Met betrekking tot het regionale politiekorps Gelderland-Midden:



Vergelijkbare documenten
Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 23 april 2007 Rapportnummer: 2007/069

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 23 maart 2006 Rapportnummer: 2006/114

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Datum: 14 september 2006 Rapportnummer: 2006/314

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Datum: 8 mei 2002 Rapportnummer: 2002/142

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 1 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/298

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Rapport. Datum: 23 november 2007 Rapportnummer: 2007/271

Rapport. Datum: 7 november 2001 Rapportnummer: 2001/349

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Datum: 12 maart 2002 Rapportnummer: 2002/066

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 11 februari 1998 Rapportnummer: 1998/024

Rapport. Datum: 21 juni 2001 Rapportnummer: 2001/173

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 25 september 2006 Rapportnummer: 2006/323

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 3 december 1998 Rapportnummer: 1998/535

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 3 mei 2004 Rapportnummer: 2004/151

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 6 juni 2007 Rapportnummer: 2007/109

Rapport. Datum: 4 december 1998 Rapportnummer: 1998/540

Beoordeling. h2>klacht

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober Rapportnummer: 2013/147

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

1.3 De auto van verzoeker bleef achter in een parkeervak waar parkeerbelasting moest worden betaald.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Met betrekking tot het regionale politiekorps Gelderland-Midden: klaagt verzoeker erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Gelderland-Midden op 20 november 2007 zijn auto hebben laten wegslepen. Met betrekking tot de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden: klaagt verzoeker erover dat de Klachtencommissie in haar advies aan de korpsbeheerder onvolledig is geweest door in het advies niet de kritische vragen en opmerkingen die tijdens de mondelinge behandeling van de klacht naar voren zijn gebracht, op te nemen. Beoordeling 1. Ten aanzien van het wegslepen van de auto Bevindingen 1. Op 20 november 2007 troffen twee agenten van het politiekorps Gelderland-Midden tijdens een surveillance een aan de openbare weg geparkeerde zwarte Audi aan, waarvan beide ramen in de voorportieren open stonden. Het regende die dag. In de auto was een vaste autoradio bevestigd en lag een parkeervergunning. De auto stond geparkeerd aan een druk bereden doorgaande weg. 2. Omdat de agenten het niet verantwoord vonden de auto op deze wijze onbeheerd achter te laten, gingen zij de naam en het woonadres van de kentekenhouder na. De auto bleek geparkeerd te staan voor het woonhuis van de eigenaar. Toen zij aanbelden bleek de eigenaar niet thuis te zijn. Daarop belden de agenten aan bij het naast deze woning gelegen advocatenkantoor. Daar spraken ze met een daar werkzame secretaresse. Deze gaf aan ervan op de hoogte te zijn dat de ramen van de zwarte Audi open stonden. Zij gaf daarbij niet aan dit verder in de gaten te houden. De agenten hebben ook bij de andere buren aangebeld, maar zonder resultaat. 3. De agenten probeerden vervolgens telefonisch contact te krijgen met verzoeker, zijn vrouw of zijn zoon. Verzoeker noch zijn vrouw kregen ze aan de lijn. Zij bereikten wel de zoon. Hem hebben ze laten weten dat de ramen van de auto van zijn vader openstonden en dat ze overwogen de auto om schade en diefstal te voorkomen weg te slepen. 4. Na vijfentwintig minuten waren de agenten er niet in geslaagd contact te krijgen met de eigenaar zelf of op een andere wijze een oplossing te vinden. Daarop besloten ze over te gaan tot het laten wegslepen van de auto, dit in het kader van zaakwaarneming. Zij hebben daartoe het door de politie vaker ingeschakelde bedrijf A. gebeld. Dit bedrijf heeft

3 de auto weggesleept en naar het politiedepot te Arnhem gebracht. Bij verzoeker stopten ze een briefje in de bus met uitleg waar hij de auto kon ophalen. 5. Bij thuiskomst vond verzoeker het briefje van de politie en heeft hij zijn auto opgehaald. De auto werd pas meegegeven nadat hij het bedrag van 163,40 aan sleepkosten had voldaan. 6. Verzoeker diende op 21 november 2007 over dit optreden van de politie een klacht in bij het regionale politiekorps Gelderland-Midden. Verzoeker was van mening dat er geen enkele reden was om de auto in het kader van zaakwaarneming weg te slepen en hem voor de kosten te laten opdraaien. De autoramen gingen wel vaker spontaan open. Dit gebeurde gemiddeld eenmaal per drie maanden. Onderzoek door de garage leverde geen verklaring op voor het spontaan opengaan van de ramen. Blijkbaar was de computer van de auto gevoelig voor bepaalde frequenties van andere computers. Ook wenste hij de kosten van het wegslepen gespecificeerd te zien. Deze klacht werd conform het advies van de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden door de korpsbeheerder op 7 mei 2008 ongegrond verklaard. Over de inhoudelijke klachtbehandeling volgt hieronder meer. Omdat verzoeker het niet eens was met de ongegrond verklaring van zijn klacht en de wijze waarop de klacht intern was behandeld, wendde hij zich op 16 mei 2008 tot de Nationale ombudsman. 7. In reactie op de opening van het onderzoek en de daarin specifiek gestelde vragen liet de korpsbeheerder de Nationale ombudsman bij brief van 31 juli 2008 ten aanzien van de zaakwaarneming kort samengevat het volgende weten: Er gelden in het korps Gelderland-Midden met betrekking tot zaakwaarneming geen specifieke regels. Overeenkomstig de jurisprudentie is zaakwaarneming mogelijk indien er geen sprake is van handelen dat voortvloeit uit de wettelijke taak van artikel 2 Politiewet (zie Achtergrond, onder 1.). In dat geval wordt gehandeld overeenkomstig het bepaalde over zaakwaarneming in artikel 7: 198 BW (zie Achtergrond, onder 2.). Het is aan de betrokkenen ambtenaren om te beoordelen of er sprake is van een redelijk belang. Het aantreffen van een voertuig met een behoorlijke economische waarde langs een drukke verkeersader, waarvan de ramen van de voorportieren openstaan, kan reden zijn tot zaakwaarneming. Daartoe was pas overgegaan nadat eerst uitgebreid was getracht met de eigenaar in contact te komen en nadat onderzocht was of er voldoende toezicht op de auto was. Het lukte niet contact te krijgen met de eigenaar, ook bleek er wel zicht te zijn op de auto door de medewerkers van het naast gelegen advocatenkantoor, maar van toezicht was geen sprake. Ook geldt er in deze grensstreek een verhoogd risico op voertuigcriminaliteit. Speciaal ter bestrijding hiervan heeft het korps samen met een ander

4 korps een team opgericht en geeft men voorlichting over preventie op de eigen website. Het feit dat de auto geparkeerd stond langs een drukke verkeersweg bood geen bescherming. Immers veel mensen zouden de geopende ramen kunnen opmerken en mogelijk zou iemand juist in die situatie snel en geruisloos kunnen toeslaan. 8. Verzoeker liet bij brief van 24 augustus 2008 in reactie op genoemde brief van de korpschef kort samengevat het volgende weten: Het had hem dagen gekost te besluiten wat hij met de reactie van de politie zou doen. Hij had namelijk het gevoel tegen windmolens te strijden, want politieagenten worden altijd verdedigd. Hij was het niet eens met de stelling van de politie dat zicht op de auto nog niet betekende dat er ook toezicht was. Ook merkte hij op dat diefstal niet dreigde omdat je een Audi zonder contactsleutel niet kunt starten. Van de gestelde kostbaarheden was geen sprake, het ging alleen om een inbouwradio of het stelen van airbags. Beoordeling 9. Het redelijkheidvereiste houdt in dat bestuursorganen de in het geding zijnde belangen tegen elkaar afwegen en dat de uitkomst hiervan niet onredelijk is. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan steeds het belang van de burger goed voor ogen houdt en bij de behartiging van dit belang geen onevenredige kosten maakt in verhouding met dit belang. 10. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Gelderland-Midden op 20 november 2007 in het kader van zaakwaarneming ten onrechte is overgegaan tot het wegslepen van zijn auto, en hem daarvoor 163,40 in rekening heeft gebracht. Verzoeker stelde dat er geen noodzaak was de auto weg te slepen omdat, hoewel de ramen van de voorportieren spontaan waren opengegaan, er geen diefstal van de auto of van spullen in de auto dreigde. De spullen waren niets waard en de auto was beveiligd tegen diefstal. Daarbij had de buurman, die een advocatenkantoor heeft, toezicht kunnen houden op de auto. 11. Wanneer de politie besluit om over te gaan tot handelen in het kader van zaakwaarneming dient daarvoor onder meer, gelet op artikel 6:198 van het Burgerlijk Wetboek (zie Achtergrond, onder 2.), een redelijke grond te bestaan. In verband met dit wettelijke vereiste van een redelijke grond mag van de politie worden verwacht dat zij, binnen de grenzen van het redelijke, heeft getracht zich te vergewissen van de wil ter zake van de belanghebbende. Immers, bemoeizucht schept geen zaakwaarneming. Van bijzonder belang is in dit verband dat zaakwaarneming voor de zaakwaarnemer de grondslag biedt tot vergoeding van diens eventuele schade en in het geval van handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, een vergoeding voor diens verrichtingen, een en ander zoals bepaald in artikel 6:200 van het Burgerlijk Wetboek (zie Achtergrond, onder 2.).

5 12. Meer in het bijzonder betekent dit uitgangspunt, met name in verband met het eventueel in rekening brengen van kosten, dat de politie, wanneer zij in het kader van voorgenomen zaakwaarneming een auto wil veiligstellen door deze weg te slepen, bij het aantreffen van de auto in eerste instantie - en voor zover redelijkerwijs mogelijk - zich ervoor moet inspannen om in contact te komen met de eigenaar, om de vraag aan hem voor te leggen wat er met de auto moet gebeuren. 13. Zoals de korpsbeheerder ook heeft gesteld, kon de politie in deze zaak geen telefonisch contact krijgen met de eigenaar. Ook slaagden de betrokken agenten er niet in op andere wijze tot een oplossing te komen. Zij hebben geprobeerd door aan te bellen bij de buren meer over de situatie te weten te komen. De informatie van de secretaresse van het advocatenkantoor van zijn buurman wekte niet de indruk dat men actief toezicht hield op de auto. Gelet op het voorgaande gevoegd bij de bijzondere aandacht van het korps voor de preventie van autodiefstal heeft de politie in redelijkheid kunnen overgaan tot het wegslepen van de Audi en het in rekening brengen van de sleepkosten aan verzoeker. De Nationale ombudsman is van oordeel dat in dit geval het belang van het veiligstellen van de auto met een behoorlijke waarde om te voorkomen dat er zaken ontvreemd werden uit de auto, de regen schade zou toebrengen of de auto gestolen zou worden opweegt tegen het bedrag van 163,40, dat verzoeker verschuldigd was aan sleepkosten. De politie heeft in dit geval gehandeld conform het redelijkheidvereiste. De onderzochte gedraging is behoorlijk. II. Ten aanzien van de onvolledige advisering door de Klachtencommissie Bevindingen 1. Op 21 november 2007 heeft verzoeker een klacht ingediend over het optreden van de politie Gelderland-Midden op 20 november 2007. Op 11 januari 2008 volgde er een gesprek tussen verzoeker en een klachtbehandelaar van de politie. Omdat de klacht niet op informele kon wijze worden afgedaan, werd deze voorgelegd aan de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden. Op 4 maart 2008 vond daar een hoorzitting plaats, waarbij verzoeker en de betrokken agenten met hun leidinggevende aanwezig waren. 2. Op 12 maart 2008 heeft de Klachtencommissie een advies aan de korpsbeheerder uitgebracht over de klacht van verzoeker. De Nationale ombudsman heeft kennis genomen van het complete klachtdossier van de politie met daarin ook de stukken van de Klachtencommissie. Uit deze stukken is gebleken dat van de hoorzitting van 4 maart 2008 geen apart verslag is gemaakt. Wel is in het advies aan de korpsbeheerder onder punt 5 "Het besprokene ter zitting" opgenomen. Hierin staat "voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven" hetgeen verzoeker en de beide betrokken agenten op de hoorzitting hebben verklaard.

6 3. Verzoeker heeft er bij de Nationale ombudsman ook over geklaagd dat het advies van de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden onvolledig is geweest omdat daarin niet de kritische vragen en opmerkingen die tijdens de mondelinge behandeling van de klacht naar voren zijn gebracht, waren opgenomen. Verzoeker noemde in zijn brief acht voorbeelden van vragen die de commissieleden hadden gesteld aan de agenten en waarop al dan niet een antwoord was gegeven. Ter illustratie volgt hier een voorbeeld: "Een van de leden van de Klachtencommissie vroeg aan een van de agenten: In mijn terreinwagen zitten helemaal geen ramen. Sleept u die dan ook weg?" Antwoord: "Nee, want dan staan de ramen niet open." "Maar wat zijn dan uw argumenten om een auto weg te slepen?" 4. In reactie op de opening van het onderzoek liet de voorzitter van de Klachtencommissie de Nationale ombudsman bij brief van 28 juli 2008 kort samengevat het volgende weten. De Klachtencommissie achtte deze klacht ongegrond. Bij de mondelinge behandeling van de klacht hadden de brieven van verzoeker van 21 en 24 november 2008 centraal gestaan. Aan de hand van beide brieven zijn aan klager en beklaagden diverse (kritische ) vragen gesteld teneinde een zo duidelijk mogelijk beeld te kunnen krijgen van het gebeurde. De voor de afhandeling relevante vragen en antwoorden zijn in het aan de korpsbeheerder gerichte advies opgenomen. De Klachtencommissie had er voor gekozen om in het advies niet in detail de respectievelijke standpunten dan wel zienswijzen van klager en de reacties daarop te bespreken, maar een algemene conclusie te geven. Uit deze conclusie viel de reactie van de commissie op hetgeen verzoeker naar voren had gebracht, af te leiden. Daarbij merkte de voorzitter nog op dat de commissieleden zich niet herkenden in de acht door verzoeker in zijn brief opgesomde vragen en antwoorden omdat deze naar hun mening op zijn minst uit hun verband waren gerukt. 5. Verzoeker liet in reactie op de brief van 28 juli 2008 van de Klachtencommissie de Nationale ombudsman kort samengevat op 24 augustus 2008 nog het volgende weten: "Ook de Klachtencommissie wekt de indruk in de verdediging te willen gaan van de politiebeambten. ( ) De voorzitter maakt me uit voor leugenaar of dicht mij grenzenloze fantasie toe. Maar mijn aantekeningen zijn duidelijk." Beoordeling 6. Het motiveringsvereiste houdt in dat het handelen van bestuursorganen feitelijk en logisch wordt gedragen door een kenbare motivering. Dit betekent dat een Klachtencommissie bij de advisering aan een bestuursorgaan over de beoordeling van een klacht er voor moet zorgen dat haar advies voldoende onderbouwd is met relevante gegevens zodat het bestuursorgaan aan de hand van dat advies kan beslissen.

7 7. Op de behandeling van klachten over het regionale politiekorps Gelderland-Midden is naast de Algemene wet bestuursrecht de klachtenregeling politie Gelderland-Midden, voorvloeiend uit artikel 61 lid 1 van de Politiewet 1993 van toepassing. In artikel 9:10 Awb (zie Achtergrond, onder 3.) staat vermeld dat van het horen een verslag wordt gemaakt. 8. De Klachtencommissie heeft hetgeen besproken is ter zitting opgenomen in het advies aan de korpsbeheerder, onder het kopje `Het besprokene ter zitting. Hierin deed de Klachtencommissie -zoals zij zelf aangaf- zakelijk en voor zover van belang verslag van hetgeen door zowel verzoeker als door de betrokken ambtenaren tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht. 9. Uit het onderzoek is gebleken dat dit verslag geen woordelijke weergave is van alles wat tijdens de hoorzitting is gezegd, maar dat hierin wel de belangrijkste argumenten, die tijdens de hoorzitting naar voren zijn gebracht, zijn weergegeven. 10. Verzoeker klaagt erover dat de Klachtencommissie in haar advisering aan de korpsbeheerder niet volledig is geweest door in het advies niet de kritische vragen en opmerkingen die tijdens de mondelinge behandeling naar voren kwamen op te nemen. 11. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het niet van belang is dat de Klachtencommissie niet alle ter zitting gestelde vragen en gemaakte opmerkingen heeft opgenomen in het advies. De gestelde vragen en opmerkingen waren een hulpmiddel bij het kunnen trekken van conclusies over wat in deze zaak belangrijk is. Van belang is alleen of het advies met voldoende relevante feiten is onderbouwd, zodat de korpsbeheerder op basis van het advies een oordeel kan geven over de klacht. Dit oordeel moet feitelijk en logisch worden gedragen door een deugdelijke motivering. Er is geen reden om hier te spreken over een niet voldoende gemotiveerd advies. De onderzochte gedraging is behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden is niet gegrond. Ook de klacht over de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden is niet gegrond. Onderzoek Op 16 mei 2008 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer E. te Arnhem, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Gelderland-Midden en de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden.

8 Naar deze gedragingen, waarvan de eerste wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden, en de tweede als een gedraging van de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden en de voorzitter van de Klachtencommissie verzocht op de klachten te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de zaak betrekking hebben. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld. Daarnaast werden de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van Justitie te geïnformeerd over de klacht en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken voor zover daar naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen naar betrokkenen gestuurd. De korpsbeheerder, de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden en verzoeker deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De betrokken ambtenaren gaven binnen de gestelde termijn geen reactie. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: Verzoekschrift verzoeker van 16 mei 2008, met als bijlagen: a. het besluit van de korpsbeheerder van 14 april 2008; b. het advies van de Klachtencommissie politieregio Gelderland-Midden van 12 maart 2008; c. afrekening sleepkosten; d. journaal plaatsing voertuig van 20 november 2007; e. klachtbrief van verzoeker van 21 november 2008 aan korpschef; f. aanvulling op klacht bij brief van 24 november 2007; g. brief van klachten coördinator van 30 januari 2008;

9 h. rapportage over de klacht van 11 januari 2008; i. verklaring van de heer C. buurman van verzoeker, zonder datum; j. onderhoudsformulier auto van 6 juni 2007. Het klachtdossier van het politiekorps Gelderland-Midden met daarin onder meer: a. het besluit van de korpsbeheerder van 14 april 2008; b. het advies van de Klachtencommissie aan de korpsbeheerder van 12 maart 2008; c. klachtbrief van verzoeker van 21 november 2007 met bijlagen, zie onder 1; d. klachtenrapportage van 11 januari 2008. De reactie van de korpsbeheerder van politie Gelderland-Midden van 31 juli 2008. De reactie van verzoeker van 24 augustus 2008 op de reactie van de korpsbeheerder. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond I. Politiewet Artikel 2 "De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven." II. Burgerlijk Wetboek Artikel 6:198 "Zaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen." Artikel 6:200

10 "1. De belanghebbende is, voor zover zijn belang naar behoren is behartigd, gehouden de zaakwaarnemer de schade te vergoeden, die deze als gevolg van de waarneming heeft geleden. 2. Heeft de zaakwaarnemer in de uitoefening van een beroep of bedrijf gehandeld, dan heeft hij, voor zover dit redelijk is, bovendien recht op een vergoeding voor zijn verrichtingen, met inachtneming van de prijzen die daarvoor ten tijde van de zaakwaarneming gewoonlijk werden berekend." Artikel 6:201 "Een zaakwaarnemer is bevoegd rechtshandelingen te verrichten in naam van de belanghebbende, voor zover diens belang daardoor naar behoren wordt behartigd." III. Algemene wet bestuursrecht Artikel 9:10 "1. Het bestuursorgaan stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid te worden gehoord. 2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. 3. Van het horen wordt een verslag gemaakt."