p x RIJKSWATERSTAAT DIRECPIE ZUIDERZEEWERKEN Afd. AN-Planstudie. Memorandum ZZAP-M-77.00.03 \\\ Het commentaar van "Uitwaterende Sluizen" op nota a (,1589 286 van ZZW, RIZA en RIJP (Waterstaatkundige werken / en waterkwaliteit in het IJsselmeergebied). \, 1. Inleiding Bij brief nr. 2642/BJ did. 4 januari 1977 (ZZW nr. 000150) heeft het ~ooqheemraadscha~ van de uitwaterende sluizen in Kennemerland en West-Friesland (U.S.) commentaar geleverd op nota 286 van februari 1975. Het commentaarstaat in de bijlaqen IIIen IV van een aan het bestuur van U.S. gerichte brief (waarschijnlijk) af- komstig van de Technische Dienst van U.S. Onderstaand zal steeds naar deze bijlagen I11 en IV worden verwezen. Naast opmerkingen in de bijlagen I11 en IV die geheel in overeenstemming zijn met de nota en die bedoeld'zijn ter voorlichting van het bestuur van U.S. staan in de bijlagen.'opmerkingen die U.S. bij ZZW ter discussie zou willen stel- 1en.Deze opmerkingen betreffende de volgende onderwerpen:.- de watervoorzieningsmogelijkheden '- de te verwachten waterkwaliteit op het Markermeer, resp. het Westelijk Randmeer - het gewenst c.q. ongewenst zijn van lozingen van Noord-.Holland op het Markermeer, resp. het ~estelijk Randmeer - de achteruitgang,van de lozingsmogelijkheden van Noord- Holland na uitvoerinq van de Markerwaard.,,: de vrees dat in de nota genoemde getallen bindend zouden zijn voor U.S... ~ 2.'De'watervoorzieningsmogelijkheden..Op pag. 2 en 3 van bijlage I11 worden de voorraden op het. Markemeer, resp. Westelijk Randmeer als te klein beschouwd omdat deze bij een peilvariatie van 0,10 m (tussen N.A.P., a 6-0.20 m en N.A.P. -0,30 m) slechts ca. 60.10 resp. 20.10 6
bij een onttrekking van 50 m3/s. Hierbij zijn de volgende opmerkingen te maken: 1) Een voorraad dient 'om perioden waarin de aanvoer kleiner is dan de onttrekking.te overbruggen. Ten onrechte wordt dus qedaan alsof alleen de voorraad aanweziq is. Deze overbrugginqstijd kan veel langer'iijn dan 14 resp. 4,5 etmalen. 2) Voor Noord-Holland is niet alleen de voorraad van het Mar- kermeer, resp. Westelijk Randmeer beschikbaar maar ook die van het IJsselmeer. Voor de ~atervkorzienin~ k$n het beste de combinatie IJsselmeer-Markermeer (of randmeer) als een eenheid opgevat worden die ter.beschikking staat aan alle gebruikers., Overigens worden de in de toekomst te verwachten tekorten in- tegraal door RWS onderzocht m.b.v. WAMAMO. Hiermee kunnen ook de nodige peilverhogingen worden bestudeerd. 8 3. De te verwachten waterkwaliteit op het Markermeer resp. het Westelijk Randmeer. U.S. is er niet gerust op dat de waterkwaliteit in het Marker- meer of het Westelijk Randmeer voldoende zal zijn. Aandachtspunten zijn: het chloridegehalte, de fosfaatbelastinq en de verzadiginq van ~~sseimeerslib'inet zware metalen. M.b.t. het chloridegehalte wordt gesteld (zie ook par.4) dat het beter is dat Schermerboezem en Waterland niet meer op het Westeli jk Randmeer lozen,. M.b.t. het fosfaatgehalte heeft Schermerboezem detailkritiek op de berekeningen die echter voor het totaalbeeld niets ver- anderen. I I M.b.t. verzadiging met zwa';e metalen stelt U.S. dat voorzich- tigheid betracht moet worden als het gaat om inpoldering van de Markerwaard omdat dit de waterkwaliteit in het Westelijk (I Randmeer nadelig zou kunnen beinvloeden. Deze problematiek, staat echter min of meer 10s van de Markerwaard. Bij dreigende verzadiqinq van het IJsselmeerslib zal sanering drinqend nodiq zijn, ook zonder Markerwaard..,Blz. 7 van bijlage IV stelt dat extra watertoevoer naarschermerboezem geen' gevolqen voor de entrofieerinq van het Weste- '
lijk Randmeer zal hebben daar bij de vrij lage fosfaat- gehalten geen "zelfreiniqing" meer optreedt. Echter juist bij een lage belasting met fosfaten kan extra fosfaattoe- voer de entrofieering relatief sterk bevorderen. Dit commen- taar van U.S. lijkt overiqens niet in overeenstemminq met het commentaar op blz. 7 v& bi jla'qe N (Ze alinea). 4. Het gewenst c.q. ongewenst zijn van lozingen van Noord-Hol- land op het Markermeer, resp. het Westelijk Randmeer. U.S. stelt (en heeft ook in het verleden dit meermalen mon-. deling gesteld) dat het voor de waterkwaliteit van het Mar- kermeer en zeker van het Westelijk Randmeer qewenst is dat na voltooiing van de Tweede Oostvaardersdijk, resp. van de Markerwaard, beter is ook de lozingen van Noord-Holland (Wa- terland, Schermerboezem, westerkogqe')'naar elders af te leiden. Zie bijlage 111, paq. 6 waarin gepleit wordt voor een nadere studie naar de zinvolheid van'het afleiden van deze,lozingen, na de bouw van'de Tweede Oostvaardersdijk en bijlage IV, pag. 6 (commentaar bij blz. 1) waarin U.S. het opmerkelijk zegt te vinden dat ~oord-~olland op het Westelijk Randmeer kan blij- ven lozen. Dit zou 0.a: kwalitatief onqewenst zijn. I I Hierbij is het volqende op te merken: De Noord-Hollandse waterschappen hebben zelf belanq bij aflei- ding van hun lozinqen naar elders en zijn daar pbk vrij in. Verlaginq van het chloridegehalte kan qeen motief zijn deze afleiding door RWS te laten betalen. siechts als de N-Z-kop- peling zou wo;den uitgevoerd hebben ook. anderen belanq bij een lager chloridegehalte. In het kader van de voor de N-Z- koppeling uit te voeren werken zou dan wellicht ook over de afleiding en de financiering daarvan gesproken kunnen worden. Uit een oogpunt van bestrijding van de entrofieering van het Westelijk Randmeer (of van het Markermeer) lijkt afleidinq van de lozingen van Noord-Holland inderdaad een verbetering. Het effect is ook afhankelijk'van de mate van mobilisatie Van., nutri8nten uit. de'boden na vermindering van de belasting van het oppervlaktewater. Hiervan kan nog niet veel worden gezeqd. (Wat is de snelheid van deze mobilisatie en raakt deze na ja- ren uitgeput?] Wanneer het Westelijk Randmeer als transport-
.weg voor de N-Z-koppeling wordt gebruikt of als Schemer-. boezem meer water zal gaan innemin in de toekomst zal het effect van afleiding ook weer (wat)kleiner worden. Over de financiering van deze afleiding kunnen twee stand-,. punten ingenomen worden: 1) U.S. is kwalitatief waterbeheerder in Noord-Holland en1 verantwoordelijk voor de kwaliteit van,de lozingen. Maatregelen moeten door U.S. worden genomen en gefinan- cierd. (De middelen hiervoor zullen we1 ontbreken omdat de huidige heffingen alleen op de zuurstofbelastende stoffen zijn gebaseerd). 2) ZZW heeftals waterbeheerder medeals doelstelling een goede waterkwaliteit in de te vormen randmeren te bevor- deren. De afleiding van delozingen kan ddn in het kader van de Zuiderzeewerken worden gefinancierd. Het initia- tief behoort dan bij ZZW te liggen. 3. 5. De achteruitgang van'ae lozingsmogelijkheden van Noord-Hol- land na uitvoering van de Markerwaard. In bijlage IV pag. 6 stelt U.S. dat het zeer de vraag is of de lozingsmogelijkheden van Noord-Holland (Schermerboezem) in tijaen van groot waterbezwaar reeel blijken te zijn. U.S. heeft bij andere gelegenheden steeds gesteld dat ZZW verantwoordelijk is voor achteruitgang van de lozingsmoge-. < lijkheden en daarom ter.cornpensatie een gemaal zou moeten financieren (aan het rkdqeer of elders). Hierbij is het volgende op te merken: De lozingscapaciteiten zullen na uitvoering van de,marker- vjaard kleinkr zijn dan in de huidige situatie door een snel- lere stijging van het peil in perioden met groot waterbezwaar. De huidige situatie kan echter als een tijdelijk gunstige si- tuatie worden gezien (na aanleg van de dijk Enkhuizen - Le,ly-.stad z'ijn de peilen in perioden van groot waterbezwaar la- ger dan v66r deze aanleg). ZZW heeft zich altijd op het stand-,. punt gesteld dat de situatie na aanleg van de Markerkaard.niet ' ongunstiger is dan de situatie voor de afsluiting van de Zui-. derzee en dat U.S. daarorn geen claim kan doen gelden.
6. De vrees dat in de nota genoemde getallensbindend zouden :, zijn voor u.s.. (zie bijlage IV, pag. 6, opm. 1 en 2). De in de nota genoemde getallen (debieten e.d.1 zijn niet als bindende maxima bedoeld. De nota is geen beleidsnota maar een studienota die het effect van uit te voeren werken beki jkt. : Lelystad, 2 januari 1977.!, 9, H.W.B. van der Molen.