In Uw adviesaanvraag van 2 december 1997 verzoekt U de Raad voor Cultuur

Vergelijkbare documenten
raad voor cultuur R.J.Schimmelpennincklaan 3

Subsidiekader vergroting verdienvermogen middelgrote ensembles Fonds Podiumkunsten

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Advies Adviezen aan de Nederlandse en Vlaamse regering

BESLUIT INZAKE INVULLING VAN HET VOOR DE MUZIEKSTUDIO IN DCR GERESERVEERDE BUDGET EN SUBSIDIËRING LOOS

JAARVERSLAG 2015 JOHAN WAGENAAR STICHTING DEN HAAG - - SAMENVATTING - -

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Waarborgen van platina, gouden en zilveren voorwerpen over de periode

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van BZK, beleidsterrein Nationale Ombudsman over de periode

Toelichting Deelregeling composities en libretto's Fonds Podiumkunsten

logoocw Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 12 juli 2005 DK/B&B/05/26052 Filmstimuleringsbeleid

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Onderwerp Voorstel tot nadere taakafbakening ministerie OCenW en de fondsen

Adviesraad Wmo Wageningen. Advies. Nadere regels voor subsidieaanvragen projecten versterken basisvoorzieningen Wageningen.

Subsidieregeling meerjarige ondersteuning culturele instellingen stadsdeel Zuid

Zeer geachte mevrouw Van der Laan,

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

Raad voor Cukuur. Datum Inleiding -,

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Dr. F. van der Ploeg Postbus LZ Zoetermeer

Optimalisering verlof na geboorte kind

Mededeling. De nadere regels 'Projecten Podiumkunst 2018' zijn ter informatie bijgesloten in de bijlage van deze mededeling.

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

Op 1 januari 2015 is het nieuwe verdeelmodel voor de gebundelde uitkering (BUIG-middelen) in werking getreden.

Beleidsterrein Brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, vanaf. vanaf1952 Telefoon Zeer geachte Staatssecretaris,

BETREFT OvBrlBQ op QTond van art. 34 Comptabiliteitswet 2001 inzake oprichting Holland Casino NV

arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo stimuleringsregeling ruim baan voor participatie Meer mensen met een arbeidsbeperking bij hogescholen

KUNSTENPLAN RICHTLIJNEN ONDERNEMINGSPLAN TWEEJARIGE SUBSIDIES

Raad voor Cukuur. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen mevrouw drs. M. van der Laan Postbus LZ Zoetermeer

Onderwerp advies Muziekcentrum van de Omroep

ANBI (algemeen nut beogende instelling)

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Mededingingsbeleid over de periode

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Toezicht op de volksgezondheid over de periode

Deelregeling programmeringssubsidies Fonds Podiumkunsten

Raad voor Cultuur. Zeer geachte mevrouw Van der Laan

iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

Raad voor Cultuur. Muziekcentrum van de Omroep. Geachte mevrouw Van der Laan,

Muziekbibliotheek van de Omroep

Regeling TAXvideoclipfonds

TOETSINGSKADER INNOVATIEPLANNEN LERARENOPLEIDINGEN HB

Stichting VHAN. Reglement Wetenschapscommissie

gezien de aanvraag tot aanwijzing van Stichting MEDIA036 als lokale publieke mediainstelling

Raadsstuk. Onderwerp: Vaststellen verordening : Stimuleringslening Duurzame Stedelijke Vernieuwing Haarlem BBVnr: 2016/397219

Huiseigenaren Vereniging Meerzicht Bergwijk

VLAAMSE RAAD VOOR RECLAME EN SPONSORING OP RADIO EN TELEVISIE. Advies nr. 1997/04 dd. 13/10/1997

Mijnheer de Staatssecretaris, mevrouw de Wethouder,

Datum 25 mei 2016 Reactie op vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de positie van de popmuziek

Onderwijsraad. Aan de minister van onderwijs LZ Zoetermeer. Tel vy/eb d.d. 2k november 1988

ONTWERP-UITVOERINGSBESLUIT INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aanvraagformulier Productiesubsidie

Resultaten starterslening

FAQ. Decreet bovenlokale cultuurwerking Subsidie voor bovenlokale cultuurprojecten

ons kenmerk BAWI/U Lbr. 12/012

ons kenmerk bijlage(n) datum JG 1 29 juni 2017

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG. Datum 24 oktober 2014 Betreft Impuls cultuuronderwijs

Definitieve besluitvorming verzelfstandiging Stadsbibliotheek Haarlem. Aan de Raad der gemeente Haarlem

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

O 8OKT 2015 Het tentoonstellen van genetisch gemodificeerde organismen

MACRO-ECONOMISCHE VOORWAARDEN IN HET COHESIEBELEID

Raad 11 februari 2003 Agendanr. : Doc.nr : B : Educatie en Welzijn RAADSVOORSTEL

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG. 18 november 2005 DK/B&B/2005/52937

Raad voor Cultuur. Telefax

Gecoördineerde tekst:

Werkwijze RRKC betreffende advisering subsidie-aanvragen Cultuurplan november 2015

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Aan partijen betrokken bij de Stichting << Adressering>> << Straat>> <<Huisnummer>> <<toevoeging>> <<Postcode>> <<PLAATS>>

UNIÜ VAN WATÜRSCHAPPHN

Regeling behandeling bezwaarschriften Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor PO en VO

SAMENVATTING. Samenvatting. De noodzaak van een goed werkend stelsel voor gezond en veilig werken

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Deelverdelingsreglement uitvoerende kunstenaars

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV DEN HAAG. Wetgevingsadvies lagere regelgeving Quotumwet.

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 19 september 2017

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge

Tweede Kamer der Staten-Generaal

6 oktober secretaris - mr. C. Heck-Vink - Postbus BA Den Haag - tel fax

Afwijzing verzoek om handhaving


S A M E N V A T T I N G

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Onderwerp : Voorstel tot het verstrekken van een krediet ten behoeve van de uitvoering van een plan van aanpak ten behoeve van de organisatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 29 september 2017 U Lbr: 17/054 (070) Regeling zorginfrastructuur.

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

(E) M C>> NEDERLANDSE VERENIGING VOOR. Strekking concept-wetsvoorstel. Advies. bi - br-

Aanpassing regels over toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding

R e g i s t r a t i e k a m e r. Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage

Resultaten starterslening 2015

ons kenmerk bijlage(n) datum EM/RK 1 15 november 2011 De Waarderingskamer bevordert het vertrouwen in een adequate uitvoering van de Wet WOZ

Ministerie van OCW Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mw. mr. M.C. van der Laan Postbus BJ DEN HAAG

Directie Financiële Markten. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 5 juli 2007 FM M

RAADSVOORSTEL. TITEL Toekomstgerichte media-agenda

OEC datum: De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer drs. H. Zijlstra p/a de Algemene Rij ksarchivaris Postbus 90520

Raad voor cultuur Raad voor cultuur Raad voor cultuur

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

SUBSIDIEBELEID KUNST EN CULTUUR

raad voor cukuur raad voor cultuur

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

No.W /III 's-gravenhage, 11 november 2016

Heeft u besloten om het erfgoed object waaraan u bent verbonden te verduurzamen, bijvoorbeeld middels duurzame energieopwekking of -besparing?

Transcriptie:

Aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen De heer A. Nuis Postbus 27000 2500 LZ Zoetermeer onderwerp advies Contactorgaan van Nederlandse Orkesten Zeer geachte Staatssecretaris, In Uw adviesaanvraag van 2 december 1997 verzoekt U de Raad voor Cultuur U te adviseren over de notitie van het Contactorgaan van Nederlandse Orkesten (CNO), Nederlands repertoire 1997-2000. Hierbij treft U het advies aan. Samenvatting en strekking van het advies De notitie van het Contactorgaan van Nederlandse Orkesten bevat een aanzet tot een inventarisatie van de verrichtingen van de orkesten op het terrein van het Nededandse repertoire en daarnaast een aantal voorstellen om het Nederlandse orkestrepertoire een beter geprofileerde en geaccepteerde plaats te geven. Met name de voorgestelde oprichting van een overlegstructuur tussen de orkesten om hun activiteiten op dit terrein op elkaar af te stemmen acht de Raad een nuttig voorstel. Maar in het algemeen zijn de genoemde oplossingen te summier of te vrijblijvend en bieden zij onvoldoende houvast voor verbetering van de situatie in de nabije toekomst. De notitie van het CNO zou flink aangescherpt moeten worden om tot een bruikbaar plan te leiden. R.J. Schimmelpennincklaan 3 Postbus 6 1 243 2506 AE Den Haag Telefoon 31066 86 Telefax 361 47 27 E-maillt@cultuur.nl Datum 20 januari 1998 Uw briefvan 2 december 1997 Uw Kenmerk K/M/97.34548 8.1637/2 De Raad is geen voorstander van algemene sancties als een bepaald percentage Nederlands repertoire niet gehaald wordt, maar bepleit stimulerende maatregelen in de vorm van een financiële beloning als een bepaald inspanningsniveau wél gehaald wordt. Bedoelde beloning is bedoeld voor Nederlands repertoire dat bijzondere inspanningen vergt. Van de regeling moet in eerste instantie een stimulerende werking uitgaan. Het Fonds voor de Podiumkunsten beheert momenteel een budget dat door de Tweede Kamer is vrijgemaakt voor bijzondere programmering, waarmee bepaalde initiatieven op dit terrein ondersteund worden. De Tweede Kamer heeft een deel van deze middelen al bestemd voor bepaalde doeleinden. De Raad adviseert deze middelen met ingang van de volgende Cultuurnotaperiode weer samen te voegen en een deel daarvan te bestemmen voor Nededands repertoire dat bijzondere inspanningen vergt of uitnodigt tot bijzondere actmtesten. De Raad denkt daarbi j aan: - extra middelen voor speciale programmering rond bepaalde componisten

en facil iteiten voor composers in residence; - faciliteiten voor speciale programmering door bijzondere programmeurs; - extra financiën voor eventuele grotere bezetting en extra repetities; - middelen voor bijzondere projecten op het gebied van publieksparticipatie, muziekonderwijs en muziekvakonderwijs. Uitgangspunt moet blijven dat subsidie in het algemeen bedoeld is om instellingen in staat te stellen activiteiten te ondernemen die zonder subsidie niet mogelijk zouden zijn. De instellingen hebben als gevolg van subsidiëring een reguliere verplichting jegens minder gangbaar en eventueel moeilijker toegankelijk repertoire. Het programmeren van zulke muziekwerken is op zichzelf nog geen reden om voor ondersteuning via de beoogde regeling in 2 aanmerking te komen. Het spelen van Nederlands repertoire dat geen uitzonderlijke eisen stelt hoort te vallen onder de reguliere beleid van orkesten. Om voor de regeling in aanmerking te komen is het wenselijk dat in de reguliere programmering al een zeker inspanningsniveau op dit terrein zichtbaar is. De beoogde extra subsidiëring zou bij voorkeur gekoppeld moeten worden aan het reguliere inspanningsniveau en aan de financiële inspanning die een orkest zich getroost voor zulke bijzondere projecten. Het bedoelde inspanningsniveau dient in alle redelijkheid voor ieder orkest afzonderlijk bepaald te worden. De omstandigheden waarin orkesten functioneren verschillen te veel om een quotum-regeling in de vorm van een vast percentage toe te kunnen passen. Als ten ti jde van de volgende Cultuurnota-advisering bli jkt dat de verrichtingen van bepaalde orkesten op dit terrein beduidend achterblijven in vergelijking met het te verwachten inspanningsniveau, kunt U in overweging nemen op maat gesneden kortingen op de subsidiëring van die orkesten toe te passen. De middelen die daaruit vrijkomen worden dan toegevoegd aan de beoogde stimuleringsregeling. Inhiding In zijn advies voor de Cultuurnota schreefde Raad dat het aantal werken van Nederlandse of in Nederland werkzame componisten dat door de symfonieorkesten wordt uitgevoerd laag is. In de Cultuurnota onderschreef U deze visie en stelde U een maatregel in het vooruitz.icht die een strafkorting inhield op de subsidie indien orkesten minder dan een minimumpercentage Nederlandse werken zouden spelen. U stelde vervolgens een minimumpercentage voor van 7%. Het vooruitzicht van een dergelijke maatregel bracht nogal wat verontrusting in de Nederlandse orkestwereld teweeg. Vervolgens bent U met de orkesten rond de tafel gaan zitten. Zij spraken met U af met een eigen plan te komen. Het Contactorgaan van de Nederlandse Orkesten stelde een plan op in de vorm van een notitie, die nu voorligt. Enkele algemene overwegingen Subsidie is bedoeld om artistieke instellingen in staat te stellen activiteiten te ondernemen die zonder subsidie niet mogelijk zouden zijn. Avontuurlijk programmeren is één van dat soort activiteiten en daarmee een onderdeel van de

reguliere taken van gesubsidieerde muziekensembles. Voor avontuurlijk programmeren zijn extra middelen buiten de reguliere subsidie om dus niet onontbeedijk. Uit het feit dat het aantal werken van Nederlandse of in Nededand werkzame componisten dat door de symfonie-orkesten wordt uitgevoerd teleurstellend laag is moet worden afgeleid dat de orkesten de programmering van Nederlandse muziek niet goed aandurven. De Raad stelt vast dat ook het programmeren van Nededandse muziek een reguliere taak moet ziin. Er zijn echter omstandigheden waaronder het programmeren van bepaalde muziek, waaronder Nededandse, zodanige extra inspanningen vergt dat extra financiële steun vruchten kan afwerpen. Het kan bijvoorbeeld gaan om 3 bijzonder gecompliceerd repertoire waarvoor extra repetitietijd nodig is of composities die in een bijzonder programmatisch verband gespeeld worden, waarbij extra musicologische expertise van nut kan zijn. Verder kan een bijzondere band met de schepper ervan de kwaliteit van de uitvoering en ook de acceptatie bij het publiek ten goede komen en in zulke gevallen kan een budget voor bijzondere samenwerkingsprojecten met de componist stimulerend werken. Extra subsidie om in dit soort faciliteiten te voorzien kan dus een stimulans opleveren voor de uitvoeringspraktijk van Nederlands repertoire. Het probleem is gelegen in het ontbreken van een positieve attitude ten aanzien van de ontwikkeling en conservering van de Nederlandse muziek. Dit doet zich ook voor in sommige andere sectoren van het muziekleven. Dat maakt een brede aanpak noodzakelijk. In het onderstaande wil de Raad niet alleen ingaan op de positie van de orkesten, maar ook enige opmerkingen plaatsen over bedoelde andere gebieden van het muziekleven, Redenen om in het bijzonder naar de rol van de orkesten te kijken zijn gelegen in het feit dat zij van alle gesubsidieerde ensembles uit het Nederlandse muziekleven de meeste toehoorders per keer kunnen bereiken, dat zij tot de zwaarst gesubsidieerde sectoren van het kunstleven behoren en dat hun inspanningen voor de Nederlandse muziek achterblijven in vergelijking met andere categorieën ensembles. De notitie van het Contactoreaan van Nederlandse Orkesten Het Contactorgaan van Nederlandse Orkesten stelt in zijn notitie voor een databank in het leven te roepen om Nederlandse orkestrale composities uit heden en verleden te kunnen selecteren en via een op te richten overlegorgaan de inspanningen van de afzonderlijke orkesten bij de uitvoeringen van Nederlandse orkestrale composities te coördineren. De opstellers hopen dat zo een samenhangend beeld van het Nederlandse repertoire ontstaat, waar een stimulerende werking van uit moet gaan. Het plan is voorzien van een inventaris van verrichtingen van Nederlandse componisten door de gezamenlijke orkesten in het lopende seizoen en de komende seizoenen. De Raad acht het van belang dat de orkesten zich nu gezamenlijk over de probleemstelling buigen. Met name de in de notitie beschreven oprichting van een overlegstructuur tussen de orkesten om hun activiteiten op elkaar af te

stemmen kan van groot nut zijn. Toch vindt de Raad de notitie te vrijblijvend. Ofvan de gezamenlijke inventarisatie van de activiteiten van de orkesten vanzelfeen stimulerende werking uitgaat, zoals de opstellers van de notitie aannemen, is een vraag. Om zijn werk goed te kunnen doen ontbeert het voorgestelde overlegorgaan de benodigde pressiemiddelen. Natuurlijk wil de Raad niet suggereren dat een soort 'concertpolitie' in het leven geroepen zou moeten worden. Een aantal van de in de notitie genoemde initiatieven vindt nu al plaats, bijvoorbeeld via Donemus en het Centrum Nederlandse Muziek. Beide richten zich ook al geruime tijd op CD-series, onder meer in samenwerking met omroepen. Donemus heeft al een taak op het gebied van documentatie van 4 repertoire en uitvoeringspraktijk. Voor het overige zijn de voornemens te zeer afhankelijk van welwillende medewerking. U stelde Uw maatregel juist in om de welwillende medewerking beter te garanderen, waarbij met Uw maatregel als zodanig ook het risico gelopen werd dat deze tot een soort 'concertpolitie' zou leiden. De bij de notitie gevoegde lijsten met werken van Nederlandse componisten die momenteel op het repertoire staan of binnenkort op het repertoire zullen staan geven in deze vorm geen informatie over de kwantiteit in verhouding tot de rest van de programmering en ze zeggen ook niets over de kwaliteit, de context en de visie van programmering. De Raad meent dat het in de praktijk vooral aan deze laatstgenoemde drie factoren schort. De door de Raad voorgestane aanpak In het advies voor de Cultuurnota bepleitte de Raad een positieve stimulus van overheidszijde als een remedie voor het achterblijven van het Nederlands repertoire in het concertleven. In de beraadslagingen naar aanleiding van de cultuurnota verschafte de Tweede Kamer een mogelijke handreiking in de vorm van een extra bedrag van één miljoen gulden om bijzondere activiteiten van orkesten te bevorderen. Het Fonds voor de Podiumkunsten heeft de tenuitvoedegging van deze stimuleringsregeling ter hand genomen. De Kamer legde indertijd wel vast dat het Koninklijk Concertgebouw Orkest bij voorbaat aanspraak zou kunnen maken op de helft van dat bedrag, mits het voldoende interessante plannen zou indienen. Dit onderscheid moet bij de volgende Cultuurnota-advisering op zijn merites getoetst worden. De Raad geeft U in overweging te bezien of met ingang van de volgende cultuurnota-periode het gehele bedrag weer samengevoegd zou kunnen worden. In elk geval pleit de Raad ervoor van deze bedragen of dit samengevoegde bedrag een deel vrij te maken als budget ter stimulering van de bijzondere programmering van Nederlandse muziek. Het Fonds voor de Podiumkunsten is een aangewezen instantie om dit budget te beheren. Op dit budget kan dan een beroep worden gedaan ten behoeve van niet regulier te achten extra inspanningen op het terrein van Nederlandse orkestrale muziek. De Raad denkt daarbij in het bijzonder aan: - financiële mogelijkheden voor bijzondere projecten rond een bepaalde componist, eventueel door verschillende orkesten in gezamenlijk verband; voorbeeld uit het recente verleden is de Matthijs Vermeulen-cyclus in het

afgelopen Holland Festival; - financiële mogelijkheden voor samenwerking gedurende enige tijd tussen een orkest en een hedendaagse componist, als 'composer in residence'. - de kosten van extra repetitietijd die gemoeid is met bijzonder gecompliceerde werken; - de kosten van het inzetten van extra instrumenten; - bijdragen aan het vervaardigen van speciale en gecompliceerde partituren en orkestpartijen; - bijzondere activiteiten op het gebied van publieksparticipatie, muziekonderwijs en muziekvakonderwijs; - financiële mogelijkheden voor het tijdeli jk aantrekken door orkesten van 5 speciale programmeurs die bewezen hebben fantasievol en aantrekkelijk bijzondere muziek te kunnen programmeren en bijzondere affiniteit hebben met de Nederlandse muziek. Wat speciale programmeurs betreft, staan de Raad voorbeelden voor ogen uit Holland Festivals (de Russische componisten, de Duitse componisten), Matinees op de Vrije Zaterdag in het verleden, het recente Otto Kettingfestival en de Nederlandse Muziekdagen, die bovendien aantonen dat avontuur en publieke belangstelling heel goed hand in hand kunnen gaan. Orkesten kunnen zelfook zulke projecten opzetten en om de daarrnee gemoeide extra kosten te kunnen betalen is een dergelijke regeling een nuttige voorziening. Als richtsnoer kan gelden dat deze extra middelen voor bijzondere programmering van Nederlands repertoire pas beschikbaar worden gesteld als de inspanningen van een instelling op dit terrein al een zeker niveau bereiken, Een criterium zou een zeker, op maat gesneden percentage kunnen zijn. Het gekozen percentage geldt dan als een grens waarboven een stimulerende regeling mogelijk is in plaats van een grens waaronder sanctionering plaats vindt. Dat percentage, of liever gezegd het gewenste niveau van inspanning zou individueel en waarschijnlijk per aanvraag bepaald moeten worden. Het staat een beoordelende instantie natuurli jk vrij om enthousiast te raken over welk mooi plan dan ook, ook als dit in sommige gevallen afkomstig zal zijn van een ensemble dat gewoonlijk bijzonder actief is op dit terrein. Wel is het is in alle gevallen wenselijk om deze extra subsidiëring via een sleutel te koppelen aan de financiële bijdrage die een orkest zelf levert aan zulke projecten. De Raad is geen voorstander van stringente toepassing van een uniforme percentage. Elk getal is arbitrair. En een vast percentage doet geen recht aan de verschillende omstandigheden waaronder orkesten functioneren. Als men beziet welke orkest wat speelt, is het evident dat sommige orkesten een bewonderenswaardige inspanning aan de dag leggen en dat andere in hun resultaten achterblijven. De culturen van verschillende orkesten brengen met zich mee dat de inspanningen met een gevoel voor differentiatie beoordeeld moeten worden. Er zijn in dit opzicht bijvoorbeeld verschillen tussen orkesten met een regionale functie en meer gespecialiseerde orkesten in de Randstad en bij de omroepen. Overigens constateert de Raad dat sommige orkesten met een regionale functie opvallend succesvol zijn met bewonderenswaardige projecten rond een componist waarmee orkest en publiek een speciale band hebben, bijvoorbeeld als de componist uit dezelfde regio afkomstig is.

Als ten tijde van de volgende Cultuurnota-advisering blijkt dat de resultaten achterblijven, verdient het overweging een korting op de budgetten van orkesten toe te passen, die per orkest vastgesteld moet worden. De opbrengst daarvan kan dan ten goede komen aan het genoemde budget voor bijzondere programmering van Nederlands repertoire. De regeling is te vergelijken met die rond het Stimuleringsfonds voor Nederlandse Culturele Omroepprodukties, met dien verstande dat de omslag over de omroepen voor dat fonds op een vast percentage is gebaseerd. In het geval van de orkesten pleit de Raad ervoor om gedifferentieerd te werk te gaan en het percentage afhankelijk te maken van de mate waarin het orkest te kort schiet in zijn taak. 6 De orkesten op wier budget gekort wordt kunnen hun korting terugverdienen op basis van voorstellen voor bijdragen uit bedoelde regeling. Maar het staat ieder orkest vrij om al dan niet een beroep te doen op deze middelen. Bij de volgende Cultuurnota-adviseringwil de Raad de beleidsplannen van de orkesten beoordelen op de visie waarmee zij programmeren en de mate waarin zij Nederlandse muziek in die visie verweven hebben. Kwantiteit en kwaliteit van programmering spelen daarbij een rol, in relatie tot de functie van het desbetreffende orkest. In de discussie rond de door U voorgestelde maatregel speelde ook een rol de vraag hoe men het aandeel Nederlandse muziek meet. Moest dit gebeuren aan de hand van het aantal titels, het aantal uitvoeringen, eventueel zelfs de tijdsduur. Gedifferentieerde beoordeling brengt ook met zich mee dat deze vragen van minder belang zijn. De vraag moet zijn of sprake is van een redelijke inspanning, die moet blijken uit een gedreven en fantasievolle programmering. Verder bepleit de Raad ook een ruime interpretatie van het begrip Nederlandse muziek, waaronder zonder enig probleem ook in Nederland woonachtige of voldoende nauw met het Nederlandse muziekleven verbonden componisten kunnen vallen, evenals bijvoorbeeld Renaissance-componisten uit 'de Nederlanden', de componisten uit de Vlaamse scholen; dit laatste heeft niet veel belang voor orkesten, maar wel voor verschillende kleinere ensembles. De samenhang met het muziekleven in het algemeen Volledigheidshalve merkt de Raad op dat de bovenstaande overwegingen betrekking hebben op het gesubsidieerde Nederlandse orkestrale muziekleven, waaronder ook de eigentijdse gecomponeerde muziek valt. In de sectoren popmuziek, jazz, geïmproviseerde muziek en in Nederland beoefende niet- Westerse muziek gelden deze overwegingen niet ofligt de kwestie zodanig anders dat ze buiten het bestek van dit advies vallen. Een sector waar de programmering van Nederlandse gecomponeerde muziek ook een belangrijk onderwerp vormt, is die van de kleinere gesubsidieerde ensembles. Deze spelen hierin een vooraanstaande rol en vormen voor veel componisten een vertrouwder medium dan de symfonieorkesten. In deze sector lijkt de kwestie van het Nededandse repertoire in het algemeen minder problematisch. In samenhang met deze kwestie stelden verschillende ensembles een inventarisatie op van hun verrichtingen op dit gebied. In deze sector en in de kleinschaliger kamermuziek zijn veel voorbeelden te zien van het

soort aandacht en samenwerking dat in de symfonische sector in ruimere mate zou moeten bestaan. Belangrijker dan sancties zoals de 7%-maatregelen en ook belangrijker dan hetgeen financiële prikkels kunnen uitrichten is de attitude van het muziekleven. De nota van het Contactorgaan laat een zeker gebrek aan werkelijk enthousiasme zien, dat overeenkomt met de attitude die in een deel van het muziekleven domineert. De vereiste attitudeverandering zou al moeten beginnen in de muziekvakopleiding. De Raad signaleert verheugd dat het op sommige 7 conservatoria gebruik is in examens voor uitvoerende musici minstens één werk van een Nederlandse componist op te nemen. In dit verband is ook het initiatiefvan muziekuitgeverij Donemus van belang om een speciale reeks werken voor solo-instrumenten van Nederlandse componisten uit te brengen, die geschikt zijn voor examen-uitvoeringen. Het beheer van het budget voor biizondere pro jecten In de huidige gang van zaken wordt een deel van de door de Tweede kamer toegewezen middelen voor subsidiëring van programmering, van Nederlandse en niet-nederlandse origine, beheerd door het Fonds voor de Podiumkunsten. De Raad acht het Fonds voor de Podiumkunsten een geschikte instantie om het voorgestelde budget van middelen voor subsidiëring van bijzondere programmering van Nederlands repertoire te beheren. De ervaring wijst uit dat het Fonds in staat is om complexe regelingen toch helder en inzichtelijk voor belanghebbenden en zonder te veel bureaucratie ten uitvoer te brengen. Uitgangspunt dient in alle gevallen re zijn een deugdelijk en geïnspireerd plan van de kant van het desbetreffende orkest, waaruit duidelijk wordt dat het belang van de Nederlandse muziek wordt gediend. Aanbeveling Het zou nuttig kunnen zijn als het Contactorgaan van Nederlandse orkesten de gelegenheid krijgt zijn gedachten over de verschillende genoemde punten concreter te maken. In een volgende versie zouden ook de context van de programmering en de visie erachter beter tot uitdrukking kunnen komen. De commissie Muziek en Muziektheater van de Raad voor Cultuur bereidde dit advies voor. De commissie bestaat uit H ans van Beers (voorzitter), Lieuwe Visser, Anna van Bodegraven, Henri Broeren en Lucas Vis. Secretaris is Ne van der Linden. Met de ee hoogachting, ur mr drs A laï Vo rn Alget cretans