Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 15



Vergelijkbare documenten
ecil i%ianli CLASSICS Sir 146-tier Ott - Beroemde boeken in woord en beeld cent pull JAARBOEK VOOR NEDERLANDSE BOEKGESCHIEDENIS 15/2008

Het labjournaal. Verslaglegging van onderzoek naar nieuwe uitvindingen. Inleiding

Schadeatlas bibliotheken in de praktijk

Leken trekken tot Gods Woord

Vijf redenen waarom dit waar is

BIJZONDERE REGELS FILATELISTISCHE LITERATUUR Pag. 1

Boekverslag Nederlands Elckerlijc door Onbekend

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Het Gruuthuse-handschrift in woord en klank

Bijsluiter Canesten foot 1 van 5 CANESTEN FOOT

Digitaliseren en de rol van de restaurator

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Delftse Bijbel (1477)

Reikwijdte WBP ten aanzien van archiefbescheiden

Oorspronkelijke handschriften van de Statenvertalers in de Collectie Rolandus (2)

Koptische, Gotische, Armeense, Ethiopische en Syrische vertaling

METAMORFOZE BESLISSINGSMODELLEN INKTVRAATBEHANDELING

CENTRALE BIBLIOTHEEK VAN DE EUROPESE COMMISSIE (CBL) LUXEMBURG HUISHOUDELIJK REGLEMENT VOOR DE LEESZAAL. Artikel 1 Dienstverlening

Inleiding op Middeleeuwse Epiek

Breien in de late middeleeuwen Een stukje geschiedenis over een geliefd tijdverdrijf

The Leon Levy Dead Sea Scrolls Digital Library

2014 Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Maastricht

5,2. Gedichtbespreking door een scholier 3097 woorden 1 december keer beoordeeld. Levensbeschouwing

Memorieboek of calendarium-necrologium van het Sint Plechelmuskapittel te Oldenzaal Inleiding bij de internet-editie

Schenken aan een museum?!

Vroege go-literatuur in Nederland

Machinestempels als verzamelgebied (1)

F r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Bij u schuil ik, u bent mijn schild,

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Geloof tegenover gevoelens

Doel van Bijbelstudie

Versteende boeken in Artis Bibliotheek

lesmateriaal Taalkrant

Een goede lezer wordt begrijpend. Een goede luisteraar wordt begrijpend.

Ola Lanko en haar foto-genic installaties 14 oktober interview

Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op donderdag 20 maart 2014!!

Samenvatting Dautzenberg H8

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Rembrandt en de Bijbel

Oefeningen voor inkeer en verstilling

Protocol archiefbeheer

Luisteren: muziek (B1 nr. 4)

Vetverbranding in de hersenen?

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen van God,

De brieven van Van Gogh

Verzamelde liedjes en gedichten

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Jezus, het licht van de wereld


Leven met angst voor ernstige ziektes

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Zonkinderen. Suggesties bij kern 11. Auteur: Wilma Stegeman. Boekenhoek en thematafel in kern 11. Internet. Suggesties

Vertalen van verdriet. Gideon de dichter & Gideon de richter

Over de website en de boodschappen

G E M E E N T E A R C H I E F S C H I E D A M INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN DE STICHTING WOONWAGENWERK

Hoe maak je een werkstuk?

Time management - logboekanalyse en Eisenhowerschema

Montage Handleiding van SignWorld

HANDLEIDING KARSTEN TUNNELTENT

Mijn kledinggebruik. Succes! Dit gedeelte gaat over het kopen van kleding.

Het Gelders Archief is een openbare ruimte, waar een aantal huisregels geldt. Deze huisregels vindt u in dit bezoekersreglement.

Keulen in de media Een onderzoek naar de berichtgeving over de gebeurtenissen in Keulen in Nederlandse dagbladen

Je eigen nieuwjaarsbrief

Gedragscode Persoonlijk Onderzoek. 21 december 2011

C JAAR PREEK ADVENT. H. Maria Maior, Dordrecht. Rorate Coeli. Dauwt heemlen.

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Luisteren naar de Heilige Geest

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

Verzamelen. Les 1. Verzamelen. Opdracht. Lesbrief groep 7 en 8. Van: Heb jij een verzameling? JA / NEE

Werkschrift : Hoe werk ik op WikiKids?

Bijsluiter Canesten foot strooipoeder, crème 1 van 5 CANESTEN FOOT

Gedichtendossier HET LEVEN OP AARDE. Caily ten Voorde. Klas 4T3. Nederlands. Mevrouw Scholten. Gedichtendossier

Waterrisico s voor collecties

De medische term voor doorliggen is decubitus. Het is een beschadiging van de huid. U kunt het krijgen als u veel in één houding ligt of zit.

Bijlage Vragenlijst voor stotterende kinderen

Nieuwsbrief Amigos. maart 2014 DE SAN JUAN DE FLORES

Drie schilderijen in de consistorie te Oudelande

Tweede Kamer der Staten-Generaal

18. Evangelist in eigen land 19. Onder Jezus zegen Een bereide plaats 20. Water 21. Een gebed om de Heilige Geest Doorwaai mijn hof 22.

HANDLEIDING KARSTEN TUNNELTENT

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem

Heilig Jaar van Barmhartigheid

De olifant die woord hield

Alles is genade en Stel, ik zoek een kerk

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld:

INTEGRAAL, VOORLOPIG EN BEKNOPT VERSLAG

Verzamelen. Les 1. Verzamelen pagina 1 t/m 4. Doelen. Lesomschrijving. bij de erfgoedlessen Een Doos Voor Later. Docentenhandleiding groep 7 en 8

TIEN GEBODEN TIEN SCHILDERIJEN. Bart Jan Bakker. en teksten

Beginnen. met. Genealogie

Samen eenzaam. Frida den Hollander

Navorming rond poëzie Sandrine Lambert

Zin in schrijven! Workshop vrij en creatief schrijven voor jonge anderstaligen door Fros van der Maden - auteur Op Schrift -

Transcriptie:

Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 15 bron. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen / Nederlandse Boekhistorische Vereniging, Leiden 2008 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_jaa008200801_01/colofon.php 2013 dbnl

7 Thijs Porck & Henk Porck 1 Hoemen alle boucken bewaren sal om eewelic te duerene Acht regels uit 1527 over het conserveren van boeken De vervallen of juist goede staat waarin we middeleeuwse handschriften vandaag in collecties kunnen aantreffen, geeft een gevarieerd beeld van het eeuwenlange proces van natuurlijke veroudering en weerspiegelt bovendien de al dan niet verantwoorde wijze waarop de handschriften de afgelopen honderden jaren zijn bewaard en gebruikt. Tegenwoordig wordt volop aandacht besteed aan de bescherming van dit bijzondere materiaal door middel van goede bewaaromstandigheden en strenge voorwaarden voor inzage en hantering. Maar hoe was dat in de middeleeuwen zélf? Dachten de middeleeuwers wel na over het conserveren van hun boeken? Handschriften waren kostbaar en het lijkt niet meer dan logisch dat bezitters en gebruikers geacht werden er zorgvuldig mee om te gaan. Concrete, praktische voorschriften over hoe men destijds een boek moest behandelen of bewaren zijn echter nauwelijks bekend. Enkele aanwijzingen vinden we in de statuten van verschillende kloosterorden. De meeste kloosters stelden een zogenoemde armarius aan, een soort bibliothecaris avant la lettre, die werd belast met het beheer van de boeken. 2 Volgens de statuten van het Maria Magdalenaklooster te Hoorn, behorend tot de Augustijner orde, viel deze taak toe aan de Costerinne, die er bovendien op toe moest zien dat de boeken int uutlenen noch verderft noch verloren en werden. 3 Ook in het vrouwenklooster Bethlehem in de buurt van Hoorn moest de bewaerster der boeken erop toezien dat de boeken bij het uitlenen niet zouden vergaan. 4 De Consuetudines van het Sint-Pauluscollatiehuis te Gouda zijn al wat specifieker over waar de bibliothecaris van dienst op moest letten: boekwormen en stof. 5 Ook tegen vocht en vuil werd in verschillende kloosterregels gewaarschuwd. 6 Deze sporadische notities kunnen nog 1 De auteurs bedanken Ad Leerintveld, Constant Lem en Wim Smit voor hun opmerkingen en suggesties. Dank gaat ook uit naar Ed van der Vlist, Jenny Mateboer en Marieke Polhout. 2 J.W Clark, The care of books. Cambridge 1902, 57. 3 Den Haag, KB 73 H 2, fol. 59v-60r. 4 Geciteerd in: K.O. Meinsma, Middeleeuwsche bibliotheken. Zutphen 1903, 115. 5 Den Haag, KB 73 G 22, fol. 20r. (...) et diligenter prospicere, ne in eis tinea vel alia quelibet corruptela infectum quid vel exesum sit en (...) ne vel pulvere vel alia qualibet sorde maculentur. Voor de toeschrijving aan het Sint-Pauluscollatiehuis te Gouda, zie: C.A.M. Lem, De Consuetudines van het Collatiehuis in Gouda, in. Ons geestelijk erf 65 (1991), 125-143. 6 Clark, Care of books, 61.

8 worden aangevuld met korte stukjes uit de colofons van verschillende handschriften, waarin de lezer onder dreiging van een banvloek wordt gesommeerd het boek in goede staat te houden. 7 De hierboven genoemde aantekeningen geven geenszins een compleet beeld van de wijze waarop middeleeuwers geacht werden om te gaan met hun boeken. Tot voor kort waren echter geen uitvoerigere contemporaine teksten over het behoud van boeken bekend. In hun Handgeschreven wereld maakten Dini Hogenelst en Frits van Oostrom voor het eerst melding van een unieke, laatmiddeleeuwse tekst met de titel hoemen alle boucken bewaren sal om eewelic te duerene, waarin acht conserveringsregels staan opgetekend. 8 Deze tekst is bewaard gebleven in handschrift 133 F 2 van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en wordt ook kort genoemd in de catalogus Lezen voor een zuiver gemoed van J. Oosterman. 9 Een voormalige stagiaire bij de KB, Marieke Polhout, wijdde haar bachelorscriptie aan dit handschrift, 10 maar ook hier bleef een gedegen analyse van de regels om boeken eeuwig te bewaren achterwege. In dit artikel wordt voor het eerst een poging gedaan om de acht regels te doorgronden en te interpreteren in het licht van de huidige kennis op het terrein van de boekconservering. Hieronder wordt de tekst allereerst binnen zijn handschriftelijke context geplaatst. Daarna volgt een analyse en interpretatie van de inhoud van de conserveringsregels: wat wordt precies bedoeld, welke fysieke aspecten van het middeleeuwse boek worden belicht en in hoeverre zijn er overeenkomsten met de huidige richtlijnen voor het conserveren van boeken? Het artikel wordt afgesloten met een editie van de betreffende tekst. Voor degenen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van het boek is deze studie een nuttige kennismaking met de conserveringsproblematiek en voor hen die zich met boekconservering bezighouden geeft het een impressie van de inzichten die men ongeveer vijfhonderd jaar geleden al had. Handschriftelijke context Handschrift KB 133 F 2 telt 180 papieren bladen en is van klein formaat (120 79 mm). De lopende tekst is geschreven in een onzuivere littera hybrida, in zwarte inkt, en voorzien van rubrieken en leestekens in rode inkt. Het handschrift is gehuld in een leren band met blindstempeling uit de tweede helft van de negentiende eeuw, vervaardigd door boekbinderij J.A. Loebèr te Leiden. In 1897 werd het handschrift aangekocht uit de verzameling van Johannes Acquoy (1829-1896), samen met 75 gedrukte werken en 55 7 F. Newton, Preservation of Flyleaves, Subscriptions, Retracing of Script, and Shelf Marks: The care of MSS. at Monte Cassino in the Later Middle Ages (11th to 15th Centuries), in: Scriptorium 50 (1996), 356-362. D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen. Amsterdam 1995, 42-43. 8 Hogenelst & Van Oostrom, Handgeschreven wereld, 42-43. 9 J. Oosterman, Lezen voor een zuiver gemoed. Over het lezen van Nederlandse geestelijke teksten in de late Middeleeuwen. Leiden 1996, 55-56. 10 M. Polhout, An de plume sietmen wat vueghel dat es Het devotiehandschrift (1527) van Mergriete en Janne van der Spurt uit Gent Onuitgegeven bachelorscriptie Radboud Universiteit Nijmegen 2006.

9 andere handschriften. De toenmalige bibliothecaris van de KB, dr. W.G.C. Byvanck, betaalde hiervoor een bedrag van f 1350,-. 11 Figuur 1: Den Haag, KB 133 F 2 Kenmerkend voor dit handschrift zijn de vele eigendomsnotities die op verschillende plaatsen in de lopende tekst zijn verwerkt. Al vanaf het begin van het handschrift wordt duidelijk gemaakt aan wie het boekje toebehoorde: Desen bouc behoort toe Margrieten vander Spurt filiae Jacops, wonachtich te Ghendt up Tsant bij Sint Lievens oft Keyserpoorten. Ende alsen sal wesen moe midtscaders dat pampier, es so sallen Janne haer suster moeten hebben oft Anthonijne vanden Buere, staet hij Jannen af. Ende esser gheen van beede toe ghesindt, so sal hij commen up haer broeders Lieven, Jan oft Gheert van der Spurt, dwelc alle maersscalke sijn. Waert bij aldien datmen dit boucskin vercochte, dwelc vleesch ende bloot ghecost heeft, so salmen den prijs den aeremen deelen. 12 De eigenares van dit boek is Margriet van der Spurt, woonachtig in Gent. Tevens wordt voorgeschreven dat het boek daarna terecht zou moeten komen bij haar zuster Janne. Als deze het boek niet wil hebben, komen Anthonijne van den Burre en de drie broers van Margriet, allen werkzaam als hoefsmid, in aanmerking. Mocht niemand interesse hebben in het boek, dient het te worden verkocht en moet de opbrengst verdeeld worden onder de armen. 11 A. Leerintveld, J.G.R. Acquoy, theoloog 1829-1896, in: M. van Delft [e.a.] (red.), Verzamelaars en verzamelingen. Koninklijke Bibliotheek 1798-1998. Zwolle 1998, 88. 12 Fol. 1v-2r.

10 Het boekje was de familie Van der Spurt klaarblijkelijk zo lief dat dezelfde eigendomsnotitie, zowel in het Frans als het Latijn, elders in de lopende tekst van het handschrift werd opgenomen. 13 Het bleef in ieder geval in de familie: de laatste regels van het handschrift, in de hand van de kopiist, getuigen van het feit dat Joannae vander Spurt ende haren broeders ofte susters filii Jacob het boekje nu bezitten. 14 Het handschrift wordt op verschillende folia gedateerd op 1527. 15 De naam van de kopiist wordt nergens genoemd. Het lijkt echter waarschijnlijk dat de kopiist een persoonlijke band had met de familie Van der Spurt: de frequente eigendomsnotities zijn geschreven in de hand van de kopiist en maken deel uit van de lopende tekst; verwijzingen naar deze notities zijn bovendien opgenomen in de inhoudsopgave van het handschrift. Het is goed mogelijk dat Margriet van der Spurt zélf verantwoordelijk was voor het kopiëren van de teksten in dit handschrift; haar naam komt immers veelvuldig voor en de tekst hoemen alle boucken bewaren sal om eewelic te duerene is ondertekend met Spurt Margr. 16 Naar aanleiding van de inhoud van het handschrift - een verzameling gebeden, hymnen en bijbelteksten - wordt het werk in verschillende catalogi aangeduid als devotieboekje. Polhout stelt terecht dat het waarschijnlijk bedoeld was voor het onderricht aan kinderen. 17 Veel teksten zijn van didactische aard, waaronder eenen gheestelicken A.B.C, 18 en sommige lijken te zijn toegespitst op de wijze waarop kinderen zich ten opzichte van hun ouders moeten gedragen. Dit laatste wordt met name geïllustreerd door de teksten met rubrieken als In quade kinderen sal niement verblijden en vader ende moeder moet men in alder noot bijstaen. 19 Maakte Margriet van der Spurt dit boekje ter onderricht van haar broers en zussen, of was het voor Margriet zelf bedoeld? In dit laatste geval zou zij een kind geweest zijn en was de kopiist wellicht een van haar ouders. De tekst hoemen boucken bewaren sal om eewelic te duerene volgt direct na de eerste eigendomsnotitie en is de eerste zelfstandige tekst in het handschrift. De voorname plek ervan geeft aan dat in de eerste helft van de zestiende eeuw een goede omgang met boeken een wezenlijk onderdeel was van de opvoeding van de kinderen van de familie Van der Spurt. 13 In het Frans:, fol. 109r-109v. In het Latijn, fol. 128r. 14 Fol. 180v 15 Fol. 1r, 109v, 180v Op fol. 27r wordt het boekje op 1526 gedateerd. 16 Fol. 6v. 17 Polhout, An de plume sietmen wat vueghel dat es, 29-31. 18 Fol. 27v-29v. Dergelijke ABC-teksten, in combinatie met devote teksten, vinden we in meerdere handschriften, daterend vanaf de vijftiende eeuw, die bedoeld waren voor het onderwijs aan kinderen. Zie ook: K. Rudy, An illustrated mid-fifteenth-century primer for a Flemish girl: British Library, Harley MS 3828, in. Journal of the Warburg and Courtauld institutes 59 (2006), 58-65, 71-75. Met dank aan de auteur. 19 Fol. 153v-155r Andere teksten over de wijze waarop kinderen zich dienen te gedragen vinden we op fol. 130v-140r, 150r-161r, 178v-180v.

11 Analyse van de acht regels voor boekconservering De acht richtlijnen om boeken eeuwig goed te houden staan geschreven op fol. 2r-4v. Hieronder worden ze geciteerd en nader besproken. 1. Droog en stofvrij bewaren Ten eersten, men sal dit boucskin ende al andere boucken diemen bewaren wilt om eewelic te duerene, weerse sijn van pampiere, fransijne oft parkemente, altoos hauwen ligghene daert alder droochst es ende gheen ghestoff en comt oft en valt. Het onderkennen van de noodzaak van een droge en schone bewaaromgeving voor boeken is kennelijk van alle tijden. Tegenwoordig hebben collectiebeherende instellingen richtlijnen opgesteld voor de relatieve luchtvochtigheid (RV) en de hygiëne in hun magazijnen en depots. 20 De voorkeur voor een droge bewaaromgeving wordt vooral ingegeven door de risico's van vocht. Ook in deze eerste regel wordt sterk aanbevolen om de boeken te bewaren ligghene daert alder droochst es ; pas verderop in de tekst wordt dit verklaard door te wijzen op de gevaren van natte handen en op andere vormen van vochtschade. Het woord ligghene is een aanwijzing dat het in het begin van de zestiende eeuw nog gebruikelijk was dat boeken liggend en niet rechtop werden geplaatst. Er wordt in de middeleeuwse tekst op dit punt geen onderscheid gemaakt tussen papier en perkament ( fransijne is een soort perkament); tegenwoordig wordt echter voor de optimale bewaarcondities van perkament een hogere luchtvochtigheid (55 procent) aanbevolen dan voor papier (50 procent). In alle gevallen wordt er vandaag de dag ook naar gestreefd de luchtvochtigheid constant te houden. De aanbeveling om een bewaarplek te kiezen waar gheen ghestoff en comt oft en valt toont aan dat men eeuwen geleden al besefte dat een stoffige bewaarplek niet geschikt is voor een boek. Stof op boeken heeft een hygroscopisch effect en vergroot het risico op biologische beschadiging door schimmels of insecten. 21 Stofdeeltjes kunnen bovendien zowel fysisch-mechanische als chemische schade veroorzaken die tot aantasting van de boeksnedes en de boekband kan leiden. 22 De aandacht voor een goede depothygiëne mag nooit verslappen. In 2006 liet de toenmalige hoofdinspecteur van de Inspectie Cultuurbezit van het ministerie van OCW, Charlotte van Rappard, een ernstige klacht horen over de slechte situatie in onze rijksinstellingen. In een artikel in NRC Handelsblad, onder de kop de boel wordt verwaarloosd, beschrijft zij de alarmerende resultaten van haar onderzoek naar het beheer van 20 Regeling bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsen. 's-gravenhage 2001. 21 A.W. Brokerhof, B van Zanen, A.J M den Teuling (red.), Pluis in huis Geintegreerde bestrijding van schimmels in archieven. Amsterdam 1999. A.W. Brokerhof, B. van Zanen, K. van de Watering, H. Porck (red.), Het loopt in de papieren. Geintegreerde bestrijding van insecten in collecties. Amsterdam 2003. 22 C.J. van Nes, Verwijdering van stof van objecten (CL informatie, nr. 11) Amsterdam 1992.

12 de rijkscollecties. 23 Schimmelexplosies, tekortschietende installaties voor klimaatcontrole, het wegbezuinigen van gespecialiseerd onderhoudspersoneel en het ontbreken van systematische schoonmaakactiviteiten tekenen een algehele neergang in de staat van onderhoud van de collecties: volgens haar is er waarneembaar sprake van verloedering en verslonzing. De oproep in deze eerste conserveringsregel uit de middeleeuwen heeft dus nog zeker niet aan actualiteit ingeboet! 2. Geen vuile, vette of natte handen Ten tweesten, men salse nummermeer handelen met vuijle oft vette ende natte handen, want ter stont werden de boucken daer af beplect ende men cans nummermeer huut ghedoen. Vlekken in en op boeken zijn vaak sporen van menselijke onzorgvuldigheid. In de regel worden vlekken als storend ervaren en boek- en papierrestauratoren krijgen er in hun praktijk vaak mee te maken. Tegenwoordig wordt echter ook onderkend dat in sommige gevallen een vlek of andere verontreiniging een wezenlijk onderdeel van het document uitmaakt en dus beter niet verwijderd kan worden. Van boekhistorisch belang zijn bijvoorbeeld de inktvingers die op sommige handschriften bewaard zijn gebleven: zwarte vegen en vingerafdrukken die als bewijs kunnen dienen dat het bewuste handschrift als kopij in handen van de drukker is geweest. 24 Net als de opsteller van deze middeleeuwse regel, ervaart de hedendaagse restaurator de grote hardnekkigheid van sommige vlekken: ze gaan er nooit meer uit ( men cans nummermeer huut ghedoen ). In november 2007 organiseerde Restauratoren Nederland (RN) in de KB een symposium met als centraal thema het verwijderen van vlekken met waterige methoden. Niet de behandeling, maar de preventie van verontreinigingen is de kern van deze richtlijn uit de middeleeuwen en vandaag de dag geldt nog steeds dat voorkomen beter is dan genezen. Preventie van verontreiniging van collectiemateriaal betekent ook nu nog steeds het opvoeden van de gebruiker. Niet voor niets mag er in de huidige lees- en studiezalen van archieven en bibliotheken niet gegeten of gedronken worden. Onderzoekers dragen soms handschoenen als zij waardevolle documenten raadplegen, terwijl sommige instellingen de gebruikers voorschrijven eerst hun handen te wassen en goed af te drogen voordat ze het materiaal mogen aanraken. 25 23 L. Heyting, De boel wordt verwaarloosd. Cultuurinspecteur Van Rappard over het beheer van museumcollecties (Museumcollecties Interview), in: NRC Handelsblad, 6 oktober 2006, p. 20. 24 A. Leerintveld, Constantijn Huygens en de kopij voor zijn Otiorum libri sex, in: Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 9 (2002), 25-40. 25 Het hanteren van bibliotheekmatenalen (Koninklijke Bibliotheek; www.kb.nl/cons/faq-conservering/hanteren/hanteren.html).

13 3. Niet verhitten of wijd open laten liggen Ten derden, men salse bij de viere niet houwen, noch wijde open doen oft open laten ligghen, want aldus soude den rugghe metten banden crempen ende naermaels ter stont breken, voort soude deer ontpappen ende up niet commen. Door verhitting kan de constructie van het boek ten gevolge van het krimpen van de boekrug ( rugghe ) en de bindingen ( banden ) zodanig beschadigd raken, dat het bij het openen in de rug breekt. Hoewel we thuis of in de bibliotheek geen open vuur ( viere ) meer nodig hebben om ons te warmen en te verlichten, is het tegenwoordig nog steeds van belang de temperatuur te controleren en het liefst zo laag mogelijk te houden. Behalve als oorzaak van fysische vervorming is een te hoge temperatuur ook om een andere reden onwenselijk: veel verouderingsprocessen waaraan boeken zijn blootgesteld, zijn namelijk gewone chemische reacties die bij verhoogde temperatuur nu eenmaal sneller verlopen. Vandaar dat beheersing van de temperatuur in bibliotheken en archieven een primaire vereiste is voor het fysieke beheer van de collectie. Blijkbaar was men zich in 1527 ook al bewust van het probleem dat door het (te) wijd openleggen van een boek grote spanning kan ontstaan in de boekrug en er daardoor schade kan optreden. Dit geldt in het bijzonder als de rug aan het boekblok is vastgeplakt, zoals vaak gebruikelijk is bij het middeleeuwse boek. Het langdurig open laten liggen van een boek wordt in deze regel ook afgeraden. In dit verband haalt Polhout het verhaal aan van een monnik die klaagde dat de kat 's nachts over de openliggende bladen van zijn manuscript had geplast. 26 Een realistische verklaring van dit deel van de derde regel is, dat het lang open laten liggen hetzelfde effect kan hebben als een kortstondig (te) wijd openen van het boek. Figuur 2: Gebroken rug (Den Haag, KB 133 H 5) 26 Polhout, An de plume sietmen wat vueghel dat es, 10.

14 Nog steeds bezondigen velen zich aan de slechte gewoonte om bij een onderbreking van het lezen het boek opengeslagen met de rug omhoog weg te leggen. Nog erger is het met grote druk pletten van boeken op het fotokopieerapparaat. In de tien meest gestelde vragen over het behoud van boeken en papier op de KB-website wordt dit misbruik beschreven en geïllustreerd. 27 Als gevolg van de genoemde krimp en de spanning door het onzorgvuldig openleggen, kan het als bandbekledingsmateriaal vastgeplakte leer losraken ( ontpappen ) en verloren gaan ( up niet commen ). De conservering van leer is in de huidige praktijk van de boekrestaurator een belangrijk aandachtspunt. Schade aan leren boekbanden is een groot en veelvoorkomend probleem en nog steeds wordt gewerkt aan adequate conserveringsmiddelen en -methoden voor de behandeling van het leer. De Richtlijnen voor de conservering van leren en perkamenten boekbanden, die in 1997 zijn uitgegeven door de KB en het Instituut Collectie Nederland (ICN) worden momenteel aan een kritische evaluatie onderworpen. 28 Hoewel de opsteller van de middeleeuwse richtlijn het probleem van het behoud van leer aankaart, is het een ervaringsfeit in de huidige boekrestauratiepraktijk dat het leer van middeleeuwse boekbanden juist vaak in een betere conditie verkeert dan het leer van nieuwere banden, vooral die uit de negentiende eeuw. 4. Geen vastgeplakte dekbladen van de boekplatten lostrekken Ten vierden, men sal nummermeer vueren ende bachten de ghepapte sijden vanden berders trecken, often ware dat men de boucken bederven wilde, want als die gheraken af te gaene, so sal den bouc ter stont ontbinden ende commen up niet. De aan de voor- en achterkant ( vueren ende bachten ) van het boek op de houten platten ( berders ) vastgeplakte schutbladen ( ghepapte sijden ), de zogenoemde dekbladen, waren kennelijk zo geliefd, dat ze soms van de platten weiden losgetrokken. In het geval van perkamenten bladen zal de wens dit kostbare materiaal te hergebruiken zeker een rol hebben gespeeld. Dat de aangebrachte dekbladen soms afkomstig waren van andere handschriften (membra disjecta) en door de boekbinder zijn hergebruikt, kan een andere reden zijn geweest waarom ze, bijvoorbeeld voor onderzoek of minder nobele doeleinden, van hun ondergrond werden losgemaakt. De dramatische prognose dat door het lostrekken van de dekbladen van de platten het boek meteen zal vervallen en verloren gaan ( ter stont ontbinden ende commen up niet ) is tamelijk overdreven. De samenhang van het middeleeuwse boek wordt eerder bewerkstelligd door de verankering van de bindtouwen in de boekplatten, dan dat ze afhangt van de hechting van de dekbladen. Deze vierde regel lijkt dan ook meer een waarschuwing tegen een kwalijke vorm van inbreuk op het uiterlijk en het oorspron- 27 Het behoud van boeken en papier de tien meest gestelde vragen. (Koninklijke Bibliotheek 1998; www.kb.nl/cons/faq-conservering/faq.html). 28 Guidelines for the conservation of leather and parchment bookbindings (Koninklijke Bibliotheek, Instituut Collectie Nederland 1997, www.kb.nl/cons/leather/index-en.html).

15 kelijke karakter van het boek. Behoud van authenticiteit is tegenwoordig een vaak gehanteerd maar niet-onomstreden criterium voor (boek)restauratoren en een belangrijk thema in de restauratie-ethische discussie die sinds circa 1980 met wisselende intensiteit wordt gevoerd. 29 5. Schimmelaantasting door vocht voorkomen Ten Vsten, men moet de boucken soe wachten datse niet huut en slaen oft bescemmelen. Want dan werdense ter stont vort ende duergheten van de motten, ofte de stoffe duereet haer selven. Dit ghebuert altoos als de boucken sijn tzwinters ghebonden oft qualicken ghedroocht, oft alsmense handelt met natten handen ende int wacke draecht oft legt. Deze vijfde regel waarschuwt tegen schimmeluitslag en verdere aantasting door insecten en zelfs het volledig verteren van het boek. Dit laatste wordt zeer beeldend omschreven als een proces waarbij het materiaal zichzelf opeet ( de stoffe duereet haer selven ]. Dat vocht als boosdoener wordt genoemd, strookt met de hedendaagse inzichten: waterschade waarbij het boek geheel of gedeeltelijk nat is geworden kan, mede afhankelijk van de temperatuur, al binnen een dag leiden tot schimmelgroei, waarbij de schimmel verschillende boekmaterialen als voedingsbron kan gebruiken. Figuur 3: Vochtschade (Den Haag, KB 71 F 30, fol. 151r) 29 W.J.Th. Smit, De achterkant van het bewaren, in: Wie wat bewaart... heeft een probleem. Eindhoven 1995, 111-118. H Schinzel, Touching vision essays on restoration theory and the perception of art. Brussel 2004.

16 De middeleeuwse tekst vermeldt diverse oorzaken van vocht, waarbij het vastpakken met natte handen direct duidelijk is. Andere factoren blijken samen te hangen met het werk van de boekbinder. De voorbewerking van het materiaal en het aan elkaar lijmen van de onderdelen bewerkstelligen een vochtige toestand en als er vervolgens dan onvoldoende gedroogd ( qualicken ghedroocht ) wordt, kunnen er problemen ontstaan. Dat schade als gevolg van vocht zich altoos voordeed bij boeken die in de winter ( tzwinters ) waren gebonden, zou te maken kunnen hebben met het feit dat er in de winter, door de lagere temperatuur, veel meer tijd nodig is om het boek te drogen en dat men die tijd niet altijd nam. De zinsnede int wacke draecht oft legt betekent in het vocht dragen of leggen. 30 Waterschade is een van de risico's waar ook de tegenwoordige collectiebeheerder rekening mee moet houden. Lekkages, het overstromen van afvoeren, slijtage van leidingen en verbouwingswerkzaamheden in combinatie met zware regenval zijn bekende oorzaken van wateroverlast. 31 In 2007 stond de rol van water in relatie tot het behoud van papieren bestanden centraal: niet alleen op het eerdergenoemde symposium van RN, maar ook in de vorm van workshops die door de KB, het Nationaal Archief en het ICN werden georganiseerd om watergerelateerde collectierisico's in kaart te brengen en geschikte risicoreducerende maatregelen te ontwikkelen. 6. Blad of katern niet uit het boek scheuren Ten VIsten, men behoerter gheen blaren ofte quaternen huut te scuerene oft te treckene, want alser een beghint te faelgierene dander volghen. Het uitscheuren van een blad of zelfs een heel katern is uiteraard uit den boze. Als hierbij ook nog het naaigaren kapot wordt getrokken, dan zullen als gevolg van het feit dat dit garen doorloopt naar de andere katernen, daar weldra ook bladen los gaan zitten ( alser een beghint te faelgierene [bezwijken] dander volghen ). Ook als het garen niet zou breken, kan door het weghalen van bladen te veel ruimte, muziek in boekbindersjargon, in het boekblok ontstaan en zal de constructie van het boek daardoor verzwakken. Het spreekt vanzelf dat het verwijderen van bladen uit een boek ook vandaag niet wordt geaccepteerd. Tegenwoordige voorbeelden van dergelijke aantasting hebben niet zozeer met onzorgvuldigheid als wel met moedwil te maken. Het komt jammer genoeg voor dat kaarten en prenten uit boeken worden losgemaakt en (bijvoorbeeld opgerold in een mouw) uit de bewaakte leeszaal worden gesmokkeld. De veiligheidsmaatregelen die instellingen treffen tegen diefstal, worden daarom steeds strenger. 30 Zie de term wac/wacheit in: J. Verdam, m.m.v. C H. Ebbinge Wubben, Middelnederlandsch handwoordenboek. Den Haag 1932. 31 J G. Wellheiser (ed.), Preparing for the worst, planning for the best: protecting our cultural heritage from disaster. Munchen 2005.

17 7. Geen tekeningetjes of krabbels in de marge maken Ten 7sten, men sal up de canten oft yevers daer ydel plaetse staet mannekins, wijfkins, sotgens, sottinnekins oft eeneghe taeterijnghe maken oft scriven, want het staet so vuylic als een bouc alsoe besabbert ende bemasschert es. De zevende regel plaatst een verbod op het tekenen van figuurtjes of het schrijven van gebrabbel ( taterijnghe ) op de lege plekken van de bladzijden; die gekke mannetjes en vrouwtjes ( mannekins, wijfkins, sotgens, sottinnekins ) en opmerkingen in de marge zouden het handschrift vuylic maken. Net als in de vierde regel betreft het hier een pleidooi voor het beschermen van het uiterlijk van het boek. Aan sommige margetekeningen, de notatekens (getekende handjes, figuurtjes en andere tekens die de aandacht richten op specifieke delen van de tekst), wordt sinds kort groot historisch belang gehecht. Dieuwke van der Poel stelt bijvoorbeeld dat dergelijke notities een unieke kans bieden om in contact te komen met de manier waarop een literair werk eeuwen geleden gelezen werd. 32 Aan de hand van de door notatekens afgebakende passages in het Rose-handschrift (KB KA 24) wist zij bijvoorbeeld het interessegebied van een veertiende-eeuwse lezer te achterhalen. Hieruit bleek onder andere dat deze grote interesse had in vrouwonvriendelijke opmerkingen. 33 Figuur 4: Notatekens in de marge (Den Haag, KB KA 24) 32 D. van der Poel, Over gebruikersnotities in het Rose-handschrift K.A. XXIV, in: De nieuwe taalgids 79 (1986), 505. 33 Idem, 510-511 Zie ook: D. van der Poel, Moderne en middeleeuwse lezers van de Roman van de Roos, in: F. van Oostrom & W. van Anrooij [red.], Wat is wijsheid? Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam 1994, 111-113.

18 Ook droedels, gedachteloos gemaakte tekeningetjes, worden vandaag de dag niet altijd hinderlijk gevonden, maar kunnen zelfs van historisch belang zijn. In een recent artikel in NRC Handelsblad wordt verhaald over karikaturale tekeningetjes die de communistische partij-ideologen soms van elkaar maakten op de vergaderstukken stammend uit de tijd na de Russische Revolutie van 1917. 34 Russische onderzoekers hebben recentelijk een selectie gepubliceerd uit het materiaal dat in de Moskovische archieven bewaard is gebleven. 35 Het verbieden van het maken van notities in de marges is opvallend. Een dergelijk verbod zal in de middeleeuwen niet door iedereen zijn verwelkomd. Zo was het in scholastische kringen zelfs gebruikelijk extra veel ruimte in de marge te laten voor aantekeningen van de lezers. De kopiist van dit handschrift, die we verantwoordelijk houden voor deze voorschriften, heeft zélf ook niet altijd deze regel aangehouden. Zo worden in de contemporaine inhoudsopgave verwijzingen naar verschillende, later door de kopiist toegevoegde tekstjes in de marge geplaatst. 36 Opvallender is het feit dat ook de laatste conditie om boeken voor eeuwig te bewaren (nummer 8) is bijgeschreven in de marge. 8. Nooit een boek aan een kind geven! Ten 8sten, men sal huut gheenen boucken diemen ter heeren hauwen wilt, de kinderen laten leeren. Want wat in haerlieder handen comt, soe wij sien het blijfter oft het bedeerft. Een duidelijker waarschuwing om een boek niet aan een kind te geven om uit te leren is moeilijk denkbaar: je raakt het boek kwijt of het wordt vernield! Waar komt deze waarschuwing vandaan? Als het handschrift KB 133 F 2 inderdaad voor Margriet in haar jeugdjaren was bestemd, kan gespeculeerd worden over een mogelijke vernielzucht van Margriet als kind: was zij misschien eigenhandig verantwoordelijk voor het verloren gaan van de oorspronkelijke band, zodat het handschrift later moest worden herbonden? Werd deze achtste regel wellicht als nagekomen opmerking in de marge bijgevoegd om de kinderen uit het gezin Van der Spurt op het hart te drukken dat boeken geen speelgoed zijn? Met zekerheid valt hier uiteraard niets over te zeggen. Dat in de middeleeuwen wel reden moet hebben bestaan om bepaalde personen de raadpleging van boeken te ontzeggen, kunnen we ook afleiden uit sommige kloosterregels. Zo bevatten de statuten van het al genoemde vrouwenklooster Bethlehem te Hoorn de volgende voorzorgmaatregel: Ghenen onkundighen lueden sal men boeken lenen. 37 34 Bolsjewistische lolbroeken, in. NRC Handelsblad, vrijdag 8 juni 2007, p. 1; B. Funnekotter, Ineens viel er niets meer te lachen. Hoe de bolsjewieken elkaar tijdens vergaderingen portretteerden en bespotten, in: NRC Handelsblad, 8 juni 2007, p. 31. 35 A. Vatlin & L. Malashenko (red.), Piggy Foxy and the Sword of Revolution Bolshevik self-portraits New Haven 2007 36 Fol. 170v-171v. 37 Geciteerd in. Meinsma, Middeleeuwsche bibliotheken, 115.

19 Conclusie De in het handschrift KB 133 F 2 overgeleverde acht regels uit het jaar 1527 hoemen alle boucken bewaren sal om eewelic te duerene, maken op unieke wijze inzichtelijk hoe aan het einde van de middeleeuwen gedacht werd over het behoud van boeken en de gevaren die dat behoud bedreigen. De regels geven ook informatie over bepaalde fysieke aspecten van het middeleeuwse boek. Een inhoudelijke analyse van de eeuwenoude regels toont aan dat de toentertijd bekende oorzaken van aantasting en beschadiging ook vandaag nog gelden en dat specifieke, op hun doel afgestemde voorzorgsmaatregelen ook tegenwoordig nog nodig zijn. De middeleeuwse richtlijnen zijn dus nog altijd actueel! Voorafgaand aan de acht regels meldt de tekst dat indien deze conditien worden onderhouden, dit boek en alle andere boeken menig jaar zullen dueren, ja te minsten twee hondert jaer. Het feit dat, afgezien van de oorspronkelijke band, het boekje van de familie Van der Spurt uit 1527 anno 2007 nog steeds in de KB beschikbaar is, bewijst dat de levensduur van het handschrift de verwachtingen ruimschoots heeft overtroffen. Bijna vijfhonderd jaar geleden voegde de kopiist aan het einde van de acht regels op fol. 5r nog een moraal toe: zoals we in de spiegel kunnen zien wat ons goed of slecht staat, kunnen we de goede of slechte aard van onze ziel aan onze boeken aflezen. Deze moraliserende woorden zijn ook een pleidooi voor de huidige lezer om zijn boeken met zorg te behandelen, want: Men pleegt te segghene an de plume sietmen wat vueghel dat es ende an eens cleercs boucken sietmen wel wat cleerc dat es. 38 38 Fol. 5r

20 Bijlage: Editie Den Haag, kb 133 F 2, fol. 1r-6r. Verantwoording van de editie Met deze editie wordt beoogd een toegankelijke en bruikbare leestekst te bieden, daarom is gekozen voor een kritisch-normaliserende editie. De middeleeuwse spelling van de tekst is zoveel mogelijk behouden; normalisering is opgetreden bij de letter i, j, u, w en v: i of u waar het een klinker betreft, j, v of w als ze als medeklinker fungeren. Afkortingen worden voluit geschreven, zonder hiervan melding te maken in de voetnoten. Het gebruik van leestekens en hoofdletters is naar moderne maatstaven aangepast. Het inspringen is toegevoegd om de leesbaarheid van het geheel te bevorderen. Den Haag, kb 133 F 2, fol. 1r-6r. <fol.1r> 39 Die dit boucxkin useren wille besie watter volgt. 40 Up de contrarie sijde vinde wien dat dit boucskin toebehoort, dwelc noch eens staet in Latijne folio 194 ende in Walsche folio 157, omdat te bet soude mueghen commen ten rechten hoorre, gheraectet verloren te werdene. Men vindt ooc int achtervolghen hoemen desen ende alle andere boucken bewaren ende antieren sal om eewelic te duerene. Spurt. 1527. <fol. 1v> 41 Hoemen alle boucken bewaren sal om eewelic te duerene. 42 Desen bouc behoort toe Margrieten vander Spurt filiae Jacops, wonachtich te Ghendt up Tsant bij Sint Lievens oft Keyserpoorten. Ende alsen sal wesen moe midtscaders dat pampier, es so sallen Janne haer suster moeten hebben oft Anthonijne vanden Buere, staet hij Jannen af. Ende esser gheen van beede toe ghesindt, so sal <fol. 2r> 43 hij commen up haer broeders Lieven, Jan oft Gheert van der Spurt, dwelc alle maersscalke sijn. Waert bij aldien datmen dit boucskin vercochte, dwelc vleesch ende bloot ghecost heeft, so salmen den prijs den aeremen deelen. Dit boucskin ende alle anderen boucken sullen menich jaer dueren, ja 44 te minsten twee hondert jaer, eyst datmen onder hout dese achtervolghende conditien. Ten eersten, <fol. 2v> 45 men sal dit boucskin ende al andere boucken diemen bewaren wilt om eewelic te duerene, weerse sijn van pampiere, fransijne oft parkemente, altoos hauwen ligghene daert alder droochst es ende gheen ghestoff en comt oft en valt. Ten tweesten, men salse nummermeer handelen met vuyle oft vette ende natte handen, want ter stont werden de boucken daer af beplect ende men cans nummermeer <fol. 3r> huut ghedoen. 39 Bovenaan rubriek in rode inkt Besiet ende onthout ditte. 40 Deze regel in rode inkt. 41 Bovenaan rubriek in zwarte inkt: Wien dit bouxkin toe behoort. 42 Deze regel in rode inkt. 43 Bovenaan rubriek in rode inkt: Hoemen alle boucken antieten sal. 44 Bovengeplaatst. 45 Bovenaan rubriek in rode inkt (loopt door tot op volgende bladzijde) Hoemen alle Boucken schoone hauwen sal.

21 Ten derden, men salse bij de viere niet houwen, noch wijde open doen oft open laten ligghen, want aldus soude den rugghe metten banden crempen ende naermaels ter stont breken, voort soude tleer ontpappen ende up niet commen. Ten vierden, men sal nummermeer vueren ende bachten de ghepapte sijden vanden berders trecken, often ware dat <fol. 3v> 46 men de boucken bederven wilde, want als die gheraken af te gaene, so sal den bouc ter stont ontbinden ende commen up niet. Ten Vsten, men moet de boucken soe wachten datse niet huut en slaen oft bescemmelen. Want dan werdense ter stont vort ende duergheten van de motten, ofte de stoffe duereet haer selven. Dit ghebuert altoos als de boucken <fol. 4r> sijn tzwinters ghebonden oft qualicken ghedroocht, oft alsmense handelt met natten handen ende int wacke draecht oft legt. Ten VIsten, men behoerter gheen blaren ofte quaternen huut te scuerene oft te treckene, want alser een beghint te faelgierene dander volghen. Ten 7sten, men sal up de canten oft yevers daer ydel plaetse staet mannekins, wijfkins, sotgens, sottin- <fol. 4v> 47 -nekins oft eeneghe taeterijnghe maken oft scriven, want het staet so vuylic als een bouc alsoe besabbert ende bemasschert es. 48 Wij sien daghelicx wat neersticheit dat wij doen om ons huutwendeghe cleederen schoene ende suvere te houdene daer met dat wij altemet de werelt behaghen, hoe vele te meer behooren wij te bewarene ende te heerene <fol. 5r> tghuent dat ons sielkin niet alleene laeft ende spijst, maer naermaels brijnct ten eeweghen levene. Ghelijc dat wij in eenen spieghel sien dat ons qualicken staet ende mesvoucht, alsoe hebben wij de qualicu 49 aert ende welvaert onser sielen bewesen, bescreven ende beteekent in de boucken. Men pleegt te segghene an de plume sietmen wat vueghel dat es 50 ende an eens cleercs boucken sietmen wel wat cleerc dat es. Ende alsoe <fol. 5v> 51 wertmen gheware an de boucken van de lieden of se reyn van yet te beseghen, goddelic ofte duechdelic van levene sijn. Het es openbaer ende warachtich datmen onder alle de bedijnghen, scrifturen, contemplatien, oratien ende meditatien diemen soude mueghen ghepeynsen ofte ghesegghen, en vindtmen gheen betere, vruchbareghere, saleghere, devotere ende die God alder bequaemst ende ontfanghelicst es dan alleene den Pater Noster, <fol. 6r> die Hij ons ghegeven ende gheleert heeft. Want hadde Hij yet anders cuenen ghevinden om Hem meerdere lof ende heere te sprekene, Hij soudt ons achterghelaten hebben. Niettemin de Heleghe Gheest heeft de devote herten vanden heleghen verlicht, die ons ghelaten hebben devote oratien ende meditatien, om dat ons niet vervelen en soude altoos een ghebet te userene. Ende inder warachticheit men soude niet goets ghepeisen oft ten gaet al up den Pater Noster. 46 Bovenaan rubriek in rode inkt (loopt door tot op volgende bladzijde): Hoemen alle boucken houwen sal om eewelic gheduerich te sijne. 47 Bovenaan rubriek in rode inkt (loopt door tot op volgende bladzijde): Hoemen alle boucken bewaren ende schoone hauwen sal. 48 Toegevoegd in de marge Ten 8sten, men sal huut gheenen boucken diemen ter heeren hauwen wilt, de kinderen laten leeren. Want wat in haerlieder handen comt, soe wij sien het blijfter oft het bedeerft. 49 Hierna e? doorgestreept. 50 Bovengeplaatst. 51 Bovenaan rubriek in rode inkt (loopt door tot op volgende bladzijde). Hoe vruchbarich de Pater Noster es.

23 Johan Oosterman De lezer heeft gelijk Over de bijna primaire receptie van twee vroege drukken (Elckerlijc en Anna Bijns) In Het gevleugelde woord, het in 2007 verschenen boek over de geschiedenis van de literatuur tussen 1400 en 1560, vestigt Herman Pleij de aandacht op persoonlijke notities in een exemplaar uit 1511 van Der scaepherders calengier. De bezitter heeft het boekje gebruikt als een soort huiskroniekje, zo blijkt uit het noteren van geboorteen sterfdata. 1 Het is een van de weinige verwijzingen in Pleijs boek naar dergelijke sporen van gebruik. Dat wekt in eerste instantie verbazing in een studie die zozeer het vizier richt op het functioneren van literatuur en de receptie ervan, en die de verhouding tussen lezen en voordragen van literatuur haast thematiseert. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat het onderzoek naar gebruikersnotities in vroege gedrukte boeken eigenlijk nog in de kinderschoenen staat. Uit de eerste eeuw van de boekdrukkunst zijn (ook in Nederlandse boeken) veel meer gebruikerssporen te vinden dan uit de vakliteratuur, ook de recente, valt af te leiden. Het gaat daarbij zeker niet in alle gevallen om aandachttrekkende voorbeelden. Een kortstondige verkenning in de collectie van de Nijmeegse universiteitsbibliotheek heeft vooral erg veel voorbeelden opgeleverd van boeken waarin onderstrepingen, strepen in de marge, handjes en andere aandachtstrekkers voorkomen. Verder zijn heel wat boeken voorzien van aanvullende navigatiemiddelen: paginering, een inhoudsopgave en soms zelfs een register. Soms ook bevat zo'n boek een of meer pagina's in handschrift op een plaats waar enkele gedrukte bladen verdwenen zijn. Het zou de moeite waard zijn eens uit te zoeken hoe de kennelijk verloren gegane tekst werd aangevuld: gebruikte men een ander exemplaar van de identieke druk, of werd soms ook een andere versie van dezelfde tekst overgeschreven? Bovendien hebben heel wat boeken bezittersnotities - beknopte maar uiterst relevante sporen van gebruik die jammer genoeg zelden in bibliotheekcatalogi en bibliografiën vermeld worden. In het onderzoek van Saskia Bogaart naar Van den Proprieteyten der dinghen van Bartholomeus Engelsman is gebleken dat het systematisch nasporen van dergelijke gegevens veel oplevert over de vroege verspreiding en het gebruik van deze encyclopedie. 2 Ook in andere opzichten vormt de studie van Bogaart een belangrijk, maar nog goed- 1 H. Pleij, Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560. Amsterdam 2007, 611. 2 S Bogaart, Geleerde kennis in de volkstaal. Van den Proprieteyten der dinghen (Haarlem 1485) in perspectief. Hilversum 2004, 70-77.

24 deels op zichzelf staand voorbeeld van onderzoek naar vroege gedrukte boeken waarin ten volle recht wordt gedaan aan de informatie die gebruikers hebben achtergelaten. Boeken met uitvoerige gebruikerssporen mogen zeldzaam zijn - zowel de Nijmeegse inventarisatie als de studie van Bogaart doet dat vermoeden - er zijn heel wat boeken waarin kleine notities, verbeteringen en onderstrepingen te vinden zijn. En ook kleine sporen kunnen als bewijsmateriaal dienen voor hoe boeken gebruikt werden. Zeker wanneer de gegevens uit een groot aantal boeken beschikbaar zouden zijn, vallen er wel degelijk goed gefundeerde conclusies te trekken over de manier waarop boeken gelezen en gebruikt werden. We kunnen dan zien of er verschillen bestaan tussen Latijnse boeken en volkstalige, tussen fictionele teksten, geestelijke en juridische teksten. We kunnen misschien iets meer te weten komen over het kennisniveau van groepen gebruikers. Maar om op dit soort vragen een antwoord te krijgen, is een grootschalige inventarisatie nodig en zover is het nog lang niet, zeker niet voor boeken uit de Nederlanden. Er bestaat bovendien nog te weinig het besef dat het de moeite waard zou zijn vast te leggen wat er is. Nederlandse bibliotheken maken in catalogi niet steevast melding van bezittersnotities, gebruikerssporen, eenzovoort en onderzoekers - ikzelf niet uitgezonderd - maken gebruik van vroege drukken zonder zelfs maar in een voetnoot melding te maken van de sporen die contemporaine gebruikers hebben achtergelaten. Het is ook veelzeggend dat de casus die ik hier presenteer - de Elckerlijc en twee bundels met gedichten van Anna Bijns - niet voortkomen uit systematisch onderzoek, maar twee toevallige vondsten zijn. Bovendien gaat het om bronnen die al lang overbekend zijn. Dat er niet eerder werk is gemaakt van de gebruikersnotities in de twee hierna behandelde boeken, laat zien dat we nu vragen stellen die eerder niet gesteld zijn: gebruikersnotities worden nog vaak gezien als aantasting van een boek: We have mixed feelings about it, sometimes quite strong ones, such as shame and disapproval, aldus Heather Jackson in haar meesterlijke Marginalia. Readers writing in books. 3 De opvatting dat marges onbeschreven dienen te blijven, is er een van eeuwen her, zoals blijkt uit het in het voorgaande artikel uitvoerig besproken tekstje uit de vroege zestiende eeuw over het verzorgen van boeken: men sal up de canten oft yevers daer ydel plaetse staet mannekins, wijfkins, sotgens, sottinnekins oft eeneghe taeterijnghe maken oft scriven want het staet so vuylic als een bouc alsoe besabbert ende bemasschert es. 4 De afkeer van bekrabbelde bladzijden is duidelijk: Het staet so vuylic. Maar terecht stelt Jackson meteen na de hiervoor gegeven constatering de vraag: Why do we? Why should we? Waarom voelen we ons ongemakkelijk bij het zien van bekladde bladzijden? Uit esthetisch oogpunt valt het te verklaren, maar wie wil weten hoe boeken gebruikt werden, moet blij zijn met ieder spoor dat welke lezer dan ook heeft nagelaten. 3 H.J. Jackson, Marginalia. Readers writing in books. New Haven/London 2001, 4. 4 Zie de bijdrage van Porck & Porck in dit jaarboek.

25 Elckerlijc Den spieghel der salicheit van Elckerlijc is een toneeltekst uit het einde van de vijftiende eeuw. 5 Het spel van zinne is waarschijnlijk in Antwerpen opgevoerd en kort daarna in druk verschenen. Daarbij kreeg het de aanduiding spiegel en moet het van speeltekst tot leestekst zijn geworden. De oudst bekende druk, die van Christiaan Snellaert uit Delft, zou niet de editio princeps zijn maar een slordige herdruk daarvan. Die slordigheid, bijvoorbeeld zichtbaar in het vaak corrupte rijm, komt voor in alle drie bewaarde drukken. Omdat het hier echter een boekje betreft dat bedoeld was om te lezen werden die fouten niet als storend ervaren, zo is wel verondersteld. Het handschrift heeft veel minder onregelmatigheden in het rijm - volgens sommigen omdat het teruggaat op een oudere en minder corrupte druk. Juist om die reden is het handschrift vaak gebruikt voor emendaties in de talrijke moderne tekstuitgaven van de Elckerlijc. 6 Van de vier bekende bronnen is het boekje in de Haagse Koninklijke Bibliotheek de minst geraadpleegde: de druk van Snellaert is de oudste bron, de druk van Vorsterman is de enige complete tekst in druk, en het handschrift is de meest regelmatige tekst - ook al is de kans groot dat dit niet komt omdat het naar een oudere druk is afgeschreven maar eenvoudig omdat de kopiist zijn voorbeeld op allerlei plaatsen heeft verbeterd. Het Haagse exemplaar, gedrukt door Govaert Bac, heeft niets van dat alles: niet de oudste tekst, geen complete tekst, geen zuivere tekst. Maar het boekje, dat van filologen en literatuurhistorici nauwelijks aandacht heeft gekregen, blijkt een van de interessantste Nederlandstalige incunabelen uit de KB te zijn, niet vanwege de gedrukte tekst maar vanwege de talrijke gebruikersnotities. Vreemd genoeg worden ze in uitgaven van de tekst slechts eenmaal vermeld en is er in het Elckerlijc-onderzoek nog nooit gebruik van gemaakt. In de eerste helft van de zestiende eeuw is het boekje door een toenmalige gebruiker kritisch gelezen en van aantekeningen voorzien. M. de Haan, die in 1979 een uitgave bezorgde van de vier bewaarde versies van Elckerlijc, schreef hierover: In het exemplaar zijn veel aantekeningen gemaakt. De aantekeningen dateren van vóór de rubricatie. De aantekeningen zijn onder te verdelen in 3 typen: doorhalingen van de gedrukte tekst (17x); doorhaling van de gedrukte tekst en bijschrift (35x); alleen bijschrift (39x). 7 Op de eerste bladzijden is er geen spoor van deze lezer te vinden, maar op folio A5v heeft hij twee wijzigingen aangebracht en beide hebben betrekking op het rijm. In de gedrukte tekst rijmt sinnen op sinnen, en een paar regels verder rijmt desen op desen. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest, moet deze kritische lezer hebben gedacht, en hij verbetert het 5 Zie voor achtergronden over Elckerlijc L. Stapper e a., Van Abélard tot Zoroaster Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater. Nijmegen 1994, 76-79; en de uitgaven van Ramakers (Manken van Nieumeghen & Elckerlijc Zonde, hoop en verlossing in de late Middeleeuwen. Vert Willem Wilmink; Inl en ed. Bart Ramakers. Amsterdam 1998) en Van Elslander (Den spyeghel der salicheyt van Elckerlijc. Uitg A. van Elslander. Antwerpen 1985). 6 Een beschrijving en uitgave van de vier bronnen geeft M J.M. de Haan (ed.), De spiegel der zaligheid van Elkerlijk. Naar de bewaarde bronnen uitgegeven. Leiden 1979. 7 De Haan, De spiegel, 6.

26 rijm. Zo verandert hij de regel Dat ghi soe onsuver sijt van sinnen in Dat ghi soe onsuver sijt van binnen omdat sinnen identiek is aan het rijmwoord in de voorafgaande regel. Een paar regels verderop wordt Dat en wil ie niet consenteren in desen veranderd in Dat en wil ie niet consenteren wesen. Hiermee zet hij de toon, want vrijwel alle verbeteringen blijken op de een of andere manier samen te hangen met het rijm, ook al zijn de ingrepen niet altijd zo eenvoudig als in het zojuist gegeven voorbeeld. Een paar bladzijden verderop deugt het rijm opnieuw niet: versaecht rijmt niet op verhuecht. De lezer streept de woorden en sijt niet versaecht door en noteert in de marge: dat is v doecht. 8 Maar waarop baseert de corrector zich? Hoe komt hij aan zijn verbeteringen? Voor ik de blik richt op enkele ingrijpender aanpassingen, is het goed stil te staan bij deze vragen. Het Haagse exemplaar van de Elckerlijc bevat evidente fouten en de corrector zou deze verbeterd kunnen hebben naar een andere getuige van de tekst. Maar wie de bewaarde versies naast elkaar legt, constateert dat die in elk geval voor dat doel niet gebruikt kunnen zijn. De onregelmatigheden in het rijm, bijvoorbeeld, zijn even talrijk en de bewaarde drukken liggen in de tekstoverlevering dicht bij elkaar? 9 Verloren gegane drukken, waarvan aangenomen mag worden dat deze er geweest zijn, zouden naar verwachting geen fundamenteel andere tekst kunnen bieden. De corrector moet naar eigen inzicht de tekst hebben aangepast. De voorbeelden die hierna ter sprake komen, onderstrepen dit. 10 De kritische lezer van het boekje dat hier ter sprake komt, speurt naar onzuivere rijmen omdat onzuivere rijmen hem storen en hij heeft zo te zien voor ieder probleem een oplossing. Toch laat hij hier en daar onvolkomenheden staan en blijkt hij soms ook te ijverig: hij verbetert fouten die geen fouten zijn, maar die door hem zo worden opgevat omdat hij de tekststructuur niet goed doorziet. Met name het gebruik van halve verzen lijkt hem onbekend te zijn. In rijmende toneelteksten, zeker die van de rederijkers, komen vaak halve verzen voor bij clauswisselingen: de eerste spreker beëindigt zijn beurt halverwege het vers en de volgende spreker voltooit het vers. De navolgende passage laat goed zien waarover het gaat: Maghe. Hier sijn wi neue Tuwen ghebode stout ende koene. Neue. Elckerlijc hebdi ons te doene Dat segt ons vrij Maghe 8 De spieghel der salicheit van Elckerlijc. Antwerpen. [Govaert Bac. 1501?], f. A8v. Ex. Den Haag, KB, 231 G 51. 9 Zie bijvoorbeeld De Haan, De spiegel, 1. 10 De veronderstelling dat het om een exemplaar zou kunnen gaan dat ten behoeve van een opvoering is bewerkt, is uitermate onwaarschijnlijk. Geen van de aanpassingen heeft specifiek betrekking op aspecten die met enscenering samenhangen.