Nederland is nu een constitutionele (1814) parlementaire (1848) democratische (1917) monarchie (1813).

Vergelijkbare documenten
Begrippenlijst Geschiedenis Politiek en staatsinrichitn in Nederland en Europa (H1-H3)

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Eerst was er censuskiesrecht: alleen mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden mochten stemmen.

8, De grondwet van Thorbecke. 1.2 Het ontstaan van politieke partijen. Samenvatting door een scholier 2560 woorden 21 mei 2003

Samenvatting Geschiedenis Module 5 politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa

Deelvraag: Hoe had de parlementaire democratie zich in Nederland ontwikkeld?

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Grondwet: Verzameling van de hoogste wetten in het land met grondrechten en plichten van burger en bestuur.

Geschiedenis Samenvatting module 7 Politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa

Samenvatting Geschiedenis Politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa

Samenvatting Geschiedenis Module 5

QUIZ: DE PIENTERSTE MENSCH GESCHIEDENIS VAN DE PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE IN NEDERLAND

6,6. Samenvatting door een scholier 1139 woorden 2 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer POLITIEK

7,9. Samenvatting door een scholier 3310 woorden 19 april keer beoordeeld. Geschiedenis

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3 Politiek

7,4. Samenvatting door een scholier 2092 woorden 2 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Toets politieke besluitvorming H2

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

Samenvatting Maatschappijleer Maatschappijleer voor jou Hoofdstuk 3 Politiek

6,6. Samenvatting door een scholier 2067 woorden 5 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

1 keer beoordeeld 31 oktober 2015

6,7. Samenvatting door een scholier 1795 woorden 16 november keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting door een scholier 2432 woorden 18 januari keer beoordeeld. Maatschappijleer. Politieke besluitvorming.

Maatschappijleer Parlementaire Democratie 10 VWO

VERKIEZINGEN IN KOEDIJK

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

A. Kuyper

Bestuurslagen in Nederland rijksoverheid provinciale overheid gemeentelijke overheid

5,8. Par 1: Staat! Par 2: Rechtstaat! Stelling door een scholier 1818 woorden 3 november keer beoordeeld.

5.4. Boekverslag door B woorden 2 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer. Inhoudsopgave

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

Samenvatting Geschiedenis Rechtstaat en Democratie

Samenvatting Maatschappijleer 1 Politiek

In 1813 werden de Fransen verjaagd en de zoon van de laatste stadhouder werd koning

4.5. Samenvatting door een scholier 1791 woorden 6 april keer beoordeeld. Geschiedenis

2 keer beoordeeld 20 februari 2016

Cursus Politiek Actief Bijeenkomst 1: Introductie, algemene staatsinrichting en verkiezingen

Cursus Politiek Actief Provincie Flevoland

Samenvatting Geschiedenis hst 1:

Het overheidsbeleid in de periode van de economische opbouw na WO II. - Welke rol heeft de overheid in het sturen van de economie?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Maatschappijleer par. 1!

Theorie hoofdstuk 1 geschiedenis

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Staatsinrichting hoofdstuk 1 VMBO

5,9. Samenvatting door een scholier 1292 woorden 15 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting door M woorden 15 januari keer beoordeeld. Thema's maatschappijleer. Hoofdstuk 1. Algemeen belang:

Samenvatting Maatschappijleer Politieke Besluitvorming Paragraaf 1 t/m 5

Verklarende woordenlijst

Samenvatting Maatschappijleer Politieke Besluitvorming

7,1. Samenvatting door een scholier 1863 woorden 25 november keer beoordeeld. Maatschappijleer. Maatschappijleer H4 t/m H6

Begrippenlijst Module 2

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Paragraaf 1: Democratie

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

5,9. Samenvatting door een scholier 1608 woorden 12 januari keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

Antwoorden Maatschappijleer Hoofdstuk 2

7, wat is politiek. Samenvatting door een scholier 2134 woorden 24 november keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting door R woorden 23 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer PAR.1

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

Samenvatting door E woorden 5 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Maatschappijleer: parlementaire democratie.

Stemmen Europese verkiezingen 2014

Samenvatting Geschiedenis Politiek

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3 Kiezen en Delen

5.9. Boekverslag door E woorden 23 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Eindexamen vmbo gl/tl geschiedenis en staatsinrichting II

Samenvatting Maatschappijleer Samenvatting Hoofdstuk 2

Er zijn tal van landen waar burgers nauwelijks rechten hebben, of waar die rechten door machtshebbers worden genegeerd.

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3 par 2 T/M 5

Democratie = Een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Samenvatting door M woorden 15 november keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen. H3: De vertegenwoordigende lichamen en Trias Politica

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming

Parlementaire democratie!

Tweede Kamerverkiezingen

6,8. Kerk invloed op: Regering voert/stimuleert industrialisatiepolitiek. Samenvatting door een scholier 800 woorden 16 juni keer beoordeeld

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming paragraaf 1 t/m 6

Hoofdstuk 1: Wat is politiek?

6.7. Boekverslag door P woorden 6 juli keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. 2 Politieke stromingen en partijen.

1. Politiek, staat en dictatuur

Maatschappijleer Parlementaire Democratie 10 VWO

Samenvatting door een scholier 2262 woorden 7 april keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting door een scholier 2452 woorden 13 december keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Inhoud.

Samenvatting Maatschappijleer Parlementaire democratie (H2)

Samenvatting Maatschappijleer Politieke beluistvorming

Hoofdzaken staatsinrichting

Stemmen Verkiezingen Europees Parlement 2019

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 6 Politieke besluitvorming

Inhoud. Voorwoord XI. 3 Staatshoofd en ministers De liefde van een crimineel De Grondwet Het Statuut 50

Staatsinrichting. *Dualisme = Het kabinet e n de kamer zijn onafhankelijk van e lkaar, dit is nodig omdat de kamer het kabinet moet controleren.

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 politiek

1. Democratie blz De staatsinrichting van Nederland blz Het kabinet en het parlement. 3. De Grondwet blz

Geschiedenis hoofdstuk 13 Vrijheid en Democratie

Samenvatting Maatschappijleer Parlementaire democratie paragraaf 1 t/m 9

Inventaris van het archief van de

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 1770 woorden 5 juni 2003 7.1 55 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo Geschiedenis Module 7 Politiek en Staatsinrichting Hoofdstuk 1 Op weg naar de parlementaire democratie (1848 1945) Nederland is nu een constitutionele (1814) parlementaire (1848) democratische (1917) monarchie (1813). In 1568 was Nederland een monarchie. Toen kwam de 80-jarige oorlog die duurde tot 1868. De familie van Oranje wilde graag koning worden, maar het werd een republiek : macht bij de Statengeneraal. Tijdens de oorlog was er al strijd geweest tussen de Oranjisten (centralisatie) en de staatspartij (decentralisatie). De Oranjes mochten wel stadhouders blijven, door hun goede militaristische mogendheden. 1795-1806 Bataafse republiek 1799 was Napoleon aan de macht in Frankrijk. In 1806 wilde Napoleon Engeland boycotten en verwierf daarom een continentaal stelsel, waar Nederland ook bij hoorde. In 1810 was hij ontevreden en zorgde ervoor dat Nederland een provincie van Frankrijk werd tot 1813. In 1813 werd Napoleon verbannen na zijn nederlaag. 1813 kwam koning Wilhelm II aan de macht in Nederland 1814 kwam er een grondwet. Waarin het twee kamer stelsel stond beschreven (afgekeken bij Eng). 1e Kamer : adel. 2e Kamer bourgeoisie. En het census kiesrecht werd ingesteld. (?) 1 Thorbecke In 1848 liet Wilhelm II (autoritair) onderdruk van de revolutie Thorbecke een ontwerp maken voor een nieuwe grondwet. Daarin stond beschreven : - ministeriele verantwoordelijkheid t.o.v. het parlement - koning is politiek onschendbaar : ministeriele aansprakelijkheid - 2e Kamer rechtstreeks gekozen - 1e Kamer door provinciale staten (zij ook rechtstreeks) https://www.scholieren.com/verslag/10932 Pagina 1 van 7

- census kiesrecht. Thorbecke had ook het idee van Montesquie van Trias Politica gebruikt: - wetgevende macht : ministers - uitvoerende macht : ministers + Statengeneraal - rechtelijke macht : rechters 1866 Wilhelm III (en het kabinet) in conflict met 2e Kamer, dat ging maar door en hij ze heeft 3 keer ontslagen en toen besloot hij maar het kabinet te ontslaan. Sindsdien is de volksvertegenwoordiging erg sterk. Het is een ongeschreven regel: Kabinet blijft niet tegen de wil van Kamermeerderheid Tot 1917 was er een districtenstelsel en vanaf 1917 kwam er een evenredige vertegenwoordiging (met kiesdeler). 2 Ontstaan van Politieke partijen Er waren verschillende kwesties: - schoolstrijd - algemeen kiesrecht - sociale vraagstuk Door deze kwesties ontstond de verzuiling met: - protestanten - katholieken - liberalen - socialisten 1887 werd het census kiesrecht afgeschaft 1917 zijn de strijden van de school en kiesrecht opgelost. : pacificatie 1919 1e feministische golf In 1874 was de eerste sociale wet gekomen: Kinderwet van van Houten. 1901 woningswet en ongevallenwet. Protestanten: ARP (Anti-Revolutionaire Partij) olv Kuijper. : gelijkstelling van het onderwijs en uitbreiding van het kiesrecht 1908 CHU (Christelijk Historische Unie) olv Savornin Lohman : tegen uitbreiding kiesrecht 1918 SGP( Staatkundig Gereformeerde Partij) https://www.scholieren.com/verslag/10932 Pagina 2 van 7

Katholieken: In de 19e eeuw streden ze met de liberalen voor gelijke rechten. Bij de schoolstreden streden ze met de protestanten (anti-these: alle gelovigen herenigen). Priester Schaepman leidde de katholieken, maar kan geen partij opstarten. 1926 RKSP (Rooms-Katholieke Staatspartij). (voorheen zijn de katholieken achtergesteld) Liberalen: 1885 Liberale Unie : vrijheid, gelijkheid, wienig overheids ingrijpen en neutraal onderwijs. 1901 afsplitsing door VDB (Vrijzinnige Democratische Bond) : wel voor actiever overheids ingrijpen en het algemeen kiesrecht 1906 Vrij Liberalen : minimaal overheids ingrijpen. Socialisten: 1881 SDB ( Sociaal-Democratische Bond) olv Domela Nieuwenhuis. : gelijkheid, alles moest in handen komen van de gemeenschap (met revolutie evt) Veel vonden Nieuwenhuis te radicaal, dus ontstond in 1894 SDAP (Sociaal-Democratische Arbeidspartij). : voor verandering via parlementaire weg en voor algemeen kiesrecht. Niet tégen revolutie. 1919 probeert Troelstra met de SDAP revolutie, wat niet lukt. Vervolgens willen andere partijen niets meer met SDAP te maken hebben. 3 Verzuiling Door Kuyper ontstond de verzuiling. Hij wilde voor de Protestanten een eigen politieke soevereiniteit. Na de protestanten volgenden ook de katholieken en toen moesten de liberalen en de socialisten ook wel volgen. Ze hadden aparte medische zorg, radio-omroepen, kranten, etc. 4 Nederland Parlementaire democratie Parlement = Staten generaal 1e + 2e Kamer Sinds 1956 1e Kamer 75 zetels 2e Kamer 150 zetels. Parlement: - controleren van de regering - helpt mee aan het tot stand komen van wetten. - Recht van interpellatie : kamerlid mag minister ondervragen (do vragenuurtje) - Recht van enquête - Recht van begroting (budgetrecht) rijksbegroting wordt op prinsjesdag (3e dinsdag van september) door vorst. 1e + 2e kamer kunnen rijksbegroting afkeuren, dan zal de regering aftreden. 2e Kamer mag wijzigingen in maken, 1e niet. https://www.scholieren.com/verslag/10932 Pagina 3 van 7

- 1e + 2e Kamer stemmen over ieder wetsvoorstel - 2e Kamer recht van initiatief : wetsvoorstel indienen - Recht van amendement : wijzigingen maken in wetsontwerp. Regering (Kroon) = Koningin + ministers Alleen ministers = kabinet = dagelijks bestuur onder leiding van minister presidet. Een minister is een hoofd van een departement / ministerie. Minister zonder portefeuille(bijv. van ontwikkelingshulp) = minister zonder departement. Elk departement kan 1 á 2 staatssecretarissen benoemen, die een deel van de taken overnemen. Taken van de koningin: - benoemen + ontslaan van het kabinet (alleen ministers benoemen met het vertrouwen van het parlement) - voorlezen van de troonrede op prinsjesdag (plannen voor het komende jaar va de regering geschreven door de premier met hulp van ministers.. ministeriele verantwoordelijkheid. Hoofdstuk 2 De afbrokkeling van het traditionele gezag (1945 1980) 1 Wederopbouw Doorbraak van de verzuiling mislukt ondanks: SDAP : PvdA (CDU en VDB sluiten zich aan) 1946 RKSP : KVP, maar geen veranderingen behalve de naam Na de verkiezing werd KVP-er Beel formateur. Er kwam een Rooms-Rood kabinet van KVP + PvdA wat 12 jr duurde. Met Beel tot 1948 en vervolgens Drees. Dit kabinet werd steeds aangevuld met CHU, ARP of VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie). Dit kabinet was vooral bezig met de wederopbouw, en het laten ontstaan van een goede samenwerking tussen werkgever en nemers (Stichting van de Arbeid) Formateur = kabinet samensteller: meestal fractieleider van de grootste partij, wordt meestal zelf premier. Fractie = kamerleden die bij dezelfde partij horen. Informateur = degene die werk voorbereid voor de formateur Coalitie = partijen die de regering vormen. Oppositie = partijen buiten de regering Regeerakkord staan alle afspraken voor komend jaar in. SER (Sociaal Economische Raad) 1950: adviesorgaan. Voor dekolonisatie: PvdA en CPN (Communistische Partij Nederland) Tegen: VVD, ARP, KVP Links = progressief: niet tevreden, moet socialer en rechtvaardiger. Rechts = conservatief: handhaven https://www.scholieren.com/verslag/10932 Pagina 4 van 7

De Rooms- Rode regeringen zorgden voor de verzorgingsstaat. 52 werkeloosheids verzekeringen. 57 AOW. 48 Indonesie zelfstandig. 2 Ontzuiling en polarisatie 1954 Mandement van de katholieke kerk = ontraden om op de PvdA te stemmen etc. Maar de verzuiling kwam re toch wel door de stijgende welvaart. : secularisering = ontkerking. Er kwamen meer zwevende kiezers 57 PSP (Pacifistische Socialistische Partij) : socialistischer dan de PvdA (ontwapening van alle landen. 66 D66 (democraten 1966) onder leiding van Mierlo : voor referendum en weg met de oude politieke partijen. 68 PPR (politieke Partij Radicalen) = afsplitsing van de KVP, ze vonden de KVP de conservatief. Nieuw Links = afsplitsing van de PvdA : afschaffing van de monarchie, voor erge nivellering, en de macht moet bij het volk. DS (Democratische Socialisten) afsplitsing van Nieuw Links, vonden hen te ver gaan. Motie = standpunt van een kamerlid over het beleid van een minister. Wanneer motie door een kamermeerderheid wordt aangenomen, moet de minister het uitvoeren of uitleggen. Als een kamerlid niet tevreden is kan hij een motie van afkeuring indienen. Vervolgens kan de minister een portefeuille kwestie stellen = ontslag aanbieden als de motie wordt aangenomen. 1966 Nacht van Schmelzer. Hij dient motie in ( hij vroeg sociale minister van financien om meer garanties voor een evenwichtige economische groei. Motie wordt aangenomen : kabinet besloot af te treden : einde van het harmoniemodel : polarisatie : verharding van de politieke verhoudingen. Dualisme = als het parlement onafhankelijk van de regering werkt. Monisme = als het parlement nauw samenwerkt met de regereing. 69 werd er een motie van anti-kvp aangenomen, Zodat de PvdA niet na de verkiezingen weer met de KVP zou regeren. 3 Subversieve gassen Er is in 64 veel vraag naar arbeid en er vind dan ook een loonexplosie plaats van 15%. Werknemers hebben steeds meer eisen. Er wordt veel gevraagd om inspraak en democratisering Provo s = een groepje jongeren dat met acties autoriteiten provoceren (bijv. Wittehuizen plan en bezetting van het maagdenhuis 69) Dit zijn buiten parlementaire acties: actie waarbij mensen buiten parlementaire procedures invloed hebben op de beslitvorming. En het werkte. https://www.scholieren.com/verslag/10932 Pagina 5 van 7

Tweede feministische golf 68 MVM (man vrouw maatschappij): pleiten voor deeltijdwerk en kinderopvang, Dolle Mina ook bekend: acties voor abortus De Jaren 60 en 70 roerige periode - bevolking actiever bemoeien - parlement en regering worden scherper in de gaten gehouden. (onder andere door tv) Hoofdstuk 3 de overheid treedt terug (1980 heden) 1 No-nonsense beleid van Lubbers Vanaf 1980 gingen ARP, KVP en CDU samen verder als CDA (Christen Democratisch Appel) Lubbers is 12 jr premier 82-94. 73 77 Den Uyl, die had veel gedaan voor de verzorgingsstaat. Maar in 73 ging het fout door oliecrisis kan verzorgingsstaat niet meer betaald worden. Toen kwam Lubbersmet he no-nonsense beleid, sociale zekerheid kromp in. - Overheid bemoeide zich teveel met zaken, daarom privatisering van bijv PTT en NS. - Overheid ging taken overhevelen naar kleinere overheden gem. + prov. : decentralisatie - Deregulering : helderheid aan brengen of verminderen. 2 Terug naar harmoniemodel In 80 (of 86) kabinet Lubber kabinetscrisis (coalitie met CDA en VVD) door belastingkwestie. Een kabinetscrisis kan ook komen door botsing van 2e kamer met kabinet ( 66 Cals). Totdat er een nieuw kabinet komt, blijft t kabinet zitten = demissionair kabinet. 89 3e kabinet Lubbers en tevens laatste van CDA (van 17 94) 94 coalitie VVD, D66, PvdA olv Kok = paarse coalitie, moeilijk omdat er liberalen en socialen tussen zitten. De samenwerking lukte, door liberalisering van de socialisten. En door tussenliggende D66. Poldermodel / overlegeconomie = veel advies van mensen vragen buiten de politiek en = goed overleggen van de werkgevers met vakbonden en overheid etc. Dit is gekomen door Stichtingakkoord in 82 in Stichting van de Arbeid. 82 in Stichting van de Arbeid. Er is nu sprake van een groen poldermodel, waarin de overheid, het bedrijfsleven en de milieubewegingen moeten samenwerken. : idee van Groenlinks opgericht in 89 CPN, PSP en PPR. 3 Europese Unie https://www.scholieren.com/verslag/10932 Pagina 6 van 7

1951 EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) Nederland, Belgie, Lux, Italie, Frankrijk, W- Duitsland. Hiermee konden ze voorkomen dat één land een krachtig militair apparaat zou opzetten. 1957 EEG (Europese Economische Gemeenschap) : gemeenschappelijke markt + economische beleid 1957 Euratom (Europese Gemeenschap Atoomenergie) : gemeenschappelijk beheer van kernenergie 1967 Bovenstaande gaan samen en worden EG. 1991 Naamverandering EU steeds meer staten : UK, Denemarken, Ierland, Griekenland, Portugal, Spanje, Oostenrijk, Zweden, Finland. - Raad van ministers bestaat uit vak ministers van verschillende lidstaten, wisselt per onderwerp van samenstelling. - Europese Commissie = dagelijks bestuur heeft recht van initiatief, zorgt voor naleving van de wetten en beleidsmaatregelen. Zitten er niet voor belang va eigen staat, maar voor Unie. - Europees Parlement = volksvertegenwoordiging elke 5 jr rechtstreeks gekozen. Groeperingen niet volgens land, maar volgens politieke voorkeuren. Zij hebben minder bevoegdheden dan nationaal parlement, ze zijn vooral adviserend. Ze controleren de raad en de commissie. Ze mogen vragen stellen (raad hoeft niet te verantwoorden, commissie wel). Ze kunnen de commissie door middel van motie van wantrouwen af laten treden. En ze hebben het enquête recht. - Europese Raad = regeringsleiders van de lidstaten. Ze komen minimaal 2 keer per jaar bijeen top. Ze proberen dan de hoofdlijnen uit te stippelen, politiek en economisch. - De EU heeft een eigen Hof van Justitie, de Europese wetgeving staat boven de nationale. - De EU wil zich niet overal teveel mee bemoeien: subsidiariteit. Er wordt wel gesproken van een democratisch gat. Het Europese Parlement is moeilijk te controleren. Iedere staat moet zijn eigen minister controleren, maar al zouden ze hem corrigeren, wordt hij toch nog overstemt door een meerderheid. Eu is wel goed voor: - gemeenschappelijke markt (economisch gezien) - bestrijding van de criminaliteit - milieuvervuiling https://www.scholieren.com/verslag/10932 Pagina 7 van 7