La résistance antimicrobienne chez les E. coli commensales, Campylobacter spp. et Salmonella

Vergelijkbare documenten
Rapport Direction scientique Maladies infectieuses humain Wetenschappelijke directie Infectieziekten mens

SURVEILLANCE VAN ANTIBIOTICARESISTENTIE IN VOEDINGSWAREN (RESULTATEN 2018)

TOEZICHT OP ANTIMICROBIËLE RESISTENTIE (AMR) IN LEVENSMIDDELEN (2017)

Antimicrobiële resistentie bij commensale E. coli, Campylobacter spp. en Salmonella spp. geïsoleerd uit

Verslag Operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten Wetenschappelijke dienst Voedselpathogenen

Resultaten resistentiesurveillance voor E. coli: periode

BESLUITEN. (Voor de EER relevante tekst) (2013/652/EU)

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ESBL s. (extended spectrum β-lactamases) Raadgevend Comité 19/6/2013

Cefalosporineresistentie en ESBL s bij huisdieren

Algemene richtlijnen voor de detectie van carbapenemases bij multi-resistente Pseudomonas aeruginosa* en Acinetobacter spp. in Belgische laboratoria

Werkgroep Diergeneeskunde BAPCOC

Prevalentie en karakteristieken

Het dilemma van de toezichthouder. Drs. H.N. de Groot Hoofdinspecteur NVWA

Trendanalyse

Leidt antibioticumgebruik in dieren tot risico's voor de volksgezondheid? Dik Mevius

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Instelling: WIV-ISP Straat: Wytsmanstraat 14 Stad: 1050 Brussels

Resistentieop uwic. Lennie Derde Internist-intensivist UMC Utrecht

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

Haemophilus influenzae

Aangrijpingspunten van antibiotica in de prokaryoten. - Celwandsynthese - DNA, RNA en eiwitsynthese

Streptococcus pneumoniae

24 jaar antibioticumonderzoek in Lelystad

De epidemiologie van antibacteriële resistentie.

Carbapenemases. Maurine A. Leverstein-van Hall

Telling van ESBL E. coli in kippenkarkassen. Inhoudstafel

Antimicrobiele geneesmiddelen: gevoeligheid en resistentie

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

Surveillance van multiresistente kiemen in Belgische ziekenhuizen:

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae

Surveillance septicemieën in Belgische ziekenhuizen

Welke antibiotica horen op de lijst reserve antibiotica? Prof. Dr. Johan W. Mouton MD PhD FIDSA

European Antimicrobial Resistance Surveillance Network. Belgische deelname (EARS Net) M. Goossens IPH/EPI REPORTS D/2011/2505/45

Cultuur M/12958 was een Klebsiella pneumoniae die resistentie vertoonde tegen verschillende antibioticaklassen (beta-lactams, aminoglycosiden,

Evolutie van de antibioresistentie bij de voornaamste bacteriën in de productie van rundvee, varkens en pluimvee in België.

Detectie van ESBL E. coli in kalfs-, rund- en varkensvlees. Inhoudstafel

Surveillance Bloedstroominfecties in Belgische ziekenhuizen

Surveillance van multiresistente kiemen in Belgische ziekenhuizen:

Rapportering voor het jaar 2018 Referentiecentrum voor Clostridium botulinum en Clostridium perfringens.

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

FINAAL RAPPORT PROFICIENCY TEST VOOR LEVENSMIDDELEN MICROBIOLOGIE TELLING CAMPYLOBACTER SPP JANUARI 2012 GEVOGELTE PRODUCTEN

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL GEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID

Activiteiten en realisaties met betrekking tot reductie van antibioticagebruik en -resistentie in de diergeneeskunde in België in 2016

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

Naar een optimale workflow voor de detectie van carbapenemase-producerende Enterobacteriaceae vanuit screeningsstalen

DIENST ZORGINFECTIES. Surveillance van antibioticaresistente bacteriën in Belgische ziekenhuizen: Jaarrapport 2015

EU beleid Campylobacter

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

OVERZICHT BIJZONDER RESISTENTE MICRO-ORGANISMEN (BRMO)

Surveillance Bloedstroominfecties in Belgische ziekenhuizen

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

Doorlooptijden voor ontvangst, verzending en reactie lab per bestand

mens Dr. Lieve Herman Prof. Dr. Jeroen Dewulf ILVO, Wetenschappelijk Comité FAVV UGent, Wetenschappelijk Comité FAVV

Doorlooptijden voor ontvangst, verzending en reactie lab per bestand

1 1 12E E Escherichia coli Klebsiella pneumoniae

Nationaal actieplan One Health voor de strijd tegen antibioticaresistentie (AMR) in België

Directe diameters, en het effect op analyses van ISIS-AR. Mieke van Triest, epidemioloog ISIS-AR

Het optimaliseren van het (selectief) rapporteren van antibiotica. Van Aelst Sophie Supervisor: Laffut Wim H.-Hartziekenhuis Lier

Overzicht Aanlevering

Doorlooptijden voor ontvangst, verzending en reactie lab per bestand

Publicatieblad van de Europese Unie L 281/7

Streptococcus pneumoniae

Detectie van ESBL E. coli in kippenkarkassen. Inhoudstafel

Doorlooptijden voor ontvangst, verzending en reactie lab per bestand

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriën in België: 01/01/ /10/2012

ANTIBIOTICAGEBRUIK EN REDUCTIE IN DE VLEESKUIKENSECTOR

MIC bepalingen: fenotype of genotype? W.H.F. Goessens Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam Afd. Medische Microbiologie en Infectieziekten

Antibioticum gebruik en resistentie bij dieren in België Resultaten 2016 Prof. Jeroen Dewulf, Voorzitter AMCRA

EINDRAPPORT PROFICIENCY TEST VOOR NRL SALMONELLA PT 4 (BIS) 2017 DETECTIE VAN SALMONELLA NOVEMBER 2017 SPP. IN DIERLIJKE FAECES

Innocent NDM? De genetische achtergrond van een NDM positieve, meropenem gevoelige E. coli

Resistentie. Toegespitst naar onze regio. Een internationaal probleem

Gegeven Onbekende waarde Aantal Soort

Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in Belgie in 2002

Gegeven Onbekende waarde Aantal Soort. ORGANISME =U_encspp? 5 isolaten ORGANISME >agps 4 isolaten ORGANISME mycboa 1 isolaten E

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

Streptococcus pneumoniae

ANTIBIOTICA, NIET IN ONZE VOEDING

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

Survey pathogenen en bacteriële resistentie in rauw vlees, jaar 2004

Evolutie van ESBLs in dieren. Dik Mevius

De dierenarts, toen, nu en straks

Aanlevering. Jaar 2010 Aanlevering-ID 2404 Datum Totaal Overzichten. #Isolaten ISIS #Isolaten #Patienten ISIS #Patienten

EINDRAPPORT LEVENSMIDDELENMICROBIOLOGIE

Relaties tussen antibioticagebruik en voorkomen van resistente micro-organismen

Enterobacteriaceae die carbapenemasen produceren

DEFINITIEF JAARRAPPORT MICRO/SERO/PARA 2012

Twee jaar na Maasstad - Hoe staan Carbapenemases in Nederland op de kaart? Daan Notermans

DIENST ZORGINFECTIES. Surveillance van antibioticaresistente bacteriën in Belgische ziekenhuizen: Jaarrapport 2014

STUDIE VAN SALMONELLA EN CAMPYLOBACTER KRINGLOPEN BIJ DE PRODUCTIE VAN BRAADKUIKENS. L. De Zutter RUG L. Herman CLO/RVK J.P. Butzler UMC-St.

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Gegeven Onbekende waarde Aantal Soort. AFDELING E_EZG3 2 monsters E E E E

Antibioticaresistente bacteriën in Nederlands oppervlaktewater in veeteeltrijk gebied

Q 1: Vraag 13/01/2012: Antwoord Prof. Y. Glupczynski: Q 2: Vraag 26/01/2012: Antwoord Béa Jans: enterobacteriaceae carbapenemase +

WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID DEPARTEMENT MICROBIOLOGIE AFDELING BACTERIOLOGIE

Beleid ter bestrijding van antibioticaresistentie in België : Diergeneeskundige maatregelen in de context "One Health"

Surveillance van multiresistente kiemen in Belgische ziekenhuizen:

Strijd tegen antibioticaresistentie Resultaten : Samen gaan we er voor! Fabiana Dal Pozzo, DVM, PhD

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Transcriptie:

La résistance antimicrobienne chez les E. coli commensales, Campylobacter spp. et Salmonella spp. isolés des carcasses et de la viande de volaille, de boeuf et de porc en 2016 Rapport 2016 Antimicrobiële resistentie bij commensale E. coli, Campylobacter spp. en Salmonella spp. geïsoleerd uit gevogelte karkassen en vlees, runds- en varkensvlees in 2016 Verslag 2016 Operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten Wetenschappelijke dienst Voedselpathogenen Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel België www.wiv-isp.be Pagina 1

Wetenschappelijke dienst Voedselpathogenen Oktober 2017 Brussel, België Verantwoordelijke uitgever : Dr Myriam Sneyers, Directeur-generaal J. Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Brussel Intern referentienr. : Depotnr. : D/2017/2505/21 Auteurs: C. Garcia-Graells, M. Polet, F. Crombé, N. Botteldoorn Pagina 2

INHOUDSTAFEL 1 Inleiding... 4 2 Materiaal en methode... 4 2.1 TESTEN VAN GEVOELIGHEID VOOR ANTIMICROBIËLE AGENTIA.... 4 2.2 CRITERIA VOOR HET CLASSIFICEREN VAN DE GEVOELIGHEID VOOR ANTIMICROBIËLE STOFFEN VOLGENS DE EFSA 2015... 7 2.3 CRITERIA VOOR DE CLASSIFICATIE VAN Β-LACTAMASEN VOLGENS DE EFSA 2016... 7 2.4 DEFINITIE VAN MULTIRESISTENTIE... 8 3 Resultaten... 8 3.1 ANTIMICROBIEEL TOEZICHT BIJ CAMPYLOBACTER... 8 3.2 ANTIMICROBIËLE RESISTENTIE BIJ SALMONELLA SPP.... 9 3.2.1 Salmonella FOOD... 10 3.2.2 Salmonella spp. in het kader van het EU-AMR-programma in karkassen van braadkippen... 11 3.2.3 Salmonella spp. die resistent zijn tegen cefalosporines van de derde generatie.... 14 3.3 Β-LACTAMASEN-PRODUCERENDE E. COLI... 15 3.3.1 Detectie van ESBL-, AmpC- of carbapenemasen- producerende E. coli in matrices van voeding van dierlijke oorsprong.... 15 4 Conclusies... 21 4.1 CAMPYLOBACTER... 21 4.2 SALMONELLA... 21 4.3 ESBL- PRODUCERENDE INDICATORBACTERIËN E. COLI... 22 5 Afkortingen... 23 6 Referenties... 23 7 Dankwoord... 23 8 Lijst van tabellen... 23 9 Lijst met figuren... 24 Pagina 3

1 Inleiding Antimicrobiële agentia, zoals antibiotica, zijn stoffen die worden gebruikt om microorganismen te doden of hun ontwikkeling en hun vermenigvuldiging te stoppen. Ze worden vaak gebruikt in humane geneesmiddelen en diergeneesmiddelen om tal van verschillende infectieziektes te behandelen. Hoewel antimicrobiële resistentie gedeeltelijk een natuurlijk fenomeen is, in die zin dat iedere bacteriesoort van meet af aan resistent is tegen een bepaald type antibiotica wat op zijn beurt het spectrum aan activiteiten van het antimicrobieel middel definieert is dit ook een verworven fenomeen dat wordt bevorderd door het gebruik en het verkeerd gebruik van antibiotica. Allereerst door het gebruik, aangezien enkel het gebruik van een antibioticum beetje bij beetje de reproductie van resistente specimens al zal bevorderen. Een welbekend voorbeeld van een bacterie die resistentie heeft verworven tegen meerdere antibioticasoorten is E. coli met extended spectrum bèta-lactamase. Een resistente bacterie kan zich via verschillende wegen verspreiden. Wanneer resistentie tegen antimicrobiële middelen opduikt bij zoönotische bacteriën die aanwezig zijn in dieren of in voeding, dan kan dit ook de doeltreffende behandeling van besmettelijke ziektes bij de mens in het gedrang brengen. In het domein van voedselveiligheid moeten de autoriteiten de consumenten beschermen tegen de risico s die verbonden zijn aan de voedselketen en ze moeten de beste controleopties bepalen om deze risico s te reduceren. De wetenschappers en risicoevaluatoren onderzoeken de factoren die kunnen leiden tot de aanwezigheid van bacteriën die resistent zijn tegen antimicrobiële middelen in voeding en bij dieren om wetenschappelijke adviezen te kunnen verschaffen die aangepast zijn aan de beleidsmakers. De EFSA monitort en analyseert de situatie inzake AMR in voeding en bij dieren in heel Europa. Ze wordt daarbij bijgestaan door het netwerk van competente autoriteiten en laboratoria in de verschillende lidstaten dat belast is met het verzamelen van gegevens over zoönosen. In 2014 werd een uitvoerings beslissing geïmplementeerd 2013/652/EU om de bemonstering, de analyse van de resistentie tegen antimicrobiële middelen en de gegevensverzameling te harmoniseren. Het toezicht wordt georganiseerd om de resistentie van de zoönotische bacteriën Salmonella en Campylobacter die van groot belang zijn voor de volksgezondheid op te sporen. Ze kunnen voedsel besmetten en voedseltoxi-infecties uitlokken. Bovendien maken indicatorbacteriën die voorkomen in de darm van gezonde dieren, zoals E. coli, ook deel uit van het toezicht. Deze indicatorbacteriën kunnen voedsel besmetten. Het niveau van resistentie van deze indicatorbacteriën is representatief voor de resistentie die aanwezig is in dit type van populatie. Dit niveau weerspiegelt ook hoe groot de druk is die antibiotica uitoefent op de darmbacteriepopulatie en kan dienst doen als indicator van nieuwe opduikende resistenties en veranderingen. Deze indicatorbacteriën kunnen ook dienst doen als reservoir voor resistentiegenen. 2 Materiaal en methode 2.1 Testen van gevoeligheid voor antimicrobiële agentia. De verminderde gevoeligheid van een bacterie voor een bepaald antimicrobieel middel wordt gemeten aan de hand van de minimale inhiberende concentratie (MIC). De MIC is de kleinste antibioticaconcentratie die nodig is om de groei van een bacterie te inhiberen. De MIC meet een concentratie die normaal gezien wordt uitgedrukt als mg/l. De MIC wordt bepaald volgens de dilutiemethode overeenkomstig de methodes die worden beschreven door EUCAST (European Committee on Antimicrobial susceptibility Testing- 4

EUCAST) en het CLSI (Clinical and Laboratory Standard Institute). Deze methode wordt erkend als de internationale referentiemethode (ISO-norm 20776-1:2006) In 2016 werd de MIC van de isolaten bepaald aan de hand van respectievelijk de "microdilutiemethode met EUVSEC (panel1), EUVSEC (panel2) voor E.coli en Salmonella en EUCAMP2 Sensititre panel (ThermoFisher) voor Campylobacter. De resultaten werden geïnterpreteerd op basis van de resistentiedrempels die zijn opgesteld door EUCAST ECOFF (epidemiologische breekpunten), zoals beschreven en verduidelijkt in het Europese Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU. De tabellen 1 tot 5 geven een opsomming van de interpretatiedrempels voor resistentie tegen antimicrobiële stoffen, al naargelang de betrokken bacterie. Tabel 1. Panel van geteste antimicrobiële stoffen en de interpretatiedrempel voor Campylobacter jejuni Familie van antimicrobiële Afkorting ECOFF* stoffen Antimicrobieel middel R> (mg/l) C. jejuni Tetracyclines Tetracycline TET 1 Quinolonen Nalidixinezuur NAL 16 Fluoroquinolonen Ciprofloxacine CIP 0.5 Macroliden Erythromycine ERY 4 Aminosiden Gentamicine GEN 2 Aminosiden Streptomycine STR 4 *ECOFF, epidemiological cut-off value Tabel 2. Panel van geteste antimicrobiële stoffen (eerste panel) en interpretatiedrempels voor Salmonella spp. Familie van Antimicrobieel middel Afkorting ECOFF (R> mg/l)* antimicrobiële stoffen Bèta-lactamasen Ampicilline AMP 8 3de generatie Cefotaxim FOT 0.5 cefalosporines 3de generatie Ceftazidim TAZ 2 cefalosporines Carbapenems Meropenem MER 0.125 Quinolonen Nalidixinezuur NAL 16 Fluoroquinolonen Ciprofloxacine CIP 0.064 Tetracycline Tetracycline TET 8 Polymyxines Colistine COL 2 Aminosides Gentamicine GEN 2 Diaminopyrimidinen Trimethoprim TMP 2 Sulfamiden Sulfamethoxazol SMX 256* Fenicolen Chlooramfenicol CHL 16 Macroliden Azithromycine AZI 16* Glycylcyclinen Tigecycline TIG 1 * Officiële gegevens zijn niet beschikbaar, maar de waarde die in rekening wordt genomen voor SMX bedraagt >256 (mg/l) en voor AZI >16 (mg/l), al naargelang de waarden die de EFSA heeft verschaft voor de rapportering van AMR. Tabel 3. Panel van geteste antimicrobiële stoffen (tweede panel EUVSEC2) en interpretatiedrempels voor Salmonella spp. Familie van antimicrobiële stoffen Antimicrobieel middel Afkorting ECOFF* 5

(R>mg/l) 2de generatie cefalosporines Cefoxitine FOX 8 4de generatie cefalosporines Cefepime FEP 0.125 3 de generatie cefalosporines + bètalactamase-inhibitor Cefotaxim+ FOT/Cl 0.25* clavulaanzuur 3 de generatie Cefalosporines+ bètalactamase-inhibitor Ceftazidim+clavulaanz TAZ/CL 0.5* uur Carbapenems Meropenem MER 0.125 Carboxypenicilline Temocilline TEM 32* Carbapenem Imipenem IMI 0.5 Carbapenem Ertapenem ERT 0.06 3de generatie cefalosporines Cefotaxim FOT 0.25 3de generatie cefalosporines Ceftazidim TAZ 0.5 * Er zijn geen officiële gegevens beschikbaar, maar de waarden die in rekening worden genomen voor FOT/CL, TAZ/CL en TEM zijn de waarden die gegeven worden door de EFSA voor de rapportering van AMR 2016. Tabel 4. Panel van geteste antimicrobiële stoffen en interpretatiedrempels voor de indicator E. coli. Familie van antimicrobiële stoffen Antimicrobieel middel Afkorting ECOFF (R>mg/l) Bèta-lactamasen Ampicilline AMP 8 3de generatie cefalosporines Cefotaxim FOT 0.25 3de generatie cefalosporines Ceftazidim TAZ 0.5 Carbapenem Meropenem MER 0.125 Quinolonen Nalidixinezuur NAL 16 Fluoroquinolonen Ciprofloxacine CIP 0.064 Tetracycline Tetracycline TET 8 Polymyxines Colistine COL 2 Aminosiden Gentamicine GEN 2 Diaminopyrimidines Trimethoprim TMP 2 Sulfamides Sulfamethoxazol SMX 64* Fenicolen Chlooramfenicol CHL 16. Macroliden Azithromycine AZI 16* Glycylcycline Tigecycline TIG 1 *Er zijn geen officiële gegevens beschikbaar, maar de waarde die in rekening wordt genomen voor SMX bedraagt >64 (mg/l) en voor AZI >16 (mg/l) volgens de waarden die gegeven worden door de EFSA voor de AMR-rapportering voor 2015. Tabel 5. Panel van geteste antimicrobiële stoffen (tweede panel EUVSEC2) en interpretatiedrempels voor de indicator E. coli Familie van antimicrobiële Antimicrobieel middel Afkortin ECO middelen g FF* (R>m g/l) 2de generatie cefalosporines Cefoxitine FOX 8 4de generatie cefalosporines Cefepime FEP 0.125 3de generatie cefalosporines Cefotaxim+ clavulaanzuur FOT/Cl 0.25* + bèta-lactamase-inhibitor 3de generatie Cefalosporines Ceftazidim+ clavulaanzuur TAZ/CL 0.5* + bèta-lactamase-inhibitor Carbapenem Meropenem MER 0.125 Carboxypenicilline Temocilline TEM 32* Carbapenem Imipenem IMI 0.5 6

Carbapenem Ertapenem ERT 0.06 3de generatie cefalosporines Cefotaxtim FOT 0.25 3de generatie cefalosporines Ceftazidim TAZ 0.5 *Er zijn geen officiële gegevens beschikbaar, maar de waarden die in rekening worden genomen voor FOT/CL, TAZ/CL en TEM zijn de waarden die worden gegeven door de EFSA in de AMRA-rapportering van 2016. 2.2 Criteria voor het classificeren van de gevoeligheid voor antimicrobiële stoffen volgens de EFSA 2015 De termen die worden gebruikt om de niveaus van resistentie tegen antimicrobiële middelen te beschrijven, worden beschreven aan de hand van de volgende criteria : zeldzaam : <0,1%, zeer gering: 0,1%tot 1,0% gering : 1% tot 10,0%", "gemiddeld: 10,0% tot 20,0 %", "hoog: 20,0% tot 50,0%", "zeer hoog: 50,0% tot 70,0%", "extreem hoog:> 70,0%". Deze termen worden gebruikt voor alle antimicrobiële middelen. De omvang van een gegeven resistentieniveau zal echter afhangen van het betreffende antimicrobiële middel zelf en het belang ervan in de humane geneeskunde en de diergeneeskunde (Efsa Journal 2015, 13 (2) :4036) 2.3 Criteria voor de classificatie van β-lactamasen volgens de EFSA 2016 Het tweede panel maakt een precieze classificatie mogelijk van de isolaten van E. coli die een resistentie vertonen tegen cefalosporines van de derde generatie. De criteria werden geüpdatet in 2016 en werden voorgesteld tijdens de meeting EFSA AMR-Network in november 2016 (Tabel 6). Tabel 6. Classificatiecriteria voor β-lactamasen volgens de EFSA 2016. vak Fenotype beschrijving 1. ESBL Cefotaxim of ceftazidim > 1mg/L (R ) Synergie cefotaxim/clavulaanzuur of ceftazidim/clavulaanzuur Cefoxitine <8mg/L (S) 2. AmpC Cefotaxim of ceftazidim > 1mg/L (R) Cefoxitine > 8mg/L (R) 3. ESBL+AmpC Cefotaxim of ceftazidim > 1mg/L (R) Cefoxitine > 8 mg/l (R) Synergie cefotaxim/clavulaanzuur of ceftazidim/clavulaanzuur 4. Carbapenemasen Meropenem >0.12 mg/l (R) 5. Andere fenotypes Cefotaxim of ceftazidim > 1mg/L (R ) Cefoxitine <8mg/L (S) Geen synergie cefotaxim/ clavulaanzuur of ceftazidim/clavulaanzuur Cefotaxim 1mg/L maar > 0.5 (R ) of ceftazidim 1mg/L maar > 2 (R ) Cefoxitine <8mg/L (S) Cefotaxim en ceftazidim 1mg/L Cefoxitine > 8mg/L (R) Meropenem 0.12 mg/l (S) Ertapenem > 0.06 mg/l (R ) Imipenem > 1 mg/l (R ) 7

2.4 Definitie van multiresistentie De term multiresistentie verwijst naar isolaten waarvan het fenotype een resistentie heeft verworven voor drie of meerdere antibioticafamilies. Dit houdt bijvoorbeeld in dat resistentie tegen ciprofloxacine en nalidixinezuur de resistentie tegen een enkele antimicrobiële familie betekent, alsook dat resistentie tegen cefotaxim en ceftazidim resistentie tegen cefalosporines van de derde generatie betekent. 3 Resultaten 3.1 Antimicrobieel toezicht bij Campylobacter Dit verslag heeft betrekking op Campylobacter, en enkel op Campylobacter jejuni die werd geïsoleerd uit vlees van gevogelte In 2016 werd de minimale inhiberende concentratie bepaald op 370 C. jejuni-bacteriën die werden geïdentificeerd op soort aan de hand van Maldi-Tof. De interpretatie van de resultaten werd uitgevoerd aan de hand van de interpretatiedrempels die zijn gepubliceerd in het Europese Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU (Tabel 1). De matrices op basis waarvan Campylobacter jejuni werd geïsoleerd, zijn de volgende: volledig karkas van braadkip, karkas van kip, versneden vlees van gevogelte met of zonder vel, vleesbereiding, vlees van gevogelte en een stuk gevogelte in zijn geheel. De voornaamste matrix was: karkas van braadkip. De resistentie tegen de verschillende soorten van antibiotica en het aantal stammen worden in detail beschreven in tabel 7. Figuur 1 toont de evolutie van de resistentie van C. jejuni geïsoleerd uit vlees van gevogelte tussen 2010 en 2016. Tabel 7. Aantal C. jejuni isolaten en resistentiepercentage tegen antimicrobiële middelen (n=370) Antimicrobiële middelen cut-off ( ) n % Ciprofloxacine CIP 0.5 209 56.49 Erythromycine ERY 4 9 2.43 Gentamicine GEN 2. 4 1.08 Nalidixinezuur NAL 16 206 55.68 Streptomycine STR 4 8 2.16 Tetracycline TET 1 172 46.49 8

%R 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 CIP NAL TET ERY STR GEN Antimicrobiens 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Figuur 1. Evolutie van de resistentie bij C. jejuni spp. geïsoleerd uit vlees van gevogelte (2010-2016). De resistentie bij C. jejuni tegen fluoroquinolonen en tetracycline is afgenomen in vergelijking met het voorgaande jaar. Ten opzichte van 2015 stellen we een vermindering met ongeveer 5% vast wat betreft de resistentie tegen ciprofloxacine, nalidixinezuur en tetracycline en een lichte verhoging van de resistentie tegen erythromycine. 36.22% van de isolaten vertonen een resistentieprofiel waarin fluoroquinolonen en tetracycline (CipNalTet) zijn opgenomen. Dit is het voornaamste profiel sinds 2010. 35.41% van de isolaten zijn gevoelig aan alle geteste antibiotica, een waarde die licht hoger is dan in 2015 en in lijn is met de resultaten van 2014. Er dient te worden opgemerkt dat er een toename is van het aantal isolaten dat resistent is tegen 3 of meer antibioticafamilies: 2.70% (10/370) ten opzichte van 2.08% in 2015 en 0.3% in 2014 (Figuur 2). Dit is te wijten aan de lichte toename van de resistentie tegen erythromycine in 2016, waarbij een aantal isolaten een resistentieprofiel vertonen van het type CipEryGenNalStrTet, CipEryNalTet of EryStrTet. Figuur 2. Vergelijking van het resistentiepercentage bij C. jejuni geïsoleerd uit vlees van gevogelte in 2014, 2015 en 2016. 3.2 Antimicrobiële resistentie bij Salmonella spp. Dit deel omvat de analyses van het programma Salmonella FOOD en het programma Salmonella EU-AMR dat in 2016 gericht was op karkassen van braadkippen. Deze programma s maken deel uit van het officieel toezicht dat is opgenomen in Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU. De doelstelling van dit uitvoeringsbesluit is dat de Lidstaten 9

vergelijkbare gegevens over antimicrobiële resistentie verschaffen en zowel de bemonsteringsmethode, als de analyse en de rapportering harmoniseren. 3.2.1 Salmonella FOOD In 2016 werden, in het kader van het Salmonella Food programma, 227 isolaten getest op hun gevoeligheid voor antimicrobiële middelen. De voornaamste matrices waren varkenskarkassen (45%), gevolgd door kippenkarkassen (22%), maar een groot deel van de producten hebben ook deel uitgemaakt van het toezicht, waaronder vleesbereidingen (9.25%) en andere. Vanaf 2015 hebben alle serovars van Salmonella het voorwerp uitgemaakt van een analyse om hun gevoeligheid voor antimicrobiële middelen te bepalen. In 2016 waren de vaakst voorkomende serovars Enteritidis (18%) en Infantis (14%), die vaak worden aangetroffen in gevogelte, gevolgd door Typhimurium, wat vaak wordt geïsoleerd in varkensvlees (26%). Figuren 3 en 4 tonen het resistentiepercentage aan voor antimicrobiële middelen van alle Salmonella spp. die werden geanalyseerd in 2016 in het kader van het Salmonella Food programma. 1 2 1 1 4 3 3 1 10 18 14 Enteritidis Infantis Derby Typhimurium Autoagglutinable Paratyphi Bvar Java Livingstone 5 Rissen Give 26 11 Brandenburg Mbandaka Kentucky London Figuur 3 Percentage van Salmonella serovars die werden geïsoleerd in het programma Salmonella Food. 10

100 90 80 70 60 %R 50 40 30 20 10 0 39.21 33.48 29.96 22.47 20.70 18.50 7.93 7.49 4.85 3.52 2.20 1.32 0.88 0.00 SMX AMP TET CIP TMP NAL TGC CHL AZI COL FOT GEN TAZ MERO Antimicrobiens Figuur 4 Percentage van resistentie tegen antimicrobiële middelen bij Salmonella spp. in 2016 (n=227). Ongeveer 39% van de isolaten zijn gevoelig aan alle geteste antibioticafamilies en 34.36% vertonen een multiresistent profiel. Het percentage van resistentie tegen sulfamethoxazol is het hoogst, gevolgd door het percentage van resistentie tegen ampicilline, tetracycline en ciprofloxacine. Volgens de criteria van de EFSA die de resistentieniveaus beschrijven (Efsa Journal 2015, 13 (2): 4036), is de resistentie tegen cefotaxim (FOT) en ceftazidim (TAZ) respectievelijk laag en zeer laag. Vier isolaten waren resistent tegen cefotaxim. Ze werden gecontroleerd met een tweede panel van antimicrobiële middelen om het bijbehorende β-lactamase fenotype te bepalen (zie deel 3.2.3). Geen enkel isolaat was resistent tegen meropenem. Er dient te worden gewezen op de lage resistentie tegen azithromycine die echter toeneemt ten opzichte van het vorige jaar. In totaal waren 11 van de 227 isolaten (4.85%) resistent (1.24% in 2015). Deze toename is niet duidelijk, ze kan te maken hebben met de serovar S. Infantis, aangezien 7 van de 11 isolaten tot de voormelde serovar behoren. 3.2.2 Salmonella spp. in het kader van het EU-AMR-programma in karkassen van braadkippen In 2016 werden 176 isolaten van Salmonella spp. geanalyseerd in het kader van de EU-AMRmonitoring om hun gevoeligheid voor antimicrobiële middelen te bepalen volgens het Europese uitvoeringsbesluit 2013/652/EU. Ze werden geïsoleerd uit karkassen van braadkippen. Van deze isolaten waren er 85 afkomstig uit het bemonsteringsprogramma van het FAVV en 91 uit de autocontrole van operatoren. De verdeling per serovar wordt weergegeven in figuur 5. Er dient te worden opgemerkt dat de serovar Infantis (40%) overheerste in 2016, ten opzichte van Parathyphi B Var. L(+) Tartraat+ in 2014 (42%) voor hetzelfde type matrix. 11

Enteritidis 1 12 11 Infantis Derby Typhimurium 15 Autoagglutinable Paratyphi Bvar Java 11 40 Livingstone Rissen Give Brandenburg 6 4 Mbandaka Kentucky London Others Figuur 5. Verdeling van Salmonella serovars bij karkassen van braadkippen in 2016. De resistentie tegen antimicrobiële middelen wordt weergegeven in figuur 6. Het resistentiepercentage tegen sulfamethoxazol en ciprofloxacine is het hoogst, gevolgd door de resistentie tegen nalidixinezuur. Volgens de criteria vastgelegd door EFSA, worden deze resistentieniveaus als zeer hoog beschouwd. De resistentie tegen cefalosporines van de derde generatie (cefotaxim en ceftazidim) wordt als laag beschouwd, maar een groot aantal isolaten werden geïdentificeerd als vermoedelijk resistent. In totaal werden 7 isolaten (3.97%) die behoren tot de serovars Paratyphi en Infantis gedetecteerd als vermoedelijk ESBLproducerende Salmonella in het kader van het EU-AMR-programma. Er werd een controle met het tweede panel van antimicrobiële middelen uitgevoerd om hun β-lactamasefenotype te bepalen. Er wordt een grondigere analyse uitgevoerd in deel 3.2.3. Een isolaat heeft resistentie tegen meropenem vertoond in het eerste panel, maar deze resistentie werd niet bevestigd in het tweede panel. Bijgevolg produceert het isolaat geen carbapenemasen. 100 90 80 70 60 56.82 56.82 54.55 %R 50 40 30 26.70 22.73 17.05 20 10 8.52 3.41 2.84 2.84 2.27 1.70 1.70 1.14 0 SMX CIP NAL TMP AMP TET AZI FOT COL TGC TAZ CHL MERO GEN Antimicrobiens Figuur 6. Resistentiepercentage tegen antimicrobiële middelen bij Salmonella spp. geïsoleerd uit karkassen van braadkippen. 12

Figuur 7 vergelijkt de gegevens van 2016 met de gegevens van 2014. Er wordt een vermindering van het resistentiepercentage vastgesteld voor alle geteste antimicrobiële middelen, met uitzondering van sulfamethoxazol en nalidixinezuur. Figuur 7: Vergelijking van het resistentiepercentage tegen antimicrobiële middelen bij Salmonella spp. afkomstig van het EU-AMR -programma (karkassen van braadkippen) in 2014 en in 2016. Er werd een analyse uitgevoerd van het resistentiepercentage van alle isolaten van Salmonella tegen 1 of meerdere antibiotica families (zie figuur 8). Van de 176 isolaten is 28.98% gevoelig voor alle geteste antibiotica en 75 isolaten (42.61%) zijn multiresistent, d.w.z dat ze resistent zijn tegen 3 of meerdere families. 2016 0 20 40 60 80 100 susceptible R1 R2 R3 R4 R5 R6 Figuur 8. Het resistentiepercentage tegen één of meerdere families van antibiotica bij Salmonella spp. geïsoleerd uit karkassen van braadkippen (n=176). Figuur 9 geeft de resistentie weer van de meest relevante serovars. Een analyse van de multiresistentie bij Salmonella geïsoleerd uit karkassen van pluimvee toont een grote variabiliteit per serovar aan (figuur 9). Er dient te worden gewezen op de multiresistentie die wordt vastgesteld bij S. Paratyphi, S. Autoagglutinable en S. Infantis. Van de 11 isolaten van S. Autoagglutinable zijn er 7 (63.63%) die een multiresistent profiel vertonen met een resistentie tegen cefalosporines van de derde generatie en een co-resistentie tegen kritische antibiotica (ciprofloxacine). Van de 19 isolaten van S. Paratyphi B Var. L (+) Tartraat+, zijn er 11 isolaten (57.89%) die een multiresistent profiel vertonen en 6 van deze isolaten vertonen ook co-resistentie tegen ciprofloxacine. Voor serovar Infantis, vertonen 47 van de 71 isolaten (66.19%) een multiresistent profiel. Er werden twaalf multiresistente profielen gevonden met co-resistenties waar de quinolonen altijd deel van uitmaken. De voornaamste resistentie profielen bij S. Infantis zijn AmpCipNalSmx (15.49%) en AziCipNalSmxTetTmp (9.85%). 13

Typhimurium var O:5-(n=1) Typhimurium (n=2) Paratyphi B var (L+) tartrate+ (n=19) Monophasic TM (n=3) Infantis (n=71) Give (n=27) Enteritidis (n=20) Auto-agglutinable (n=11) Agona (n=5) susceptible R1 R2 R3 R4 R5 R6 0 20 40 60 80 100 Figuur 9. Resistentiepercentage tegen één (R1) of meerdere antibiotica families (R2-R6) voor de meest relevante serovars bij Salmonella spp. afkomstig van het EU-AMR programma (karkassen van braadkippen). 3.2.3 Salmonella spp. die resistent zijn tegen cefalosporines van de derde generatie. In 2016 vertoonden 11 isolaten van Salmonella spp. resistentie tegen cefalosporines van de derde generatie (cefotaxim of ceftazidim) wat betekent dat ze vermoedelijk ESBL of AmpC produceren. Deze resultaten werden bevestigd aan de hand van een tweede panel van antimicrobiële stoffen overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU en zoals beschreven in materiaal en methodes. De resultaten (Tabel 8) tonen fenotypes die geassocieerd worden met isolaten die afkomstig zijn van karkassen van braadkippen (7/11), maar ook met de isolaten die aangetroffen werden in karkassen van varkens (1/11), vlees van gevogelte (1/11), gevogelte in zijn geheel (1/11) en kikkerbillen (1/11). Tabel 8. β-lactamasen-producerende Salmonella spp. Matrix/serovar/ fenotype n Varkenskarkas 1 Ongekende serovar Ander fenotype Karkas van braadkip 7 Auto-agglutinable 2 AmpC 1 ESBL 1 Infantis 2 AmpC 1 ESBL+AmpC 1 Paratyphi B var. L(+) Tartraat + 3 AmpC 1 ESBL+AmpC 2 Kikkerbillen 1 Saintpaul ESBL+AmpC Vlees van gevogelte 1 Paratyphi B var. L(+) Tartraat + 14

ESBL Gevogelte in zijn geheel 1 Paratyphi B var. L(+) Tartraat + ESBL+ AmpC Totaal 11 In figuur 10 wordt het percentage isolaten weergegeven die worden geclassificeerd als ESBL, AmpC, gecombineerd fenotype ESBL + AmpC of andere fenotypes, volgens de classificatiecriteria van de β-lactamasen die voorzien worden door EFSA. Er dient te worden gewezen op de variabiliteit van de fenotypes. Het voornaamste fenotype is het gecombineerde fenotype ESBL+AmpC gevolgd door het fenotype AmpC. 45.45 9.09 27.27 18.18 AmpC ESBL ESBL+AmpC autre phénotype Figuur 10. Fenotypische verdeling van de ESBL- en AmpC-producerende Salmonella spp. in 2016. 3.3 β-lactamasen-producerende E. coli 3.3.1 Detectie van ESBL-, AmpC- of carbapenemasen- producerende E. coli in matrices van voeding van dierlijke oorsprong. In 2016 werd in het kader van de opsporing van β-lactamasen-producerende E. coli in matrices van dierlijke oorsprong een kwalitatieve methode (gedetecteerd/ niet gedetecteerd in 25g ) gebruikt bij rund-, varkens- en kalfsvlees, filet americain (vleesbereiding) en visserijproducten. Deze methode is gebaseerd op de methode beschreven in het Europese uitvoeringsbesluit 2013/652/EU. Het McConkey-milieu, aangevuld met cefotaxim (CTX, 1mg/L) (Biorad, gebruiksklaar), werd gebruikt voor de opsporing van ESBL- en AmpC -producerende E. coli. CarbaSmart (BioMérieux) werd gebruikt als milieu voor de opsporing van carbapenemasen producerende E. coli. De resultaten van de opsporing worden weergegeven in tabel 9. Tabel 9. Detectie van ESBL-producerende E. coli in matrices van dierlijke oorsprong Geteste Diersoort monsters ESBL+/25g % Vlees van gevogelte 279 194 69.53 Rundvlees 300 19 6.33 Varkensvlees 300 42 14.00 Beenvisachtigen 71 1 1.41 Schaaldieren 50 2 4.00 15

Bovendien wordt sinds 2014 een specifieke monitoring uitgevoerd van alle isolaten die resistentie vertonen tegen een cefalosporine van de derde generatie en die beschouwd worden als vermoedelijk ESBL-producerende-E. coli. Deze monitoring wordt uitgevoerd aan de hand van het eerste en het tweede panel van antimicrobiële agentia, overeenkomstig tabel 4 en 5 (materiaal en methodes). Het tweede panel maakt een precieze classificatie mogelijk van de isolaten van E. coli die resistentie vertonen tegen cefalosporines van de derde generatie. Deze criteria werden geüpdatet in 2016 en werden in november 2016 voorgesteld tijdens de EFSA AMR-Networkmeeting (Materiaal en methodes). 3.3.1.1 Specifiek toezicht op de ESBL-, AmpC of carbapenemasen- producerende E. coli-bacteriën in rundvleesbereidingen De 19 isolaten die werden geïsoleerd op McConkey + cefotaxim 1 mg/l werden bevestigd wat de soort betreft aan de hand van Maldi-Tof en getest op hun gevoeligheid voor antimicrobiële middelen volgens de methode die wordt beschreven in het Europese Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU. De resistentiepercentages tegen antimicrobiële middelen worden weergegeven in figuur 11 en een vergelijking van de waarden verkregen in 2015 en 2016 wordt weergegeven in figuur 12. Figuur 13 toont de precieze karakterisering en classificatie van de isolaten die getest werden aan de hand van het gecombineerde ESBL- en AmpC-fenotype, of andere fenotypes, op basis van de aanbeveling van de EFSA en EURL-AR 2016. %R 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 100.00 100.00 94.74 94.74 78.95 68.42 68.42 63.16 42.11 31.58 15.79 5.26 0.00 0.00 AMP FOT TAZ SMX TET CIP NAL TMP CHL GEN AZI TGC COL MERO Antimicrobiennes Figuur 11. Resistentiepercentage op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit rundvlees (n=19) 16

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 AMP FOT TAZ SMX TET CIP NAL TMP CHL GEN AZI TGC COL MERO 2016 (%) 2015 (%) Figuur 12. Vergelijking van de resistentie op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit rundvleesbereidingen (filet américain) in 2015-2016. Voor ESBL-producerende E.coli werd een extreem hoge resistentie tegen sulfamethoxazol en tetracycline vastgesteld, gevolgd door een zeer hoge resistentie tegen trimethoprim en een hoge resistentie tegen chlooramfenicol en gentamicine. De resistentie tegen azithromycine is gemiddeld. De resistentie tegen tigecycline is laag. Er werd geen enkele resistentie tegen meropenem en colistine vastgesteld. Indien we deze resultaten vergelijken met die van 2015, stellen we vast dat de resistentie tegen ciprofloxacine veel minder hoog is in 2015 dan in 2016. In 2016 stellen we ook een vrij grote toename vast van de resistentie tegen quinolonen. Aan de hand van een studie van de resistentieprofielen hebben we de co-resistentie tegen quinolonen kunnen opsporen in 68.42% van de isolaten in 2016 in vergelijking met 27% van de isolaten in 2015. Het is mogelijk dat een specifieke kloon voornamelijk aanwezig was in 2016, die in zijn genetisch materiaal de genen voor resistentie tegen quinolonen droeg. Deze hypothese zou bevestigd moeten worden aan de hand van verdere moleculaire analyses. 26.32 21.05 52.63 AmpC ESBL ESBL+ AmpC Figuur 13. Weergave van de β-lactamasen fenotypes (%) bij E. coli geïsoleerd uit rundvlees (n=19) De resultaten tonen dat er voornamelijk ESBL-producerende β-lactamasen aanwezig zijn (52.63%), gevolgd door β-lactamasen van het type AmpC (26.32%) 3.3.1.2 Specifiek toezicht op de ESBL-, AmpC- of carbapenemasen-producerende E. coli-bacteriën in varkensvleesbereidingen De 42 isolaten geïsoleerd op McConkey + cefotaxim 1mg/L werden getest op hun gevoeligheid tegen antimicrobiële middelen volgens de methode beschreven in het Europese Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU. De resultaten worden weergegeven in figuren 14 en 15. 17

Figuur 16 toont de precieze karakterisering en classificatie van isolaten die getest zijn op het fenotype van het gecombineerde ESBL- en AmpC-type of andere fenotypes overeenkomstig de aanbevelingen van de EFSA en EURL-AR 2016. %R 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 100 100 95.24 88.10 64.29 64.29 42.86 35.71 23.81 14.29 11.90 2.38 0 0 AMP FOT TAZ SMX TET TMP CIP NAL CHL AZI GEN TGC COL MERO Antimicrobienne Figuur 14. Resistentiepercentage van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit varkensvlees (n=42) Voor ESBL-producerende E. coli werd een hoge resistentie tegen sulfamethoxazol vastgesteld, gevolgd door een zeer hoge resistentie tegen tetracycline en trimethoprim en een hoge resistentie voor quinolonen en chlooramfenicol. De resistentie tegen azithromycine en gentamicine is gemiddeld. De resistentie tegen tigecycline blijft laag. Er werd geen resistentie tegen colistine, meropenem en tigecycline vastgesteld. 100 90 80 70 60 50 40 2016 2015 30 20 10 0 Amp Fot Taz SmxTmp Cip Tet NA Chl Azi Gen Mer Col Tig Figuur 15. Vergelijking van het percentageresistentie van antimicrobiële agentia bij E.coli geïsoleerd uit varkensvleesbereidingen in 2015-2016. 18

2.38 2.38 AmpC 19.05 ESBL 76.19 ESBL+AmpC autres phénotypes Figuur 16. Weergave van de β-lactamasen fenotypes (%) bij E. coli geïsoleerd uit varkensvlees (n=42). 3.3.1.3 Specifiek toezicht op de ESBL-, AmpC- of carbapenemasen-producerende E. coli-bacteriën in bereidingen van vlees van gevogelte Op 194 isolaten geïsoleerd op McConkey + cefotaxim 1mg/L, werden 188 isolaten getest om hun resistentie tegen antimicrobiële middelen te bepalen. Het resistentiepercentage wordt weergegeven in figuur 17 en er werd een vergelijking gemaakt met de waarden van 2015 (Figuur 18). % R 100 90 80 70 60 50 40 30 100.00 99.47 90.91 86.63 68.98 67.38 60.43 58.82 20 11.76 10 4.81 4.28 1.07 0.00 0 FOT AMP TAZ SMX CIP NAL TMP TET CHL GEN TGC AZI COL MERO Antimicrobienne Figuur 17. Resistentiepercentage op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit vlees van gevogelte (n=188) 31.02 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 FOT AMP TAZ SMX CIP NAL TMP TET CHL GEN TGC AZI COL MERO 2016 2015 19

Figuur 18. Vergelijking van het resistentiepercentage op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit vlees van gevogelte (n=188) in 2015-2016. Voor ESBL-producerende E. coli wordt een extreem hoge resistentie vastgesteld tegen sulfamethoxazol, zeer hoge resistentie voor quinolonen, trimethoprim en tetracycline, gevolgd door een hoge resistentie tegen chlooramfenicol. De resistentie tegen gentamicine is gemiddeld, gevolgd door een lage resistentie voor tigecycline, azithromycine en colistine. Er werd geen enkele resistentie tegen meropenem vastgesteld. Ondanks het hoge niveau van resistentie lijkt er een lichte vermindering van het resistentieniveau tegen ciprofloxacine, nalidixinezuur, trimethoprim, tetracycline en chlooramfenicol te worden gedetecteerd in 2016. 5% ESBL 5% 19% 71% AmpC ESBL+AmpC autres phénotypes Figuur 19. Weergave van de β-lactamasen fenotypes (%) bij E. coli geïsoleerd uit vlees van gevogelte. De resultaten tonen aan dat er bij gevogelte vooral β-lactamasen-producerende E. coli van het ESBL-type (71%) aanwezig zijn (figuur 19), wat ook het geval was tijdens de vorige jaren. 3.3.1.4 Vergelijking van het resistentiepercentage van ESBL-producerende E. coli geïsoleerd uit voedselmatrices We hebben het resistentieprofiel en de multiresistentie van de ESBL-producerende E. coliindicatorstammen die werden geïsoleerd uit vlees van gevogelte, varkensvlees, en rundvleesbereidingen (filet américain) vergeleken. De geëvalueerde antibiotica maken deel uit van het eerste panel van antimicrobiële middelen. Iedere antibiotica werd onafhankelijk beschouwd. Er moet rekening mee worden gehouden dat ESBL-producerende E.coli sowieso resistent zijn tegen ampicilline en cefalosporines van de derde generatie (cefotaxim en/of ceftazidim). Zoals werd aangetoond in figuur 20, zijn alle isolaten resistent tegen minstens 3 antibiotica. Van de 188 isolaten die afkomstig zijn van vlees van gevogelte, vertonen 129 isolaten een coresistentie tegen β-lactamasen (cefotaxim en/of ceftazidim) en tegen quinolonen (ciprofloxacine of nalidixinezuur). Voor filet américain zijn 13 van de 19 isolaten (68.42%) co-resistent tegen β-lactamines en tegen quinolonen. Wat varkensvlees betreft, vertonen 18 van de 42 ESBL-producerende E.coli-isolaten (42.85%) coresistentie tegen quinolonen. Geen enkel isolaat van alle geteste matrices vertoonde co-resistentie tegen carbapenems. 20

viande de porc (n=42) filet américain (n=19) viande de volaille (n=188) 0 20 40 60 80 100 susceptible 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Figuur 20. Resistentiepercentage van ESBL-producerende E.coli tegen 1 of meerdere antibiotica. 4 Conclusies 4.1 Campylobacter In 2016 werden de hoogste resistentiepercentages tegen fluoro(quinolonen) (ciprofloxacine en nalidixinezuur) en tegen tetracyclines geobserveerd. Er werd echter een lichte vermindering ten opzichte van het voorgaande jaar vastgesteld. De resistentie tegen erythromycine en gentamicine blijft laag. Deze trend is stabiel gebleven sinds 2010. 4.2 Salmonella In 2016 werd een toename van het aantal Salmonella-stammen dat resistent is tegen cefalosporines van de derde generatie vastgesteld. De Salmonella-stammen werden geïsoleerd uit karkassen van braadkippen en karkassen van varkens die afkomstig zijn uit de nationale productie, maar ook uit de invoer uit derde landen, zoals kikkerbillen uit Vietnam. Die laatste behoort tot de serovar Saintpaul en heeft een profiel dat resistentie vertoont tegen alle geteste antibiotica, behalve meropenem. Het is belangrijk om dit type van resistentieprofiel te detecteren om verspreiding via contact met mensen of in de voedselketen te vermijden. De resistentie tegen colistine die werd vastgesteld was gering (3.5-2.84%) bij Salmonella Enteritidis en het merendeel werd geïsoleerd uit karkassen van pluimvee uit Nederland en België. Een analyse van de multiresistentie per serovar bij Salmonella geïsoleerd uit karkassen van pluimvee heeft een grote variabiliteit per serovar aangetoond. Van deze serovars vertoonden de serovars Infantis (65% MDR) en Paratyphi B var (L+) tartraat + (60% MDR) het hoogste niveau van multiresistentie. Bovendien vertoont S. Infantis een extreem hoog resistentieniveau tegen ciprofloxacine (94.36%). Andere serovars zoals Enteritidis of Give vertonen een vrij hoog niveau van gevoeligheid tegen het merendeel van de antimicrobiële middelen en vertonen een minder frequent niveau van multiresistentie. 21

4.3 ESBL- producerende indicatorbacteriën E. coli In 2016 werd met de nieuwe methode voor het opsporen van ESBL-producerende E.coli beschreven in het Europese Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU. Een groter aantal ESBLproducerende E. coli werd opgespoord ten opzichte van de voorgaande jaren. 69.53% van de monsters geïsoleerd uit vlees van gevogelte werden positief getest op ESBLproducerende E. coli. Op basis van de 188 isolaten werden 54 verschillende resistentieprofielen geïdentificeerd. AmpFotTazCipNalSmxTetTmp (10.63%) komt het vaakst voor, gevolgd door AmpFotTazChlCipNalSmxTmp (9.04%). Tal van andere profielen zijn ook aanwezig, maar met een lagere frequentie. Bij vlees van gevogelte is de co-resistentie tegen cefalosporines van de derde generatie die quinolonen bevatten vrij hoog (68%). Wat de precieze classificatie van de isolaten betreft, vertonen 75% een fenotype van het type ESBL zoals tijdens de voorgaande jaren het geval was. 16% van de varkensvleesmonsters die onderzocht werden op aanwezigheid van ESBLproducerende E. coli in 2016 waren positief. Op basis van 42 isolaten werden 24 verschillende resistentieprofielen in kaart gebracht. De meest frequente profielen zijn AmpFotTazSmxTmp (14.28%), gevolgd door AmpFotTazSmxTetTmp (9.52%) en AmpFotTazSmxTet (9.52%). Wat de co-resistentie tegen quinolonen betreft, is het vastgestelde niveau minder laag dan voor vlees van gevogelte. Het voornaamste fenotype is ook van het ESBL-type (76%). In 2016 hebben slechts 19 monsters (6.33%) van filet américain positief getest op de aanwezigheid van ESBL-producerende E. coli. In de 19 isolaten werden 14 verschillende resistentieprofielen aangetroffen. Er werd een grote variëteit aangetroffen, maar de frequentie is laag. Alle isolaten, behalve 1, vertonen co-resistentie tegen minstens 5 antibiotica. Wat de classificatie betreft, wordt een veel grotere variëteit vastgesteld bij isolaten van filet américain: 52% van de isolaten vertonen een ESBL-fenotype in vergelijking met 25% die een AmpC-fenotype vertonen, wat het meest frequent is bij de 3 voedselmatrices. 22

AMP: Ampicilline AmpC: cefalosporines van het AmpC-type AMR: Antimicrobiële resistentie AZT: Azithromycine ESBL: extended spectrum bèta-lactamasen CHL: Chlooramfenicol CIP: Ciprofloxacine MIC : Minimale inhiberende concentratie COL: Colistine ESBL: extended spectrum bèta-lactamasen EU-RL: Europees referentielaboratorium ERT: Ertapenem FEP : Cefepime FOX: Cefoxitine FOT Cefotaxim FOT/Cl : Cefotaxim + clavulaanzuur GEN: Gentamicine IMI: Imipenem MER: Meropenem MIC: minimale inhiberende concentratie NAL Nalidixinezuur NRC: Nationaal referentiecentrum SMX: Sulfamethoxazol TAZ : ceftazidim TAZ/CL: ceftazidim + clavulaanzuur TEM: Temocilline TET : Tetracycline TIG: Tigecycline TRIM: Trimethoprim 5 Afkortingen 6 Referenties Decision 2013/652/EU on the monitoring and reporting of antimicrobial resistance in zoonotic and commensal bacteria. Official Journal of the European Union 14.11.2013 EURL-AR. List of primers for detection of antimicrobial resistance genes. http://www.crlar.eu/201-resources.htm#primer European Food Safety Authority; Technical specifications on the harmonised monitoring and reporting of antimicrobial resistance in Salmonella, Campylobacter and indicator Escherichia coli and Enterococcus spp. Bacteria transmitted through food. EFSA Journal 2012; 10(6):2742. [64 pp.] doi:10.2903/j.efsa.2012.2742. Available online:www.efsa.europa.eu/efsajournal Lactamase Classification and Amino Acid Sequences for TEM, SHV and OXA Extended- Spectrum and Inhibitor Resistant Enzymes. https://www.lahey.org/studies/ https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pathogens/beta-lactamase-data-resources/ 7 Dankwoord Dit werk werd gefinancierd door het FAVV - AFSCA. 8 Lijst van tabellen Tabel 1. Panel van geteste antimicrobiële stoffen en interpretatiedrempel voor Campylobacter jejuni 23

Tabel 2. Panel van geteste antimicrobiële stoffen (eerste panel) en interpretatiedrempels voor Salmonella spp. Tabel 3. Panel van geteste antimicrobiële stoffen (tweede panel EUVSEC2) en interpretatiedrempels voor Salmonella spp. Tabel 4. Panel van geteste antimicrobiële stoffen en interpretatiedrempels voor de indicator E. coli Tabel 5. Panel van geteste antimicrobiële stoffen (tweede panel EUVSEC2) en interpretatiedrempels voor de indicator E. Coli. Tabel 6. Classificatiecriteria voor β-lactamasen volgens de EFSA 2016 Tabel 7. Aantal isolaten en resistentiepercentage tegen antimicrobiële middelen (n=370) Tabel 8. β-lactamasen-producerende Salmonella spp Tabel 9. Detectie van ESBL E. coli in matrices van dierlijke oorsprong 9 Lijst met figuren Figuur 1. Evolutie van de resistentie bij C. jejuni geïsoleerd uit vlees van gevogelte (2010-2016). Figuur 2. Vergelijking van het percentage van resistentie bij C. jejuni geïsoleerd uit vlees van gevogelte in 2014, 2015 en 2016. Figuur 3. Percentage van Salmonella-serovars die geïsoleerd zijn in het kader van het Salmonella Food-programma. Figuur 4 Resistentiepercentage tegen antimicrobiële middelen bij Salmonella spp.in 2016 (n=227) Figuur 5. Verdeling van de serovars van Salmonella spp. bij karkassen van braadkippen in 2016. Figuur 6. Resistentiepercentages tegen antimicrobiële middelen bij Salmonella spp. in karkassen van braadkippen. Figuur 7. Vergelijking van het resistentiepercentage tegen antimicrobiële middelen bij Salmonella spp. afkomstig van het EU-AMR programma (karkassen van braadkippen) in 2014 en 2016. Figuur 8. Resistentiepercentage tegen één of meerdere families van antimicrobiële middelen bij Salmonella spp. in karkassen van braadkippen (n= 176) Figuur 9. Resistentiepercentage tegen één (R1) of meerdere antibioticafamilies (R2-R6) voor de meest relevante serovars bij Salmonella spp. in karkassen van braadkippen afkomstig uit het EU-AMR programma Figuur 10. Fenotypische verdeling van ESBL- en AmpC-producerende Salmonella spp. in 2016. Figuur 11. Resistentiepercentage op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit rundvlees (n=19) Figuur 12. Vergelijking van de resistentie op het eerste panel van antimicrobiële middelen bij E. coli die geïsoleerd zijn uit rundvleesbereidingen (filet américain) in 2015-2016. Figuur 13. Weergave van de fenotypes (%) bij E. coli geïsoleerd uit rundvlees (n=19) Figuur 14. Resistentiepercentage op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit varkensvlees (n=42). Figuur 15. Vergelijking van de resistentie op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit bereidingen van varkensvlees in 2015-2016. Figuur 16. Resistentiepercentage op het tweede panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit varkensvlees (n=42). Figuur 17. Resistentiepercentage op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit vlees van gevogelte (n=188). Figuur 18. Vergelijking van de resistentie op het eerste panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit vlees van gevogelte (n=188) in 2015-2016. Figuur 19. Resistentiepercentage op het tweede panel van antimicrobiële agentia bij E. coli geïsoleerd uit vlees van gevogelte (n=188) Figuur 20. Resistentiepercentage van ESBL-producerende E. coli tegen 1 of meerdere antibiotica. 24