Initiatieven voor opleidingen (v)mbo-leraar. Een inventarisatie. Jurriaan Berger. José Bal



Vergelijkbare documenten
Zoetermeer, 28 februari 2018

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Cliëntenaudit Bureau ABC

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

MKB-index april 2017

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

Cliëntenaudit Stichting SEIN

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Tevredenheidsonderzoek De Opstap, Leerwerktraject van De Kapstok

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

BNA Conjunctuurmeting

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Regionaal Autisme Centrum onderdeel Autismewerk.nl

De stand van Mediation in Nederland

Tevredenheidsonderzoek ROC De Leijgraaf

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

Tevredenheidsonderzoek 2015 ROC A12

Tevredenheidsonderzoek Nieuwland Opleidingen B.V.

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Tevredenheidsonderzoek ROC Alfa-college, unit Educatie

Tevredenheidsonderzoek Friesland College, FC-Extra,School voor Volwasseneneducatie

Tevredenheidsonderzoek 2015 / 2016 BABEL

Tevredenheidsonderzoek Twintaal Trainingen

Tevredenheidsonderzoek totaal inburgering bv

Tevredenheidsonderzoek ROC Kop van Noord-Holland bedrijfsopleidingen

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Stichting VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland

Tevredenheidsonderzoek 2015 / TAMA TalentCentrum

Bouwers en hun gemeente

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Piblw-Reïntegratie BV.

Tevredenheidsonderzoek 2012 / A&P Partners

Tevredenheidsonderzoek. ROC Drenthe College meetperiode: 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 Definitief rapport

Tevredenheidsonderzoek Rijn IJssel, Educatie & Integratie

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Landstede

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Tevredenheidsonderzoek 2014 / De Nieuwe Werkgever

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Mondriaan

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Midden Nederland Participatieopleidingen

Tevredenheidsonderzoek STE Languages

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach Company

Van goede naar betere dienstverlening. Tevredenheids- en behoefteonderzoek voor het Vervangingsfonds en Participatiefonds

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

De Watersector Exportindex (WEX)

Tevredenheidsonderzoek AM Werk Reïntegratie BV

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Pappenheim Re-integratie en Outplacement

Tevredenheidsonderzoek 2010 / Olympia uitzendbureau

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Tevredenheidsonderzoek Stap.nu Reïntegratie & Counseling

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

Tevredenheidsonderzoek Lest Best

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

De Watersector Exportindex (WEX)

Tevredenheidsonderzoek BHP Groep Loopbaanadvisering

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Profunda Loopbaancoaching

Tevredenheidsonderzoek Stichting ActiefTalent

Tevredenheidsonderzoek Replooy re-integratie & coaching vof

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Plan B Loopbaanbegeleiding en re-integratie

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Bijstand naar Werk

Tevredenheidsonderzoek Solvid Ondernemen BV

Tevredenheidsonderzoek Gezamenlijke ID Stichting (GIDS)

Tevredenheidsonderzoek Voorzet Arbeid B.V.

Tevredenheidsonderzoek Nieuwe Koers BV

Tevredenheidsonderzoek 2015 / P&M arbeidsreintegratie

Tevredenheidsonderzoek Voorzet Arbeid B.V.

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Marian Ruisch Coaching en Re-integratie

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Replooy re-integratie & coaching vof

Tevredenheidsonderzoek FITh bv

De oudere starter in Nederland Quick Service

Tevredenheidsonderzoek BrinQer Verzuim- en Re-integratiemanagement

VBO Woonindex. Tweede kwartaal drs. P. Rosenboom

Tevredenheidsonderzoek Marian Ruisch Coaching en Re-integratie

Tevredenheidsonderzoek Ben Pranger Personeelsadvies

Tevredenheidsonderzoek

Tevredenheidsonderzoek Weustink&Partners BV

Tevredenheidsonderzoek Staatvandienst B.V.

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels

Tevredenheidsonderzoek 2014 / P&M arbeidsreintegratie

Protocol PDG en educatieve minor

Tevredenheidsonderzoek Work Solutions Nederland BV

Tevredenheidsonderzoek Bijstand naar Werk

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

Tevredenheidsonderzoek. Re-integratie Zeeland meetperiode: 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017 Definitief rapport

Tevredenheidsonderzoek Caparis NV

Tevredenheidsonderzoek Stichting Libra Revalidatie & Audiologie

Tevredenheidsonderzoek 2015 / CS Works B.V.

Tevredenheidsonderzoek id Plein

Tevredenheidsonderzoek SWA HR Diensten

Transcriptie:

Initiatieven voor opleidingen (v)mbo-leraar Een inventarisatie Jurriaan Berger José Bal Zoetermeer, 4 juli 2006

Dit onderzoek is gefinancierd door het Ministerie van OCW. De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. 2

Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding voor de inventarisatie 5 1.2 Doel en vraagstelling 5 1.3 Onderzoeksopzet en respons 6 2 Resultaten van de inventarisatie 7 2.1 Pabo s 7 2.2 Tweedegraads lerarenopleidingen voortgezet onderwijs 10 3 Hoofdlijnen 15 3

1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor de inventarisatie Bekwaamheidseisen voor leraren staan de afgelopen maanden in de belangstelling. Zo er onder andere bij de behandeling van de Wet Beroepen in het onderwijs (BIO) over gediscussieerd. Daarbij gaat het onder meer over de vraag of er andere eisen voor leraren in het beroepsonderwijs (vmbo en mbo) moeten gelden dan voor leraren in het algemeen vormend voortgezet onderwijs (havo, vwo). De huidige situatie is dat er een tweedegraads lerarenopleiding is die een afgestudeerde bevoegd maakt zowel in de bve 1 -sector als in het vmbo als in de eerste jaren van havo en vwo. Over de vraag of er een apart profiel leraar beroepsonderwijs zou moet komen heeft het Landelijk Platform voor Beroepen in het Onderwijs (lpbo) op verzoek van de minister van OCW een standpunt gepubliceerd, onder meer gebaseerd op een onderzoeksrapport van Research voor Beleid en een werkconferentie van 8 maart 2006. Het standpunt luidt dat het niet wenselijk is een afzonderlijk competentieprofiel voor leraar beroepsonderwijs in te richten en dat nieuwe bekwaamheidseisen voor die leraar dus niet vastgesteld hoeven worden. De minister heeft zich hierbij aangesloten en heeft aangegeven dat een brede bekwaamheid van belang is voor de beweeglijkheid van de leraar op de arbeidsmarkt. Daarmee is een diploma dat recht geeft op een smallere bevoegdheid dan het huidige tweedegraads diploma niet opportuun. Dat laat onverlet dat er wel degelijk mogelijkheden zijn voor opleidingen om in meer of mindere mate accenten aan te brengen in de tweedegraads lerarenopleidingen. Ook is het mogelijk voor de lerarenopleidingen voor het basisonderwijs (pabo s) om bepaalde verbindingen aan te gaan met lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs, zodat hun afgestudeerden makkelijker kunnen overstappen naar het voortgezet onderwijs als zij dat willen, en om de studenten zich te laten oriënteren op het beroepsonderwijs. De minister acht initiatieven denkbaar die voorbereiden op een brede bekwaamheid en die werken met profilering en/of verdieping in het opleidingsprogramma voor het werken in het (v)mbo. Daarmee wordt een mogelijkheid geboden om op verzoek van en samen met scholen de bekwaamheidseisen aan te vullen en te vertalen naar een concreet opleidingsprogramma dat aansluit bij behoeften in de regio en bij wensen van de studenten. Om een goed beeld te krijgen van de initiatieven die op dit punt bestaan bij de lerarenopleidingen, heeft het ministerie van OCW aan EIM de opdracht gegeven een inventariserend onderzoek uit te voeren. 1.2 Doel en vraagstelling Het doel van het onderzoek vloeit voort uit wat in de vorige paragraaf staat: inzicht in de aard en omvang van initiatieven van lerarenopleidingen ten behoeve van een gerichte voorbereiding op het leraarschap in het (v)mbo. Het gaat daarbij dus zowel om initiatieven van de tweedegraads lerarenopleidingen, als om initiatieven in het kader van een doorlopende leerlijn van de pabo s. Niet alleen is het de bedoeling dat het onderzoek inzicht geeft in de aantallen initiatieven, maar juist ook in de aard ervan: hoe verregaand is een eventuele specialisatie, hoe wordt er aandacht besteed aan de varianten, blijkt het beroepsonderwijs-profiel ook op enigerlei wijze uit het getuigschrift, enzo- 1 Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie; in dit geval met name het middelbaar beroepsonderwijs. 5

voorts. Met aard en omvang van de initiatieven is echter ook een duidelijke grens getrokken: het onderzoek is een zuiver in kaart brengen waarbij geen oordeel wordt geveld over de kwaliteit van initiatieven. De volgende vragen staan in de inventarisatie centraal. 1 Welke lerarenopleidingen (tweedegraads én pabo) hebben in de opleiding specifiek aandacht voor het voorbereiden op het leraarschap in (v)mbo? Als die aandacht er is: 2 Welke varianten zijn er binnen de opleiding? 3 Wat is het tijdsbeslag per variant (in verhouding tot het algemene deel)? 4 Voor tweedegraads lerarenopleidingen: Welke accenten worden inhoudelijk gelegd, hoe verhoudt de specifieke aandacht zich tot de brede bekwaamheid? 5 Voor pabo s: welke afspraken zijn er met examencommissies van tweedegraads opleidingen? 6 Hoe blijkt uit het getuigschrift dat er varianten zijn (is er een aantekening, en welke dan)? 7 Hoe worden de initiatieven onder de aandacht gebracht van de student (en hoe helder is het wat de student aan onderwijs en civiel effect mag verwachten)? 1.3 Onderzoeksopzet en respons Voor de inventarisatie van initiatieven zijn in de periode 12 juni tot 27 juni 2006 telefonische interviews afgenomen met contactpersonen van lerarenopleidingen voor het basisonderwijs en de tweedegraads lerarenopleidingen voortgezet onderwijs. Daarbij zijn lerarenopleidingen voortgezet onderwijs die specifiek aandacht besteden aan het lesgeven in het beroepsonderwijs niet meegenomen (onder meer Pedagogisch-Technische Hogeschool en Stoas). Ook zijn de ongedeelde opleidingen (terreinen waar alleen een eerstegraads bevoegdheid bestaat) buiten beschouwing gelaten. Het rapport dat u nu leest bevat een algemeen overzicht van de inventarisatie als geheel. In totaal zijn 42 opleidingen benaderd: 34 pabo s en 8 tweedegraads lerarenopleidingen voortgezet onderwijs. Uit gesprekken bleek dat de pabo s van INHolland zodanig samenwerken dat zij in dit kader als één instelling worden beschouwd. Zo komen we op een totaal van 32 pabo s en 8 tweedegraads opleidingen. Van de tweedegraads opleidingen hebben alle acht hogescholen hun medewerking verleend, en van de pabo s kon met 30 een interview worden gehouden. De totale respons is daarmee 38/40 = 95%. Bij de instellingen is een telefonisch interview van gemiddeld 15 minuten gehouden. In eerste instantie was de directeur ons aanspreekpunt; van de meeste opleidingen is dat ook degene met wie we gesproken hebben, maar in enkele gevallen werd doorverwezen naar bijvoorbeeld een opleidingsmanager, een hoofddocent of een decaan. Voor het uitvoeren van de telefonische interviews is door de onderzoekers, in overleg met de opdrachtgever, een semi-gestructureerde vragenlijst opgesteld. Voor de twee instellingen waarbij een telefonisch interview niet is gelukt, is de website van de instelling geraadpleegd. De informatie uit deze bronnen is zoveel mogelijk bij de beschrijving van resultaten verwerkt. Voorafgaand aan de presentatie van de bevindingen een opmerking over de status van initiatieven. Wanneer is er sprake van een lopend initiatief op dit gebied, en wanneer is sprake van toekomstplannen? We hebben dat als volgt gedefinieerd: een bestaand/huidig initiatief zijn activiteiten die op dit moment (in het studiejaar 2005-06) worden uitgevoerd én initiatieven die dit studiejaar zijn voorbereid en in 2006-07 in uitvoering worden genomen. Toekomstplannen zijn initiatieven waarvan de vormgeving nog niet duidelijk is en waarvan ook de start vermoedelijk na het studiejaar 2006-07 zal zijn. 6

2 Resultaten van de inventarisatie Dit hoofdstuk geeft de resultaten weer van de inventarisatie, apart voor pabo s en tweedegraads opleidingen. De informatie is als volgt: eerst komen de aantallen initiatieven aan bod, vervolgens de aard en omvang ervan (in het curriculum), hoe deze in de publiciteit worden gebracht en hoe erover gecommuniceerd wordt, welke afspraken en samenwerkingsverbanden er zijn op dit gebied, welke gevolgen de initiatieven op het diploma hebben, en overige (spontaan gegeven) informatie die de respondenten over de initiatieven vermeldden. 2.1 Pabo s Aantal initiatieven Van de 32 pabo-opleidingen hebben 23 op enigerlei wijze structurele aandacht voor het beroepsperspectief in het beroepsonderwijs. Dat is 72%. Van één opleiding kon geen uitsluitsel worden gegeven (geen interview). Van de acht die geen structurele aandacht in de opleiding hebben, zijn bij het merendeel ofwel plannen om tot afspraken en/of curriculumonderdelen op dit gebied te komen (3) ofwel incidentele stages van studenten in het beroepsonderwijs (3). Aard en omvang in het curriculum Op de meeste pabo s met aandacht voor het beroepsonderwijs is die aandacht gegoten in de vorm van keuzeonderdelen in het curriculum (minoren en stages), meestal gericht op de onderbouw van het vmbo, soms ook op de bve-sector. Die keuzeonderdelen vinden doorgaans plaats in de laatste twee jaren van de opleiding. Veel hogescholen hebben hun curriculum verdeeld in een major en een of meer minoren. De oriëntatie op het beroepsonderwijs heeft in dat systeem meestal de vorm van een minor. Voor veel pabo s start het systeem van major-minor in het komende studiejaar (2006-07). Minoren hebben gewoonlijk een omvang van 30 ects 1 (een half studiejaar). Twaalf pabo s bieden zo n minor op het gebied van lesgeven in het vmbo aan, en drie (daarnaast) een minor die zich richt op de bve-sector. Op drie pabo s zijn er profileringsmogelijkheden in het curriculum die kleiner zijn dan de 30 ects van een minor. Het meest vergaande initiatief start in het studiejaar 2006-07, waarbij de eerste twee jaren van pabo en tweedegraads opleiding grotendeels gelijk zijn, een brede major; na die twee jaar kiest iemand dan voor óf basisonderwijs óf vmbo óf het tweedegraads gebied. Naast de minoren, en soms als uitvloeisel daarvan, zijn er op 9 pabo s expliciet mogelijkheden om (een deel van) de lio-stage in het vierde jaar in het beroepsonderwijs te doen. Dit is ook op scholen waar geen specifieke aandacht voor het beroepsonderwijs in het curriculum is het geval; als studenten dit willen lijkt het op de meeste pabo s mogelijk om een deel van de stage in het vo uit te voeren. Naast de lio-stage zijn er mogelijkheden voor kleinere stages in het vmbo genoemd op drie pabo s. 1 ects staat voor European Credit Transfer System, een systeem om studielast uit te drukken. Eén studiejaar omvat 60 ects. 7

Als we naar de vormgeving van minoren op dit gebied kijken, dan blijkt dat een belangrijke component daarvan (de helft of meer) bestaat uit leren in de praktijk (werkplekleren, stages). Ondersteunend daaraan worden dan lessen gegeven op de opleiding, soms volledig vraaggestuurd. Een belangrijk kenmerk van de minoren gericht op het vmbo is dat het beroepsonderwijs (in casu vaak het vmbo) niet los gezien wordt, maar in combinatie met de bovenbouw van de basisschool. Bij spontaan genoemde redenen om een initiatief te starten, wordt ook de aansluitingsproblematiek van de basisschool naar het vmbo (waar het merendeel van de basisschoolleerlingen terecht komt) genoemd. Het gaat dan om de mate waarin het onderwijs op een vmbo een logisch vervolg is van wat een kind op de basisschool gewend is. Sommige minoren zijn dan ook speciaal gericht op de combinatie basis- en vmboschool, door stages te plannen in een vmbo-school en in een toeleverende basisschool. Ook wordt een oriëntatie op het vmbo op een aantal pabo s aangeboden in het kader van een verplichte differentiatie op het oudere kind, de leeftijdsgrenzen zijn dan vaak gesteld als 10 tot 14 waaronder dus ook de eerste klassen van het vo vallen. Met nadruk stellen meerdere respondenten dat ook als een pabo-er gewoon op een basisschool gaat werken, het van groot belang is als bovenbouwleraren verstand hebben van het traject ná de basisschool. Enkele pabo-directeuren gaven (ongevraagd) een idee van de hoeveelheid deelnemers aan de differentiaties/minoren/specialisaties richting beroepsonderwijs. Dit ligt in het algemeen tussen 5 en 15 procent van de studenten. Communicatie/ publiciteit Hoewel het merendeel van de pabo s dus in het curriculum een oriëntatie op het vmbo (soms mbo) biedt, is dit in het algemeen geen belangrijk onderwerp in de publiciteit over de opleiding voor potentiële studenten. Eén van de respondenten zei zelfs dat hoewel er stagemogelijkheden in het vmbo zijn, er niet veel ruchtbaarheid aan gegeven wordt, we vinden het niet zuiver om daarvoor reclame te maken. De meest gangbare vorm is dat de keuzemogelijkheden voor (v)mbo tegelijk met andere keuzemogelijkheden gepresenteerd worden aan studenten op het moment dat zij een keus moeten maken, en dat de mogelijkheden ook in de voorlichting genoemd worden. Studenten, zo redeneren de meeste opleidingen, kiezen in eerste instantie toch een pabo-opleiding om leraar in het basisonderwijs te worden. Pas gedurende hun studie kan een interesse voor het vmbo of mbo ontstaan. Als er afspraken met tweedegraads opleidingen zijn (verkorte trajecten voor afgestudeerde pabo-ers) dan besteedt de opleiding daar in de publiciteit nadrukkelijker aandacht aan, want pabo s verwachten in het algemeen dat voor deze combinatie veel animo is. Waar communicatie met studenten plaatsvindt als een initiatief is gestart, ligt communicatie met het afnemend beroepenveld vaak aan de basis van het initiatief. Elf van de 23 pabo s benadrukken spontaan (dus zonder dat daarnaar gevraagd is 1 ) dat pabo-ers 1 Expliciet vermelden we in het rapport als reacties spontaan gegeven reacties zijn. Op basis hiervan valt dus geen kwantitatieve conclusie te trekken (in de vorm van voor % van de pabo s geldt dit ). Maar het enthousiasme is in dit specifieke geval kennelijk zo groot, dat in bijna de helft van de gesprekken dit aspect spontaan genoemd werd een aanwijzing dat het sterk leeft onder respondenten. 8

gewild zijn in de onderbouw van het vmbo vanwege hun sterke pedagogischdidactische vaardigheden die daar nodig zijn; vo-schoolbesturen nemen in de praktijk al vaak pabo-afgestudeerden als leraar voor het vmbo aan, hoewel zij onbevoegd zijn. Deze vraag vanuit het veld is een belangrijke reden voor pabo s om ook in het curriculum aandacht aan het vmbo te besteden. Als een minor wordt ontwikkeld is dat ook vaak in nauwe samenwerking met het scholenveld, vaak vmbo s uit de regio. Deze scholen fungeren ook als stagescholen, waar ook weer positieve reacties vandaan komen over de stages van pabo-studenten. Samenwerking en afspraken met andere opleidingen De meeste pabo s voeren hun eigen beleid als het gaat om de vormgeving van het curriculum. Wel blijkt dat verschillende pabo s binnen dezelfde hogeschool het curriculum of tenminste initiatieven richting het beroepsonderwijs samen vormgeven. Zo is er één initiatief van de twee schools of education (4 locaties) binnen INHolland. Hetzelfde geldt voor de twee pabo s van Hogeschool Arnhem en Nijmegen en de twee locaties van Hogeschool Leiden. Verder is het Interactum-verband van monosectorale hogescholen in dit verband van belang. Drie van deze hogescholen hebben gezamenlijk afspraken gemaakt met een ROC over stages voor pabo-studenten. Andere afspraken die van belang zijn in dit kader zijn afspraken tussen pabo s en tweedegraads lerarenopleidingen. Immers, als een pabo-student besluit in het beroepsonderwijs te willen werken, moet deze uiteindelijk een tweedegraads bevoegdheid behalen. Een aantal pabo s heeft afspraken gemaakt met een tweedegraads opleiding om de doorstroom van studenten naar een verkort tweedegraads traject soepel te maken. Overigens zijn die verkorte tweedegraads trajecten niet exclusief bedoeld voor afgestudeerde pabo-ers met een bepaald profiel, maar staan deze ook open voor onbevoegd lesgevende docenten in het vo en voor basisschooldocenten met enige werkervaring. Afspraken met tweedegraads opleidingen komen (uiteraard) veel voor op hogescholen die zowel een pabo als een tweedegraads opleiding aanbieden, maar daarnaast ook tussen pabo s en tweedegraads opleidingen van andere hogescholen. Negen pabo s maken melding van afspraken met de tweedegraads opleiding van de eigen hogeschool, en vier pabo s hebben afspraken met tweedegraads opleidingen van andere hogescholen. In de meeste gevallen zijn het doorstroomtrajecten die 1 á 2 jaar duren. Nog eens drie pabo s hebben toekomstplannen in deze richting. Drie andere pabo s geven aan dat zij vinden dat de verantwoordelijkheid voor een tweedegraads bevoegdheid van een pabo-afgestudeerde die zij-instromer wordt voornamelijk bij het schoolbestuur ligt en dat daarom geen directe afspraken gemaakt worden. Het meest vergaand in de integratie van pabo en tweedegraads opleiding is een initiatief dat als pilot start in schooljaar 2006-07. Daar wordt een basisopleiding van twee jaar aangeboden, waarna een student kiest voor pabo óf docent vmbo óf tweedegraads docent. De mogelijkheid van deze opleiding wordt in de publiciteit al genoemd; de uitvoering is nog onzeker (onder meer is nog geen licentie voor een tweedegraads opleiding verleend). Getuigschrift Welke specialisatie of oriëntatie ook heeft plaatsgevonden, na afronding van de studie ontvangt de student een pabo-diploma. Enkele respondenten benadrukken (ongevraagd) dat de opleiding, ook als een deel via stages in het vmbo is gevolgd, tot doel heeft de specifieke pabo-competenties te verwerven. Wel is van de meeste initiatieven op het diploma of bijlagen daarbij terug te vinden dat de student deze gevolgd heeft; dit kan van belang zijn als de afgestudeerde gaat sollici- 9

teren. Elf pabo s (bijna de helft van de pabo s met een initiatief) geven op de achterkant van het diploma, of in een bijlage (certificaat) aan welke stroom/ minor/ profiel/ differentiatie is gevolgd. Voor zes pabo s wordt een overzicht van alle vakken/studieonderdelen meegegeven, waaronder dus ook eventuele profilerende onderdelen. Twee pabo s geven op het diploma alleen aan of de student zich heeft gespecialiseerd in het jongere of het oudere kind. Slechts één van de pabo s met een initiatief laat dit helemaal niet terugkomen op het diploma of bijlagen daarbij. Overig Zoals al eerder gezegd geven veel van de respondenten ongevraagd en spontaan ook redenen voor de mogelijkheden tot profilering richting (v)mbo in hun pabo-opleiding. De meestgenoemde reden is dat de beroepspraktijk erom vraagt, in dit geval vmboscholen die graag pabo-ers willen aannemen als leraren in de onderbouw, en daarvoor als stagiair. De behoefte vanuit de praktijk ligt niet alleen bij vmbo-scholen, ook basisscholen zijn geïnteresseerd in studenten die zich hebben gespecialiseerd in de overgang van primair naar voortgezet onderwijs, omdat leraren voor groepen 7 en 8 van de basisschool op de arbeidsmarkt moeilijk te vinden zijn. Een andere reden die door vier pabo s spontaan werd genoemd, is het aantrekkelijker maken van de opleiding voor jongens. Eén respondent sprak over een dreigende feminisering van de pabo en daarmee van het werken in het basisonderwijs. Door het beroepsperspectief te verbreden naar de onderbouw van vmbo hopen pabo s dat de opleiding voor mannelijke studenten aantrekkelijker wordt. Naar aanleiding van de initiatieven uiten sommige respondenten zorgen over de huidige bevoegdheidsstructuur. Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven staan de minister en het lpbo op het standpunt dat deze bevoegdheidsstructuur gehandhaafd moet blijven. Enkele pabo-directeuren ervaren deze structuur als een knellend huis, zij zouden graag mogelijkheden scheppen voor een pabo-plus-opleiding waarmee iemand bevoegd wordt voor zowel basisonderwijs als onderbouw van (v)mbo. Dat is volgens één van hen dé overlevingskans voor vmbo-leraren, omdat er bij tweedegraads afgestudeerden vanwege de beperkte vakinhoud minder animo is om in het vmbo les te gaan geven. Een andere reden is de ontwikkeling die in de onderbouw van het voortgezet onderwijs gaande is naar het lesgeven in leergebieden, waarbij een beperkter aantal docenten verantwoordelijk is voor een klas, wat meer aansluit bij mensen met een paboachtergrond. 2.2 Tweedegraads lerarenopleidingen voortgezet onderwijs 1 Aantallen initiatieven Alle acht onderzochte tweedegraads opleidingen besteden aandacht aan het verschil tussen het werken in het beroepsonderwijs en in het algemeen vormend onderwijs. De mate daarvan en de vormgeving verschilt echter sterk. Op twee van de acht opleidingen is de aandacht beperkt tot het noodzakelijke. Immers, omdat de opleiding voor het hele tweedegraads gebied opleidt (vmbo en onderbouw havo/vwo en mbo) is het nodig dat aan de specifieke kenmerken van ál deze schooltypen aandacht wordt besteed. Zonder specifieke aandacht voor het beroepsonderwijs 1 Voortgezet onderwijs wordt in het vervolg afgekort tot vo. 10

zou er in die zin geen volwaardige tweedegraads opleiding zijn; de vakinhoud voor bepaalde vakken wijkt namelijk in het mbo af van de vakinhoud in vmbo en havo/vwo. De aandacht in de andere zes opleidingen gaat echter verder, en maakt het mogelijk dat een student zich meer profileert in vmbo, onderbouw havo/vwo of mbo. Aard en omvang in het curriculum Alle acht lerarenopleidingen vo hebben het curriculum verdeeld in een major en één of meer minoren. In volgorde van oplopende zwaarte ziet de aandacht voor het beroepsonderwijs er als volgt uit. Bij twee hogescholen ligt in de inhoud van minoren niet expliciet de nadruk op voorbereiding voor het werken in het beroepsonderwijs. In de minoren van deze opleidingen is er bijvoorbeeld aandacht voor didactische vaardigheden voor het lesgeven aan leerlingen in het vmbo, maar wordt ook aandacht besteed aan de andere schooltypen. 1 Bij drie lerarenopleidingen vo wordt aandacht voor het werken in het beroepsonderwijs in ieder geval aangeboden in minoren. De keuze voor een minor is vrij. Veelal gaat het om de keuze voor een minor beroepsonderwijs met daarbij onderscheid naar vmbo of mbo of de minor algemeen vormend onderwijs. Verdergaande profilering is er bij drie van de acht opleidingen. Eén van hen biedt vanaf volgend studiejaar de mogelijkheid te kiezen voor minoren, werkplekleren en afstudeeropdracht in vier profielen: vmbo, vmbo/mbo/beroepskolom/, havo/vwo en vrij profiel. Studenten kunnen het gehele derde en vierde studiejaar op een bepaald schooltype afstemmen. Een andere opleiding besteedt expliciete aandacht aan het beroepsonderwijs in het majordeel. De student maakt een keuze voor een havo/vwo-, vmbo- of mbo-profiel. In het havo/vwo- en mbo-profiel zal de nadruk komen te liggen op vakinhoudelijke kennis. In het vmbo-profiel ligt het accent op de pedagogisch-didactische omgeving en didactische arrangementen. Volgend studiejaar wordt een pilot uitgevoerd met een beperkte groep studenten. Het meest vergaand initiatief is het Samen op Scholen (SoS)-traject dat op één van de hogescholen wordt aangeboden als opleiding docent beroepsonderwijs (naast mogelijkheden tot profilering in de gewone tweedegraads opleiding). De studenten die dit traject volgen, zijn vaak al wat oudere (deeltijd-)studenten. Leren gebeurt in de vorm van leerteams in een opleidingsschool voor beroepsonderwijs. Een leerteam is een groep studenten. De school draagt zorg voor (getrainde) opleiders en werkplekbegeleiders. Vakinhoudelijk worden deze studenten op zeer intensieve congresdagen enkele malen per jaar op de opleiding geschoold. Voor het overige zitten de studenten vier à vijf dagen per week op de opleidingsschool. Het traject levert een tweedegraads diploma op, maar richt zich daarbij inhoudelijk op het beroepsonderwijs. Een belangrijke component van aandacht voor het beroepsonderwijs is het leren in de beroepspraktijk. Door stages doen studenten ervaring op met het schooltype. Bij twee opleidingen is, ongeacht het gekozen profiel, een stage in het beroepsonderwijs ver- 1 Bij één opleiding wordt ook een povo-minor aangeboden. Deze minor is bedoeld voor tweedegraads studenten om met het basisonderwijs kennis te maken en voor pabo-studenten met het vo. De aansluiting tussen po en vo (en pedagogische strategieën voor kinderen die van het basisonderwijs naar het vmbo gaan) staat in deze minor centraal, zowel theoretisch als praktisch. 11

plicht. Ook aandacht voor pedagogische en didactische vaardigheden in relatie tot het schooltype komt in minoren of in het majordeel van de opleiding aan bod. Voor vakinhoudelijke kennis ligt dat wat anders. Sommige opleidingen maken daarin geen onderscheid naar schooltype, andere opleidingen besteden juist in de minoren of profielen aandacht aan vakinhoudelijke scholing voor het beroepsonderwijs. Naast genoemde aandacht voor de beroepspraktijk in vmbo en/of mbo zijn er opleidingen die in projectvorm ontwikkelingen in het beroepsonderwijs onder de aandacht brengen van studenten. Zo kunnen studenten van één van de hogescholen deelnemen aan een project waarin bedrijven en instellingen samenwerken met de lerarenopleiding en met docenten uit het beroepsonderwijs in docentenwerkplaatsen. De bedoeling is de algemene vakken in het beroepsonderwijs interessanter en meer toepassingsgericht te maken. Verder wordt op diezelfde opleiding een projectweek bij een ROC georganiseerd zodat studenten intensief met de bve-sector kunnen kennismaken. Een ander voorbeeld van versterking van het beroepsonderwijs in de opleiding is het streven in de personeelssamenstelling het beroepsonderwijs te vertegenwoordigen (docenten combineren een aanstelling bij de lerarenopleidingen met het werken in het vmbo of mbo). De omvang van aandacht voor lesgeven in het beroepsonderwijs verschilt. Minoren hebben een omvang van 30 ects bij twee opleidingen. Eén opleiding heeft een minor beroepsonderwijs van 60 ects. Bij de opleidingen die (ook) in het majordeel profilering kennen voor het beroepsonderwijs omvat het totaal aantal ects 120 (twee studiejaren). Bij de hogeschool met de opleiding docent beroepsonderwijs (voor vakken die ook in havo/vwo gegeven worden) omvat de profilering feitelijk die gehele opleiding, dus 240 ects. Communicatie / publiciteit Vier van de acht opleidingen geven via de site en andere communicatie met potentiële studenten (open dagen) uitleg over de minoren/profielen. Voor één opleiding is daarnaast aparte aandacht voor de opleiding Docent Beroepsonderwijs. Twee opleidingen zijn volgend jaar van plan publiciteit te geven aan de profilering beroepsonderwijs. Twee opleidingen besteden bewust geen aandacht aan specialisatie in het beroepsonderwijs. Mensen kiezen voor een lerarenopleiding vanwege een bepaald vak, dus we gaan zo n specialisatie dan niet al te veel nadruk geven. De mogelijkheden voor een specialisatie worden niet als wervingsfactor gezien. Bij deze opleidingen worden alle profileringmogelijkheden (inclusief die voor het beroepsonderwijs) gepresenteerd aan studenten op het moment dat zij een keus moeten maken. Daarnaast is in twee opleidingen de communicatie ook duidelijk gericht op de afnemende scholen. Deze scholen worden er op gewezen dat er afgestudeerden aankomen met een duidelijk profiel. Daarom worden scholen opgeroepen specifiek te zijn in hun werving. Als je docenten wilt met een bepaald profiel, zet het dan in je advertentie, want studenten gaan daar op reageren. Getuigschrift Op het getuigschrift is bij 6 opleidingen de profilering richting beroepsonderwijs terug te vinden. Voor sommige is dat uitsluitend een vermelding van de minor, anderen noemen het gehele profiel inclusief gevolgde stages. Bij één hogeschool krijgt de afgestudeerde naast gevolgd profiel een digitaal portfolio mee met een showcase, waaruit in detail kan worden opgemaakt wat het profiel van de student is. Voor 2 opleidingen zal in de toekomst het gevolgde uitstroomprofiel worden vermeld op het getuigschrift. 12

Overig Bijna alle lerarenopleidingen geven spontaan aan dat profilering op welke manier dan ook niet ten koste gaat van de startbekwaamheidseisen voor zowel het algemeen vormend als het beroepsonderwijs. Deze opleidingen hechten sterk aan die brede bevoegdheid; zoals een van de respondenten het verwoord: Men (de scholen waar afgestudeerden aan de slag gaan) vindt het prima als we aandacht hebben voor het vmbo, maar de afgestudeerden moeten breed inzetbaar blijven. Een van de opleidingen staat daar anders tegenover; het zou volgens die opleiding mogelijk moeten zijn een specifieke docent vmbo op te leiden. De opleiding ervaart de wettelijke kaders als knellend: Zo n 60% van onze studenten komt in het beroepsonderwijs te werken. Dat zijn goede vakmensen, maar niet altijd goed genoeg voorbereid op de praktijk in de beroepskolom. [ ] Wat scholen graag willen is dat wij leraren voor een breed leergebied opleiden. Wij zouden daarom graag een volwaardige tweedegraads opleiding voor het beroepsonderwijs opzetten, waarbij de student een leergebied kiest en dit verantwoordt in een portfolio. De trend van samenvoeging van vakken (vooral in de onderbouw van het vo) wordt breder herkend. Daar wordt in een enkel geval ook al rekening mee gehouden door vakken aan te bieden als clusterleraar talen of leraar mens en maatschappij, of vakverbredende minoren die het makkelijker maken om in korte tijd een tweede bevoegdheid in een verwant vak te behalen. 13

3 Hoofdlijnen Dit hoofdstuk biedt een puntsgewijze opsomming van de belangrijkste uitkomsten. Aantallen initiatieven: 23 van de 32 pabo s hebben in de opleiding aandacht voor het beroepsperspectief in het beroepsonderwijs (72%). Alle acht tweedegraads opleidingen maken onderscheid tussen beroepsonderwijs en avo. Aard en omvang in het curriculum: Op de pabo s is de meest voorkomende vorm (12 van de 23) een minor gericht op het beroepsonderwijs (meestal vmbo, in drie gevallen bve). De omvang van minoren is 30 ects. Deze minoren zijn vaak inhoudelijk gericht op de combinatie van bovenbouw basisschool en onderbouw vmbo, om de aansluiting te bevorderen. De minoren hebben vaak een sterke praktijkcomponent. Daarnaast zijn er stagemogelijkheden op 12 pabo s (lio-stage en kleinere stages). De omvang van het onderscheid in de tweedegraads opleidingen verschilt sterk: van de aandacht voor alle schooltypen in de major, via profileringsmogelijkheden in minoren (30 of 60 ects), en de mogelijkheid om de laatste twee jaar van de opleiding geheel op één schooltype te richten (120 ects), tot een aparte opleiding docent beroepsonderwijs. Die laatste vorm is een opleiding die vrijwel geheel plaatsvindt in de praktijk van een opleidingsschool, met getrainde opleiders en werkplekbegeleiders. De aard van de profilering is soms vakinhoudelijk (omdat de vakinhoud af kan wijken in het mbo), en daarnaast vaak pedagogisch-didactisch (bepaalde culturele en sociaal-emotionele issues die in het beroepsonderwijs sterker voorkomen). Bovendien komt kennis van het veld aan bod (omdat studenten voor een groot deel een havo-achtergrond hebben en het beroepsonderwijs dus niet van binnenuit kennen). Communicatie/publiciteit: In de communicatie met potentiële studenten zijn de meeste pabo s terughoudend over de mogelijkheden richting beroepsonderwijs in het curriculum. Voor verkorte tweedegraads trajecten wordt meer reclame gemaakt. De meeste tweedegraads lerarenopleidingen noemen in de communicatie wel vaak de bestaande mogelijkheden voor profilering. Over de communicatie met de afnemende scholen (basisschool en vmbo) is op veel pabo s spontaan genoemd dat de scholen enthousiast zijn over de mogelijkheden die pabo-studenten hebben; ook worden op het vmbo de pabo-stagiairs zeer gewaardeerd om hun sterke pedagogisch-didactische profiel. De minoren zijn vaak in samenwerking met de scholen ontwikkeld. Twee van de tweedegraads opleidingen besteden in de communicatie met de scholen aandacht aan het feit dat studenten met een duidelijker profiel zullen afstuderen, en dat scholen daarop kunnen inspelen in hun werving en selectie. Afspraken pabo en tweedegraads opleidingen: Op hogescholen met zowel een pabo als tweedegraads opleidingen zijn vrijwel altijd afspraken die het mogelijk maken dat pabo-ers, mits zij zich in de richting van het vo/bve hebben geprofileerd, een verkort traject volgen om een tweedegraads bevoegdheid te halen, gewoonlijk 1 á 2 jaar. Deze trajecten staan naast pabo- 15

afgestudeerden ook open voor reeds in het vo/bve werkende onbevoegde docenten. Ook vier pabo s van een hogeschool zonder tweedegraads opleiding hebben dergelijke afspraken (met een andere hogeschool). Eén pabo start in 2006-07 met een opleiding waar de student na twee jaar kan kiezen voor pabo, docent vmbo of docent tweedegraads. De feitelijke realisatie hiervan is nog onzeker. Getuigschrift: Op bijna alle pabo s en tweedegraads opleidingen is op het diploma, een apart certificaat of bijlage daarbij te zien welke specialisatie/welk profiel/ welke stages de student heeft gekozen. Overige opmerkingen: Een belangrijke reden voor de aandacht voor beroepsonderwijs op pabo s vormen de vragen uit het veld (vmbo-scholen die al pabo-ers inzetten in de onderbouw vanwege hun pedagogisch-didactische competenties). Daarnaast willen enkele pabo s met de aandacht voor beroepsonderwijs de opleiding en het beroepsperspectief voor mannelijke studenten aantrekkelijker maken. Enkele pabo s zouden de bevoegdheidsstructuur willen veranderen zodat afgestudeerde pabo-ers ook zonder extra tweedegraads diploma in de onderbouw van het vmbo kunnen werken. Vrijwel alle tweedegraads opleidingen benadrukken dat de brede tweedegraads bevoegdheid belangrijk blijft, ook bij mogelijkheden tot profilering. 16