Project-MER-Verslag. Project: Initiatiefnemer:

Vergelijkbare documenten
Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Project-MER-Verslag. Hervergunning en uitbreiding voor de meeverbranding van biomassa-afval van een electriciteitscentrale

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Project-MER-Verslag. Verdere exploitatie van elektriciteitscentrale Langerbrugge

Renogen biomassa-wkk te Ham

Richtlijnen milieueffectrapportage ADPO N.V.

Hervergunning en verandering van de activiteiten van URSA BENELUX bvba te Waregem-Desselgem

Project-MER-Verslag. Project: LNG-Terminal te Zeebrugge. Initiatiefnemer:

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Sint-Janspoort Kortrijk. Initiatiefnemer:

Project-MER-Verslag. Project: Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel. Initiatiefnemer: BP Chembel NV Amocolaan GEEL

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Uitbreiding Recreatiepark Hengelhoef te Houthalen-Helchteren.

Richtlijnen milieueffectrapportage. Hernieuwing van de milieuvergunning voor een pluimveehouderij met stalruimte voor leghennen (Vanthournout)

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen

Hervergunning Farm Frites Belgium NV te Lommel

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Hervergunning van de volledige eenheid en uitbreiding met een zesde gietinstallatie CORUS Aluminium NV

Wijzigingen emissienormen

Project-MER-Verslag. Bouw van een WKK-eenheid bij Lanxess Rubber NV. Initiatiefnemer: Electrabel NV Regentlaan Brussel

Uitbreiding van de kopersmelter

Project-MER-Verslag. Nippon Shokubai ECA 3 -project. Initiatiefnemer: Nippon Shokubai Europe Nieuwe Weg 1 Haven Zwijndrecht

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

Milieueffectrapport voor een varkensbedrijf met varkensplaatsen in de toekomstige situatie te Heuvelland

Bio-warmtekrachtkoppeling (bio-wkk) Oostrozebeke

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Project-MER-Verslag. Project:

MER capaciteitsuitbreiding en hervergunning Cargill Malt te Herent

PROJECT-MER-VERSLAG. Goedkeuring milieueffectrapport. PTA4 Eenheid. Amocolaan Geel. 27 april2004 PRMER-0021-GK

Varkensbedrijf Snels te Hoogstraten

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Plan-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport. Plan: Nationaal Operationeel Plan voor de Belgische Visserijsector

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer:

Richtlijnen milieueffectrapportage voor een nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

Hervergunning en uitbreiding van Campine NV en Campine Recycling NV in Beerse

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. INDAVER MET BETREKKING TOT EEN AFVALVERWERKEND BEDRIJF, GELEGEN TE 2030 ANTWERPEN, POLDERVLIETWEG 5.

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen milieueffectrapportage

INFORMATIEVERGADERING MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG. Biomassa Conversie Project E.ON Centrale Langerlo

Scopingsadvies Project-MER Regularisatie en uitbreiding van kippenslachterij Nollens NV te Kruishoutem

Monsanto: MER voor diverse uitbreidingsprojecten

MLAV1/ /RP/si

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

MLAV1/ /MV/bd

De Berghoeve bvba Zoutleeuw

Ontheffing tot het opstellen van een MER. ontheffingsbeslissing. Project: Omvorming en Samenvoeging van 2 veeteeltbedrijven.

Besluit van de Deputatie

Richtlijnen milieueffectrapportage voor BP Chembel NV, Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel

Hervergunning van de Electrabel - elektriciteitscentrale

Goedkeuring project-milieueffectrapport Ontwikkeling van veld 12 van project The Loop (Gent)

Goedkeuring project-milieueffectrapport Aanleg AX

RUP Oude Dokken Gent

VLAAMSE REGERING AMV/ /1007B

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Besluit van de Deputatie

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Richtlijnen milieueffectrapportage. Plan-MER OMLOOP VOOR GRONDGEBONDEN GEMOTORISEERDE SPORTEN TE MAASEIK (Neeroeteren), Waterloos

Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en verandering van pluimveehouderij Bart Bax LV in Weelde

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Project-MER-Verslag. Project: Twee nieuwe productie-installaties (waterstofperoxide en propyleenoxide) op de site van BASF Antwerpen N.V.

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Beslissing over het gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Uitbreiding activiteiten Compagnie Belge de Manutention in Gent

34013/110/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

Uitbreiding bij West Waste Treatment NV

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en hernieuwing van een gemengd veeteeltbedrijf in Ieper

Project-MER-Verslag. Project: Initiatiefnemer:

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

niet-technisch rapport

Richtlijnen milieueffectrapportage

Richtlijnen voor het Project-MER Spent Fuel Facility voor Kerncentrale Doel

Initiatiefnemer: Van Rooy Kathleen Hegge Ravels. 12 februari 2016 PRMER-PR2299-RL

MLVER/ /PAG/sdv

MLAV1/ /MV/lydr.

Milieueffectrapport voor een gemengd landbouwbedrijf met stalruimte voor legkippen en 50 runderen

Besluit van de Deputatie

Infomoment Verapazbrug

Richtlijnen milieueffectrapportage

Uitbreiding milieuvergunning pluimveehouderij. NV Sininvest, Moorslede (Roeselare)

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Hervergunning van de raffinaderij Petroplus

Besluit van de Deputatie

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Transcriptie:

administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Elektriciteitscentrale Ruien: uitbreiding van de centrale Ruien met een rookgasreiniging gekoppeld aan een hervergunning van de bestaande eenheden Initiatiefnemer: Electrabel 20 januari 2004 PRMER-009-GK

1 Inleiding De elektriciteitscentrale te Ruien omvat 6 productiegroepen waarbij groep 5 een repoweringinstallatie bevat. Sedert 1999 zijn de groepen 1 en 2 buiten dienst gesteld en ondertussen reeds gedeeltelijk gesloopt. Figuur 1.3.1 biedt een goed overzicht van de inplanting van de productiegroepen op de site. Electrabel heeft het voornemen om een rookgasreiniging te bouwen op de groepen 3, 4 en 5 van de elektriciteitscentrale te Ruien. Naar aanleiding van de bouw van de rookgasreiniging wenst Electrabel het meeverbranden van een aantal brandstoffen, die de productie van groene energie mogelijk maakt, uit te breiden. Momenteel is de elektriciteitscentrale te Ruien reeds vergund voor het bijstoken van onbehandeld houtafval en houtafval vergelijkbaar met onbehandeld houtafval als secundaire brandstof. Daarnaast wenst Electrabel de bouw van de rookgasreiniging te koppelen aan een hervergunning van de centrale vermits de lopende exploitatievergunning vervalt in 2009. Deze volledige hervergunning van de centrale omvat een nieuwe milieuvergunning voor alle vergunningsplichtige activiteiten. Voor de bouw van de rookgasreiniging en het verlengen van de bestaande kaaimuur dient een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd te worden. Het bouwen van de rookgasreiniging kadert in de evolutie van de regelgeving inzake de emissies van de stikstofoxides (NO x ) en zwaveldioxide (SO 2 ). In 2001 keurde de Europese Unie een nieuwe richtlijn (richtlijn 2001/80/EG) goed inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties. Deze richtlijn legt, naast de emissieplafonds voor bestaande installaties voor SO 2 en NO x, tevens nieuwe emissienormen vast zowel voor bestaande als voor nieuwe stookinstallaties. De centrale Ruien dient vanaf 01/01/2008 te voldoen aan de strengere emissienormen. De Europese Unie keurde daarnaast ook een richtlijn (Richtlijn 2000/76/EG) goed met betrekking tot het (mee)verbranden van afval. Vermits de centrale Ruien (groepen 3, 4 en 5) dient beschouwd te worden als een meeverbrandingsinstallatie zijn de normen opgenomen in deze richtlijn ook van toepassing. De elektriciteitscentrale Ruien komt door het meeverbranden- in aanmerking voor het bekomen van groenestroomcertificaten. Als Electrabel deze groene stroomcertificaten wil behouden dan dient de installatie vanaf 01/01/2006 te beantwoorden aan de strengste emmissiegrenswaarden, namelijk deze voor nieuwe stookinstallaties. Om aan deze voorwaarden te kunnen voldoen dringt het bouwen van een rookgasreiniging zich op. Het milieueffectrapport is opgesteld in toepassing van artikel 3 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen waarvoor een milieueffectrapport vereist wordt voor het exploiteren van thermische centrales en andere verbrandingsinrichtingen met een warmtevermogen van tenminste 300 MW, met inbegrip van het ombouwen op een andere brandstof van dergelijke thermische centrale. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 15 mei 2003. De terinzagelegging bij de milieudienst van Kluisbergen liep van 7 juni 2003 tot en met 6 juli 2003. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking aan het gemeentehuis, aanplakking op het perceel van inrichting en via een artikel in 2 gemeentelijke maandbladen. Parallel werden de adviezen bij de administraties (AMINAL Afdeling Bos en Groen, Afdeling CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER-009 2

Milieuvergunningen en Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid sectie lucht -, AROHM Oost-Vlaanderen Cel Monumenten en Landschappen en Cel Ruimtelijke Ordening-, AWZ afdeling Bovenschelde, VMM, OVAM en Administratie Economie Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie ) en openbare besturen (De gouverneur van de Provincie Oost- Vlaanderen en het college van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Kluisbergen) gevraagd. De richtlijnen werden betekend op 23 juli 2003. Tijdens de milieueffectrapportage werd er overleg gepleegd: het ontwerprapport werd naar de verschillende administraties rondgestuurd voor opmerkingen, er werd een ontwerptekstbespreking georganiseerd op 2 december 2003, de opmerkingen op de ontwerptekst werden toegestuurd op 9 december 2003. Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 17 december 2003 en de goedkeuring ervan wordt met dit goedkeuringsverslag uiterlijk betekend op 26 januari 2004. Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel 4.3.5 1 van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. 2 Vorm en presentatie Het milieueffectrapport is naar de presentatie beoordeeld een verzorgd document geworden met aandacht voor degelijke illustratie (figuren, kaarten, tabellen en foto s). Het rapport bevat een inhoudstafel, een lijst van figuren, een lijst van tabellen, een lijst van foto s, een verklarende woordenlijst, een lijst van afkortingen, een voorwoord en een leeswijzer. Het rapport wordt aangevuld met 6 bijlagen, deze bijlagen omvatten ondermeer een overzicht van de referenties die in het rapport aan bod komen. Het rapport geeft op een heldere manier het concrete doel van dit milieueffectrapport aan. Het ontbreekt echter aan een duidelijk overzicht van de te volgen mer-procedure en waar de inspraakmomenten zich binnen deze procedure precies bevinden. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b De doelstelling zoals beschreven in het MER bestaat erin de effecten aan te tonen van enerzijds de geplande investering en anderzijds van de bestaande inrichting (in het kader van een volledig hervergunning van de centrale) op het omliggende milieu. Het bouwen van de rookgasreiniging op de groepen 3, 4 en 5 is te verantwoorden in het licht van de nieuwe Europese regelgeving inzake de emissies van de stikstofoxides (NO x ) en CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER-009 3

zwaveldioxide (SO 2 ). De elektriciteitscentrale te Ruien dient vanaf 1 januari 2006 te beantwoorden aan de emissiegrenswaarden voor nieuwe stookinstallaties. 4 Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het voorgenomen project is het voorzien van een rookgasreiniging op de groepen 3, 4 en 5 van de elektriciteitscentrale te Ruien. De rookgasreiniging zal de volgende installaties omvatten: de stikstofoxideverwijderingsinstallatie (DeNO x ), de elektrofilters en de rookgasontzwavelingsinstallatie. De verschillende groepen van de centrale Ruien (met uitzondering van de gasturbine die uitsluitend op aardgas werkt en groep 6) zijn reeds uitgerust met elektrofilters om de stofuitstoot te beperken. Voor de NO x -verwijdering wordt in het rapport aandacht besteed aan de werking en de vooren nadelen van 2 procestechnische alternatieven meer bepaald selectieve katalytische reductie (SCR) en niet-selectieve katalytische reductie (SNCR). Inzake emissiereductie van stikstofoxides worden beide technieken als best beschikbare technologie beschouwd. Voor de NO x -verwijdering in de elektriciteitscentrale Ruien wordt geopteerd voor het SCR-proces vermits het dankzij de katalysator mogelijk is om de reactie te laten verlopen bij een veel lagere temperatuur (300 à 400 C) dan bij SNCR het geval is. Per groep (enkel groepen 3, 4 en 5) wordt een individuele DeNO x voorzien, deze wordt opgesteld voor de elektrofilters. Voor de stikstofverwijdering uit de rookgassen is ammoniakwater nodig. Het ammoniakwater zal opgeslagen worden in 2 nieuwe dubbelwandige tanks op de site met elk een opslagcapaciteit van 1.000 m 3. In het rapport wordt ook aandacht besteed aan de werking en de voor- en nadelen van natte wassers, semi-droge gasreinigers en droge gasreinigers als procestechnische alternatieven. Uit een studie uitgevoerd door het Vito in opdracht van het Vlaams Gewest volgt dat het natte kalksteen/gips-procédé de best beschikbare technologie is voor de reductie van zwaveldioxide-emissies voor stookinstallaties met een thermisch vermogen groter dan 300MW bij gebruik van een brandstof met een zwavelgehalte van 1% of meer. Gezien de aard van de brandstof en de vermogens van de groepen 3, 4 en 5 is deze vaststelling van toepassing op de centrale Ruien. Voor de elektriciteistcentrale Ruien zal de ontzwaveling van de rookgassen dan ook gebeuren volgens het natte kalksteen/gips-procédé en deze ontzwaveling zal gemeenschappelijk gebeuren voor de drie groepen (groepen 3, 4 en 5). De installatie zal worden opgesteld na de elektrofilters. Bij de ontzwaveling zullen niet enkel SO 2 maar ook andere zuren (HCl, HF) aan de rookgassen onttrokken worden en een belangrijk deel van het overblijvende stof zal uit de rookgassen gewassen worden. Het rookgasontzwavelingsprocédé levert een belangrijke hoeveelheid gips als reactieproduct. Het gips zal afgevoerd worden per schip en zal gerecycleerd worden als grondstof in de gipsverwerkende industrie. Behalve het voorzien van een rookgasreiniging wenst Electrabel voor de centrale te Ruien ook het pakket aan hernieuwbare energiebronnen die meeverbrand worden uit te breiden. Momenteel worden onbehandeld houtafval en houtafval vergelijkbaar met onbehandeld houtafval dat voldoet aan de bepalingen voor secundaire grondstof als brandstof meeverbrand. Het huidig gebruik van hernieuwbare energiebronnen bedraagt ongeveer 190.000 ton/jaar. Electrabel wenst de mogelijkheid te voorzien om biomassa-afval onder de vorm van plantaardig afval uit de levensmiddelenindustrie (bijkomend aan het houtstof en de houtsnippers), restproducten uit de voedingsnijverheid (voorbeelden: olijfpitresidu s, CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER-009 4

tomatenpitten en velletjes, aardappelschillen,..), verontreinigd behandeld houtafval (als substitutie van biomassa-afval dit zowel als vervanging voor houtstof als houtsnippers), andere niet-gevaarlijke afvalstoffen en RWZI-slib mee te verbranden. Het toekomstig verbruik van hernieuwbare energiebronnen zal vergelijkbaar zijn met de huidige toestand (190.000 ton/jaar), het maximale verbruik zal 250.000 ton/jaar bedragen. De voorziene wijzigingen houden voornamelijk verband met wijzigingen in de aard van de brandstoffen en niet in de hoeveelheid brandstoffen. In het kader van het project dient de bestaande kaaimuur stroomopwaarts met ongeveer 80 m te worden verlengd om over voldoende capaciteit te beschikken voor het laden en lossen van de schepen. Door deze verlenging zullen 2 schepen gelijktijdig kunnen aanmeren zonder daarbij de scheepvaart op de Schelde te hinderen. Het verlengen van de kaaimuur is een Publiek Private Samenwerking tussen de N.V. Zeekanaal en Electrabel. Figuur 1.3.9 en figuur 1.3.10 bieden een duidelijk overzicht van de inplanting van de rookgaszuivering en de kaaimuur op de site. 5 Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f Een overzicht van de relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden is opgenomen in bijlage 6 van het rapport. In dit overzicht wordt aangegeven voor welke in het rapport behandelde disciplines deze randvoorwaarden relevant zijn. De randvoorwaarden worden verder besproken en getoetst aan het project per discipline in deel 5 analyse van de effecten. Het overzicht van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden vormt een belangrijk onderdeel van het rapport en dient eigenlijk deel uit te maken van het rapport zelf in plaats van opgenomen te worden in een bijlage. In de overzichtstabel van de relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden is geen sprake van Natura 2000-gebieden, d.i. Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden, deze worden wel behandeld bij de discipline fauna en flora. Op p.295 wordt gesteld dat Natura 2000 gebieden niet relevant zijn voor het project maar desondanks wordt op p.336 het project getoetst aan deze juridische randvoorwaarde. De toetsing aan voorwaarden waarvoor gesteld wordt dat ze niet relevant zijn voor het project gebeurt ondermeer ook voor het bosdecreet en voor wettelijke maatregelen ter bescherming van dieren en plantensoorten. 6 Algemene methodologische aspecten In deel 5 wordt per discipline de gehanteerde methodologie toegelicht. Het rapport bevat geen ingreep-effectenschema waarbij aangegeven wordt welke directe en indirecte effecten te verwachten zijn. CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER-009 5

7 Bestaande toestand en milieueffecten 7.1 Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art.4.3.7. 1,1, g In deel 5 wordt per discipline de referentiesituatie van het gebied goed beschreven en worden de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten goed aangegeven. De lezer krijgt een goed overzicht van de huidige status van het studiegebied. Een overzicht van de huidige vergunningstoestand vindt men op p.42-43 van het rapport. 7.2 Milieueffecten en milderende maatregelen art.4.3.7. 1,2, a, b, c Deel 5 beschrijft en beoordeelt de milieueffecten voor de disciplines lucht, geluid, oppervlaktewater, bodem, grondwater, mens en fauna en flora. Milderende maatregelen worden voorgesteld per discipline. In de discipline lucht wordt geurhinder, de emissie van SO 2, NO x, CO, stof, zware metalen, chloriden, fluoriden, dioxines en furanen en de immissie van SO 2, NO x, CO, stof, Pb, Cd, chloriden en fluoriden behandeld. Voor de analyse van de toekomstige situatie worden 8 scenario s getoetst om de gewijzigde emissies enerzijds te wijten aan de ingebruikname van de rookgaszuiveringsinstallaties op de groepen 3, 4 en 5 en anderzijds aan de gewijzigde situatie inzake het meeverbranden te bepalen. Deze scenario s dekken de verschillende types van emissies en hun maximale waarde. De scenario s verschillen in brandstofmix en in de aard en hoeveelheid afval die meeverbrand wordt. Voor de discipline lucht dient volgende opmerking gemaakt te worden: er wordt ondermeer op p.76 en p.128 gesteld dat in Vlarem voor steenkool geen dioxinenorm opgenomen is en dit klopt. Maar op p.76 wordt gesteld dat geconcludeerd kan worden dat de gemeten totale concentratie van dioxines en furanen ruimschoots voldoet aan de Vlarem II-norm zijnde 0.1 ng TEQ/Nm 3 maar 0.1 ng TEQ/Nm 3 geldt niet als Vlarem II-norm. De DeNO x /DeSO x -installatie zal enerzijds zorgen voor een belangrijke vermindering van emissies van stikstofoxides en zwaveldioxides naar de atmosfeer en anderzijds heeft deze installatie ook een reducerend effect op de emissie van stof, chloride en fluoride naar de atmosfeer. Voor de discipline geluid kunnen volgende opmerkingen gemaakt worden. Op p. 151 wordt verwezen naar Vlarem II: besluit van de Vlaamse regering van 1 januari 1999 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake miliehygiëne. Het besluit van de Vlaamse regering dateert echter van 19 januari 1999 zn niet van 1 januari 1999. Op p.159 wordt gesteld Bovendien konden de tonale componenten, 266 Hz en 267 Hz, van de trekventilatoren van groepen 3 en 4 en 598 Hz van de trekventilator van groep 5 worden geïdentificeerd.. De tonale componenten van de trekventilatoren van groepen 3 en 4 zijn evenwel 266 Hz en 276 Hz in plaats van 266 Hz en 267 Hz wat ook blijkt uit tabel 5.2.3. Op p.160 wordt in de tekst gesteld dat De houtstofinstallatie bij een latere inspectie kon het immissierelevante geluidsvermogenniveau worden ingeschat op 98 db(a) met gesloten poort.. De 98 db(a) CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER-009 6

geldt echter bij open poort en niet bij gesloten poort wat ook blijkt uit de legende bij figuur 5.2.5 op p.160. Het specifieke geluid veroorzaakt door de volledige centrale, in haar huidige toestand, is na correctie voor tonaliteit hoger dan de richtwaarde die vooropgesteld wordt in Vlarem II in de wettelijk vastgelegde evaluatiepunten. Hiermee rekening houdend laat de exploitant een saneringsplan opstellen en uitvoeren. De lopende afwerking en eventuele bijkomende sanering van de houtvergasser moet er voor zorgen dat voldaan wordt aan de eisen opgelegd door Vlarem II. De exploitant engageert zich in het kader van dit saneringsplan vrijwillig om de specifieke immissie van de transformatoren van groep 5 en 6 zodanig te beperken dat de tonaliteit in de specifieke immissie die ze veroorzaken, verdwijnt. In een tweede stap van het saneringsplan zal nagegaan worden of nog bijkomende maatregelen nodig zijn. De geplande nieuwe installatie bevat een aantal toestellen die potentieel een significante negatieve impact kunnen hebben op de specifieke immissie. Door voldoende strenge specificatie en het eventueel aanbrengen van de nodige omkastingen en geluiddempers wordt het technisch mogelijk de bijkomende installaties te exploiteren zonder meetbare negatieve impact op het geluidsklimaat in de buurt van de centrale. Voor de discipline oppervlaktewater kan gesteld worden dat de rookgasreiniging zal zorgen voor een verhoging van het waterverbruik (voornamelijk Scheldewater voor de DeSO x en gedemineraliseerd water voor de DeNO x ) en van de concentratie van bepaalde stoffen in het afvalwater. Uit de berekening van de effecten van deze lozing op het Scheldewater blijkt dat de toename van de concentratie van de polluenten in de Schelde ten opzichte van de referentiesituatie niet meetbaar is (de toename blijkt in alle gevallen kleiner te zijn dan de meetfout). Hierbij dient opgemerkt te worden dat de emissieconcentratie voor de meeste parameters af zal nemen naar mate de concentratie van deze stof in het Scheldewater vermindert. Wanneer dus de kwaliteit van het Scheldewater verbetert, zal ook de kwaliteit van het geloosde afvalwater verbeteren. Bij de beoordeling van de effecten voor de discipline bodem en grondwater wordt ondermeer aandacht besteed aan risicolocaties voor verontreinigde bodem en grondwaterverontreiniging. Er is een beschrijvend bodemonderzoek nodig om de omvang van de bodemverontreiniging vast te stellen. Het voorstel tot beschrijvend bodemonderzoek is conform verklaard (18/07/2003). Om de impact van de exploitatiefase en het onderhoud op de grondwaterkwaliteit te milderen wordt voorgesteld om het ontrokken water van de bemalingen eerst te zuiveren alvorens het te lozen of alvorens het te gebruiken voor retourbemaling en om de tijdelijke opslag van natte vliegassen en korrelassen te voorzien in een afgesloten ingekuipte of overdekte opslagplaats. De rookgasreining zal zorgen voor een afname van zure deposities naar bodem en grondwater. Voor de discipline mens dient opgemerkt te worden dat de nieuwe methodologie uitgewerkt door de gezondheidsinspectie niet echt gevolgd werd. Er kan geconcludeerd worden dat er voor de receptor mens geen significante effecten zich zullen voordoen. Voor de discipline fauna en flora dient opgemerkt te worden dat de slechtvalk zich bevindt op de schouw van Ruien 6 en niet op de koeltoren zoals gesteld wordt op p.331. De rookgasreining zal zorgen voor een afname van zure deposities naar fauna en flora. De afstand van de centrale Ruien tot de grens met het Waalse Gewest bedraagt ongeveer 2 km. Bijgevolg zijn gewestgrensoverschrijdende effecten te beschouwen voor wat betreft SO 2 CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER-009 7

en NO x. Deze effecten zullen geringer zijn in de toekomstige situatie dan in de referentiesituatie vermits de rookgasreiniging - die in dit project voorgesteld wordt - zal zorgen voor een reductie in emissie van SO 2 en NO x. 7.3 Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e In deel 2 analyse van de alternatieven wordt aandacht besteed aan project- en procestechnische alternatieven. Het bepalen van milieueffecten gebeurt enkel voor de rookgasreiniging die gepland is in het kader van het project vermits het hier gaat over de best beschikbare technologie. 8 Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 De leemten in de kennis worden per discipline behandeld in een afzonderlijke rubriek. Hierbij wordt opgave gedaan van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Er wordt aangegeven hoe met de vastgestelde leemten is omgegaan. Deel 8 biedt een overzicht van de leemten in kennis. 9 Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d Deel 9 van het rapport behandelt de monitoring en evaluatie. Hierin worden een aantal op te starten monitoringprogramma s voorgesteld en hierbij wordt aangegeven in welk kader de monitoring plaats vindt. 10 Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e Deel 10 algemeen besluit geeft een disciplineoverschrijdende en duidelijk leesbare samenvatting van de verwachte gevolgen voor het milieu. Een conclusie omtrent het project en de milieu-effecten ontbreekt. CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER-009 8

11 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 Deel 7 behandelt enkel de investering die gepaard gaat met het project en de tewerkstelling die aan de investering gekoppeld kan worden. 12 Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. De tekst omvat de nodige relevante figuren en kaarten. 20 januari 2004, ir. M. CHERRETTE Afdelingshoofd CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER-009 9