Wat weten we over oudere Rijksambtenaren

Vergelijkbare documenten
Trendrapportage PoMo. Opgesteld door: ICTU - Project InternetSpiegel Catharina Kolar, Jurgen Visser en Lucien Vermeer Mei 2017

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Behoeften van rijksambtenaren met betrekking tot personeelsbeleid

Behoeften van rijksambtenaren met betrekking tot personeelsbeleid Wat weten we uit onderzoek

Hoe je zorgt voor veranderbereidheid bij medewerkers

Management samenvatting

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk

Succesvol reorganiseren: hoe u zorgt voor veranderbereidheid bij medewerkers

Hoe mobiliteit uw organisatie wendbaar maakt

Hoe mobiliteit jouw organisatie wendbaar maakt. Bouwstenen voor effectief mobiliteitsbeleid

WERKEN AAN INZETBAARHEID

Analyserapport Leren & Ontwikkelen

Onderzoek naar Leren en Ontwikkelen binnen het Rijk

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Rapportage. Juni Auteur: Marieke van Essen /MvE/eb

Talent draagt in grote mate bij aan loopbaan

Gebruik mobiliteitsinstrumenten

Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten. Tweede meting werkgevers en werknemers

Mobiliteit en inzetbaarheid: noodzakelijk maar nog niet vanzelfsprekend. Lucien Vermeer en Jurgen Visser

Employability bij de Rijksoverheid. Een studie naar factoren die van invloed zijn op werkbeleving van Rijksmedewerkers.

MOBILITEIT IN HET PRIMAIR ONDERWIJS

Vergrijzing en duurzame inzetbaarheid in het onderwijs

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

WENDBAAR ZIJN, WENDBAAR BLIJVEN

Onderzoek voor evaluatie Functiegebouw Rijk - Doelgroepen medewerkers en leidinggevenden

Vertrekredenen jonge docenten in het vo

Vrije keuze van zorgaanbieders van belang bij het kiezen van een polis Margreet Reitsma-van Rooijen, Anne E.M. Brabers en Judith D.

Eindrapport. Ontwikkeling, employability en mobiliteit Secundaire analyse POMO 2010 gemeentepersoneel

Veilig, gezond & vitaal werken. Rapport Tevredenheid met werken in het VO Analyse van tevredenheidsaspecten. onderwijs

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2017 kwartaal 1 Persoonlijke ontwikkeling en loopbaanontwikkeling. Randstad Nederland

Een doorkijk in het personeelsbestand van het Rijk Wat vertellen de cijfers?

Allochtonen op de arbeidsmarkt

LEREN EN ONTWIKKELEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Verkenning naar de professionele ontwikkeling van het personeel in het primair onderwijs

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 3 Discrepantie opleiding en functie, vooruitzichten baan en opleiding. Randstad Nederland

Effectief leren en ontwikkelen in het openbaar bestuur. Deborah van den Berg, Marleen Kools en Jo Scheeren

Bekendheid Norm Gezond Bewegen

FACTSHEET CONTINU ONDERZOEK ROOKGEWOONTEN 2013

MTO Provincie Noord Brabant Provincie NB monitor 2005

OOP ers in het vo. Arbeidsmarktpositie, scholingsmogelijkheden en werktevredenheid van

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS

Formele gesprekken in het onderwijs

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Onderzoeksrapportage WENB

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2017 kwartaal 3 Competenties, vaardigheden, bijscholing, ambities en nieuwe baan. Randstad Nederland

Verzekerden bezuinigen op hun zorgverzekering, het aantal overstappers neemt nog steeds toe. Margreet Reitsma-van Rooijen en Anne Brabers

MTO Gemeente Dantumadeel Dantumadeel Medewerkerstevredenheidsonderzoek Dantumadeel 06

DUURZAAM INZETBAAR EN MOBIEL. Secundaire analyse POMO 2012 voor het primair onderwijs. maart 2013

BOEIEN EN BINDEN VAN TALENT. Roel Nieuwenkamp, Ien Dales Leerstoel Dick Hagoort, BZK 13 oktober 2011

Personeel op peil. Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers

Gemeente Dantumadeel Hoofdrapport

Feiten en cijfers Werken in de publieke sector

Marketeer. vangt bot bij HR MARKETING WERK EN SALARIS ONDERZOEK 2015

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

MOBILITEIT IN HET HBO

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Pensioenaanspraken in beeld

Rapport Mobiliteit in het voortgezet onderwijs Analyse van de instroom, uitstroom en interne mobiliteit in het voortgezet onderwijs

Notitie Aan. Doel en opzet. Totaalbeeld. Jan Kees Boon. Sectorcommissie Boomkwekerijproducten. Agendapunt 10, vergadering d.d.

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2014 kwartaal 4 Economische vooruitzichten, loopbaanbegeleiding en generatie Z. Randstad Nederland

Belg wil stoppen met werken op 62 jaar

Rapport Randstad Werkmonitor Q

De competentieportfolio van de Vlaamse zelfstandige ondernemer: maatstaf voor de duurzaamheid van de ondernemersloopbaan

Thematische studie Duurzame inzetbaarheid in de publieke sector. Resultaten van de secundaire analyse op POMO 2010

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Belangrijkste resultaten van de. Nationale Enquête

Samenvatting Medewerkersonderzoek Hogeschool der Kunsten Hogeschool der Kunsten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ouders op de arbeidsmarkt

Rapport. Tevredenheid met. werken in het VO. Analyse van tevredenheidsaspecten. Veilig, gezond & vitaal werken. onderwijs

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie

50 plussers op de arbeidsmarkt

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Ondanks de in 2014 massaal geuite ambitie en wens tot verandering van werkgever is maar een klein deel in 2015 overgestapt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

update arbeidsmarktmonitor

Resultaten uit het onderzoek naar de opleidingsbehoefte van wethouders

Verzekerdenmobiliteit en Keuzegedrag 2009

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst.

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 2 Houding ten aanzien van jonge en oudere werkenden, competenties en tijdelijk werk

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Hoge verwachtingen over pas gediplomeerden. Utrecht: NIVEL, 2010

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Resultaat- en ontwikkelgesprekken op universiteiten. Rapportage flitspanelbestand

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Wat draagt bij aan een gelukkig pensioen? Een vergelijking tussen Nederland, België, Denemarken en Zweden

Life event: Een nieuwe baan

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Ontwikkelingen in het personeelsbestand van hogescholen

Transcriptie:

Wat weten we over oudere Rijksambtenaren Opgesteld door: ICTU - Project InternetSpiegel Lea Mazor, Jurgen Visser, Catharina Kolar December 2018 In opdracht van: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directie Ambtenaar en Organisatie Ad van der Staaij en Susanne van der Maarl

INHOUDSOPGAVE INTRODUCTIE... 3 WERKPLEZIER... 4 MOBILITEIT EN INZETBAARHEID... 6 ARBEIDSMARKTGEDRAG... 9 LEREN EN ONTWIKKELEN... 11 LEEFTIJDSSAMENSTELLING IN TEAMS... 17 BIJLAGE 1: BRONNEN... 19 2

Introductie Het personeelsbestand bij de Rijksoverheid is aan het vergrijzen: was in 2004 nog 25% van de medewerkers tussen de 50 en 60 jaar, in 2016 was dat 34%. Ook het aandeel 60-plussers neemt toe, van 2% in 2004 naar 13% in 2016 (bron: P-direkt). Dit is onder andere te verklaren door een algehele vergrijzing van de (beroeps)bevolking in Nederland en door het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd, waardoor mensen langer moeten doorwerken. Belangrijk vraagstuk is wat dit betekent: zijn medewerkers voldoende in staat om inzetbaar te blijven om daadwerkelijk langer te kunnen doorwerken? En lukt het om productief en met plezier te blijven werken? Uiteindelijk is de vraag voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) of er specifiek beleid zou moeten worden gemaakt dat hieraan bijdraagt en waar dat beleid dan op gericht zou moeten zijn. Tegen deze achtergrond heeft BZK aan InternetSpiegel gevraagd om een overzicht te geven wat bekend is over oudere medewerkers uit bestaande onderzoeken die zijn uitgevoerd door InternetSpiegel (waaronder PoMo en ad-hoc onderzoeken). Hoewel we geen strikte definitie gebruiken van wat een oudere medewerker is, kijken we hierbij vooral naar medewerkers van 55 jaar of ouder. Op een aantal plekken maken we bovendien een nader onderscheid naar 60-plussers. In deze rapportage geven we inzicht in beschikbare informatie over verschillen en overeenkomsten tussen oudere en jongere medewerkers. De volgende thema s komen aan de orde: - Werkplezier - Mobiliteit - Inzetbaarheid en arbeidsmarktgedrag - Leren en ontwikkelen - Teamsamenstelling 3

Werkplezier Baan- en organisatietevredenheid Het eerste onderwerp waar we naar kijken, is het werkplezier van medewerkers bij de Rijksoverheid. Dit gaat over de tevredenheid met de baan en de tevredenheid met de organisatie. Dan blijkt dat de tevredenheid van 55-plussers en 60-plussers over hun baan licht hoger is, dan die van jongere leeftijdsgroepen. Tevredenheid over de organisatie is bij medewerkers vanaf 45 jaar licht lager dan bij de jongere groepen (bron: PoMo 2016, sector Rijk). Figuur 1: tevredenheid baan en organisatie, sector Rijk Tevredenheidsaspecten Kijken we naar deelaspecten van tevredenheid, dan zien we dat de tevredenheid over inhoud werk en over de mate van zelfstandigheid voor alle leeftijdsgroepen vrijwel gelijk is. De tevredenheid over de hoeveelheid werk is zowel bij 55-plussers als bij 60-plussers licht hoger dan bij jongere medewerkers. De resultaatgerichtheid wordt door alleen 60-plussers beter gewaardeerd. Tevredenheid over beloning is bij 55- plussers eveneens hoger dan bij jongere leeftijdsgroepen en bij 60-plussers nog iets hoger. Opvallend is dat 55-plussers en 60-plussers minstens zo tevreden zijn over de loopbaanontwikkelingsmogelijkheden als de jongere leeftijdsgroepen. Een verklaring kan zijn dat oudere medewerkers vinden dat loopbaanmogelijkheden er in even grote mate zijn voor hen als voor jongere medewerkers. Een andere mogelijke verklaring is dat oudere medewerkers minder verwachtingen hebben van, dan wel 4

behoeften hebben aan loopbaanontwikkelingsmogelijkheden (bron: PoMo 2016, sector Rijk). Figuur 2: tevredenheid deelaspecten, sector Rijk Op PoMo data van 2012 hebben we nadere analyses gedaan voor de module Loopbaanontwikkelingsmogelijkheden. Daarbij hebben we onderscheid gemaakt in stellingen die gaan over verticale loopbaanmogelijkheden (eenvoudig gezegd: de carrièreladder) en stellingen die gaan over ontwikkel- en ontplooiingsmogelijkheden. Daaruit blijkt dat in de leeftijdsgroepen na 35 jaar de ervaren carrièremogelijkheden afnemen, terwijl de ervaren ontplooiingsmogelijkheden gelijk blijven. Kennelijk speelt leeftijd een grotere rol bij de beoordeling van verticale carrièreperspectieven dan bij de beoordeling van ontwikkel- en ontplooiingsmogelijkheden (bron: Employability bij de Rijksoverheid, secundaire analyses uitgevoerd in opdracht van AenO fonds Rijk en BZK, 2013). 5

Figuur 3: loopbaanontwikkelingsmogelijkheden, sector Rijk Mobiliteit en inzetbaarheid Hoe geneigd zijn oudere medewerkers om van functie of werkgever te wisselen? Op basis van de publicatie Werken is Bewegen: arbeidsmobiliteit in het openbaar bestuur van InternetSpiegel kunnen we hierover vanuit een aantal perspectieven iets zeggen. Vrijwillige externe mobiliteit Vrijwillige externe mobiliteit definiëren we als het op eigen initiatief wisselen van werkgever 1. Voor het Rijk bedraagt de vrijwillige externe mobiliteit in 2015 1,8%. Deze groep bestaat voornamelijk uit medewerkers tot 45 jaar, die minder dan 10 jaar bij hun werkgever werkzaam zijn en vaker universitair opgeleid zijn. Voor het gehele openbaar bestuur geldt dat de vrijwillige externe mobiliteit onder 55-plussers slechts 1% bedraagt. Vrijwillige interne mobiliteit Vrijwillige interne mobiliteit definiëren we als het op eigen initiatief wisselen van positie binnen de werkgever. De totale vrijwillige mobiliteit binnen de sector Rijk bedraagt in 2015 8,7%. Ook hier zien we dat dit percentage voor 55-plussers in het hele openbaar bestuur lager ligt (3,8%). Zoekgedrag Het zoekgedrag van Rijksmedewerkers naar een andere baan vertoont een duidelijk verband met leeftijd. Met name vanaf de leeftijdscategorie van 45 jaar neemt het zoekgedrag af. Zo blijkt dat van de rijksmedewerkers die onder de 35 zijn, 44% op zoek 1 In dit onderzoek gaan we uit van de werkgever volgens de orgaancode van het ABP. Een ministerie is hierin bijvoorbeeld een werkgever. Dat betekent dat als een medewerker van het ene naar het andere ministerie overstapt, we dit in dit geval beschouwen als externe mobiliteit. 6

is naar een andere functie. Bij medewerkers tussen 35-44 jaar is dit 40%, bij de leeftijdsgroep 45-54 jaar 29% en bij 55-plussers 13%. Figuur 4: zoekgedrag, sector Rijk (percentages) Vastzitters Vastzitters hebben we gedefinieerd als medewerkers die relatief weinig werkplezier ervaren en niet op zoek zijn naar een andere functie. Het percentage vastzitters in de sector Rijk bedraagt in 2015 10,1%. In deze groep zijn 55-plussers oververtegenwoordigd. Voor het gehele openbaar bestuur geldt dat in de leeftijdsgroep 55-plus 13,7% van de medewerkers als vastzitter kan worden bestempeld. Tevens betreft het meer dan gemiddeld medewerkers die lang werkzaam zijn bij hun huidige werkgever (30 jaar of langer) en lang in hun huidige functie werken (20 jaar of langer). Ze zijn minder vaak universitair opgeleid en zitten vaak aan het eind van hun loonschaal. Interne en externe inzetbaarheid Onder inzetbaarheid verstaan we het vermogen van medewerkers om huidig werk te behouden of nieuw werk te verwerven. Daarbij maken we onderscheid in interne inzetbaarheid (binnen de huidige werkgever) en externe inzetbaarheid (buiten de huidige werkgever). Deze begrippen zijn geoperationaliseerd op basis van Rothwell&Arnold en gemeten via PoMO 2016. Het betreft hierbij dus de op basis van enkele stellingen zelf ingeschatte mate van inzetbaarheid. De interne en externe inzetbaarheid laten een verschillend verband zien met leeftijd. Bij de groep onder 35 jaar ligt de zelf ingeschatte interne en externe inzetbaarheid ongeveer op hetzelfde niveau. De interne inzetbaarheid is bij oudere leeftijdsgroepen slechts een fractie lager en is vanaf 45 jaar zelfs stabiel. De externe inzetbaarheid daalt echter, vooral vanaf 45 jaar. Na 55 jaar blijft het dan weer stabiel: 60-plussers schatten 7

hun externe inzetbaarheid vrijwel hetzelfde in als mensen tussen 55-60 jaar. Kortom: leeftijd lijkt nauwelijks een rol te spelen bij de inschatting van de mate van interne inzetbaarheid. Het speelt wel een rol bij de inschatting van de mate van externe inzetbaarheid. Figuur 5: interne inzetbaarheid versus leeftijd op 5 puntsschaal, sector Rijk Verschillende inzetbaarheidsgroepen In 2014/2015 heeft InternetSpiegel onderzoek gedaan in het Flitspanel onder medewerkers binnen het openbaar bestuur in samenwerking met Sixtat/Dirk Sikkel. Met dit onderzoek heeft InternetSpiegel gekeken welke verschillende typen medewerkers op basis van persoonlijkheid en werkwaarden zijn te onderscheiden, in relatie tot de mate waarin zij werken aan hun eigen inzetbaarheid. Het onderzoek laat zien dat drie type medewerkers zijn te onderscheiden, die elk op een andere manier met hun toekomstige inzetbaarheid omgaan. We noemen deze typen: de carrièremaker, de bevlogen ambtenaar en de afwachter. De carrièremaker is het meest intern en extern inzetbaar, en heeft eigenschappen en werkwaarden die bevorderend zijn voor het werken aan inzetbaarheid. De bevlogen ambtenaar is vooral intern inzetbaar (en minder extern) en heeft eigenschappen en werkwaarden die ervoor zorgen dat hij/zij zijn interne inzetbaarheid op peil houdt. De afwachter is weinig intern en extern inzetbaar en heeft eigenschappen en werkwaarden die het werken aan inzetbaarheid afremmen. De drie typen verschillen beperkt in leeftijd. Voor het gehele openbaar bestuur geldt dat de carrièremaker gemiddeld iets jonger is dan de andere twee groepen (ruim 48 jaar versus ruim 52 jaar). Dit betekent nog steeds dat in elk segment een substantieel aantal oudere en jongere medewerkers zijn te vinden. Hieruit leiden we af dat, hoewel mensen op hogere leeftijd hun inzetbaarheid anders inschatten dan op lagere leeftijd, 8

de leeftijdsverschillen er veel minder toe doen als het gaat om de mate waarin mensen zelf werk maken van hun inzetbaarheid. Persoonlijkheid en werkwaarden zijn daarbij minstens zo belangrijk. Dat mensen hun externe inzetbaarheid zoals we eerder hebben gezien op hogere leeftijd toch lager inschatten, zou kunnen komen door een perceptie van verminderde arbeidsmarktkansen waarbij hun leeftijd mogelijk in het nadeel is. De genoemde inzetbaarheidsgroepen komen bij alle leeftijden voor. Er zijn dus zowel jonge als oude carrièremakers, en zowel jonge als oude afwachters en bevlogen ambtenaren. Als we kijken naar een onderverdeling in leeftijd binnen de verschillende groepen, dan valt op dat oudere carrièremakers net zo veel op zoek zijn naar een andere functie binnen hun huidige werkgever dan jongere carrièremakers. Zo zegt 25% van de carrièremakers van 55-plus dat zij op zoek zijn naar een andere functie binnen hun werkgever, 23% van de 35-55 jarige carrièremakers en 19% van de carrièremakers onder 35 jaar. Maar als we kijken naar het aandeel dat in een jaar is gewisseld van functie binnen de huidige werkgever, dan is dat percentage onder oudere carrièremakers veel lager: 10% van de carrièremakers van 55-plus, tegen 21% van carrièremakers tussen 35-55 en 12% van de carrièremakers onder de 35. Hoewel carrièremakers ongeacht hun leeftijd dus wel op zijn naar een baan, komen leeftijdsverschillen wel tot uitdrukking in de daadwerkelijke mobiliteit. Arbeidsmarktgedrag Onder arbeidsmarktgedrag verstaan we loopbaanactiviteiten die medewerkers ondernemen om hun positie op de arbeidsmarkt te versterken. Dit kan bijdragen aan de inzetbaarheid van medewerkers. We zien dat de meerderheid van de medewerkers zegt dat zij verantwoordelijkheid nemen voor het behouden van hun waarde op de arbeidsmarkt. Dit neemt wel af naar leeftijd: bij 50-plussers zegt 70% dit en bij 60-plussers ruim 60%. Bij mensen onder 35 jaar zegt ruim 80% dat zij verantwoordelijkheid nemen voor het behouden van hun waarde op de arbeidsmarkt. Veel minder mensen vertonen concreet loopbaangedrag en ook dat daalt geleidelijk van jonger naar ouder. Zo zegt ruim 60% van mensen onder 35 jaar dat zij zich oriënteren op de arbeidsmarkt, terwijl dit bij 55-plussers onder de 30% ligt. 9

Figuur 6: arbeidsmarktgedrag, sector Rijk 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 25 tot 30 tot 35 tot 40 tot 45 tot 50 tot 55 tot 60 tot 30 jaar 35 jaar 40 jaar 45 jaar 50 jaar 55 jaar 60 jaar 65 jaar Ik neem verantwoordelijkheid voor het behouden van mijn waarde op de arbeidsmarkt Ik oriënteer me op de arbeidsmarkt Ik plan vervolgstappen in mijn loopbaan Ik verander mijn werkzaamheden bewust zodat ik mijn loopbaan positief beïnvloed Als we kijken naar concrete loopbaanactiviteiten, dan zien we hetzelfde patroon: naarmate mensen ouder zijn, voeren zij minder loopbaanactiviteiten uit. Met name boven 60 jaar is het aantal mensen dat naar vacatures kijkt, hun cv actualiseert of bijvoorbeeld loopbaangesprekken voert aanzienlijk kleiner dan in de leeftijdsgroepen daaronder. Zij noemen wel vaker dan de andere groepen dat zij andere loopbaanactiviteiten ondernemen. Welke dat zijn is onbekend. 10

Figuur 7: loopbaanactiviteiten, sector Rijk Leren en ontwikkelen Leren en ontwikkelen zorgt er enerzijds voor dat mensen bij blijven en hun huidige werk goed kunnen uitvoeren. Anderzijds kan leren en ontwikkelen ook toekomstgericht zijn: het verwerven van kennis en competenties die in de toekomst relevant zijn om werk te behouden of nieuw werk te verkrijgen. We kijken daarom naar de mate waarin medewerkers een training/of opleiding volgen, wat voor soort training/opleiding dat is, welke opleidingsbereidheid en -behoeften zijn hebben, en of er een verband bestaat tussen training/opleiding en inzetbaarheid. Volgen van een training/opleiding Het volgen van een training of opleiding bij medewerkers komt bij medewerkers onder 35 jaar het vaakst voor (circa tweederde). Medewerkers van 55 jaar of ouder volgen het minst vaak een training of opleiding (ongeveer de helft van deze groep). In vergelijking met 2014 is in 2016 bij alle leeftijdsgroepen vanaf 35 jaar en ouder, het percentage dat een training of opleiding heeft gevolgd gedaald. In de categorie 45-54 jaar is het percentage evenwel het meest gedaald (van 63% naar 58%). Alleen bij de groep onder 35 jaar is het aandeel dat een training of opleiding heeft gevolgd in de afgelopen jaren vrijwel stabiel gebleven. 11

Figuur 8: ontwikkeling percentage medewerkers dat een training of opleiding heeft gevolgd, per leeftijdscategorie, sector Rijk 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 62% 58% 54% 45% 67% 67% 69% 68% 67% 63% 64% 63% 60% 61% 59% 58% 51% 51% 49% 49% 34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 30% 55 jaar 20% 10% 0% 2008 2010 2012 2014 2016 Van de 55-plussers die geen opleiding hebben gevolgd, zegt slechts 20% dat zij hier wel behoefte aan hadden. Bij de jongere groepen is die behoefte groter (25-34 jaar 48%, 35-44 jaar 41%, 45-54 jaar 38%). Het volgen van een opleiding verschilt ook per opleidingsniveau. Binnen de groep 55- plussers heeft 57% van de hoger opgeleiden (HBO/WO) een training gevolgd, tegenover 47% in het secundair onderwijs fase 2 (HAVO/VWO/MBO) en 35% in het secundair onderwijs fase 1 (LBO, MAVO). Ook de behoefte aan een opleiding onder degenen die geen opleiding hebben gevolgd, is beduidend minder onder lager opgeleiden (HBO/WO: 25%, secundair fase 2: 19%, secundair fase 1: 12%). Soort training De meeste mensen die een training hebben gevolgd, volgen een vakinhoudelijke training (43%). Slechts eenvijfde van de medewerkers heeft een opleiding gericht op vaardigheden gevolgd (21%). Organisatiespecifieke opleidingen of een algemene opleiding zijn slechts door een klein deel gevolgd (4% respectievelijk 2%). Onder 55- plussers zijn de laatstgenoemde opleidingen helemaal niet populair en is dat percentage nog lager. Vooral bij de inspecties komen vakinhoudelijke opleidingen voor, ook bij de oudste leeftijdsgroep van de inspecties. Verder valt op in onderstaande grafiek dat binnen kerndepartementen, de leeftijdsgroep 55+ minder vaak een opleiding gericht op vaardigheden heeft gevolgd dan hun jongere collega s. 12

Figuur 9: percentage medewerkers dat een bepaald type training heeft gevolgd, uitgesplitst per werksoort binnen sector Rijk Relatie training en inzetbaarheid De beleefde interne inzetbaarheid vertoont een relatie met wel of niet een training volgen, voor alle leeftijdscategorieën (zie onderstaande figuur). Daarbij dient beseft te worden dat de causaliteit niet is vast te stellen: het kan zijn dat mensen die zich inzetbaarder voelen eerder een training of opleiding volgen of dat de training/opleiding leidt tot een hogere inzetbaarheid. De beleefde externe inzetbaarheid vertoont eveneens een relatie met wel of niet een training volgen. Daarbij is het verband het sterkste bij jongere medewerkers. Figuur 10: gemiddelde score beleefde interne inzetbaarheid naar wel of niet een training/opleiding gevolgd, sector Rijk 13

Figuur 11: gemiddelde score beleefde externe inzetbaarheid naar wel of niet een training/opleiding gevolgd, sector Rijk Kijken we naar het soort training/opleiding dat is gevolgd, dan vertoont de beleefde interne inzetbaarheid een licht verband met opleidingen gericht op vaardigheden, maar de verschillen zijn klein. De beleefde externe inzetbaarheid vertoont een verband met een algemene opleiding die leidt tot een formeel diploma. 14

Figuur 12: gemiddelde score inzetbaarheid naar wel of niet een training/opleiding gevolgd, sector Rijk Dezelfde analyse hebben we gedaan per leeftijdscategorie. Dan blijkt dat met name bij de jongere groep medewerkers opleidingen gericht op vaardigheden samenhangen met de beleefde interne inzetbaarheid, bij de oudere leeftijdscategorieën minder. Ook een algemene opleiding vertoont vooral bij mensen onder 35 jaar een relatie met interne inzetbaarheid, terwijl dat bij de ouderen groepen minder het geval is. Figuur 13: score interne inzetbaarheid naar wel of niet een training/opleiding gevolgd, sector Rijk 15

Bij de beleefde externe inzetbaarheid zien we juist bij de jongere doelgroepen weinig verband met het soort opleiding dat is gevolgd, terwijl bij de oudere groepen een algemene opleiding samenhangt met een groter ingeschatte externe inzetbaarheid. Figuur 14: score externe inzetbaarheid naar wel of niet een training/opleiding gevolgd, sector Rijk Opleidingsbereidheid en leer- en ontwikkelbehoeften In 2015 heeft InternetSpiegel in opdracht van BZK een survey uitgevoerd onder een steekproef van rijksambtenaren. Hiertoe is een aselecte steekproef per deelnemende rijksorganisatie getrokken. Doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de organisatie/infrastructuur en in de opbrengsten van leren en ontwikkelen. Er is hierbij een onderscheid gemaakt in drie typen leren en ontwikkelen, namelijk 1) gepland en georganiseerd leren, 2) coaching en intervisie, 3) leren in de dagelijkse uitvoering van het werk. Significante verschillen tussen leeftijdsgroepen zijn gevonden op de aspecten opleidingsbereidheid en leer- en ontwikkelbehoeften. De opleidingsbereidheid is vrij hoog (gemiddeld een 4,2 op een vijfpuntsschaal). Hoe ouder de ondervraagde hoe minder opleidingsbereid men gemiddeld is. Ditzelfde geldt voor het aantal jaren dienstverband en het aantal functiejaren. Hoe hoger het 16

opleidingsniveau van de ondervraagde hoe meer opleidingsbereid men gemiddeld genomen is. De top 3 behoeften ten aanzien van leren en ontwikkelen is: 1) tijd voor het volgen van een opleiding, training, cursus of workshop, 2) een duidelijk leer- en ontwikkelbeleid en 3) een vergoeding van de kosten voor de opleidingsactiviteit. De top 3 waar het minst behoefte aan is: 1) contact met trainers en medecursisten na afloop van de opleidingsactiviteit, 2) een terugkomdag en 3) leren op afstand (elearning). Dit patroon is hetzelfde voor de verschillende leeftijdscategorieën met uitzondering van de categorie 60 jaar en ouder. Zij hebben minder behoeften aan een vergoeding van de kosten, maar daarentegen meer behoefte aan leren als team. Ditzelfde patroon is zichtbaar naar aantal dienstjaren. Bij 26 jaar en langer in dienst hebben de ondervraagden gemiddeld genomen minder behoeften aan een vergoeding van de kosten, maar daarentegen meer behoefte aan leren als team. Leeftijdssamenstelling in teams In 2011 hebben we een aantal analyses laten doen door Dirk Sikkel naar leeftijdssamenstellingen in teams en de relatie met (elementen van) werkplezier en teamprestaties (bron: InternetSpiegel medewerkeronderzoeken). Heterogeniteit Uit de analyses valt te concluderen dat heterogeniteit naar leeftijd in het algemeen weinig verklaart: het maakt voor de tevredenheid van medewerkers niet uit, of er veel verschil in leeftijden zit binnen het team of juist weinig. Heterogeniteit naar leeftijd heeft alleen een licht positief effect op de beoordeling van de prestaties van het team. Naarmate leeftijdsverschillen in een team toenemen, beoordelen teamleden de teamprestaties dus licht hoger. Minderheden Maakt het uit of iemand tot een minderheid behoort in een team? We hebben iemand gedefinieerd als behorend tot een minderheid van jongeren als zijn leeftijd 15 jaar beneden de gemiddelde leeftijd in een afdeling ligt. Analoog behoort iemand tot een minderheid van ouderen als zijn leeftijd 15 jaar boven het afdelingsgemiddelde ligt. Vervolgens blijkt dat tot een leeftijd van 24 jaar de meerderheid tot een minderheid van jongeren behoort. Tussen 55 en 59 jaar behoren de meeste medewerkers nog niet tot de minderheid binnen een afdeling. Dit geldt wel voor de zestigplussers. Op de meeste tevredenheidsaspecten scoren degenen die niet tot een minderheid behoren het laagst. Degenen die wel tot een minderheid behoren score dus iets hoger. Vaak scoren de oude minderheden het hoogst (met uitzondering van de tevredenheid met de secundaire arbeidsvoorwaarden). Jonge minderheden zijn relatief optimistisch over de loopbaanmogelijkheden. Misschien zien zij hun oudere collega s als voorbeeld voor de kansen die er zijn. Al met al rijst uit de analyse het 17

beeld op dat het werkplezier wat groter is als men tot een minderheid behoort (jong dan wel oud). Leeftijd leidinggevende Uit de analyses blijkt dat de samenhang tussen de tevredenheid van medewerkers en de leeftijd van de leidinggevende zeer laag is. Dit geldt ook voor de wijze waarop mijn direct leidinggevende leiding geeft. Er is tevens onderzoek gedaan naar een verband tussen het leeftijdsverschil van medewerker-leidinggevende en de tevredenheid. Dit verband bleek zwak. Het lijkt dus niet uit te maken voor het werkplezier van medewerkers, of zij een leidinggevende hebben die veel jonger of ouder is dan henzelf, of een leidinggevende van ongeveer dezelfde leeftijd. Zo bezien (en kort door de bocht) is er dus wat voor te zeggen om een team met overwegend oudere medewerkers aan te vullen met jongere medewerkers, bijvoorbeeld als er nieuwe vacatures zijn. Maar andersom ook: een overwegend jong team lijkt, afgaande op deze resultaten, baat te hebben bij de toevoeging van wat oudere medewerkers. Dat jongere dan wel oudere medewerkers dan eventueel in de minderheid zijn, maakt niet uit of kan zelfs een licht voordeel hebben. Ook het leeftijdsverschil met de leidinggevende hoeft hierbij niet uit te maken. 18

Bijlage 1: Bronnen Kolar, C., Vermeer, L. (2017), Trendrapportage PoMo. Stichting ICTU i.o.v. het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directie Ambtenaar en Organisatie. Mazor, L., Vermeeren, B. (2015), Onderzoek naar Leren en Ontwikkelen binnen het Rijk. Stichting ICTU i.o.v. het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directie Organisatie- en Personeelsbeleid Rijk. Sikkel, D. (2011), Samenstelling afdelingen en medewerkerstevredenheid. Sixtat i.o.v. Stichting ICTU. Sikkel, D. (2014), Segmentatie inzetbaarheid rijksambtenaren. Sixtat i.o.v. Stichting ICTU. Vermeeren, B., Visser, J., Vermeer, L. (2013), Employability bij de Rijksoverheid. Stichting ICTU i.o.v. het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - Directie Organisatie- en Personeelsbeleid Rijk. 19