CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936



Vergelijkbare documenten
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk:

Rapport. Belastingdienst wijst verzoek om ambtshalve vermindering af. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klachten gegrond.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

ECLI:NL:RBZWB:2014:8365

1 Het geding in feitelijke instanties

Hoge Raad der N ederlanden

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB

1 Het geding in feitelijke instanties

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4%

Op 27 november 2013 hebben wij, namens en als gemachtigde van fbgab&bbbffl^^j^^

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.

Elsevier Belastingcongres 2009

ten deze vertegenwoordigd door en domicilie kiezende ten kantore van advocaat/belastingkimdig^ i

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3234, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

ECLI:NL:GHAMS:2002:AE8442 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/3644

Uitspraak d.d. 10 januari 1986 MI Griffie 3699/85 Type: ws. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer.

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

2. Conclusie Op grond van al het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Wij verzoeken Uw Raad daarom de uitspraak van het Hof te

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden, Edelhoogachtbaar College,

DERDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET. Datum uitspraak : 12 september 2007

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

J A A R STUKKEN Energiek BV. Permar Energiek BV Ede

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

Stichting Happy Motion gevestigd te Amstelveen. Rapport inzake de jaarrekening 2015

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Naar aanleiding van uw briefvan 11 april 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Edelachtbaar college,

Hoge Raad / Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

Naar aanleiding van uw brief van 17 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

Ministerie van Financiën

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

De Hoge Raad der Nederlanden,

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

OPENBAAR VERSLAG EX ARTIKEL 73A DER FAILLISSEMENTSWET

Gegevens belastingplichtige. Naam. Adres Postcode Plaats Telefoon. Inspectienaam Boekjaar van.. t/m

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:RBROT:2017:2561

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen, v4 nieuw tarief

^ 2, 09/00344, inzake WIÊÊIÊÊÊÊÊ te mm^^iêê betreffende de aan hem opgelegde

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

Jaarstukken 2011 van Permar Energiek BV. Jaarstukken Jaarrekening - Overige gegevens

D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N,

Voor wat betreft de rentebetalingen wordt verwezen naar onderdeel a hiervoor.

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

TWEEDE FAILLISSEMENTSVERSLAG IN HET FAILLISSEMENT VAN A12 ARCHITECTEN B.V. d.d. 19 april : de besloten vennootschap A12 Architecten B.V.

Naar aanleiding van uw brief van 6 juni 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

Inhoudsopgave. Situatie na de invoering van artikel 15aj, lid 3, Wet Vpb 1969 met

J A A R STUKKEN Energiek BV. Permar Energiek BV Ede

oa/ o ao3 Y Z LB.V., gevestigd te

Den Haag, - g QKT Kenmerk:

Toelichting op het middel. Den Haag, 30 OKT Kenmerk: DGB

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr ) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes)

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

BEWAARBEDRIJF AMEURO N.V. Jaarverslag 31 december 2014

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Edelhoogachtbare dames en heren,

Inleiding. Passenheim-van Schoot

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

FAILLISSEMENTSVERSLAG (48) Datum: 3 oktober van een cateringbedrijf.

ECLI:NL:HR:2006:AU6038

ECLI:NL:RVS:2014:1169


Naar aanleiding van uw brief van 11 februari 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

ECLI:NL:RBDHA:2017:7853

Bewaarbedrijf Ameuro N.V. Jaarverslag december 2015

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

Transcriptie:

CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr. 06/00337, inzake ië^^^i^^^^^^bv te ülp betreffende de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2001. AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Naar aanleiding van uw brief van 18 september 2008 heb ik de eer het volgende op te merken. Als middel van cassatie draag ik voor: Schending van het Nederlands recht, met name van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 3.25 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en/of artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht, doordat het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende op haar balans ultimo 2001 een voorziening ad f. 4.300.000 mag vormen voor een claim met betrekking tot een onderhanden project, zulks ten onrechte dan wel op gronden die de beslissing niet kunnen dragen omdat: a. op grond van de ten tijde van het opmaken van de balans bekende feiten en omstandigheden er geen redelijke zekerheid bestond over het ontstaan van een schuld bij belanghebbende; b. het Hof ten onrechte geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met het voornemen van belanghebbende omltem^^j B^^ rj'«o ihfleb^-' ^' (thans: &^^^^^^^^^m BV) te ontvoegen uit de 4ïscale eenheid^ c. het Hof voorbij gaat aan het feit dat op de balansdatum nog geen schuld bestond, en derhalve het aan HR 18 oktober 2002, nr. 37.413, BNB 2003/44, ontleende criterium nog geen opgeld kan doen, maar beoordeeld dient te worden in hoeverre er een redelijke kans bestaat dat er een schuld zal ontstaan; d. het Hof miskent dat de claim verband houdt met een lopend project en derhalve sprake is van waardering van een onderhanden werk, waarbij

slechts verlies kan worden genomen indien het project als geheel tot een voorgecalculeerd verlies zal leiden. Het Hof heeft derhalve ten onrechte slechts rekening gehouden met mogelijke ongerealiseerde verliezen, zonder deze te compenseren met de ongerealiseerde winsten van het hetzelfde project. Toelichting op het middel X gevoegde dochter van l^ffi^i^^^^^mlbv, moest in dat jaar een 'robot 3.B profile production line' leveren aan het JHBHB^concem (hierna: lllll). Oplevering diende plaats te vinden in week 9. Door diverse problemen lukte dat niet. Na allerlei overleg en mediation, waarbij partijen er niet uitkomen, is A D Üll&Bll B V dool "liüll P 18 maart 2003 aansprakelijk gesteld, waarna vervolgens op 22 april 2003 een claim is ingediend wegens wanprestatie. Belanghebbende heeft reeds voorzorgsmaatregelen genomen. Per 27 december A C 2002 zijn drie aandelen IJBIIIl Éfe BV verkocht aan W IjMMUlhin privé. De fiscale eenheid wordt hierdoor per 1 januari 2002 beëindigd. A ^ H H H ^ BV keert daarnaast steeds haar gehele winst uit en bezit daardoor niet voldoende vermogen om een mogelijke claim te kunnen betalen. Op 9 mei 2003 wordt de commerciële jaarrekening van belanghebbende vastgesteld. In de jaarrekening is een voorziening opgenomen voor de claim ad 4.353.247. Op 12 mei 2003 verkoopt belanghebbende de resterende aandelen / ) C. ft van ÜJfBBBlB ^ aan ^ISÉlllllllIlllil in privé. IBBliSE^ ^ w'ü 2 igt haar f% A naam in j ^HPHHBMJk BV (hierna ook:^u j(^bv). Vervolgens f\ wordt doorlbbbbi^pv haar faillissement aangevraagd, wat op 21 mei 2003 door de rechter wordt uitgesproken. J> m^vordert op 26 mei 2003 in kort geding van de ontvoegde (en failliete) f\ dochter 10.694.123. ÜHHÉÜ BV voert geen verweer in deze zaak. De kort gedingrechter wijst de vordering op 27 mei 2003 volledig toe. Ook op 27 mei 2003 dient belanghebbende haar aangifte 2001 in (dat is nog de fiscale eenheid). In de aangifte is op de balans per 31 december 2001 een voorziening opgenomen voor de claim ten bedrage van 10.694.002. In de bodemprocedure tegen de failliete dochter, die overigens geen enkel verweer heeft gevoerd, wijst de rechtbank een vordering van 8.226.249 toe

D D aan^^gp Deze blijft uiteraard onbetaald. Daarna claimt fjjjjphetzelfde bedrag van belanghebbende, die daartoe in haar aangifte vennootschapsbelasting 2003 wederom een voorziening, nu voor 8.226.249, opneemt. In deze bodemprocedure voert belanghebbende wel inhoudelijk Q verweer. Tot op heden is deze vordering niet toegewezen. Anderzijds is^qhjp door de rechter wel verplicht om de slottermijn ad. 1.287.853 te voldoen (zie bijlagen B en C bij het verweerschrift van de inspecteur in hoger beroep). In geschil is de voorziening per 31 december 2001. Het Hof heeft een voorziening van 4,3 miljoen toegestaan omdat op 31 december 2001 een aanzienlijke claim viel te verwachten en heeft voor wat het bedrag betreft aangesloten bij de commerciële jaarrekening van d.d. 9 mei 2003. Gelet op de wetenschap van belanghebbende over de situatie op de balansdatum per datum opmaken balans acht ik dit oordeel onjuist dan wel onbegrijpelijk. Ten tijde van het opmaken van de balans staan de volgende feiten vast: A - ten tijde van indienen claim is p if^ BV al ontvoegd uit de fiscale eenheid; belanghebbende is niet van plan (geweest) iets te betalen; de aangesproken dochtervennootschap wordt bewust het faillissement ingestuurd. J5 Gelet op bovenstaande ten tijde van het opmaken van de balans reeds uitgevoerde scenario, bestaat er geen redelijke kans dat de door (j l!l ingediende c-laim bij belanghebbende tot een te betalen schuld zal leiden. De schuld zal een schuld van de reeds ontvoegde dochter vormen, waarvoor belanghebbende niet met redelijke mate van zekerheid aangesproken kan worden. In het arrest HR 20 december 2002, nr. 37 722, BNB 2003/85* bleef het oordeel van Hof Den Haag, dat slechts verlies kon worden genomen tot maximaal het bedrag van het in de dochtermaatschappij aanwezige saldo van activa minus passiva, in een vergelijkbare zaak overeind. Het Hof oordeelde in die zaak: "dat een waardering op de nominale waarde van de verplichting niet juist is, aangezien op dat moment vaststond dat, gelet op de vermogenspositie, niet het volle bedrag zou (kunnen) worden voldaan en bovendien ook de wil ontbrak om dat volle bedrag te voldoen. Het hof ziet slechts aanleiding een schuld in aanmerking te nemen ter grootte van het bedrag van de bij de dochtermaatschappij aanwezige activa. Daarnaast wordt er geacht ruimte te zijn voor de vorming van een (beperkte) voorziening in verband met de

mogelijkheid dat belanghebbende als moedermaatschappij aangesproken zou worden. In goede justitie wordt het hiertos in aanmerking te nemen bedrag vastgesteld." Hof 's-gravenhage, 16 juni 1999, nr. 97/2348, V-N 1999/58.7 In de met deze zaak gerelateerde uitspraak van Hof Den Haag, 16 oktober 2001, nr. 00/1404, V-N 2002/12.6 wordt naar deze eerdere uitspraak verwezen: "Tegenover de bestrijding door de Inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat op het tijdstip van het indienen van de aangifte in enigerlei betekenende mate rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat A BV een hoger bedrag aan het PW zou voldoen dan het bedrag van het op dat tijdstip aanwezige vermogen. Het bestaan van een verhaalsrecht van het PW ten opzichte van deze vennootschap door middel van een actie Pauliana doet daar niet aan af. Het samenstel van handelingen was er juist op gericht om dit verhaal te voorkomen en aannemelijk is dat daarbij de juridische risico's in ogenschouw zijn genomen en zodanig laag zijn ingeschat dat is overgegaan tot een praktisch gehele ontmanteling van deze vennootschap. Op grond van hetgeen het Hof heeft overwogen in de uitspraak in de zaak BK-97/02348 komt het Hof tot het oordeel dat goed koopmansgebruik niet toelaat de schuld bij A BV voor een hoger bedrag dan f 45 217 in aanmerking te nemen." De HR heeft dit laatste oordeel in BNB 2003/95* als volgt gehandhaafd: "De middelen II en111 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu deze middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling." De inspecteur heeft zich voor het Hof ook op deze benadering beroepen. Het Hof gaat hier geheel aan voorbij en oordeelt slechts dat als later blijkt dat niet het gehele bedrag behoeft te worden voldaan er op dat moment een vrijval van de verplichting plaatsvindt. Voorts miskent het Hof dat de gevormde voorziening onderdeel is van een onderhanden werk. De waardering van de claim kan niet los gezien worden van de waardering van het onderhanden werk als geheel. Door de claim los van het onderhanden werk te waarderen heeft het Hof een (mogelijk) ongerealiseerd verlies in aanmerking genomen, zonder rekening te houden met ongerealiseerde winsten uit het zelfde onderhanden werk. Die benadering doet geen recht aan goed koopmansgebruik. Het onderhanden werk zal als geheel (positieve en negatieve aspecten in samenhang met elkaar) moeten worden gewaardeerd. Het is in strijd met goed koopmansgebruik om de ongerealiseerde verliezen reeds nu te nemen, terwijl de rechtsreeks daarmee samenhangende ongerealiseerde winsten buiten beschouwing worden gelaten. Slechts wanneer per saldo sprake zou zijn van een verwacht verlies, kan op grond van goed koopmansgebruik voor dat saldo verlies worden genomen (zie o.a. HR 26

februari 1997, nr. 31 928, BNB 1997/145c*; HR 16 november 2007, nr. 42 970, BNB 2008/26*). De inspecteur heeft naar mijn oordeel dan ook terecht gewezen op het belang van de ongerealiseerde winst in de post onderhanden werk ad. 2.327.483 (saldo gefactureerde termijnen en geactiveerde kosten) en de (op balansdatum nog te factureren) slottermijn ad 1.278.853. De claim behoort tot de kosten van het onderhanden werk. Het is onjuist om wel reeds rekening te houden met te verwachten kosten en niet met de nog te behalen opbrengsten. Slechts wanneer aannemelijk is dat per saldo verlies geleden zal gaan worden, mag met dit verwachte verlies rekening gehouden worden. Zelfs wanneer belanghebbende per ultimo 2001 rekening zou mogen houden met een claim van 4.353.247, dient deze op grond van goed koopmansgebruik verminderd te worden met twee hiervoor genoemde bedragen. Op grond van het vorenstaande ben ik van oordeel dat de uitspraak van het Hof niet in stand zal kunnen blijven. Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, namens deze, DE DIRECTEUR-GENERAAL BELASTINGDIENST, loco