeduldige toerist en een kassamedewerker. de toerist wilt iets hebben. in een supermarkt. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed.
een kapper en een deftige klant. de klant wordt geknipt. in een kapsalon. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. twee giebelende hartsvriendinnen. jullie bekijken een enge film. in een volle bioscoopzaal. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. Een bekakte meneer en mevrouw. jullie belanden per ongeluk in de achtbaan. in een pretpark. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. Een zangeres en een vrolijke presentator. de zangeres gaat optreden. in een bejaardentehuis. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed.
Een rustige man en een hysterische vrouw. jullie hebben een auto ongeluk gehad. op de snelweg. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een oude dame en een monteur. de tv van de oude dame is stuk gegaan. thuis bij de oude dame. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. moeder en dochter de dochter is uitgenodigd voor een modelwedstrijd. thuis Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een oude, vervelende man en een verpleegster. de man laat de verpleegster voor het minste geringste komen. in een ziekenhuis. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed.
een opdringende verkoper en een geduldige meneer. de verkoper vraagt of de meneer lid wilt worden van een natuurorganisatie. bij de voordeur. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een stoere jongen en een ongeduldige mevrouw. de jongen heeft pech met zijn scooter en vraagt of hij even mag bellen naar huis. bij de voordeur. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een verlegen meisje en een meneer. het meisje is de weg kwijt. op straat. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een ongeduldige behanger en een mevrouw. de behanger komt de kamer behangen. thuis bij de mevrouw. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed.
een pizzaverkoper en een meisje. de bezorger komt een pizza bezorgen. bij de voordeur. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een verliefd stelletje de jongen vraagt of het meisje met hem wilt trouwen. op het strand. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een fietser en een jogger. de fietser fietst tegen de jogger aan. op straat. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een meneer en mevrouw in de rij bij de kassa. de meneer dringt voor. in de supermarkt. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed.
een ondeugend kind en een moeder. het kind heeft stiekem lopen snoepen, maar ze gaan zo eten. aan tafel. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een meneer die de hond uitlaat en een jongen. de meneer laat de hond op de stoep poepen en ruimt het niet op. op straat. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een deftige dame en een schilder die het raamkozijn schildert. er valt een pot verf naar beneden. op straat. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een zwerver en een stoere jongen. de zwerver vindt een briefje van 50 euro in de prullenbak. in het winkelcentrum. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed.
een klein meisje en een stoere jongen. het meisje is haar moeder kwijt. in de speeltuin. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. twee voetballers. een van de voetballers heeft een eigen doelpunt gemaakt. op het voetbalveld Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. een lastige jarige en een meisje. de jarige krijgt een kado van het meisje. op een verjaardag. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed.
Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed. Verdeel de rollen. Bedenk een conflict. Verzin hoe de situatie afloopt. Oefen het toneelstukje goed.