Te huur G A S T. handleiding voor de leerkracht. Geïntegreerd werken aan algemene en sociale vakken (GASV - PAV - ASPV)

Vergelijkbare documenten
Te huur G A S T. werkbladen voor de leerlingen. Geïntegreerd werken aan algemene en sociale vakken (GASV - PAV - ASPV)

HUIZEN SURFEN. Een woning zoeken op internet. Doelgroep. Vakgebied. Lesbeschrijving STERKE SCHAKELS. 3 de graad BSO Deeltijds Onderwijs

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT: ZEG HET MET EEN T- SHIRT

DE BAAN OP! Een interessant bedrijf kiezen. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

SPOT EEN JOB! Vacatures zoeken. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

werkbladen, telefoons en opnametoestel

Je eigen nieuwjaarsbrief

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILE: HOE MAAK IK HET UIT? VAN LIEF NAAR EX.

SPOT EEN JOB! Op bezoek bij een interimkantoor. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

SPOT EEN JOB! Later wil ik worden. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Inhoud. Mijn leven. ik ga verhuizen

ZET DE BOXEN AAN! Kijk op de week. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Beroepsgerichte Vorming, opleiding handel en administratie of Project Algemene Vakken

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

werkblad en computers met internetaansluiting

Wat als ik het niet eens ben met het SVK?

DE INFOBEURS. Beroepsopleiding, werk, werkervaring, stage. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

LEERKRACHTGEDEELTE DOE-ACTIVITEIT: SMS. AMIRA EN ILIAS VAN MAART TOT MEI

Voordoen (modelen, hardop denken)

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. Magda op de werkvloer? Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën:

lesmateriaal bij Ik regel mijn geldzaken

Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening. Introductiefase

DE INFOBEURS. School, regels, wonen, drugs, Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS 1

All en gaan wonen of op kot gaan Wat je moet weten als je verhuist

Of je nu huurt, wil gaan huren of stopt met huren!

All en gaan wonen of op kot gaan Wat je moet weten als je verhuist

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. Magda op school? Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Lesbrief nr 1. voor Groep 5 + 6

Huren. Als je een eigen woning of appartement gaat huren

Kennismaking met Begeleid Zelfstandig Wonen. Wat mag jij van het BZW-team verwachten... en wat verwachten wij van jou

Hoe maak je een werkstuk?

Maak je eigen jaarbegroting

Huren. Als je een eigen woning of appartement gaat huren

Huren. Als je een eigen woning of appartement gaat huren

Voorbeeld: Ik werk het liefst met een tweetal.

Voorbereidende les. Basisonderwijs. Educatieteam

EEN GOEDE VOORBEREIDING IS HET HALVE WERK. Plannen en evalueren van een activiteit. Inhoud

Introductie. Lesinstructie. Lesinstructie. Leerdoelen. Introductie. Opzet. Bronnen

werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen?

*Ook met het programma Paint van Windows kunnen foto s bewerkt worden

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

LEERKRACHTGEDEELTE HOE-FILES: HOE ZIE IK ER SEXY UIT?

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

Architectuur. Naam: Klas:

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILES: HOE TUNE IK MIJN AUTO?

WERK AAN DE WINKEL Hoe vind je een job?

Kiezen voor een verpleeg- of verzorgingshuis

De Drakendokter: Gideon

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

buren huurwaarborg Wonen privéwoning degelijke woning huren recht op een woonst sociale verhuurkantoren sociale woning

Kop. Romp. Lesbrief Zoekgedrag Leerjaar 1-Profiel 1,2,3

Een werkstuk maken Kies je onderwerp Je kiest natuurlijk een onderwerp waar je veel belangstelling voor hebt. Misschien weet je er al veel van, of je

DE BAAN OP! Een bedrijfsbezoek voorbereiden. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Stappenplan: een spreekbeurt maken

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Waarom ga je schrijven: het Nieuwsbegripfilmpje bekijken

Over taaie taboes en lastige liefdes

Een spreekbeurt houden

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

LEERKRACHTGEDEELTE: LETTERS MET JE LIJF

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

Lesbrief nr 1. Opdracht 1. voor Groep

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT: MIJN KAR MOOIE KAR

Inhoud. Mijn leven. ik regel mijn geldzaken

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT: DE JUISTE BOOR

Hoe maak je een werkstuk?

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Juf Sabine en juf Maaike

! LERAREN HANDBOEK!!! 1e Editie, 2014

Lesbrief bij Ik weet je te vinden van Netty van Kaathoven voor groep 6, 7 en 8

Werkschrift : Hoe werk ik op WikiKids?

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

De Flatjes. Kom verder! SAMEN WERKEN AAN JOUW TOEKOMST. Informatie voor jongeren, ouders en verwijzers

ONDERSTEUNING BIJ HET LEZEN

Kop. Romp. Lesbrief Seksualiteit Leerjaar 1-Profiel1,2,3

JE EIGEN BUURT OMSTREEKS 1935

Docentenhandleiding. CP15 het functioneringsgesprek. dh15-v2.0. daar gaan we werk van maken! 2007 ITpreneurs Nederland BV. All Rights Reserved

Instructie voor leerlingen.. 5. Gebruik van de lesbrieven. 6. Lesbrief: Wat wil je zijn en worden.. 7. Wat wil je zijn en worden.

Wat kan de orthopedagoog of psycholoog voor jou doen?

SECTORWERKSTUK

De Romeinen in nederland

De zomer van Atlas 2018

Een voorlopige balans (Periode 1)

Les 3 Samenvatten Leestekst: Verhuizen. 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen welke vraag we onszelf moesten stellen om te kunnen samenvatten?

Teken een architect. Lees het volgende verhaal:

Koopkracht: de waarde van geld

GROEP 3 GROEP 4 GROEP 5 GROEP 6 GROEP 7 GROEP 8. limme Taal. Kranten en tijdschriften

Een poster voor een goed doel maken

Rechtvaardige Rechters in actie

2.1 FaVoriete leestips

Lesleidraad. Beste docent

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

Welzijn Ouderen. Blut?! Thuisadministratie. Voor iedereen in Amsterdam-Noord. Dus ook voor u!

Transcriptie:

Te huur G A S T Geïntegreerd werken aan algemene en sociale vakken (GASV - PAV - ASPV) handleiding voor de leerkracht Te downloaden via http://www.cteno.be/gast

INLEIDENDE ACTIVITEIT WOONWANDELEN Neem de leerlingen mee op een wandeling door een buurt dicht bij de school. De focus van deze wandeling is wonen in de buurt. Stippel een route uit langs allerlei soorten woningen en wijken. Ga ook langs bij één of meerdere diensten en organisaties die met wonen te maken hebben: de dienst bevolking van de burgerlijke stand, een buurthuis, de huurdersbond, de lokale woonwinkel, een vestiging van het JAC, een immobiliënkantoor met affiches in de etalage. Spring bij voorkeur bij één van deze organisaties binnen om informatie te vragen, eventueel op afspraak. Vraag iemand om wat uitleg te geven en/of laat de leerlingen vragen stellen. Vestig onderweg de aandacht op verschillende woonvormen (een flatgebouw, een woonwijk, een studentenbuurt). Eventueel kan je de leerlingen vooraf opdrachten en vragen meegeven, bijvoorbeeld: Zie jij onderweg een huis dat je wel zou willen huren; wat voor woning is dat en waarom spreekt ze je aan? Hoeveel zou je ervoor betalen, denk je? Zijn de huurprijzen in de buurt laag of hoog; zijn er grote verschillen tussen de prijzen en waaraan ligt dat? Wat moet je op de dienst bevolking regelen in verband met wonen? Kan iemand in de woonwinkel je een huurcontract laten zien en je vertellen wat er allemaal in moet staan? Wat kan je er nog vragen? Kijk uit naar affiches die activiteiten aankondigen een bepaalde buurt; welke activiteiten zijn dat? Praat achteraf in de klas over wat de jongeren op de woonwandeling hebben gezien. Knoop ook aan bij de persoonlijke ervaringen van de leerlingen: zijn ze al vaak verhuisd; waar wonen/woonden ze graag en waar niet? Pols wat ze al weten over wonen in het algemeen en huren in het bijzonder en inventariseer deze voorkennis. Schrijf trefwoorden aan het bord en structureer eventueel per subdomein. Dat kan in de vorm van een huis met kamers (een variant op mindmappen): een kamer met trefwoorden over alle papierwerk dat bij wonen komt te kijken, een kamer die gaat over samenwonen en de buurt, een kamer over de financiële kant van de zaak, enzoverder. Het kan ook gaan over inrichten, over onderhoud, over op je eigen benen staan... Let er wel op dat de informatie echt van de jongeren komt en breng zelf nog geen nieuwe elementen aan. Overdonder de leerlingen nog niet met informatie en maak het schema op dit ogenblik niet ingewikkelder dan nodig. In de activiteiten van het thema worden de meest relevante subdomeinen van het thema huren verder ingevuld. Zo kunnen de leerlingen hun kennis hierover geleidelijk verder construeren en mits ondersteuning zelf de nodige verbanden leggen. Misschien blijkt uit deze brainstorm dat er bij de leerlingen sterke interesse is voor een relevant onderwerp dat in dit materiaal niet of niet veel aan bod komt. Bijvoorbeeld praktische tips voor verhuizen of veiligheid in huis. Vul het materiaal dan eventueel aan met een activiteit hierover. Neem het huis met de kamers zelf over op papier om er indien relevant later naar terug te kunnen verwijzen. Laat de leerlingen een persoonlijk woondossier openen. Daarin kunnen ze allerlei relevante informatie bewaren: werkbladen en hulpbladen van dit thema (bijvoorbeeld de lijstjes waar je moet op letten als je een woning huurt, de folder), maar ook extra documentatie, brochures, advertenties, knipsels, enzoverder. Dit dossier kunnen de leerlingen bijhouden en later raadplegen als ze zelf op eigen benen gaan staan. 1

ACTIVITEIT 1 WOONDROOM Aard De leerlingen denken na over hun persoonlijke wensen in verband met wonen en beschrijven hun droomhuis. Doelstellingen 3. Taalvaardigheid 3.2.. Uitdrukken en spreken 3.2.5. Meningen en gevoelens uiten (57) De leerling uit zijn meningen en argumenteert gepast 3.2.3. Interactie met anderen (44) De leerling beschrijft voorwerpen, personen, situaties, gebeurtenissen zodat ze begrepen en herkend kunnen worden 8. Sociaal-emotionele educatie 8.1. Dynamisch-affectieve ontwikkeling 8.1.1. Zelfwaardering (4) De leerling ontwikkelt eigen voorkeuren en interesses en laat zich niet steeds beïnvloeden door deze van anderen Materiaal Werkbladen blz. 1-2 Bronnenmateriaal blz. 1-4 Eventueel extra afbeeldingen van woningen Eventueel boeken over wonen en woontijdschriften Eventueel opgenomen televisieprogramma s over wonen Eventueel teken- en knutselgerei a. Mijn woon - top drie Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren Verwijs naar de inleidende activiteit. Vraag aan de leerlingen of ze op de wandeling verschillende soorten woningen hebben gezien en welke dat waren. Uitvoering introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Laat de leerlingen individueel werken. Deel bronnenmateriaal blz. 1-4 uit met de afbeeldingen van woningen en werkbladen blz.1. Vertel de leerlingen dat ze een persoonlijke top drie moeten opstellen van deze woningen: welke drie woningen vinden zij de beste keuze? Begeleid de leerlingen zo nodig bij de opdracht, stel vragen als: Zou je altijd in een tent willen wonen? Denk je dat het gezellig is in zo n groot kasteel? Zou je zo n groot huis willen poetsen? Lijkt die kamer je groot genoeg? 2

Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Bespreek de resultaten klassikaal. Noteer de scores aan het bord en besluit welke woning het populairst is in deze klas. Laat in een klasgesprek kort verschillende woonvormen (flat, loft, studio, kamer, kamer in gemeenschapshuis, huis...) en woonomgevingen (stad, stadscentrum, de buiten, buitenwijk,...) aan bod komen: wat zijn de kenmerken, de voor- en nadelen? Relevante woorden of begrippen kunnen op een natuurlijke manier aan bod komen. Stoffeer het gesprek eventueel met extra afbeeldingen, bijvoorbeeld van een strak interieur versus een klassiek interieur of van een moderne villa versus een fermette. Stel gerichte vragen om het gesprek te stofferen, bijvoorbeeld: Zou je graag in een grote flat willen wonen met veel comfort; wat moet je missen in een flat? Zou je in een gemeenschapshuis kunnen wonen waarin je kamers moet delen met anderen? Wat is het voordeel van samen een huis huren? Vind je een moderne strakke villa mooier dan een fermette met veel tierlantijntjes? Hou je persoonlijk meer van een coole kale ruimte (zoals in een loft) of van een gezellige kamer met veel kussens en kaarsen? Ben je een stadsmens of kies je voor het platteland? Zou je in het centrum van de stad willen wonen of in een buitenwijk? Differentiatie Structureer eventueel het klasgesprek door de verschillende woonvormen en hun voor-en nadelen aan het bord te schrijven, bijvoorbeeld: kamer in gemeenschapshuis; voordelen: goedkoop, veel contacten; nadelen: druk, weinig privacy. Hetzelfde kan gebeuren voor locaties, bijvoorbeeld: wonen in het centrum van de stad; voordeel: dicht bij alles, misschien veel contacten; nadeel: veel verkeer, kan eenzaam zijn. Op deze manier worden een aantal elementen geïntroduceerd die terugkomen in de tweede activiteit. b. Mijn paleis Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren Verwijs naar de woonwandeling in de inleidende activiteit. Vraag aan de leerlingen of ze het huis van hun dromen zijn tegengekomen en hoe het er uitzag. Vertel hen dat ze in deze activiteit hun eigen droomhuis mogen beschrijven. Breng wat woontijdschriften of boeken over wonen mee naar de klas. Neem eventueel een televisieprogramma op over huizenjacht, wonen in het buitenland of de woningen van beroemdheden. 3

Uitvoering introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Laat de leerlingen nadenken over hun droomhuis. Geld of praktische bezwaren spelen eventjes geen rol. De vragen op de werkbladen blz.1-2 kunnen helpen bij het nadenken en het formuleren. Laat de leerlingen de antwoorden op deze vragen in duo s met hun buur bespreken. Daarna moeten ze individueel werken. Vraag hen om de beschrijving van het droomhuis in enkele kernwoorden op te schrijven. Laat hen ter inspiratie in de tijdschriften en boeken snuisteren. Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Laat de leerlingen klassikaal hun droomhuis voorstellen. De anderen mogen vragen stellen of reageren. Differentiatie Overloop eventueel eerst de vragen van de vragenlijst met de leerlingen. Laat de leerlingen zo nodig enkel mondeling omschrijven hoe hun droomhuis er uitziet. Ze mogen ook een afbeelding uit een tijdschrift kiezen of hun droomhuis schetsen. Laat de leerlingen die zich hier veiliger bij voelen hun droomhuis eerst in duo aan elkaar voorstellen en pas daarna in de grotere groep. 4

ACTIVITEIT 2 HET GROTE WOONFORMULIER Aard De leerlingen denken realistisch na over hun persoonlijke behoeftes in verband met wonen en schatten hoeveel ze aan huur en kosten zullen kunnen uitgeven. Doelstellingen 2. Rekenvaardigheden 2.4.1. Geld in levensechte situaties (23) De leerling heeft besef van de courante kostprijs van producten, materialen en diensten (levensduurte) (33) De leerling budgetteert zijn inkomsten en uitgaven 3. Taalvaardigheid 3.3.2. De essentie achterhalen (77) De leerling begrijpt een vragenlijst 3.4.1. Schriftelijke informatie aanvragen en meedelen (93) De leerling beantwoordt een voor hem bestemde vragenlijst 8. Sociaal-emotionele educatie 8.2.1. Kennis van gevoelens, gedachten, wensen, intenties van zichzelf en de ander (21 De leerling herkent bepaalde behoeften, verlangens, gedachten en bedoelingen Materiaal Werkbladen blz. 3 Bronnenmateriaal blz. 5-8 Eventueel informatie over lonen en uitkeringen a. Wat wil je? Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren Verwijs terug naar activiteit 1 waarbij de leerlingen konden dromen over wonen. Vraag de leerlingen of ze hun droomwoning op de woonwandeling zijn tegengekomen en of hun droomwoning ergens in de buurt te vinden is. Voor activiteit 2 moeten de jongeren realistische keuzes maken, nadenken over wat ze concreet nodig hebben en wat voor hun individuele situatie van toepassing is. Laat hen eerst zelf in een voorbereidend klasgesprek enkele aandachtspunten (items voor de enquête) bedenken en formuleren. Breng bij deze gelegenheid eventueel op natuurlijke wijze enkele relevante termen aan. Help hen op weg door middel van gerichte vragen zoals: Waar zou jij allemaal op letten als je een woning zoekt? Heb jij een huis met vijf slaapkamers nodig? Als je in Sint-Truiden werkt, is het dan verstandig om aan zee te gaan wonen? Rijd je met de auto of moet je alles te voet doen; hoe mobiel ben 5

jij en heeft dat invloed op je keuze voor een woning? Heb je eigen spullen die veel plaats innemen? Ben jij een luxepaardje of mag het voor jou heel eenvoudig; bij welke stijl voel jij je goed? Noteer en classificeer punten die de leerlingen zelf aanhalen eventueel aan het bord, bijvoorbeeld: wil ik alleen wonen of samen, wil ik in de stad wonen of op de buiten, heb ik eigen spullen... Uitvoering introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Vertel de leerlingen dat ze een formulier zullen invullen dat hen helpt om alles voor zichzelf eens op een rijtje te zetten. Deel werkblad blz. 3 uit en bronnenmateriaal blz. 5-8 met de vragenlijst. Leg uit dat de leerlingen voorlopig enkel de vragen onder A moeten beantwoorden. Overloop het formulier punt voor punt met de leerlingen. Ga na of ze de keuzemogelijkheden globaal begrijpen. Help hen zo veel mogelijk om de betekenis van moeilijke woorden zelf te ontdekken, bijvoorbeeld: Hier staat onder het stukje alleen of samen : Ik vind mijn privacy heel belangrijk ; waar zou dat mee te maken hebben? Wat is privacy? Kan je dat raden door de hele zin te lezen of door wat er in de andere zinnen staat? Wat staat er allemaal onder de titel mobiel, waarover gaat dat (zie ook voorgesprek)? Je moet kiezen tussen een huis, een appartement en een loft. Weten jullie uit de eerste activiteit nog wat een loft is, kan iemand dat beschrijven? Ga ook na of de leerlingen het systeem van het invulformulier snappen, bijvoorbeeld: Hoe moet je aanduiden wat voor jou past? Wat moet je hier tussen haakjes invullen? Moet je op elke vraag antwoorden, denk je? Laat de leerlingen individueel punt voor punt gedeelte A invullen. Als dit makkelijker is, kunnen de leerlingen ook duo s vormen. Dan kan één leerling de enquêteur zijn die de vragen voorleest en de antwoorden aanduidt of invult. Daarna worden de rollen omgedraaid. In een laatste paragraaf (besluit) kunnen de leerlingen een kleine samenvatting schrijven. Dat mag ook in kernwoorden. Ondersteun de groepjes bij het uitvoeren van de opdrachten. Stel vragen als: Heb je eerst alle vragen gelezen voor je hebt geantwoord? Ben je niets vergeten in te vullen? Wat zou je moeten invullen bij familieleden: wie het zijn of hoeveel? Zijn we op de woonwandeling in een buitenwijk geweest? Heeft jouw gemeente een buitenwijk? 6

Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Bespreek de ingevulde formulieren klassikaal. Ga eventueel vraag per vraag na wat de leerlingen geantwoord hebben. Laat hen discussiëren (bijvoorbeeld waarom je liever in de stad of op de buiten zou wonen) en argumenteren. Vertel de leerlingen dat ze op basis van de gegevens van het formulier in een volgende activiteit een geschikte woning gaan zoeken. Laat hen de enquête bewaren in het woondossier. Differentiatie Stop eventueel na elk punt om klassikaal de resultaten te checken. Lees de vragen voor zwak taalvaardige leerlingen zelf voor. Deze leerlingen hoeven ook geen schriftelijke samenvatting van de lijst te maken. Los eventueel eerst een voorbeeldcase op van één leerling van de klas of van een fictief personage. Laat indien nodig een gedeelte van de enquête vallen, maar zorg dat de leerlingen zeker antwoorden op de eerste vier punten. Als de leerlingen niet alles invullen, missen ze wel informatie voor activiteit 3 (die echter op haar beurt ook kan worden ingekort). b. Wat kan ik betalen? Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren Verwijs naar activiteit 1. In deze activiteit moesten de jongeren geen rekening houden met geld en mochten ze dromen dat ze in een paleis of villa zouden wonen. In werkelijkheid speelt geld natuurlijk wel een grote rol. Pols bij de leerlingen of ze een idee hebben van gangbare huurprijzen en verwijs hierbij eventueel terug naar de woonwandeling. Laat de jongeren ook verschillende bronnen van inkomsten (toelage, inkomen, uitkering, kindergeld,...) opsommen en verschillende bronnen van uitgaven (huurprijs, water, gas, elektriciteit, abonnementen, telefoonrekeningen,...). Noteer de belangrijkste aan het bord. Vraag de leerlingen of het kosten zijn die elke maand hetzelfde blijven (vaste kosten = voorspelbaar) of niet (veranderende kosten = variabel). Pols opnieuw of ze een idee hebben van realistische bedragen: wat is een beginnend loon voor een arbeider, hoeveel bedraagt een uitkering na de wachttijd, hoeveel kindergeld krijgen ouders. Uiteraard bestaan hier grote verschillen. Probeer uit te gaan van een situatie die herkenbaar is voor vele leerlingen. Werk eventueel een hypothetisch geval uit, bijvoorbeeld dat van Jimmy: Jimmy is twintig. Hij is werkzoekende; zijn wachttijd is voorbij en hij krijgt een uitkering van 650 euro. Hij woont samen met Isobel. Isobel werkt als serveerster in een restaurant en verdient maandelijks 750 euro. Ze huren samen een appartement voor 7

450 euro. Voor water, gas en elektriciteit betalen ze 110 euro per maand. Ze hebben ook maandelijks gemiddeld zo n 75 euro telefoonkosten. Internet en kabel hebben ze niet. Laat de leerlingen voor deze voorbeeldcase het maandelijkse inkomen en de uitgaven tegenover elkaar stellen. Noteer aan het bord. inkomen uitgaven 650 + 750 = 1400 euro 450 + 110 + 75 = 635 euro. Help de leerlingen na te gaan welk deel van je inkomen je aan huur kan besteden. Doe dat aan de hand van de voorbeeldcase en stel vragen als: Na aftrek van de uitgaven houden Jimmy en Isobel 835 euro over; wat moeten ze daar nog allemaal van betalen (eten en drinken, andere posten zoals uitgaan)? Lukt dat? Zouden ze nog kunnen leven als de huur boven 500 euro was of de kosten veel hoger zouden liggen? Zegt dit iets over het deel van je inkomen dat je per maand aan huur en onkosten kan geven: een vierde, een derde, de helft? Formuleer samen met de leerlingen een conclusie: de huurprijs en de kosten mogen maar een deel van je inkomen bedragen, liefst niet meer dan de helft. Vertel de jongeren dat ze nu zullen nagaan wat dat voor hen persoonlijk betekent. Uitvoering introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Laat de leerlingen individueel deel B van het formulier, bronnenmateriaal blz. 8, lezen. Vertel hen dat ze B moeten proberen in te vullen zodat ze een idee krijgen hoeveel huur en kosten ze zullen kunnen betalen. Daarom moeten ze nadenken wat hun inkomen en uitgaven ongeveer zullen bedragen (wat is een gemiddeld loon, hoeveel bedraagt een uitkering of leefloon, welke kosten komen er bij huren kijken) als ze afstuderen en iets huren. Als ze met iemand gaan samenwonen mogen ze hun inkomsten samentellen bij die van deze persoon. Ondersteun de leerlingen bij de opdracht. Stel vragen als: Ga je alleen wonen of samenwonen met iemand? Wat zal je beginnend loon zijn, denk je? Wat moet je hier samentellen? Als de huurprijs en de huurkosten samen maar de helft van je inkomen mag zijn, hoeveel is dat dan? Laat de leerlingen eventueel op het werkblad notities nemen of berekeningen maken. 8

Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Bespreek klassikaal: wat is voor een jongere een realistische huurprijs voor verschillende situaties (als alleenstaande, samenwonende, met een kindje, als werkloze, als werkende,...). Werk zeker een standaardvoorbeeld uit van een alleenstaande jongere met een beginnend loon. Het belangrijkste is dat de leerlingen hier een globaal idee krijgen van een aantal bedragen. Ze moeten ook een besef hebben van mogelijke kosten en zeker van de verhouding tussen maandelijke inkomsten en uitgaven. Ga eventueel nog een stap verder door na te gaan wat dit betekent voor een jonge huurder zoals de leerlingen, gegeven de huurprijzen uit de buurt (zie woonwandelen). Differentiatie Misschien zijn de vragen naar het toekomstige inkomen/uitgavenplaatje te bedreigend of te hypothetisch voor de jongere. Laat hen dan een soort standaard berekening maken voor een alleenstaande jongere met een beginnend loon. Werk dit voorbeeld, eventueel aangevuld met andere gevallen, samen met hen uit. 9

ACTIVITEIT 3 JONGEN / MEISJE ZKT HUIS. Aard De leerlingen zoeken op basis van een aantal relevante gegevens en via verschillende informatiebronnen woningen voor fictieve personages en voor zichzelf. Doelstellingen 3. Taalvaardigheid 3.3.1. Informatie achterhalen (70) De leerling achterhaalt informatie in voor hem bekende tekstsoorten. (71) De leerling zoekt en ordent informatie op overzichtelijke wijze in voor hem bestemde tekstsoorten. 5. Leren leren 5.2.1. Informatieverwerving (7) De leerling hanteert zoekstrategieën om informatie te verwerven in verband met te maken keuzes. 5.2.2. Informatieverwerking en uitvoering (18) De leerling gebruikt zelfstandig en op systematische wijze informatiebronnen op zijn niveau. 5.4. Transfer (64) De leerling past verworven kennis, inzichten en vaardigheden automatisch en adequaat toe in situaties die zowel sterk gelijken op de oorspronkelijke leersituatie als die er wezenlijk van verschillen. Materiaal Werkbladen blz. 4-5 Bronnenmateriaal blz. 9-28 Recente exemplaren van de Koopjeskrant / de Woonkoopjeskrant / de Streekkrant of Weekkrant Woonbijlagen van kranten Enkele computers met internetaansluiting a. Sara, Stef, Kaat en Sam zkn een huis Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren Verwijs terug naar activiteit 2. In deze activiteit hebben de leerlingen voor zichzelf een woonformulier ingevuld met realistische noden en wensen. Vertel de leerlingen dat ze op basis van dit formulier op zoek gaan naar geschikte woningen. In activiteit (a) zoeken ze een woning voor Sara, Stef, Kaat en Sam. Daarvoor gebruiken ze de woonformulieren van deze fictieve personages. De vier personages hebben allevier een verschillende achtergrond: alleenstaande moeder, werkloze jongere, jonge werknemer en schoolgaande tiener. Zoek voor deze activiteit zelf vooraf de mogelijke oplossingen uit 10

(woningen die geschikt zijn voor de 4 personages). In activiteit (b) zullen de leerlingen een woning voor zichzelf zoeken op basis van de gegevens in hun eigen woonformulier. Houd een inleidend klasgesprek over het zoeken naar een geschikte woning. Laat de leerlingen zoekmogelijkheden en -strategieën inventariseren (kranten, weekbladen, internet, rondwandelen of fietsen in de buurt, mensen uit je vriendenkring of familie verwittigen dat je iets zoekt). Noteer eventueel kernwoorden aan het bord. Verwijs ook terug naar woningen te huur op de woonwandeling. Leid het klasgesprek in banen door vragen als: Hoe zou je op zoek gaan als je iets wil huren? Waar kan je informatie vinden over woningen te huur? Zoek je zomaar of ga je op een aantal dingen letten? Denk eens terug aan het woonformulier: hoe kan je checken waar de woning gelegen is, hoeveel kamers er zijn, of de woning gemeubeld is, enzoverder? Deel werkbladen blz. 4-5 uit en laat de leerlingen hier de zoekmogelijkheden noteren. Toon de leerlingen kranten en bladen met advertenties voor woningen. Deel bronnenmateriaal blz. 9-10 uit met voorbeelden van (prints van) zoekmachines en advertenties. Laat de leerlingen deze voorbeelden kort bestuderen. Vraag hen of ze de advertenties kunnen lezen en of ze de betekenissen van de gebruikte afkortingen kunnen afleiden. Doe een paar steekproeven. Demonstreer eventueel kort de werking van een zoekmachine voor huurwoningen op het net. Laat de leerlingen formuleren hoe die zoekmachines werken (selectie maken van soort woning, plaats, prijs,...). Vertel aan de leerlingen dat ze in de volgende activiteit alle informatie kunnen gebruiken om voor de personages Stef, Kaat, Sam of Sara een nieuwe woonst te vinden. Deze woonst moeten ze aan de klas presenteren. Het groepje dat de woning vindt die het best bij de personages past, komt in aanmerking voor de titel van beste huizenjagers (vergelijk met bestaande televisieprogramma s waarin men voor mensen op zoek gaat naar hun ideale maar ook betaalbare woning). Uitvoering instructie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Leg uit waar de leerlingen alle informatie kunnen vinden. In de klas of in een andere ruimte zijn vier hoeken waar de leerlingen opzoekwerk kunnen verrichten: hoek 1: exemplaren van de Koopjeskrant (bij voorkeur de algemene en de regionale) en van de Woonkoopjeskrant hoek 2: exemplaren van de Steekkrant / Weekkrant en woonbijlagen van de gewone kranten (weekendeditie) 11

hoek 3: computer met internet, de woondatabank van een relevante gemeente (bvb. voor het zoeken in Antwerpen: http://immodatabank.antwerpen. be) en eventueel www.koopjesnet.be (maar: overlap hoek 1) hoek 4: computer met internet, website www.immoweb.be en www.easy.be Tenslotte is er een informatiehoek waar de leerlingen een lijst met afkortingen uit advertenties vinden met bijhorende verklaringen (zie bronnenmateriaal blz. 27-28), stratenatlassen of stadsplannen om uit te zoeken waar de gemeentes / woningen zich situeren en eventueel informatiebladen over de gemeentes zelf (zie ook internet). Verdeel de leerlingen in groepjes van vier. Elk groepje leerlingen krijgt een ander personage waarvoor ze een woning moeten zoeken. Vertel de leerlingen voor welk personage ze een woning moeten zoeken: Sam, Stef, Kaat of Sara. Geef elk groepje het bronnenmateriaal blz. 11-26 met het woonformulier van hun personage. Uit dit woonformulier kunnen ze afleiden wat de noden van de verschillende personages zijn en wat deze zich financieel kunnen veroorloven. Verder staat er op de werkbladen nog een korte omschrijving van de personages. De leerlingen krijgen eerst wat voorbereidende tijd om het woonformulier, de fiche van het personage en de bronnen (krant, internet, informatiehoek,...) te bestuderen. Daarna moeten ze effectief op zoek gaan. Organiseer een rotatiesysteem waarbij de leerlingen per groepje ongeveer tien minuten opzoektijd krijgen in elke hoek. Ze mogen indien nodig ook de informatiehoek raadplegen. Geef aan dat het zoekwerk in het groepje kan worden verdeeld, bijvoorbeeld: twee leerlingen zoeken op het internet terwijl de andere de informatiehoek raadpleegt (om na te gaan of de woning aan de wensen van de personages beantwoordt). Vraag de leerlingen de advertenties die ze selecteren met fluo aan te duiden of te kopiëren en om de online informatie af te printen. Begeleid de groepjes bij het zoeken. Voor hoek 3 moeten de leerlingen op internet gaan zoeken naar een lokale immodatabank van de gemeentes Tienen, Sint-Niklaas, Gent en Genk. Help hen zoeken via de websites van deze steden, waar ze lokale informatie over wonen vinden. Als dit te moeilijk of omslachtig is, kan je de relevante sites gewoon zelf online maken voor de leerlingen. Na veertig minuten moeten de leerlingen de vier zoekmogelijkheden hebben geraadpleegd en alle documentatie hebben verzameld. Voor sommige cases vinden ze misschien slechts 1 of enkele mogelijkheden, voor andere meerdere. In een afsluitende fase moeten ze hun resultaten vergelijken en eventueel een keuze maken tussen het aanbod. 12

Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Laat de leerlingen hun personage voorstellen, vertellen wat er in het woonformulier van het personage stond en verdedigen welke woning ze hebben gevonden. Ga samen met de klas na of de woning voldoet aan de eisen van het woonformulier: is het wel het juiste soort woning, is ze goed gelegen, is ze betaalbaar voor het personage? Roep het groepje dat de beste keuze maakte uit tot beste huizenjagers. Bespreek tenslotte het zoekproces. Stel vragen als: Waar heb je de meeste informatie gevonden? Kon je de afkortingen begrijpen? Vond je voor Sara een betaalbaar appartement met een lift en aansluiting voor kabel? Ben je gaan opzoeken of het appartement voor Kaat wel dicht bij haar werk ligt? Was het makkelijk om voor Stef die meubels maakt een gepaste woning te vinden; waarom wel of waarom niet? Zal Sam nog veel kosten kunnen maken of is zijn budget nogal klein voor een huis? Sam gaat delen met vrienden; hoe heb je berekend hoeveel hij kan betalen? Is wonen in Gent duurder dan in Tienen? Differentiatie Er zijn verschillende mogelijkheden om deze taak minder complex te maken: Overloop eventueel met de leerlingen de woonformulieren van de personages. Focus daarbij hun aandacht op de meest relevante informatie, zodat ze gerichter kunnen zoeken. Werk eventueel vooraf samen met de leerlingen één voorbeeld uit. Doorloop daarbij het woonformulier punt per punt en sta telkens stil bij de vraag hoe de leerlingen de wensen en noden van de personages kunnen checken (bijvoorbeeld: het soort woning kan je lezen in advertentie; de locatie kan je opzoeken in atlas en stratenplan;...). Laat eventueel een stuk van de enquête vallen. Laat de leerlingen eventueel allemaal voor hetzelfde personage zoeken. Tenslotte is het ook interessant om de personages in de gemeente van de school te situeren. In dat geval kan men zelfs eventueel een kijkje gaan nemen bij de woningen in de buurt of de verhuurders contacteren. Ga dan wel vooraf na of er voor de verschillende personages met hun profiel in de gemeente effectief woningen te vinden zijn. 13

b. Ll zkt huis Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren Verwijs terug naar activiteit (a). Vraag de leerlingen hoe het zoeken verliep en wat ze er van opgestoken hebben voor activiteit (b), het zoeken naar een eigen woning. Laat eventueel enkele leerlingen nog eens samenvatten wat er in hun eigen woonformulier staat en hoe ze dat gaan checken met het aanbod aan woningen. Vertel de leerlingen dat ze de opgedane ervaringen als huizenjagers nu voor zichzelf kunnen toepassen. Uitvoering instructie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Behoud de groepjes van vier uit activiteit (a) en laat de leerlingen ditmaal op zoek gaan naar een geschikte woning voor zichzelf. Ze moeten elkaar helpen en het zoekwerk eventueel verdelen. De procedure is hetzelfde als in (a): elk groepje krijgt tien minuten per hoek en de leerlingen selecteren op basis van hun eigen criteria woningen, waaruit ze dan één of enkele kiezen. Deze keer is de uitkomst dus wel vier woningen per groepje in plaats van één. Begeleid de leerlingen in de groepjes. Stel eventueel vragen zoals: Is dat huis wel dicht bij je vrienden? Heb je daar kabel? Denk je dat je de kosten kan betalen met je budget? Sommige leerlingen gaan in realiteit misschien niet alleen wonen maar samenwonen. Zij mogen voor deze opdracht uitgaan van deze situatie. Bespreek vooraf kort met de leerlingen wat dit met zich meebrengt, bijvoorbeeld: ze kunnen zich eventueel een duurdere woning veroorloven. Anderzijds hebben ze dan ook meer ruimte nodig en moeten ze de wensen en noden van twee personen weten te verzoenen. Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Bespreek klassikaal welke woningen de leerlingen hebben gekozen voor zichzelf. Stel vragen als: Vinden jullie een geschikt huis voor jezelf? Vallen de prijzen mee? Zijn er grote verschillen tussen de prijzen? Moet je toegevingen doen, bijvoorbeeld door een kleiner huis te kiezen of door verder uit het centrum te gaan wonen? Laat de leerlingen eventueel documentatie (of gegevens van informatiebronnen) opnemen in hun woondossier. 14

Differentiatie Ook hier kan een stuk van de enquête worden weggelaten, zodat de leerlingen met minder gegevens rekening dienen te houden. Daardoor kan de zoektocht echter wel minder realistisch worden (in werkelijkheid zal de leerling ook met veel elementen rekening moeten houden). 15