Nr.97773/33 Middelburg, 11 maart Aan de Provinciale Staten van Zeeland

Transcriptie

1 Wijziging rechtspositieregelingen Commissie: algemeen bestuur Nr. POI-389 Vergadering 18 april 1997 Agenda nr Gedeputeerde met de verdediging belast: D.J.P. Bruinooge Nr.97773/33 Middelburg, 11 maart 1997 Aan de Provinciale Staten van Zeeland Samenvatting In verband met de inwerkingtreding van de Regeling Flexibel pensioen en uittreden dienen de ontslagbepalingen in de rechtspositieregelingen, alsmede de Regeling uitkering functioneel leeftijdsontslag Zeeland 1974 te worden aangepast. Dit voorstel voorziet daarin. In het kader van de omzetting van de VUT in een systeem van flexibel vervroegd uittreden treedt per 1 april 1997 de Regeling voor flexibel pensioen en uittreden (FPU) in werking, zoals deze door de sociale partners in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid op 8 mei 1996 is overeengekomen. De huidige vut-regeling, in materiële zin, die van kracht blijft tot 1 april 1997, gaat in op 61 jarige leeftijd en geeft aanspraak op een uitkering van 75 % van het laatst verdiende loon. Op grond van de nieuwe regeling kan bij een spaarperiode van 40 jaar op 62-jarige leeftijd worden uitgetreden, tegen een uitkering van 70 %. In principe kan worden uitgetreden vanaf 55 jaar. Indien echter eerder dan bij 62 jaar wordt uitgetreden is de uitkering aanmerkelijk lager. Om de overgang van de huidige vut-regeling naar de regeling FPU goed te laten verlopen zijn voor een aantal groepen ambtenaren aanvullende maatregelen getroffen. In de ambtelijke rechtspositieregelingen is het ontslag met het oog op vervroegd uittreden als een afzonderlijke ontslaggrond omschreven (artikel 100a ambtenarenreglement Zeeland 1965). Met het oog daarop dient voor een goede aansluiting tussen die ontslagbepaling en de FPU-regeling, de huidige redactie van het desbetreffende artikel te worden aangepast. Tevens dient daarin de mogelijkheid te worden opgenomen dat desgewenst in deeltijd kan worden uitgetreden. In de FPU-regeling is bepaald dat medewerkers die werkzaam zijn in een functie waaraan functioneel leeftijdsontslag (flo) is verbonden eveneens aanspraak kunnen ontlenen aan de nieuwe regeling. Dit in tegenstelling tot de situatie onder het vut-regime. Met het oog daarop moeten de sectoren, waarin het overleg met de vakorganisaties over de arbeidsvoorwaarden wordt gevoerd, hun flo-regelingen aanpassen. Het recht op FPU-uitkering wordt slechts toegekend indien deze is ingebouwd in de flo-uitkering conform een aantal met name in het akkoord genoemde aanbevelingen. Het komt er op neer dat de flo-uitkering wordt verstrekt als een aanvulling op de FPUuitkering. Dus op het moment dat een medewerker met flo-ontslag gaat (conform artikel 105a ambtenarenreglement Zeeland 1965) wordt hij tevens geacht ontslag te nemen in de zin van de FPU-regeling. Op grond van het pensioenreglement van de stichting pensioenfonds Abp is de pensioenopbouw na het bereiken van de 62-jarige leeftijd voor niet-actieve ambtenaren slechts mogelijk op vrijwillige basis. Het lijkt ons reëel om - conform de in het Sectoroverleg Rijkspersoneel gemaakte afspraak - de mogelijkheid te bieden dat de flo-gerechtigden ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar de pensioenopbouw voor de helft voort kunnen zetten zonder dat dit voor betrokkenen meer kosten met zich meebrengt dan in de situatie dat nog niet de leeftijd van 62 jaar was bereikt. In de sector Rijk heeft deze voorziening een tijdelijke geldigheidsduur van voorshands drie jaar. Dit in afwachting van een meer beleidsmatige discussie over de

2 - 2 - toekomst van de flo. De in dit kader individueel vast te stellen pensioenpremie is beduidend hoger dan de premie die geldt bij verplichte pensioenopbouw (doorsneepremie). Het komt er op neer dat de kosten van de individuele premie, voor zover deze hoger zijn dan 25 % van de doorsneepremie, ten laste van de provincie komen. De kosten van de uitvoering van de flo-regeling worden voor de provincie dus op termijn verminderd met de fpu-aanspraken die ten laste van het Abp komen. Dit betekent dat de kosten in plaats van 5 jaar 80 %, respectievelijk 85 % van het laatstgenoten salaris gedurende 3 jaar worden verminderd met 70 %, respectievelijk 75 % daarvan. Voor wat betreft de besteding van de vrijvallende middelen zullen wij u een nader voorstel doen. In de sector Provincies heeft alleen de provincie Zeeland een flo-regeling (ten behoeve van de kapiteins en scheepswerktuigkundigen van de provinciale stoombootdiensten). In het Sectoroverleg Provinciale Arbeidsvoorwaarden (SPA) is daarom afgesproken dat de aansluiting van de Zeeuwse flo-regeling op de FPU-regeling in beginsel wordt overgelaten aan de sociale partners in de provincie Zeeland. In het georganiseerd overleg is hierover overeenstemming bereikt. Het resultaat is conform de afspraken in het SPA voor een marginale toets voorgelegd aan de sociale partners in het SPA. Deze hebben laten weten met het bereikte resultaat te kunnen instemmen. De nieuwe regeling leidt niet automatisch tot wijziging van de Regeling werktijdverkorting senioren. Bedoelde seniorenregeling (besluit van Gedeputeerde staten van 9 januari 1996, provinciaal blad nr 10 van 1996) maakt het mogelijk op 55-jarige leeftijd vier dagen en op 60-jarige leeftijd drie dagen te gaan werken. De vele keuzemogelijkheden die de nieuwe regeling voor flexibel uittreden biedt, zijn wel aanleiding om de relatie tussen de beide regelingen nader te bezien. Dit zal worden meegenomen in de onderhandelingen voor een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord vanaf 1 oktober In verband met het voorafgaande stellen wij u voor het bijgaande besluit tot wijziging van het Ambtenarenreglement Zeeland 1965, het Arbeidsovereenkomstenbesluit Zeeland 1965 alsmede de Regeling uitkering functioneel leeftijdsontslag Zeeland 1974 vast te stellen. GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND, drs. W.T. van Gelder, voorzitter mr. J.A. Lander, griffier Ontwerp-besluit De Staten der Provincie Zeeland gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 11 maart 1997, nr 97773/33; gelet op de uitkomsten van het overleg met de commissie voor georganiseerd overleg; b e s l u i t e n : I. het Ambtenarenreglement Zeeland 1965 te wijzigen als volgt: Artikel I Artikel 100a wordt als volgt gelezen: Artikel 100a 1. Aan de ambtenaar die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op

3 - 3 - grond van de regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Abp op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die regeling. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat. 2. Op aanvraag van de ambtenaar kan het in het eerste lid genoemde ontslag ook voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur worden verleend, tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. Het gedeelte van dit ontslag bedraagt ten minste 10 % van de omvang van de dienstverhouding. Ontslag voor een gedeelte van de arbeidsduur uit een dienstverhouding waaruit reeds eerder gedeeltelijk ontslag met het oog op de in het eerste lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden bedraagt ten minste 10 % van de oorspronkelijke arbeidsduur. 3. Met de Centrale vut-overeenkomst, genoemd in het eerste lid, wordt bedoeld de overeenkomst genoemd in artikel 2 van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel. Met het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp, genoemd in het eerste lid, wordt bedoeld het reglement van die stichting dat is vastgesteld met inachtneming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wet privatisering Abp. 4. Het bepaalde in artikel 100, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel II Aan artikel 105a wordt een vierde lid toegevoegd, luidende: 4. Het ontslag als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt geacht een ontslag te zijn, als bedoeld in artikel 100a, eerste lid, indien ten aanzien van dat ontslag wordt voldaan aan de daar bedoelde voorwaarden. Artikel III De artikelen I en II treden in werking op de achtste dag na publikatie in het provinciaal blad en werken terug tot en met 1 april II. Het Arbeidsovereenkomstenbesluit Zeeland 1965 te wijzigen als volgt: Artikel I Artikel 86a wordt als volgt gelezen: Artikel 86a 1. De arbeidsovereenkomst wordt op verzoek van de arbeidscontractant beëindigd indien deze beëindiging wordt gevraagd met het oog op een uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het Pensioenregelement van de Stichting pensioenfonds Abp, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Abp op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na inwilliging van het verzoek om beëindiging recht bestaat op een uitkering op grond van die regeling. De arbeidsovereenkomst wordt niet eerder beëindigd dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat. 2. Op verzoek van de arbeidscontractant kan de in het eerste lid bedoelde beëindiging ook plaatsvinden voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur, tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. Het gedeelte van deze beëindiging bedraagt ten minste 10 % van de omvang van de dienstbetrekking. Beëindiging voor een gedeelte van de arbeidsduur van de

4 - 4 - dienstbetrekking waarvan reeds eerder gedeeltelijke beëindiging met het oog op de in het eerste lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden bedraagt ten minste 10 % van de oorspronkelijke arbeidsduur. 3. Met de Centrale vut-overeenkomst, genoemd in het eerste lid, wordt bedoeld de overeenkomst genoemd in artikel 2 van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel. Met het Pensioenreglement van de Stichting pensioenfonds Abp, genoemd in het eerste lid, wordt bedoeld het reglement van die stichting dat is vastgesteld met inachtneming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wet privatisering Abp. 4. De dienstbetrekking wordt beëindigd uiterlijk drie maanden na de datum waarop het bestuursorgaan het verzoek om beëindiging van de dienstbetrekking heeft ontvangen. Artikel II Het bepaalde in artikel I treedt in werking op de achtste dag na publikatie in het provinciaal blad en werkt terug tot en met 1 april III. De Regeling uitkering functioneel leeftijdsontslag Zeeland 1974 te wijzigen als volgt: Artikel I Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt: Aan het slot van het bepaalde onder e wordt de punt vervangen door een punt-komma en wordt daaraan toegevoegd: f. Reglement FPU: de regeling betreffende flexibel pensioen en uittreden ter zake van basisuitkering en aanvullende uitkering, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de centrale vut-overeenkomst. Artikel II Na artikel 4 worden opgenomen de nieuwe artikelen 4a en 4b, luidende als volgt: Artikel 4a 1. De in artikel 4 bedoelde uitkering wordt, voor zover recht daarop bestaat, verminderd met het bedrag van het flexibel pensioen krachtens het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp, het bedrag van de basisuitkering krachtens het Reglement FPU en het bedrag van de aanvullende uitkering krachtens het Reglement FPU. 2. Indien het bedrag van de basisuitkering is verminderd in verband met samenloop met andere inkomsten, wordt voor de toepassing van het eerste lid niettemin uitgegaan van het onverminderde bedrag. 3. Indien de op grond van artikel 105a van het Ambtenarenreglement Zeeland 1965 ontslagen ambtenaar niet of niet tijdig de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen aanvraagt, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt, voor de periode waarin hij dientengevolge geen of niet alle voornoemde uitkeringen ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkeringen die hij vanaf de ontslagdatum zou hebben genoten indien hij de voornoemde uitkeringen wel tijdig zou hebben aangevraagd. 4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de basisuitkering en/of de aanvullende uitkering geheel of ten dele vervallen zijn verklaard dan wel geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, worden deze uitkeringen voor de toepassing van dit artikel steeds geacht onverminderd te zijn genoten. 5. Ingeval naast de in artikel 4 bedoelde uitkering inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf als bedoeld in artikel 5 worden genoten, wordt op de uitkering in voorkomend geval boven de vermindering die reeds krachtens het eerste lid van dit artikel plaatsvindt, een vermindering toegepast. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmede de onverminderde uitkering krachtens artikel 4 vermeerderd met het totaal

5 - 5 - bedrag van de inkomsten bedoeld in artikel 5 en verminderd met het bedrag van de inkomsten dat reeds in mindering is gebracht op de basisuitkering krachtens het Reglement FPU tezamen de laatstelijk genoten bezoldiging te boven gaat. Artikel 4b Indien de betrokkene gebruik maakt van de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van zijn pensioenopbouw, waardoor ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar zijn pensioenopbouw voor de helft plaatsvindt, zal namens hem de hiervoor verschuldigde premie worden betaald, met dien verstande dat hiervan geen groter deel ten laste van betrokkene komt dan de pensioenpremie, bedoeld in artikel 4.4., vierde lid, van het Pensioenreglement. Artikel III Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt: Het derde lid wordt gelezen als volgt: 3. Wordt op de uitkering een vermindering toegepast krachtens de artikelen 4a, 5, eerste lid, 6 en 13, of wordt artikel 10, derde lid, toegepast, dan is de in het tweede lid bedoelde uitkering gelijk aan het bedrag van de uitkering die de betrokkene op de dag van het overlijden ontving, over een tijdvak van drie maanden. Artikel IV Het bepaalde in de artikelen I tot en met III treedt in werking op de achtste dag na publikatie in het provinciaal blad en werkt terug tot en met 1 april 1997.

6 - 6 - T_onderwerp: Wijziging rechtspositieregelingen/poi389 T_datum : T_doctype: Statenvoorstellen