Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2013) 920 final - Bijlagen 1 tot en met 6.

Vergelijkbare documenten
BIJLAGEN. bij het voorstel. voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Bijlage 2.10 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

A8-0249/139. Door de Commissie voorgestelde tekst

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

Herziening NEC-richtlijn. LNE Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid

BIJLAGE. Alle velden in deze gemeenschappelijke opmaak die met (V) zijn gemerkt, zijn verplicht; die met (F) zijn facultatief.

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2017 (OR. en)

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2016) 479 final ANNEXES 1 to 6.

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 januari 2015 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT PE-CONS 3659/1/01 REV 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 september 2006 (27.09) (OR. fr) 13098/06 ADD 1 ELARG 113 ACCTR 17

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Tarieven Europa: staffel 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

BIJLAGE. bij het voorstel voor een. Besluit van de Raad

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 december 2013 (OR. en) 18165/13 ADD 1 ENV 1234 ENER 599 IND 387 TRANS 692 ENT 355 SAN 553

Tarieven Europa: staffel 1

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 april 2017 (OR. en)

*** ONTWERPAANBEVELING

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 november 2017 (OR. en)

***I STANDPUNT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

TRACTATENBLAD VAN HET

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juli 2006 (27.07) (OR. en) 12036/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0121 (AVC)

Titel 1 (eigen middelen): miljoen EUR. Titel 3 (overschotten, saldi en aanpassingen): miljoen EUR

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 juli 2017 (OR. en)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

14072/14 roe/lep/hh DG C 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 juni 2008 (02.07) (OR. fr) 11253/08 FRONT 62 COMIX 533

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2011 (26.01) (OR. en) 5622/11 ENV 44

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 oktober 2014 (OR. en)

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2004 (03.06) (OR. en) 9919/04. Interinstitutioneel dossier: 2004/0109 (COD) 2004/0110 (COD)

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Hierbij gaat voor de delegaties document C(2015) 5533 final - BIJLAGEN 1 en 2.

BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Artikel 2. Relatie met het Göteborg protocol. Artikel 3. Inwerkingtreding. Bijlage

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

ANNEX 1 BIJLAGE. Aanhangsel. bij het. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

Europese feestdagen 2019

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

Europese feestdagen 2018

TRACTATENBLAD VAN HET

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds

BESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

"Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D015695/01.

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180

10329/17 mak/gar/ln 1 DRI

Emissiehandel: Commissie geeft groen licht voor nog eens 8 plannen zodat de handel zoals gepland van start kan gaan

BIJLAGE. bij. Voorstel voor een Besluit van de Raad

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

Europese feestdagen 2017

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/309 VAN DE COMMISSIE. van 23 februari 2017

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 maart 2011 (22.03) (OR. en) 8080/11 ECOFIN 160 SOC 274 STATIS 24

15410/17 JVS/sht DGC 1A. Raad van de Europese Unie. Brussel, 14 mei 2018 (OR. en) 15410/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0319 (NLE)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 december 2013 (OR. en) 18167/13 Interinstitutioneel dossier: 2013/0443 (COD)

TRACTATENBLAD VAN HET

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 mei 2014 (OR. en) 10071/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0134 (NLE) AVIATION 120 COEST 175 NIS 27 RELEX 437

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juni 2017 (OR. en)

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

13381/3/09 REV 3 dau/ngs/jg 1 DG H 3B

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 23 december 2013 (OR. en) 18167/13 ADD 1 ENV 1235 ENER 600 IND 388 TRANS 693 ENT 356 SAN 555 PARLNAT 325 CODEC 3086 BEGELEIDENDE NOTA van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 20 december 2013 aan: de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie Nr. Comdoc.: COM(2013) 920 final - Bijlagen 1 tot en met 6 Betreft: BIJLAGEN bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de reductie van nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2013) 920 final - Bijlagen 1 tot en met 6. Bijlage: COM(2013) 920 final - Bijlagen 1 tot en met 6 18167/13 ADD 1 mt DG E 1A NL

EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.12.2013 COM(2013) 920 final ANNEXES 1 to 6 BIJLAGEN bij het voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de reductie van nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG NL NL

BIJLAGE I Monitoring en rapportering van emissies in de atmosfeer A. Vereisten inzake de jaarlijkse emissierapportage als bedoeld in artikel 7, lid 1, eerste alinea Element Verontreinigende stoffen Tijdreeks Rapportagedata Totale nationale emissies per NFRbroncategorie (1), waaronder memoitems - SO 2, NO X, NMVOS, NH 3, CO - zware metalen (Cd, Hg, Pb)* - POPs** (totale PAK's en benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen indeen(1,2,3-cd)pyreen, dioxine/furaan, PCB's, HCB) Jaarlijks, vanaf 1990 tot aan rapportagejaar minus 2 (X-2) 15/02**** Totale nationale emissies per NFRbroncategorie - PM 2,5, PM 10 *** en zwarte koolstof. Jaarlijks, vanaf 2000 tot aan rapportagejaar minus 2 (X-2) 15/02**** Totale nationale emissies per broncategorie - CH 4 Jaarlijks, vanaf 2005 tot aan rapportagejaar minus 2 (X-2) 15/02**** Voorlopige nationale emissies per geaggregeerde NFR (2) - SO 2, NO X, NH 3, NMVOS, PM 2,5 Jaarlijks, voor rapportagejaar minus 1 (X-1) 30/09 (1) Rapportagenomenclatuur (NFR: nomenclature for reporting) zoals voorzien in het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (LRTAP-Verdrag) (2) Geaggregeerd in sectoren zoals gedefinieerd in bijlage IV bij de richtsnoeren voor rapportering van het LRTAP-Verdrag * Cd (cadmium), Hg (kwik), Pb (lood) ** POP s (persistente organische verontreinigende stoffen) *** PM 10 : deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in EN 12341 (de referentiemethode voor bemonstering en meting van PM 10 ) passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 10 µm; **** In het geval van fouten dienen de rapportages uiterlijk binnen vier weken opnieuw te worden ingediend met een duidelijke toelichting op de aangebrachte wijzigingen. NL 2 NL

B. Vereisten inzake de jaarlijkse emissierapportage als bedoeld in artikel 7, lid 1, tweede alinea Element Verontreinigende stoffen Tijdreeks Rapportagedatu m Totale nationale emissies per NFRbroncategorie - zware metalen (As, Cr, Cu, Ni, Se en Zn en hun verbindingen)* - totale stof in suspensie (TSP**) Jaarlijks, vanaf 1990 (2000 voor TSP) tot aan rapportagejaar minus 2 (X-2) 15/2 * As (arseen), Cr (chroom), Cu (koper), Ni (nikkel), Se (selenium), Zn (zink) ** TSP (total suspended particles) C. Vereisten inzake de tweejaarlijkse rapportage (met ingang van 2017) van emissies en prognoses, als bedoeld in artikel 7, lid 2 Element Verontreinigende stoffen Tijdreeks / streefjaren Rapportagedata Nationale gerasterde emissiegegevens van emissies per broncategorie (GNFR) - SO 2, NO X, NMVOS, CO NH 3, PM 10, PM 2,5 - zware metalen (Cd, Hg, Pb), - POP's (totaal PAK's, HCB, PCB's, dioxine/furaan) - zwarte koolstof (indien beschikbaar) Tweejaarlijks voor rapportagejaar minus 2 (X-2) 01/05 * Grote puntbronnen per broncategorie (GNFR) - SO 2, NO X, NMVOS, CO NH 3, PM 10, PM 2,5, - zware metalen (Cd, Hg, Pb), - POP's (totaal PAK's, HCB, PCB's, dioxine/furaan) - zwarte koolstof (indien voorhanden) Tweejaarlijks voor rapportagejaar minus 2 (X-2) 01/05 * Geprojecteerde emissies per geaggregeerde NFR Geprojecteerde emissies per geaggregeerde broncategorie - SO 2, NO X, NH 3, NMVOC, PM 2,5 en zwarte koolstof - CH 4 Tweejaarlijkse rapportage met projecties voor elk jaar van jaar X tot 2030, en indien beschikbaar tot 2040 en 2050 15/03 15/03 * In het geval van fouten dienen de rapportages binnen vier weken opnieuw te worden ingediend met een duidelijke toelichting op de aangebrachte wijzigingen. NL 3 NL

D. Jaarlijkse rapportage van informatief inventarisatieverslag als bedoeld in artikel 7, lid 3 Element Verontreinigende stoffen Tijdreeks / streefjaren Rapportagedata Informatief inventarisatieverslag - SO 2, NO X, NMVOS, NH 3, CO, totaal stof in suspensie, PM 2,5, PM 10 en zwarte koolstof - zware metalen (Cd, Hg, Pb, As, Cr, Cu, Ni, Se, Zn) - POP's** (totale PAK's en benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen indeen(1,2,3-cd)pyreen, dioxine/furaan, PCB's, HCB) Alle jaren zoals aangeven in de tabellen A-B-C) 15/03 NL 4 NL

BIJLAGE II Nationale emissiereductieverbintenissen Tabel (a): Emissiereductieverbintenissen voor zwaveldioxide (SO 2 ), stikstofoxiden (NO x ) en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005. SO 2 -reductie t.o.v. 2005 NO x -reductie t.o.v. 2005 NMVOS-reductie t.o.v. 2005 Lidstaat Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029 Voor elk jaar vanaf 2030 Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029 Voor elk jaar vanaf 2030 Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029 Voor elk jaar vanaf 2030 België 43 % 68 % 41 % 63 % 21 % 44 % Bulgarije 78 % 94 % 41 % 65 % 21 % 62 % Tsjechische 72 % 66 % 57 % Republiek 45 % 35 % 18 % Denemarken 35 % 58 % 56 % 69 % 35 % 59 % Duitsland 21 % 53 % 39 % 69 % 13 % 43 % Estland 32 % 71 % 18 % 61 % 10 % 37 % Griekenland 74 % 92 % 31 % 72 % 54 % 67 % Spanje 67 % 89 % 41 % 75 % 22 % 48 % Frankrijk 55 % 78 % 50 % 70 % 43 % 50 % Kroatië 55 % 87 % 31 % 66 % 34 % 48 % Ierland 65 % 83 % 49 % 75 % 25 % 32 % Italië 35 % 75 % 40 % 69 % 35 % 54 % Cyprus 83 % 95 % 44 % 70 % 45 % 54 % Letland 8 % 46 % 32 % 44 % 27 % 49 % Litouwen 55 % 72 % 48 % 55 % 32 % 57 % Luxemburg 34 % 44 % 43 % 79 % 29 % 58 % Hongarije 46 % 88 % 34 % 69 % 30 % 59 % Malta 77 % 98 % 42 % 89 % 23 % 31 % Nederland 28 % 59 % 45 % 68 % 8 % 34 % Oostenrijk 26 % 50 % 37 % 72 % 21 % 48 % Polen 59 % 78 % 30 % 55 % 25 % 56 % Portugal 63 % 77 % 36 % 71 % 18 % 46 % Roemenië 77 % 93 % 45 % 67 % 25 % 64 % Slovenië 63 % 89 % 39 % 71 % 23 % 63 % Slowakije 57 % 79 % 36 % 59 % 18 % 40 % Finland 30 % 30 % 35 % 51 % 35 % 46 % Zweden 22 % 22 % 36 % 65 % 25 % 38 % Verenigd 84 % 73 % 49 % Koninkrijk 59 % 55 % 32 % EU-28 59 % 81 % 42 % 69 % 28 % 50 % NL 5 NL

Tabel (b): Emissiereductieverbintenissen voor ammoniak (NH 3 ), stofdeeltjes (PM 2,5 ) en methaan (CH 4 ) Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005. NH 3 -reductie vanaf 2005 PM 2,5 -reductie vanaf 2005 CH 4 -reductie vanaf 2005 Lidstaat Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029 Voor elk jaar vanaf 2030 Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029 Voor elk jaar vanaf 2030 Voor elk jaar vanaf 2030 België 2 % 16 % 20 % 47 % 26 % Bulgarije 3 % 10 % 20 % 64 % 53 % Tsjechische Republiek 7 % 35 % 17 % 51 % 31 % Denemarken 24 % 37 % 33 % 64 % 24 % Duitsland 5 % 39 % 26 % 43 % 39 % Estland 1 % 8 % 15 % 52 % 23 % Griekenland 7 % 26 % 35 % 72 % 40 % Spanje 3 % 29 % 15 % 61 % 34 % Frankrijk 4 % 29 % 27 % 48 % 25 % Kroatië 1 % 24 % 18 % 66 % 31 % Ierland 1 % 7 % 18 % 35 % 7 % Italië 5 % 26 % 10 % 45 % 40 % Cyprus 10 % 18 % 46 % 72 % 18 % Letland 1 % 1 % 16 % 45 % 37 % Litouwen 10 % 10 % 20 % 54 % 42 % Luxemburg 1 % 24 % 15 % 48 % 27 % Hongarije 10 % 34 % 13 % 63 % 55 % Malta 4 % 24 % 25 % 80 % 32 % Nederland 13 % 25 % 37 % 38 % 33 % Oostenrijk 1 % 19 % 20 % 55 % 20 % Polen 1 % 26 % 16 % 40 % 34 % Portugal 7 % 16 % 15 % 70 % 29 % Roemenië 13 % 24 % 28 % 65 % 26 % Slovenië 1 % 24 % 25 % 70 % 28 % Slowakije 15 % 37 % 36 % 64 % 41 % Finland 20 % 20 % 30 % 39 % 15 % Zweden 15 % 17 % 19 % 30 % 18 % Verenigd Koninkrijk 8 % 21 % 30 % 47 % 41 % EU-28 6 % 27 % 22 % 51 % 33 % NL 6 NL

BIJLAGE III Inhoud van de nationale programma's voor de beheersing van luchtverontreiniging DEEL 1 MAATREGELEN DIE OPGENOMEN KUNNEN WORDEN IN HET NATIONALE PROGRAMMA VOOR DE BEHEERSING VAN LUCHTVERONTREINIGING De lidstaten maken bij de uitvoering van de in deel 1 uiteengezette maatregelen, waar nodig, gebruik van het document met richtsnoeren voor de preventie en bestrijding van ammoniakemissies (Ammonia Guidance Document) 1 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE) en van de best beschikbare technieken als omschreven in Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad. 2 A. Maatregelen voor de beheersing van ammoniakemissies 1. De lidstaten stellen een nationale gedragscode op voor goede landbouwpraktijken voor de reductie van ammoniakemissies op basis van de UNECE-gedragscode van 2001 voor goede landbouwpraktijken voor de reductie van ammoniakemissies 3, waarin ten minste de volgende punten zijn opgenomen: (a) (b) (c) (d) (e) (f) (g) stikstofbeheer met inachtneming van de gehele stikstofkringloop; veevoederstrategieën; methoden voor het emissie-arm uitrijden van mest; systemen voor het emissie-arm opslaan van mest; emissie-arme systemen voor de verwerking en compostering van mest; emissie-arme dierenverblijfsystemen; emissie-arme methoden voor de toediening van minerale meststoffen 2. De lidstaten stellen een nationaal stikstofbudget op om toezicht te houden op de veranderingen in de totale verliezen van reactief stikstof uit de landbouw, waaronder ammoniak, stikstofoxiden, ammonium, nitraten en nitrieten, op basis van de beginselen die zijn vastgesteld in het UNECE-document met richtsnoeren voor stikstofbudgetten 4. 3. De lidstaten reduceren de ammoniakemissies uit anorganische meststoffen aan de hand van de volgende benaderingen: 1 2 3 4 Besluit 2012/11, ECE/EB/AIR/113/Add. 1. Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334, 17.12.2010, blz. 17). Besluit ECE/EB.AIR/75, lid 28a. Besluit 2012/10, ECE/EB.AIR/113/Add.1. NL 7 NL

(a) (b) (c) (d) het gebruik van meststoffen met ammoniumcarbonaat wordt verboden; meststoffen op basis van ureum worden in de mate van het mogelijke vervangen door meststoffen op basis van ammoniumnitraat; daar waar meststoffen op basis van ureum nog steeds worden gebruikt, worden methoden toegepast waarvan is aangetoond dat zij ten minste 30 % meer ammoniakemissiereducties opleveren dan bij toepassing van de in de Ammonia Guidance Document vermelde referentiemethode; anorganische meststoffen worden verspreid overeenkomstig de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen of het grasland, waarbij tevens rekening wordt gehouden met het bestaande nutriëntengehalte in de bodem en de nutriënten uit andere meststoffen. 4. In de periode tot aan 1 januari 2022 reduceren de lidstaten de ammoniakemissies uit dierlijke mest aan de hand van de volgende benaderingen: (a) reductie van emissies uit de toediening van drijfmest en vaste mest aan bouwland of grasland met behulp van methoden die zorgen voor een emissiereductie van ten minste 30 % in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document en onder de volgende voorwaarden: (i) (ii) mest of drijfmest wordt uitsluitend verspreid overeenkomstig de te verwachten stikstof- en fosforbehoeften van het gewas of het grasland, waarbij tevens rekening wordt gehouden met het bestaande nutriëntengehalte in de bodem en de nutriënten uit andere meststoffen; mest en drijfmest wordt niet verspreid op drassig, ondergelopen, bevroren of met sneeuw bedekt land; (iii) op grasland verspreide drijfmest wordt toegediend met behulp van een sleepslang of sleepvoet of door middel van oppervlakkige of diepe injectie; (iv) op bouwland verspreide mest en drijfmest dient binnen vier uur na verspreiding in de bodem te worden verwerkt. (b) reductie van emissies uit de opslag van mest buiten dierenverblijven aan de hand van de volgende benaderingen: (i) (ii) voor nieuwe, na 1 januari 2022 gebouwde drijfmestopslaginrichtingen worden emissie-arme opslagsystemen of opslagtechnieken gebruikt waarvan is aangetoond dat zij de emissies met ten minste 60 % verminderen in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document, en voor bestaande drijfmestopslaginrichtingen met ten minste 40 %; opslagplaatsen voor vaste mest dienen overdekt te zijn; NL 8 NL

(iii) landbouwbedrijven dienen over voldoende mestopslagcapaciteit te beschikken om ervoor te zorgen dat de mest uitsluitend wordt verspreid gedurende voor de gewassengroei geschikte perioden. (c) (d) reductie van emissies uit dierenverblijven met behulp van systemen waarvan is aangetoond dat ze de ammoniakemissies verminderen met ten minste 20 % in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document. reductie van emissies uit mest aan de hand van eiwitarme voederstrategieën, waarvan is aangetoond dat ze de ammoniakemissies verminderen met ten minste 10 % in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document. B. Emmissiereductiemaatregelen ter beheersing van de emissies van stofdeeltjes en zwarte koolstof 1. De lidstaten verbieden, controleren en treden op tegen het in de open lucht verbranden van oogstresten en -afval en bosbouwresten. Uitzonderingen op dit verbod zijn beperkt tot preventieve programma s ter voorkoming van ongecontroleerde branden, ter bestrijding van plagen of ter bescherming van de biodiversiteit. 2. De lidstaten stellen een nationale gedragscode op met adviezen voor goede landbouwpraktijken voor een goed beheer van oogstafval op basis van de volgende benaderingen: (a) (b) (c) (d) verbetering van de bodemstructuur door het inbrengen van oogstafval; verbeterde technieken voor het inbrengen van oogstafval; alternatief gebruik van oogstafval; verbetering van het nutriëntengehalte en de bodemstructuur door het inbrengen van mest overeenkomstig hetgeen is vereist voor een optimale groei van planten, waardoor het verbranden van mest wordt vermeden (stalmest, ligstro). C. Preventie van effecten voor kleine landbouwbedrijven (1) Bij het nemen van de onder A en B hierboven beschreven maatregelen zorgen de lidstaten ervoor dat ten volle rekening wordt gehouden met de effecten voor kleine en microlandbouwbedrijven. Lidstaten mogen dergelijke bedrijven bijvoorbeeld van die maatregelen vrijstellen, waar mogelijk en passend gezien de toepasselijke reductieverbintenissen. NL 9 NL

DEEL 2 MINIMUMINHOUD VAN HET NATIONALE PROGRAMMA VOOR DE BEHEERSING VAN LUCHTVERONTREINIGING 1. Het initiële nationale programma voor de beheersing van luchtverontreiniging als bedoeld in de artikelen 6 en 9 bestrijkt ten minste de volgende onderwerpen: (a) het nationale beleidskader voor luchtkwaliteit en -verontreiniging in het kader waarvan het programma is ontwikkeld, waaronder: (i) (ii) de beleidsprioriteiten en hun relatie met de op andere beleidsterreinen vastgestelde prioriteiten, waaronder klimaatverandering; de aan de nationale, regionale en lokale autoriteiten toegewezen verantwoordelijkheden; (iii) de vooruitgang die is geboekt met de huidige beleidsvormen en maatregelen voor de reductie van emissies en de verbetering van de luchtkwaliteit, en de mate van nakoming van de nationale en Europese verplichtingen; (iv) de geprojecteerde verdere ontwikkeling uitgaande van de veronderstelling dat er geen veranderingen worden aangebracht in de reeds vastgestelde beleidsvormen en maatregelen (b) (c) (d) (e) de overwogen beleidsopties om te voldoen aan de emissiereductieverbintenissen voor 2020 en vanaf 2030 en aan de intermediaire emissieniveaus voor 2025, en voor het leveren van een bijdrage aan de verdere verbetering van de luchtkwaliteit en de analyse ervan, met inbegrip van de analysemethode; de individuele of gecombineerde uitwerking van de beleidsvormen en maatregelen inzake emissiereducties, luchtkwaliteit en milieu, en de daaraan gerelateerde onzekerheden; de voor aanneming geselecteerde maatregelen en beleidsvormen, met inbegrip van een tijdschema voor de uitvoering en de herziening ervan en de verantwoordelijke bevoegde autoriteiten; in voorkomend geval een verklaring met de redenen waarom de intermediaire emissisieniveaus voor 2025 niet gehaald kunnen worden zonder maatregelen die buitensporige kosten met zich meebrengen; een beoordeling van de wijze waarop het gekozen beleid en de geselecteerde maatregelen zorgen voor samenhang met op andere relevante beleidsterreinen opgestelde plannen en programma s. NL 10 NL

2. De geactualiseerde versies van het nationale programma voor de beheersing van luchtverontreiniging als bedoeld in de artikelen 6 en 9 bevatten tenminste: (a) (b) een beoordeling van de vooruitgang bij de uitvoering van het programma, de emissiereductie en de concentratievermindering; alle belangrijke veranderingen in de beleidscontext, de beoordelingen, het programma of het tijdschema voor de uitvoering. NL 11 NL

BIJLAGE IV Methoden voor de voorbereiding en de actualisering van de nationale emissieinventarissen, emissieprognoses, informatieve inventarisatieverslagen en aangepaste emissie-inventarissen De lidstaten stellen emissie-inventarissen, aangepaste emissie-inventarissen, prognoses en informatieve inventarisatieverslagen op voor de verontreinigende stoffen als vermeld in bijlage I, met uitzondering van CH 4. Zij maken daarbij gebruik van de methoden die zijn goedgekeurd door de partijen bij het LRTAP-Verdrag (rapportagerichtsnoeren van EMEP) en worden verzocht gebruik te maken van het EMEP/EEA-richtsnoer waarnaar in het Verdrag wordt verwezen. Bovendien worden in overeenstemming met dezelfde richtsnoeren aanvullende gegevens opgesteld, met name de activiteitengegevens die nodig zijn voor de beoordeling van de inventarissen en prognoses. De toepassing van de rapportagerichtsnoeren van EMEP laat de in deze bijlage bepaalde modaliteiten evenals de rapportagevereisten inzake nomenclatuur, tijdreeksen en rapportagedata als omschreven in bijlage I onverlet. DEEL 1 NATIONALE JAARLIJKSE EMISSIE-INVENTARISSEN 1. De nationale emissie-inventarissen zijn transparant, consistent, vergelijkbaar, volledig en nauwkeurig. 2. De emissies van de geïdentificeerde hoofdcategorieën worden berekend overeenkomstig de methoden die zijn vastgesteld in het EMEP/EEA-richtsnoer, waarbij ernaar wordt gestreefd de Tier 2 of een hogere (meer gedetailleerde) methode toe te passen. De lidstaten mogen voor het opstellen van nationale emissie-inventarissen andere compatibele wetenschappelijke methoden gebruiken, mits daarmee schattingen worden verkregen die nauwkeuriger zijn dan de schattingen die worden verkregen met de in het EMEP/EEA-richtsnoer vastgestelde standaardmethoden. 3. De emissies door vervoer worden door de lidstaten berekend en gerapporteerd in overeenstemming met de aan Eurostat meegedeelde nationale energiebalansen. 4. De emissies van het wegvervoer worden berekend en gerapporteerd op basis van de in de betrokken lidstaat verkochte hoeveelheid brandstof. Daarnaast kunnen de lidstaten de emissies van wegvoertuigen ook rapporteren op basis van de gebruikte hoeveelheid brandstof of het aantal in de lidstaat afgelegde kilometers. 5. De lidstaten rapporteren hun jaarlijkse nationale emissies in de toepasselijke eenheid als omschreven in het NFR-rapportagemodel van het LRTAP-Verdrag. NL 12 NL

DEEL 2 EMISSIEPROGNOSES 1. De emissieprognoses zijn transparant, consistent, vergelijkbaar, volledig en nauwkeurig en de gerapporteerde informatie bevat ten minste: (a) (b) (c) een duidelijke identificatie van de in de prognoses opgenomen, goedgekeurde en geplande beleidslijnen en maatregelen; de resultaten van een gevoeligheidsanalyse met betrekking tot de prognoses; een beschrijving van de methoden, modellen, onderliggende aannames en belangrijkste input- en outputparameters. 2. De emissieprognoses worden geraamd en geaggregeerd per bronsector. De lidstaten verstrekken per verontreinigende stof een prognose "met bestaande maatregelen" (goedgekeurde maatregelen) en, indien van toepassing, een prognose "met aanvullende maatregelen" (geplande maatregelen) in overeenstemming met de richtsnoeren als vastgesteld in het EMEP/EEA-richtsnoer. 3. De prognoses dienen in overeenstemming te zijn met de meest recente nationale jaarlijkse emissie-inventaris en met de prognoses die zijn gerapporteerd uit hoofde van Verordening nr. 525/2013. DEEL 3 INFORMATIEF INVENTARISATIEVERSLAG De informatieve inventarisatieverslagen worden opgesteld in overeenstemming met de rapportagerichtsnoeren van EMEP en gerapporteerd met gebruikmaking van het daarin opgenomen model voor inventarisatieverslagen. Het inventarisatieverslag bevat ten minste de volgende informatie: (a) (b) (c) (d) (e) beschrijvingen, referenties en informatiebronnen met betrekking tot de specifieke methoden, veronderstellingen, emissiefactoren en activiteitsgegevens, alsmede een motivering van de gemaakte keuze; een omschrijving van de nationale hoofdcategorieën van emissiebronnen; informatie over onzekerheden, kwaliteitsborging en verificatie; een beschrijving van de institutionele regelingen inzake de voorbereiding van de inventaris; herberekeningen en geplande verbeteringen; NL 13 NL

(f) (g) indien van toepassing, informatie over het gebruik van de flexibiliteit op grond van artikel 5, leden 1 en 3; een samenvatting. DEEL 4 AANPASSING VAN DE NATIONALE INVENTARISSEN 1. Een lidstaat die een aanpassing van zijn nationale emissie-inventaris voorstelt in overeenstemming met artikel 5, lid 3, dient bij zijn voorstel aan de Commissie ten minste de volgende ondersteunende documenten te voegen: (a) (b) (c) (d) bewijs dat de betreffende nationale emissiereductieverbintenis(sen) is/zijn overschreden; bewijs van de mate waarin de aanpassing van de emissie-inventaris de overschrijding vermindert en bijdraagt aan de naleving van de betreffende nationale emissiereductieverbintenis(sen) ; een beoordeling van de vraag of en wanneer naar verwachting aan de betreffende nationale emissiereductieverbintenis(sen) zal zijn voldaan op basis van de emissieprognoses zonder de aanpassing; bewijs dat de aanpassing overeenkomt met een of meer van de drie onderstaande omstandigheden. Daarbij kan in voorkomend geval worden verwezen naar relevante eerdere aanpassingen: (i) voor emissies van nieuwe emissiebroncategorieën: bewijs dat de nieuwe emissiebroncategorie is erkend in de wetenschappelijke literatuur en/of in het EMEP/EEA-richtsnoer; bewijs dat deze broncategorie niet was opgenomen in de relevante historische nationale emissie-inventaris op het moment dat de emissiereductieverbintenis werd vastgesteld; bewijs dat de emissies van nieuwe broncategorieën ertoe bijdragen dat een lidstaat niet kan voldoen aan zijn emissiereductieverbintenissen, en dat wordt gestaafd door een gedetailleerde beschrijving van de methoden, gegevens en emissiefactoren die zijn gebruikt om tot deze conclusie te komen; (ii) voor significant andere emissiefactoren die zijn gebruikt voor het bepalen van de emissies van specifieke broncategorieën: een omschrijving van de oorspronkelijke emissiefactoren, waaronder een nauwkeurige omschrijving van de wetenschappelijke basis waarvan de emissiefactor is afgeleid; NL 14 NL

bewijs dat de oorspronkelijke emissiefactoren zijn gebruikt voor het bepalen van de emissiereducties op het moment dat deze werden vastgesteld; een omschrijving van de geactualiseerde emissiefactoren, met inbegrip van nauwkeurige informatie over de wetenschappelijke basis waar de emissiefactor van is afgeleid; een vergelijking tussen de emissieprognoses die zijn gemaakt met behulp van de oorspronkelijke en de geactualiseerde emissiefactoren, waaruit blijkt dat de wijziging in de emissiefactoren bijdraagt tot het onvermogen van een lidstaat om aan zijn reductieverbintenissen te voldoen; de overwegingen die ten grondslag liggen aan het besluit of de veranderingen in de emissiefactoren al dan niet significant zijn. Vanaf 2025 wordt er voor de aanpassing geen rekening gehouden met emissiefactoren die aanzienlijk verschillen ten opzichte van hetgeen werd verwacht uitgaande van de uitvoering van een bepaalde norm of standaard. (iii) voor significant andere methoden die worden gebruikt voor het bepalen van de emissies van specifieke broncategorieën: een omschrijving van de oorspronkelijk gebruikte methoden, met inbegrip van nauwkeurige informatie over de wetenschappelijke basis waar de emissiefactor van is afgeleid; bewijs dat de oorspronkelijke methoden zijn gebruikt voor het bepalen van de emissiereducties op het moment dat deze werden vastgesteld; een omschrijving van de gebruikte geactualiseerde methoden, met inbegrip van een nauwkeurige omschrijving van de wetenschappelijke basis of referentie waar deze van is afgeleid; een vergelijking tussen de emissieprognoses die zijn gemaakt met behulp van de oorspronkelijke en de geactualiseerde methoden, waaruit blijkt dat de wijziging in de methoden bijdraagt aan het onvermogen van een lidstaat om aan zijn reductieverbintenis te voldoen; de overwegingen die ten grondslag liggen aan het besluit of de verandering in de methoden al dan niet significant is; 2. De lidstaten kunnen dezelfde ondersteunde informatie indienen voor aanpassingsprocedures die zijn gebaseerd op vergelijkbare voorwaarden, mits iedere lidstaat de verzochte individuele landenspecifieke informatie verstrekt als omschreven in lid 1. NL 15 NL

3. De lidstaten maken een herberekening van de aangepaste emissies om te zorgen voor consistentie van de tijdreeksen voor ieder jaar dat de aanpassing(en) word(t)en toegepast. NL 16 NL

BIJLAGE V Monitoring van de milieueffecten van verontreinigende stoffen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun netwerk van meetlocaties representatief is voor hun zoetwater-, natuurlijke en semi-natuurlijke ecosystemen, evenals de bosecosystemen. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat de monitoring is gebaseerd op de volgende verplichte indicatoren op alle locaties van het in lid 1 genoemde netwerk: (a) voor zoetwaterecosystemen: vaststellen van de omvang van de biologische schade, met inbegrip van gevoelige receptoren (micro- en macrofyten en diatomeeën), en de afname van het visbestand of van populaties ongewervelden: de belangrijkste indicator zuurbindend vermogen (ZBV) en de ondersteunende indicatoren zuurgraad (ph), opgelost sulfaat (SO 4 ), nitraat (NO 3 ) en opgelost organisch koolstof met een bemonsteringsfrequentie van minimaal jaarlijks (tijdens de herfstcirculatie in meren) tot maandelijks (in waterlopen). (b) voor terrestrische ecosystemen: bepalen van de zuurgraad van de bodem, verlies aan nutriënten, stikstoftoestand en -balans evenals het verlies aan biodiversiteit: (i) de belangrijkste indicator voor de zuurgraad van de bodem: uitwisselbare fracties basische kationen (basenverzadiging) en uitwisselbaar aluminium in de grond om de tien jaar en de ondersteunende indicatoren, ph, sulfaat, nitraat, basische kationen, aluminiumconcentraties in bodemoplossing elk jaar (waar van toepassing); (ii) de belangrijkste indicator nitraatuitloging van de bodem (NO 3, uitloging ), elk jaar; (iii) de belangrijkste indicator koolstof-stikstofverhouding (C/N) en de ondersteunende indicatoren van de totale stikstof in de bodem (N tot ), om de tien jaar; (iv) de belangrijkste indicator nutriëntenbalans in gebladerte (N/P,N/K, N/Mg), om de vier jaar. (c) voor terrestrische ecosystemen: bepalen van de ozonschade voor vegetatiegroei en biodiversiteit: (i) (ii) de belangrijkste indicator vegetatiegroei en schade aan gebladerte en de ondersteunende indicatoren koolstofflux (C flux ), elk jaar; de belangrijkste indicator overschrijding van op flux gebaseerde kritische niveaus, elk jaar gedurende het groeiseizoen; NL 17 NL

3. De lidstaten gebruiken voor het verzamelen en rapporteren 5 van de onder lid 2 vallende informatie de methoden uit het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand en de bijbehorende handboeken voor de internationale samenwerkingsprogramma's. 5 Besluit 2008/1, ECE/EB.AIR/wg.1/2008/16. NL 18 NL

BIJLAGE VI Transponeringstabel Deze richtlijn Richtlijn 2001/81/EG Artikel 1 Artikel 1 Artikel 2 Artikel 2, eerste alinea) Artikel 3, lid 1 Artikel 3, onder e) Artikel 3, leden 2, 3, 6, 7 en 9 tot en met 12 - Artikel 3, lid 4 Artikel 3, onder j) Artikel 3, lid 5 Artikel 3, onder k) Artikel 3, lid 8 Artikel 3, onder g) Artikel 4, leden 1 en 2 Artikel 4, lid 1 Artikel 4, lid 3 Artikel 2, tweede alinea Artikel 5 - Artikel 6, lid 1 Artikel 6, leden 1 en 2 Artikel 6, lid 2 en leden 5 tot en met 9 - Artikel 6, leden 3 en 4 Artikel 6, lid 3 Artikel 7, lid 1, eerste alinea Artikel 7, lid 1 Artikel 7, lid 1, tweede alinea en leden 3 tot en met 6 - Artikel 7, lid 2 - Artikel 7, lid 7 Artikel 7, lid 2 Artikel 7, lid 8 Artikel 7, lid 3 Artikel 7, lid 9 Artikel 7, lid 4 Artikel 8 - Artikel 9, lid 1 Artikel 8, lid 2 Artikel 9, lid 2, eerste alinea Artikel 8, lid 1 NL 19 NL

Artikel 9, lid 2, tweede alinea en leden 3 tot en met 5 - Artikel 10 Artikelen 9 en 10 Artikel 11, lid 1 Artikel 6, lid 4 Artikel 11, lid 2 Artikel 7, lid 3 Artikel 12 Artikel 11 Artikel 13 Artikel 13, lid 3 Artikel 14 Artikel 13, leden 1 en 2 Artikel 15 Artikel 14 Artikel 16 - Artikel 17 Artikel 15 Artikel 18 - Artikel 19 Artikel 16 Artikel 20 Artikel 17 Bijlage I Bijlage II Artikel 8, lid 1, en bijlage III Bijlage I Bijlagen III, V en VI - Bijlage IV Bijlage III NL 20 NL