1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Vergelijkbare documenten
Planten uit de Habitatrichtlijn

Groenknolorchis op de kaart. Baudewijn Odé & Anne Bolier

*Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae (H7210) Verkorte naam: Galigaanmoerassen

wetenschappelijke naam vegetatietype

Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) H Status:

1. Status. 2. Kenschets. 3. Definitie. H91F0 versie 1 sept 2008.doc. Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994).

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Eénjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia en andere zoutminnende soorten (H1310) Verkorte naam: Zilte pionierbegroeiingen

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

*Vastgelegde ontkalkte duinen met Empetrum nigrum (H2140) Verkorte naam: Duinheiden met kraaihei

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK!

Duinen met Hippophaë rhamnoides (H2160) Verkorte naam: Duindoornstruwelen

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

Vale vleermuis (Myotis myotis) H Status. 2. Kenschets. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Vogelrichtlijn Bijlage I (sinds 1985). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel.

Alkalisch laagveen (H7230) Verkorte naam: Kalkmoerassen

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Fysische geografie van Nederland Landschappelijk Nederland de fysisch-geografische regio s

Platte schijfhoren (Anisus vorticulus) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (sinds 2004)

André Jansen NecoV N-symposium Antwerpen, 26 april 2016 Beheer op standplaatsniveau: een pas op de plaats.

*Kalktufbronnen met tufsteenformatie Cratoneurion (H7220) Verkorte naam: Kalktufbronnen

De Peelvenen. Hoogveenherstel op het randje. Gert-Jan van Duinen en vele anderen

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen

Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen

Kleine parelmoervlinder Issoria lathonia

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

9.1 Meerkoet (Fulica atra)

Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion (H7150) Verkorte naam: Pioniervegetaties met snavelbiezen

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin

Zoogdieren van de Habitatrichtlijn,

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009

Natura 2000 gebied 103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

d rm Neder wa e landopg

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

De klasse-overschrijdende rompgemeenschap RG Deschampsia flexuosa-[nardetea/calluno- Ulicetea] (19Aa2), wordt niet tot het habitattype gerekend.

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Natura essentietabellen Leeswijzer

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Embryonale wandelende duinen (H2110) Verkorte naam: Embryonale duinen

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natuurherstel in Duinvalleien

Flora- en faunawet. Gedragscode Bestendig beheer groenvoorziening

memo gemeente Lingewaard, Dion Steenbergen , hoofdlijnen mitigatieplan kleine wolfsmelk Houtakker II, Bemmel

Noordse woelmuis, 2010

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Grote vuurvlinder (Lycaena dispar) H1060

Het wel en wee van het gentiaanblauwtje in Kampina

Grasland op zinkhoudende bodem behorend tot de Violetalia calaminariae (H6130) Verkorte naam: Zinkweiden

BERGVENNEN. ROUTE 2,3 km

Op Stap in het Binnenveld. Willem van Raamsdonk & Christa Heijting

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland (H5130) Verkorte naam: Jeneverbesstruwelen

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

De fascinerende wereld van wilde planten Samenvatting van inleiding Jacques de Raad voor de IVN-gidsencursus op 18 april 2011

De burger wil best betalen voor veenweidenatuur

Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

Bezoekerscentrum Lauwersmeer Globale verhaallijn (concept)

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Eu-Molinion) (H6410) Verkorte naam: Blauwgraslanden

Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba offcinalis) (H6510) Verkorte naam: glanshaver- en vossenstaarthooilanden

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Boterbloem (Ranunculus)

Veldwerkplaats vochtige bossen

Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) (H6410) Verkorte naam: Blauwgraslanden. 1. Status: 2.

Ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus) H Status: 2. Kenschets. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994)

Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (H3150) Verkorte naam: meren met krabbenscheer en fonteinkruiden

Natura 2000 gebied 88 Kennemerland-Zuid

Bodemgeschiktheidseisen stedelijk gebied

Kevers, kreeften en bloedzuigers van de Habitatrichtlijn,

Vlijmens ven, Moerputten & Bossche Broek. De geschiedenis van een overstromingsvlakte in de Langstraat

Natuur en biodiversiteit

Terug naar de bron. Verslag veldwerkplaats Beekdallandschap Dal van de Brunninkhuizerbeek, 22 april 2009

ONTWERPBESLUIT BODDENBROEK

Meervleermuis (Myotis dasycneme) H Status: 2. Kenschets. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994)

Bijen en Landschapsbeheer

FRIESE VEENWEIDEGEBIED HISTORIE EN VEENWEIDEVISIE

Eindexamen biologie pilot vwo I

Vegetatie duinen,

9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris)

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden. Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Geoorde fuut (Podiceps nigricollis) (A008) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden

Natuurherstel: van standplaats naar landschap

Transcriptie:

Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H1903 1. Status Habitatrichtlijn Annex II (inwerkingtreding 1994). 2. Kenschets Beschrijving: De Groenknolorchis is een laag blijvende, geelgroene orchidee met een ijle tros van vier tot acht weinig opvallende bloemen. De stengel draagt aan de voet twee breed langwerpige bladeren. De stengelvoet is verdikt tot een knol. Betekenis binnen Europa: groot Ons land ligt aan de westrand van het Europese verspreidingsgebied; verder westwaarts komt de soort slechts sporadisch voor, evenals in het noorden, zuiden en zuidoosten van Europa. Binnen haar tamelijk omvangrijke areaal is de soort vrijwel overal zeldzaam. In vergelijking met de situatie in de buurlanden zijn in ons land nog veel populaties aanwezig, waarmee Nederland de belangrijkste kern van verspreiding van de soort vormt in West-Europa. 3. Ecologische vereisten Standplaats: De Groenknolorchis is gebonden aan standplaatsen met zonnige tot licht beschaduwde, onbemeste grond die onder invloed staan van basenrijk grondwater. Het meest wordt de soort aangetroffen in trilvenen (habitattype H7140) en duinvalleien (habitattype H2190). Plantensociologisch wordt de Groenknolorchis beschouwd als een kensoort van het Knopbiesverbond (Caricion davallianae). In duinvalleien bestaat de grond uit min of meer humeus, kalkhoudend zand; incidenteel (tijdens stormvloeden) kunnen de standplaatsen daar met zout water overspoeld raken. s Winters staan de groeiplaatsen vaak ondiep onder water. In trilvenen, waar de ondergrond uit een veenpakket bestaat, groeit de soort bij een vrijwel constante waterstand. Het vegetatiedek (kragge) gaat met het wateroppervlak op en neer met de wisselingen van natte en droge seizoenen. De soort is ook wel aan te treffen op lage, natte plaatsen op niet- of weinig vergraven veengrond, in met veen dichtgroeiende sloten en poeltjes, op oevers van veeneilandjes en in bevloeide rietlanden. Bekend is dat de Groenknolorchis vroeger groeiplaatsen had in het landschap van de hogere (pleistocene) zandgronden. Die standplaatsen hadden veel verwantschap met die van de veengebieden. De soort groeide namelijk in natte laagten van de hogere zandgronden, in moerassen en op blijvend natte standplaatsen met voortdurende toevoer van basenrijk water (begroeiingen van habitattype H7230, alkalisch laagveen). Het is mogelijk het open karakter van de begroeiingen waarin Groenknolorchis voorkomt in stand te houden door deze jaarlijks te maaien tussen augustus en oktober. Het is nodig om daarbij het maaisel af te voeren. Groenknolorchis heeft zich in de afgelopen decennia weten te vestigen op plekken waarvan de soort in het verleden niet vermeld is. Het lijkt er dus op dat de verspreiding (haar dispersie-capaciteit) doorgaans geen beperkende factor vormt. 4. Huidig voorkomen Tot aan het midden van de vorige eeuw omvatte het verspreidingsgebied van de Groenknolorchis in Nederland vrijwel alle duingebieden als ook een groot aantal plaatsen in het binnenland, zowel in veengebieden als in pleistocene beekdalen. Uit de pleistocene zandgebieden is de soort geheel 522

verdwenen. De laatste groeiplaatsen in Twente en Noord-Brabant gingen in de jaren 1950 en 1960 verloren. De soort verdween al eerder in onder meer de Gelderse Vallei en het Rijk van Nijmegen. Verspreidingskaart Groenknolorchis 5. Beoordeling landelijke staat van instandhouding Trends in Nederland: De soort is in de loop van de 20 e eeuw sterk achteruit gegaan (van 100 naar 46 atlas-uurhokken in de periodes voor en na 1950). De achteruitgang is in hoofdzaak toe te schrijven aan ontwatering en ontginning, maar ook zijn veel groeiplaatsen verdwenen als gevolg van spontane successie. In de duinen heeft waterwinning een zware tol geëist. De soort is in de laatste decennia zo goed als verdwenen uit de Hollandse vastelandsduinen. In de overige duingebieden zijn nog steeds grote populaties aanwezig, echter met jaarlijks sterk wisselende aantallen planten. Door het ontstaan van nieuwe strandvlaktes en duinvalleien ontstaan hier regel nieuwe populaties. Er lijken al met al geen significante veranderingen in aantallen op te treden. In veengebieden, zoals in het Vechtplassengebied, is de achteruitgang mede toe te schrijven aan watervervuiling, vermindering van kwel en dichtgroeien van percelen met struweel en bos. De aantallen in de laagvenen lopen nog steeds terug en er is weinig zicht op stabilisatie omdat het herstel van trilvenen niet erg wil lukken. Recente ontwikkelingen: In de duinen zijn geen significante veranderingen opgetreden. Het herstel van duinvalleien in de Hollandse duinen heeft nog niet geleid tot nieuwe groeiplaatsen van Groenknolorchis. In de laagveengebieden lijkt een negatieve ontwikkeling in aantallen voort te gaan. Beoordelingsaspect natuurlijk verspreidingsgebied: Het huidige verspreidingsgebied omvat 29 10x10 km-hokken. Dit is meer dan 10% lager dan de gunstige referentie. 523

Beoordelingsaspect populatie: Er zijn geen harde gegevens over veranderingen in populatiegrootte, maar in de duinen lijken de aantallen min of meer stabiel. In de laagveengebieden lijkt echter nog steeds een negatieve trend op te treden. De huidige populatiegrootte wordt geschat op 35.000 exemplaren. Dat is net niet meer dan 25% lager dan de gunstige referentie. Beoordelingsaspect leefgebied: In de duinen is nog steeds voldoende leefgebied voor de Groenknolorchis voorhanden. In de laagveengebieden zorgt de geleidelijke verzuring van trilvenen ervoor dat de soort in aantal afneemt en teruggedrongen wordt naar randen van percelen waar de invloed van basenrijk grondwater nog groot genoeg is. Op grond van de situatie in de laagveengebieden is het leefgebied voor de soort beoordeeld als. Beoordelingsaspect toekomstperspectief: Hoewel de Groenknolorchis geen uitgesproken pionierplant is, is een voortdurend aanbod van nieuwe standplaatsen voor een duurzaam behoud van de soort in ons land toch een voorwaarde. In de duinen vormt dit op dit moment geen probleem (behoudens de Hollandse vastelandsduinen), maar in de laagveengebieden zijn de vooruitzichten. Landelijke instandhoudingsdoelstelling: Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie. Streefbeeld bij de landelijke instandhoudingsdoelstelling: - natuurlijk verspreidingsgebied: 33 10x 10 km-hokken - populatie: 43.750 individuen Voor een gunstige staat van instandhouding is een verspreiding van de Groenknolorchis vereist over alle duingebieden (zuidwest Nederland, Hollandse vastelandsduinen, Waddeneilanden) en over de laagveengebieden in West-Nederland, noordwest Overijssel en Friesland. Oordeel: Staat van instandhouding Aspect 1994 2004 2007 Verspreiding Populatie Leefgebied Toekomst Beoordeling SvI 6. Bronnen Odé, B. & A. Bolier, 2003. Groenknolorchis op de kaart. Gorteria 29: 33-37. Rossenaar, A.J.R., 2001. Recent onderzoek naar Groenknolorchis: 20.000 exemplaren in Nederland! Gorteria 28: 49. 524

Weeda, E.J., 1985. Liparis loeselii (L.) Rich. In: Mennema et al. (red.) Atlas van de Nederlandse Flora. Deel 2. zeldzame en vrij zeldzame planten: 197. Bohn, Scheltema & Holkema, Utrecht. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra, 1994. Nederlandse oecologische FLORA. Wilde planten en hun relaties 5. IVN, Amsterdam. 525

526 Profielen habitatsoorten, versie 1 september 2008