EPB-CIJFERRAPPORT. Procedures, resultaten en energetische karakteristieken van het Vlaamse gebouwenbestand - periode

Vergelijkbare documenten
EPB-CIJFERRAPPORT. Procedures, resultaten en energetische karakteristieken van het Vlaamse gebouwenbestand - periode

EPB-CIJFERRAPPORT. Procedures, resultaten en energetische karakteristieken van het Vlaamse gebouwenbestand - periode

EPB - CIJFERS EN STATISTIEK VOOR EPB- AANGIFTEN INGEDIEND T.E.M. 31/12/2015

EPB - CIJFERS EN STATISTIEK VOOR EPB- AANGIFTEN INGEDIEND TOT EN MET 31/12/2017

EPB - CIJFERS EN STATISTIEK VOOR EPB- AANGIFTEN INGEDIEND TOT EN MET 31/12/2018

EPB - Eerste cijfers & statistiek t.e.m. 2012

CIJFERRAPPORT: 10 JAAR ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING

Cijferrapport energieprestatieregelgeving

EPB-cijfers en statistieken

10 jaar EPB in cijfers. Anneleen Haers 21 april 2016

Uw logo. Luc Peeters. Administrateur-generaal Vlaams Energieagentschap

Ingrijpende energetische renovaties: veelgestelde vragen

Een overzicht van de EPBwijzigingen

Het ABC van de energieprestatieregelgeving

Premieoverzicht EPB bouwaanvragen voor 01/01/2014

Premieoverzicht EPB bouwaanvragen voor 01/01/2014

Info-avond - 5 jaar EPB geplande wijzigingen toekomst

BEN (t) U nog mee? Energie,- Prestatie & Binnenklimaat. Ing. Kristof Houben

De regelgeving "EPBwerken

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 april 2016;

EPB-eisen voor ingrijpende energetische renovaties vanaf 2015

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw. Nieuwbouw - Woning G-2015_1734/EP14809/SV/A001/D02

De energieprestatieregelgeving (EPB) voor niet-residentiële gebouwen vanaf 2017

Evolutie van de Vlaamse WP markt, potentieel, beleid Kathleen De Kerpel

EPB-eisen voor EPN-eenheden

Energie-uitdaging gebouwde omgeving

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

5 jaar ervaring met EPB handhaving in Vlaanderen

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

Nieuwe indeling van het gebouw

De langetermijnstrategie voor energetische renovaties van appartementen. 29 november 2016

Verplicht minimumaandeel hernieuwbare energie

EPB-eisen bij commerciële en industriële gebouwen

EPB-aangifte: hoofdformulier - Woning. EPB-aangifte. Aangifte van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

BEN of Bijna EnergieNeutraal (ver)bouwen = toekomstgericht (ver)bouwen

De BEN- woning : de woning van de toekomst. Energieconsulent Bouwunie & BVA arch. Luc Dedeyne

7e ENERGIECONGRES VCB 26 maart Luc Peeters, administrateur-generaal Vlaams Energieagentschap

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw. woning lot G-2016_17276/EP02793/SV/A001/D02

De Energieprestatiedatabank : Wat gebeurt er met uw gegevens?

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

Wijzigingen aan de EPB-eisen en -regelgeving vanaf 2017

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw. woning G-2015_16349/EP11928/SV/O180/D17

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw. Meergezinswoning G-2010_316/EP15111/SV/A001/D01

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

VERPLICHT AANDEEL HERNIEUWBARE ENERGIE Makkelijk met zonnepanelen

EPB in Vlaanderen en hoe te gebruiken als verkoopstool

Beschrijving van het onderzoek: doelstelling, methodologie en steekproefbeschrijving van het onderzoek. Wesley Ceulemans

Veelgestelde vraag. Hoe omgaan met muren naar aanpalende percelen (gemene muren)? Inhoudstafel

Wegwijzer EPB-eisen - voorbeelden

De nieuwe Energieprestatieregelgeving (EPB) voor retailgebouwen vanaf 2016 Lore Stevens

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

EPB-eisen voor uw (ver)bouwproject

Voor projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend vanaf 1/7/2017

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

Vlaamse Regering principieel akkoord met E70 vanaf 2012

BEN-eisen in de EPB-software en de energieprestatiedatabank

Nieuwe versie EPB-software 3G

OP WEG NAAR 2020 Bijna-Energieneutrale gebouwen?

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw. Res Yachting Spirit G-3493/2012/EP05127/SV/A001/D01

S-peil voor EPW. Inhoudstafel

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en 87, 1;

energieprestatiecertificaat

Vlaamse toekomstvisie EPB. Wina Roelens 21 april 2016

Dirk Vanhoudt. Onderzoeker. VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek)

EPB-aangifte: hoofdformulier - Woning 1ste verdieping. EPB-aangifte. Aangifte van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw

Renovatie in de bouw De zin en onzin van renovaties - bewustmaking Wat voorziet Vlaanderen op het gebied van EPB- methodiek & ERP2020

Implementatie Europese Richtlijn Energieprestaties van gebouwen in het Vlaamse Gewest - EPB Presentatie VEA

Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf

energieprestatiecertificaat

BIJNA ENERGIENEUTRALE GEBOUWEN Welke Europese doelstellingen in Vlaanderen?

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

S-peil voor EPW. Inhoudstafel

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

HET ENERGIEPRESTATIE- CERTIFICAAT (EPC) IN DE PRAKTIJK

energieprestatiecertificaat

1216 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

Energieprestatiecertificatie in het Vlaamse Gewest. Vlaams Energieagentschap

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

OVED-jaarcongres. 6 juni 2019

Project Boskant Leopoldsburg Vooruitzien

Startverklaring. in het kader van de energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw Dennenweg G-2016_3296/EP10894/SV/A001/D01

Voor meer cijfers, zie beleidsdomein Woonstad. Stad Genk Publicatie Stedenbouwkundige vergunningen

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

Transcriptie:

EPB-CIJFERRAPPORT Procedures, resultaten en energetische karakteristieken van het Vlaamse gebouwenbestand - periode 26 216. www.energiesparen.be

SAMENVATTING Vorig jaar, 216, keken we terug naar de ervaringen na 1 jaar EPB-eisen. We stelden vast dat de bouwsector een grote sprong heeft gemaakt richting meer energiezuinig (ver)bouwen: de Vlaming bouwt dubbel zo energiezuinig in 216 dan in 26. Dit jaar, 217, blikken we vooruit richting de Europese doelstelling om vanaf 221 enkel bijna-energieneutrale gebouwen te bouwen. Binnen 5 jaar gaan we voor BEN. Dat betekent maximaal E3 voor nieuwe woongebouwen. De energieprestatiedatabank toont dat de Vlaming vooruitziend is: de aangiftes voor vergunningsaanvragen van nieuwe eengezinswoningen behalen vandaag al gemiddeld E39. Dat is beter dan E4, het E-peil dat verplicht is voor vergunningen vanaf 218. In 22 zetten we een laatste tussenstap naar E35, om in 221 op E3 uit te komen. 1 op 3 (34%) is nu al BEN (E3 of beter). De kaap van 5 BEN-woningen is overschreden. Ook in de appartementsbouw is er een duidelijke evolutie naar lagere E-peilen. Het gemiddelde E-peil blijft hoger dan bij de eengezinswoningen, maar halveert ook bijna sinds 26, met E9 (in aanvraagjaar 26) naar E47 (in aanvraagjaar 214). Wat opvalt bij appartementen is dat er, sinds het aanvraagjaar 214, een stijging is van appartementen die BEN halen: tot meer dan 1% van het aantal ingediende aangiften. Dezelfde trend is zichtbaar bij de kantoorgebouwen. Het gemiddelde E-peil van kantoorgebouwen voor de ingediende aangiften voor vergunningsaanvragen van 214 ligt op E47. Dat is 13 E-peilpunten beter dan de wettelijke eis van toen, E6, en 8 E-peilpunten beter dan de E-peileis sinds 216. Voor aanvragen van 214 zien we een sterke stijging van het aandeel BEN- kantoorgebouwen, tot 2%. Bij 75 % van de ingediende aangiften gaat het om een nieuwbouw, tegenover 24 % renovaties. In 215 is een nieuw soort renovatie geboren: de ingrijpende energetische renovatie. Sinds 1 januari 215 werd in 1% van de renovaties van alle types gebouwen, heel ingrijpend gerenoveerd: er werden 15 aangiften ingediend voor gewone renovaties ten opzichte van 17 aangiften voor ingrijpende energetisch renovaties, waarvan 97 voor woongebouwen. Deze eerste aangiften voor ingrijpende energetische renovaties halen een gemiddeld E- peil van E77, terwijl de eis op E9 ligt. Ook voor renovaties is de Vlaming dus opvallend ambitieuzer dan wordt opgelegd. Luchtdichtheidstesten geraken meer en meer ingeburgerd: voor aanvragen vanaf 214 laat 8% voor nieuwe woningen én appartementen een luchtdichtheidstest uitvoeren. Voor aanvragen van 213 was dat 6%. Sinds de invoer van een verplicht aandeel hernieuwbare energie in 214, is de toepassing van hernieuwbare technieken fors toegenomen: in 214 past meer dan 2 op de 3 woningen en appartementen minstens 1 vorm van hernieuwbare opwekker toe. Voor 215 stijgt dat aandeel verder naar bijna 3 op de 4 woningen en appartementen. Zonnepanelen vinden we voor aangiften vanaf 214 terug in bijna 6 % van de nieuwe eengezinswoningen en in bijna 27% van de nieuwe appartementsgebouwen. Warmtepompen worden ingezet in bijna 2% van alle nieuwe woongebouwen. Ook het aandeel aangiften waarbij een zonneboiler is toegepast gaat in stijgende lijn, richting 17% voor alle woongebouwen. De cijfers over de handhaving van de EPB-regelgeving tonen dat de energieprestatieregelgeving goed wordt nageleefd. Het aantal overtreders blijft beperkt: 99% van de nieuwbouw voldoet aan het opgelegde E-peil. pagina 2 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

OPBOUW VAN HET CIJFERRAPPORT Het EPB-cijferrapport Procedures en resultaten, geometrische en energetische karakteristieken van het Vlaamse gebouwenbestand - periode 26 216 bevat drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de procedures van de energieprestatieregelgeving in cijfers getoond. Het bevat de cijfers van het aantal ingediende startverklaringen, het aantal uitgereikte energieprestatiecertificaten bouw en het aantal verslaggevers. Er wordt in dit hoofdstuk ook dieper ingegaan op het aantal ingediende EPB-aangiften. Ze worden geanalyseerd per aard van de werkzaamheden (nieuwbouw of renovatie) en per bestemming. Bij de woongebouwen wordt ook de verdeling per bouwvorm getoond. Het tweede hoofdstuk geeft een analyse van de behaalde E- en K-peilresultaten. Er wordt uitgebreid ingegaan op de resultaten van de eengezinswoningen en van de appartementen. Bij de woongebouwen wordt bekeken wat het risico is dat er oververhitting optreedt en hoe de netto-energiebehoefte voor verwarming evolueert. Iets minder uitgebreid dan bij de woongebouwen, komen de E- en K-peilresultaten van kantoor- en schoolgebouwen aan bod. Tot slot worden de K-peilresultaten van de gebouwen met andere specifieke bestemming (zoals hotels, rusthuizen, winkelruimtes ) en de industriële gebouwen getoond. Het derde hoofdstuk is toegespitst op de geometrische karakteristieken van de woongebouwen en op de maatregelen die zijn toegepast om de resultaten qua E- en K-peil te behalen. Eerst worden het beschermd volume, de warmteverliesoppervlakte, de compactheid en de bruto-vloeroppervlakte bekeken. Daarna worden cijfers getoond van de toegepaste maatregelen om de warmteverliezen te beperken: de isolatiegraad en de luchtdichtheid. Aanvullend wordt nagegaan welke ventilatiesystemen worden toegepast in de nieuwe woongebouwen. Tot slot wordt belicht in welke mate in de nieuwe woongebouwen hernieuwbare energiemaatregelen worden toegepast, namelijk warmtepompen, zonneboiler en fotovoltaïsche panelen. Het laatste hoofdstuk vat samen wat de impact is van de handhaving van de energieprestatieregelgeving op het naleven van de EPB-eisen. 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 3 van 77

INHOUD 1 PROCEDURES IN CIJFERS... 9 1.1 AANTAL INGEDIENDE STARTVERKLARINGEN... 9 1.2 AANTAL INGEDIENDE EPB AANGIFTEN... 11 1.2.1 EPB-aangiften volgens indienjaar... 11 1.2.2 EPB-aangiften volgens aanvraag- & indienjaar... 11 1.2.3 EPB-aangiften volgens aanvraagjaar... 12 1.2.4 Verdeling ingediende EPB-aangiften volgens aard van de werken... 12 1.2.5 Verdeling ingediende EPB-aangiften volgens bestemming... 14 1.2.6 Verdeling ingediende EPB-aangiften woningen per bouwvorm en per aanvraagjaar... 15 1.3 AANTAL AFGELEVERDE ENERGIEPRESTATIECERTIFICATEN... 16 1.4 VERSLAGGEVERS... 16 2 RESULTATEN IN CIJFERS... 18 2.1 Per aanvraagjaar van de stedenbouwkundige vergunning... 18 2.1.1 Evolutie E-peil van eengezinswoningen... 18 2.1.2 Evolutie K-peil eengezinswoningen... 22 2.1.3 Evolutie E-peil appartementen... 24 2.1.4 Evolutie K-peil appartementsgebouwen... 27 2.1.5 E- en K-peil van alle woongebouwen per provincie... 29 2.1.6 Beperking van het risico op oververhitting van woongebouwen in de zomer... 3 2.1.7 Netto-energiebehoefte voor verwarming van woongebouwen... 32 2.1.8 Ingrijpende energetische renovaties... 33 2.1.9 E- en K-peil van kantoorgebouwen... 33 2.1.1 E- en K-peil van schoolgebouwen... 37 2.1.11 K-peil van gebouwen met andere specifieke bestemming (ASB-gebouwen)... 38 2.1.12 K-peil van industriële gebouwen... 39 2.2 Evolutie E-peil uit startverklaringen... 4 3 WOONGEBOUWEN: KARAKTERISTIEKEN IN CIJFERS EVOLUTIES... 42 3.1 Geometrische karakteristieken... 42 3.1.1 Beschermd volume... 42 3.1.2 Warmteverliesoppervlakte... 45 3.1.3 Compactheid... 48 3.1.4 Bruto-vloeroppervlakte... 51 3.2 Isolatiegraad = U-waarde van de constructiedelen... 55 3.2.1 Vloeren op de volle grond... 55 3.2.2 Buitenmuren... 56 3.2.3 Platte en hellende daken... 57 3.2.4 Vensters... 58 3.3 Thermische capaciteit van woongebouwen... 59 3.3.1 Verdeling ingediende EPB-aangiften woningen volgens type constructie... 59 3.4 Luchtdichtheid... 6 3.4.1 Evolutie % nieuwe woongebouwen met luchtdichtheidstest... 6 3.4.2 Aandeel nieuwe woongebouwen met of zonder luchtdichtheidstest in functie van het E-peil... 62 3.5 Ventilatiesysteem... 63 3.5.1 Verdeling ingediende EPB-aangiften woningen volgens type ventilatiesysteem... 63 3.5.2 Aandeel nieuwe woongebouwen volgens type ventilatiesysteem in functie van het E-peil... 64 3.5.3 Ventilatiesysteem bij ingrijpende energetische renovaties van woongebouwen... 65 pagina 4 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

3.6 Karakteristieken van de ruimteverwarming... 66 3.6.1 Evolutie aandeel nieuwe woongebouwen met warmtepomp... 66 3.6.2 Aandeel nieuwe woongebouwen met of zonder warmtepomp in functie van het E-peil... 67 3.7 Gebruik van een zonneboiler... 68 3.7.1 Evolutie aandeel nieuwe woongebouwen met zonneboiler... 68 3.7.2 Aandeel nieuwe woongebouwen met of zonder zonneboiler i.f.v. het E-peil... 68 3.8 Gebruik van zonne-energie door MIDDEL VAN PV-panelen... 69 3.8.1 Evolutie aandeel nieuwe woongebouwen met PV-panelen... 69 3.8.2 Aandeel nieuwe woongebouwen met of zonder PV-panelen i.f.v. het E-peil... 69 3.9 Algemeen: toepassen van hernieuwbare energie... 7 4 HANDHAVING... 72 4.1 Handhaving tijdig indienen startverklaring en EPB aangifte... 72 4.2 Overtredingen van de EPB-eisen... 72 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 5 van 77

INLEIDING Sinds 1 januari 26 wordt het bouwen en verbouwen in Vlaanderen mee aangestuurd door de energieprestatieregelgeving. Alle gebouwen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd, moeten een bepaald niveau van thermische isolatie en energieprestatie (isolatie, verwarmingsinstallatie, ventilatie, zonne-energie ) behalen. Daarnaast is een minimale en gecontroleerde ventilatie verplicht. De globale energiezuinigheid van een nieuw woon-, kantoor- of schoolgebouw wordt uitgedrukt in het E-peil. Hoe lager dit cijfer, hoe zuiniger het gebouw omspringt met de beschikbare energie. In 26 werd de E1-eis ingevoerd, wat inhield dat alle nieuwe woongebouwen, kantoren en scholen een E- peil van maximaal E1 moesten hebben. Begin 21 werd de eis voor woongebouwen aangescherpt naar E8. Voor nieuwe gebouwen met aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning vanaf 1 januari 212, werd het maximale E-peil terug verlaagd naar maximum E7. Dat ging gepaard met een aanscherping van het globale isolatiepeil K, van K45 naar K4. Ook werd een hogere isolatiegraad aan daken, buitenmuren, vloeren, vensters opgelegd, zowel bij nieuwbouw als bij verbouwingen. Vanaf 1 januari 214 werd het maximale E-peil voor nieuwbouw nog lager, namelijk maximum E6. Samen daarmee werd de isolatiegraad voor daken, buitenmuren, vloeren, vensters bij nieuwbouw en verbouwingen verder aangescherpt. Voor vergunningsaanvragen vanaf 214 is het ook verplicht om in alle nieuwe woongebouwen en kantoren en scholen een minimum hoeveelheid hernieuwbare energie te gebruiken. Voor kantoren en scholen van publieke organisaties geldt die eis al vanaf 1 januari 213. Als niet voldaan is aan het verplicht minimumaandeel hernieuwbare energie, geldt de 1% lagere E-peileis E54. U vindt meer informatie over het vereiste minimumaandeel hernieuwbare energie op: www.energiesparen.be/epb/groeneenergie. In 215 werden extra eisen ingevoerd voor renovaties. Wie in een renovatie nieuwe installaties plaatst, vernieuwt of vervangt, moet rekening houden met de verplichte installatie-eisen. Voorheen waren er voor renovaties enkel eisen voor de gebouwschil. Daarnaast is een nieuw soort renovatie ingevoerd, de ingrijpende energetische renovatie, met een E-peileis van E9, ventilatie-eisen en maximale U-waarden. Vanaf 1 januari 216 geldt de E-peileis E5 voor nieuwbouwwoningen en is de isolatiegraad van enkele constructiedelen verstrengd. 217 bevat vooral wijzigingen voor niet-residentiële gebouwen. De afgelopen 1 jaar was een E-peil enkel noodzakelijk voor nieuwe of grondig gerenoveerde woongebouwen, scholen en kantoren. Vanaf 217 geldt een E-peil voor álle niet-residentiële gebouwen (ziekenhuizen, rusthuizen, bioscopen, winkels, ). Kantoren, scholen en andere specifieke bestemmingen (ASB) vormen vanaf 217 samen de niet-residentiële gebouwen, afgekort EPN-gebouwen (Energie Prestatie van Niet-residentiële gebouwen). Nieuw voor EPN-gebouwen is dat de E-peileis afhangt van de bruikbare vloeroppervlaktes van de aanwezige functies : de E-peileis van het EPN-gebouw is het gewogen gemiddelde van de E-peileisen van de aanwezige functies op basis van de bruikbare vloeroppervlakte van elke functie ten opzichte van de volledige bruikbare vloeroppervlakte van het EPN-gebouw. Daarnaast is voor niet-residentiële gebouwen ook een minimum aandeel hernieuwbare energie verplicht. De bestaande eisen (maximale U-waarden, K-peil, ventilatie) blijven behouden. Vanaf 217 zijn ook minimale eisen voor de installaties bij nieuwbouw industriegebouwen van toepassing. U vindt meer informatie over de eisen op: http://www.energiesparen.be/epb/welkeeisen. Deze aanscherpingen kaderen in de Europese verplichting om steeds minder energie te verbruiken en om in 221 bijna-energieneutraal te bouwen. Tussen nu en 221 wordt het verplichte E-peil stapsgewijs aangescherpt. Concreet zal in 218 voor woongebouwen een nieuwe stap gezet worden naar E4, in 22 naar E35 en in 221 naar E3 (= BEN-niveau: Bijna-Energieneutraal). pagina 6 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

Grafiek 1 - Stappenplan E-peil tot 221 (woongebouwen) Ook voor kantoren en scholen is het aanscherpingspad al uitgetekend. Vanaf 217 zijn kantoren, scholen en ASB samengenomen tot EPN-gebouwen, met een E-peileis per functie. De onderstaande tabel toont dat de E-peileisen vanaf 218 strenger worden voor alle functies, behalve voor kantoor, onderwijs en gemeenschappelijk. In 221 wordt enkel de eis voor kantoren (functies kantoor en gemeenschappelijk ) verder verstrengd naar E5. E eis, fct 217 218 221 Logeerfunctie 8 7 7 Kantoor 55 55 5 Onderwijs 55 55 55 Gezondheidszorg met verblijf 8 7 7 Gezondheidszorg zonder verblijf 8 65 65 Gezondheidszorg operatiezalen 6 5 5 Bijeenkomst hoge bezetting 8 65 65 Bijeenkomst lage besetting 8 65 65 Bijeenkomst cafetaria/refter 7 6 6 Keuken 7 55 55 Handel 7 6 6 Sport: sporthal, sportzaal 65 5 5 Sport: fitness, dans 65 4 4 Sport: sauna, zwembad 65 5 5 Technische ruimten 55 45 45 Gemeenschappelijk 55 55 5 Andere 85 8 8 Onbekend 85 8 8 Voor nieuw op te richten EPN-eenheden van publieke organisaties, gelden voor sommige functies strengere eisen: E eis, fct 1/1/217 1/1/218 1/1/219 Kantoor 5 5 5 Bijeenkomst hoge bezetting 8 65 65 Bijeenkomst cafetaria/refter 7 6 6 Keuken 7 55 55 Technische ruimten 5 45 45 Gemeenschappelijk 5 5 5 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 7 van 77

Na de ingebruikname moet per gebouw (of per deel ervan) een EPB-aangifte worden ingediend. De EPBaangifte wordt elektronisch ingediend op de energieprestatiedatabank. De energieprestatiedatabank is de centrale digitale databank van de Vlaamse overheid waarin per bouwproject de volgende elektronische documenten worden samengebracht tot één EPB-dossier: de gegevens uit de stedenbouwkundige vergunning of het meldingsdossier (via gemeente of Ruimtelijke Ordening Vlaanderen), de startverklaring en de EPB-aangifte (door de verslaggever). De EPB-aangifte is de rapportering van de uitgevoerde werken en de behaalde prestaties op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat. De EPB-aangifte omvat de voornaamste energetische en geometrische informatie van het bouwproject. De energieprestatiedatabank omvat dus niet alle informatie van een bouwproject dat werd ingevoerd in de EPB-software, maar enkel de informatie die vermeld staat in de diverse aangifteformulieren. De EPB-aangiften van woongebouwen bevatten meer informatie dan die van kantoor- of schoolgebouwen. Vandaar dat dit cijferrapport uitgebreider ingaat op de woongebouwen. De gegevens in de energieprestatiedatabank zijn niet publiek raadpleegbaar. Het VEA communiceert aan de hand van het onderstaande rapport de meest relevante gegevens, de voornaamste resultaten en evoluties sinds de start van de energieprestatieregelgeving, via tabellen en grafieken met analyse en duiding. De vermelde aantallen en resultaten zijn gebaseerd op de gegevens uit de EPB-aangiften die tot en met 31 december 216 ingediend zijn op de energieprestatiedatabank, tenzij anders vermeld. pagina 8 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

1 PROCEDURES IN CIJFERS In dit hoofdstuk worden de procedures van de energieprestatieregelgeving in cijfers getoond: cijfers van het aantal ingediende startverklaringen, het aantal uitgereikte energieprestatiecertificaten bouw en het aantal verslaggevers. Er wordt ook dieper ingegaan op het aantal ingediende EPB-aangiften. Ze worden geanalyseerd per aard van de werkzaamheden en per bestemming. 1.1 AANTAL INGEDIENDE STARTVERKLARINGEN Tabel 1 toont het totale aantal ingediende startverklaringen vanaf 26 tot en met 216, uitgesplitst per provincie. Het aantal ingediende startverklaringen stabiliseerde in de periode 28-211. Tussen 212 en 214 steeg het aantal startverklaringen licht om terug te stabiliseren op een hoger niveau. In 215 en 216 is er terug een lichte daling in het aantal ingediende startverklaringen. Indienjaar Antwerpen Limburg Oost- Vlaams-Brabant West- Totaal per jaar Vlaanderen Vlaanderen 216 6.112 3.374 6.24 3.953 5.627 25.9 215 5.98 3.451 6.51 4.363 5.924 26.219 214 7.31 3.573 7.343 4.849 6.36 29.435 213 8.28 3.716 7.927 4.846 6.96 31.423 212 6.937 3.548 7.337 4.652 6.636 29.11 211 6.13 3.22 6.645 4.67 5.548 25.565 21 6.597 3.42 6.946 4.461 5.694 27.118 29 6.22 3.427 6.397 4.16 5.4 25.82 28 6.164 3.379 6.244 4.85 4.91 24.782 27 4.644 2.65 5.812 3.499 4.377 2.937 26 93 449 1.412 717 1.53 4.534 Totaal per provincie 64.98 34.144 68.588 43.58 58.75 269.295 Tabel 1 aantal ingediende startverklaringen 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 9 van 77

Grafiek 2 toont de verdeling van de ingediende startverklaringen volgens aard van het werk. Sinds 1 januari 215 is er een nieuw type aard van het werk : de ingrijpende energetische renovatie. Tot eind 216 werden nog maar 2933 startverklaringen ingediend voor een ingrijpende energetische renovatie. Vandaar het nog lage aandeel van deze aard van de werken. 26%,39% 1,28% A. Nieuwbouw (of hiermee gelijkgesteld) B. Renovatie C. Functiewijziging 72% D. Ingrijpende energetische renovatie Grafiek 2 - verdeling startverklaringen volgens aard van werkzaamheden Tabel 2 toont het aantal startverklaringen per aanvraagjaar en aard van de werken. Vanaf aanvraagjaar 214 lijkt het aantal startverklaringen voor renovatie te dalen. Mogelijk is dit het gevolg van de invoer van de ingrijpende energetische renovatie vanaf begin 215. De komende jaren zal blijken hoe de verhoudingen van nieuwbouw tegenover renovatie en ingrijpende energetische renovatie evolueren. Nieuwbouw Renovatie Functiewijziging Ingrijpende energetische renovatie 26 35 77 3 27 597 152 28 1378 364 8 29 3382 669 16 21 6893 1967 5 211 24522 889 146 212 27484 1358 223 213 41641 14639 212 214 21594 1192 157 215 24741 6789 77 231 216 3762 2161 11 632 Tabel 2 - aantal ingediende startverklaringen volgens aanvraagjaar en aard van de werken pagina 1 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

aantal ingediende AG 1.2 AANTAL INGEDIENDE EPB AANGIFTEN 1.2.1 EPB-aangiften volgens indienjaar Voor een appartementsgebouw, dus voor alle appartementen samen, wordt één startverklaring ingediend. Een EPB-aangifte wordt per appartement ingediend. Het aantal in te dienen EPB-aangiften ligt daarom hoger dan het aantal in te dienen startverklaringen. Tabel 3 toont het aantal ingediende EPB-aangiften van 27 tot en met 216, geteld volgens het jaar waarin ze werden ingediend. In 215 daalde het aantal ingediende EPB-aangiften voor het eerst sinds 27. In 216 stijgt het aantal aangiftes terug in alle provincies behalve in Oost-Vlaanderen. Het totale aantal ingediende EPBaangiften in 216 ligt wel nog steeds lager dan het aantal in 214. Indienjaar Antwerpen Limburg Oost- Vlaams-Brabant West- Totaal per jaar Vlaanderen Vlaanderen 216 1.834 4.616 8.67 5.722 8.29 38.51 215 9.489 4.42 8.888 5.534 8.32 36.363 214 1.156 5.42 8.98 5.749 8.938 38.793 213 9.835 5.33 8.875 4.821 8.874 37.438 212 9.216 4.69 8.614 5.772 8.322 36.614 211 8.363 3.783 8.753 5.49 7.333 33.722 21 7.136 3.797 7.594 4.937 6.699 3.163 29 5.274 2.296 5.755 3.543 4.272 21.14 28 1.95 944 2.319 1.278 1.529 8.2 27 215 82 361 124 191 973 Totaal per provincie 72.468 34.73 68.737 42.97 62.399 281.277 Tabel 3 - aantal ingediende EPB-aangiften volgens indienjaar 1.2.2 EPB-aangiften volgens aanvraag- & indienjaar Grafiek 3 toont de doorlooptijd van projecten tussen het moment van de vergunningsaanvraag en het moment van het indienen van de EPB-aangifte. Om de figuur niet te overladen worden alleen aangiften vanaf aanvraagjaar 21 getoond. Die doorlooptijd omvat de termijn van de vergunningsaanvraag naar de eigenlijke vergunning, de termijn naar de start van de werkzaamheden en het ganse bouwproces tot ingebruikname. Na de ingebruikname is er nog zes maand de tijd om de EPB-aangifte in te dienen. 14 12 1 8 6 4 2 21 211 212 213 214 21 211 212 213 214 215 216 indienjaar Grafiek 3 - aantal ingediende EPB-aangiften volgens aanvraag- en indienjaar voor aangiftes vanaf aanvraagjaar 21 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 11 van 77

De grafiek toont dat de doorlooptijd vlot twee, drie of meer jaar bedraagt. Bijvoorbeeld: van aanvraagjaar 211 zijn er ongeveer 9.5 EPB-aangiften ingediend in 213, meer dan 1. in 214, ongeveer 7.5 in 215, en zelfs ruim 5.5 in 216. De curve van 211 vertoont haar piek op indienjaar 214. De curve van 212 piekt in 215. De doorlooptijd zorgt ervoor dat het aantal ingediende EPB-aangiften lager is dan het aantal ingediende startverklaringen. Heel wat projecten die gestart zijn in 213 en 214, zijn nog in uitvoering. Ook voor de oudere projecten, die opgestart zijn in of vóór 211, moeten nog EPB-aangiften worden ingediend. 1.2.3 EPB-aangiften volgens aanvraagjaar Tabel 4 geeft hetzelfde aantal ingediende EPB-aangiften, maar geteld volgens het jaar waarin de stedenbouwkundige vergunning voor die projecten werd aangevraagd. Doordat de doorlooptijd van een project vlot twee à drie jaar bedraagt, is het aantal EPB-aangiften van projecten die in 214 werden aangevraagd, nog vrij beperkt. Er werden in 214 29.435 startverklaringen ingediend (zie Tabel 1), maar er zijn nog maar 7.898 EPB-aangiften ingediend van projecten aangevraagd in 214. Aangezien er vaak meerdere EPB-aangiften per project en per startverklaring zijn, wil dat zeggen dat momenteel minder dan een derde van de nodige EPB-aangiften is ingediend. Voor 215 ligt dat aantal nog veel lager (2.263). Antwerpen Limburg Oost- Vlaanderen Vlaams- Brabant West- Vlaanderen Totaal per aanvraagjaar 26 7.317 3.921 7.995 4.772 7.67 31.675 27 9.26 4.699 9.59 6.283 9.774 39.21 28 9.979 4.716 8.874 5.842 8.594 38.5 29 8.886 5.341 9.49 6.2 8.36 38.142 21 9.771 4.314 9.28 5.253 6.988 35.534 211 1.9 4.552 8.73 5.157 7.877 36.325 212 7.449 3.163 6.777 3.679 5.743 26.811 213 7.33 2.925 6.11 3.975 5.383 25.417 214 2.29 82 1.957 1.423 1.489 7.898 215 571 217 585 351 539 2.263 216 25 9 27 9 18 88 Totaal per provincie 72.455 34.677 68.722 42.944 62.381 281.179 Tabel 4 - aantal ingediende EPB-aangiften volgens aanvraagjaar 1.2.4 Verdeling ingediende EPB-aangiften volgens aard van de werken Grafiek 4 toont de verhouding van alle ingediende EPB-aangiften voor nieuwbouw- & herbouwprojecten, ten opzichte van het aantal EPB-aangiften van projecten met andere werkzaamheden. In bijna ¾ van alle ingediende EPB-aangiften gaat het om nieuwbouw of herbouw. pagina 12 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

31% nieuwbouw en herbouw andere werkzaamheden 69% Grafiek 4 - verdeling EPB-aangiften volgens aard van werkzaamheden Grafiek 5 geeft een meer gedetailleerde verdeling van de ingediende EPB-aangiften volgens de aard van werkzaamheden. In die grafiek is te zien dat het aantal EPB-aangiften voor nieuwbouw 76 % inneemt, gevolgd door renovatie (24 %). Het aandeel van de functiewijzigingen is zeer beperkt (,35%). Tot eind 216 werden nog maar 17 aangiften ingediend voor een ingrijpende energetische renovatie, een nieuw soort renovatie dat is ingevoerd in 215. Vandaar het zeer lage aandeel van deze aard van de werken. In absolute cijfers is het aandeel aangiften voor ingrijpende energetische renovaties wel al sterk gestegen: tot eind 215 werden slechts 4 aangiften voor een ingrijpende energetische renovatie ingediend. 24% A. Nieuwbouw (of hiermee gelijkgesteld),35%,4% B. Renovatie C. Functiewijziging 76% D. Ingrijpende energetische renovatie Grafiek 5 - verdeling EPB-aangiften volgens aard van werkzaamheden - in detail Het aantal EPB-aangiften voor zowel nieuwbouw, herbouw als renovatie blijft in de vergunningsaanvraagjaren 27 tot 212 nagenoeg stabiel (zie tabel 4). Sinds 27 daalt het aantal aangiften voor nieuwbouw licht en in 29 is een stijging van het aantal aangiften voor renovaties te zien. Deze stijging heeft zich niet verder doorgezet. Voor aanvraagjaren 212 tot nu moeten nog veel aangiften worden ingediend. De komende jaren zal blijken of de verhouding van nieuwbouw tegenover renovatie dezelfde blijft. 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 13 van 77

Nieuwbouw (zonder herbouw) Herbouw na sloop Renovatie Functiewijziging Ingrijpende energetische renovatie 26 24276 1576 5643 183 27 28311 2251 8315 152 28 27175 213 8617 111 29 26789 21 9235 121 21 2426 2438 888 116 211 25399 2325 8544 115 212 17541 1952 7373 88 213 17393 1688 6916 63 214 4712 79 3189 27 215 1156 187 18 5 15 Tabel 5 - aantal ingediende EPB-aangiften volgens aanvraagjaar en aard van de werken 1.2.5 Verdeling ingediende EPB-aangiften volgens bestemming De EPB-aangiften voor nieuwbouw & herbouw (69% - zie Grafiek 4) kunnen verder worden opgedeeld volgens de bestemming van het project: wonen (woningen of appartementen), kantoor, school, andere specifieke bestemming (ASB) en industrie. Het grootste aandeel van de ingediende EPB-aangiften voor nieuwbouw & herbouw, namelijk 95%, zijn EPBaangiften voor woongebouwen. Het aantal EPB-aangiften voor nieuwe of herbouwde kantoren of scholen, gebouwen met een andere specifieke bestemming of industriegebouwen, is beperkt in verhouding tot het aantal van de woongebouwen. 95%,32% 1,13%,86% 2,36% wonen school kantoor industrie ASB Grafiek 6 - verdeling EPB-aangiften volgens bestemming Tot eind 216 wordt voor de nieuwbouw van niet-residentiele gebouwen alleen een energieprestatiecertificaat bouw afgeleverd voor de bestemmingen kantoor en school. Vanaf 217 wordt de EPN-methode ingevoerd en geldt er ook een E-peil-eis voor gebouwen die tot eind 216 onder andere specifieke bestemming vielen. Uit Grafiek 6 blijkt dat het aantal aangiften voor ASB (2,36%) merkelijk hoger ligt dan het aantal aangiften voor kantoren en scholen samen (1,46%). Het aandeel EPB-aangiften voor nieuwe of herbouwde woongebouwen (95% uit Grafiek 6) wordt verder uitgesplitst in Grafiek 7 naar het woningtype. Het overgrote deel zijn de EPB-aangiften voor eengezinswoningen (51%) en appartementen (47%). Het aantal studio s, collectieve woongebouwen (studentenkamers, internaten ), lofts is zeer beperkt. pagina 14 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

% van ingediende AG's voor woningen 1%,53%,71% 1. eengezinswoning 2. studio 51% 47% 3. collectieve woongebouwen 4. andere (loft, vakantiehuizen,...) 5. appartement Grafiek 7 - verdeling EPB-aangiften met bestemming wonen in detail 1.2.6 Verdeling ingediende EPB-aangiften woningen per bouwvorm en per aanvraagjaar 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% Gesloten bebouwing Halfopen bebouwing Vrijstaand 2% 1% % 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 aanvraagjaar 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 15 van 77

% van ingediende AG's voor woningen Grafiek 8 toont welk aandeel elke bouwvorm vertegenwoordigt op het totale aantal EPB-aangiften voor eengezinswoningen. De grafiek toont ook of die aandelen evolueren in de tijd (op basis van het jaar waarin de vergunning is aangevraagd). Van aanvraagjaar 26 tot en met 215 blijft het aandeel rijwoningen ongeveer stabiel. Er is een daling te zien bij vrijstaande woningen (52% in 26 naar 34% in 215). Daar tegenover staat een toename van de halfopen woningen (van 34% naar 5%). 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% Gesloten bebouwing Halfopen bebouwing Vrijstaand 2% 1% % 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 aanvraagjaar Grafiek 8 - verdeling EPB-aangiften eengezinswoningen per bouwvorm, per aanvraagjaar 1.3 AANTAL AFGELEVERDE ENERGIEPRESTATIECERTIFICATEN Een energieprestatiecertificaat bouw wordt afgeleverd bij de EPB-aangifte van projecten die voldoen aan de volgende voorwaarden: de aard van de werkzaamheden is nieuwbouw of daarmee gelijkgesteld (nieuwbouw, volledige herbouw, ontmanteling, grote uitbreidingen of grote herbouw); de bestemming van het gebouw is wonen, kantoor of school (= waarvoor de E-peileis geldt). Vanaf 217 wordt de EPN-methode ingevoerd en zal er ook een E-peileis zijn voor de functies die vroeger onder ASB (andere specifieke bestemmingen) vielen. Tot eind 216 werden 25.64 EPC s bouw afgeleverd. Veel aangiften voor aanvraagjaren 212-216 moeten nog worden ingediend. Aantal EPC-bouw 216 3 215 1.87 214 4.498 213 17.929 212 18.713 211 26.897 21 25.627 pagina 16 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

1.4 VERSLAGGEVERS 29 27.98 28 28.276 27 29.537 26 25.129 Totaal 25.64 Tabel 6 aantal EPC s bouw per aanvraagjaar van de vergunning Er waren in 216 1.154 verslaggevers actief. Actief betekent dat de verslaggever in het voorbije jaar één of meerdere startverklaringen of EPB-aangiften heeft ingediend. Een kleine groep van 1 verslaggevers (klasse A + B + C + D uit Tabel 7) is zeer actief en diende in 216 meer dan 1 EPB-aangiften in. Die verslaggevers vertegenwoordigen 9 % van alle actieve verslaggevers in 216. Zij dienden samen 23.742 EPB-aangiften in, wat gelijk staat aan 62 % van alle ingediende EPB-aangiften. Het aandeel van zeer actieve verslaggevers stijgt jaar na jaar: voor indienjaar 211 was 4 % van de verslaggevers zeer actief, voor indienjaar 214 was dit aandeel 6 %. Ook het aandeel van de aangiften dat door deze groep zeer actieve verslaggevers wordt ingediend neemt toe: voor indienjaar 211 werd 48% van de aangiften ingediend door de groep zeer actieve verslaggevers en voor indienjaar 213 was dit aandeel 56 % van de aangiften. Klasses (aantal ingediende AG) Aantal VG % t.o.v. totaal aantal VG's Aantal ingediende AG % t.o.v. totaal aantal AG's A. aantal AG > 1 1,9% 1128 3 % B. aantal AG > 5 en < 11 2,17% 141 4 % C. aantal AG > 25 en < 51 33 3 % 11596 3 % D. aantal AG > 1 en < 251 64 6 % 9617 25 % E. aantal AG > 5 en < 11 74 6 % 5413 14 % F. aantal AG > 5 en < 51 418 36 % 773 2 % G. aantal AG <= 5 562 49 % 1282 3 % Totaal 1154 3814 Tabel 7 classificatie verslaggevers volgens aantal EPB-aangiften ingediend in 215 Op Grafiek 9 is te zien dat het aandeel verslaggevers die minder dan 5 aangiften per jaar indient procentueel gezien daalt in 216. 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 17 van 77

Aantal actieve verslaggevers % van de actieve verslaggevers 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % 211 212 213 214 215 216 indienjaar A. - E. aantal AG > 5 F. aantal AG > 5 en < 51 G. aantal AG <= 5 Grafiek 9 evolutie aantal aangiften per actieve verslaggever volgens indienjaar Op Grafiek 1 is een blijvende daling waarneembaar van het totaal aantal actieve verslaggevers in 215 en 216. In 216 daalde het aantal verslaggevers met 198, dit ligt in dezelfde lijn als de daling van 158 verslaggevers in 215. Een mogelijke verklaring hiervoor is de invoering van de erkenningsregeling voor verslaggevers in 215, waardoor minder actieve verslaggevers hun activiteiten stopzetten. 1.8 1.7 1.6 1.5 1.4 1.3 1.2 1.1 1. 174 1729 1589 156 1352 1154 211 212 213 214 215 216 Indienjaar Grafiek 1 evolutie aantal actieve verslaggevers volgens indienjaar 2 RESULTATEN IN CIJFERS De onderstaande cijfers zijn resultaten van alle EPB-aangiften, ingediend vanaf 27 tot en met 31 december 216. pagina 18 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

De resultaten werden geanalyseerd per aanvraagjaar van de EPB-aangifte en volgens indienjaar van de startverklaring. In 2.1 worden de cijfers per aanvraagjaar weergegeven en in 2.2 worden de resultaten uit de startverklaringen weergegeven. 2.1 PER AANVRAAGJAAR VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING Om de resultaten te evalueren zijn de cijfers telkens vermeld bij het jaar waarin de stedenbouwkundige vergunning voor het project werd aangevraagd. Op die manier is het mogelijk om de behaalde resultaten te bekijken in relatie tot de eisen die op dat moment van toepassing waren. Het aantal ingediende EPB-aangiften van projecten met een vergunningsaanvraag in 215 en in 216 is nog zeer laag, respectievelijk 2.263 en 88. De resultaten van 215 zijn voorzichtig te interpreteren. De resultaten van aanvraagjaar 216 werden verder niet opgenomen. 2.1.1 Evolutie E-peil van eengezinswoningen 2.1.1.1 Evolutie gemiddeld E-peil van eengezinswoningen per aanvraagjaar Nieuwe eengezinswoningen worden jaar na jaar energiezuiniger. In Tabel 8 is te zien dat het gemiddelde E-peil van de nieuwe eengezinswoningen gestaag daalt. De totale daling van aanvraagjaar 26 naar 215 bedraagt 46 E-punten, een daling van 54%. Dit cijfer is een eerste indicatie op basis van een beperkt aantal ingediende EPB-aangiften en is dus nog voorzichtig te interpreteren. De ingediende EPB-aangiften in de eerste maanden van 217, voor aanvragen van 215, bevestigen alvast die trend. Voor het aanvraagjaar 26 was het gemiddelde E-peil E85. Woningen waarvan de vergunning werd aangevraagd in 29 scoren al veel beter, met een gemiddelde van E72. Voor woningen met een vergunning aangevraagd in 21 ligt het gemiddelde E-peil op E64. Het gemiddelde E-peil voor woningen met een vergunning aangevraagd in 211 benadert de resultaten van 21. In aanvraagjaar 212 krijgen we terug een daling naar een gemiddelde van E56. Het gemiddelde E-peil voor woningen aangevraagd in 213 benadert de resultaten van 212. De sterke daling voor dossiers vanaf aanvraagjaar 21, 212 en 214 is ongetwijfeld gelinkt met de aanscherping van de maximale E-peileis van E1 naar achtereenvolgens E8, E7 en E6 voor nieuwe woongebouwen. E gemiddeld Daling gemiddeld E- peil t.o.v. 26 Aantal EPBaangiften Wettelijke eis 26 85 % 11.529 E1 27 8 6% 13.693 E1 28 77 1% 14.25 E1 29 72 16% 14.695 E1 21 64 25% 13.37 E8 211 65 24% 12.926 E8 212 56 34% 9.349 E7 213 54 37% 1.43 E7 214 4 54% 3268 E6 215 39 54% 949 E6 Tabel 8 gemiddeld E-peil voor eengezinswoningen per aanvraagjaar 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 19 van 77

E-peil Sinds de beginjaren scoren de eengezinswoningen merkelijk beter dan de opgelegde eisen. Ze doen het jaarlijks gemiddeld 15 E-peilpunten beter. Grafiek 11 toont de evolutie van het gemiddelde E-peil en de wettelijke E-peileis in functie van het aanvraagjaar. 1 9 8 7 6 Wettelijke eis Gemiddeld E-peil 5 4 3 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 Grafiek 11 evolutie gemiddeld E-peil en de wettelijke E-peileis voor eengezinswoningen per aanvraagjaar 2.1.1.2 Evolutie E-peil eengezinswoningen per E-peilcategorie In Grafiek 12 is te zien dat de nieuwe eengezinswoningen jaar na jaar energiezuiniger worden. De grafiek toont hoeveel procent van alle EPB-aangiften van eengezinswoningen het aangegeven E-peil halen, ingedeeld in categorieën van 1 E-peilpunten. De groep E61-E8 -bouwers (categorie D & E) nam sterk toe tot 21. Die groep steeg geleidelijk van 26% voor vergunningsaanvragen in 26 naar 67% voor vergunningsaanvragen in 211. Overeenstemmend daarmee verminderde de groep E81-E1 -bouwers van 65% in 26 tot 34% in 29. Die groep is zeer klein, lager dan 1%, voor projecten met vergunningsaanvraag vanaf 21. Dat is uiteraard het gevolg van de eerste verstrenging van de E-peileis (maximum E1 naar E8) voor woongebouwen vanaf 21. Terwijl in 26 nog een substantieel percentage (bijna 4%) de E-peileis (E1) overtrad, was dat quasi nihil vanaf aanvraagjaar 27. De verstrenging vanaf 21 van E1 naar E8 leidde niet tot een toename van het aantal dossiers dat niet voldeed aan de nieuwe E8-eis. Slechts,9% van de aanvragen in 21 voldeed niet aan het geldende maximum E8. Ook de verstrenging vanaf 212 naar E7 wordt goed nageleefd. Slechts,9% van de aanvragen in 212 voldeed niet aan het geldende maximum E7. De groep woningen met een E-peil lager dan E6 neemt fors toe. De groep stijgt van bijna 5% voor aanvraagjaar 26 naar 33% voor vergunningsaanvragen van 21. In 211 stagneert dit aantal. Voor aanvraagjaren 212 en 213 voldoen meer dan 5% van de aangiften aan de eis die van toepassing werd op 1 januari 214. Hieruit blijkt dat de bouwsector al goed was voorbereid op de E6-eis voor stedenbouwkundige vergunningsaanvragen vanaf 214. Meer dan 66% van de aanvragen van 214 heeft een E-peil kleiner dan of gelijk aan E5, wat overeenkomt met het eisenniveau vanaf 216. In 213 was het aandeel van de aanvragen met een E-peil kleiner dan of gelijk aan E5 nog beperkt tot 31%. Grafiek 12 en toont duidelijk het effect van het aanscherpen van de E-peileis in 21, 212 en 214: vanaf 21 vertoont de grafiek om de twee jaar een sprong in het E-peil. In de jaren waarin de eis wordt aangescherpt, is er een duidelijke verschuiving naar een lager E-peil. Een groot aandeel van de woningen ligt pagina 2 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

aantal ingediende AG % van ingediende AG % van ingediende AG's immers in de categorie die nét aan de E-peileis voldoet. In de jaren waarin de E-peileis niet wordt aangescherpt, blijft het aandeel van de verschillende E-peilcategorieën stabiel. 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% J.<=2 I.21-3 H.31-4 G.41-5 F.51-6 E.61-7 D.71-8 C.81-9 B.91-1 A.>1 1% % 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 aanvraagjaar Grafiek 12 evolutie E-peil eengezinswoningen volgens aanvraagjaar 2.1.1.3 Spreiding van EPB-aangiften van eengezinswoningen volgens E-peil Grafiek 13 toont de verdeling van de behaalde E-peilen van alle sinds 26 ingediende EPB-aangiften van eengezinswoningen. Er zijn één grote piek en 3 kleinere pieken waar te nemen. De grote piek ligt net vóór E8. De kleinere pieken bevinden zich net vóór E 7, net vóór E6, net vóór E4 en tussen de E8 & E1. De pieken rond E8, E7 en E6 zijn enerzijds het gevolg van de E-peileisen in 21, 212 en 214. Er is ook al een kleine piek te zien rond E 5, ten gevolge van de verstrenging van de E-peileis naar E5 in 216. Anderzijds dragen de financiële voordelen die gekoppeld zijn aan het uitvoeren van energiebesparende maatregelen en het behalen van een lager E-peil ook toe tot de grote pieken en kunnen ze de kleinere pieken verklaren. 4 35 3 25 2 15 1 5 5 1 15 2 25 3 35 4 45 5 55 6 65 7 75 8 85 9 95 1151111512 E-peil 1 8 6 4 2 Grafiek 13 - spreiding van EPB-aangiften van eengezinswoningen volgens E-peil 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 21 van 77

% aantal ingediende AG In Grafiek 14 is die curve verder uitgesplitst naar een curve voor alle aanvraagjaren waarin dezelfde E-peileis geldt. De aanvraagjaren 26 tot en met 29 hadden E-peileis E1; 21 en 211 hadden E-peileis E8,. Heel wat eengezinswoningen met vergunningsaanvraag van 26 tot en met 29 doen het net iets beter dan het geldende maximum voor die periode, namelijk E1. Die grote groep woningen verklaart de grote piek in de globale curve tussen E8 en de maximale E1-eis. De grote piek in Grafiek 13 net vóór E8, is het resultaat van de uitschietende piek in de curve van de aanvraagjaren 21 en 211 in Grafiek 14. Dat heeft alles te maken met de aangescherpte E-peileis E8 die geldt voor vergunningsaanvragen vanaf 21 en met de aanvullende premies die de netbeheerders toekennen aan nieuwbouwwoningen met een verlaagd E-peil. In Grafiek 14 is voor aanvraagjaren 212 en 213 ook duidelijk de aangescherpte maximumeis zichtbaar, namelijk met een piek net voor E7. Hetzelfde geldt voor aanvraagjaren 214 en 215, waarin de maximumeis werd aangescherpt tot E6. Wegens het beperkte aantal aangiften voor aanvraagjaar 216 tot nu toe, worden deze resultaten nog niet getoond. E6 en E4 zijn tot en met aanvraagjaar 212 de drempelwaarden voor het verkrijgen van een verlaging van de onroerende voorheffing. Dat financiële voordeel is ingevoerd vanaf 28. De curve van de aanvraagjaren 21 en 211 vertonen duidelijk op E4 en E6 een kleine piek. Vanaf 28 heeft een grotere groep bouwers een extra inspanning gedaan om nét te voldoen aan die gestelde voorwaarden en te genieten van een verlaging van hun onroerende voorheffing. Vanaf aanvraagjaar 213 wordt er een extra verlaging van de onroerende voorheffing voorzien voor een E-peil van E3. Dit verklaart de extra piek bij E3 voor aanvraagjaar 214. 8 7 6 5 4 3 2 1 26-29 21-211 212-213 214-215 5 1 15 2 25 3 35 4 45 5 55 6 65 7 75 8 85 9 95 1 15 11 115 12 E-peil Grafiek 14 - spreiding van EPB-aangiften van eengezinswoningen volgens E-peil, per aanvraagjaar 2.1.1.4 Evolutie aandeel eengezinswoningen dat het E-peil van BEN haalt per aanvraagjaar Het aantal eengezinswoningen dat het E-peil van het BEN-niveau ( E3) haalt, gaat in stijgende lijn. Voor de aanvraagjaren 21 en 211 bedraagt het aandeel BEN-woningen ongeveer 4%. Voor aanvraagjaren 212 en 213 stijgt dit tot respectievelijk 6% en 12%. Voor aanvraagjaar 214 neemt het aandeel BEN-woningen sterk toe, tot iets meer dan 31%. Ook voor aanvraagjaar 215 stijgt dit aandeel verder tot bijna 34%, of meer dan 1 op 3. Sinds maart 217 is de kaap van 5 BEN-woningen overschreden. pagina 22 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

K-peil % van de ingediende AG's 35 3 25 2 15 1 5 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 2.1.2 Evolutie K-peil eengezinswoningen Grafiek 15 - % van ingediende AG s die het E-peil van BEN halen 2.1.2.1 Evolutie gemiddeld K-peil van eengezinswoningen per aanvraagjaar Grafiek 16 toont hoe het gemiddelde K-peil van de nieuwe eengezinswoningen evolueert per aanvraagjaar. Het gemiddelde K-peil daalt met 8 K-punten van K41 (aanvraagjaar 26) naar K33 (aanvraagjaar 21). Na 21 lijkt het K-peil weer te stijgen. De verklaring ligt bij de verplichte inrekening van de bouwknopen vanaf aanvraagjaar 211. De maximumeis is voor aanvraagjaren 26-21 K45. Die eis werd aangescherpt naar K4 voor aanvragen vanaf 1 januari 212. Globaal zien we een daling van het gemiddelde K-peil van 11 K-punten tussen aanvraagjaar 26 en 215. 45 43 41 39 37 35 33 31 29 27 25 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 216 Grafiek 16 - evolutie gemiddeld K- peil, per aanvraagjaar 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 23 van 77

% van ingediende AG's 2.1.2.2 Evolutie K-peil eengezinswoningen per K-peilcategorie Grafiek 17 geeft de percentages van EPB-aangiften van eengezinswoningen per K-peilcategorie van 5 K- peilpunten. We bekijken het percentage EPB-aangiften met een K-peil K K3. Van aanvraagjaar 26 scoort slechts 2% K3 of lager. Voor 29 was dat percentage 17%. Het percentage met K K3 vertoont een sterke toename voor aanvraagjaar 21 tot meer dan 28%. Het lijkt alsof het aantal projecten met K K3 weer afneemt na 21. Dat wil echter niet zeggen dat er minder woningen zijn die heel goed geïsoleerd zijn vanaf aanvraagjaar 211. Die stijging van het K-peil is te wijten aan het verplicht inrekenen van de bouwknopen voor bouwaanvragen vanaf 1 januari 211. Het K-peil werd pas in 212 expliciet strenger van K45 naar K4, maar impliciet zorgde de verplichte inrekening van bouwknopen vanaf 211 voor een verstrenging van het K-peil vanaf 211. De verplichte inrekening van bouwknopen en het daarmee gepaarde warmteverlies, moet immers worden gecompenseerd met een betere isolatie van de schildelen, om hetzelfde K-peil te behalen. Na aanvraagjaar 211 stijgt het aandeel projecten met K K3 terug en in 215 bedraagt dit aandeel 48%. Voor aanvraagjaar 21 haalt 2/3 van de woningen een K-peil K31 tot en met K4, in 212 stijgt dit aandeel tot bijna 4/5 van de woningen. Voor aanvraagjaar 215 daalt dit aandeel naar ongeveer ½ woningen, voornamelijk door de stijging van het aandeel woningen met K K3. Het aantal EPB-aangiften met een K-peil hoger dan de maximale K45-eis was in de overgangsperiode van 26 nog ruim 8%. Dat aantal daalde sterk vanaf 27 en is voor de ingediende EPB-aangiften van aanvraagjaar 211 quasi nihil. Het aantal overtreders op de K4-eis vanaf 212 is ook zeer beperkt, minder dan,5%. Vanaf aanvraagjaar 213 wordt de groep EPB-aangiften met een K-peil tussen K36 en K4 kleiner, ten voordele van de groep met een K-peil tussen K26 en K3. 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% H.<=15 G.16-2 F.21-26 E.26-3 D.31-36 C.36-4 B.41-45 A.>45 % 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 aanvraagjaar Grafiek 17 - evolutie K-peil eengezinswoningen volgens aanvraagjaar pagina 24 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

E-peil 2.1.3 Evolutie E-peil appartementen Hieronder worden de resultaten van de appartementen bekeken. Onder de noemer van appartementen zijn ook de resultaten van de studio s en de lofts beschouwd. Uit Grafiek 7 is duidelijk dat het aandeel appartementen veel groter is dan het aandeel studio s en lofts. De vermelde resultaten zijn dus vooral te linken aan de appartementen. In de verdere toelichting wordt voor de eenvoud over appartementen gesproken. 2.1.3.1 Evolutie gemiddeld E-peil van appartementen per aanvraagjaar Ook in de appartementsbouw is er een duidelijke evolutie naar lagere E-peilen. Het gemiddelde E-peil blijft hoger dan bij de eengezinswoningen, maar daalt ook met meer dan 4 E- peilpunten van E9 (van aanvraagjaar 26) naar E47 (van aanvraagjaar 214). De cijfers voor 215 zijn niet opgenomen: het aantal aangiften voor dit jaar is nog te laag om conclusies te kunnen trekken. E gemiddeld Daling gemiddeld E-peil t.o.v. 26 Aantal EPBaangiften Wettelijke eis 26 9 % 13.66 E1 27 82 8% 15.233 E1 28 8 11% 13.384 E1 29 78 14% 12.558 E1 21 69 23% 11.73 E8 211 69 23% 13.473 E8 212 62 31% 8.839 E7 213 6 34% 7.69 E7 214 47 48% 1.125 E6 Tabel 9 - gemiddeld E-peil voor appartementen per aanvraagjaar Grafiek 18 toont de evolutie van het gemiddelde E-peil en de wettelijke eis in functie van het aanvraagjaar. Ook voor appartementen is het gemiddelde E-peil steeds een stuk lager dan de eis. 1 9 8 7 6 Wettelijke eis Gemiddeld E-peil 5 4 3 26 27 28 29 21 211 212 213 214 Grafiek 18 - gemiddeld E-peil en de wettelijke E-peileis voor appartementen per aanvraagjaar 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 25 van 77

% van ingediende AG's 2.1.3.2 Evolutie E-peil appartementen per E-peilcategorie We bekijken de EPB-aangiften met een E-peil E6 of beter. Vanaf 21 is er een sterke toename van dossiers die E6 of beter scoren. Terwijl het aantal dossiers met E6 of beter, voor aanvraagjaar 26 quasi nihil was (iets meer dan 1%), behaalt 21% van de appartementen met aanvraag in 21 een E-peil van E6 of lager. Dat aantal stagneert in 211 als gevolg van de verplichte inrekening van de bouwknopen. Voor aanvraagjaar 213 behaalt bijna 45% van de aangiften een E-peil van 6 of later, en behalen alle EPB-aangiften een E-peil van 7 of lager. Dat heeft te maken met een aanscherping van de E-peileis in 212 naar maximaal E7. De conclusie is dat er in de appartementsbouw vaak wordt gemikt op het nét behalen van de eis. Sinds de aanscherping van de E-peileis in 21 is ook bij de appartementen een trend merkbaar naar energiezuiniger bouwen. Het is opvallend dat het aantal aangiften met E < E5 sterk toeneemt sinds 21. Vanaf dan doen ook de appartementen het merkelijk beter dan de gestelde eis. In tegenstelling tot de eengezinswoningen waar bijna 4% van de projecten van 26 een E-peil groter dan E1 had, haalde een grotere groep van de appartementen (bijna 1%) van 26 dat niveau niet. In het overgangsjaar 26 was dat toegelaten, op voorwaarde dat het K-peil werd gerespecteerd. Vanaf aanvraagjaar 27 is het aantal overtreders echter quasi nihil. Bij de invoering van de verstrengde eis in 21, overtreden ongeveer 1,5% van de aangiften bij appartementen de gestelde E-peileis. In de volgende jaren is er geen daling merkbaar, zoals bij de eengezinswoningen wel het geval is. 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% J.<=2 I.21-3 H.31-4 G.41-5 F.51-6 E.61-7 D.71-8 C.81-9 B.91-1 A.>1 1% % 26 27 28 29 21 211 212 213 214 aanvraagjaar Grafiek 19 evolutie E-peil appartementen volgens aanvraagjaar pagina 26 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

% aantal ingediende AG aantal ingediende AG % van ingediende AG 2.1.3.3 Spreiding van EPB-aangiften van appartementen volgens E-peil Grafiek 2 toont de verdeling van het behaalde E-peil van alle EPB-aangiften van appartementen, ingediend sinds 26. In tegenstelling tot de curve van alle eengezinswoningen in Grafiek 13 vertoont de curve minder uitgesproken pieken. De curve van de appartementen is vloeiender. Het merendeel van de appartementen bevindt zich in de groep E6-E8. Er is een relatief kleine piek waar te nemen net vóór E7. 4 35 3 25 2 15 1 5 5 1 15 2 25 3 35 4 45 5 55 6 65 7 75 8 85 9 95 1 15 11 115 E-peil 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Grafiek 2 - spreiding van EPB-aangiften van appartementen volgens E-peil In Grafiek 21 is de curve van behaalde E-peilen van appartementen per aanvraagjaar weergegeven. Terwijl van de aanvraagjaren 26 tot en met 29 het grootste deel van de E-peilen zich in de zone E65-E1 bevinden, bevinden E-peilen van appartementen van aanvraagjaren 21 en 211 zich in een veel beperktere zone, namelijk E65-E8. Wat opvalt is dat er vanaf aanvraagjaar 21 een toename is van appartementen die een lager E-peil behalen dan vereist. In een aantal appartementsgebouwen wordt dus al bewust lagere E- peilen gebouwd. De curve voor aanvraagjaren 212 en 213 vertonen een piek rond E65. De maximumeis vanaf 212 is nochtans E7. Veel appartementen doen dus beter dan de gestelde eis. De curve voor 214 en 215 vertoont een duidelijke piek rond E55, als gevolg van de aanscherping van de E-peileis naar E6 in 214. We kunnen dus ook bij de appartementen stellen dat het E-peil zich in een dalende lijn bevindt. 12 1 8 6 4 2 26-29 21-211 212-213 214-215 5 1 15 2 25 3 35 4 45 5 55 6 65 7 75 8 85 9 95 11511115 E-peil Grafiek 21 - spreiding van EPB-aangiften van appartementen volgens E-peil, per aanvraagjaar 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 27 van 77

% van de ingediende AG's 2.1.3.4 Evolutie aandeel appartementen dat het E-peil van BEN haalt per aanvraagjaar Grafiek 22 toont de evolutie van het aandeel appartementen dat het E-peil van het BEN-niveau (<E3) haalt. In tegenstelling tot de eengezinswoningen, stijgt het aandeel appartementen dat het E-peil van BEN haalt niet stelselmatig. In 211 kent het aantal appartementen met een E-peil lager dan E3 een lichte stijging naar 6%. In 212 en 213 daalt het aandeel appartementen met een E-peil van BEN opnieuw, richting 3% van de ingediende EPB-aangiften. Voor aanvraagjaar 214 stijgt dit aandeel terug naar 1%. 12 1 8 6 4 2 26 27 28 29 21 211 212 213 214 2.1.4 Evolutie K-peil appartementsgebouwen Grafiek 22 - % van ingediende AG s die het E-peil van BEN halen Bij de eengezinswoningen geldt de K-peileis per woning. Bij appartementsgebouwen wordt het K-peil voor het totale woongebouw berekend en niet per wooneenheid, zoals het E-peil. 2.1.4.1 Evolutie K-peil appartementsgebouwen per K-peilcategorie Grafiek 23 geeft de percentages van EPB-aangiften van appartementsgebouwen per K-peilcategorie van 5 K- punten. We bekijken het aantal EPB-aangiften met een doorgedreven isolatiegraad, namelijk met K K3. In de beginjaren was dit aandeel nog beperkt. Dat percentage verhoogt geleidelijk. Voor aanvraagjaar 21 is een sterke verhoging te merken: ongeveer 1/3 van de appartementsgebouwen heeft een K-peil K3. In aanvraagjaar 211 daalt dat aantal sterk. Oorzaak daarvoor is de verplichte inrekening van de bouwknopen voor bouwaanvragen vanaf 1 januari 211. Dat wil dus niet zeggen dat er vanaf aanvraagjaar 211 slechter wordt geïsoleerd, want voor aanvraagjaar 212 stijgt dat het aantal met K K3 terug. Een grote groep appartementsgebouwen behaalt een K-peil tussen K31 en K4. Voor aanvraagjaar 212 vertoont dit aandeel een piek op ongeveer 86%. Hierna neemt dit aandeel terug af, tot bijna 6% voor aanvraagjaar 214. Deze daling is het gevolg van een stijging in het aandeel appartementsgebouwen met K K3. Het aantal gebouwen met een K-peil hoger dan K45 was in de overgangsperiode van 26 nog 3%. Dat aantal daalde sterk vanaf 27 en is voor de ingediende EPB-aangiften vanaf aanvraagjaar 21 nihil. Vanaf aanvraagjaar 212 is die eis aangescherpt naar maximaal K4. Voor aanvraagjaar 212 en 213 voldeden minder dan 1% van de projecten niet aan deze eis. Voor aanvraagjaar 215 zijn er voorlopig nog geen EPB-aangiften ingediend waarbij er een overtreding op die eis is vastgesteld. pagina 28 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

K-peil % van ingediende AG's 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% H.<=15 G.16-2 F.21-26 E.26-3 D.31-36 C.36-4 B.41-45 A.>45 % 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 aanvraagjaar Grafiek 23 - evolutie K-peil appartementsgebouwen volgens aanvraagjaar 2.1.4.2 Evolutie gemiddeld K-peil van appartementsgebouwen per aanvraagjaar Grafiek 24 toont hoe het gemiddelde K-peil van de nieuwe appartementsgebouwen evolueert per aanvraagjaar. Globaal daalt het gemiddelde K-peil met 8 K-punten tussen 26 en 215: van K39 naar K31 Tussen 26 en 21 zakt het gemiddelde K-peil met 6 K-punten: van K39 naar K33). Na 21 vertoont de curve een knik naar boven. Voor aanvraagjaar 211 stijgt het gemiddelde K-peil met 4 punten (van K33 voor 21 naar K37 voor 211). Dat is te verklaren door de verplichte inrekening van de bouwknopen voor bouwaanvragen vanaf 1 januari 211, waardoor het K-peil per project gemakkelijk tussen 3 en 1 K-punten stijgt. In de grafiek is te zien dat het gemiddelde K-peil vanaf aanvraagjaar 212 weer daalt tot K31 voor aanvraagjaar 214 en 215. 45 43 41 39 37 35 33 31 29 27 25 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 Grafiek 24 - evolutie gemiddeld K- peil van appartementsgebouwen, per aanvraagjaar 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 29 van 77

Gemiddeld E-peil 2.1.5 E- en K-peil van alle woongebouwen per provincie 2.1.5.1 Gemiddeld E-peil Voor alle woongebouwen, dus woningen en appartementen samen, is in Tabel 1 en op Grafiek 25 de evolutie van het gemiddelde E-peil per aanvraagjaar en per provincie te zien. In alle provincies samen daalt het gemiddeld E-peil met 49 E-punten. Het gemiddelde E-peil in 215 bedraagt dus minder dan de helft van het gemiddelde E-peil in 26. Er wordt gemiddeld in Limburg het meest energiezuinig gebouwd. Voor bijna alle aanvraagjaren behalen de Limburgse projecten het laagste gemiddelde E-peil. In de provincie West-Vlaanderen wordt over het algemeen het minst energiezuinig gebouwd. In Antwerpen en Oost-Vlaanderen is de daling van het gemiddeld E-peil het kleinst met 47 E-punten. In de provincies West-Vlaanderen en Limburg daalt het gemiddelde E-peil met 49 E-punten. In Vlaams-Brabant is de daling het grootst met 52 E-peilpunten. Hier moet weliswaar opgemerkt worden dat het gemiddelde E-peil in 26 het hoogst was in Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen. Het hoge startgemiddelde voor 26 voor West- Vlaanderen (E93) vindt wellicht oorsprong in het feit dat daar meer appartementsgebouwen zijn opgetrokken die van de keuze tussen E-peileis en de K-peileis in de overgangsperiode gebruik maakten en een hoger E-peil dan E1 behaalden. Antwerpen Limburg Oost- Vlaanderen Vlaams- Brabant West- Vlaanderen Alle provincies 26 85 84 87 89 94 88 27 81 8 82 82 82 81 28 78 77 78 78 8 78 29 75 74 74 74 76 75 21 67 66 67 66 67 67 211 68 65 67 66 67 67 212 58 58 59 59 6 59 213 56 54 57 56 59 56 214 42 39 41 41 45 42 215 38 35 4 37 45 39 Tabel 1 evolutie gemiddeld E-peil woongebouwen per aanvraagjaar, per provincie 1 9 8 7 6 5 4 Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams - Brabant Limburg West-Vlaanderen 3 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 Grafiek 25 - evolutie gemiddeld E-peil woongebouwen per aanvraagjaar, per provincie pagina 3 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

Gemiddeld E-peil 2.1.5.2 Gemiddeld K-peil Voor alle woongebouwen (eengezinswoningen en appartementen samen) is in Tabel 11 en op Grafiek 26 de evolutie van het gemiddelde K-peil per aanvraagjaar en per provincie te zien. Antwerpen Limburg Oost- Vlaanderen Vlaams- Brabant West- Vlaanderen Alle provincies 26 4 39 4 4 4 4 27 38 38 38 39 38 38 28 37 37 38 37 38 37 29 35 35 35 35 36 35 21 33 33 33 33 33 33 211 37 36 37 36 38 37 212 34 34 34 34 35 34 213 32 33 33 33 34 33 214 31 3 31 31 32 31 Tabel 11 - evolutie gemiddeld K-peil woongebouwen per aanvraagjaar, per provincie De resultaten liggen veel dichter bij elkaar dan bij de gemiddelde E-peilen per aanvraagjaar, per provincie. Door de verplichte inrekening van de bouwknopen is voor aanvraagjaar 211 opnieuw een stijging van het gemiddelde K-peil merkbaar. Vanaf aanvraagjaar 212 daalt dat terug naar de niveaus van 21. Tussen aanvraagjaar 212 en aanvraagjaar 214 zien we een verdere daling van het gemiddelde K-peil. 43 41 39 37 35 33 31 29 27 25 26 27 28 29 21 211 212 213 214 Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams - Brabant Limburg West-Vlaanderen Grafiek 26 - evolutie gemiddeld K-peil woongebouwen per aanvraagjaar, per provincie 2.1.6 Beperking van het risico op oververhitting van woongebouwen in de zomer Gebouwen met een grote beglazingsoppervlakte in verhouding tot het beschermde volume kunnen in de zomer oververhit raken. Een doordachte oriëntatie van het gebouw, afdoende zonwering, het gebruik van beglazing met een hoge zonnetoetredingsfactor (g-waarde) beperken dat risico aanzienlijk. Na herhaalde oververhitting in de zomer wordt soms een energieverslindende koelinstallatie geplaatst. Dat is in tegenspraak met de doelstelling van de energieprestatieregelgeving: het energieverbruik in gebouwen verlagen. 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 31 van 77

% aantal ingediende AG Daarom geldt voor woongebouwen de verplichting tot beperking van het risico op oververhitting in de zomer. Voor elke afzonderlijke wooneenheid in een woongebouw wordt de oververhittingsindicator berekend aan de hand van de overtollige warmtewinsten. De oververhittingsindicator is het aantal uur per jaar dat de binnentemperatuur hoger wordt dan 23 C. Voor projecten met aanvraagjaar voor 214 mag deze indicator het maximum van 17.5 Kh niet overschrijden, ongeacht of een koelinstallatie aanwezig is of niet. Vanaf de drempelwaarde van 8. Kh wordt bij de bepaling van de energieprestatie rekening gehouden met een risico op plaatsing van actieve koeling achteraf. Voor stedenbouwkundige aanvragen vanaf 1 januari 214 werden die drempelwaarden aangepast naar respectievelijk 1. en 6.5 kh (in plaats van 8. en 17.5). Dat gebeurt naar aanleiding van enkele wijzigingen aan de berekeningsmethode die voortkomen uit de studie van Epicool. Die aanpassing van de drempelwaarden betekent geen aanscherping van de eis op het risico op oververhitting en geen versoepeling van de eis. Afhankelijk van het project, kan voor het ene geval de aanpassing positief uitdraaien en voor het andere geval negatief. Grafiek 27 toont de percentages van de ingediende EPB-aangiften in functie van de oververhittingsindicator voor de aanvraagjaren 26 tot en met 215. Op de grafiek worden de maximale drempels weergegeven die geldig waren voor die aanvraagjaren, namelijk 6.5 en 17.5 Kh. De grafiek toont enerzijds dat er minder risico op oververhitting optreedt, niettegenstaande de eisen (E, K en U/R-waarden) aangescherpt worden. Anderzijds is te zien dat het aantal gebouwen dat de maximumeisen van 6.5 Kh (vanaf 214) en 17.5 Kh (voor 214) overschrijdt, relatief beperkt is. Het aantal overtreders op het beperken van het risico op oververhitting daalt jaar na jaar. Voor projecten met aanvraag in 26 was het aantal overtreders het grootst. Dat vindt wellicht oorsprong in het feit dat er voor het overgangsjaar 26 de keuze bestond tussen het voldoen aan ofwel de E-peileis en de eis op het beperken van het risico op oververhitting, ofwel aan de K- peileis. 3 25 2 15 1 5 6.5 Kh 17.5 Kh 5 1 15 2 25 3 35 4 57 risico op oververhitting: # uur dat comforttemperatuur is overschreden (Kh) 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 Grafiek 27 - spreiding van EPB-aangiften van woongebouwen volgens het risico op oververhitting, per aanvraagjaar pagina 32 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

% van de ingediende AG 2.1.7 Netto-energiebehoefte voor verwarming van woongebouwen Grafiek 28 toont hoeveel procent van de ingediende EPB-aangiften welke netto-energiebehoefte voor verwarming behalen voor de aanvraagjaren 26 tot en met 215. 5, 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5,, 5, 1, 15, 2, netto -energiebehoefte voor verwarming (kwh/m²) 26 27 28 29 21 211 212 213 214 215 Grafiek 28 - % van ingediende EPB-aangiften van woongebouwen volgens netto-energiebehoefte voor verwarming, per aanvraagjaar Naarmate het aanvraagjaar vordert, schuiven de curves heel geleidelijk op naar links, dus naar lagere nettoenergiebehoeften voor verwarming. Voor aanvragen in 212 daalt de netto-energiebehoefte voor verwarming drastisch. Dat heeft te maken met de maximumeis van 7 kwh/m² die geldt voor woningen en appartementen met een stedenbouwkundige aanvraag of melding vanaf 212. Op de grafiek is te zien dat slechts een klein aantal aangiften vanaf aanvraagjaar 212 die grens van 7 kwh/m² nog overschrijdt. Op die manier wordt het beperken van de warmtevraag van een gebouw verplicht door beter thermisch te isoleren, door luchtdichter te bouwen en door de warmtewinsten optimaal te benutten. Gemiddelde netto-energiebehoefte voor verwarming (kwh/m²) 26 73 27 69 28 69 29 66 21 57 211 58 212 49 213 48 214 43 215 45 Tabel 12 - gemiddelde netto-energiebehoefte voor verwarming (kwh/m²), per aanvraagjaar Tabel 12 toont de gemiddelde netto-energiebehoefte voor verwarming per aanvraagjaar. De gemiddelde netto-energiebehoefte daalt met meer dan 28 kwh/m², van 73 kwh/m² voor projecten met aanvraag in 26 naar 45 kwh/m² voor projecten aangevraagd in 215. Ook hier is in 211 een lichte stijging waarneembaar die te verklaren is vanuit de verplichte inrekening van de bouwknopen vanaf aanvraagjaar 211. 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 33 van 77

2.1.8 Ingrijpende energetische renovaties Sinds de invoer van ingrijpende energetische renovatie (IER) op 1 januari 215, werden 17 aangiften ingediend voor dit type aard van de werken. Omdat IER nog niet lang geleden werd ingevoerd, is het aantal aangiften nog beperkt. Ter vergelijking: voor gewone renovaties aangevraagd na 1 januari 215 werden er 15 aangiftes ingediend tot eind 216. Het aandeel ingrijpende energetische renovaties is dus merkelijk kleiner, maar toch aanzienlijk (ongeveer 1 %) tegenover het aantal renovaties waarvoor een aangifte werd ingediend in dezelfde tijdspanne. Specifiek voor woongebouwen werden 97 aangiften ingediend voor ingrijpende energetische renovaties tot eind 216. Ongeveer 9 % van de aangiftes die voor IER werden ingediend is voor woongebouwen. Van deze 97 aangiften werden nog maar 2 aangiften ingediend voor aanvraagjaar 216. Het gemiddelde E-peil voor alle aangiften van IER die werden ingediend tot eind 216 bedraagt E77. Dit gemiddelde is merkelijk beter dan de E-peileis van E9 voor ingrijpende energetische renovaties aangevraagd in 215 of 216. 2.1.9 E- en K-peil van kantoorgebouwen De resultaten voor de kantoorgebouwen zijn berekend op basis van de EPB-aangiften, ingediend tot en met 31 december 216. De resultaten zijn gebaseerd op 243 EPB-aangiften. Voor aanvraagjaar 214 zijn voor 5 projecten de EPB-aangiften ingediend. Dat aantal is relatief beperkt, maar toch voldoende groot om er trends in te herkennen. De cijfers voor aanvraagjaar 214 moeten dus voorzichtig worden bekeken. De komende jaren zal blijken of de getoonde trend zich verderzet. De resultaten voor aanvraagjaar 215 worden niet getoond, want die zijn niet representatief: er zijn nog maar 8 EPB-aangiften ingediend. 2.1.9.1 Evolutie gemiddeld E- en K-peil van kantoorgebouwen per aanvraagjaar Voor kantoorgebouwen aangevraagd in 26 ligt het gemiddelde E-peil iets onder de maximumgrens E1. Jaar na jaar daalt het gemiddelde E-peil. Het gemiddelde voor aanvraagjaar 21 is E77. In 211 is er een stijging tot E82, gerelateerd aan het verplicht meerekenen van de bouwknopen. In 212 en 213 is terug een beduidende verbetering zichtbaar. Dat is een gevolg van de eerste verstrenging van de E-peileis (E1 naar E7). Ook voor aanvraagjaar 214 is een duidelijke daling zichtbaar, als gevolg van de verstrenging van de E- peileis naar E6. De totale daling van aanvraagjaar 26 naar 214 bedraagt 52 E-punten. Dat is een daling van 53%. E gemiddeld K gemiddeld Aantal EPBaangiften Wettelijke eis 26 99 39 276 E1/K45 27 87 37 399 E1/K45 28 86 36 386 E1/K45 29 8 35 335 E1/K45 21 77 32 31 E1/K45 211 82 37 313 E1/K45 212 62 33 196 E7/K4 213 6 32 138 E7/K4 214 47 31 5 E6/K4 Tabel 13 - evolutie gemiddeld E- en K- peil & E- en K-peileis, van kantoorgebouwen, per aanvraagjaar pagina 34 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

K-peil E-peil Grafiek 29 toont het gemiddelde E-peil, per aanvraagjaar. Hier is een lichte stijging zichtbaar voor aanvraagjaar 211 door het verplicht meerekenen van de bouwknopen. 1 9 8 7 6 Wettelijke eis Gemiddeld E-peil 5 4 3 26 27 28 29 21 211 212 213 214 Grafiek 29 - evolutie gemiddeld E-peil en wettelijke E-peileis voor kantoorgebouwen per aanvraagjaar Grafiek 3 geeft het gemiddelde K-peil per aanvraagjaar. Ook hier is een stijging zichtbaar voor aanvraagjaar 211 door het verplicht meerekenen van de bouwknopen. 41 39 37 35 33 31 29 26 27 28 29 21 211 212 213 214 Grafiek 3 - evolutie gemiddeld K- peil van kantoorgebouwen, per aanvraagjaar 2.1.9.2 Evolutie E-peil kantoorgebouwen per E-peilcategorie De resultaten van de kantoorgebouwen (in Grafiek 31) zijn sterk verschillend van die van de woongebouwen. De resultaten voor aanvraagjaar 26 tonen dat bij de kantoorgebouwen enige aanpassingen nodig waren om zich in regel te stellen met de geldende E1-eis. In de overgangsperiode, waar de bouwer kon kiezen tussen voldoen aan de E- of aan de K-peileis, is bij de kantoorgebouwen in veel gevallen gekozen voor de K-peileis. Liefst 3% behaalde een E-peil hoger dan E1. De volgende jaren is dat aantal sterk gedaald. Het duurde langer dan bij de woongebouwen, maar nu is de trend naar energiezuinige kantoorgebouwen duidelijk zichtbaar. 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 35 van 77

% van ingediende AG's De groep met een E-peil hoger dan E8 daalde van ongeveer 85% voor aanvraagjaar 26 naar 55% voor 21. Voor aanvraagjaar 211 is dit aantal weer gestegen naar 61%. Deze stijging is gerelateerd aan het verplicht inrekenen van de bouwknopen. 211 was het laatste jaar dat de eis voor het E-peil E1 bedroeg. Vanaf aanvraagjaar 212 geldt een maximaal E-peil van E7. Die grote aanscherping wordt redelijk goed nageleefd. Iets meer dan 5% van de EPB-aangiften van aanvraagjaar 212 voldoet niet aan het niveau E7. De groep E61-E8 is meer dan verdubbeld van aanvraagjaar 26 naar aanvraagjaar 21 en 211. 11% van de projecten aangevraagd in 26 behaalde een E-peil tussen E6 en E8, terwijl dat voor projecten aangevraagd in 211 28% bedraagt. Deze stijging zet zich verder door in 212, waar 62% van de aangevraagde projecten een E-peil tussen E6 en E8 haalt. Voor aanvraagjaar 26 had minder dan 4% van de EPB-aangiften voor kantoren een E-peil E6 of lager. Deze groep steeg gestaag tot bijna 2% voor projecten aangevraagd in 21. In 211 is er net als voor de andere groepen een herval tot minder dan 11%. In 212 en 213 herneemt de stijgende trend zich terug tot respectievelijk 36% en 41% onder invloed van de nieuwe E7-eis. 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% J.<=2 I.21-3 H.31-4 G.41-5 F.51-6 E.61-7 D.71-8 C.81-9 B.91-1 1% % 26 27 28 29 21 211 212 213 214 aanvraagjaar Grafiek 31 - evolutie E-peil kantoorgebouwen volgens aanvraagjaar 2.1.9.3 Evolutie K-peil kantoorgebouwen per K-peilcategorie Grafiek 32 geeft de percentages van de EPB-aangiften van de kantoorgebouwen, per K-peilcategorie van 5 K- punten. De groep kantoorgebouwen met een doorgedreven isolatiegraad (K K3) verdubbelt van meer dan 1% voor aanvragen van 26 naar ongeveer 27% voor aanvragen van 29, en verviervoudigt bijna voor aanvragen van 21 (ongeveer 39%). Voor aanvragen in 211 daalt dat aantal opnieuw tot ongeveer 11% als gevolg van de verplichte inrekening van de bouwknopen. Dat betekent niet dat de kantoorgebouwen vanaf aanvraagjaar 211 slechter zijn geïsoleerd. Hierna neemt het aandeel kantoorgebouwen met een K-peil K3 terug toe tot meer dan 42% voor aanvraagjaar 214. pagina 36 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

% van de ingediende AG's % van ingediende AG's Het aantal kantoorgebouwen met een K-peil hoger dan K45 was in de overgangsperiode van 26 nog ruim 6%. Dat aantal verminderde sterk en bedraagt voor alle latere aanvraagjaren (buiten 211) minder dan 1%. Het aandeel kantoorgebouwen in de K-peil categorie K41 K45 daalt sterk vanaf aanvraagjaar 212. In 212 werd de K-peileis aangescherpt van K45 naar K4. 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% H.<=15 G.16-2 F.21-26 E.26-3 D.31-36 C.36-4 B.41-45 A.>45 % 26 27 28 29 21 211 212 213 214 aanvraagjaar Grafiek 32 - evolutie K-peil kantoorgebouwen volgens aanvraagjaar 2.1.9.4 Evolutie aandeel kantoorgebouwen dat het E-peil van BEN haalt per aanvraagjaar Grafiek 33 geeft het aandeel van de kantoren weer dat het E-peil van het BEN-niveau (E< E4) haalt. Tussen aanvraagjaren 26 en 21 neemt de groep BEN-kantoren sterk toe. Voor het aanvraagjaar 26 waren er quasi geen BEN-kantoren. Voor het aanvraagjaar 21 bedraagt het aandeel BEN-kantoren bijna 8%. Het aandeel van de kantoren dat het E-peil van BEN haalt, kende een tijdelijke terugval in 211, maar vertoont terug een stijging in 212 en 213. In 213 haalt bijna 6% van de kantoren het E-peil van BEN. Voor aanvraagjaar 214 zien we een sterke stijging van het aandeel BEN-kantoren, tot 2%. 25 2 15 1 5 26 27 28 29 21 211 212 213 214 Grafiek 33 - % van ingediende AG s die het E-peil van BEN halen 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 37 van 77

2.1.1 E- en K-peil van schoolgebouwen De resultaten voor de schoolgebouwen werden berekend op basis van de EPB-aangiften, ingediend tot 31 december 216, voor alle projecten met aanvraagjaar tot en met 214. Voor aanvraagjaren 215 en 216 is het aantal EPB-aangiften nog heel beperkt, respectievelijk 8 aangiften en aangiften. Daarom werden de resultaten voor aanvraagjaren 215 en 216 niet opgenomen in dit rapport. De hieronder vermelde resultaten zijn gebaseerd op 665 EPB-aangiften. 2.1.1.1 Evolutie gemiddeld E- en K-peil van schoolgebouwen per aanvraagjaar E gemiddeld K gemiddeld Aantal EPBaangiften Wettelijke eis 26 86 37 5 E1/K45 27 81 35 51 E1/K45 28 67 32 91 E1/K45 29 67 3 93 E1/K45 21 63 3 114 E1/K45 211 7 35 68 E1/K45 212 61 33 94 E7/K4 213 58 31 87 E7/K4 214 52 35 17 E6/K4 Tabel 14 geeft de evolutie van het gemiddeld E- en K-peil. In grote lijnen is ook bij de schoolgebouwen een duidelijke dalende trend zichtbaar voor het gemiddelde E-peil. Er is ook een langzame daling van het K-peil. Enkel voor aanvraagjaar 211 stijgen de gemiddelden opnieuw. E gemiddeld K gemiddeld Aantal EPBaangiften Wettelijke eis 26 86 37 5 E1/K45 27 81 35 51 E1/K45 28 67 32 91 E1/K45 29 67 3 93 E1/K45 21 63 3 114 E1/K45 211 7 35 68 E1/K45 212 61 33 94 E7/K4 213 58 31 87 E7/K4 214 52 35 17 E6/K4 Tabel 14 - evolutie gemiddeld E- en K- peil & E- en K-peileis, van schoolgebouwen, per aanvraagjaar Grafiek 34 toont de gemiddelde E-peilen, per aanvraagjaar. Het gemiddelde E-peil daalt jaar na jaar, behalve voor aanvraagjaar 211. Daar is een stijging te zien. Tussen aanvraagjaar 26 en aanvraagjaar 213 daalt het gemiddelde E-peil met meer dan een derde, van E86 naar E58. pagina 38 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

K-peil E-peil 9 85 8 75 7 65 6 55 5 45 26 27 28 29 21 211 212 213 214 Grafiek 34 - evolutie gemiddeld E- peil van schoolgebouwen, per aanvraagjaar Grafiek 35 geeft het gemiddelde K-peil per aanvraagjaar. Ook hier is bouwknopen vanaf aanvraagjaar 211 goed zichtbaar. de verplichte inrekening van de 39 37 35 33 31 29 27 25 26 27 28 29 21 211 212 213 214 Grafiek 35 - evolutie gemiddeld K- peil van schoolgebouwen, per aanvraagjaar 2.1.11 K-peil van gebouwen met andere specifieke bestemming (ASB-gebouwen) Onder gebouwen met een 'andere specifieke bestemming' vallen onder andere handelszaken, hotels, restaurants, cafés, ziekenhuizen, theaters, zwembaden, sporthallen en musea. De resultaten voor die gebouwen zijn berekend op basis van de EPB-aangiften, ingediend tot 31 december 216, van bouwprojecten tot en met aanvraagjaar 214. Voor aanvraagjaar 214 zijn de resultaten gebaseerd op basis van 142 EPB-aangiften, wat aanvaardbaar is om conclusies te trekken. Het totale aantal ingediende EPB-aangiften voor ASB-gebouwen tot en met 216 en voor projecten met aanvraagjaar tot en met 214 bedraagt 499. 2.1.11.1 Evolutie gemiddeld K-peil van ASB per aanvraagjaar Tabel 15 toont de evolutie van het gemiddelde K-peil voor de ASB-gebouwen. 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 39 van 77

K-peil De gebouwen scoren duidelijk beter dan het gestelde maximum K45 tot aanvraagjaar 211 en maximum K4 vanaf 212. Ook voor de ASB-gebouwen is de verplichte inrekening van de bouwknopen vanaf 211 duidelijk zichtbaar. K gemiddeld Aantal EPB-aangiften Wettelijke eis 26 37 558 K45 27 37 717 K45 28 35 686 K45 29 34 683 K45 21 32 714 K45 211 37 588 K45 212 33 495 K4 213 32 47 K4 214 3 142 K4 Tabel 15 - evolutie gemiddeld K- peil & K-peileis, van ASB-gebouwen, per aanvraagjaar 38 37 36 35 34 33 32 31 3 29 26 27 28 29 21 211 212 213 214 2.1.12 K-peil van industriële gebouwen Grafiek 36 - evolutie gemiddeld K- peil van ASB-gebouwen, per aanvraagjaar De resultaten voor de industriële gebouwen zijn berekend op basis van de EPB-aangiften, ingediend tot 31 december 216, van bouwprojecten tot en met aanvraagjaar 214. De steekproef omvat 1666 EPB-aangiften. 2.1.12.1 Evolutie gemiddeld K-peil van industriële gebouwen per aanvraagjaar Bij industriële gebouwen bestond voor de aanvragen vóór 212 de keuze om te voldoen aan het maximum K- peil K55 of aan de maximale U- of minimale R-waarden. Van de dossiers die hebben gekozen voor de K-peileis, wordt in Tabel 16 het gemiddelde K-peil per aanvraagjaar getoond. Tot en met aanvraagjaar 211 scoren de industriegebouwen gemiddeld veel beter dan het gestelde maximum K55, maar de gebouwen vertonen geen verbetering ten opzichte van de start van de regelgeving. De K-peilresultaten zijn nagenoeg constant in de tijd, met een kleine stijging voor projecten uit aanvraagjaar 211. Vanaf aanvraagjaar 212 moeten de industriële gebouwen voldoen aan maximum K4 en de maximale U- waarden of minimale R-waarden voor de constructiedelen. Vanaf dan vervalt dus de keuze. Uit Tabel 16 blijkt dat het gemiddeld K-peil voor aanvraagjaar 212 sterk daalt, voor aanvraagjaren 212 en 213 scoren de industriegebouwen terug merkelijk beter dan het geldende maximum K4. pagina 4 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

K-peil K gemiddeld Aantal EPB-aangiften Wettelijke eis 26 4 14 K55 27 4 281 K55 28 41 28 K55 29 38 173 K55 21 37 256 K55 211 42 184 K55 212 32 155 K4 213 31 137 K4 214 26 6 K4 Tabel 16 - evolutie gemiddeld K- peil & K-peileis, van industriële gebouwen, per aanvraagjaar 43 41 39 37 35 33 31 29 27 25 26 27 28 29 21 211 212 213 214 Grafiek 37 - evolutie gemiddeld K- peil van industriële gebouwen, per aanvraagjaar 2.2 EVOLUTIE E-PEIL UIT STARTVERKLARINGEN Ook uit de startverklaringen kan informatie over het E-peil gehaald worden. Sinds aanvraagjaar 211 wordt bij de startverklaring een voorafberekening ingediend. Het aantal ingediende startverklaringen van projecten met een vergunningsaanvraag in 216 is nog laag, namelijk 3388. Die resultaten zijn voorzichtig te interpreteren. 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 41 van 77

E-peil % van ingediende startverklaringen 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% J.<=2 I.21-3 H.31-4 G.41-5 F.51-6 E.61-7 D.71-8 C.81-9 B.91-1 A.>1 % 211 212 213 214 215 216 aanvraagjaar Grafiek 38 - E-peil in categorieën voor startverklaringen Op Grafiek 39 is te zien dat het gemiddelde E-peil en de mediaan voor aanvraagjaren 214 en 215 dicht tegen E5 liggen. Vanaf 216 dalen de mediaan en het gemiddelde E-peil tot onder de maximumeis van E5. 13 12 11 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1-1 211 212 213 214 215 216 E maximum E gemiddeld E mediaan E minimum Grafiek 39 - Maximale, gemiddelde, mediaan en minimale E-peil voor startverklaringen Op Grafiek 38 is te zien dat maar 35% van de startverklaringen met als aanvraagjaar 213 al de eis van maximum E6 haalt die van kracht ging vanaf 1 januari 214. Dat is bijzonder weinig. Toch is te zien dat meer dan 9% van alle startverklaringen in het aanvraagjaar 214 aan die eis voldoet. Ook in 215 haalt maar 45% een E-peil van E5 of lager, dit is de eis die vanaf 1 januari 216 geldt. Voor startverklaringen uit aanvraagjaar 216 haalt 95% de E-peileis van E5. Het valt op dat het gemiddelde E-peil voor de startverklaringen gemiddeld 5 E-peilpunten hoger ligt dan het gemiddelde E-peil voor de EPB-aangiften. De startverklaringen geven een minder ambitieus beeld dan de uiteindelijke aangiften, zoals te zien in Grafiek 4. pagina 42 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216

E-peil 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Wettelijke eis Gemiddeld E-peil SV Gemiddeld E-peil AG 211 212 213 214 215 Grafiek 4 gemiddelde E-peil voor startverklaringen en aangiften, per aanvraagjaar 29.4.216 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING pagina 43 van 77

3 WOONGEBOUWEN: KARAKTERISTIEKEN IN CIJFERS EVOLUTIES Dit hoofdstuk spitst toe op zowel de geometrische karakteristieken van de woongebouwen als op de verschillende maatregelen die toegepast zijn in woongebouwen om de hoger vermelde resultaten qua E-peil en K-peil te behalen. De cijfers zijn gebaseerd op de gegevens van bijna 1. EPB-aangiften van eengezinswoningen en appartementen. Eerst worden de geometrische karakteristieken, namelijk het beschermd volume, de warmteverliesoppervlakte, de compactheid en de bruto-vloeroppervlakte geanalyseerd. Daarna worden cijfers getoond van de toegepaste maatregelen om de warmteverliezen te beperken, namelijk de isolatiegraad en de luchtdichtheid. Ook wordt getoond welke ventilatiesystemen worden toegepast in de nieuwe woongebouwen. Tot slot wordt belicht in welke mate er in de nieuwe woongebouwen al hernieuwbare energiemaatregelen worden toegepast, namelijk warmtepompen, zonneboilers en fotovoltaïsche panelen. In dit hoofdstuk worden heel wat cijfers weergegeven via boxplots. Een boxplot is een grafische voorstelling die snel zicht geeft op de verdeling van een verzameling gegevens. Boxplots maken het gemakkelijker om verschillende verdelingen te vergelijken. De figuur hieronder toont een voorbeeld van een boxplot. In een boxplot zijn zowel de kwartielen, de mediaan en de grootste en de kleinste waarde af te lezen. In de onderstaande boxplots (onder 3.1) zijn de grootste waarden meestal afgesneden, om de verdeling en de kwartielen meer gedetailleerd weer te geven. 3.1 GEOMETRISCHE KARAKTERISTIEKEN 3.1.1 Beschermd volume Het beschermd volume van een gebouw of van een deel van het gebouw is het volume van alle kamers en ruimten van het gebouw dat de gebruiker thermisch wil beschermen tegen warmteverliezen naar de buitenomgeving, naar de grond en naar de naburige ruimten die niet tot een beschermd volume behoren. Bij nieuwbouw is de plaats van de thermisch isolerende lagen in de wanden een aanduiding van welke ruimten er tot het beschermd volume behoren en welke niet. De gebruiker beslist zelf welke ruimten moeten worden beschermd tegen warmteverliezen. Het beschermd volume moet wel minstens alle ruimten omvatten waarin een warmteafgifte-element is geplaatst. Het beschermd volume is de parameter om de grootte van het gebouw te evalueren. Grafiek 41 toont de evolutie van het gemiddeld beschermd volume per aanvraagjaar van woningen in gesloten bebouwing (= rijwoningen). Bij de rijwoningen is een lichte stijging van het gemiddelde beschermd volume merkbaar. De mediaan van het beschermd volume van de rijwoningen ligt voor aanvraagjaar 26 in de buurt pagina 44 van 77 CIJFERRAPPORT ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING 29.4.216