DOC.NR. ZAAK NA CLASS. ' ~rrn::fe-lrel!!~ ~lr en leden van Provinciale Staten van Zeeland p/a Statengriffie

Vergelijkbare documenten
PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Nr.97773/33 Middelburg, 11 maart Aan de Provinciale Staten van Zeeland

Gelet op artikel C.22 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

Zundertse Regelgeving

gelet op de bereikte overeenstemming in de commissie voor Georganiseerd Overleg;

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

ECCVA/U CvA/LOGA 10/17 Lbr. 10/086

4. Dit hoofdstuk is alleen van toepassing indien en voor zover er geen afwijkende bepaling uit hoofdstuk 9f van toepassing is.

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 842 LEVENSLOOPREGELING PROVINCIES. Hoofdstuk 1 Algemeen

Provinciaal blad van Noord-Brabant

uw kenmerk Lbr

PENSIOENREGLEMENT. Stichting Pensioenfonds ABP. Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds (versiedatum: ) 1

GEMEENTEBLAD. Nr Regeling generatiepact gemeente Veere 2019

========= ===== * Recht op uitkering 5a:1. * Berekeningsgrondslag 5a:2. * Hoogte van de Aanvulling werkgever 5a:3

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

provinciaal blad maken bekend dat in hun vergadering van 3 juni 2008, nr. B.4, is vastgesteld hetgeen volgt:

nummer 24 van 2008 Gedragsregels Overgangsregeling werktijdvermindering

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 3332

Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Gist-Brocades. VUT Reglement

Wijziging CAR-LAR als gevolg van circulaire CVA/U en CVA/U per 1 april 2012

~ ,.----~~~v-~~-~-~p!tftoyihcie ZEE~ AFD...SG. AFD. TE~J..f.. Jt., DATUM

De wijzigingen gaan, met terugwerkende kracht, in per 1 januari Artikel 18:1:5, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

1. Op de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt ontslagen wegens:

vast te stellen de 6e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

In deze ledenbrief treft u een aantal wijzigingen aan van de CAR-UWO met als doel redactionele onvolkomenheden in de CAR-UWO te herstellen.

B&W. Agendapunt, dinsdag 9 december Wijziging diverse artikelen in de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA)

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE PUTTEN

CONCEPT 01 juni 2017 Generieke LVO-regeling. 1. Inleiding. 2. Begripsbepalingen

Overeenstemming bereikt met de commissie van het GO op 13 september 2018.

gelet op de resultaten van het overleg in de commissie voor het georganiseerd overleg;

REGLEMENT. Toeslagregeling per

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

Regeling generatiepact gemeente Heerlen

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

: aan medewerkers die 72 maanden of minder voor het behalen van hun AOW leeftijd zijn

Gelet op het positieve advies van de commissie voor het Georganiseerd Overleg gemeente Heerlen van 13 oktober 2016

Generatiepact Rijswijk

PROVINCIAAL BLAD. Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent levensfase Levensfaseregeling Noord-Brabant

OVERGANGSRECHT AMBTENAREN IN EEN FUNCTIE DIE OP 31 DECEMBER 2005 RECHT GAF OP FUNCTIONEEL LEEFTIJDSONTSLAG

OVERGANGSRECHT AMBTENAREN IN EEN FUNCTIE DIE OP 31 DECEMBER 2005 RECHT GAF OP FUNCTIONEEL LEEFTIJDSONTSLAG

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Informatiebijeenkomst. December 2017

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN. Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

PROVINCIAAL BLAD. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies en diverse uitvoeringsregelingen Provincie Groningen

REGLEMENT. per 1 januari Stichting VUT fonds ECI

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

FAQ Vitaliteitspact. 2. Wanneer gaat het Vitaliteitspact in? Je kunt vanaf 1 januari 2019 gebruik maken van de regeling.

Concept Regeling Generatiepact MGR

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

vast te stellen de 4e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

Overgangsbepalingen. Was u in dienst voor 1 januari 2018? Dan gelden er voor u extra regels:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss;

Vragen en antwoorden over het Generatiepact Metalektro

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

Gelezen de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden d.d. 22 november 2018, nr. TAZ/U

Regeling Generatiepact Noord-Hollands Archief

Regeling generatiepact

Concept Sociaal plan privatisering Zwembad t Baafje

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Rechtspositieregeling voor de buitengewoon ambtenaar burgerlijke stand gemeente Scherpenzeel 2015

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Jubileumgratificatieregeling provincie Noord-Holland Begripsbepalingen

paraaf chef: kopie aan: LOGA circulaire CvA/U , dd. 9 september Aanvulling wijzigingen CAR n.a.v. gewijzigde ingangsdatum pensioen

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Addendum behorende bij het Sociaal Plan ten behoeve van de fusie en reorganisatie van de stichting Libertas Leiden en betrekking hebbend op de

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2006/75

MARZ/CvA/U Lbr 06/86

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van 8

1. De artikelen in dit hoofdstuk treden in werking op 1 oktober 2014.

PROVINCIAAL BLAD. Gebaseerd op artikel 5.14 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en Uitwerkingsovereenkomst (UWO) b e s l u i t :

ARBEIDS- ONGESCHIKTHEID Alles goed geregeld

LEVENSLOOPREGLEMENT Stichting Samenwerking Voortgezet Onderwijs in de regio Steenwijk, Weststellingwerf en Westerveld ( SVO Wolvega/Steenwijk)

Overwegende dat de provincie Utrecht de afspraken voortvloeiende uit de CAO 2005/2007 overneemt;

Generatiepact voor de branche Woondiensten

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

3.2 Individueel KeuzeBudget

Levensloopreglement Stichting OSG Hengelo

De generale synode heeft in de vergadering van 9 november 2012 de volgende wijzigingen van de kerkordelijke regelingen vastgesteld:

uw kenmerk 09 juli 2012 overgangsrecht en arbeidsongeschiktheid Lbr. 12/062 CvA/LOGA 12/11

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) b e s l u i t :

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

NOTA. nota voor burgemeester en wethouders. datum: 14 juni 2012 registratienummer: B/

Reglement Versleepregeling

BIZ Wet privatisering Abp, Wet kaderregeling vut Bekendmaking wijzigingen pensioenen fpu-regeling overheidspersoneel

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent levensloopregeling (Levensloopregeling provincies)

Gouverneur van de Nederlandse Antillen personeel en organisatie. Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

PROVINCIAAL BLAD JAARGANG: 2014

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) b e s l u i t :

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2006/31

Negenenveertigste wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling

Transcriptie:

Gedeputeerde Staten bericht op brief van: uw kenmerk: ons kenmerk: afdeling: bijlage(n): behandeld door: doorkiesnummer: onderwerp: 12005826 DOC.NR. ZAAK NA CLASS. '----------~rrn::fe-lrel!!~ ~lr en leden van Provinciale Staten van Zeeland p/a Statengriffie Personeel, Organisatie en Informatie 3 D.D.A. de Vos-de Kok (0118) 63 12 47 voorlichtingsbijeenkomst organisatieontwikkeling verzonden:.. 2 ~,AART 2012 Middelburg, 1 maart 2012 Geachte voorzitter en leden, In onze laatste brief van 23 februari hebben wij u geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot organisatieontwikkeling. Hierin hebben wij aangegeven dat wij aan het presidium voor willen stellen om een voorlîchtingssessie te organiseren waarin wordt ingezoomd op de rapporten van Lysias en Cebeon, alsmede op de actualiteit met betrekking tot de vertrekregeling. Het presidium heeft hier afgelopen maandag positief op gereageerd. Graag nodigen wij u uit voor een voorlichtingsbijeenkomst op 9 maart a.s. van 14.00-15.30 uur in de StatenzaaL Op hoofdlijnen ziet het programma er als volgt uit: 14.00 uur opening door Dhr. van Heukelom, lid Gedeputeerde Staten, portefeuillehouder P&O. 14.10 uur toelichting van Dhr. Postma van het bureau Lysias. 14.30 uur toelichting van Dhr. Bruins I Dhr. Huigsloot van het bureau Cebeon. 14.50 uur gelegenheid tot het stellen van vragen. De achterliggende rapporten van Lysias en Cebeon alsmede het principe-akkoord met betrekking tot de vertrekregeling hebben we volledigheidshalve nogmaals bijgevoegd. Hoogachtend,

Ontwerp-regeling Gedeputeerde Staten van Zeeland ; overwegende, dat het aanbeveling verdient in het kader van het in gang gezette organisatieontwikkelingstraject, waarmee een ingrijpende formatiereductie gepaard gaat, flankerend beleid vast te stellen ter voorkoming van een niet gewenste boventalligheid van het personeel in aanvulling op het sociaal statuut in de vorm van een vrijwillige vertrekregeling, waarmee een zo kostenefficiënt mogelijke formatiereductie gerealiseerd kan worden; gelet op het bepaalde in artikel 26 van het Sociaal Statuut Zeeland 2007 ; na daarover bereikte overeenstemming met de vertegenwoordigers van de organisaties van overheidspersoneel in de commissie voor georganiseerd overleg ; besluiten: vast te stellen de navolgende "Regeling vrijwillig vervroegd uittreden Zeeland 2013" (RWU) Paragraaf 1 Algemene bepalingen. Artikel1 : Voorzover daarvoor in deze regeling geen aanvullend flankerend beleid is getroffen, is het Sociaal Statuut Zeeland 2007 onverkort van toepassing. Artikel2: In deze regeling wordt verstaan onder : a. de werkgever: de provincie Zeeland ; b. de werknemer: degene, die voor onbepaalde tijd in dienst is van de werkgever en op peildatum 1 januari 2013 de leeftijd van 57 jaar of ouder heeft bereikt en gebruik wenst te maken van de regeling uitgezonderd degene, die gedetacheerd is bij de Stichting Zeeuwse Bibliotheek ; c. de regeling : de Regeling vrijwillig vervroegd uittreden Zeeland 2013, waarvan de werknemer, die aan de vereisten voldoet, vrijwillig gebruik kan maken met behoud van dienstverband en in het genot van non-activiteitsverlof tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt; d. inkomen: het salaris in de zin van artikel A.1, letter e, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies vermeerderd met het bedrag van de vakantie- en eindejaarsuitkering en de werkgeversbijdrage op grond van artikel 9 van de Levensloopregeling Provincies; e. neveninkomsten: inkomsten, die de werknemer geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen na 1 januari 2012; f. varianten : de opties waarvan de werknemer ingevolge de artikelen 3 en 4 van deze regeling gebruik kan maken en die respectievelijk direct na inwerkingtreding van de nieuwe organisatie van toepassing is dan wel na aanvang van de gerealiseerde plaatsing in de nieuwe organisatie na een hernieuwd ingediend verzoek tot uittreding; g. overeenkomst : de overeenkomst, die met de werknemer wordt gesloten ter uitvoering van deze regeling, waarin de toepasselijke criteria en de wederzijdse rechten en plichten zijn opgenomen; h. overgangsregeling FPU: het FPU-reglement basisuitkering en aanvullende uitkering en het daarbij behorende overgangsrecht, zoals opgènomen in Bijlage A behorende bij artikel 1.a van dit reglement, betreffende fpu-uitkeringen toegekend op of na 1 januari 2006; i. ABP-Keuzepensioen: een ouderdomspensioen dat, op grond van artikel7.4 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP, ingaat voor de datum waarop recht bestaat op een ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel7.3 van dit reglement. Paragraaf 2 Uittredingsvarianten Artikel3 De werknemer, bedoeld in artikel 2, letter b, wordt met ingang van 1 januari 2013 non-activiteitsverlof verleend, indien hij op uiterlijk 1 mei 2012 een verzoek heeft gedaan tot deelname aan deze regeling.

Artikel4 1. De werknemer, bedoeld in artikel 2, letter b, die voor 1 mei 2012 geen verzoek heeft gedaan tot deelname aan deze regeling kan tot uiterlijk 1 januari 2013 alsnog een verzoek doen tot deelname. 2. De in het eerste lid bedoelde werknemer wordt met ingang van 1 april 2013 non-activiteitsverlof verleend. Paragraaf3 Duur non-activiteit, non-activiteitskorting en pensioenopbouw ArtikelS De periode van non-activiteit eindigt: 1 a. voor de werknemer geboren voor 1950: uiterlijk met ingang van de datum, waarop aanspraak bestaat op een uitkering volgens de overgangsregeling FPU, die gelijk is aan 100% van de bezoldiging ; b. voor de werknemer geboren na 1949: uiterlijk met ingang van de datum, waarop recht bestaat op een ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel7.3 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP. 2. In ieder geval eindigt de periode van non-activiteit door ontslag voor de einddatum bedoeld in het vorige lid, indien de daar bedoelde werknemer de contante waarde van zijn resterende nonactiviteitsaanspraken wenst af te kopen. ArtikelS 1. Met ingang van de in het vorige artikel bedoelde datum, waarop het non-activiteitsverlof eindigt, wordt de werknemer ontslag verleend. 2. Het in het vorige lid bedoelde ontslag wordt gelijktijdig verleend met de instemming van de werkgever met deelname aan de regeling. Artikel7 1. Op het inkomen van de werknemer, bedoeld in artikel 3, die wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 9 of hoger, wordt tijdens de non-activiteit een korting toegepast van 30%. 2. Op het inkomen van de werknemer, bedoeld in artikel 3, die wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 7 of 8, wordt tijdens de non-activiteit een korting toegepast van 25%. 3. Op het inkomen van de werknemer, bedoeld in artikel 3, die wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 5 of 6, wordt tijdens de non-activiteit een korting toegepast van 20%. 4. Op het inkomen van de werknemer, bedoeld in artikel 3, die wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 4 of lager, wordt tijdens de non-activiteit een korting toegepast van 15%. ArtikelS 1. Op het inkomen van de werknemer, bedoeld in artikel 4, die wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 9 of hoger, wordt tijdens de non-activiteit een korting toegepast van 35%. 2. Op het inkomen van de werknemer, bedoeld in artikel 4, die wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 7 of 8, wordt tijdens de non-activiteit een korting toegepast van 30%. 3. Op het inkomen van de werknemer, bedoeld in artikel4, die wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 5 of 6, wordt tijdens de non-activiteit een korting toegepast van 25%. 4. Op het inkomen van de werknemer, bedoeld in artikel 4, die wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 4 of lager, wordt tijdens de non-activiteit een korting toegepast van 20%. Artlkel9 1. De pensioenopbouw tijdens het non-activiteitsverlof voor werknemers, die worden bezoldigd volgens salarisschaal 8 of lager, vindt plaats op basis van het niet volgens artikel 7 of 8 verlaagde inkomen. 2. De pensioenopbouw tijdens het non-activiteitsverlof voor de overige werknemers vindt plaats op basis van het verlaagde inkomen. 3. De op grond van het pensioenreglement verschuldigde pensioenpremie komt voor rekening van de provincie en de werknemer overeenkomstig de standaardverdeling van de pensioenpremie tussen werkgever en werknemer.

Paragraaf4 Verdere randvoorwaarden Artikel10 1. Deelname aan deze regeling wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen werkgever en werknemer. 2. Het verloftegoed op de datum van ingang van het non-activiteitsverlof, wordt op verzoek van de werknemer uitbetaald naar analogie van artikel D.9 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies. 3. Tijdens het non-activiteitsverlof worden geen verlofrechten opgebouwd. 4. Het levenslooptegoed, als bedoeld in de Levensloopregeling provincies, kan worden ingezet als aanvulling op het gekorte inkomen tijdens het non-activiteitsverlof, met dien verstande dat de aanvulling uit het levensloopsaldo nooit meer kan bedragen dan de non-activiteitskorting. 5. Tijdens het non-activiteitsverlof kunnen door de werknemer geen taken worden verricht in het kader van de bedrijfshulpverlening of crisisbeheersing, als bedoeld in de Regeling aanwijzingen en vergoeding Bedrijfshulpverlening en Crisisbeheersing provincie Zeeland 2004. 6. Indien de werknemer in 2013 aanspraak heeft op een ambtsjubileumgratificatie, als bedoeld in artikel C.19 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, wordt de gratificatie uitbetaald alsof geen korting op het inkomen heeft plaatsgevonden. Artikel11 1. De periode van non-activiteit kan op verzoek van de werkgever en met instemming van de werknemer geheel of gedeeltelijk worden opgeschort, in verband met voor de werkgever te verrichten werkzaamheden al of niet op projectbasis. 2. Neveninkomsten, die worden genoten tijdens het non-activiteitsverlof, worden verrekend met het salaris over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. 3. De neveninkomsten, bedoeld in het tweede lid en genoten door de werknemer bedoeld in artikel 3, worden verrekend. Deze verrekening geschiedt door het gekorte inkomen extra te verminderen met het bedrag, waarmee het gekorte inkomen, vermeerderd met de neveninkomsten, het engekorte inkomen overschrijdt. 4. De neveninkomsten, bedoeld in het tweede lid en genoten door de werknemer bedoeld in artikel 4, worden volledig verrekend door middel van een korting op het salaris. 5. Wanneer de werknemer arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór 1 januari 2012 en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf meer inkomsten gaat genieten, is ten aanzien van die meerdere inkomsten het derde en het vierde lid van toepassing, tenzij de werknemer aannemelijk maakt, dat deze vermeerdering van inkomsten niet het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid. 6. De werknemer is verplicht alle informatie omtrent zijn omstandigheden aan de werkgever te verstrekken, die naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit artikel. Artikel12 1. De contante waarde van de non-activiteitsuitkering vanaf de datum van ingang tot de einddatum, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 5, kan naar keuze van de werknemer, bedoeld in artikel 3, flexibel worden ingezet, al dan niet in combinatie met ABP-keuzepensioen of overgangsregeling FPU. 2. Indien werknemer kiest voor toepassing van dit artikel, worden de specifiek gemaakte keuzes en de daarbij behorende voorwaarden vastgelegd in de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid van artikel10. 3. Wijziging in de pensioenaanspraken, anders dan als gevolg van wijzing van de pensioenleeftijd, als bedoeld in artikel7.3 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP of als gevolg van wijziging van de AOW-leeftijd, behoren tot het risico van de werknemer. Artlkel13 1. Toelagen, waarop de werknemer, bedoeld in artikel 3, ingevolge de artikelen C.11 tot en met C.15 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling aanspraak heeft, worden tijdens de periode van non-activiteit afgebouwd. 2. De afbouw, bedoeld in het eerste lid, vindt naar evenredigheid per kalenderjaar plaats gedurende de periode van non-activiteit. 3. Toelagen, waarop de werknemer, bedoeld in artikel4, ingevolge de artikelen C.11 tot en met C.15 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling aanspraak heeft, komen met ingang van de datum van gebruik van deze regeling te vervallen.

Artikel14 De werknemer, die afziet van het gebruikmaken van de uittredingsvarianten als geregeld in paragraaf 2 en in het kader van het plaatsingsproces volgens het sociaal statuut Zeeland 2007 boven de formatie van de nieuwe organisatie wordt geplaatst valt volledig onder de werking van de flankerende maatregelen van het statuut. In voorkomende gevallen kan de werkgever besluiten in de geest van deze regeling een individuele maatwerkoplossing te bieden. ParagraafS Slotbepaling en citeertitel Artikel15 In die gevallen, waarin deze regeling niet voorziet kan de werkgever in voorkomende gevallen een maatregel treffen die past in de geest van het sociaal statuut en deze regeling. Hij informeert daarover de ondernemingsraad. Artlkel16 Deze regeling kan worden aangehaald als: "Regeling vrijwillig vervroegd uittreden Zeeland 2013".

c Toelichting bij Regeling vrijwillig vervroegd uittreden Zeeland 2013 (RWU). Algemeen: De Regeling vrijwillig vervroegd uittreden is een aanvulling op het flankerend beleid van het Sociaal Statuut Zeeland 2007 en beoogt met name een verlichting van de herplaatsingsproblematiek als gevolg van de met het organisatieontwikkelingstraject samenhangende formatiereductie. De regeling is niet ingebed in het sociaal statuut maar hangt daarmee ten nauwste samen. De regeling is gelet op de niet-gedwongen-ontslaggarantie die geregeld is in het statuut een regeling waarvan belanghebbenden vrijwillig gebruik kunnen maken. De nauwe relatie met het sociaal statuut komt tot uitdrukking in het gegeven dat afzien van de opties van de vertrekregeling onherroepelijk toepassing van het sociaal statuut tot gevolg heeft. Artikelsgewijs : Artikell: Dit artikel regelt de nauwe relatie van de vertrekregeling als specifiek flankerend beleid met het sociaal statuut als kaderregeling. Artikel2: Dit artikel bevat de voornaamste begrippen, die een rol spelen bij de toepassing van de vertrekregeling. Wat het begrip werknemer betreft moet duidelijk zijn dat de werknemer die in formele dienst is van de provincie Zeeland maar voor onbepaalde tijd is gedetacheerd bij de Stichting Zeeuwse Bibliotheek niet onder de werkingssfeer van de vertrekregeling valt. Deze werknemer valt namelijk onder het gezagsbereik van het bestuur van de stichting, dat zelf bevoegd is al of niet een reorganisatie binnen de stichting door te voeren en daarop haar bedrijfsvoering aan te passen. Kernpunt van de regeling vormen de 2 varianten (zie onder f.), waarvan de werknemer gebruik kan maken en die in tijd bezien een vertrek regelen voor plaatsing in de nieuwe organisatie en een vertrek na plaatsing in de nieuwe organisatie, waarbij de werknemer na heroverweging alsnog op verzoek vrijwillig kan uittreden, zij het tegen minder vergaande financiële en overige condities. Artikel3: Dit artikel bevat de nadere criteria, op grond waarvan een werknemer vrijwillig kan uittreden in het genot van een non-activiteitsuitkering ter hoogte van een bepaald percentage van zijn bezoldiging. Artikel4: Dit artikel bevat de nadere criteria, op grond waarvan de werknemer nadat hij reeds is geplaatst in de nieuwe organisatie, alsnog na heroverweging op verzoek kan uittreden (zogenaamde spijtoptanten regeling) Deze werknemer heeft deel uitgemaakt van het plaatsingsproces en wil om hem of haar moverende redenen alsnog vrijwillig uittreden. Zo'n reden kan zijn, dat zijn/haar functie boventallig dreigt te worden. Deze tweede kans biedt betrokkene alsnog een behoorlijk financieel (uitkerings)- en pensioenopbouwperspectief, zij het minder vergaand dan bij directe uittreding. Ook hier wordt een overeenkomst met de werknemer gesloten. Benut de werknemer deze kans niet dan resteert (her) plaatsing c.q. plaatsing boven de formatie en wordt het instrumentarium van het sociaal statuut verder benut. ArtikelS: Dit artikel regelt de duur van de non-activiteitsperiode, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen medewerkers, die onder het overgangsrecht FPU vallen en degenen, die gebruik kunnen maken van het ABP-keuzepensioen. In lid 2 is geregeld dat de werknemer te allen tijde voor het aanbreken van de einddatum van non-activiteit (FPUregeling dan wel flexpensioen) om ontslag kan verzoeken en zijn resterende non-activiteitsrechten kan afkopen tegen een percentage van 30% van de nominale gekapitaliseerde waarde daarvan. Dit is de vuistregel die (norm ministerie BIZA) bij afkoop van wachtgeld geldt. De reden voor afkoop kan divers zijn : een nieuwe dienstbetrekking, het starten van een bedrijf en willen beschikken over een geldbedrag. Kenmerk is dat de werknemer daarbij alle banden met de werkgever doorsnijdt. Artikel6: Dit artikel regelt het ontslag na afloop van de non-activiteitsperiode.

Artikel 7 en artikel 8: Deze artikelen regelen de korting tijdens de periode van non-activiteit. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de werknemer, die voor het plaatsingsproces kiest voor deelname aan de regeling en de werknemer, die na het plaatsingsproces alsnog kiest voor deelname. Verder kent de regeling een lager kortingspercentage voor medewerkers in de lagere salarisschalen. Artikel9: In dit artikel wordt de pensioenopbouw en de verdeling van de pensioenpremie geregeld. ArtikellO: Uitgangspunt van de regeling is, dat de werknemer zijn formeel dienstverband behoudt. De werknemer geniet een non-activiteitsuitkering, die neerkomt op een percentage van het laatste salaris/de laatste bezoldiging; in feite wordt de bezoldiging gekort. In deze lijn past dat de werknemer zijn reguliere aanspraken op grond van de arbeidsvoorwaardenregelingen zoveel mogelijk behoudt. In dit artikel zijn enkele afwijkingen van de reguliere arbeidsvoorwaarden opgenomen. De arbeidsvoorwaarden, die onverkort kunnen worden toegepast worden niet in de regeling genoemd. Zo blijft de medewerker bijvoorbeeld aanspraak houden op de maandelijkse tegemoetkoming in de ziektekosten, bedoeld in artikel E.12 van de collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies en op de aanspraken op grond van de Regeling persoonlijk ontwikkelbudget provincies 2010. Niettemin kan het non-activiteitsverlof in sommige gevallen leiden tot slechts een beperkte toepassing van een arbeidsvoorwaardenregeling. Zo zullen de keuzes op grond van de I KAP-regeling beperkt zijn tot alleen het inzetten van bruto loon t.b.v. de vakbondscontributie, omdat alle andere keuzes alleen van toepassing kunnen zijn t.a.v. actieve medewerkers {verlof, reiskosten, fiets voor het woonwerkverkeer). Artlkelll: Dit artikel maakt een onderscheid tussen de werknemer die tijdelijke werkzaamheden bij de werkgever blijft of gaat vervullen en die werknemer, die werkzaamheden bij een derde-werkgever gaat verrichten c.q. gaat werken als z.z.p.er of iets dergelijks. In het eerste geval is er sprake van een verzoek van de werkgever op wiens aanbod de werknemer ingaat. Het kan gaan om inzet op een tijdelijk project dan wel het blijven verrichten van een deel van het oude takenpakket, het optreden als mentor/begeleider van een nieuwe medewerker etc. Hierbij past dat de vertrekregeling wordt opgeschort en dat de werknemer een aanvulling op zijn non-activiteitsuitkering ontvangt tot maximaal zijn voormalige bezoldiging {lid 1). Anders ligt het bij het aanvaarden van nevenwerkzaamheden bij een derde-werkgever of het anderszins werk gaan verrichten. De daarmee verdiende inkomsten dienen te worden verrekend met de non-activiteitsuitkering {leden 2 en 3). Niet verrekenen is niet te rechtvaardigen gelet op het doel van de regeling. De werknemer is verplicht alle informatie te verstrekken (w.o. jaaropgaaf, belastingaangifte etc.) die, naar het oordeel van de werkgever, nodig is om dit artikel toe te passen Artlkel12: In dit artikel is sprake van een vorm van maatwerk, waarbij de werknemer kan kiezen voor een eerder vertrek dan de uiterste einddatum van de non-activiteitsperiade en de waarde van de regeling wordt ingezet om een kortere periode te overbruggen. Dit resulteert in een lager kortingspercentage i.v.m. non-activiteit. Daarnaast kan de contante waarde van de regeling worden ingezet voor flexibilisering van de nonactiviteitsuitkering (over een bepaalde periode een hogere uitkering, tegenover een lagere uitkering in een andere periode). De werknemer zal zijn keuze maken op basis van de op het keuzemoment beschikbare informatie omtrent zijn pensioenaanspraken. Een verlaging van de pensioenaanspraken (bijvoorbeeld als gevolg van een te lage dekkingsgraad: het zgn. "afstempelen"), behoort tot de risicosfeer van de werknemer en kan daarom geen reden zijn om op een gemaakte keuze terug te komen. Een eventuele wijziging van de pensioen- of AOW-leeftijd is wel een reden om de gemaakte afspraken bij te stellen, omdat daarmee ook de einddatum op grond het tweede lid van artikels wijzigt. Artikel13: Dit artikel regelt dat de aanspraak op toelagen komt te vervallen en wordt afgebouwd.

Artikel14: Dit artikel maakt duidelijk, dat de werknemer na het afzien van het gebruik maken van de 2 opties van vrijwillig vertrek volledig onder de werkingssfeer van het sociaal statuut valt. Het resultaat van de plaatsing kan divers zijn : herplaatsing, plaatsing in passende of geschikte functie of plaatsing boven de formatie. In het laatste geval kan ook nog een individuele maatwerkoplossing worden geboden in de geest van deze regeling, dit ter beoordeling van de werkgever. Artikelen 15 en 16 : Deze artikelen spreken voor zich. Afd POl 2-2-2012 RNU/ALM