a. De hoogte van een toren bepalen met behulp van een stok



Vergelijkbare documenten
Toelichting en lesplanning bij groepswerk gelijkvormigheid voor klas 9B (havogroep)

Zeventiende eeuw in Nederland

44 De stelling van Pythagoras

1 Coördinaten in het vlak

Opgave 1 Bestudeer de Uitleg, pagina 1. Laat zien dat ook voor punten buiten lijnstuk AB maar wel op lijn AB geldt: x + 3y = 5

Let op: Indien van toepassing: schrijf berekeningen bij de opdrachten. Gebruik bij de tekeningen een passer en geodriehoek/hoekmeter.

Wiskunde oefentoets hoofdstuk 10: Meetkundige berekeningen

1 Cartesische coördinaten

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 20 mei uur

RECHTEN. 1. Vul in met of. co(a) = (-2,3) a y = -2x + 1 A a want 3-2.(-2)+3 co(a) = (4,1) a 3x -5y -2 = 0 A a want

Wiskunde D-dag Vrijeschool Zutphen VO donderdag 18 februari, 12:30u 16:30u. Aan de gang

Hoofdstuk 3: De stelling van Pythagoras

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Hoofdstuk 7 : Gelijkvormige figuren

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Antwoordmodel - Vlakke figuren

PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN MET

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur

TIP: om het tellen te vergemakkelijken, tel niet elka maal je een been verplaatst, maar enkel als je je linkerbeen verplaatst.

werkschrift passen en meten

Met behulp van deze gegevens kan worden berekend welke maximale totale behoefte aan elektrische energie in Nederland er voor 2050 wordt voorspeld.

WISKUNDE-ESTAFETTE RU Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500

1 Middelpunten. Verkennen. Uitleg

E = mc². E = mc² E = mc² E = mc². E = mc² E = mc² E = mc²

Werkwinkel 9 Wiskundepracticum. Studenten lerarenopleiding Katho en Khbo

Bal in de sloot. Hierbij zijn x en f ( x ) in centimeters. Zie figuur 2.

Analytische Meetkunde

Practicum hoogtemeting 3 e klas havo/vwo

Aan de gang. Wiskunde B-dag 2015, vrijdag 13 november, 9:00u-16:00u

Efficientie in de ruimte - leerlingmateriaal

Examen HAVO wiskunde B. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Object 1:

wiskunde B Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2007-II

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

Voorbereiding : examen meetkunde juni - 1 -

Hoofdstuk 1 Spiegelen in lijn en in cirkel. Eigenschappen.

De Cirkel van Apollonius en Isodynamische Punten

Examen VBO-MAVO-D. Wiskunde

Examen VWO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Biljarten op een ellips. Lab kist voor 3-4 vwo

blikken b dat nodig is voor de toren. Op de uitwerkbijlage staat een tabel, die hoort bij dit verband. Vul de tabel op de uitwerkbijlage verder in.

werkschrift driehoeken

ProefToelatingstoets Wiskunde B

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales

Willem-Jan van der Zanden

5.1 Punten, lijnen en vlakken [1]

Kaas. foto 1 figuur 1. geheel aantal cm 2.

2.1 Gelijkvormige driehoeken[1]

Open het programma Geogebra. Het beginscherm verschijnt. Klik voordat je verder gaat met je muis ergens in het

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-II

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur

2.5 Regelmatige veelhoeken

De vergelijking van Antoine

Examen HAVO en VHBO. Wiskunde B

wiskunde B pilot havo 2015-I

Bij deze PTA-toets hoort een uitwerkbijlage, die behoort bij opdracht 4c. Pagina 1 van 8. Vestiging Westplasmavo

Cijfers en letters 1 niveau 1 en 2

Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 7

Examen VBO-MAVO-C. Wiskunde

Ruimtelijke oriëntatie: plaats en richting

Checklist Wiskunde B HAVO HML

HP Prime: Meetkunde App

Werkblad Cabri Jr. Vermenigvuldigen van figuren

Driehoeksongelijkheid en Ravi (groep 1)

Lesbrief GeoGebra. 1. Even kennismaken met GeoGebra (GG)

Opgave 1: bewijs zelf op algebraïsche wijze dat de lengte van DE gelijk is aan de helft van de lengte van BC.

2 Trigonometrie. Domein Meetkunde havo B

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-I

2 Vergelijkingen van lijnen

Oefenexamen wiskunde vmbo-tl Onderwerp: meetkunde H2 H6 H8 Antwoorden: achterin dit boekje

j (11,51) k (11,-41) l (11,-1011)

Zeepvliezen PO. door M. van den Bosch- Knip Meetkunde Presentatie WiskundeCongres

Thema 08: Hoeken vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II

H24 GONIOMETRIE VWO. Dus PQ = 24.0 INTRO. 1 a 6 km : = 12 cm b. 5 a 24.1 HOOGTE EN AFSTAND BEPALEN. 2 a factor = 3

Driehoeken vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

ZESDE KLAS MEETKUNDE

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 22 juli dr. Brenda Casteleyn

Voorbeeld paasexamen wiskunde (oefeningen)

6 Ligging. Verkennen. Uitleg

Basis Werkwoordspelling is onderdeel van de Bundel Basisprogramma's. Deze bundel bevat ook Basisspelling en Basisgrammatica.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Voorbeeldexamen Wiskunde B Havo

Correctievoorschrift examen VMBO-GL en TL 2003

Examen VWO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 dinsdag 2 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C:

tafel, inclusief de speelruimte, te plaatsen, volgens het advies van de leverancier afgerond 31 m 2 is.

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl)

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-I

In een zware tornado worden maximale windsnelheden van ongeveer 280 km/u bereikt.

Het gewicht van een paard

Uitgewerkte oefeningen

Examen VWO. wiskunde B1

Transcriptie:

Gelijkvormigheid in de 17 de - en 18 de -eeuwse landmeetkunde Heb jij enig idee hoe hoog dat gebouw of die boom is die je uit het raam van je klaslokaal ziet? Misschien kun je de hoogte goed schatten, maar misschien kun je ook wel een manier bedenken om de hoogte exact te berekenen. Of kun je de afstand tot de overkant van de straat of het schoolplein bepalen? En hoe zit dat met de breedte van een rivier? Dit zijn praktische problemen waar 17 de - en 18 de -eeuwse landmeters zich vroeger mee bezig hielden. In de volgende opdrachten nemen we je een aantal eeuwen terug in de tijd en verplaatsen we ons in het leven en het werk van Nederlandse landmeters uit die tijd. Je zult steeds werken met gelijkvormige driehoeken. Verder zul je ook kennis maken met een aantal meetkundige instrumenten die het bepalen van de hoogte eenvoudiger maakten. a. De hoogte van een toren bepalen met behulp van een stok Het eerste probleem dat we bekijken, komt uit een wiskundeboek dat speciaal voor ingenieurs en landmeters is geschreven. Het boek is in 1744 verschenen en was de 2 de druk van de Werkdadige Meetkonst van Johannes Morgenster. De eerste druk is van 1703. Morgenster had dit boek speciaal voor zijn leerlingen laten drukken. Allereerst beschrijft Morgenster welk werk de landmeter moet doen voordat hij aan de berekeningen kan beginnen. In de 18 de eeuw was het Nederlandse schrift nog niet zoals wij het nu kennen, dus je zult misschien eerst een beetje moeten wennen aan het Oudnederlands. De taal is nog wel te herkennen als Nederlands, maar de spelling, grammatica en woordkeuze zijn heel anders dan tegenwoordig. Voor je aan deze opgave gaat beginnen, krijg je eerst een paar algemene regels die je kunnen helpen bij het maken van een vertaling: zelfstandig naamwoorden worden met een hoofdletter geschreven de letter 's' wordt als een 'f' gespeld soms wordt een 't' gespeld waar we nu een 'd' schrijven in plaats van 'ch' wordt een 'g' geschreven sommige werkwoorden worden anders vervoegd (b.v. 'kont' is kunt en 'afgeveerdigt' is afgewerkt) de zinnen zijn langer (veel komma's, puntkomma's en dubbele punten) men gebruikt een naamval (des = van de) 1. Herformuleer de opgave in modern Nederlands. 2. Bekijk de figuur die Morgenster gebruikt en maak hiervan een schets in je werkschrift. Geef de letters bij de hoekpunten van de driehoeken duidelijk weer. 1

3. Waarom zijn de driehoeken AED en BEC gelijkvormig? 4. Welke metingen moet de landmeter uitvoeren volgens de opgave? Tijdens het veldwerk worden de volgende maten opgemeten: In de 18 de eeuw rekenden de landmeters nog niet in centimeters en meters, maar in voeten. Deze voet was een standaardmaat van 31,4 cm. Nu kan de hoogte van de toren worden bepaald. Morgenster beschrijft dit in het kort als volgt: 5. Laat aan de hand van een berekening zien hoe Morgenster aan zijn antwoord komt. b. Het bepalen van de breedte van een gracht of rivier Een tweede probleem uit de Werkdadige Meetkonst van Johannes Morgenster behandelt het berekenen van de breedte van een gracht of een rivier. Door gebruik te maken van gelijkvormige driehoeken kan de landmeter gewoon aan wal blijven. Na het benodigde veldwerk verkrijgt hij onderstaande schets: 1. Neem de figuur over in je werkschrift. Zet de belangrijke letters erbij. 2. Welk veldwerk heeft de landmeter moeten doen om de figuur te krijgen? Hoe is hij aan de punten gekomen? De landmeter meet vervolgens de volgende maten op: DE = 20, BC = 5 en CE = 8, waarbij de afstanden zijn gegeven in roeden (een roede is 10 voeten). 3. Om de breedte van de gracht of rivier te berekenen kan de landmeter nu gebruik maken van de gelijkvormigheid van twee driehoeken. Van welke? 4. Bereken de breedte van de rivier. 2

c. De schaduw door zonnelicht als hulpmiddel Een andere oude bekende methode om de hoogte van een toren te berekenen is met behulp van de schaduw door zonnelicht. Waar Morgenster bij de vorige twee voorbeelden mooie plaatjes gaf, geeft hij nu alleen maar een stukje tekst. 1. Maak nu zelf een schets bij dit veldwerk. Teken de toren met schaduw en de stok met schaduw. Morgenster schrijft ook een getallenvoorbeeld op in zijn boek: 2. Wat betekent: Men neme tot een exempel? 3. Bereken dan de hoogte van de toren. d. Het gebruik van de Jacobsstaf De Jacobsstaf is een winkelhaak met ongelijke benen. Het horizontale been van de Jacobsstaf noemen we de dwarsstok, het verticale been de wijzer. De Jacobsstaf was in de 17 de eeuw een handig hulpmiddel om o.a. de hoogte van gebouwen te bepalen. 1. Probeer zelf te verzinnen hoe je een Jacobsstaf kan gebruiken om de hoogte van een gebouw te bepalen. Je mag hierbij veronderstellen dat je de afmetingen van de Jacobsstaf en de afstand van jouw positie tot het gebouw kent. Petrus Ramus, een Franse wiskundige uit de 16 e eeuw, gaf in zijn boek een uitgebreide beschrijving van de Jacobsstaf. In 1622 is zijn boek in het Nederlands vertaald. In deze vertaling vinden we de volgende opgave. 3

2. Maak een tekening waarin je alle gemeten maten duidelijk aangeeft. 3. Welke driehoeken zijn gelijkvormig? 4. Laat met behulp van een berekening zien dat de te berekenen hoogte inderdaad 72 voeten is. 5. Wat is de hoogte van het hele gebouw? Ramus doet een verwijzing naar de Gulden Regel en het 9 de beginsel (een soort regel) van het 7 de boek om te laten zien dat zijn antwoord gerechtvaardigd is. 6. Wat denk je dat er in dit beginsel staat? En met welke rekenmethode kun je de Gulden Regel vergelijken? e. De hoogte van een gebouw bepalen met een spiegel De Amsterdamse rekenmeester Cardinael schreef omstreeks 1612 een boekje met praktische oefeningen: Hondert geometrische questien en hare solutien. Bij de opgaven uit dit boekje moet je telkens een lengte van een lijnstuk zoeken als andere lengten gegeven zijn. We werken hieronder een voorbeeld uit. Veronderstel dat je de hoogte wilt bepalen van een gebouw dat je niet kan benaderen. Cardinael gebruikte hierbij de volgende tekening: 4

[ DE ] stelt een landmeter voor die in C een spiegel heeft gelegd. Vanuit E kan hij de top A van de toren zien in de spiegel. De afstand BC kan de landmeter niet meten, omdat de toren onbereikbaar is vanuit C. Om de hoogte van de toren te berekenen, voert de landmeter eerst het volgende veldwerk uit: Hij meet de afstand van de spiegel (C) tot de plaats waar hij oorspronkelijk stond ( D ): 8 voeten. Hij past deze afstand af aan de andere kant. Dit levert hem het punt G op. Hij zoekt het snijpunt van de rechte AE met de grond. Dit punt noemt hij F. Hij meet de afstand van D tot F : 9 voeten. Uiteraard kent de landmeter ook zijn eigen lengte. Die bedraagt 6 voeten. Bovendien kent hij uit de fysica een wet die zegt dat, als je in een spiegel kijkt, de hoek van inval gelijk is aan de hoek van terugkaatsing. 1. Neem de figuur van Cardinael over in je werkschrift. Duid de belangrijkste letters aan. 2. Omschrijf met die letters de opgemeten lengten en geef aan welke hoeken even groot zijn. Duid deze gegevens ook aan op je tekening. We zoeken een methode om AB te vinden. 3. Waarom is ABC gelijkvormig met EDG? Uit deze gelijkvormige driehoeken kunnen we afleiden dat AC AB = ED. EG 4. Verklaar deze formule. Van het rechterlid van deze formule is enkel ED gekend. Als we AB willen berekenen, moeten we dus AC EG kunnen uitdrukken met gekende lengten. 5. De lijnstukken [ AC ] en [ EG ] zijn overeenkomstige zijden van de gelijkvormige driehoeken en EDG. Van welke twee andere gelijkvormige driehoeken zijn [ AC ] en [ ] overeenkomstige zijden? Verklaar waarom deze driehoeken gelijkvormig zijn. 6. Aan welke verhouding van gekende lengten is AC 7. Bereken dan de hoogte van de toren. EG dan gelijk? ABC EG ook 5