Recente evolutie inzake de huisvesting

Vergelijkbare documenten
* alleenstaande moeder of vader+inwonende kinderen. * gehuwd of samenwonend. * jaar. * meer dan 50 jaar. * jaar

Huren. Als je een eigen woning of appartement gaat huren

Vormingspakket Energie. De Lokale Adviescommissie en afsluiten van energie

Commissie Openbare Werken, Mobiliteit en Stedenbouw

evaluatie huurpremie september 2013 (* toevoegingen oktober 2014) Het is een van de prioriteiten binnen het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding:

NIEUWSBRIEF OCKIER & PARTNERS FEBRUARI de aankoop van een studentenkamer: juridische aspecten waarmee rekening te houden

Huren. Als je een eigen woning of appartement gaat huren

Huren. Als je een eigen woning of appartement gaat huren

Nummer 34. Op zoek naar betaalbare woonvormen

Wat als ik het niet eens ben met het SVK?

HUURTIPS OP EEN RIJ EDITIE APRIL 2014

Kwaliteit van woningen. Studiedag Sociale Plattegrond

Geslacht. 37% man vrouw 63% man 37% vrouw 63%

Verloop van de avond

All en gaan wonen of op kot gaan Wat je moet weten als je verhuist

All en gaan wonen of op kot gaan Wat je moet weten als je verhuist

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT BRUSSEL

Werkgroep Wonen. Een samenwerking tussen Wijkcentrum De Kring en Woonwijzer Meetjesland

SVK s SHM s Sociaal Huisvestingsmaatschappij (SHM)

Mechelen Prijs: 650 euro*

Verhuren aan mensen met beperkte middelen

Stedelijk huurkantoor Gent. 28 september 2010

Verhuren wordt nóg interessanter met. Pack Verhuurder. Absolute gemoedsrust voor uw vastgoed!

TEN LASTE NAME HUURWAARBORG EN EERSTE MAAND HUUR

Een lagere energiefactuur? Wij helpen u!

Een sociaal verhuurkantoor in de buurt, UW WONING ZORGELOOS VERHUURD!

Het renovatiepact en Woningkwaliteit. minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen

Uitzicht op de heuvels 10 km van Kabaya Uitzicht op de heuvels ten noorden van Kabaya. Ongeveer 7 km van het dorp.

Uitleg huurcontract en algemene huurvoorwaarden

Aankoop sociaal beheersrecht informatie 20 september 2011 SOCIAAL BEHEERSRECHT

ENERGIEQUIZ. Dit is niet waar, er worden nog steeds mensen afgesloten.

Pack HUURDER Huren zonder zorgen

Dames en heren. Dat lees ik ook in de conclusies van het boek, waarvan ik er enkele graag met u overloop:

uitgave januari 2015

Sociaal statuut. Algemeen. Procedure bij sloop en ingrijpende verbetering

Persbericht Vlaams volksvertegenwoordiger / Schepen Maldegem Valerie Taeldeman

Eerste nummer. Op kamers Eerst durfde ik de woonkamer niet naar binnen. Eetfobie. Het was moeilijk om te zien dat mijn nichtje van 5 meer at dan ik.

VERKOOP & BOUWFORMULE

Samenhuizen in Gent. 1. Aanleiding. Samenhuizen kan een stedenbouwkundig misdrijf vormen

Verhuisinformatie. voor huurders naar fase-3 woningen Oud Oefenplein

Goed wonen voor iedereen

Infomoment verhuurders 7 oktober 2017

Samenwerking OCMW sociale huisvestingsmaatschappij. Puurs

Nawoord. Armoede vandaag

Armoedebarometer 2012

Reglement tot vaststelling van de inschrijvingsvoorwaarden en de toewijzingscriteria voor de transitwoningen ter beschikking gesteld door de Stad Gent

Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak

SVK NOORDERKEMPEN VZW

HUISHOUDELIJK REGLEMENT VOOR HET TIJDELIJK TER BESCHIKKING STELLEN VAN EEN NOODWONING KASTEELSTRAAT 8, 2 de verdiep, 1770 LIEDEKERKE

Voorstel van resolutie. betreffende het afschaffen van sociale koopwoningen

het leefloon Versie december 2013 LEEFLOON

HUURTIPS OP EEN RIJ EDITIE APRIL 2014

buren huurwaarborg Wonen privéwoning degelijke woning huren recht op een woonst sociale verhuurkantoren sociale woning

Op zoek naar een woning

Huren bij Viverion. ruimte voor leven

Neus correctie Aanleiding. Intake gesprek. Stap 1: Wat gaan we doen

NIEUWSBRIEF WOONWINKEL REGIO TIELT

Welkom bewoners! Renovatie P. Tuypenslaan Kallestraat (Adegem)

4. ALGEMENE TOEPASSING 5. GOEDKEURING EN WIJZIGINGEN 6. BEKENDMAKING 7. INWERKINGTREDING

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

Meedoen en erbij horen

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Volkshuisvesting naar Weens voorbeeld als antwoord op de wooncrisis

SOCIAAL STATUUT PARKSTAD LIMBURG

TOEKOMST VOOR RABOTSITE

IN EEN HUIS IN GEMENGDE HOEVESTIJL

Volledig ingevuld en ondertekend terug te sturen naar bovenstaand adres vóór het starten van de werken.

Maatschappelijke oorzaak

INHOUDSOPGAVE. Woord vooraf 3


BULLETIN VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN VRAGENUURTJE VAN JULI /016 Stand van zaken projecten kwalitatief en betaalbaar wonen 07/2014

PERSBERICHT. Annemie Turtelboom Vlaams Viceminister-president Annemie Turtelboom Vlaams minister van Financiën, Begroting en Energie

VERLOST UIT HET DONKER

WOON en ENERGIEWINKEL Stad Aalst dienst Woonbeleid

Kinderen zonder papieren

AANLEUNWONINGEN DE PROCESSIEWEG

Of je nu huurt, wil gaan huren of stopt met huren!

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

In verband met de vakantieperiode en in overleg met de vragensteller is de termijn van beantwoording verlengt tot 31 augustus 2015.

NIEUWSBRIEF GEEREN-ZUID

Wonen als hefboom voor re integratie psychiatrische patiënten

Verhaal van verandering

HUISHOUDELIJK REGLEMENT

Situatie 2. Situatie 1. Opdracht

Startdag vocht en schimmel Workshop wooninfopunt

Toespraak van Vlaams minister Lieten op eindcongres The Missing Link - woensdag 21 september 2011

OVEREENKOMST VAN TIJDELIJKE BEZETTING (BEZETTING TER BEDE)

uw woning verbouwen toestemming spelregels verhuizen stappenplan

Thema In en om het huis.

Bewonersavond d.d. 7 maart 2017

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heren Marc Olivier, Jacques Timmermans en Carl Decaluwé c.s.

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

werkt voor en met bewoners in wijken en buurten

Woningkwaliteitsonderzoek

Inhoud. Mijn leven. ik ga verhuizen

Verhuisinformatie. voor huurders die in de lente van 2011 verhuizen naar fase 3 woningen op het Oud-Oefenplein

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen - Oostende

Transcriptie:

Werknota 3 Recente evolutie inzake de huisvesting Armoedebestrijding in Vlaanderen Vooruitgangscongres - Antwerpen,17 mei 2001 Een publicatie van de Koning Boudewijnstichting in opdracht van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen

2 Colofon Armoedebestrijding in Vlaanderen Recente evolutie inzake de huisvesting Auteurs Danielle Dierckx, UFSIA - OASeS, m.m.v. dr. André De Cock, Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen Annick Vanhove, Vlaams Overleg Bewonersbelangen (VOB) Stuurgroep prof.dr. Josse Van Steenberge, rector UIA, voorzitter Veerle Debeuckeleer, raadgever kabinet van de Vlaamse minister voor Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen prof.dr. Jan Vranken, UFSIA - OASes Liliane Delanote, stafmedewerker Vitamine W dr. André De Cock, medewerker Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen Danielle Dierckx, UFSIA - OASeS Annick Vanhove, Vlaams Overleg Bewonersbelangen Rik Vanmolkot Lieve De Grande, afdeling Welzijnsbevordering, administratie Welzijn - ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Marc Morris, directeur-generaal administratie Welzijn van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Editor Guido Knops, directeur bij de Koning Boudewijnstichting Coördinatie Guy Redig, attaché bij de Koning Boudewijnstichting Johan Alleman, opdrachthouder bij de Koning Boudewijnstichting Nadine Van Overberghe en Anne Vasseur, assistentes bij de Koning Boudewijnstichting Tekstcorrectie Nathalie Demeyere - Karakter Lay-out en productie Kaligram Een publicatie van de Koning Boudewijnstichting Brederodestraat 21 1000 Brussel ISBN: 90-5130-363-7 Wettelijk depot: D/2001/2893/14 NUGI: 661 mei 2001

3 Inleiding Situering van het congres Niet zonder moeite vocht de bestrijding van armoede en uitsluiting zich een weg naar de publieke en politieke agenda s. De Koning Boudewijnstichting heeft zich in deze context steeds sterk geprofileerd, want deze thema s staan mee in het hart van haar hoofddoelstelling, namelijk de levensomstandigheden van de bevolking helpen verbeteren. O.a. het eerste Algemeen Verslag over de Armoede(bestrijding) uit 1994 maar zeker ook de inspanningen van vele anderen droegen daar toe bij. Maar nieuwe bondgenoten dienden zich aan. De Vlaamse Gemeenschap regisseerde via achtereenvolgende programma s (VFIK, SIF) en mobiliseerde de gemeentebesturen en het ondertussen sterk uitgedijd middenveld. De lokale overheden schreven zich in voor een systematische aanpak en stroomlijnden een doelgericht beleid. De beleidsaandacht is dus onmiskenbaar gestegen, maar hoe doeltreffend zijn de inspanningen en initiatieven die daar uit volgden? Een noodzakelijke vraag die zoekt naar een eerlijk antwoord. Want het is immers de praktijk op het veld, de concrete aanpak met, voor en bij de mensen die de belangrijkste referenties voor de evaluatie van het beleid zouden moeten zijn. In deze context mag dit vooruitgangscongres gesitueerd worden. Het werd georganiseerd in opdracht van Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen. Prof. dr. Josse Van Steenberge, rector van de UIA, droeg met veel enthousiasme het voorzittersschap. Pertinente vragen zoeken concrete antwoorden Het vooruitgangscongres zocht antwoorden op de volgende centrale vragen: Wat gebeurde er de voorbije jaren binnen de armoedebestrijding in Vlaanderen. Wat betekende dit op het vlak van methodes, praktische aanpak en betrokkenheid van de doelgroep? Is deze evolutie te duiden in termen van vooruitgang, status quo of achteruitgang? Om het congres overzichtelijk en beheersbaar te houden werden er voor 2001 drie inhoudelijke thema s gekozen: huisvesting, werkgelegenheid en cultuurparticipatie/vrijetijdsbesteding. De opdrachtgever en de organisator waren zich bewust van het heikele van dergelijke keuze. Het Vlaams actieplan Armoedebestrijding - 2001 is immers opgebouwd rond tien thema s: participatie, maatschappelijke dienstverlening, gezin, rechtsbedeling, cultuur, inkomen, onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting en gezondheidszorg. Het is moeilijk en zelfs gevaarlijk om het geheel van dertig mensenrechten en tien Vlaamse thema s te verkavelen, want juist in samenhang vinden zij hun verwezenlijking. De gemaakte keuze werd dus vooral pragmatisch ingegeven en meteen werd ook de hoop uitgedrukt om in latere fasen ook de andere thema s grondig aan te pakken.

4

5 Drie thema s Het congres verwachtte vooral concrete, herkenbare maar wellicht ook controversiële, spannende en bediscussieerbare antwoorden. Daarom koos dit vooruitgangscongres voor een aparte invalshoek. De centrale vragen van het congres, voor elk van de drie thema s, werden bij voorbaat aan drie soorten actoren gesteld. Ze zouden elk vanuit hun specifieke invalshoek en voor de drie thema s de basisvragen beantwoorden: a. De academische wereld (de denkers) b. De doelgroepen zelf (de zijnders) c. Het middenveld (de doeners op het veld) De combinatie van drie thema s en drie soorten beantwoorders leidde naar een interessante en prikkelende ontmoeting. Deze mondde uit in vier thematische werknota s, als basis en gespreksstof voor het congres. Als auteurs werd een aantal bevoorrechte getuigen aangesproken. Voor de academische invalshoek schreef prof. dr. Jan Vranken en voor de invalshoek doelgroepen werkten dr. André De Cock van de Beweging voor Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen en mevrouw Danielle Dierickx van UFSIA - OASeS samen. Voor het werkende middenveld werden er thematische specialisten ingeschakeld: werkgelegenheid door Liliane Delanote van het Antwerpse Vitamine W, Annick Vanhove van het Vlaams Overleg Bewonersbelangen voor huisvesting. Zelfstandige consulent Rik Vanmolkot nam cultuurparticipatie en vrijetijdsbesteding voor zijn rekening. Status van de werknota s Het is belangrijk om de status van deze nota s duidelijk te stellen. De drie publicaties geven geen ultieme of uitputtende kijk op of inventaris van het betreffende thema. Het tijdsbestek liet dit niet toe, maar het was ook niet de bewuste bedoeling. De nota s zijn expliciet tegensprekelijk opgesteld. Dit betekent dat zij een weliswaar op een degelijke en professionele wijze werden gemaakt, maar vooral geschreven zijn om discussie, dialoog en dus energie te generen. Elk van de auteurs heeft zich ruim gedocumenteerd, maar maakte daarna een eigen, bijna persoonlijke synthese. Dit maakt elk onderdeel kwetsbaar maar hopelijk ook inspirerend. En het is de samenhang van de verschillende verhalen, met hun overeenkomsten en verschillen, die de gesprekken zal voeden. De verschillende invalshoeken onthullen immers verschillende accenten, ze reveleren wellicht tegenstellingen en/of consensus. Met dank aan De Koning Boudewijnstichting houdt er aan om de auteurs en de stuurgroep die hen begeleidde, te bedanken voor de snelle, bekwame en vooral ook geëngageerde wijze waarop zij hun werk afrondden. Ook prof. dr. Josse Van Steenberge, voorzitter van stuurgroep en congres, droeg sterk bij tot het welslagen van deze operatie. De Stichting apprecieerde bijzonder de prettige en open samenwerking met zowel het kabinet van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen als met de administratie Welzijn en de afdeling Welzijnsbevordering van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Met wensen voor een interessante lezing en een boeiende discussie. Koning Boudewijnstichting

6 HOE BLIJFT BEHANG PLAKKEN? Wonen en armoede(beleid) door de bril van de doelgroep DANIELLE DIERCKX wetenschappelijk medewerker UFSIA / OASeS m.m.v. dr. André De Cock van de Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen Gent

7 inhoudstafel 1. Hoe blijft behang plakken?........................................................9 1.1 Het is niet aan de lijm of het papier gelegen.........................................9 1.2 Als de muren droog zouden zijn...................................................11 2. Waard om in te wonen..........................................................12 2.1 Cash of met een overschrijving..................................................12 2.2 Achter de gevel..............................................................14 2.3 Sociale woningen............................................................17 2.4 Noodgevallen...............................................................19 2.5 Info en hulp.................................................................19 2.6 Woonomgeving..............................................................20 3. In samenspraak................................................................22 3.1 Partners in het woonbeleid.....................................................22 3.2 Een waardige plaats voor de huurder.............................................22 3.3 Armen als partner in het beleid..................................................22 4. Besluit.......................................................................23 Nog even dit....................................................................25 Bibliografie.....................................................................27

8

9 1. Hoe blijft behang plakken? 1.1 Het is niet aan de lijm of het papier gelegen Het al of niet in orde zijn van een woning heeft invloed op alle levensdomeinen. De gezinnen in armoede tonen aan dat als het recht op wonen wordt geschonden, dit ook op andere levensdomeinen moeilijkheden meebrengt: bijvoorbeeld op het vlak van het gezinsleven, de studie van de kinderen, sociale contacten, gezondheid en administratie (BMLIK, Recht-Op, VFA, Wint). Iedereen heeft een (t)huis nodig, waar je je goed voelt. Als je een goed huis hebt, gaat het ook op andere vlakken beter. (BMLIK, 2000) Huurders met weinig financiële middelen worden gedwongen huizen, appartementen of studio s te huren die van zeer lage kwaliteit zijn (de secundaire huurmarkt). Deze woningen hebben moeilijk te verwarmen ruimten, vocht- en schimmelproblemen, ongedierte, geurhinder, tocht, een ongezond woonklimaat, enz. (Recht-Op, 1998). Dit deel van de huurmarkt kent een specifiek cliënteel en de woningen zijn vaak geconcentreerd in bepaalde buurten van de stad. De secundaire huursector wordt bevolkt door personen die uit andere woningdeelmarkten zijn weggeselecteerd of er geen toegang tot krijgen. Ze kunnen nergens anders terecht. Ze wonen in oude woningen die al lang zijn afbetaald en waarvan de gebruikswaarde niet meer in verhouding staat tot de opbrengst ervan. Vele van deze woningen bevinden zich in de 19de-eeuwse gordel van de steden. Huizen worden er bovendien steeds meer opgedeeld en per verdieping of kamer verhuurd. (Vranken, 1997:134) Slechte woonomstandigheden brengen boven op de huurprijs extra kosten met zich mee. Een zieke woonomgeving maakt bewoners, klein en groot, uiterst vatbaar voor een chronische aantasting van de gezondheid. Kosten voor medicatie en doktersbezoeken stijgen snel tot ontoereikende bedragen en blijven een grote hap uit het gezinsbudget eisen, ook nadat men eventueel naar een gezondere woning is verhuisd (Recht-Op, 1998). Iedereen heeft een (t)huis nodig, waar je je goed voelt. Als je een goed huis hebt, gaat het ook op andere vlakken beter Financiële lasten verhogen eveneens door de extra verwarming, die in een slecht geïsoleerde woning automatisch de kortste route naar de buitenlucht zoekt. Deze route is vaak zeer snel afgelegd, wat tot verbazend hoge energierekeningen leidt. Vele mensen met een laag inkomen zijn op de huidige woningmarkt voorbestemd om te leven in een huurwoning van slechte kwaliteit. Alle extra woonkosten leiden tot een nog grotere financiële bestaansonzekerheid (Recht-Op, 1998). Hoewel de hoge kosten een belangrijk knelpunt vormen, zou het onjuist zijn het huisvestingsprobleem te reduceren tot een zaak van financiële aard. Huisvestingsproblemen hebben ook een sociaal en psychologisch prijskaartje (Recht-Op, 1998). Kopzorgen over de woonsituatie zijn permanent aanwezig. Problemen starten al in de zoektocht naar een huurwoning. Reeds in deze fase ervaren mensen dat zij aan het kortste eind trekken. Het blijkt bijvoorbeeld moeilijk te zijn om een gezonde én betaalbare woning te vinden, die voldoende ruimte beschikbaar stelt. Lage-inkomensgezinnen bekleden een zwakke positie en worden steeds opnieuw geconfronteerd met het gegeven dat zij in de huidige samenleving weinig vrije keuzen kunnen maken. Naast het aanbodstekort zijn er de huurwaarborg die vaak onmiddellijk moet worden betaald, de onwettige contracten, de mondelinge overeenkomsten, enz. (Recht-Op, 1998). Ook tijdens de huurperiode delven zij het onderspit. Zovele huurders betrekken een woning die niet in goede (of leefbare) staat is, vanuit het geloof in de (mondelinge!) beloftes van de verhuurder om herstellingen uit te voeren. Maar blijkbaar zijn sommige verhuurders weinig bekommerd om de staat van hun woningen. Zij reageren vaak niet op de vragen van de huurder om de herstellingen te komen uitvoeren. Als men hier wel op ingaat is hun opknapwerk meestal op-lap-werk, wat geen verbetering betekent op langere termijn. Het verkopen van mooie beloftes blijkt te dikwijls hun sterkste kant te zijn (Recht-Op, 1998).

10 Meestal lopen deze situaties uit op een juridisch ongelijk voor de huurder. Het gebrek aan kennis over de rechten en plichten van huurder en verhuurder blijken hiervan de belangrijkste oorzaak te zijn. Uit onmacht en onwetendheid over wat men als huurder met zijn gevoel van onrechtvaardigheid kan aanvangen, beslist men bijvoorbeeld om geen huishuur meer te betalen. Deze logische reactie, die door hen als enige strijd- of machtsmiddel wordt gezien, verzwakt hun positie vaak nog meer. Immers, wanneer het achterhouden van de huishuur enkel op spontaan initiatief van de huurder wordt genomen, zonder hierbij aan de nodige juridische voorwaarden te voldoen, zal hij hiervoor worden afgestraft (Recht-Op, 1998). Dat armoede en een slechte huisvestingssituatie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, wordt door Vranken als volgt verwoord. Tussen wonen en uitsluiting bestaat een tweerichtingsverband. Lage inkomenstrekkers kunnen slechts terecht op de secundaire woningmarkt. De woningen daar zijn niet alleen van slechtere kwaliteit, ze brengen ook hoge kosten mee en liggen meestal in achtergestelde buurten. Omgekeerd, verhoogt zo n slechte woonsituatie ook het risico op (reproductie van) armoede. Het gebrek aan ruimte is nefast voor de schoolactiviteiten van de kinderen en geeft aanleiding tot spanningen in het gezin; vochtige en beschimmelde ruimten verhogen het ziekterisico. (Vranken, 1997:133) Een ongezonde woonomgeving vormt eveneens een bedreiging voor Een slechte woning breekt het recht op gezondheid. de stabiliteit van het gezin. De praktijk levert voorbeelden van jongeren Het kost ook meer, de meubelen gaan kapot door die, als gevolg van de benarde woonsituatie, het ouderlijk huis vroegtijdig verlaten. Daarnaast blijkt dit ook pijnlijke gevolgen te hebben de vochtigheid, ook de lakens en dekens. Je durft niemand te vragen want ze denken dat je niet kuist maar inzake de plaatsing van kinderen. Het Algemeen Verslag over de dat is zo met vochtigheid, het blijft ruiken Armoede (KBS, 1994) stelt dat een slechte huisvestingssituatie een negatieve invloed heeft op het risico tot plaatsing van kinderen. Dikwijls wordt een ongezonde woonsituatie aangegrepen als reden voor de eventuele plaatsing van kinderen. (...) Wij besluiten dat vele huurders met een laag inkomen machteloos staan tegenover de ongezonde situatie. De gevolgen voor het dagelijks leven: de gezondheid van de kinderen lijdt bijvoorbeeld onder de vochtigheid; hun ontwikkeling wordt afgeremd wanneer ze geen speelruimte, geen bibliotheek hebben; een vochtige, ongezonde woning kan leiden tot de plaatsing van kinderen. (KBS, 1994:256-257) We stonden op straat met onze kinderen, we leefden in een garagebox. Daardoor zijn we onze kinderen kwijtgeraakt. Het gerecht wilde ons geen bewijs geven dat de kinderen naar huis mochten omdat we geen woning hadden, en we kregen geen sociale woning omdat de kinderen niet thuis woonden. Dan kregen we een noodwoning van de stad. We kregen ze 3 maanden gratis om ze op te knappen. Er was geen schouw, we konden geen vuur maken en het water liep van de muren. We hebben ze toch maar genomen om de kinderen naar huis te krijgen. Dan kregen we van het gerecht weer de opmerking dat het huis niet leefbaar was en ze namen de kinderen weer weg. (BMLIK, 2000) Een slechte woning breekt het recht op gezondheid. Het kost ook meer, de meubelen gaan kapot door de vochtigheid, ook de lakens en dekens. Je durft niemand te vragen want ze denken dat je niet kuist maar dat is zo met vochtigheid, het blijft ruiken. (BMLIK, 2000) Het hele woonverhaal van mensen in armoede verloopt binnenskamers in een sfeer van aanhoudende en vaak hoog oplopende spanningen en uitingen van stress. Als het niet is gelijk het moet zijn, dan maak je met iedereen ruzie omdat je je niet goed voelt. Op dit appartement moet je altijd opletten voor de geburen, nu mag ik geen lawaai maken of t zit erop. Ik kan toch ook tegen de kinderen niet zeggen: zet je op die stoel en beweeg niet meer. Ik word dat aan mijn kinderen ook gewaar, die zijn hypernerveus, ze mogen zich niet draaien of keren, ze kunnen toch niet hele dagen boeken zitten lezen. Ik zou liever in een huis wonen. Het zijn niet alleen de volwassenen die dromen van een ander huis. Een kind verlangt er ook naar om niet in stress te moeten leven, ik word dat gewaar aan hen. In de zomer kan je eens buitengaan naar een parkje in de buurt, maar in de winter zitten ze binnen. Kinderen moeten toch kunnen spelen, dat gaat niet als ze niets mogen doen of zeggen. (BMLIK, 2000)

11 Wij hebben nu ruimte genoeg. De slaapkamers zijn veel groter en er is zelfs plaats voor de kinderen om daar te spelen. Er is ruimte voor een speelbak. Iedereen zijn terrein is belangrijk voor schoolgaande kinderen. Elk trekt naar zijn eigen kamer en er is minder ruzie. Nu mijn schoonzus regelmatig over de vloer komt, zijn er soms 12 kinderen. Nu is het plezant om de familie bijeen te laten komen. (BMLIK, 2000) Het is duidelijk dat de woonsituatie van arme huurders voor tal van frustraties zorgt. Zij vluchten weg, ruilen een slechte woning in (indien zij de financiële middelen hebben om een verhuis te bekostigen) voor een andere woning van een lage kwaliteit. Het gevolg is dat hun oorspronkelijke huurwoning door een ander gezin (slachtoffer-in-spe) betrokken wordt, waarmee de verhuurder opnieuw hetzelfde spel van huisjesmelkerij kan spelen. Het is een spel van veel beloftes, onwettige contracten, zo weinig mogelijk geld investeren en er zoveel mogelijk aan verdienen (Recht-Op, 1998). Structureel verandert niets aan de problematiek. Op dit appartement moet je altijd opletten voor de geburen, nu mag ik geen lawaai maken of t zit erop. Ik kan toch ook tegen de kinderen niet zeggen: zet je op die stoel en beweeg niet meer. Mensen blijven in precaire omstandigheden wonen, omdat ze geen andere keuze hebben. Het merendeel van de huurders is aangewezen op de particuliere huurmarkt, omdat het aantal sociale woningen zo beperkt is. Vooral de prijzen voor de (zeer) slechte particuliere huurwoningen stijgen, als gevolg van de verdringing. Naast die stijging van de huurprijzen zijn de té geringe garanties van woonzekerheid en de afwezigheid van instrumenten voor een kwaliteit-prijscontrole problematisch. (Vranken, 1997:136) 1.2 Als de muren droog zouden zijn... Hoe een betere woonsituatie voor de armsten in de samenleving realiseren? Eén van de meest recente regelgevingen in het woonbeleid is de Vlaamse Wooncode (1997). Het centrale uitgangspunt van de Wooncode is het recht op een behoorlijke huisvesting voor iedere burger. Het uiteindelijke doel is de verwezenlijking van dit recht door het bevorderen van de beschikbaarheid van aangepaste woningen, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid. Op deze terreinen lopen nog tal van zaken mank. Het recht op wonen moet een vanzelfsprekende zekerheid in ieders leven worden. Niet alleen een verlangen of een wens waar steeds achteraan moet worden gehold (Wint, 2001). Wie moet zich aangesproken voelen om dit te realiseren? Huisvesting is niet enkel een welzijnsprobleem. Het is evenzeer een politiek en economisch probleem. Niet enkel de hulpverlening moet dit aanpakken, maar ook economische en financiële milieus moeten aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid (VFA, 1993). Huisvesting en wonen is ook niet enkel een individueel probleem, maar evenzeer een structureel probleem. Het is geen zaak van individuen onder mekaar (huurder en eigenaar) maar ook de gemeenschap (overheid) heeft hierin een verantwoordelijkheid (VFA, 1993).

12 2. Waard om in te wonen Zoals geschetst, is veel getimmer en verbouwing aan de regelgeving nodig om het recht op leefbaar wonen voor iedereen te garanderen. In wat volgt wordt de vinger op de wonde gelegd en worden voorstellen gepresenteerd voor het aanbrengen van verbetering in slechte woonsituaties. Volgende items komen aan bod: de prijs, de kwaliteit, sociale huisvesting, het (nood)woningaanbod, de dienstverlening en de woonomgeving. 2.1 Cash of met een overschrijving Vragen over hoe en waarvan de woonkosten worden betaald, zijn hier niet aan de orde. In de eerste plaats gaat het erover dat mensen veel te diep in hun zak moeten tasten om wonen te bekostigen. Solden doen, kan het hele jaar door, maar de kwaliteit die je krijgt voor de meer betaalbare daken boven het hoofd is schrijnend. Er loopt heel wat mis met de gevraagde huurprijzen, waarborgen en premiestelsels. 2.1.1 Huurprijzen Er bestaan OCMW- en migrantenprijzen. Zodra de eigenaar dit weet verhogen de huurprijzen van bv. 10.000 BEF naar 14.000 BEF. Men wijst OCMW-cliënten en migranten zogezegd niet af, maar maakt het hen onmogelijk om te huren (VFA, 1993). De afwezigheid van elke vorm van prijscontrole wordt herhaaldelijk aangeklaagd. Men moet voorkomen dat de huur van een appartement verdubbelt als er een andere huurder in gaat wonen. Die prijscontrole moet ook de vaak scheefgetrokken verhouding tussen de huurprijs en de kwaliteit sanctioneren. Er is te weinig directe overheidstussenkomst inzake de prijs, kwaliteit en toegankelijkheid van de huurmarkt (VFA, 1993). Als criterium bij de beoordeling van de huurprijzen moet men ermee rekening houden dat in een slechte woning leven veel andere kosten meebrengt. Door het ontbreken van isolatie lopen de verwarmingskosten hoog op. Extra kosten zijn er ook voor voortdurende renovatie en de vele herstellingen (bv. om vocht buiten te houden) die meestal niet lang resultaat hebben maar de nood tijdelijk lenigen (VFA, 1993). Huurprijzen vormen ook binnen de sociale huurmarkt een probleem. Als je inkomen vermindert, zou de huurprijs ook onmiddellijk moeten worden aangepast. Recht op wonen is recht op een betaalbare woning. In die zin zou de huurprijs sneller mee moeten evolueren met het inkomen. Ik ben nu verhuisd. Ik heb mij verbeterd maar ik moet meer betalen. Ik kom niet toe en moet nu om voedselpakketten. Ik voel er mij niet goed bij. Vroeger heb ik dat nooit moeten doen. (BMLIK, 2000) Ik viel alleen, mijn inkomen verminderde. De sociale dienst gaf mij een brief mee voor de sociale maatschappij voor huurvermindering. Je krijgt het onmiddellijk als er 20% verschil op je inkomen zit. Zo viel ik van 5500 frank op 3500 frank. Maar de onkosten blijven dezelfde. Als je geen 20% verschil hebt, moet je één jaar wachten. (BMLIK, 2000) Wanneer je stempelt, moet je eerst zes maanden stempelgerechtigd zijn en 20% minder verdienen vooraleer je huur verminderd wordt. Je moet wachten. Het is niet eerlijk want als je dan werk vindt, moet je onmiddellijk meer huur betalen. (BMLIK, 2000) Er moet ook overleg mogelijk zijn over de datum van betaling van de huur. Het is belangrijk dat de gezinnen hun betalingen kunnen spreiden. Ze kunnen niet alles tegelijk betalen. Behalve de kinderbijslag houden de meeste gezinnen nauwelijks nog iets van hun uitkering of loon over om van te leven. Mensen betalen niet op tijd omdat de ene het doet met zijn pensioentje dat de tiende toekomt en de ander met het kindergeld dat de vijftiende toekomt. Maar de huur moet voor de vijfde betaald zijn en elke keer dat je te laat bent, krijg je een brief. (BMLIK, 2000)

13 2.1.2 Huurwaarborg Voor de meeste mensen met een laag inkomen is de waarborg onbetaalbaar. Drie maanden huur als waarborgprijs hebben de mensen niet klaarliggen. Ze moeten langs het OCMW om een waarborg aan te vragen. De tijd die het OCMW nodig heeft om een beslissing te nemen kan voor sommige huurders te laat zijn. De woning is dan misschien al verhuurd. Op de koop toe is het toekennen van een huurwaarborg geen recht, maar een gunst die per geval wordt bekeken (Wint, 2001). De gezinnen vragen om zelf te kunnen onderhandelen over de betaling van de waarborg. De waarborg zou over een aantal maanden moeten kunnen meebetaald worden met de huur. Niet alle gezinnen wensen onmiddellijk een beroep te doen op het OCMW (BMLIK, 2000). Toen ik verhuisd ben naar een andere sociale woning van dezelfde maatschappij, werd de borg niet overgenomen. Ik moest opnieuw een borg betalen. Ik had dus, gedurende een bepaalde periode, twee borgen staan bij dezelfde maatschappij. Mijn ma woonde een maand bij mij, zo kon ze sparen om haar borg te betalen. Mijn zus hielp ook want mijn ma moest een voorschot op die borg betalen. Mijn moeder is dan nog wat langer bij mij gebleven want heel haar pensioen van die ene maand is naar die waarborg gegaan en anders had ze geen geld om te leven. Er zijn eigenaars die de waarborg splitsen over een paar maanden. De onze ging zelfs akkoord met twee maanden waarborg in plaats van drie. (BMLIK, 2000) Binnen de sociale huisvesting is het probleem dat wanneer je verhuist, je een tweede waarborg moet betalen. Als men verhuist naar een andere sociale woning van dezelfde maatschappij, moet de waarborg kunnen worden overgedragen. Toen ik verhuisd ben naar een andere sociale woning van dezelfde maatschappij, werd de borg niet overgenomen. Ik moest opnieuw een borg betalen. Ik had dus, gedurende een bepaalde periode, twee borgen staan bij dezelfde maatschappij. (BMLIK, 2000) Als je onvoldoende inkomen hebt, is het vaak onmogelijk om het bedrag van de borg te sparen. Het zou al een vooruitgang zijn wanneer enkel de opleg moet betaald worden. 2.1.3 Huursubsidies en premies De huursubsidie en de verhuispremie zouden sneller moeten worden uitbetaald (BMLIK, 2000). Men ontvangt het geld pas als het al lang besteed is. In sommige gevallen moet men drie jaar wachten (VFA, 1993). We hebben stappen gezet voor een aanvraag voor huursubsidie. Na 1 jaar aanvraag heb ik nu bericht gekregen dat de huursubsidie is toegekend. Voor ons vermindert dat onze huurprijs met 6.000 frank per maand plus nog een premie van 28.500 frank. Met dit geld hebben we behangen. (BMLIK, 2000) Over premiestelsels is vaak te weinig geweten. Sommige gezinnen vragen de huursubsidie niet of te laat aan. De diensten kunnen de gezinnen hierrond de nodige informatie geven. Ook de stad kan de gezinnen informeren bij de aangifte van de adreswijziging of bij het bezoek van de wijkagent. Het zou beter zijn dat de aanvraag voor huursubsidie systematisch wordt ingebouwd (BMLIK, 2000). Een ander knelpunt gaat over de extra eisen waaraan je moet voldoen om van een premie te kunnen genieten. Zo verhuisde een gezin van een krot naar een huis van betere kwaliteit met meerdere slaapkamers. Een hele verbetering! Op het moment van de premietoekenning kreeg men te horen dat men er geen recht op had omdat de living enkele vierkante meters te klein zou zijn. Na tussenkomst van de vereniging heeft men uiteindelijk een premie gekregen (Recht-Op).

14 2.2 Achter de gevel De kwaliteit van de woonsituatie is sterk afhankelijk van het inkomen dat men heeft. Mensen met een hoog inkomen kunnen zich een goede woonsituatie veroorloven zowel wat betreft het huis waarin ze wonen als de omgeving waar ze zich gaan vestigen. Dit heeft ook een weerslag op de mogelijkheden op andere terreinen (onderwijs, opleiding, milieu, gezondheid, ontspanning...) (VFA, 1993). Het is nog steeds zo dat als een woning kwalitatief niet in orde is, men riskeert dat de kinderen worden geplaatst. Maar voor mensen die in armoede leven zijn er echter geen (betaalbare) alternatieven op de (private) woningmarkt beschikbaar. Er is een tekort aan sociale woningen (VFA, 1999). Vroeger woonde ik in een krot. Nu woon ik al 4 jaar in een sociale woning en ik ben heel tevreden. Dat maakt het verschil tussen een krotwoning en een villa. Beleidsmensen weigeren soms in te grijpen omdat zij geen alternatief kunnen bieden aan de mensen die in woningen wonen die in feite onbewoonbaar zijn. Men zegt: Bemoei u niet want de mensen wonen er toch en als ge het afkeurt staan ze op straat. (VFA, 1999) Er moet van overheidswege voor gezorgd worden dat een onafhankelijke dienst alle woningen controleert vooraleer ze worden verhuurd. Het in orde zijn van de woning moet afdwingbaar zijn (BMLIK, 2000). Je kan je maar thuis voelen wanneer je huis in goede staat is. Wanneer je in een woning leeft die niet degelijk is, dan heeft dat nefaste gevolgen op verschillende domeinen, op je gezondheid, op je moreel, op je sociale relaties. Mensen durven vaak geen stappen zetten naar een dienst uit schrik om op straat te staan. (BMLIK, 2000) Vroeger woonde ik in een krot. Nu woon ik al 4 jaar in een sociale woning en ik ben heel tevreden. Dat maakt het verschil tussen een krotwoning en een villa. Verwarming, prachtig zonlicht, koud en warm water. We mogen niet klagen. Nu kunnen we een beetje leven zoals anderen. (BMLIK, 2000) 2.2.1 Controle op kwaliteit (Kans)arme mensen komen steeds opnieuw in dezelfde slechte woningen terecht. Er bestaat geen preventief beleid om woningen als kandidaat-huurder te laten inspecteren alvorens je erin terechtkomt. Het conformiteitsattest, startend voor woningen vóór 1919, geeft eigenaars de kans om hun woningen te laten controleren en er een waardevolle goedkeuring voor te krijgen. De meeste eigenaars van slechte woningen vragen dit natuurlijk niet aan. Eigenaars speculeren op de onmacht van de doelgroep om krotten te verhuren. De huurders moeten dan zelf in het verweer gaan, een advocaat onder de arm nemen of naar de rechtbank gaan. Inzicht, geld en durf zijn belangrijke voorwaarden om dit te kunnen doen. Eigenaars dreigen: Als jij dit huis niet wil, staan er wel andere huurders klaar (Wint, 2001). Armen komen terecht in woongelegenheden die verhuurd worden door huisjesmelkers. Wie stopt een eigenaar wanneer hij een eengezinswoning eerst opdeelt in twee appartementen, daarna opdeelt in 4 appartementen? Wie stopt die eigenaar wanneer hij die woning dan nog opdeelt? Wie stopt een eigenaar wanneer hij een woning, zonder goedgekeurde bouwvergunning, opdeelt in gemeubelde kamers? Wie stopt die eigenaar wanneer hij die kamers reeds jaren verhuurt maar hiervoor geen vergunning heeft aangevraagd bij de stedelijke overheid voor het Politiereglement op gemeubelde kamers? Waar blijft het opsporingsbeleid van zulke gebouwen? De adressen van deze huisjesmelkers circuleren nochtans bij de doelgroep, staan in de krant en liggen bij hulpverleners (Wint, 2001).