COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN COMMISSIE BMZ ALGEMEEN BESTUUR Onderwerp: Besluitvorming oevererosie - aanbod Rijkswaterstaat Nummer: 774438 In D&H: 10-12-2013 Steller: mr K. Wijma In Cie: BMZ 21-01-2014 Telefoonnummer: (030) 634 5958 SKK Afdeling: Juridische Zaken In AB: Portefeuillehouder: Poelmann Dit onderwerp wordt geagendeerd ter kennisneming ter consultering ter advisering In de vergadering van 10 december 2013 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden besloten: 1. Het aanbod van Rijkswaterstaat gedaan bij brief d.d. 13 september 2012 te accepteren voor de gevallen van 2006 en 2009 (inhoudende een vergoeding voor de helft van de kosten te weten 192.500,-), met de kanttekening dat de visie over de verantwoordelijkheid voor het bestrijden van de oevererosie niet gedeeld wordt in zijn uitwerking; 2. Aan te geven wat onze werkwijze zal zijn voor toekomstige gevallen van oevererosie, te weten de waterbeheerder, veelal eigenaar van de oevers die eroderen, aanspreken op zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 3.16 van de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009; 3. De stukken ter kennisneming aan te bieden aan de commissie BMZ. Korte inhoudelijke omschrijving: Hierbij willen wij u informeren over de voortgang in het dossier Oevererosie Klaphek en het aanbod van Rijkswaterstaat. Hierna volgt kort de aanleiding, uitkomst van de second opinion en ons besluit hoe in te gaan op het aanbod. In het dossier Oevererosie Klaphek is door Rijkswaterstaat een aanbod gedaan bij brief van 13 september 2012. Het aanbod hield in: - ons standpunt over de verdeling van de verantwoordelijkheden rondom het bestrijden van de oevererosie niet te delen, echter - nu de beslissing al zo lang was uitgebleven toch voor beide oude gevallen uit 2006 en 2009 een vergoeding toe te kennen van 50% van de gemaakte kosten. Daarop hebben wij van onze advocaat een advies gevraagd en vervolgens aan uw college voorgelegd hoe om te gaan met dit aanbod. Naar aanleiding van het voorstel van 27 november 2012 is er gevraagd naar een second opinion van hoogleraar Europees en nationaal waterrecht, prof. dr. mr. H.F.M.W. van Rijswick (bijlage 1). Haar advies komt in grote lijnen overeen met het advies van onze advocaat. Het advies bevat drie onderdelen, te weten: 1. advies hoe om te gaan met het aanbod. Kort gezegd is er de mogelijkheid om een actie onrechtmatige daad in te stellen, indien dat niet tot het gewenste resultaat leidt omdat de rechter tot de conclusie komt dat sprake is van rechtmatig handelen, dan kan een verzoek om nadeelcompensatie worden gedaan. Om in gezamenlijk overleg tot een oplossing te komen is eveneens denkbaar dat het aanbod van Rijkswaterstaat om de kosten te delen wordt geaccepteerd. Daarbij is van belang dat de geldende Keur de mogelijkheden geeft om verdere schade te voorkomen door expliciete gebods- en verbodsbepalingen in de Keur en deze te handhaven. 2. advies hoe om te gaan met toekomstige gevallen van oevererosie. Geadviseerd wordt om Rijkswaterstaat aan te spreken op haar zorgplicht zoals in neergelegd in artikel 3.16 van de Keur. Daarbij kan worden aangegeven welke maatregelen wij van Rijkswaterstaat verwachten om schade te herstellen c.q. welke maatregelen nodig zijn om verdere schade te voorkomen. 774438-1 -
3. het laatste advies ziet op een aanpassing van de Keur, waardoor meer expliciet in de verbodsbepalingen wordt gemaakt dat schade toebrengen aan de waterkering door natuurvriendelijk oeverbeheer verboden is c.q. het zonder vergunning niet toegestaan is om in de beschermingszone oevererosie te laten ontstaan. Handhaving zal dan via strijd met de vergunningplicht kunnen plaatsvinden. Mede op aangeven van het advies van Prof. Van Rijswick is opnieuw (ambtelijk) overleg gezocht met Rijkswaterstaat. Dit overleg heeft op 17 oktober jl. plaats gevonden. In dit overleg heeft Rijkswaterstaat nog eens toegelicht hoe zij in dit dossier staan en hoe zij tot het aanbod gekomen zijn. Duidelijk is wel dat wij het enige waterschap zijn die over verantwoordelijkheid voor de bestrijding van oevererosie (nog) in gesprek is met Rijkswaterstaat. Kort samengevat stellen zij zich op het standpunt dat zij alleen gehouden zijn iets te vergoeden als zij iets actiefs doen, bijvoorbeeld schade bij uitvoering van werkzaamheden. Daarnaast is een vergoeding mogelijk als gevolg van het wijzigen van normeringen. In deze casus, waarin er sprake is van een niet handelen, vinden zij niet dat zij gehouden zijn wat te vergoeden. Tot op zekere hoogte is dit nieuw terrein voor hen, feitelijk wordt er een politieke keuze gemaakt en men wacht af hoe ver men komt. Uit het overleg kwam tevens naar voren dat de honorering van onze aanvraag voor een bijdrage uit het nhwbp voor de oeverherstelactie 2013 niet in lijn is met de tot nu toe gehanteerde werkwijze. De oeverherstelactie 2013 moet nog wel in een subsidievaststellingsbeschikking worden vastgelegd. De subsidieregeling die hierop van toepassing is zal op 1 januari 2014 ingaan. Dus het is afwachten of onze aanvraag ook echt wordt gehonoreerd. Hoewel wij in het overleg met Rijkswaterstaat via verschillende invalshoeken ons standpunt naar voren hebben gebracht, wordt er weliswaar begripvol geluisterd, maar leidt het niet op voorhand tot een ander standpunt. Wel is afgesproken dat indien de situatie zich voordoet dat wij voornemens zijn Rijkswaterstaat aan te spreken op het naleven van de zorgplicht, wij hierover eerst contact met elkaar zullen opnemen. Wij hebben daarom besloten: het aanbod van Rijkswaterstaat gedaan bij brief d.d. 13 september 2012 te accepteren voor de gevallen van 2006 en 2009, met de kanttekening dat de visie over de verantwoordelijkheid voor het bestrijden van de oevererosie niet gedeeld wordt in zijn uitwerking; voorts aangeven wat onze werkwijze zal zijn voor toekomstige gevallen van oevererosie, te weten de waterbeheerder, veelal eigenaar van de oevers die eroderen, aanspreken op zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 3.16 van de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009. Bijlage: 1. Advies prof.mr.dr. H.F.M.W. van Rijswick d.d. maart 2013 774438-2 -