Colofon: Uitgave: Directie Jeugd en Onderwijs Maatschappelijke Ontwikkeling Gemeente Rotterdam. Grafische vormgeving: Trichis Communicatie en Ontwerp



Vergelijkbare documenten
Staat van het 3

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Monitor jeugdwerkloosheid in Rotterdam

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2015

Monitor jeugdwerkloosheid in Rotterdam

Huishoudens met inkomen naar belangrijkste bron

Herziene beweegcijfers Gezondheidsmonitor volwassenen 2012

Inkomensgegevens Rotterdam op deelgemeente- en buurtniveau 2011

Ontwikkeling van de omvang van de aandachtsgroepen

Aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2013

Staat van het Rotterdams onderwijs 2015

Feitenkaart Aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2006 (april 2009, 2e, verbeterde druk)

Ontwikkeling van de omvang van de aandachtsgroepen

Feitenkaart Aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2015

Gezondheidsmonitor 2012

Aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2011 (juni 2014, 3e druk)

Rotterdam Veiligheidsindex 2012

Staat van het 2

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2016

Rotterdam. sociaal. gemeten. 4e meting Sociale Index

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Nederweert

VVE-MONITOR ROTTERDAM de METING. Onderzoek naar de deelname van twee- en driejarige peuters aan voorschoolse voorzieningen

Overigens zullen vanaf februari 2007 ook Feitenkaarten over de gegevens uit het Regionaal Inkomens Onderzoek 2004 kunnen verschijnen.

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden-Drenthe

Drentse Onderwijs monitor

De urgentieverklaring. Hoe nu verder?

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Nieuwkoop

Drentse Onderwijsmonitor

Gemeente Rotterdam. Burgemeester. Inleiding. Veiligheidsindex Vijfjarenactieplan Veilig (VJAP ). Aan de Gemeenteraad

Zoneringskader en zoneringskaart Huisvesting Bijzondere Doelgroepen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ermelo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hoorn

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hof van Twente

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. De Friese Meren

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Aa en Hunze

Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam op gebieds- en buurtniveau 2015

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Onderwerp Voortgangsrapportage : De kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie in de gemeente Haarlem in schooljaar ' BBV nr:

Drentse Onderwijs monitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Beverwijk

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Achtkarspelen

Een scherpere blik op Beter Presteren - Highlights uit het breedteonderzoek

Rapportage Eindresultaten 2014

Drentse Onderwijs monitor

Rapportage Onderwijskwaliteit op de scholen in het kader van de WOT

Drentse Onderwijs monitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE

Drentse Onderwijsmonitor

Veiligheidsindex Meting van de veiligheid in Rotterdam

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Terschelling

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Stadskanaal

Drentse Onderwijsmonitor

VVE IN ROTTERDAM DE KWALITEIT OP GEMEENTENIVEAU. Utrecht, 22 maart 2012 Definitief. H Pagina 1 van 9

Op 6 juni 2013 stelde het raadslid J.J. Rijken (Leefbaar Rotterdam) ons schriftelijke vragen over onderzoek Schoon, heel en werkzaam? van Vasco Lub.

Drentse Onderwijs monitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Purmerend

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Heerhugowaard

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Den Helder

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Weststellingwerf

Hulpdocument aanvraag en verantwoording van resultaten en activiteiten voorschoolse educatie over kalenderjaar 2015

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Blaricum

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden Delfland

Samenvatting Leidse Monitor

Sociale Piramide 2011 / 2012 Rotterdam

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE. Leeuwarderadeel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Franekeradeel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Hoogezand-Sappemeer

Inkomensgegevens Rotterdam op deelgemeente- en buurtniveau 2013

Drentse Onderwijsmonitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Leiderdorp

Van de tweejarigen zit het merendeel op een VVE-speelzaal, bij de driejarigen zit het grootste deel op een niet-vve-speelzaal (zie figuur 1).

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Boekel

Drentse Onderwijsmonitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Westland

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Hollands Kroon

Rapportage Onderwijskwaliteit op de scholen in het kader van de WOT

Culemborgs VVE beleid

Drentse Onderwijsmonitor

Inkomensgegevens Rotterdam op deelgemeente- en buurtniveau 2012 (februari 2015, 2e druk)

Rapportage Eindresultaten Wat zijn de prestaties van onze scholen?

Drentse Onderwijsmonitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Mill en Sint Hubert

Feitenkaart Aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2008 (oktober 2011, 3e druk)

Rapportage Eindresultaten 2011

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. 2Spel

Drentse Onderwijs monitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Bellingwedde

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. kinderdagverblijf Dikkie Dik kinderdagverblijf Jip & Janneke

Transcriptie:

Staat van het Rotterdams onderwijs 2014

Colofon: Uitgave: Directie Jeugd en Onderwijs Maatschappelijke Ontwikkeling Gemeente Rotterdam Grafische vormgeving: Trichis Communicatie en Ontwerp Fotografie: Levien Willemse

Staat van het Rotterdams onderwijs 2014

4

/ Inhoudsopgave 1 / Inleiding 7 2 / Voor- en vroegschoolse eduactie 9 Samenvatting 2.1 Peuters 9 2.2 Voorzieningen 11 2.3 Kwaliteit en prestaties 12 2.4 Personeel 13 3 / Primair onderwijs 15 Samenvatting 15 3.1 Leerlingen 15 3.2 Prestaties 16 3.3 Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten 22 3.4 Personeel 30 4 / Voortgezet onderwijs 34 Samenvatting 34 4.1 Leerlingen 34 4.2 Onderwijsresultaten 36 4.3 Kwaliteit 44 4.4 Personeel 50 5 / Middelbaar beroepsonderwijs 51 Samenvatting 51 5.1 Deelnemers aan het middelbaar onderwijs 51 5.2 Scholen en personeel 55 5.3 Resultaten Nederlands en rekenen mbo 56 5.4 Twee beleidsprogramma s 62 5.5 Kwaliteit van de instellingen 66 6 / Jaarverslag Leerplicht 67 6.1 Inschrijvingen leerplichtige leerlingen op 1 oktober 2013 67 6.2 Absoluut verzuim 67 6.3 Relatief verzuim 68 6.4 Extra verlof 68 6.5 Maatregelen 69 6.6 Bemiddelingen 70 6.7 Gebieden 71 6.8 Schoolcontroles 72 STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 5

6

1 / Inleiding Aan het begin van de vorige onderwijsbeleidsperiode 2011-2014 is een tweeluik opgesteld: het programma Beter Presteren en het programma Aanval op Uitval. Om beide programma s goed te volgen en van cijfers te voorzien, is jaarlijks de Staat van het Rotterdams Onderwijs uitgebracht. Dit is de vierde en laatste Staat van het Rotterdams Onderwijs, in deze vorm, op rij. De Staat van het Rotterdams Onderwijs geeft de actuele situatie weer van het onderwijs in Rotterdam, welke ontwikkelingen zich daar voordoen en welke opbrengsten de twee programma s uit de vorige periode genereren. Er wordt onder meer ingegaan op de resultaten van de programma s en de onderliggende projecten en er wordt zicht gegeven op zaken rondom ouders en personeel. Ook wordt gerapporteerd over taal- en rekenprestaties in het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroeps onderwijs (mbo). Deze vierde editie komt tegelijk uit met het nieuwe Rotterdams Onderwijsbeleid Leren Loont en vormt het cijfermatige achtergronddocument bij dit beleidsplan. De volgende Staat van het Rotterdams onderwijs zal gedeeltelijk anders van opzet en inhoud zijn, op basis van de afspraken die in het nieuwe beleidskader gemaakt worden. De nieuwe indicatoren die ontwikkeld worden alsmede de onderwijsindex waarvan gesproken wordt, zullen ondergebracht worden in de nieuwe editie van de Staat in 2015. De Staat van het Rotterdams Onderwijs 2014 loopt chronologisch de schoolloopbaan van een Rotterdamse leerling langs. In hoofdstuk 2 tot en met 5 staan per sector cijfers over leerlingen, prestaties, scholen en personeel vermeld. In hoofdstuk 6 is het jaarverslag Leerplicht opgenomen. Waar mogelijk is, zijn cijfers over Noord en Zuid opgenomen en wordt Rotterdam vergeleken met de andere grote steden en met landelijke cijfers. STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 7

8

2 / Voor- en vroegschoolse educatie 1 Samenvatting Rotterdam probeert onderwijsachterstanden bij jonge kinderen zoveel mogelijk te voorkomen en op te heffen door in voorschoolse voorzieningen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) vooren vroegschoolse educatie (vve) aan te bieden. In Rotterdam bezoekt naar schatting 93% 2 van de driejarige Rotterdammers een voorschoolse voorziening en 76% van de tweejarige Rotterdammers. Naar schatting 68% van de driejarige doelgroepkinderen 3 en 65% van de tweejarige doelgroepkinderen bezoekt een voorschoolse voorziening. In de groepen nul is de verantwoordelijkheid voor de vve bij de schoolbesturen belegd, met als doel de doorgaande leerlijn, ouderbetrokkenheid en de zorgstructuur te versterken. Er staat een hbo er op de groep om het opbrengstgericht werken te versterken. Per 1 oktober 2014 zijn er 194 officiële groepen nul en minimaal 34 vve-groepen die eveneens aan de voorwaarden van groep nul voldoen. In totaal gaat het om ongeveer 3.600 peuters. Dat betekent dat ongeveer 32% van de driejarige Rotterdammers groep nul bezoekt. De Inspectie van het Onderwijs beoordeelt het gemeentelijk beleid met betrekking tot en de kwaliteit van voorschoolse voorzieningen. Volgens die cijfers, die dateren uit 2013, is de kwaliteit van vve in Rotterdam niet op orde. Nog te weinig vvelocaties hebben inzicht in de resultaten van vve. Hun ouderbeleid is niet zichtbaar afgestemd op de ouderpopulatie, en er is zowel binnen de organisaties als binnen de gemeente onvoldoende zicht op de kwaliteit van de vve in de praktijk. De gemeente investeert in de kwaliteit van vve, onder meer door de uitrol van groep nul, door investeringen in het taalniveau van medewerkers, opbrengstgericht werken en hbo ers in de vve. Uit een evaluatie onder 100 groepen nul begin 2013 4 bleek dat op ongeveer 70% van de scholen groep nul onderdeel is geworden van de school. De inspectie is gematigd positief over de invoering van groep nul. Groep nul kan verbetering brengen op een aantal van de tekortkomingen van vve, maar in de praktijk is dat nog niet altijd zichtbaar. 2.1 Peuters Deelname aan de voorschool Onderstaande tabellen geven inzicht in de deelname van twee- en driejarigen aan de voorschoolse voorzieningen. Er is een uitsplitsing gemaakt naar doelgroepbereik en naar bereik van vve-programma s. Uit tabel 1 blijkt dat de totale populatie van driejarige Rotterdammers sinds 2009 met zo n 200 per jaar stijgt, van 6.452 in 2009 naar 7.448 in 2014. Ongeveer 35% van de driejarigen woont in Rotterdam-Zuid. De deelname aan de voorschoolse voorziening is hoog en schommelt rond de 90%. Het percentage driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen dat gebruik maakt van een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (regulier en vve) is 93%. 79% daarvan volgt een vve-programma. Dat betekent dat 68% van de totale populatie driejarige doelgroepkinderen een vve-programma volgt, ofwel in de reguliere vve, ofwel in groep nul. Van de tweejarige Rotterdammers bezoekt naar schatting 76% een voorschoolse voorziening en 65% van de tweejarige doelgroepkinderen bezoekt een voorschoolse voorziening. Het OBI publiceert begin 2015 de nieuwe percentages met betrekking tot bereik 5. 1) Cijfermatige gegevens in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit OBI Feitenkaart vve monitor Rotterdam 2013 en COS Rotterdamdata, tenzij anders vermeld. De cijfers van OBI zijn gebaseerd op een respons van 76% onder alle kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, waarbij de respons onder vve-locaties 100% is. 2) Cijfers gebaseerd op een respons van 76% op de vragenlijsten van OBI. De resultaten zijn geëxtrapoleerd. Daardoor kan er een verschil bestaan tussen de werkelijke deelname en dit geschatte percentage. 3) In Rotterdam is een doelgroepkind in de vve een kind waarvan ten minste één ouder in een niet-westers land geboren is of één ouder een laag opleidingsniveau heeft (maximaal twee jaar lbo/vbo). 4) De handen op elkaar. Kwalitatieve monitoring van groep nul., mei 2013, Bazalt in opdracht van Beter Presteren. 5) De grote gemeenten in Nederland hanteren allen een eigen afwijkende definitie van doelgroepkinderen. Het bereik van doelgroepkinderen is daardoor niet goed onderling te vergelijken. STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 9

2 / VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE 2008 2009 2010 2011 2012 2013 3 jarigen 6.612 6.452 6.755 7.017 7.246 7.448 3 jarigen Rotterdam zuid 2.329 2.328 2.344 2.355 2.493 -- Tabel 1 Totale Rotterdamse populatie driejarigen (Bron: OBI). 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Alle voorzieningen 93% 98% 94% 94% 91% 93% Voorzieningen met vve 61% 63% 67% 63% 59% 56% Tabel 2 Percentage driejarigen in Rotterdam in de voorschoolse voorziening (Bron: OBI). 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Alle voorzieningen 78% 78% 80% 82% 84% 79% Tabel 3 Percentage driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen in voorschoolse voorzieningen dat een vve-programma volgt (als percentage van het totale aantal driejarige Rotterdammers dat een voorschoolse voorziening bezoekt) (Bron: OBI). 2011 2012 2013 Alle voorzieningen 69% 67% 68% Tabel 4 Percentage driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve-programma volgt (als percentage van de totale Rotterdamse populatie driejarige doelgroepkinderen) (Bron: OBI). Deelname aan groep nul In het kader van het programma Beter Presteren is groep nul in Rotterdam ontwikkeld en uitgerold. Bestaande peuterspeelzalen met een vve-programma zijn omgevormd tot groep nul. In groep nul wordt eveneens gewerkt met een vve-programma. Peuters komen vijf dagdelen naar groep nul, in plaats van vier dagdelen naar de reguliere vve. Groep nul wordt aangestuurd door de directeur van de basisschool, waaraan groep nul is gekoppeld, om het opbrengstgericht werken en de doorgaande leerlijn te verbeteren. Het opbrengstgericht werken wordt verder versterkt door het plaatsen van een hbo er als pedagogisch medewerker in de groep. De zorgstructuur van de basisschool wordt uitgebreid naar groep nul en ouders worden intensief bij de ontwikkeling van hun kind betrokken. Een schatting van het aantal peuters dat deelneemt aan groep nul, vindt u in tabel 5. In de meeste groepen nul zitten 16 kinderen; gemiddeld zitten er ongeveer 15 kinderen in een groep. Als we ervan uitgaan dat 60% van de kinderen in groep nul drie jaar oud is, gaat bij benadering 32% van de Rotterdamse driejarigen naar een groep nul. 10

Aantal kinderen in een officiële groep nul Aantal kinderen in een vvegroep die aan de voorwaarden van groep nul voldoet 2013 2014 2.350 3.000 285 575 Totaal 2.615 3.575 Tabel 5 schatting aantal kinderen groep nul per 1 oktober 2013 (op basis van 15 kinderen per groep) (Bron: afdeling Onderwijs). Toeleiding en wachtlijsten Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) heeft een hoog opkomstpercentage van gezinnen met een doelgroepkind. Sinds september 2012 is het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) verantwoordelijk voor de toeleiding van peuters naar voorschoolse voorzieningen met een vve-programma (peuterspeelzaal, groep nul of kinderdagverblijf). De toeleiding naar de voorschoolse educatie binnen het CJG wordt ondersteund door de inzet van 22 peuterconsulenten op de verschillende locaties van het CJG in Rotterdam. Een arts van het CJG voert sinds 1 januari 2015 de doelgroepindicatie uit in het 14- en 24 maandenconsult. De ouder/ verzorger van een peuter met een taalachterstand wordt na indicering doorverwezen naar een peuterconsulent. De peuterconsulent informeert, motiveert en geeft de ouder/ verzorger het dringende advies het kind op een vve-locatie te plaatsen. Indien gewenst assisteert de peutercwonsulent de ouder/ verzorger bij inschrijving. Het CJG is verantwoordelijk voor de toeleiding. De teamleider peuterconsulent stuurt op dit proces. De teamleider is verantwoordelijk voor de aansturing, scholing, ontwikkeling van de peuterconsulenten. Tevens is de teamleider verantwoordelijk voor het werkproces, de implementatie van nieuw beleid en nieuwe werkwijzen. De teamleider legt verantwoording af aan de gemeente Rotterdam. Om de wachtlijsten te beperken zijn tussen oktober 2012 en oktober 2013 25 nieuwe peuterspeelzaalgroepen met vve gestart (groei van 401 naar 426 groepen). Vanuit het veld ontvangen wij signalen dat ondanks de toename van de capaciteit in de peuterspeelzalen de wachtlijsten zijn gegroeid. Op peildatum 14 oktober 2013 heeft 80% van de vve-peuterspeelzalen een wachtlijst voor twee- en/of driejarigen. Het gaat in totaal om 1108 peuters, waarvan 197 driejarigen en 911 tweejarigen. In totaal staan 456 peuters op een wachtlijst voor een groep nul. Een belangrijke verklaring voor de groei is het sterk afgenomen aantal kinderdagverblijven dat vve aanbiedt (van 74 naar 48). Uit onderzoek blijkt dat de terugloop in de kinderopvang in Rotterdam landelijk gezien tot de grootste behoort. Dit is een gevolg van de toenemende kosten voor kinderopvang en is een trend die ook in andere grote steden wordt waargenomen. OBI presenteert begin 2015 de omvang van wachtlijsten in oktober 2014. 2.2 Voorzieningen Zoals blijkt uit tabel 6 daalt het laatste jaar het aantal voor- en vroegschoolse locaties. Het aantal peuterspeelzalen met vve is stabiel; het aantal kinderdagverblijven met vve daalt. In 2013 is 91% van de peuterspeelzalen een vve-peuterspeelzaal (inclusief groep nul). Het aantal peuterspeelzaallocaties is stabiel, ondanks dat er extra groepen zijn gestart om de wachtlijsten te beperken. Deze extra 25 peuterspeelzaalgroepen zijn op bestaande locaties gestart. Het aantal kinderdagverblijven daalt in 2013 opnieuw, na een aantal jaren van stijging. Ook het percentage kinderdagverblijven dat vve aanbiedt daalt. Bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag, gecombineerd met strikte subsidie- STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 11

2 / VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE Locaties 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal aantal locaties 367 388 400 388 374 Percentage vve locaties 67% 73% 67% 65% 59% Percentage reguliere locaties 33% 27% 33% 35% 41% Aantal peuterspeelzalen 204 203 193 196 192 Percentage vve locaties 91% 92% 93% 91% 91% Percentage reguliere locaties 9% 8% 7% 9% 9% Aantal kinderdagverblijven 163 185 207 192 182 Percentage vve locaties 37% 52% 43% 39% 26% Percentage reguliere locaties 63% 48% 57% 61% 74% Tabel 6 Aantallen Rotterdamse locaties voorschoolse voorzieningen vve peuterspeelzalen en vve kinderdagverblijven. Aantal groepen nul 2013 2014 Aantal officiële groepen 157 194 Aantal vve-groepen dat voldoet aan de voorwaarden van groep nul 19 34 Totaal aantal groepen 176 228 Tabel 7 Aantal groepen nul per 1 oktober 2013 (Bron: afdeling Onderwijs). voorwaarden, zijn de belangrijkste veroorzakers van deze daling. In 2011 is de gemeente gestart met 30 groepen nul. Sinds begin van het schooljaar 2014-2015 zijn er in Rotterdam 194 officiële groepen nul en daarnaast nog 34 vve-groepen die aan de voorwaarden van groep nul voldoen. Het aantal officiële groepen nul is lager dan gepland (205), omdat toegekende groepen nul soms niet of niet meteen (kunnen) starten, omdat soms groepen nul worden samengevoegd of omdat schoollocaties met groepen nul sluiten. Het totaal aantal groepen dat voldoet aan de voorwaarden van groep nul bedraagt 228. Daarmee hebben we onze ambitie van 205 groepen nul in 2014 ruimschoots gehaald. De spreiding over de stad van de voorschoolse voorzieningen met een vve-programma is goed. Alleen in Pernis is geen vve aanwezig. Groepen nul bevinden zich vooral in wijken met een sociale index op taal lager dan 6,0. 2.3 Kwaliteit en prestaties De Inspectie van het Onderwijs spreekt zich in haar rapport De kwaliteit van vve in de gemeente Rotterdam in 2013 uit over de kwaliteit van vve. De conclusies van dit rapport zijn gebaseerd op gegevens uit 2013. In tabel 8 vindt u de score van Rotterdam op de verschillende onderdelen. De Inspectie is kritisch over de vve in Rotterdam. Rotterdam doet het niet goed in vergelijking met de overige G4 en G37 6. Belangrijkste kritiekpunten met betrekking tot de kwaliteit van de vve in Rotterdam zijn dat: de gemeente nog geen afspraken heeft gemaakt met instellingen en schoolbesturen over de resultaten van de voor- en vroegschool; het monitoren (en daarmee indien nodig ook het borgen en verbeteren) van de kwaliteit op alle locaties nog niet op orde is; ouderbetrokkenheid nog onvoldoende op maat wordt ingevuld; de overdracht van de voorschool naar de 12 6) Zie ook Tussenrapportage vve in de G37. Monitor kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de 37 grote steden in 2013 en 2014, Inspectie van het Onderwijs.

Score Definitie doelgroepkind 3 Bereik 3 Toeleiding 3 Ouderbetrokkenheid 2 Integraal vve-programma 2 Externe kwaliteitszorg 3 Interne kwaliteitszorg 2 doorgaande lijn 2 Vve-resultaten 1 Gemeentelijke vve-coordinatie 2 Gemeentelijke vve-kwaliteitszorg 2 GGD-rapport met 8e domein 2 Vve subsidiekader 3 Tabel 8 Inspectie oordeel vve Rotterdam Score 1: staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig; score 2: enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk; score 3: voldoende; score 4: goed: een voorbeeld voor anderen. vroegschool nog niet altijd expliciet plaatsvindt; de gemeente de kwaliteit van de vve onvoldoende monitort en te weinig de afspraken met het veld evalueert en verbetert. De Inspectie is gematigd positief over de invoering van groep nul. Daarmee worden bijvoorbeeld de doorgaande leerlijn en de zorgstructuur versterkt. Wel is het zaak de beoogde kwaliteitsslag beter te borgen. De gemeente investeert in de kwaliteit van vve, onder meer door de invoering van groep nul. Daarnaast investeert de gemeente in het taalniveau van medewerkers (zie ook de volgende paragraaf), in de inzet van hbo ers in de reguliere vve en in de invoering van opbrengstgericht werken in de vve. 2.4 Personeel Om het taalniveau van het personeel in de vve te verbeteren is begin 2013 met alle instellingen en schoolbesturen die vve aanbieden, een convenant gesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt over een taaleis voor de pedagogisch medewerkers in de vve. De afspraak is dat met ingang van 1 augustus 2013 geldt dat één van de twee pedagogisch medewerkers op een vve-groep minimaal aan de volgende eisen voor Nederlandse taalvaardigheid:voldoet: niveau 3F voor gesprekken voeren en luisteren en niveau 2F voor de vaardigheden spreken, lezen, schrijven en taalverzorging. Nieuwe pedagogisch medewerkers voldoen binnen een jaar aan deze taalvaardigheidseis. Met ingang van 1 augustus 2014 voldoen beide pedagogisch medewerkers aan deze eis. Vanaf 1 januari 2015 moet 90% van de pedagogisch medewerkers aan de landelijke eis voor taalvaardigheid voldoen: 3F voor gesprekken voeren, luisteren, spreken en leesvaardigheid en 2F voor schrijfvaardigheid en taalverzorging. In oktober 2014 zijn voor alle afgesloten convenanten tussenrapportages ingediend over de voortgang van de uitvoering van het convenant. STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 13

2 / VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE De tussenrapportages geven de stand van zaken weer op 1 augustus 2014. Op die peildatum voldeed 79% van de pedagogisch medewerkers in Rotterdam aan de landelijke taaleis. 92% van de pedagogisch medewerkers voldeed op dat moment aan de Rotterdamse taaleis. Pedagogisch medewerkers die nog niet aan de Rotterdamse of de landelijke taaleis voldoen, moeten over het algemeen nog één vaardigheid en soms twee vaardigheden op niveau brengen. Vrijwel alle organisaties spreken in de tussenrapportage de verwachting uit dat deze medewerkers door gerichte extra scholing in het najaar van 2014 alsnog zullen voldoen aan de Rotterdamse en de landelijke taaleis. De uitvoering van de convenanten ligt op koers. Voorjaar 2015 zullen de instellingen een eindrapportage indienen. Opbrengstgericht werken In het kader van de bestuursafspraken tussen het Rijk en de G4/G33 voor de periode 2012-2015 heeft de gemeente Rotterdam afspraken gemaakt met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gericht op de verbetering van de kwaliteit van de voorschoolse educatie. Het versterken van het opbrengstgericht werken van de pedagogisch medewerkers is daarvan een belangrijk onderdeel. In de Wet OKE is nu vastgesteld dat pedagogisch medewerkers in peuterspeelzalen en kinderopvang een diploma op mbo-3 niveau moeten hebben en dat uitsluitend Nederlands in de groep mag worden gesproken. Uit eerder onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat binnen de vve-organisaties de opbrengsten van de vve beter zichtbaar moeten worden. Veel instellingen scoorden een 1 op het onderdeel inzicht in resultaten. Om dit te verbeteren, is opbrengstgericht werken een belangrijk onderdeel van de bestuursafspraken. Tussen maart en mei 2014 hebben alle instellingen en de gemeente een convenant ondertekend om het opbrengstgericht werken te versterken. Ongeveer 1.200 pedagogisch medewerkers worden bijgeschoold in het opbrengstgericht werken in Rotterdam. Eind 2015/begin 2016 inspecteert de Inspectie van het Onderwijs opnieuw de vve waarbij het opbrengstgericht werken één van de indicatoren is. De kwaliteit van de pedagogisch medewerker is een belangrijk onderdeel van de groep nul. Anders dan bij de reguliere vve-groepen staat er op alle vijf dagdelen minimaal één hbo er voor de groep. Uit het onderzoek van Bazalt naar de kwaliteit van groep nul blijkt dat de combinatie van een mbo-opgeleide pedagogisch medewerker en een hbo-opgeleide pedagogisch medewerker (vaak een leerkracht) op de groep meerwaarde heeft voor de begeleiding van de peuters. De mbo-opgeleide pedagogisch medewerker heeft veel kennis van het jonge kind, maar ontbeert kennis van en ervaring met opbrengstgericht werken. Voor de hbo er geldt het omgekeerde. Beide medewerkers op de groep kunnen in de praktijk nog meer leren van elkaars specifieke kennis om die vervolgens zelf toe te passen. Opbrengstgericht werken met jonge kinderen is kinderen doelgericht begeleiden en stimuleren op een manier die ervoor zorgt dat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. Daarbij hoort dat de ontwikkeling systematisch wordt gevolgd en dat deze gegevens de basis vormen voor het aanbod. Pegagogisch medewerkers die goed opbrengstgericht werken, zijn in staat om te werken met groepsplannen, het gebruik van observatiegegevens en differentiëren van het aanbod, waarbij spel de basis van de ontwikkeling en het leren is. 14

3 / Primair onderwijs Samenvatting In het primair onderwijs hebben veel scholen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die Beter Presteren hen bood om onderwijsresultaten te vergroten. Het aantal deelnemende scholen aan uitbreiding van leertijd, vakantiescholen en topklassen is in de loop der tijd gegroeid. Bij uitbreiding van leertijd is de focus steeds meer op taal en rekenen komen te liggen. Het aantal vakantieklassen is in 2014 verder gegroeid ten opzichte van 2013. Middels topklassen is de aandacht van scholen meer gericht op opbrengstgericht werken. Het aantal scholen dat deelneemt aan de programma s Lekker Fit! en/of Gezonde school is gedaald tussen 2012 en 2014. Alleen in de focuswijken op Zuid is het aantal Lekker Fit-scholen gegroeid. De tussentijdse leerprestaties zijn, op de taalprestaties in groep 3 na, gestegen. In groep 3 is een daling in de scores op technisch lezen te zien. In de onderbouw liggen ze inmiddels wel boven het landelijk niveau van 2010. Alleen begrijpend lezen in de bovenbouw blijft onder de landelijke scores. De cito-eindtoetsscore van 2014 ligt hoger dan die van 2013. Het aantal zwakke scholen is in de loop van 2014 fors gestegen en komt uit boven aantallen die er in 2010 en daarvoor waren. Het aantal zeer zwakke scholen is gedaald. Een aantal risicoscholen blijft met problemen kampen en weet niet altijd te voorkomen toch zwak of zeer zwak te worden. Wat personeel betreft valt de leeftijdsverdeling in Rotterdam op. Verhoudingsgewijs is het lerarenkorps in Rotterdam jonger dan in de rest van het land. Dit geldt vooral voor Zuid. Jongere leraren hebben doorgaans minder ervaring met het verzorgen van onderwijs. Het aandeel jonge leraren voor de klas is in de loop van de tijd wel gedaald. 3.1 Leerlingen Aantallen Na een stijging tussen 2011 en 2012 is het aantal leerlingen op Rotterdamse basisscholen in 2013 weer iets lager dan in 2012, ook in Rotterdam Zuid. Landelijk gezien daalt het aantal basisschoolleerlingen (jaarlijks) fors. Op het niveau van de G4 blijft het aantal leerlingen in het basisonderwijs jaarlijks stijgen. 2009 2010 2011 2012 2013 Nederland 1.547.839 1.534.935 1.517.481 1.498.095 1.476.517 G4 177.653 179.772 181.462 183.347 185.324 Rotterdam 50.495 50.701 50.476 50.738 50.485 Rotterdam Zuid 17.105 17.639 17.077 17.286 17.163 7 Focuswijken niet bekend niet bekend 7.044 7.436 7.487 N.B. Rotterdam zuid = deelgemeenten Feijenoord, Charlois en IJsselmonde De 7 focuswijken zijn: Afrikaanderwijk, Bloemhof, Hillesluis, Carnisse, Feijenoord, Oud Charlois en Tarwewijk Tabel 9 Leerlingen in het basisonderwijs, op peildatum 1 oktober (Bron: DUO Open Onderwijsdata). STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 15

3 / PRIMAIR ONDERWIJS verdeling van leerlingen met een extra gewicht in het basisonderwijs 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 0 0,3 1,2 0 0,3 1,2 0 0,3 1,2 0 0,3 1,2 2009 2010 2011 2012 2013 Nederland G4 Rotterdam Zuid Figuur 1 Verdeling van leerlingen met een extra gewicht in het basisonderwijs (Bron: DUO). In de rijksbekostiging van basisscholen wordt aan leerlingen met laag opgeleide ouders een extra gewicht meegegeven. De school kan op basis daarvan over meer middelen beschikken om bijvoorbeeld klassen kleiner te maken of meer leerkrachten aan te stellen. Leerlingen met een extra gewicht van 0,3 hebben ouders die maximaal praktijkonderwijs hebben gevolgd of die vmbo-basis- of kader beroepsgericht zijn opgeleid. Leerlingen met een extra gewicht van 1,2 hebben ten minste één ouder die maximaal basisonderwijs heeft gevolgd en een andere ouder die maximaal praktijkonderwijs of vmbo basis- kaderberoepsgericht heeft gevolgd. Wat de verdeling van leerlingen met een extra gewicht in het basisonderwijs betreft onderscheiden de G4 en Rotterdam zich van Nederland als geheel. De percentages leerlingen met een gewicht liggen hoger, met name in Rotterdam en dan vooral op Zuid. De verhouding tussen de verschillende groepen verschuift geleidelijk. Het aandeel kinderen zonder extra gewicht blijft gestaag toenemen, ook in Rotterdam en in Rotterdam Zuid. 3.2 Prestaties 3.2.1 Cito-eindtoets Van de 187 basisscholen gebruikt een overgrote meerderheid de Cito-eindtoets als onafhankelijke afsluitende toets voor het basisonderwijs. Mede op basis van deze toets worden leerlingen geadviseerd over geschikt voortgezet onderwijs. De grafiek geeft de trend weer van de Citoeindtoets vanaf 2007 tot nu. In 2014 stijgt het stedelijk gemiddelde op de Cito-eindtoets naar 532,2. De stijging is het grootst in Rotterdam- Noord. Ook het gemiddelde van de G4 is gestegen. Het landelijk gemiddelde is gedaald. 16

gemiddelde Cito-eindtoetsscore Rotterdam, Rotterdam Noord en Zuid, NL en G4 536 535 534 533 532 531 530 NL G4 Rotterdam Zuid Noord 529 528 527 526 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Figuur 2 Verdeling van leerlingen met een extra gewicht in het basisonderwijs (Bron: DUO). Het verschil van het Rotterdams gemiddelde op de Cito-eindtoets met de landelijke scores wordt gestaag kleiner. verschilscore Cito-eindtoets Nederland en Rotterdam -1,5 2010 2011 2012 2013 2014-2 -2,5-3 -3,5-4 -4,5 Figuur 3 Verschil Cito Eindtoetsscore met landelijke score (Bron: Cito, bewerking J&O). In een recente studie zijn de Rotterdamse resultaten van scholen op de cito-eindtoets vergeleken met die van vergelijkbare scholen in een aantal andere (grote) steden. Bovenstaande grafiek geeft weer in welke mate de Rotterdamse scholen vergelijkbaar scoren. In de periode 2010-2014 is het verschil tussen scholen uit Rotterdam met vergelijkbare scholen elders afgenomen. Lag de score in 2010 nog STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 17

3 / PRIMAIR ONDERWIJS Figuur 4 Vergelijking Cito Eindtoets scores Rotterdamse scholen met vergelijkbare scholen elders in Nederland (Bron: Oberon 2014). Figuur 5 Spreiding Cito Eindtoetsscores naar schoolpopulatie 2013 (Bron: Cito, bewerking DeLoos Monitoring). bijna 2 punten onder het gemiddelde van vergelijkbare scholen, inmiddels is dat minder dan 0,2 punt. In figuur 5 zijn scholen geplaatst op basis van het percentage gewichtenleerlingen afgezet tegen de behaalde cito-eindtoetsscore. Elke punt vertegenwoordigt een school. Het landelijk gemiddelde van scores per school met een bepaald gewicht wordt weergegeven door de groene curve. Daarboven (blauw) en daaronder (roze) zijn de grenzen aangegeven die gehanteerd worden door de inspectie om onder presterende of bovengemiddeld presterende scholen te achterhalen. De grafiek maakt duidelijk dat scholen sterk kunnen verschillen in behaalde resultaten bij leerlingen, los van de achtergrond van deze leerlingen in termen van opleidingsniveau van de ouders. Een punt van aandacht vormt de hoeveelheid scholen die zich onder de ondergrens van de Inspectie bevinden. (N.b. als een school drie keer op rij onder deze grens zit, beoordeelt de inspectie de school als (zeer) zwak, zeker als de school daarnaast op cruciale onderdelen van het onderwijsleerproces onvoldoende kwaliteit laat zien). De donkerblauwe lijn geeft het Rotterdamse gemiddelde van schoolgemiddelden weer. Deze lijn valt vanaf het percentage 40% nagenoeg samen met de roze lijn, die de ondergrens van de inspec- 18

Gebiedsnaam 2011 2012 2013 2014 totaal 540 > % totaal 540 > % totaal 540 > % totaal 540 > % Rotterdam 5.546 1.482 27% 5.690 1.701 30% 5.770 1.642 28% 5.703 1.703 30% Rotterdam Noord (boven de Maas**) Zuid (Feijenoord, Charlois en IJsselmonde Rotterdam Childrenzone (7 focuswijken op Zuid) 2.675 829 31% 2.934 1.014 35% 2.891 932 32% 2.958 1.013 34% 1.734 291 17% 1.743 330 19% 1.709 328 19% 1.716 347 20% 822 120 15% 850 164 19% 842 133 16% 795 138 17% Tabel 10 Aantal kinderen met een hoge Cito score (Bron: Cito). tie weerspiegelt. Dat betekent dat gemiddeld genomen Rotterdamse scholen met een percentage van 40% gewichtenleerlingen of hoger met hun schoolgemiddelde op de ondergrens van de inspectie scoren. Hoge Cito scores In Rotterdam haalt 30% van de kinderen een hoge score van 540 of hoger. Een dergelijke score geeft gemakkelijk toegang tot havo en als er hoger gescoord is tot vwo. 3.2.4 Resultaatverwachting Scholen en besturen hebben voor het schooljaar 2014-2015 in het kader van Beter Presteren resultaatafspraken gemaakt in termen van te realiseren cito-eindtoets schoolgemiddelden. Op basis van deze afspraken is een prognose gemaakt voor de uitkomst van de cito eindtoetsscore in 2015. Door de daling van de cito eindtoets in 2013 tot 0,6 punt boven het niveau van 2010 is het, aan het begin van het programma overeen- Beter Presteren 2010-2014 Einde Beter Presteren ROB III stijging tov doel BP Gerealiseerd Prognose 2010 2011 2012 2013 2014 2015 abs in % Landelijk 535,4 535,5 535,5 535 534,8 Rotterdam 2010 531,2 Rotterdam 2011 531,9 0,7 25% Rotterdam 2012 532,5 0,6 46% Rotterdam 2013 531,8-0,7 21% Rotterdam 2014 532,2 0,4 36% Einddoel BP 2014 534 2,8 prognose 2015 533,6 2,4 86% Tabel 11 Resultaatafspraken met het onderwijs over verbetering van de Cito-eindtoets (Bron: J&O). STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 19

3 / PRIMAIR ONDERWIJS Verschil in percentage goede antwoorden onderdeel Taal, cito eindtoets tussen Rotterdam en NL en tussen Rotterdam-Zuid en NL 0% -1% 2010 2011 2012 2013 2014-2% -3% -4% -5% -4,55% -3,88% -4,44% -3,40% taal Rotterdam taal Zuid -6% -7% -8% -9% -6,24% -8,02% -7,44% -7,90% -7,10% Figuur 6 Verschil in percentage goede antwoorden onderdeel taal (Bron: Cito, bewerking COS/J&O). Verschil in percentages goede antwoorden onderdeel Rekenen, cito eindtoets tussen Rotterdam en NL en tussen Rotterdam-Zuid en NL 0% -1% 2010 2011 2012 2013 2014-2% -3% -2,83% -4% -5% -6% -7% -6,15% -4,95% -3,86% -3,87% -6,17% rekenen Rotterdam rekenen Zuid -8% -7,27% -7,33% -9% -8,34% Figuur 7 Verschil in percentage goede antwoorden onderdeel rekenen (Bron: Cito, bewerking COS/J&O). gekomen einddoel van 534 in 2014, niet gehaald. De prognose voor 2015 komt uit op 533,6. 3.2.5 Taal en rekenvaardigheden Taal en rekenen in de cito eindtoets Een belangrijk deel van de cito-eindtoets bestaat uit de onderdelen Taal en Rekenen. In de volgende figuren wordt getoond in welke mate de Rotterdamse scores op deze onderdelen van de toets afwijken van het Nederlandse gemiddelde. Het Nederlandse gemiddelde is in deze figuren op 0 gezet en het gaat hierbij om het verschil in percentage goed beantwoorde vragen 7. 20 7) N.b. Vergelijking van de percentages goede antwoorden zelf is niet mogelijk. Dit komt doordat de toets jaarlijks in moeilijkheidsgraad verschilt. Voor de totaalscore van de eindtoets wordt dat effect door bewerkingen van het Cito uitgesloten, maar op de onderdelen apart is dat niet gedaan.

Resultaten op tussentijdse toetsen Taal en Rekenen 100 90 80 70 60 50 40 30 Technisch lezen groep 3 norm Rekenen Groep 4 norm Begrijpend lezen groep 6 norm Rekenen groep 6 norm 20 10 0 2009-2010 Rotterdam 2010-2011 Rotterdam 2011-2012 Rotterdam 2012-2013 Rotterdam 2013-2014 Rotterdam Figuur 8 Resultaten tussentoetsen Cito LOVS (Bron: schoolbesturen, bewerking Programma Beter Presteren). De verschillen van Rotterdam als geheel en van Rotterdam Zuid ten opzichte van de Nederlandse cijfers zijn bij Taal en Rekenen afgenomen. Tussentijdse prestaties taal en rekenen Vrijwel alle basisscholen gebruiken voor het tussentijds toetsen van hun leerlingen naast methodegebonden toetsen de toetsen van het Cito-leerlingvolgsysteem. Twee keer per jaar worden de vorderingen per kind vastgelegd op diverse reken- en taalvaardigheden. Per toets wordt de gemiddelde vaardigheidsscore van het kind en de groep uitgerekend om te bepalen hoe het onderwijs aan de leerlingen verder vormgegeven moet worden. Deze vaardigheidsscore wordt ook op het niveau van de school berekend. De Inspectie van het Onderwijs hanteert per toets een minimumnorm om de vorderingen per school te bepalen. Op basis van de vaardigheidsscores per school is de gemiddelde score van de stad berekend. Deze figuur toont de Rotterdamse resultaten van de laatste vijf jaar, afgezet tegen de norm die de inspectie als ondergrens hanteert. STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 21

3 / PRIMAIR ONDERWIJS Inspectie norm 2013 Landelijk gemiddelde 2009-2010 33 36,1 56 57,56 26 31,68 84 87,95 De gemiddelde scores voor Rotterdam liggen voor de meeste vakken sinds 2011-2012 boven de inspectienorm. Zowel voor taal als voor rekenen wordt in 2012-2013 in de onderbouw boven het landelijk gemiddelde van 2009-2010 gescoord. Voor taal in groep 6 geldt dat nog niet. De stedelijke score op technisch lezen in groep 3 is in 2014 licht gedaald ten opzichte van 2013. De overige scores zijn wel gestegen ten opzichte van vorig jaar. Begrijpend lezen in groep 6 blijft met name een punt van aandacht. Vergelijkbare scholengroep- Tussenopbrengsten 16% 1% ROTTERDAM - Tussenopbrengsten 25% 84% onvoldoende voldoende goed 75% onvoldoende voldoende goed Figuur 9 Verschil tussenopbrengsten Rotterdam en vergelijkbare scholen NL (Bron: Scherpere Blik 2014, Oberon). Uit het rapport van Oberon, waarin resultaten van Rotterdamse scholen vergeleken worden met die van vergelijkbare scholen elders in het land, blijkt dat de tussenopbrengsten van 25% van de Rotterdamse scholen in de periode 2010 tot nu op enig moment als onvoldoende zijn beoordeeld. Voor de rest van Nederland is 9% van de scholen sinds 2010 ooit als onvoldoende beoordeeld 8. Een scherpere blik laat zien dat van de vergelijkbare scholen in de rest van Nederland 16% op enig moment als onvoldoende beoordeeld is. 3.3 Scholen: omvang, kwaliteit en activiteiten Omvang Het totaal aantal basisscholen is 187 in 2014. De telling betreft het aantal scholen dat de viercijferige BRIN-code hanteert. In de praktijk hebben scholen soms meerdere (dis)locaties waarvan enkelen nagenoeg als zelfstandige school functioneren, met eigen beleid en soms ook met een andere schoolpopulatie dan de 8) Omwille van de leesbaarheid hebben we de gegevens van de rest van Nederland niet getoond, maar geven we in de grafiek alleen die van de vergelijkbare scholengroep weer. 22

Aantal leerlingen 2010 2011 2012 2013 < 50 2 2 2 3 50-99 8 8 7 6 100-199 53 60 63 60 200-299 64 61 58 59 300-399 26 27 27 29 400-499 17 15 13 15 > 500 14 15 18 15 Totaal 184 188 188 187 Tabel 12 Omvang basisscholen (Bron: G4-net, bewerking J&O). hoofdlocatie. Scholen waarvoor dit geldt tellen mee in de categorieën met de hogere leerlingaantallen. De opheffingsnorm voor scholen in Rotterdam ligt ook in 2014 op 182. Het aandeel scholen dat minder dan 200 leerlingen heeft, is iets geslonken ten opzichte van 2013. Een deel van hen valt feitelijk onder de geldende opheffingsnorm. Onderwijshuisvesting In het Rotterdamse primair onderwijs zijn 102 zogenoemde aandachtspanden benoemd. Hiervan staan er 55 op de zuid-oever. Aandachtspanden zijn panden van onvoldoende kwaliteit en komen in aanmerking voor een vervangingsinvestering. De aanpak van de aandachtpanden is uitgewerkt in het integraal huisvestingsplan 2015-2019 Het aandeel zwakke basisscholen is in 2014 toegenomen tot 7,7% en ligt hiermee aanzienlijk hoger dan in de afgelopen 6 jaar. In totaal gaat het om 16 scholen. In de G4 totaal zijn 24 scholen zwak (waarvan 16 dus in Rotterdam). Het aantal zeer zwakke scholen ligt op 3. Dit zijn er minder dan vorig jaar. In de overige steden van de G4 zijn geen zeer zwakke scholen meer. Landelijk gezien ligt het aantal op 17 (waarvan 3 dus in Rotterdam). Kwaliteit De Inspectie van het Onderwijs oordeelt over de kwaliteit van het basisonderwijs. Ze hanteren hierbij een toetsingskader waarbinnen de opbrengsten van de school een belangrijke rol spelen. Er worden zeer zwakke, zwakke scholen en scholen met een basistoezicht onderscheiden. In deze rapportage wordt de actuele situatie van 1 september 2014 gemeld zoals deze bij de Inspectie bekend staat. STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 23

3 / PRIMAIR ONDERWIJS Percentage Zwakke basisscholen 2008-2014 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Landelijk G4 Rotterdam Figuur 10 Percentage zwakke basisscholen (locaties) (Bron: Inspectie van het Onderwijs). Perdentage zeer zwakke basisscholen 2008-2014 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Landelijk G4 Rotterdam Figuur 11 Percentage zeer zwakke basisscholen (locaties) (Bron: Inspectie van het Onderwijs). Uit het rapport van Oberon, waarin resultaten van Rotterdamse scholen vergeleken worden met die van vergelijkbare scholen elders in het land, blijkt dat de eindopbrengsten van 21% van de Rotterdamse scholen in de periode 2010 tot nu ooit als onvoldoende beoordeeld zijn. Voor de rest van Nederland is 6% van de scholen als onvoldoende beoordeeld. Als we met een scherpere blik kijken, blijkt dat 8% van de vergelijkbare scholen in de rest van Nederland op enig moment onvoldoende is bevonden. 6% van de Rotterdamse scholen is nooit lager dan goed beoordeeld (vergelijkbare scholengroep eveneens 6%). 24

Vergelijkbare scholengroep- Tussenopbrengsten 16% 6% Vergelijkbare scholengroep- Eindopbrengsten 8% 84% onvoldoende voldoende goed 86% onvoldoende voldoende goed Figuur 12 Vergelijking Rotterdamse scholen met vergelijkbare scholen mbt eindopbrengsten (Oberon 2014) Intensieve aanpak School Ontwikkeling In de vorige versie van de Staat van het Rotterdams Onderwijs (2013) is gerapporteerd over de opbrengsten van de aanpak Intensieve Schoolontwikkeling. Tot schooljaar 2013-2014 is deze aanpak in gezamenlijkheid (schoolbesturen en gemeente) aangeboden aan scholen die het risico liepen door de inspectie van het onderwijs als zwak of zeer zwak beoordeeld te worden of dat predicaat al hadden gekregen. N.b. niet alle scholen met het oordeel zwak of zeer zwak hebben hieraan deelgenomen. Op 1 oktober 2013 hadden van de eerste tranche van 21 basisscholen, die met hun ISO aanpak gestart waren in 2011, 16 scholen een basistoezicht gekregen van de inspectie. Vier scholen waren (nog steeds) zwak. Drie van hen waren dat in de loop tussen 2011 en 2013 geworden. Eén school behoorde tot de risicoscholen. De laatste update van cijfers dateert van 1 mei 2014 en laat zien dat er op dat moment 18 scholen uit de eerste tranche het basistoezicht hebben. Twee scholen zijn dan nog steeds zwak. Op 1 oktober 2013 zaten 7 basisscholen in tranche twee van het ISO traject. Zij zijn met hun ISO aanpak gestart in 2012. Op 1 oktober 2013 waren er 3 risicoscholen, twee scholen met het oordeel zwak en twee zeer zwakke scholen. Bij de laatste update van 1 mei 2014 is de situatie van twee scholen verslechterd. Zij zijn van risicoschool naar een zwakke school gegaan. De andere risicoschool heeft op 1 mei het basistoezicht gekregen. De situatie van drie andere scholen is verbeterd. Eén van hen heeft inmiddels het basistoezicht, twee andere scholen zijn van het oordeel zeer zwak naar zwak gegaan. Activiteiten op school Meer leertijd Scholen kunnen hun wekelijks rooster met een aantal uren lestijd uitbreiden, waarmee verhoging van de leerprestaties op het gebied van taal en rekenen wordt beoogd. De mogelijkheid bestaat om daadwerkelijk meer lessen taal en rekenen te verzorgen, maar taal en rekenen kunnen ook via andere activiteiten als kunst of sport worden geactiveerd. In het laatste uitvoeringsjaar van Beter Presteren hebben de scholen de volgende typen activiteiten in het kader van meer leertijd opgevoerd. De verdeling van activiteiten is nagenoeg gelijk aan die van vorige jaren. STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 25

3 / PRIMAIR ONDERWIJS Figuur 13 Aandachtsgebieden uitbreiding leertijd PO (Bron: J&O). De kaart op pagina 27 laat de verdeling zien van de activiteiten die scholen in het kader van Beter Presteren inzetten. Een aantal scholen combineert 3 of 4 activiteiten uit het programma. Niet alle scholen participeren in Beter Presteren. Ook op de Zuid-oever voeren diverse scholen of locaties geen gesubsidieerde activiteiten uit het programma Beter Presteren uit. De gegevens hebben betrekking op schooljaar 2013-2014. Lekker Fit en Gezonde school Het aantal basisscholen dat deelneemt aan Lekker Fit! is tussen 2012 en 2014 gedaald van 79 scholen naar 73 scholen. Lekker Fit! is in de focuswijken juist uitgegroeid van deelname van 17 scholen in 2012 tot 22 scholen in 2014. Met het programma de Gezonde school wordt een zo optimaal mogelijke gezondheid van de leerlingen en leerkrachten bevorderd, zodat zij op hun niveau zo goed mogelijk sociaal, emotioneel en cognitief presteren. Doormiddel van vergroten van de samenhang van gezondheidsactiviteiten op scholen. Daarnaast advies over veelbelovende en effectief bevonden interventies op het gebied van gezondheid (methoden en pakketten). En het versterken van de samenwerking tussen uitvoerende partijen op het gebied van gezondheid op 26

Primair onderwijs 2013 1. Leertijduitbreiding 2. Vakantieschool 3. ISO 4. Topklassen 5. Groep Nul Hoek van Holland Scholen primair onderwijs die deelnemen aan een arrangement van Beter Presteren (periode 2011-2013) Rozenburg Hoogvliet Figuur 14 Verdeling van de gesubsidieerde activiteiten die scholen in het kader van Beter Presteren inzetten 2013 (Bron: Beter Presteren). landelijk, regionaal en lokaal niveau. Het aantal scholen dat meedoet met het programma Gezonde School is tussen 2012 en 2014 gehalveerd van 42 naar 21 scholen. Ook in de focuswijken is deelname gedaald. In 2014 zijn daar nog 2 scholen actief. Vakantiescholen De groei van het aantal vakantieklassen en scholen in 2013 zet zich in 2014 door. Dat betekent dat naast scholen die voor het eerst een vakantieschool organiseren en scholen die elk jaar een vakantieschool organiseren, er een steeds grotere groep scholen is die elk jaar het aantal vakantieklassen uitbreidt. In vakantieklassen herhalen kinderen lesstof, komen verder met rekenen en taal of worden klaargestoomd voor het nieuwe schooljaar. Ze gaan in groepjes aan de slag en krijgen vaak individuele begeleiding. Het leren en oefenen wordt afgewisseld met excursies, werkbezoeken en (sport)activiteiten. Door de combinatie van leren en ontspanning maken kinderen flinke stappen vooruit. Ook persoonlijke inzet, zelfstandig werken en het zelfvertrouwen worden versterkt. STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 27

3 / PRIMAIR ONDERWIJS Vakantiescholen Basisonderwijs 2011 2012 2013 2014 Scholen 12 17 26 30 Klassen 21 33 67 96 aantal leerlingen 272 495 1005 1440 Zuid- scholen 5 13 12 Zuid- klassen 9 34 47 Zuid-leerlingen 135 510 705 Tabel 13 Vakantiescholen (Bron: J&O). Effect op taal- en rekenvaardigheden die tijdens de vakantieschool zijn uitgevoerd Van een tweetal scholen zijn de Cito-toetsgegevens van de eindmeting juni 2013 en de middenmeting februari 2014 op itemniveau met elkaar vergeleken. De uitkomsten laten zien dat leerlingen die de vakantieschool gevolgd hebben vaker positief scoren op de onderdelen woordenschat en spelling. Begrijpend lezen en rekenen laten nog een licht negatief beeld zien, maar deze daling is kleiner dan die van soortgelijke leerlingen die geen vakantieschool gevolgd hebben. In een overzicht ziet dat er als volgt uit: Wel vakantieschool Geen vakantieschool Woordenschat + - Spelling + - Begrijpend lezen - - - Rekenen +/- - Tabel 14 Resultaten op gebied van Taal en Rekenen verschillen tussen vakantiescholen en overige scholen (Bron: KWP, 2014). Topklassen Binnen het programma Beter Presteren helpt het Topklassenarrangement scholen te reflecteren op het opbrengstgericht werken en beoogt daarmee het opbrengstgericht werken te versterken en de resultaten verder te verhogen op scholen die het al goed doen, maar die de lat nog hoger willen leggen. Ongeveer de helft van alle Rotterdamse po-scholen heeft meegedaan aan het arrangement. Inmiddels hebben 63 po-scholen het tweejarig arrangement afgerond. In 2013-2014 zijn 34 po-scholen gestart met hun traject, waarvan 9 scholen uit de Children s Zone Rotterdam-Zuid. Zij zijn in 2014-2015 begonnen aan het tweede jaar van het arrangement en krijgen dit schooljaar twee themagesprekken en een eindgesprek. Ouder en school Medewerkers ouderbetrokkenheid Binnen de actielijn ouderbetrokkenheid van Beter Presteren worden scholen in de gelegenheid gesteld medewerkers ouderbetrokkenheid aan te trekken uit een gemeentelijk ingestelde poule van medewerkers. In 2014 betreft het 90 medewerkers (2013: 98 en 2012: 101) met een gezamenlijke omvang van 54,60 fte (2013: 76 en 2012: 79), waarvan 28

29,15 fte (2013: 34,4 en 2012:35,6) wordt ingezet op Zuid. In 2012 zijn 55 medewerkers ouderbetrokkenheid gestart met een opleiding Onderwijs Assistent om aan de mbo4 opleidingseis te kunnen voldoen. Van hen hebben 15 medewerkers deze opleiding voortijdig beëindigd. De overige 40 medewerkers zijn geslaagd. Vanaf schooljaar 2012-2013 kunnen schoolbesturen in plaats van gebruik te maken van trekkingsrecht uit de gemeentelijke poule geld aanvragen om zelf een medewerker ouderbetrokkenheid aan te stellen. Voor nieuwe medewerkers geldt dat alleen subsidie in geld mogelijk is. In 2012 maakten 29 scholen hier gebruik van, in 2013 was dit opgelopen naar 33 en in 2014 naar 52. Ouders en omgeving van de school In het kader van de monitor Kindvriendelijke wijken is ouders een aantal zaken gevraagd met betrekking tot het basisonderwijs. Het betreft onder andere de kindvriendelijkheid van schoolroutes. Het plaatje laat zien hoe wijken verschillen wat kindvriendelijke schoolroutes betreft. Het gaat hier om het percentage woningen met een basisschool binnen 1.000 meter, zonder dat er een barrière of barrières overschreden moet worden. Barrières zijn wegen vanaf 50 km/h, spoorinfra, bedrijventerrein en watergangen. De wijken die in het plaatje blauw Kindvriendelijke Wijken Rotterdam 2014 Index Oordeel verkeersveilige schoolroutes 1 68 3001 60 66 65 63 3006 62 64 56 61 36 49 67 51 3011 34 31 35 15 16 14 37 41 3005 48 13 44 3004 23 24 25 11 12 10 47 4 22 21 20 3003 88 87 17 79 45 46 29 85 86 83 82 91 93 74 72 71 76 81 80 1009 90 75 78 1010 92 77 73 84 99 Indexscore t.o.v. Rotterdams gemiddelde Ver boven het gemiddelde Boven het gemiddelde Rond het gemiddelde Onder het gemiddelde Ver onder het gemiddelde 1 Strand en duin 22 Tussendijken 45 De Esch 65 Molenlaankwartier 79 Kop van Zuid-Entrepot 92 Hoogvliet-noord 4 Rozenburg 23 Spangen 46 Kralingseveer 66 Zevenkamp 80 Vreewijk 93 Heijplaat 10 Stadsdriehoek 24 Nieuwe Westen 47 Struisenburg 67 Oosterflank 81 Bloemhof 99 Hoogvliet-zuid 11 Oude Westen 25 Middelland 48 Prinsenland 68 Nesselande 82 Hillesluis 1009 Groot IJsselmonde-Noord 12 Cool 29 Schiemond 49 Het Lage Land 71 Tarwewijk 83 Oud IJsselmonde 1010 Groot IJsselmonde-Zuid 13 CS-kwartier 31 Bergpolder 51 Kleinpolder 72 Carnisse 84 Lombardijen 3001 Dorp/Rijnpoort 14 Rubroek 34 Liskwartier 56 Overschie 73 Zuidwijk 85 Katendrecht 3003 Nieuwe Werk/Dijkzigt 15 Agniesebuurt 35 Oude Noorden 60 Schiebroek 74 Oud-Charlois 86 Afrikaanderwijk 3004 OudMathenesse/Witte Dorp 16 Provenierswijk 36 Nieuw Crooswijk 61 Hillegersberg-zuid 75 Wielewaal 87 Feijenoord 3005 Kralingen Oost/Kralingse Bos 17 Kop van Zuid 37 Oud Crooswijk 62 Hillegersberg-noord 76 Zuidplein 88 Noordereiland 3006 NoordKethel/Schieveen/Zestienhoven 20 Delfshaven 41 Kralingen-west 63 Ommoord 77 Pendrecht 90 Beverwaard 3011 Blijdorp/Blijdorpsepolder 21 Bospolder 44 s-gravenland 64 Terbregge 78 Zuiderpark en Zuidrand 91 Pernis Figuur 15 Kindvriendelijke schoolroutes (Bron: Kindvriendelijke wijken monitor, 2014 OBI). STAAT VAN HET ROTTERDAMS ONDERWIJS 2014 / 29

3 / PRIMAIR ONDERWIJS Kindvriendelijke Wijken Rotterdam 2014 Index Oordeel aanwezigheid basisscholen 1 68 3001 60 66 65 63 3006 62 64 56 61 36 49 67 51 3011 34 31 35 15 16 14 37 41 3005 48 13 44 3004 23 24 25 11 12 10 47 4 22 21 20 3003 88 87 17 79 45 46 29 85 86 83 82 91 93 74 72 71 76 81 80 1009 90 75 78 1010 92 77 73 84 99 Indexscore t.o.v. Rotterdams gemiddelde Ver boven het gemiddelde Boven het gemiddelde Rond het gemiddelde Onder het gemiddelde Ver onder het gemiddelde 1 Strand en duin 22 Tussendijken 45 De Esch 65 Molenlaankwartier 79 Kop van Zuid-Entrepot 92 Hoogvliet-noord 4 Rozenburg 23 Spangen 46 Kralingseveer 66 Zevenkamp 80 Vreewijk 93 Heijplaat 10 Stadsdriehoek 24 Nieuwe Westen 47 Struisenburg 67 Oosterflank 81 Bloemhof 99 Hoogvliet-zuid 11 Oude Westen 25 Middelland 48 Prinsenland 68 Nesselande 82 Hillesluis 1009 Groot IJsselmonde-Noord 12 Cool 29 Schiemond 49 Het Lage Land 71 Tarwewijk 83 Oud IJsselmonde 1010 Groot IJsselmonde-Zuid 13 CS-kwartier 31 Bergpolder 51 Kleinpolder 72 Carnisse 84 Lombardijen 3001 Dorp/Rijnpoort 14 Rubroek 34 Liskwartier 56 Overschie 73 Zuidwijk 85 Katendrecht 3003 Nieuwe Werk/Dijkzigt 15 Agniesebuurt 35 Oude Noorden 60 Schiebroek 74 Oud-Charlois 86 Afrikaanderwijk 3004 OudMathenesse/Witte Dorp 16 Provenierswijk 36 Nieuw Crooswijk 61 Hillegersberg-zuid 75 Wielewaal 87 Feijenoord 3005 Kralingen Oost/Kralingse Bos 17 Kop van Zuid 37 Oud Crooswijk 62 Hillegersberg-noord 76 Zuidplein 88 Noordereiland 3006 NoordKethel/Schieveen/Zestienhoven 20 Delfshaven 41 Kralingen-west 63 Ommoord 77 Pendrecht 90 Beverwaard 3011 Blijdorp/Blijdorpsepolder 21 Bospolder 44 s-gravenland 64 Terbregge 78 Zuiderpark en Zuidrand 91 Pernis Figuur 16 Dicht bij huis naar school (Bron: Kindvriendelijke wijken monitor, 2014 OBI). gekleurd zijn, wijken hier in negatieve zin van af. In de monitor is aan bewoners gevraagd naar kindvriendelijkheid van schoolroutes. Gemiddeld genomen vindt 50% de bewoners dat de kinderen via verkeersvriendelijke schoolroutes naar school kunnen. De nabijheid van de basisschool ten opzichte van thuis is gemeten op basis van de afstand tussen school en woonadres. Gemiddeld genomen woont 52% van de kinderen in het primair onderwijs minder dan 500 van school. In de blauw gekleurde wijken is de afstand tussen het woonadres van de leerling en school voor meer dan de helft van de kinderen groter dan 500 meter. De gemiddelde afstand van woningen tot basisscholen is 267 meter. Van alle woningen ligt 59% op deze afstand of korter van een basisschool. Gevraagd naar hun mening vindt 93% van de bewoners dat er voldoende basisscholen in en rond de woonbuurt zijn. 3.4 Personeel Binnen een van de actielijnen van Beter Presteren is aandacht voor de professionaliteit van de school. Kwantiteit en kwaliteit van leraren en schoolleiding zijn daarbij van belang. 30