10. 11. b - 8. een dikke vetlaag hebben. een dunne vacht hebben. een middagdutje doen. een witte vacht hebben. hele grote oren hebben



Vergelijkbare documenten
11. o f e. d i. Apenrots Leeuwenterras Kleine-Zoogdierenhuis Uilenruïne Californische zeeleeuwen Insectarium

Evolutie. Bovenbouw VO

Antwoorden Biologie Thema 5

LESPAKKET ORDENING EN EVOLUTIE

* makkelijk (voor kleine kinderen) ** normaal (voor kinderen) *** moeilijk (voor volwassenen)

Evolutie, wat is dat nu feitelijk?!

WIE DURFT MIJ BETER TE LEREN KENNEN? WIE DURFT MIJ BETER TE LEREN KENNEN?

Werkbladen Voortgezet onderwijs. Naam leerling:

Darwin en de evolutieleer

Evolutie. Basisstof 4 thema 5

SPEURTOCHT. Groep 7 en 8

Rondleidingen ZOO Antwerpen

Lesboek bovenbouw havo/vwo

Stokstaartje. Inhoud. 1. Wat is een stokstaartje. 2. Mijn familie onder de grond

Kijk je mee? Oerwoud. 2006, Parasol N.V. België

Voeding. klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

Lesboek onderbouw klas 1 & 2

Lesboek onderbouw klas 1 & 2 WIE DURFT MIJ BETER TE LEREN KENNEN? WIE DURFT MIJ BETER TE LEREN KENNEN?

SAFARIPARK BEEKSE BERGEN

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van

RATELSLANGEN PEKARI S

WOLF. Huilend roofdier

1. Fossielen, dood of levend?

Oefeningen niveau 2 Reeks 1

Kaartenset gewervelde dieren

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

dieren in de dierentuin

Beestige bundel van: 1

1. Mensapen (mensapengebouw, binnen en buiten) Welke ledematen zijn het langst bij de chimpansee?

NATUUR EN TECHNIEK V OOR HET BASISONDERWIJS

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van

Voeding. Voor klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

WIE DURFT MIJ BETER TE LEREN KENNEN? WIE DURFT MIJ BETER TE LEREN KENNEN?

SPEURTOCHT THEMA DESERT. voor groep 8. In-/uitgang

Spreekbeurt over Burgers Zoo

Eencellige en meercellige organismen

Adam geeft de dieren namen

Oele de uil vertelt over hoe de verschillende dieren de winter doorkomen

DE IJSBEER. Super speurneus

Evolutie: De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.

het het varken varken de krokodil krokodil de haai de haai het zeepaardje het

En toen kwam Darwin. On the origin of species. 1. Het ontstaan van het leven. Fossielen. 2. Getuigen van deevolutietheorie

Limburgs Landschap. natuurboekje van

DE WOLF. Huilend roofdier

Lesactiviteit 2.1 Aanpassingen vogels algemeen en die van kusttrekvogels

1. Fossielen, dood of levend?

Adam geeft de dieren namen

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Galápagos-eilanden. Inleiding. Inhoudsopgave. 1. Algemeen

Auditieve oefeningen bij het thema de dierentuin

Zintuigen. voor klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

HET STOKSTAARTJE. Aardmannetje

KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN

Lesboek VMBO 3/4 & HAVO 3

Speurtocht voor groep 5 en 6 van het basisonderwijs

Voortbeweging. Groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs

Evolutie - natuurlijke selectie

Kwelder. Planten en zout water. Proefje. VO onderbouw

Werkblad schedels groep 1

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Arie Aardvarken. Lesbrief. Tips

Naam:...

SPEURTOCHT. Groep 7 en 8. Met deze speurtocht loop je door de hele dierentuin. Beantwoord de vragen, verzamel alle letters en raad het geheime woord!

RONDLEIDINGEN ZOO ANTWERPEN

14 Speuren naar dieren Handleiding voor begeleiders 01

Elena gaat naar de dierentuin

inh oud 1. Dieren in de winter 2. De egel 3. De vleermuis 4. De eekhoorn 5. De merel 6. De ree 7. De pad 8. Het lieveheersbeestje 9.

ONTDEKKINGSTOCHT. Veel plezier! Deze speurtocht is voor de hele familie! De sterretjes geven aan hoe moeilijk de vragen zijn. makkelijk moeilijk

Paleontologie, de studie van fossielen die gebruikt wordt om een beeld te krijgen over de geschiedenis van het leven op aarde.

RONDLEIDINGEN ZOO PLANCKENDAEL

LESPAKKET ORDENING EN EVOLUTIE

Rondleidingen Planckendael

Zintuigen. klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

Informatieles Vleermuizen

Arie Aardvarken. Lesbrief

Lesbrief T. rex voedselweb

5,9. Werkstuk door een scholier 1441 woorden 9 juni keer beoordeeld

VOEDING. groep 8 / brugklas VO

Spel 0 Adam woont in het paradijs. God praat elke dag met Adam. Hij mag alle dieren een naam geven. Wij gaan Adam helpen.

Op pad met de Moeflon, een lesbrief over moeflons en hun leefomgeving op De Hoge Veluwe.

SPEURTOCHT. Groep 5 en 6. Deze speurtocht bestaat uit twee delen.

SAFARIPARK BEEKSE BERGEN

LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD

Herman gaat met zijn dochter Lies naar de dierentuin. Joppie de hond gaat ook mee. Ze gaan gelijk naar de apen, die dicht bij de ingang zijn.

Volg de wandelroute, dan zie je alle dieren!

Dit dier lijkt op mij

Noach. moest een ark gaan bouwen Ans Heij - de Boer /

Reflectiekaart. Vooraf: Wat moeten ze kunnen: Wat moeten ze kennen: Omschrijf wat kinderen volgens jou moeten kennen en kunnen

Werkblad Bionica. Duur: 1 uur - 1,5 uur.

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Deze bijlage bevat informatie.

hands on evolutie voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs Midshipmens berth Gangway Whaleboat Poop cabin Captains Store-room Gun room Water

Hier zien jullie alweer de zesde uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw.

Sporen opsnorren docentenhandleiding

Amfibieën. Les 1 Kenmerken amfibieën en de kikker. 1. De leerkracht vertelt dat de les gaat over hoe je amfibieën kunt herkennen.

15 Romp, staart en ledematen

ROVERS EN HUN PROOIEN

inhoud De oude eik 1. In het park 2. De delen van de eik 3. Herfst 4. Dieren helpen de eik. 5. Winter 6. Lente 7. Rupsen 8.

Bijlage VMBO-GL en TL

ROVERS EN HUN PROOIEN

SPEURTOCHT THEMA BUSH. voor groep 8 / brugklas VO

Transcriptie:

b - 8 10. Ga naar het verblijf van de fennek (in het Kleine-Zoogdierenhuis). Deze woestijnvos leeft in de Sahara (in Afrika) waar het in de zomer heel heet en droog is. In Noord- Amerika en Noord-Europa komt een andere vossensoort voor: de poolvos. Deze soort is juist aangepast aan extreme kou. Welke eigenschap is gunstig voor welke soort? gunstig voor de fennek gunstig voor de poolvos een dikke vetlaag hebben een dunne vacht hebben een middagdutje doen een witte vacht hebben hele grote oren hebben Hoe kom je nou van variatie naar verandering? Een dier met gunstige eigenschappen heeft over het algemeen een hogere overlevingskans (en zal dus langer in leven blijven), en het grootste voortplantingssucces (en zal dus meer nakomelingen krijgen). Na verloop van tijd zijn er dan ook meer dieren met deze gunstige eigenschappen. Dit noem je natuurlijke selectie: de natuur selecteert de best aangepaste individuen uit. Of een eigenschap wel of niet gunstig is hangt af van de omgeving. 11. De fennek stamt oorspronkelijk af van gewone vossen, die in een meer gematigd klimaat leefden. Lang geleden is een groepje van die vossen in de Sahara terecht gekomen. Leg in eigen woorden uit hoe uit die vossen de fennek is geëvolueerd. Gebruik in ieder geval de begrippen variatie en selectie in je antwoord. a i b e h 26 g f d c a beverratten b Gierenvolière c Californische zeeleeuwen d mammoetboom e algazellen f Insectarium g Pinguïnrots h chimpansees i Kleine-Zoogdierenhuis

De pauwenhaan vliegt onhandig met zijn lange staart. Pauwenhennen hebben echter een voorkeur voor de haan met zo'n gevaarlijk lange en mooie staart. werkblad evolutie bovenbouw voortgezet onderwijs "Nothing in biology makes sense, except in the light of evolution." - T. Dobzhansky (geneticus en evolutiebioloog, 1900 1975) mei2014

b-2 soort & omgeving W elkom in Artis! Dit werkblad leidt je langs planten en dieren door heel het park. Bekijk de dieren goed aan de hand van de vragen. Sommige vragen kun je beantwoorden met de illustratie (foto, tekening). De locaties waar naar wordt verwezen, vind je terug op de plattegrond aan de achterkant. In Artis zijn ongeveer 900 verschillende diersoorten in het echt te bewonderen. Dat lijkt heel wat, maar het is maar een fractie van alle soorten dieren die onze aarde bevolken. Wetenschappers schatten dat er wel miljoenen verschillende soorten dieren en planten op aarde leven. En iedere soort van kever tot kameel stelt weer andere eisen aan zijn omgeving. Elke soort is min of meer aangepast aan de omgeving waarin hij leeft, zowel qua anatomie (lichaamsbouw) als qua gedrag. Andere aanpassingen kunnen te maken hebben met hun interne organen of met bepaalde zintuigen. Laten we de koning van de savanne de leeuw als voorbeeld nemen. Leeuwen jagen op grote grazende zoogdieren. Zij hebben scherpe hoektanden (anatomie) en oefenen het jagen al op jonge leeftijd door te stoeien met leeftijdsgenoten (gedrag). Ze hebben een scherpe reuk (zintuigen) waarmee ze hun prooi kunnen opsporen, en hun spiercellen kunnen in korte tijd veel arbeid leveren (interne organen), wat nodig is voor een snelle achtervolging. Alleen de leeuwenman heeft lange manen op de schouders. Leeuwinnen hebben een voorkeur voor leeuwen met volle manen.

b - 7 natuurlijke selectie Evolutie gaat heel langzaam. Soorten passen zich stapje voor stapje aan nieuwe omstandigheden aan. Het was lange tijd een raadsel hoe evolutie precies werkt, totdat de Engelse bioloog Charles Darwin in 1859 het mechanisme beschreef dat er voor zorgt dat soorten veranderen: natuurlijke selectie 8. Ga naar het verblijf van de chimpansees. De chimpansees die je hier ziet zijn niet allemaal precies hetzelfde. Er zijn altijd wel (kleine) verschillen. Welke verschillen zie je tussen de chimpansees? Noem er twee. 9. Kijk eens naar jezelf en naar de leerlingen in je klas. Welke verschillen zie je bij jullie? Noem er weer twee. Wat is het voordeel of nadeel? In een groep dieren (van één soort) is altijd variatie. Sommige dieren hebben een nét iets dikkere vacht, zijn nét iets kleiner, kunnen nét iets beter zien in het donker, en noem maar op. Soms heeft dat dier helemaal niets aan zo n eigenschap. Maar bepaalde eigenschappen kunnen ervoor zorgen dat een dier iets beter aan zijn omgeving is aangepast dan zijn soortgenoten.

b - 6 4. Gibbons gebruiken hun handen om van tak naar tak te slingeren. Varkens en honden lopen op hun voorpoten. Zoek zelf in Artis naar twee zoogdieren waarvan de (voor)poten nog andere functies hebben. dier... dier... functie voorpoot... functie voorpoot... Er bestaan ook analoge organen: organen die juist dezelfde functie hebben. Analoge organen kunnen wel een verschillend bouwplan hebben. De vleugels van een vlinder en die van een vogel dienen beide om te vliegen, maar zijn een voorbeeld van analoge organen. 5. Hieronder staan zes dieren. Ga naar de verblijven van de eerste vier dieren en bekijk ze goed. Bekijk ook de foto's. Bij stokstaartjes staat één lid van de Mexicaanse roodknievogelspin (zie het Insectarium) de groep op wacht en speurt de de bij (zie het Insectarium) lucht af naar grote roofvogels. Bij de zwartvoetpinguïn (zie de Pinguïnrots) gevaar slaat hij alarm met geblaf de Jan-van-Gents (zie de Pinguïnrots) en duikt de hele groep de de stokstaartjes (zie foto) ondergrondse holen in. de vleermuis (zie foto) Geef aan of de volgende organen homoloog (h), analoog (a) of allebei (b) zijn. het exoskelet van de roodknievogelspin en het exoskelet van de bij het exoskelet van de bij en het inwendig skelet van de vleermuis de vleugels van de bij en de vleugels van de vleermuis de voorpootjes van de stokstaartjes en de vleugels van de vleermuis de snavel van de zwartvoetpinguïn en de snavel van de Jan-van-Gent 6. Kijk nog eens goed naar de zes dieren uit de vorige vraag. Welke dieren zijn volgens jou het meest aan elkaar verwant? Maak drie tweetallen. 1.... en... 7. 2.... en... 3.... en... De meeste vleermuizen klappen hun vleugels in als ze rusten. Ook mensen hebben homologe en analoge organen. Geef aan of de volgende organen homoloog (h), analoog (a) of allebei (b) zijn. jouw oog en het facetoog van een vlinder jouw nagels en de hoeven van een zebra jouw hand en de slurf van een olifant jouw tepels en de uiers van een kameel

b - 3 1 Ga naar de verblijven van de volgende drie dieren. Beschrijf steeds voor tenminste drie van de vier factoren op welke manier het dier is aangepast aan zijn omgeving. de beverrat (zie het Beverrattenverblijf) Beverratten komen uit Zuid-Amerika en leven in moerasachtige, waterrijke gebieden. Het zijn echte planteneters; ze eten onder andere wortels van waterplanten. anatomie gedrag interne organen zintuigen de vale gier (zie de Gierenvolière) De vale gier leeft in droge, bergachtige gebieden. De gier is een aaseter en leeft van de karkassen van (grote) zoogdieren. anatomie gedrag interne organen zintuigen

b - 4 de Californische zeeleeuw (zie het bassin van de zeeleeuwen) Zeeleeuwen zijn visetende zoogdieren. Je kunt ze onder andere in het wild zien aan de kust van de Stille Oceaan bij Californië (USA). anatomie gedrag interne organen zintuigen 2. Ook plantensoorten zijn aangepast aan de omgeving waarin zij leven. Hieronder staan drie planten die in Artis te vinden zijn. a b c mammoetboom (zie naast het zonnepaneel) Deze plant heeft een zachte, dikke bast die bij oudere exemplaren ruim een halve meter dik kan worden. cactussen (zie het plaatje rechts) De stengel van deze plant is bedekt met een dikke cuticula (een laagje was). grassen (zie bij de algazellen) De bladeren van deze plant groeien vanuit een groeipunt dat dicht bij de grond ligt. Cactussen beschermen zich tegen vraat met stekels. Deze ontstonden in de loop van de evolutie uit bladeren. Welke plant is aangepast aan welke omgeving? Licht je antwoord toe. Plant is aangepast aan gebieden waar het erg warm en droog kan zijn, want Plant is aangepast aan gebieden waar hoefdieren delen van de plant afbijten, want Plant is aangepast aan gebieden die regelmatig door bosbranden geteisterd worden, want

b-5 argumenten voor evolutie 3. Alle levensvormen op aarde zijn uiteindelijk familie van elkaar. Zelfs de regenboogvis in het Aquarium en de grote miereneter op de Pampa: ze stammen allebei af van een primitieve diersoort die miljoenen jaren geleden op aarde leefde. In die miljoenen jaren zijn soorten geleidelijk veranderd, en zijn uit oude soorten weer nieuwe ontstaan. Dat noem je evolutie. Andere soorten, zoals de dinosauriërs en de mammoet bestaan niet meer. Zij zijn juist uitgestorven. Over het algemeen geldt dat hoe nauwer soorten aan elkaar verwant zijn, hoe meer overeenkomsten we zien in hun bouwplan. gibbon hond varken Hierboven zie je de botten in de hand van een gibbon (een mensaap). Ook zie je vergelijkbare voorpootdelen van een hond en een varken. Bij elk dier zie je van boven naar beneden: een stukje van de ellepijp, het spaakbeen, een aantal handwortelbeentjes, een aantal middenhandsbeentjes en een aantal vingerkootjes, waarvan de laatste soms bedekt met nagel of hoef. Noem twee variabelen die bij elke voorpoot (een beetje) verschillend zijn en waarom. Niet alleen gibbon, hond en varken hebben vergelijkbare voorpoten. Eigenlijk zien de botten in de voorpoten van alle zoogdieren er ongeveer hetzelfde uit. Het zijn homologe organen: organen die hetzelfde bouwplan hebben. Let op: homologe organen hebben niet altijd dezelfde functie.