Samenvatting door I. 1003 woorden 21 januari 2013 5,6 5 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans HOOFDSTUK 10 : VERMOGENSMARKT Aan de vragers kant van de vermogensmarkt zijn er 3 vragers: Consumenten: zij besluiten om geld te lenen, als ze niet genoeg geld hebben. Overheid: om de kosten te financieren. à staatsleningen Ondernemingen: om hun nieuwe gebouwen te kunnen kopen. Zij geven leningen uit aan aandeelhouders, zodat ze geld ontvangen. Aan de aanbodkant van de vermogensmarkt zijn er 5 aanbieders: Institutionele beleggers: denk hierbij aan pensioenfondsen. Spaarders: met dit geld kunnen de banken de ondernemingen weer een lening geven. Maar spaarders kunnen dit geld ook in aandelen stoppen. Beleggingsfondsen: deze beleggen het geld van particulieren Ondernemingen: als ze een geldoverschot hebben, kunnen ze obligaties van andere ondernemingen kopen. Overheid: alleen de lagere overheden. Net als bij ondernemingen Vermogensmarkt: het geheel van vraag naar en aanbod van vermogen. Bij een vermogensmarkt maak je onderscheid tussen de volgende 2 zaken: Geldmarkt: kortstondig tijdelijk vermogend verhandeld. BV: rekening-courantkrediet, leverancierskrediet, afnemerskrediet. Kapitaalmarkt: permanentvermogen, langdurig duidelijk vermogen verhandeld. BV: openbare kapitaalmarkt en de onderhandse kapitaalmarkt. VOORBEELD ZIE SCHEMA S BLZ. 182 EN 183 https://www.scholieren.com/verslag/76248 Pagina 1 van 5
Effecten: waardepapieren die kunnen gekocht en verkocht. BV : aandelen, obligaties Als je een effect wil kopen / verkopen moet je provisie betalen. Een belegger kan 2 soorten orders geven: Limietorder: de belegger geeft aan de bank een max. koopprijs of een min. Verkoopprijs op. Market order: een order om te verkopen zonder een bepaald limiet. De uitgifte van aandelen gebeurd in het emissiehuis. Als een onderneming naar de beurs gaat met aandelen noem je dit ook wel de beursgang. Als je dit wilt ben je verplicht om een prospectus uit te geven (hierop staan alle belangrijke informatie van een onderneming). Wanneer mensen denken dat de resultaten van een onderneming positief zullen zijn, zullen ze eerder hun aandelen willen hebben. Zo kan je winst maken. HOOFDSTUK 12 : VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN Onderhandse lening: een lening op lange termijn die door één geldgever wordt verstrekt. Onderhandeling mogelijk over leningsvoorwaarden Geen emissiekosten bij uitgave van aandelen + obligaties Administratiekosten zijn lager dan bij de obligatielening Obligatie: een bewijs van deelneming in een geldlening Bestaat uit een mantel en een couponblad. Op de mantel staan alle officiële zaken van de onderneming. Het couponblad bestaat uit het coupon en het talon. Op het coupon staat wanneer hij de interest kan innen, wanneer hij dus het talon moet opsturen. Obligatielening: een lening op lange termijn die in kleine bedragen is opgesplitst. NADEEL t.o.v. onderhandse lening: er zijn emissie en administratiekosten. Een onderneming kan de obligatielening op 3 manieren aflossen: Aflossen in één keer aan het eind van de looptijd Aflossen in gedeelten door middel van loting Inkopen van de eigen obligaties Wanneer er obligaties worden uitgegeven, wordt er altijd een prospectus erbij uitgegeven, hier op staat de belangrijke info van de onderneming en wanneer de uitgifte plaats gaat vinden. https://www.scholieren.com/verslag/76248 Pagina 2 van 5
Staatsleningen maken nooit de beurskoers bekend. Dit gebeurd aan de hand van het tendersysteem. De koers wordt dan namelijk aan de hand van inschrijvingen vastgesteld. Overeenkomsten tussen obligaties en aandelen: Aandelen en obligaties zijn allebei lang vreemd vermogen Voor de belegger zijn beide alternatieve beleggingspapieren Je kunt ze beide via de effectenbeurs kopen / verkopen Verschillen tussen obligaties en aandelen: ZIE SCHEMA OP BLADZIJDE 217. Obligaties kunnen op 3 manieren geplaatst worden: A pari à tegen de nominale waarde Boven pari à boven de nominale waarde Onder pari à onder nominale waarde Hypothecaire lening: een geldlening op onderpand van een onroerende zaak. Kent 3 vormen: Lineaire hypotheek Spaarhypotheek Annuïteitenhypotheek Lineaire hypotheek: elke periode een gelijk bedrag aflossing betalen. Je mag de interest kosten van de belasting aftrekken. Het ligt er dan aan in welke schijf je terecht komt, hoeveel voordeel je hebt. Een lineaire hypotheek heeft 2 voordelen: Interestkosten worden snel lager Schuld wordt steeds kleiner Een lineaire hypotheek heeft 2 nadelen: Belastingvoordeel neemt snel af Het eerste jaar zijn de kosten het hoogst, terwijl je dan qua salaris het hoogste niveau vaak nog niet hebt bereikt. VOORBEELD ZIE BLAZIJDES 219 T/M 223 PARAGRAAF 5 https://www.scholieren.com/verslag/76248 Pagina 3 van 5
Spaarhypotheek: gedurende looptijd los je niet af. Je betaalt maandelijks een spaarpremie. Elk jaar maximale interestaftrek over de interest van het spaarbedrag hoef je onder bepaalde voorwaarden geen belasting te betalen maandlasten blijven elk jaar even hoog Nadelen: interestlasten zijn hoog percentage interest dat je over je spaarbedrag vergoed krijgt, is vaak lager dan het percentage dat je zelf moet betalen. VOORBEELD ZIE BLADZIJDE 225 PARAGRAAF 6 Annuïteitenhypotheek: heeft elke periode een (gelijkblijvend) bedrag aan interest en aflossing samen (annuïteit). De lener betaald altijd hetzelfde bedrag. Interest neemt af à belasting voordeel kleiner. In het begin groot belasting voordeel Lasten per maand zijn in het eerste jaar lager Nadelen: Steeds kleiner belastingvoordeel Lasten per maand zijn aan het eind hoog VOORBEELD ZIE BLADZIJDES 226 EN 227 HOOFDSTUK 13 : VREEMD VERMOGEN OP KORTE TERMIJN Leverancierskrediet: het krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer. Leverancierskrediet kent 2 vormen: Consumptief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleent aan een consument. Dit doet hij bijvoorbeeld voor klantenbinding, de kosten voor een leverancier zijn lager dan voor een bank. Postorder bedrijven leveren ook vaak een consumptief leverancierskrediet uit, dit heeft wel 2 nadelen: andere behoeften, de consument weet niet of hij het later nog wel kan betalen. Productief leverancierskrediet: krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf. Dit doen ze om 2 redenen: kosten zijn lager, risico voor een leverancier is kleiner dan voor een bank. https://www.scholieren.com/verslag/76248 Pagina 4 van 5
ZIE VOORBEELD SCHEMA OP BLZ. 229 EN BEREKENING KOSTEN 231 Afnemerskrediet: het krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier. Afnemerskrediet vindt je vooral bij de volgende bedrijven: 1. 2. 3. dienstverlenende bedrijven de uitvoering van speciale order opkopende handel Rekening-courantkrediet: een rekening die gebruikt wordt voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten. Bij deze rekening maken ze gebruik van een kredietplafond. Kredietplafond: je kan tot een max. bedrag rood staan. Rekening-courantkrediet is een dure kredietvorm, maar zinvol voor de volgende ondernemingen: Kleine bedrijven Seizoensbedrijven Bedrijven die gebruik maken van anticipatiekrediet. Leasing: het huren van duurzame productiemiddelen in plaats van deze te kopen. Leasing kent 3 vormen: Operational leasing: korte termijn opzegbaar, risico voor verhuurder, hoge huurprijs Financial leasing: geschatte economische duur à niet opzegbaar tussentijds, risico voor de huurder, lage prijs na de tijd overkopen. Sale-and-lease back. PARAGRAAF 5 Er zijn 4 verschillende vormen consumptief krediet: Doorlopend krediet: de afgeloste bedragen kunnen telkens weer opnieuw worden opgenomen, zolang het gehele geleende bedrag maar binnen een bepaalde tijd wordt betaald. à dure kredietvorm Persoonlijke lening: afgeloste bedragen kunnen niet weer opnieuw worden opgenomen. à dure kredietvorm Koop en verkoop op afbetaling: de consument doet een aanbetaling van tenminste 20% en krijgt dan het product mee naar huis, die vervolgens nog moet worden betaald via afbetaling. Huurkoop: zelfde als koop en verkoop op afbetaling, alleen blijft bij huurkoop de verkoper van het product eigenaar van het product tot het einde van de looptijd. https://www.scholieren.com/verslag/76248 Pagina 5 van 5