Hanna Zeilmaker, Wiert Leistra en Joske Hagelaars



Vergelijkbare documenten
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onderhandelingen voorafgaand aan de onteigeningsprocedure

Wijziging van de onteigeningswet

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost. Raad. 6 maart Status.

WI J Y Y I LL E M M L E X A N DER, BIJ DE GRATIE GODS, PRIN S VA N ORA N J E-N ASSAU, (BIJLAGE) Besluitvan 24 januar i 2014, nr.

Onteigening. Hoofdstuk 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvergadering d.d.: 25 oktober 2010 Agenda nr: Onderwerp: verzoek aan de Kroon de administratieve onteigening te entameren

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

G E N N E P. : Verzoek aan Kroon tot onteigening. Geachte raad,

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de raad AGENDAPUNT 7

Collegevoorstel. Zaaknummer: Onderwerp: BEC Onteigening Wijksestraat 3, Heusden 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Procedures tegen nieuwe 380 kv-hoogspanningsverbindingen van TenneT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsbijlage Voorstel tot het bekrachtigen van het besluit inzake het instellen van beroep in cassatie (bestemmingsplan PIROC Strij psche Kampen)

Deze herziene versie van 14 januari 2014 vervangt integraal de notitie van 12 december 2012.

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA

Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van realisatie bestemmingsplan 'Neptunus' te Kessel.

: beleid naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad inzake planschade-overeenkomsten

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 1 Inleiding / Algemeen / Het voorland / Opzet / Leeswijzer / 4. HOOFDSTUK 2 Plaatsbepaling /7

Datum vergadering: Nota openbaar: Ja ŷ. Onteigening van gronden ten behoeve van de aanleg van de Noordzuidverbinding.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening Lisbloemstraat 9 t/m 19 (Kleiwegkwartier) (nr. 604)

Uitspraak /1/R2

Raadsvoorstel. Onderwerp:

Adviesnota voor het college. Burg. Weth L. Weth Z. Weth B. Weth P. Secr. Vertrouwelijkheid: Niet openbaar

Onteigening in crisistijd

Grondverwerving; een introductie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

VERZONDEN 1 8 DEC 2012

Gelet op het collegebesluit van 22 januari 2019, gelet op de Wet ruimtelijke ordening en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

1)estuursreclaqirA,IL

Gemeente Aalten. Bestemmingsplan. Buitengebied. Groot Deunkweg Aalten 6

Aannemingsmaatschappij De Vries & Van de Wiel De heer N. Samson Postbus AE SCHAGEN. : besluit verlening omgevingsvergunning

Doelstelling van onderhavig plan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de bouw van maximaal één woning op voornoemde locatie.

: Vestiging voorkeursrecht percelen Vorden

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onderwerp Zevende wijzigingsregeling Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV

ontwerpvoorstel aan de raad

Raadsvoorstel ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan "Dorpstraat 59"(Riel)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

In de bovenvermelde zaak is uitspraak gedaan. Een afschrift van deze uitspraak treft u hierbij aan.

Onteigeningswet Wet voorkeursrecht gemeenten

Vastgoed-nieuws. 21 november Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Ambtelijke bijstand: Janke Bolt 1

Zienswijzennota Mgr. van de Weteringstraat #

Notitie Beoordeling zienswijzen aanvraag omgevingsvergunning Hupselse dwarsweg nabij voormalig nummer 2 in Eibergen

Raadsvoorstel. Onderwerp Ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan Ronde Akkers. Aan de gemeenteraad,

Raadsstuk. Vaststellen bestemmingsplan 'Bomenbuurt, le partiële herziening. Olmenstraat 22' vandaar dat er geen hyperlink mogelijk is).

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 augustus 2015;

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b)

ECLI:NL:RVS:2017:1997


Zienswijzenrapport. 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel. NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01

Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, onderdeel ondergronds kabeltracé 150 kv richting Zevenaar nummer 2015.

Gelet op het bestreden arrest, op 21 februari 1997 op verwijzing gewezen door het Hof van Beroep te Gent;

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Raadsvoorstel 2015/ Ontwerp t.b.v. terinzageligging Vaststelling bestemmingsplan Zwanenburg 1 e herziening

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvoorstel. Onderwerp Ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan Dorpsplein 18 (Riel) 12 maart Aan de gemeenteraad,

Ruimtelijke onderbouwing bij projectbesluit ten behoeve van Sport & Science, Hoeflingweg 20 te Lochem

Anterieure exploitatieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening

Houd de regie bij gedwongen bedrijfsverplaatsing! De juridische aspecten. VAB Scherpenzeel, 27 september 2016

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel.

Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk

Uitspraak /1/R1

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

Gemeente Bergen Datum besluit Datum verzending: Nummer

Kroniek onteigening 2010

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

OVEREENKOMST Planschade en kwaliteitsbijdrage. herziening bestemmingsplan Buitengebied - Meinweg.2Herkenbosch -

pikiekw,en O 3 NOV Paraaf Provinciesecretaris h-- Onderwerp start onteigening t.b.v. verlegging N456 en aansluiting A20 in de gemeente Zuidplas

AAN DE GEMEENTERAAD. Nummer : 2007/78 Datum : 20 september 2007 : Vestiging voorkeursrecht ex artikel 8 Wvg 'Vroonlandseweg en Goessestraatweg'

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Uitspraak /2/R3

Kroniek onteigening 2009 (I)

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

Voorstel aan de Gemeenteraad

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

het bezwaarschrift van de heer M.H.A. Pörteners, Koningstraat 5, 6129 BD Berg aan de Maas

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG juni 2014 Toelichting correctieve

Transcriptie:

Hanna Zeilmaker, Wiert Leistra en Joske Hagelaars

DISCLAIMER Dit e-book is met de grootste zorg samengesteld. Er kunnen echter geen rechten aan worden ontleend. Dirkzwager advocaten & notarissen N.V. aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van onjuistheid of onvolledigheid (in de meest ruime zin des woords) van de informatie in dit e-book. Dit e-book is uitsluitend bestemd voor informatiedoeleinden en kan niet worden aangemerkt als een (juridisch) advies in een individuele zaak. 2

Inleiding Inleiding Bij Dirkzwager hebben we het delen van kennis hoog in het vaandel. De specialisten van Dirkzwager zorgen ervoor dat een breed publiek de antwoorden op juridische vraagstukken kan vinden via onze juridische kennisportal www.partnerinkennis.nl Als specialisten onteigeningsrecht houden we u via de kennispagina van onze sectie onteigeningsrecht op de hoogte van de arresten van de Hoge Raad, interessante Koninklijke Besluiten van de Kroon en de meest recente wetswijzigingen. In deze bundel vindt u alle recente artikelen die door ons zijn gepubliceerd op de kennispagina. Net als bij onze actualiteitenlezingen is dit e-book onderverdeeld in: I. Ontwikkelingen en beleid (met links naar wetgeving, handreikingen en notities) II. De administratieve procedure op volgorde van de toetsingscriteria van de Kroon III. De uitspraken gerangschikt per thema. Veel leesplezier! Dirkzwager zorgt dat u het weet. 3

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding 3 I. Ontwikkelingen en beleid 6 II. Administratieve procedure 7 A. Strijd met het recht 7 Is een hypotheekhouder belanghebbende in de administratieve fase? 7 Checklist en formulieren vernieuwd en voorzien van uitgebreide toelichting 10 Onteigening Weert: zesmaandentermijn voor KB geldt niet voor bekendmaking in Staatscourant 12 Onteigening Amersfoort: huurder niet altijd belanghebbende 14 B. Volkhuisvestingsbelang of ruimtelijk ontwikkelingsbelang 16 Planologische grondslag vereist voor onteigening 16 Onteigening ter handhaving van de feitelijke toestand 18 Is een onherroepelijk bestemmingsplan nodig? 19 C. Publiek belang 21 D. Noodzaak 22 Minnelijk overleg na een vaststellingsovereenkomst tot bedrijfsverplaatsing 22 Geen minnelijk overleg bij verjaringsclaim 24 Overleg alleen vereist bij grondgebonden belang 26 Obstructie van het minnelijk overleg loont niet 28 Onderhandelen met een huurder 30 Wie overlegt met de pachter? 32 Wens tot zelfrealisatie kan niet pas bij hoorzitting naar voren worden gebracht 36 Wie kan een beroep doen op zelfrealisatie? 38 E. Urgentie 40 F. Varia 41 Onteigening en kabels en leidingen 41 4

Inhoudsopgave III. Gerechtelijke procedure 45 A. Formaliteiten 45 Overschrijden redelijke termijn 45 Onteigening overleden eigenaar? 46 Recht op een uitspraak door rechters die bij behandeling ter zitting aanwezig waren 48 B. Vereenzelviging 50 Vereenzelviging vader en zonen 50 Volledige schadeloosstelling voor huurder bedrijfsruimte 54 C. Eliminatieregel 56 Ook zonder complex kan sprake zijn van verwachtingswaarde 56 Elimineren bij een waarde verhogende bestemming 59 Rechtbank elimineert ten onrechte bestemmingsplan voor woningbouw 62 Eliminatie recreatieve bestemming 68 D. Bodembestanddelen 70 Marktwaarde bij ontgronding 70 E. Onrendabele top 75 Integrale vergoeding van de onrendabele top 75 F. Zakelijke rechten 80 Het onteigenen van een erfdienstbaarheid 80 Hypotheekhouder heeft geen belang bij cassatie 83 5

I. Ontwikkelingen en beleid I. Ontwikkelingen en beleid Een onteigeningsprocedure bestaat uit een administratieve fase en een gerechtelijke fase. Voor de gehele procedure kunt u terugvallen op de uit 1851 stammende Onteigeningswet. In de administratieve onteigeningsprocedure besluit de Kroon, als het meezit, tot de aanwijzing van de onroerende zaken die de overheid met het oog op de realisatie van haar plannen in eigendom dient te verkrijgen. In de administratieve procedure moet de verzoeker tot onteigening het onteigeningsdossier overleggen aan de Corporate Dienst van Rijkswaterstaat, die de administratieve procedure ambtelijk voorbereidt. Als ondersteuning bij de correcte samenstelling van een onteigeningsdossier en het zorgvuldig doorlopen van de procedure heeft de Corporate Dienst van Rijkswaterstaat diverse hulpdocumenten opgesteld. Het betreft: de handreiking onteigeningen Titel IV 2010; de leidraden administratieve onteigeningsprocedure Titels II, IIa en IIc Onteigeningswet; de notitie 14 januari 2014; en de checklist verzoek + bijbehorende formulieren 6

II. Administratieve procedure Strijd met het recht II. Administratieve procedure A. Strijd met het recht Is een hypotheekhouder belanghebbende in de administratieve fase? In augustus 2014 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich uitgelaten over de vraag of een hypotheekhouder een belanghebbende is aan wie het ontwerpbesluit moet worden toegezonden. Een onteigeningsprocedure bestaat uit twee fasen (elk voorafgegaan door serieus minnelijk overleg). In de (bestuursrechtelijke) administratieve fase beslist de Kroon of een bepaalde onroerende zaak ter onteigening wordt aangewezen. In de daaropvolgende (civielrechtelijke) gerechtelijke fase beslist de civiele rechter over de vraag of de aangewezen onroerende zaken ook daadwerkelijk worden onteigend en bepaalt hij (in een later stadium) op welke schadevergoeding de gerechtigden tot de onroerende zaak recht hebben. Het besluit van de Kroon waarin onroerende zaken ter onteigening worden aangewezen is een besluit in de zin van de Awb. Op de voorbereiding van het besluit tot onteigening is op grond van artikel 78 lid 2 Onteigeningswet (Ow) afdeling 3.4 Awb (de uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van toepassing. Dat betekent onder meer dat een ontwerpbesluit ter inzage moet worden gelegd en dat het ontwerpbesluit, met kennisgeving van de terinzagelegging moet worden toegezonden aan de belanghebbenden tot wie het besluit zich richt. In zijn arrest van 5 augustus 2014 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich uitgelaten over de vraag of een hypotheekhouder een belanghebbende is aan wie het ontwerpbesluit moet worden toegezonden. Eerder had de rechtbank Midden- Nederland bepaald dat aan een hypotheekhouder inderdaad een dergelijke kennisgeving moet worden verzonden. Omdat dat in deze zaak niet was gebeurd wees de rechtbank de vordering tot onteigening van de gemeente Leusden af. De gemeente Leusden ging tegen de uitspraak van de rechtbank in beroep en kreeg van het hof gelijk. Het hof overweegt(r.o. 3.24) ( ) de hypotheekhouder is aan te merken als een beperkt gerechtigde in de zin van artikel 3 lid 2 Ow en daarmee in beginsel als derde belanghebbende (..). In de Ow is de 7

II. Administratieve procedure Strijd met het recht hypotheek houder ten opzichte van de andere derde belanghebbenden echter een bijzondere positie toegekend. (..) Door de koppeling die in artikel 80 Ow is aangebracht tussen de gerechtelijke procedure en de administratieve procedure werkt de bijzondere positie van de hypotheekhouder door in de administratieve procedure. Bij de beantwoording van de vraag of de hypotheekhouder als belanghebbende in de administratieve procedure moet worden beschouwd moet dan ook rekening worden gehouden met het feit dat de hypotheekhouder op grond van artikel 43 lid 1 Ow hoe dan ook dezelfde mate van zekerheid behoudt en over de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding in de gerechtelijke fase kan meepraten. Dat betekent naar het oordeel van het hof dat de hypotheekhouder een onvoldoende belang heeft om in de administratieve procedure, waarin de vraag aan de orde is of er onteigend moet worden, als derde belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Hoewel de (onteigenings)praktijk goed met de uitleg van het hof uit de voeten kan valt op de juridische juistheid ervan het nodige af te dingen. De aanname van het hof dat een hypotheekhouder geen belang kan hebben bij het al dan niet doorgaan van de onteigening lijkt ons onjuist. Net als alle andere gerechtigden verliest de hypotheekhouder een recht en bovendien verliest hij afhankelijk van de omvang van de hypotheek- de voordelen van een potentiele waardestijging van de onroerende zaak. Het gevolg van het oordeel van het hof zou bovendien zijn dat een hypotheekhouder niet alleen geen ontwerpbesluit hoeft te krijgen, maar ook dat hij in het geheel geen zienswijzen in kan dienen in de administratieve fase. Dat recht is immers voorbehouden aan belanghebbenden. In plaats van de vraag of de hypotheekhouder belanghebbende is had het hof naar ons oordeel de vragen moeten beantwoorden of het besluit tot de hypotheekhouder was gericht en of de hypotheekhouder (in dit geval) was benadeeld doordat hij geen kennisgeving had gekregen. Tegen het arrest van het hof is beroep in cassatie ingesteld. In die procedure kan de Hoge Raad uitsluitsel geven over het belanghebbendenbegrip in onteigeningszaken. Bovendien doet zich in deze zaak de omstandigheid voor dat het hof niet de onteigening heeft uitgesproken van een perceel, maar van (losse) appartementsrechten. Dat is volgens de Hoge Raad niet mogelijk, zie hierover ons eerdere artikel. In alle gevallen waarin onteigening van appartementsrechten aan de orde is dient het gehele perceel waarop de appartementsrechten rusten ter onteigening te worden aangewezen, en dienen in de civiele procedure alle appartementseigenaren gezamenlijk te worden gedagvaard. Om die reden dient de verzoeker om onteigening er uiteraard alert op te zijn dat in het verzoekbesluit en de lijst van te onteigenen onroerende zaken niet, zoals vaak gebeurt, de Vereniging van Eigenaren als eigenaar van de te onteigenen onroerende zaak 8

II. Administratieve procedure Strijd met het recht wordt vermeld, maar de gezamenlijke gerechtigden tot de appartementsrechten. De Vereniging van Eigenaren zelf is in de praktijk geen eigenaar, anders dan de kadastrale registratie soms doet vermoeden. 9

II. Administratieve procedure Strijd met het recht Checklist en formulieren vernieuwd en voorzien van uitgebreide toelichting De Corporate Dienst heeft de checklist verzoek en de bijbehorende set formulieren aangepast en voorzien van een uitgebreide toelichting. De belangrijkste wijzigingen en de vernieuwde documenten worden voor u hierna op een rij gezet. Formulieren Kroon Onteigenaars die gronden willen verkrijgen door onteigening op grond van titel IV (de bestemmingsplanonteigening ) nemen een verzoekbesluit en dragen dit vervolgens binnen drie maanden voor aan de Kroon. Op grond van artikel 79 Ow moet dit verzoek vergezeld gaan van alle stukken die in lid 1 tot en met 8 staan opgesomd. Om onteigenaars meer houvast en duidelijkheid te beiden dan de wettekst alleen heeft Corporate Dienst van Rijkswaterstaat in de loop de tijd steeds meer formulieren en lijsten ontwikkeld die de onteigenaar kunnen helpen bij het op een juiste wijze (en voorzien van de juiste bijlagen) voordragen van een verzoek tot onteigening aan de Kroon. Naast de handreiking onteigening (link kp artikel) en de notities met aandachtspunten voor onteigening van 12 december 2012 en 14 januari 2014 (link kp artikel) is er ook een checklist verzoek. De checklist verzoek helpt onteigenaars bij het samenstellen en voordragen van het verzoekbesluit. De checklist verzoek schrijft uitvoerig en stap voor stap voor hoe een onteigeningsdossier behoort te worden opgebouwd om de toets van de Kroon te doorstaan. Gewijzigde formulieren De checklist verzoek en de bijbehorende formulieren worden met enige regelmaat vernieuwd (Wij raden daarom ook aan altijd de meest recente formulieren op te vragen bij cdloketonteigening@rws.nl). De wijzigingen worden doorgevoerd op basis kroonjurisprudentie, feedback van gebruikers en voortschrijdende praktische inzichten. In de begeleidende brief bij de notitie van 14 januari 2014 kondigde de Corporate Dienst al een grootschalige herziening van de formulieren aan. Halverwege juni 2014 heeft deze vernieuwing geresulteerd in een nieuwe checklist verzoek, nieuwe formulieren en nieuwe toelichtingen. Wijzigingen Enkele wijzigingen ten opzichte van de voorheen gehanteerde lijsten en formulieren zijn: 10

II. Administratieve procedure Strijd met het recht - het hanteren van afzonderlijke mappen voor het minnelijk overleg (een volledige voor de Kroon en een gezwarte versie voor de terinzagelegging; - geen kennisgeving aan adviseurs van belanghebbenden; en - de lijst met belanghebbenden wordt niet meer ter inzage gelegd. De belangrijkste wijziging is echter de uitvoerige (en op het eerste oog uitputtende) toelichting die de Corporate Dienst verstrekt voor het invullen van de lijsten en formulieren. Voor ieder document dat bij de voordracht aan de Kroon moet worden meegezonden is uitvoerig beschreven aan welke eisen dit document moet voldoen om de toets van de Kroon te doorstaan. Deze toelichting lijkt een zeer goede aanvulling op de al bestaande handreikingen, notities, lijsten en formulieren van de Kroon. De toelichting kan onteigenaars helpen bij het zorgvuldig samenstellen van de onteigeningsdossiers en zo helpen om formele missers te voorkomen. Checklist verzoek en formulieren De meest recente formulieren zijn altijd verkrijgbaar bij de Corporate Dienst. De aangepaste formulieren per 20 juni 2014 hebben wij hierna voor u beschikbaar gesteld: De checklist verzoek aanwijzing ter onteigening titel IV; De (afzonderlijke) bij de checklist behorende toelichting per onderdeel; Het invulmodel van de lijst van de te onteigenen onroerende zaken; Een (afzonderlijke) toelichting met invulvoorbeelden van de lijst van de te onteigenen onroerende zaken; Het invulmodel van de lijst van de belanghebbenden, tevens adressenlijst voor de door de minister te versturen kennisgeving ex artikel 3:13 Awb ; Een (afzonderlijke) invulinstructie voor de belanghebbendenlijst; Een invulmodel van een logboek. De Corporate Dienst bewijst onteigenaars een goede dienst door haar proactieve houding. Indien de formulieren aan de hand van de toelichting zorgvuldig invult worden de kansen op een formele misser aanmerkelijk kleiner. 11

II. Administratieve procedure Strijd met het recht Onteigening Weert: zesmaandentermijn voor KB geldt niet voor bekendmaking in Staatscourant In zijn arrest van 26 april 2013, LJN: BZ1712, heeft de Hoge Raad geoordeeld over de in art. 78 lid 6 Ow gestelde termijn van zes maanden. Moet een Koninklijk Besluit binnen die termijn ook worden bekend gemaakt, of is het voldoende dat het binnen zes maanden is genomen? De casus Weert Het ontwerpbesluit tot onteigening had ter inzage gelegen van 7 april tot en met 18 mei 2011. Het Koninklijk Besluit was ondertekend op 15 november 2015, en vervolgens in december 2012 in de Staatscourant gepubliceerd en aan de eigenaar toegezonden. In de gerechtelijke onteigeningsprocedure had de eigenaar het verweer gevoerd dat de termijn voor bekendmaking aldus was overschreden. De rechtbank heeft dit verweer verworpen. De eigenaar laat het er niet bij zitten en stelt cassatieberoep in. Art. 78 lid 6 Ow De Hoge Raad stelt bij de beoordeling van het middel voorop dat de tekst van art. 78 lid 6 Ow niet bepaalt dat de bekendmaking van een Koninklijk Besluit tot onteigening binnen zes maanden na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit dient plaats te vinden. Het artikellid luidt: Het Koninklijk Besluit wordt genomen binnen zes maanden na afloop van de termijn gedurende welke het ontwerpbesluit met de bijbehorende stukken ingevolge art. 3:11 Awb ter inzage heeft gelegen. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de verzoeker en aan de in het vijfde lid, onder 3, bedoelde eigenaren en andere rechthebbenden. Hoge Raad De Hoge Raad memoreert dat art. 78 lid 6 Ow is ingevoerd bij de Crisis- en herstelwet van 18 maart 2010, Stb. 135. Met die wet is niet alleen een versnelling van onteigeningspro-cedures beoogd, maar is ook de wijze van besluitvorming gewijzigd. De verwijzing naar het bepaalde in art. 86 lid 1 (oud) Ow dat het goedkeuringsbesluit bekend moest zijn gemaakt binnen negen maanden na de terinzagelegging van het besluit van de gemeenteraad is dus achterhaald, en uit de parlementaire geschiedenis van art. 78 lid 6 Ow kan niet worden afgeleid dat de wetgever voor ogen heeft gestaan dat bekendmaking van het goedkeuringsbesluit dient te geschieden binnen zes maanden na afloop van de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbesluit. Bij deze stand van zaken 12

II. Administratieve procedure Strijd met het recht komt uit een oogpunt van rechtszekerheid doorslaggevend gewicht toe aan de tekst van art. 78 lid 6 Ow. De Hoge Raad is het dus eens met de rechtbank dat het KB binnen zes maanden moet zijn genomen, en niet tevens hoeft te zijn bekend gemaakt. 13

II. Administratieve procedure Strijd met het recht Onteigening Amersfoort: huurder niet altijd belanghebbende In het Koninklijk Besluit d.d. 30 september 2013, nr. 13002037 worden gronden ter onteigening aangewezen ten behoeve van de aanleg van een deel van de Kersenbaan in Amersfoort. Het KB bevat interessante overwegingen over het belanghebbendenbegrip. Verder is opvallend dat de Kroon uitgebreid in gaat op de financiële haalbaarheid van het plan. Belanghebbende bij onteigening Een van de gedeeltelijk te onteigenen percelen betreft een woon-zorgcomplex, bestaande uit een hoogbouwcomplex, een aantal aanleunwoningen en de bijbehorende groenvoorzieningen, verharde wegen en wandelpaden. Het perceelsgedeelte waarvan de onteigening noodzakelijk is bestaat alleen uit de laatstgenoemde groenvoorzieningen en wandelpaden. De exploitant van het complex voert aan dat de bewoners van het complex en de aanleunwoningen ten onrechte niet als belanghebbenden zijn aangemerkt. Zij worden immers, indien de Kersenbaan zal worden gerealiseerd, in hun woongenot ernstig aangetast. In de overwegingen van de Kroon wordt duidelijk toegelicht waarom de bewoners van het woon-zorgcomplex in het kader van de onteigeningsprocedure niet als belanghebbenden kunnen worden gekwalificeerd. Centraal staat daarbij dat de huur en zorgovereenkomsten van de bewoners slechts betrekking hebben op de bebouwde gedeelten van het perceel, die niet worden onteigend. De bewoners kunnen aan deze overeenkomsten, noch aan andere feitelijkheden, gebruiksrechten ontlenen op het (te onteigenen) gedeelte van het terrein. Het feit dat het woongenot van de huurders mogelijk wordt aangetast door de aanleg van de weg is volgens de Kroon alleen van belang voor de contractuele relatie tussen de exploitant en de huurders. In de handreiking onteigeningen Titel IV van november 2011 staat dat tot de belanghebbenden bij een onteigeningsbesluit ook worden gerekend de derde belanghebbenden die worden genoemd in art. 3, tweede lid Ow. Dat zijn dus ook de huurders. Uit dit KB blijkt dat het dan wel vereist is dat de huurder ook huurder is van dan wel een gebruiksrecht heeft op het specifieke gedeelte van de onroerende zaak dat in de onteigening is betrokken. Het enkele feit dat de huurder ter zake van specifieke gedeelten van de onroerende zaak, waarvan een gedeelte in de onteigening is betrokken, huurrechten heeft is dus niet genoeg. Dit neemt natuurlijk niet weg dat deze huurders wel als belanghebbende kunnen worden aangemerkt in de bestemmingsplanprocedure. Maar dat betekent uiteraard niet dat zij automatisch belanghebbende zijn in de 14

II. Administratieve procedure Strijd met het recht onteigeningsprocedure. Daarvoor is in ieder geval vereist dat de betrokkene een zienswijze hebben kunnen indienen tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. Financiële uitvoerbaarheid bestemmingsplan Reclamanten hebben verder aangevoerd dat zij twijfels hebben over de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Opvallend is dat de Kroon relatief uitgebreid in gaat op deze zienswijze. De financiële uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is immers, net als de planologische aspecten, een onderdeel van de beoordeling in de bestemmingsplanprocedure. Waar de Kroon zienswijzen die zien op planologische bezwaren veelal passeert met de overweging dat deze bezwaren alleen aan de orde kunnen worden gebracht bij de bestemmingsplanprocedure weegt de Kroon de financiële uitvoerbaarheid van het plan ook inhoudelijk. De Kroon overweegt: Uit de Ons overgelegde stukken is niet gebleken dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan, niet dan wel onvoldoende is verzekerd. Hoewel de Kroon, gelet op de bestemmingsplanprocedure, geen aanleiding ziet om nadere informatie op te vragen en ter inzage te leggen met betrekking tot de financiële uitvoerbaarheid, lijkt er op dit punt bij de Kroon meer ruimte te bestaan voor een inhoudelijke toetsing dan waar het gaat op planologische aspecten. Ook in andere KB s komt dit naar voren. Tot nu toe is het nog niet gekomen tot een afwijzing wegens een (te) onzekere financiële uitvoerbaarheid maar het ligt, gelet op de relatief inhoudelijke behandeling door de Kroon, voor de hand dat reclamanten zullen blijven proberen op dit punt onder de onteigening van hun perceel uit te komen. 15

II. Administratieve procedure Volkshuisvestingsbelang of ruimtelijk ontwikkelingsbelang B. Volkhuisvestingsbelang of ruimtelijk ontwikkelingsbelang Planologische grondslag vereist voor onteigening Op gronden met de bestemming Recreatie moet de hoofdentree van het Park Zwanenburg worden aangelegd. Past deze toegangsweg voor gemotoriseerd verkeer wel binnen de bestemming? Zo niet, dan is onteigening voor dat werk immers niet mogelijk. O.a. hierover oordeelde de Kroon in het Koninklijk Besluit van 2 april 2014 (gemeente Haarlemmermeer, nr. 2014000665). Feiten Het Bureau Beheer Landbouwgronden verzoekt om de onteigening van gronden ter uitvoering van het bestemmingsplan. Volgens het bestemmingsplan rust op de te onteigeningen gronden de bestemming Recreatie. Concreet moeten op de te onteigenen gronden een bomenlaan, een toegangsweg naar de parkeerplaats in het park en een doorlopend fietspad worden gerealiseerd. De eigenaar voert als zienswijze (onder meer) aan dat in de bestemmingsomschrijving in de planregels geen grondslag is te vinden voor een toegangsweg voor gemotoriseerd verkeer. Daarvoor is nu juist in het bestemmingsplan de bestemming Verkeer gegeven. De eigenaren verwijzen in dit verband naar het KB Hillegom van 22 augustus 2005. Planologische grondslag De Kroon stelt voorop dat dit onderdeel van de zienswijze mede betrekking heeft op aspecten van planologische aard. Dat is zo, maar het betreft wel bij uitstek de planologische toets die de Kroon moet uitvoeren, namelijk de toets of het bestemmingsplan inderdaad de grondslag biedt voor het werk waarvoor moet worden onteigend. De Kroon stelt vast dat uit de planregels blijkt dat op gronden met de bestemming Recreatie onder meer zijn toegelaten verhardingen en parkeren. Uit deze bepalingen kan volgens de Kroon niet worden afgeleid dat een en ander uitsluit dat op de desbetreffende gronden een ontsluiting van het park voor gemotoriseerd verkeer kan worden gerealiseerd. Ook de ligging van het geprojecteerde parkeerterrein maakt dat aannemelijk. Over de aan te leggen doodlopende verharde weg kunnen automobielen immers het parkeerterrein bereiken. De locatie van het evenemententerrein is als zodanig aangeduid in het bestemmingsplan en is ruimtelijk verknoopt met de locatie van het parkeerterrein. Uit een figuur in de plantoelichting blijkt ook dat ter plaatse uitdrukkelijk is voorzien in een ontsluiting voor auto s. De in het bestemmingsplan voor Verkeer 16

II. Administratieve procedure Volkshuisvestingsbelang of ruimtelijk ontwikkelingsbelang bestemde gronden zijn daarentegen gereserveerd ten behoeve van het doorgaand verkeer binnen het plangebied; deze bestemming is volgens de Kroon dan ook niet aangewezen als grondslag voor de realisatie van de voorgenomen ontsluitingsweg. Naar aanleiding van de verwijzing door de eigenaren naar het KB Hillegom merkt de Kroon op dat in dat KB sprake was van een op de plankaart aangegeven tracé van een fietspad binnen een gebied met een agrarische bestemming. De planvoorschriften van dat bestemmingsplan lieten de aanleg van een fietspad echter niet toe, omdat in de planvoorschriften niet was voorzien in de aanleg van een fietspad binnen de agrarische bestemming. Om die reden werd de goedkeuring aan die onteigening onthouden. Uitgaande van de planregels van het bestemmingsplan zijn de onteigeningen niet vergelijkbaar. Kortom, bij de vraag of het bestemmingsplan een planologische grondslag biedt voor het werk waarvoor wordt onteigend komt het aan op de vraag of dit werk volgens de planregels (en de verbeelding) kan worden gerealiseerd. Die grondslag kan erin bestaan dat het werk uitdrukkelijk in de bestemmingsomschrijving wordt omschreven maar ook dat de planregels de realisatie van dit werk niet uitsluiten. Geen zelfrealisatie De Kroon maakt in dit KB ook nog korte metten met een beroep van de eigenaren op zelfrealisatie. De Kroon constateert dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat de mogelijkheid van zelfrealisatie door de eigenaren in het minnelijk overleg naar voren is gebracht. Daarmee hoefde de verzoeker om onteigening ten tijde van zijn verzoekbesluit dan ook geen rekening te houden. 17

II. Administratieve procedure Volkshuisvestingsbelang of ruimtelijk ontwikkelingsbelang Onteigening ter handhaving van de feitelijke toestand Onteigening kan ook plaatsvinden ten behoeve van handhaving van de feitelijke toestand overeenkomstig een bestemmingsplan. Hiervoor is, zo blijkt uit het Koninklijk Besluit van 24 januari 2014 (nr. 2014000160), wel vereist dat de feitelijke toestand daadwerkelijk wordt bedreigd. Feiten De gemeente Midden-Delfland heeft het bestemmingsplan Kern Maasland vastgesteld. Het bestemmingsplan is gericht op de ontwikkeling van een nieuw woongebied met de bijbehorende infrastructuur. Met één van de mede-eigenaren van een strook grond in het plangebied komt de projectontwikkelaar niet tot afspraken over minnelijke verwerving. Op deze te onteigenen strook grond zijn het woongebied (in de vorm van twee bungalows) en de infrastructuur (in de vorm van een ontsluitingsweg en een trottoir) inmiddels al wel gerealiseerd. De gemeente wil toch overgaan tot onteigening van de strook grond vanwege haar kostenverhaalovereenkomst met de projectontwikkelaar en om te voorkomen dat de gerealiseerde bestemmingen ter plaatse teniet gaan door privaatrechtelijk geschillen met de onwillige mede-eigenaar. Onteigening ter handhaving van feitelijke toestand Een onteigening vindt meestal plaats ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. Artikel 77 lid 1 onder 1 Ow biedt ook de mogelijkheid van onteigening ter handhaving van de feitelijke toestand overeenkomstig het bestemmingsplan teneinde een bestaande situatie te kunnen handhaven (conserveren), waarbij het, aldus de Kroon, aannemelijk is dat zonder onteigening die bestaande situatie ernstig bedreigd wordt. Volgens de Kroon is de gekozen onteigeningsgrondslag niet toepasbaar, omdat uit haar onderzoek blijkt dat de feitelijke toestand helemaal niet wordt bedreigd. De onwillige mede-eigenaar heeft namelijk in een e-mailbericht laten weten dat zij geen civielrechtelijke actie zal instellen en dat zij zich had verzoend met de woonbestemming ter plaatse. De Kroon merkt hierbij nog op dat de Onteigeningswet volgens de Kroon niet bedoeld is om civielrechtelijke geschillen op te lossen. De Kroon is daarom van oordeel dat noodzaak en urgentie voor de onteigening ontbreken. Kortom, voor de onteigening ter handhaving van de feitelijke toestand is vereist dat er signalen zijn dat deze toestand wordt bedreigd. Als de bewuste (mede) eigenaar in de toekomst alsnog zal aansturen 18

II. Administratieve procedure Volkshuisvestingsbelang of ruimtelijk ontwikkelingsbelang Is een onherroepelijk bestemmingsplan nodig? Bij besluit van 27 oktober 2014, nr. 2014002043 heeft de Kroon een aantal onroerende zaken ter onteigening aangewezen voor de aanleg van het Reevediep. Dit terwijl de planologische plannen voor de aanleg van het Reevediep nog niet onherroepelijk zijn. Kan dit zomaar en worden rechthebbenden wel voldoende beschermd? Feiten Het project Ruimte voor de Rivier IJsseldelta ziet op maatregelen die ten doel hebben de waterveilig-heid te bevorderen door de aanleg van een hoogwatergeul, het Reevediep. Het project is een initiatief van de provincie Overijssel en strekt tot uitwerking van de maatregelen die zijn begrepen in de Planologisch Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier. Alle besluiten zijn overeenkomstig de gemeentelijke en provinciale coördinatieregelingen voorbereid, waarbij de provincie Overijssel verantwoordelijk is voor de coördinatie van het project. Omdat niet alle voor de aanleg van de hoogwatergeul benodigde gronden minnelijk zijn verworven heeft de provincie de Kroon op grond van Titel II en Titel IIa verzocht om een aantal onroerende zaken ter onteigening aan te wijzen. De planologische grondslag voor het te maken werk wordt gevormd door een aantal bestemmingsplannen van de gemeenten Kampen en Dronten, een projectplan van de Minister van I&M, goedkeuringsbesluiten van GS van Overijsel en Flevoland en een projectplan van het Waterschap Groot Salland. Onteigenen voor de uitvoering van nog niet onherroepelijke plannen? De hiervoor genoemde plannen en besluiten waren op het moment van het tot stand komen van het KB nog niet onherroepelijk. Tegen de gecoördineerde besluiten loopt nog een beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het is dus mogelijk dat het de Afdeling de besluiten vernietigt en dat het hele project niet kan doorgaan. Een aantal reclamanten voert aan dat de onteigeningsprocedure om die reden (in ieder geval nu) nog niet kan worden gestart. De Kroon overweegt daarover als volgt. (..) Voor het starten van de administratieve onteigeningsprocedure krachtens de artikelen 62 en 72a van de Onteigeningswet (..) volgt (niet de eis) dat het bedoelde besluit of plan onherroepelijk is. Voor de start van de procedure ingevolge de artikelen 62 en 72a geldt in het algemeen, dat een aanvang moet zijn genomen met de planologische inpassing van het werk ten behoeve waarvan onteigening wordt verzocht. Hierbij geldt voor de procedure gericht op de totstandkoming van een bestemmingsplan, dat ten minste een dergelijk plan in 19

II. Administratieve procedure Volkshuisvestingsbelang of ruimtelijk ontwikkelingsbelang ontwerp ter inzage moet zijn gelegd, waarbij belanghebbenden bovendien de mogelijkheid moeten hebben gehad tot het naar voren brengen van zienswijzen van planologische aard in de planologische procedure voorafgaand aan of ten minste gelijktijdig met de mogelijkheid tot het naar voren brengen van zienswijzen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure. In de onderhavige procedure is aan de bedoelde eisen, zoals blijkt uit hetgeen onder Planologische grondslag staat vermeld, voldaan. Ten tijde van de start van de onteigeningsprocedure waren de bestemmingsplannen vastgesteld. Gelet hierop kon de verzoeker om onteigening de administratieve procedure laten starten. Hoe werkt het nu eigenlijk? Zoals de Kroon terecht overweegt volgt bij Titel II onteigeningen niet uit de wet dat de onderliggende besluiten al onherroepelijk moeten zijn bij de start van de administratieve fase (het verzoekbesluit). Indien, zoals in deze onteigeningsprocedure, een coördinatieregeling als bedoeld in art. 3.30, 3.33 of 3.35 van de Wro van toepassing is worden rechthebbenden beschermd door artikel 3.36b Wro. In lid 2 van dat artikel staat dat de onteigening niet kan worden uitgesproken voordat de planologische besluiten, ter uitvoering waarvan wordt onteigend, onherroepelijk zijn geworden. Dat betekent dus dat, in een gecoördineerde procedure, niet alleen de administratieve, maar ook de gerechtelijke onteigeningsprocedure al kan worden gestart voordat de planologische beslissingen definitief zijn. Bij Titel IV onteigeningen neemt de Kroon, indien het betreffende bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is in het Koninklijk Besluit een ontbindende en een opschortende voorwaarde op. De ontbindende voorwaarde houdt in dat het onteigeningsbesluit komt te vervallen indien het daaraan ten grondslag liggende plan niet onherroepelijk wordt. De opschortende voorwaarde houdt in dat niet tot dagvaarding mag worden overgegaan dan nadat het bestemmingsplan, voor zover dat betrekking heeft op de gronden die in de onteigening zijn begrepen, onherroepelijk is geworden. Indien geen coördinatieregeling van toepassing is kan dus niet worden gestart met de gerechtelijke onteigeningsprocedure voordat de planologische beslissingen definitief zijn. 20

II. Administratieve procedure Publiek belang C. Publiek belang De Kroon beoordeelt of met een onteigening het publiek belang is gediend. Onteigening is immers geen middel om uitsluitend particuliere belangen te behartigen. Individuele burgers mogen profijt hebben, maar met de onteigening moeten ook altijd belangen van de gemeenschap zijn gediend. In de praktijk blijkt de Kroon zelden van oordeel dat er geen sprake is van een publiek belang. Een goed voorbeeld is het KB Leiderdorp van 24 juni 2010 (no. 10.1769) waarin de Kroon kortweg oordeelde dat het publiek belang gediend is met de onteigening ten behoeve van een vestiging van de IKEA. 21

II. Administratieve procedure Noodzaak D. Noodzaak Minnelijk overleg na een vaststellingsovereenkomst tot bedrijfsverplaatsing De gemeente heeft een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin voor haar een inspanningsverplichting is opgenomen tot bedrijfsverplaatsing. Heeft de gemeente zichzelf hiermee vastgelegd in het kader van het minnelijk overleg? Moet de gemeenteraad een verzoekbesluit tot onteigening inhoudelijk behandelen om te voldoen aan het vereiste van zorgvuldige besluitvorming? Beide vragen zijn door de Kroon ontkennend beantwoord in het Koninklijk Besluit van 12 maart 2014 (nr. 2014000487). Feiten De gemeente Alphen aan den Rijn wil in de provinciale weg N209 een rotonde aanleggen voor de ontsluiting van de te realiseren woonwijk Weidelanden. De onteigenden voeren een aantal zienswijzen aan waarvan er twee interessant zijn om nader te bespreken. Minnelijk overleg na vaststellingsovereenkomst De gemeente had met twee mede-eigenaren op 11 juli 2008 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst was afgesproken dat zou worden gestreefd naar verplaatsing van het bedrijf van de eigenaren naar een andere locatie. De gemeenteraad behield in de overeenkomst de uitoefening van zijn bevoegdheden. In 2010 heeft de gemeente besloten om geen voorontwerp bestemmingsplan in procedure te brengen voor de door de eigenaren beoogde nieuwe ontwikkelingen. In het daarop volgende overleg over de aankoop van de gronden hebben de eigenaren zich op het standpunt gesteld dat minnelijk overleg alleen mogelijk is als de gemeente uitvoering zou geven aan de volgens de vaststellingsovereenkomst beoogde ontwikkeling (waaronder bedrijfsverplaatsing). De eigenaren brengen vervolgens in de onteigeningsprocedure als zienswijze naar voren dat de gemeente de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst niet nakomt en niet naar een minnelijke oplossing zoekt. 22

II. Administratieve procedure Noodzaak De Kroon oordeelt kortweg dat het voldoende aannemelijk was dat het minnelijk overleg met de eigenaren niet zou leiden tot eigendomsoverdracht. Reden hiervoor is volgens de Kroon dat de eigenaren het al dan niet voeren van het minnelijk overleg koppelden aan de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst. Een vaststellingsovereenkomst met een inspanningsverplichting ten aanzien van een vervangende locatie (en een voorbehoud van bevoegdheid van de raad) vormt wat de Kroon betreft dus kennelijk geen belemmering voor het voeren van minnelijk overleg dat is beperkt tot de verkrijging van de benodigde gronden. Zorgvuldigheid besluitvorming raad De eigenaren hadden ook nog aangevoerd dat het verzoekbesluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen, (mede) omdat de gemeenteraad niet inhoudelijk bij het onderwerp onteigening heeft stilgestaan. De Kroon overweegt dat aan een door de raad te nemen verzoekbesluit een zorgvuldige belangenafweging vooraf gaat, naast pogingen om via minnelijk overleg de vereiste gronden te verwerven. De Onteigeningswet verplicht de gemeenteraad niet om bij de voorbereiding van een verzoekbesluit de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb toe te passen, waarbij belanghebbenden tegen dit besluit hun zienswijzen kunnen indienen. Overigens geldt dat het verzoekbesluit moet voldoen aan de in de Awb gestelde eisen ten aanzien van zorgvuldigheid en belangenafweging. Daaraan wordt door de Kroon dan ook bij de beoordeling van het verzoekbesluit getoetst. Uit de door de verzoeker in het kader van het onderzoek overgelegde stukken en verstrekte informatie is de Kroon niet gebleken dat de totstandkoming van het verzoekbesluit niet aan de gestelde eisen voldoet. Naar het oordeel van de Kroon blijkt uit de stukken en de ontvangen informatie dat het besluit wel degelijk zorgvuldig tot stand is gekomen. De zorgvuldigheid van de totstandkoming van het verzoekbesluit wordt dus beoordeeld aan de hand van de onteigeningsstukken die in grote ordners naar de corporate dienst worden verzonden, en niet aan de hand van de spreektijd die met de behandeling van het raadsvoorstel is gemoeid. De eigenaren zijn hierdoor naar ons oordeel niet benadeeld, zij kunnen immers hun zienswijze bij de Kroon naar voren brengen. 23

II. Administratieve procedure Noodzaak Geen minnelijk overleg bij verjaringsclaim Bij het Koninklijk Besluit d.d. 7 oktober 2013, nr. 13002084 zijn gronden ter onteigening aangewezen ten behoeve van de aanleg van een deel van de Parallelweg in s-hertogenbosch. Op een aantal punten een duidelijke voortzetting van de vaste lijn van de Kroon en een interessant beroep op verjaring van een perceelsgedeelte. Minnelijk overleg: geen aanbod vervangende grond Een van de belanghebbenden is de NS. De NS moet een deel van haar parkeerterrein bij station s-hertogenbosch afstaan en voert aan dat de gemeente, gelet op het grote belang dat NS bij de parkeerplaatsen heeft, aan haar vervangende grond moet aanbieden. De Kroon ziet in de zienswijze van de NS echter geen aanleiding om van haar vaste lijn af te wijken: de onteigenende partij is niet verplicht tot schadeloosstelling anders dan in geld. Eventuele bezwaren had de NS duidelijk kunnen en moeten maken in de bestemmingsplanprocedure. Onjuiste benaming/ toezenden kennisgevingen Een aantal reclamanten wijzen op schoonheidsfoutjes die in de procedure zijn gemaakt. Gelukkig voor de gemeente s-hertogenbosch hebben deze fouten geen gevolgen. Een eerste door reclamanten naar voren gebracht punt betreft het feit dat, in het raadsbesluit tot het doen van een verzoek om onteigening, het bestemmingsplan ten onrechte niet als Parallelweg 2 e fase maar als Onteigening Parallelweg 2e fase was aangeduid. De Kroon leest hier een kennelijke en eenmalige verschrijving in waardoor reclamanten niet in hun belangen zijn geschaad. De verschrijving blijft aldus zonder gevolgen. Een (potentieel) ernstigere fout betrof het feit dat aan één van de belanghebbenden ten onrechte geen kennisgeving was toegezonden. Nu deze belanghebbende desalniettemin zienswijzen had ingediend was hij door dit verzuim niet in zijn belangen geschaad. Dat een dergelijk verzuim ook ernstiger kan aflopen blijkt uit het eerder door mij besproken KB 5 oktober 2011, nr. 11.002380 (gemeente Werkendam. In de casus Werkendam had de vergeten pachter geen zienswijze ingediend en kon dus niet worden vastgesteld dat hij niet in zijn belangen was geschaad. Geen minnelijk overleg bij beroep op verkrijgende verjaring Een van de reclamanten geeft in zijn zienswijze aan dat in het minnelijk overleg ten onrechte geen bod is gedaan op een perceelsgedeelte dat, naar zijn stelling, door 24

II. Administratieve procedure Noodzaak verkrijgende verjaring zijn eigendom is geworden. Het perceelsgedeelte, dat volgens de kadastrale aanduiding aan de onteigenende partij toebehoort, is wel op de lijst van te onteigenen onroerende zaken opgenomen. De gemeente heeft in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure de claim van de hand gewezen en heeft de bewuste partij dan ook geen aanbod tot schadeloosstelling gedaan. De Kroon stelt voorop dat de Onteigeningswet uitgaat van de situatie overeenkomstig de kadastrale registratie. Indien de verzoeker op grond van de kadastrale registratie, overeenkomstig de Onteigeningswet als eigenaar moet worden aangemerkt, komt het de Kroon niet onjuist voor dat de verzoeker niet met de beweerdelijke eigenaar in overleg is getreden over de minnelijke verwerving. Partijen kunnen een geschil over de eigendom voorleggen aan de burgerlijke rechter. Geen van partijen is daartoe overgegaan. Uitgangspunt voor de Kroon is dus dat er geen minnelijk overleg te worden gevoerd met iemand die (bijvoorbeeld door verjaring) pretendeert eigenaar te zijn geworden van een perceel. Naar mijn oordeel heeft de gemeente s-hertogenbosch er wel verstandig aan gedaan om (wellicht wetende dat er een verjaringsberoep speelde) ook een aantal van de al in haar eigendom zijnde percelen ter onteigening aan te wijzen. Zo voorkomt de gemeente dat achteraf blijkt dat een deel van de benodigde gronden door verjaring is overgegaan op een ander. Indien de reclamant zijn beroep op verjaring wil blijven volhouden zal hij in de gerechtelijke procedure tussen moeten komen ex art. 3 Ow. 25

II. Administratieve procedure Noodzaak Overleg alleen vereist bij grondgebonden belang Ruim anderhalf jaar nadat de Kroon de onteigening van ruim 500 percelen had afgewezen vanwege gebreken in het minnelijk overleg wordt het nieuwe verzoekbesluit van Provinciale Staten van Fryslan tot onteigening van gronden voor de aanleg van De Centrale As alsnog integraal toegewezen. En wel in een lijvig KB met ruim 21 pagina s tekst waarin de Kroon reageert op uitgebreide zienswijzen van 15 reclamanten. Minnelijk overleg dit keer wel zorgvuldig! Het overgrote deel van de zienswijzen ziet op het gevoerde minnelijk overleg. De reclamanten verwijzen naar onderhandelingen over grondruil of compensatiegrond. In alle gevallen oordeelt de Kroon dat het ten tijde van het verzoekbesluit aannemelijk was dat het minnelijk overleg met reclamanten voorlopig niet zou leiden tot de beoogde eigendomsoverdracht, dat de provincie het overleg na het verzoekbesluit heeft voortgezet en ook nog ingevolge art. 17 Ow moet voortzetten voordat de gerechtelijke procedure wordt ingegaan. Toch een vergeten perceel Van één perceel waren reclamanten in juni 2012 eigenaar geworden. Dit perceel was niet betrokken in het gevoerde overleg en hiervoor was ook geen aanbod gedaan. Omdat dat perceel wel nodig is voor de aanleg van een gedeelte van de Centrale As heeft de provincie dit alsnog in het minnelijk overleg betrokken. Bij brief van 2 september 2013 ruim acht maanden na de datum van het verzoekbesluit van 23 januari 2013- heeft de provincie reclamanten een nieuw verwervingsaanbod gedaan, waarin ook het vergeten perceel was betrokken. De provincie heeft in de hoorzitting verklaard dat die zaak zal worden betrokken in een nieuwe onteigeningsprocedure, als met reclamanten over de verwerving daarvan minnelijk geen overeenstemming kan worden bereikt. Daarbij heeft de provincie ook verklaard dat dit geen gevolgen heeft voor de start van de werkzaamheden, omdat er in de nabijheid van het perceel al wel kan worden begonnen met de aanleg van de Centrale As en de bouw van het kunstwerk bij het nabijgelegen spoor. Ook overigens zal de start van de aanleg van de Centrale As volgens de provincie geen vertraging oplopen. Aldus heeft een en ander volgens de Kroon geen gevolgen voor de urgentie van de onderhavige onteigening. Geen overleg nodig met vennootschappen zonder grondgebonden belang Een reclamant had aangevoerd dat met een zes vennootschappen geen overleg was gevoerd. De Kroon stelt vast dat één van de vennootschappen eigenaar is van de te onteigenen onroerende zaken, welke vennootschap ook staat vermeld op de lijst van te onteigenen onroerende zaken. Aan deze vennootschap als eigenares 26

II. Administratieve procedure Noodzaak zijn meerdere aanbiedingen gedaan, waarop steeds door of namens een andere vennootschap is gereageerd. De te onteigenen onroerende zaken betreffen weilanden met bosschages en liggen ver van de locatie waarop de bedrijfsgebouwen zijn gevestigd waarin de zes vennootschappen hun activiteiten ontplooien, en waartoe hun belang beperkt is. Nu niet is gebleken dat de bewuste vennootschappen op de te onteigenen gronden enige bedrijfsactiviteiten ontplooien is er geen grondgebonden belang. Deze vennootschappen behoefden dus ook niet te worden schadeloosgesteld in verband met de voorgenomen onteigening, en hoefden dus ook niet in het overleg te worden betrokken. Beroep op zelfrealisatie afgewezen Een van de reclamanten betwistte de noodzaak en urgentie van de onteigening voor de aanleg van een gedeelte bos van 0.50.00 ha, en deed vervolgens een beroep op zelfrealisatie met betrekking tot het bos. De Kroon overweegt dat de bestemming bos bedoeld is voor de landschappelijke inpassing van de aansluiting van de Centrale As op een bestaand kruispunt, en dat het ontwerp is afgestemd op de situatie en op de plaats. Gelet hierop is de noodzaak en de urgentie van de onteigening naar het oordeel van de Kroon voldoende toegelicht. Met betrekking tot het beroep van reclamant op het zelf realiseren van het bos merkt de Kroon op dat hij dat niet naar voren heeft gebracht in het kader van het minnelijk overleg. Pas ruim na de start van deze procedure heeft reclamant in een overleg met de verzoeker naar voren gebracht dat hij een gedeelte van het bos zelf zou willen realiseren. Daarbij heeft reclamant verder geen concreet plan overgelegd of zijn voornemen concreet toegelicht. Niet gebleken is dat reclamant in staat en bereid is om het bos in de door verzoeker gewenste zin zelf te realiseren. Reclamant kan zich er naar het oordeel van de Kroon dan ook niet met succes op beroepen dat hij de bestemming bos zelf zal realiseren. 27

II. Administratieve procedure Noodzaak Obstructie van het minnelijk overleg loont niet Minnelijk overleg voeren in het kader van een onteigeningsprocedure is lastig als het bestemmingsplan nog niet vaststaat. Overheden willen de voor hun plannen benodigde gronden verwerven om het plan zo spoedig mogelijk te realiseren, terwijl de burger zich verzet tegen het bestemmingsplan en dus vaak nog helemaal niet bereid is tot minnelijk overleg. In het Koninklijk Besluit d.d. 11 februari 2014 nr. 201400313 heeft de Kroon zich over deze problematiek uitgelaten. Minnelijk overleg Bij het KB Brummen zijn gronden ter onteigening aangewezen ten behoeve van de dijkverlegging Cortenoever in het kader van Ruimte voor de Rivier. Het betreft een zogeheten titel II en IIa procedure (waarover later meer). De Kroon hanteert bij deze procedure voor minnelijk overleg de standaardoverweging dat genoegzaam aan het vereiste van minnelijk overleg is voldaan, indien voor de terinzagelegging een aanvang is gemaakt met het minnelijk overleg. Dit overleg dient tot een redelijk punt te worden voortgezet voordat met de administratieve onteigeningsprocedure wordt begonnen. Als resultaat van het minnelijk overleg moet (uitzonderingen daargelaten) een concreet schriftelijk bod zijn gedaan. In deze procedure wilden meerdere reclamanten niet meewerken aan het minnelijke overleg. De reclamanten wilden eerst hun zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan en eventueel ook het beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan afwachten. De (verwerver van de) Minister mocht van deze reclamanten zelfs niet het erf betreden voor een taxatie. De Minister heeft daarom zijn aanbod gebaseerd op een zichttaxatie. De Kroon overweegt dat de Minister dit mocht doen aangezien reclamanten geen medewerking wilden verlenen. De Kroon overweegt in dit kader verder dat de Minister is gebonden aan zijn eigen, op de urgentie van het werk toegespitste planning. Titels II of titel IV Reclamanten stellen in hun zienswijzen, met verwijzing naar het KB Emmen van 8 juli 2011, nr. 11.001685, ook nog dat de onteigening niet zou moeten worden gebaseerd op de titels II en IIa, maar op titel IV van de Onteigeningswet. De Kroon overweegt dat de onteigening plaatsvindt voor de dijkverlegging Cortenoever en voor de verruiming van de IJssel. Daaruit volgt dat deze werken vallen onder de artikelen 62 en 72a (titel II en IIa) van de Onteigeningswet. Op grond van artikel 62, tweede lid, van de Onteigeningswet wordt onder de onteigening ten behoeve 28

II. Administratieve procedure Noodzaak van waterkeringen mede begrepen de onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan. De Kroon overweegt dat de nieuw aan te leggen primaire waterkering op grond van het bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever landschappelijk zal worden ingepast. De landschapsberm kan dan ook worden aangemerkt als een rechtstreeks uit de aanleg van de waterkering voortvloeiende bijkomende voorziening ter uitvoering van het genoemde bestemmingsplan. Hiermee is de basis van het onderhavige plan van het werk en van de onteigening volgens de Kroon in beginsel gegeven. KB Emmen Wij merken op dat de Kroon niet reageert op de verwijzing naar het KB Emmen. In dat KB was sprake van een verzoek tot onteigening van de Provincie, ter uitvoering van een al vastgesteld bestemmingsplan. In dat KB overwoog de Kroon in het algemeen, dat indien werken en werkzaamheden ten behoeve waarvan om onteigening wordt verzocht hun grondslag vinden in een vastgesteld bestemmingsplan, Titel IV van de Onteigeningswet daarvoor de aangewezen titel is om het verzoek om onteigening daarop te baseren. Dit geldt ook voor de aanleg van een kanaal. Het verzoek om onteige-ning wordt getoetst op het bestaan van deze planologische grondslag. Onteigening of gedoogplicht? Een reclamant klaagt dat een deel van zijn gronden dat nodig is voor een dijksloot niet in de onteigening is betrokken. Voor het eerst laat de Kroon zich inhoudelijk uit over een gedoogplicht. De Kroon overweegt met verwijzing naar de door de Minister gemaakte afweging dat voor de dijksloot het (minder ingrijpende) instrument van de gedoogplicht volstaat, omdat het (kennelijk) slechts tijdelijk gebruik betreft. De Kroon stelt verder (op basis van informatie van de verzoeker?) dat bij de gedoogplichtprocedure een volledige schadeloosstelling zal worden betaald, zodat reclamant niet word geschaad door de keuze voor een gedoogplicht in plaats van onteigening. 29