Samenvatting door een scholier 1646 woorden 7 oktober 2010 5,3 41 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde De Geo Aardrijkskunde 3 HAVO/VWO De Geo 1+ basisboek. B32 Temperatuurfactoren veroorzaken temperatuurverschillen. Voorbeelden van die temperatuurfactoren zijn: - Breedteligging -> hoe hoger de breedteligging(30, 60, 45 )hoe kouder. - Hoogteligging -> hoe hoger op een berg(1000m, 2500M) hoe kouder. - Land- zeeverdeling -> zee= langzamer warm&koud, land= sneller koud&warm. - wind- zeestomen -> aanvoer van koude of warme wind van ergens anders. - ligging van gebergte -> wel of niet beschut(of er wind komt, of niet). B33 Het aardoppervlak wordt verwarmt door de zon. De zon is een vuurbal van 6.000 C. Hoge breedte wil zeggen dat het ver van de evenaar ligt en omdat de zonnestralen daar schuiner opvallen kan de aarde de warmte minder goed op zich nemen waardoor het daar kouder is dan dat de stralen er recht op vallen(bij de evenaar). Als de schaduwen dus kort zijn is het er warm want de zon valt er loodrecht op, als de schaduwen lang zijn dan is het er koud omdat de zonnestralen er schuin opvallen. B37 Het land en de zee worden op een andere manier verwarmt, dat is een belangrijk verschil. Land wordt kouder en warmer dan de zee maar nog een verschil is dat het land sneller warm wordt en sneller afkoelt(dus koud wordt). B38 De windrichting heeft veel invloed op de temperatuur. In de zomer zorgt wind vanuit de zee voor koude wind terwijl de wind vanuit het land voor warme wind zorgt. In de winter zorgt de wind vanuit de zee voor warme wind en de wind vanuit het land voor koude wind. Zeewinden noem je aanlandige winden(ze komen AAN land). Landwinden noem je aflandigen winden(ze gaan van het land AF). B39 Als wind boven de zee een lange tijd waait gaat de zee meestromen in de richting waar de wind heen gaat. Zo komt er warm water vanuit warme plaatsen in de poolstreken terecht en koud water vanuit de poolstreken in warmere plaatsen terecht. B40 https://www.scholieren.com/verslag/37146 Pagina 1 van 5
Wind kan voor warme of koude lucht zorgen. De wind kan ook ernstig gehindert worden door een gebergte. Scandinavie heeft een hoog gebergte waardoor zweden een strenge winter heeft en een warme zomer omdat er geen koude of warme wint komt. B45 Neerslag ontstaat doordat warme lucht opstijgt door de warmte(regel: warme lucht stijgt op!). hoe hoger die warme lucht komt hoe meer die dan weer afkoelt(regel: hoe hoger in de lucht hoe kouder het wordt!) doordat die lucht weer afkoelt gaat het weer regenen, sneeuwen of hagelen. Het is op het aardoppervlak warmer omdat de warmte kan weerkaatsen op het aardoppervlak, in de lucht kan de zon niet weerkaatsen dus daar is het niet warm. Omdat lucht weer afkoelt daalt die lucht weer en daalt hij omdat het in de woestijn zo warm is stijgt het alweer op voordat het neervalt en blijft het daar droog. Daarom is daar een woestijn. B51 Klimaatzones: A: Tropische vegetatie(dicht bij de evenaar), Tropisch Regenklimaat. B: Woestijnvegetatie, Droog Klimaat. C: Gebied met loofbomen, Gematigd Maritiem Klimaat. D: Gebied met naaldbomen, Continentaal Klimaat. E: Toendra s of eeuwig ijs, Poolklimaat. Je kunt dus hier zeggen dat A het warmste klimaat is, E het koudste en B het droogste klimaat. BW -> zeer droog woestijnklimaat BS -> minder droog steppeklimaat Bij A, C en D kun je nog letters toevoegen: f = staat voor fehlt -> geen droge tijd s = staat voor sommer -> droge tijd in de zomer(regen in de lente, herfst, winter) w = staat voor winter -> droge tijd in de winter(regen in de lente, herfst, zomer) Cs is dus een gematigd maritiem klimaat met een droge zomer(middelands Zeeklimaat). Aw is dus tropisch klimaat met een droge tijd in de winter(savanneklimaat). Leer ook de topografie van de VS in je werkboek(opdracht 1). De kenmerken van de landschappen: Kustvlakte = smal in het noorden maar breedt in het zuiden,geschikct voor landbouw en veel neerslag. Middelgebergte = appalachen, 500 tot gemiddeld 1500 meter hoog(kan hoger), geen spitse toppen en in dalen zijn landbouwgebieden. Laagvlakte = oostelijke deel, 200 tot 500 meter hoog, vruchtbare grond en staat Bekende al cornbelt(corn=mais). Hoogvlakte = westelijke deel van laagvlakte, great plains, extensieve veeteeld, akkerbouw en droogte. Hooggebergte = westkant van laagvlakte, rocky mountains, spitse hoge toppen vanaf 4000m hoog en altijd sneeuw. Grote bekken = tussen rocky mountains en het westen, droog, kale rotsen, dorre grassen en cactussen. https://www.scholieren.com/verslag/37146 Pagina 2 van 5
Central valley = regenschaduw, er worden citrusvruchten verbouwd, rijst en groentes. Aardrijkskunde 3 HAVO/VWO De Geo 2+ basisboek. B97 Bevolkingsaantal verandert door 2 factoren(oorzaken) - natuurlijke bevolkiongsgroei -> geboorte en sterfte - sociale bevolkingsgroei -> immigratie(in een land) en emigratie(weg van een land B103 Migratie heeft 2 hoofdvormen: Buitenlandse migratie -> naar een ander land (landverhuizing) Binnenlandse migratie -> verhuizen binnen een land (bijv. van utrecht naar den haag) B109 Allochtonen en autochtonen hebben verschillende betekenissen: Allochtoon = 1 of beide ouders in buitenland geboren. Allochtoon 1e generatie = in ander land ben je geboren. Allochtoon 2e genertaie = in het land waarin je leeft ben je geboren. Autochtoon = beide ouders zijn in het land waar je leeft geboren. Als je geen paspoort hebt van het land waar je in woont wordt je door de regering een vreemdeling genoemt. Dus een allochtoon met een paspoort van het land waar die in woont is geen vreemdeling! Zonder paspoort is die dat wel. B110 Verschillen van de allochtonen in vergelijking met nederland: - Allochtonen vanuit het westen hebben alleen een andere taal(behalve belgen) - allochtonen vanuit het oosten hebben een andere taal, andere manier van kleden, andere godsdienst en een andere cultuur. Multicultureel betekend dat je verschillende culturen hebt in een land. Als en cultuur in de minderheid is noem je dat culturele minderheden, een ander woord voor multicuturele minderheden is etnische minderheden. Etnische groepen zijn groepen met een ander cultuur. MIGRATIE IN VS TUSSEN 1800-2000 NW-Europa was tot ongeveer 1900 flink aan het groeien en daarna daalde de migratie van NW-Europa naar de VS. Azie en Latijns-Amerika waren eerst een kleine immigratie groepen en zijn vanaf 1950 gaan groeien en nu zijn het grote migratiegroepen. ZO-Europa, Noord-Amerika en Afrika zijn kleine migratiegroepen en zijn niet veel gegroeit en een beetje hetzelfde gebeleven. Push- en pullfactoren Oorzaken van push- en pullfactoren zijn: - economische redenen - politieke redenen - godsdienst pushfactoren wil de redenen zeggen waardoor mensen weggaan.(push=duw) Pullfactoren wil de redenen zeggen waardoor mensen komen.(pull=trek) https://www.scholieren.com/verslag/37146 Pagina 3 van 5
Aardrijkskunde 3 HAVO/VWO De Geo 3+ basisboek. B151 Segregatie en integratie Segregatie is letterlijk scheiding van rassen(groepen mensen van van verschillende afkomst). Ruimtelijke segregatie zijn wijken waar alleen rijke of alleen arme mensen wonen die ieder hun eigen leefgebied hebben. Etnische wijken zijn wijken waar alleen etnische groepen wonen. B152 Etnische wijken Etnische wijken zijn wijken waar vooral 1 bepaalde groep woont zoals alleen poolse, franse, mexicaanse of joodse. Homogeen wil zeggen dat er alleen maar mensen van 1 groep in een wijk leven. Hoe etnische wijken ontstaan heeft 3 oorzaken: - mensen zoeken veiligheid bij hun eigen groep(gaat vooral om taal en de manier van leven). - Mensen hebben geen geld voor een duurder huis buiten hun groep. - Discriminatie zorgt ervoor dat ze niet bij een andere groep gaan wonen. B153 Ghetto s De eerste etnische wijk ontstond in venetië in 1527. Dat kwam omdat joden alleen een huis mochten bouwen in de wijk die bekend stond onder de naam Ghetto. De naam Ghetto wordt nu gebruikt als naam voor arme etnische wijken. B154 Stadsmodel: Binnenstad = oudste deel van stad, veel monumenten,weinig mensen, vervangen woonhuizen voor warenhuizen,hotels, theaters,horeca en bioscopen. Stadscentrum = kantoorgebied, winkelgebied, uitgaangebied, andere naam is centrale zakenwijk(cbd staat in het engels voor central business district wat staat voor centrale zakenwijk). Oude woonwijken = vooral fabrieken voor industrie. Dan is er ook nog groen zoals een park of sportterrein. Snelweg = met afrit om naar de stad te komen. De wijk is opgebouwd vanuit het midden in de volgende volgorde: Binnenstad -> stadscentrum -> oude woonwijken -> nieuwe woonwijken -> bedrijven ->park of sport -> snelwegen met afrit. Aardrijkskunde 3 HAVO/VWO De Geo 4+ basisboek. B121 Er zijn 2 soorten industrie, namelijk: - lichte industrie (zoals, broeken, kettinkjes of lampen (ze gaan regelrecht naar de markt). - zware industrie (zoals, steenkool, ijzererts of olie (ze moeten nog bewerkt worden). Zware industrie kan je makkelijk herkennen aan de uitgestrekte terreinen en aan de hoogovens of de hoge schoorstenen. Je kan ze op 3 plekken vinden, namelijk bij: https://www.scholieren.com/verslag/37146 Pagina 4 van 5
- oude mijngebieden (je vind daar vooral steenkool of ijzererts) - de kust (zware industrie vind je vaak onder water onder de grond) - het einde van een pijpleiding (aardolie kan je door een pijpleiding aanvoeren) B122 Industriële inertie wil zeggen dat fabrieken traag zijn en zich niet snel kunnen verplaatsen. Als bedrijven zich niet voortdurend aanpassen en vernieuwen gaan ze failliet omdat ze hun producten moeten blijven verkopen. Ze zijn dus traag in verplaatsing maar actief in vernieuwing en aanpassing. https://www.scholieren.com/verslag/37146 Pagina 5 van 5