Gaat landbouw betalen voor fosfor en stikstof vervuiling? Of blijven huishoudens en bedrijven nog steeds belasting betalen voor de landbouwvervuiling?

Vergelijkbare documenten
V-focus kan googelen met cijfermateriaal

Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn

Stroomschema voor stikstof en fosfor in de landbouw, 2017

Vermesting in meren en plassen,

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Landbouwkundige en milieukundige trends ruwvoerteelt. Gerard Velthof, Wageningen Research. Inhoud. Welke maatregelen zijn reeds genomen?

Vermesting in meren en plassen,

Belasting van het oppervlaktewater met vermestende stoffen,

Belasting van het oppervlaktewater met vermestende stoffen,

Vermesting in meren en plassen

Belasting van het oppervlaktewater met vermestende stoffen,

Belasting van het oppervlaktewater vanuit riolering en rioolwaterzuivering,

Belasting van het oppervlaktewater vanuit riolering en rioolwaterzuivering,

Algemene fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater KRW, 2009

Vermesting van regionaal water,

Zuivering van stedelijk afvalwater: stikstof en fosfor,

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

Bert Bellert, Waterdienst. 5 september 2011

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Zuivering van stedelijk afvalwater: zware metalen,

Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest,

Biologische kwaliteit KRW provincies, 2015

Nutriëntenoverschotten in de landbouw,

Vermesting in meren en plassen,

Zuivering van stedelijk afvalwater: stikstof en fosfor,

Belasting van het oppervlaktewater met vermestende stoffen,

Impact rioolwaterzuivering op de belasting van het oppervlaktewater, 2016

Algemene fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater volgens de KRW, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Vermesting zoet oppervlaktewater,

Atmosferische depositie op binnenwater en op het rioolstelsel,

Belasting van het rioolstelsel,

Waterkwaliteit KRW, 2015

Toestand en trend MNLSO- en KRW-meetlocaties. Janneke Klein Joachim Rozemeijer, Nanette van Duijnhoven, Sibren Loos, Joost van den Roovaart

Belasting van het oppervlaktewater door huishoudens,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Stikstof- en fosfaatbalans voor landbouwgrond,

Belasting van het oppervlaktewater door huishoudens,

Nitraat in het bovenste grondwater onder landbouwgebieden,

Nutriëntenoverschotten in de landbouw,

Nitraat in het bovenste grondwater in landbouwgebieden,

Impact rioolwaterzuivering op de belasting van het oppervlaktewater, 2015

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Vermestende depositie,

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Illlllllllllllllllllll

Citaten uit de Evaluatie van het mestbeleid en twee Achtergronddocumenten Rood en andere lay-out door Lowie

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens

Evaluatie Meststoffenwet ex post. 1: welke wateren? Erwin van Boekel en Piet Groenendijk

Landbouw: De sleutel tot ecologisch herstel?

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

Mestbeleid in Nederland

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

Programma Uitleg waarom deze bijeenkomst JC Vogelaar en stukje historie Geesje Rotgers normstellingen in naam van de ecologie aan KRW-wateren Vragen A

LMM e-nieuws 12. Inhoud. Inleiding. Geen seizoenseffecten op nitraat- en anorganisch fosforconcentraties in het grondwater.

KLW KLW. Meer ruwvoer lucratiever dan meer melk? Jaap Gielen, Specialist melkveehouderij 15/22 februari Ruwvoerproductie en economie!

6. Peelrijt. 6.1 Grondgebruik. Databron: LGN7

Temperatuur oppervlaktewater,

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

De voorwaarden voor een derogatie (periode ) zijn als volgt gewijzigd:

Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw

Nutriëntenbalans (N & P) in BRP. Wetenschappelijke onderbouwing. CLM Onderzoek en Advies BV

Verzurende depositie,

Temperatuur oppervlaktewater,

Mestbeleid. Stelsel van verplichte mestverwerking. 13 januari Joke Noordsij. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Verruiming van de stikstofruimte voor beweid grasland ten laste van de stikstofruimte voor gemaaid grasland op zand- en lössgronden

Oppervlaktewater in Nederland

Mestverwerking in De Peel

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

De prestatie-indicatoren genoemd in de presentaties maken onderdeel uit van de begroting 2017, welke is geagendeerd voor de VV van november 2016.

Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen

Evaluatie Meststoffenwet 2016

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Duiding van trends in uit- en afspoeling

Over het mestprobleem en mogelijke oplossingen. Oene Oenema Wageningen University, Alterra

Ammoniakconcentratie, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Hoofdconclusie PBL-rapport

Emissies naar lucht door de land- en tuinbouw,

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen,

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw,

Fosfor in de landbouw

Bodemsanering. 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd. De bodem en het (grond)water zijn schoon MILIEU MARKT. Staat van Utrecht 2014

Vrachten uit de landbouw

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

Mest, mestverwerking en wetgeving

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Emissies naar lucht door de industrie,

Netwerkdag IKN Jan Broos, Adviesbureau Broos Water BV 20 april 2017

Een update van de EmissieRegistratie. Erwin Roex

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) Nummer Onderwerp Hoogheemraadschap van Delfland.

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Optimalisatie peilbeheer St.Anthonis-Boxmeer. Streekbijeenkomst augustus 2018

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

Transcriptie:

Gaat landbouw betalen voor fosfor en stikstof vervuiling? Of blijven huishoudens en bedrijven nog steeds belasting betalen voor de landbouwvervuiling? (Foto Waterschap Noorderzijlvest van de grote waternavel) Door: ing. A.P.J. v.d. Koolwijk MSc. Datum: april 2018 1

Samenvatting en conclusies De landbouwproblematiek begint in de tachtiger jaren van de vorige eeuw ernstige vormen aan te nemen door ammoniak depositie, zure regen, gebrek aan water, verontreiniging en vermesting van oppervlakte water. De stikstof en fosfor-problematiek probeert de overheid al decennia lang op te lossen middel van dierquota en bemestingsnormen. Dit beleid was tot 2011 redelijk succesvol, maar na het loslaten van de dierquota, zijn de vrachten aan fosfor en stikstof in het oppervlaktewater weer toegenomen. De overall balansen voor fosfor en stikstof geven een overschot en daarmee een ophoping in bodem en oppervlaktewater van 6 miljoen kg fosfor en 252 miljoen kg stikstof per jaar. Een gedeelte van de stikstof verdwijnt door vervluchten als ammoniak naar de atmosfeer en een ander gedeelte verdwijnt door nitrificatie als stikstofgas naar de atmosfeer, dit aandeel wordt geschat op 91 miljoen kg (figuur 2 en 8). De landelijke balans is opgesteld met gegevens van het Bureau voor de Statistiek. Voor fosfor geldt dat waterzuiveringen 0,7 miljoen kg fosfor terugwinnen uit afvalwater en dat wordt hergebruikt in de landbouw. Dit zijn de best mogelijke schattingen waar de overheid gebruik van maakt voor het te ontwikkelen beleid. Onderzoekers kunnen met toestemming van het RIVM gebruik kunnen maken van de opgeslagen data. In het samenwerkingsverband Compendium voor de leefomgeving werken het CBS, PBL, RIVM en WUR nauw samen, van dit samenwerkingsverband heeft de Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB) gebruik gemaakt voor het opstellen van de rapportage Waterschapsbelastingen: klaar voor de toekomst. Om inzichtelijk te maken welke processen zich op een hectare landbouwgrond afspeelt is er een massabalans opgesteld voor een hectare grond voor zowel fosfor als voor stikstof. Deze massalansen zijn opgenomen in figuur 4 voor fosfor en figuur 10 voor stikstof. De uitgespoelde hoeveelheden bedragen voor fosfor 0,38 3.10 kg P -1 Jr -1 en voor stikstof 22 65 kg N -1 Jr -1. De grote verschillen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door grondsoort, grondwaterpeil, het afspoelen en de hoeveelheid opgebrachte stikstof in de vorm van mest en kunstmest. De CAB rekende voor de N-emissie in 2014 voor het afspoelen en uitspoelen van landbouwgrond met 21,66 kg per jaar aan de ondergrens van de veroorzaakte emissies, zie hier boven en bij de toelichting bij een van de volgende alinea s. Onderzoekers van V-focus hebben kritiek op de rapportage omdat ze vinden dat de landbouw onevenredig zwaar wordt getroffen door het nieuwe belastingstelsel. Deze cijfers wijken af van de stellingname van V-focus, die niet uitgaat van het huidige gegevens uit 2014 (laatst bekende data) maar van aannames, maatregelen en berekeningen uit een ex ante evaluatie onderzoek van de Wageningen Environmental Research (WER) voor 2027. Deze onderzoeksgroep heeft de haalbaarheid en kosten, om de KRWdoelstellingen te kunnen realiseren onderzocht voor het ministerie van EZ. De normering voor oppervlakte water is erg divers en afhankelijk van de KWR-typering voor het betreffende oppervlaktewater, waarna de KWR-normen voor het desbetreffende type oppervlakteoppervlakte water wordt vastgesteld. Om de Goede Ecologische Toestand (GET) te bereiken is de KWR-norm voor fosfor afhankelijk van de typering oppervlakte water, wat voor fosfor varieert tussen 0,11 0,22 mg P -1 L -1 en voor stikstof is dit 1,6 2,4 mg N -1 L -1. Onderzoek van oppervlaktewater, waar buiten landbouw activiteiten relatief weinig verstoring optreedt door andere bronnen, geven overschrijdingen van fosfaat en stikstof op deze vastgestelde normen. 2

Gemeten over vier jaar is de gemiddeld aantal overschrijdingen op 555 meetpunten voor fosfor 50% voor stikstof 59%. in de zomerperiode. De hoeveelheid neerslag heeft invloed op het aantal overschrijdingen, in een droge zomer zijn er minder overschrijdingen dan in een natte zomer. De trend voor fosfor en nitraat in de grote rivieren vertoond een neerwaartse spiraal sinds 1970. De Goede Ecologische Toestand (GET) en de daaraan gekoppelde chemische norm bedraagt voor 1,4 mg P -1 L -1, deze wordt voor fosfor alleen in de Maas overschreden. Voor stikstof geldt een GET en de daaraan gekoppelde chemische norm van2,5 mg N -1 l -1, deze wordt in de IJsel incidenteel overschreden en bij de Maas structureel. Als verklaring van overschrijding van de streefwaarde wordt gegeven dat het zuiveren van afvalwater in het stroomgebied van de Maas in België en Frankrijk later op gang is gekomen dan in Nederland. Immers de KWR gaat uit van een stroomgebied benadering, waarbij van alle landen een inspanningsverplichting wordt verlangd uit het stroomgebied van de rivier (figuur 4 en 12). Deze benadering staat haaks op de stellingname van V-focus, die niet uitgaat van totale vrachten in relatief kleine waterlopen met daaraan gekoppelde vrachten, maar van berekende N-totaal gehalten in het oppervlakte water. Landbouw vraagt om maximale inname van waterstromen en een vastgesteld streefpeil i.v.m. droogte bestrijding en waterafvoer, V-focus vindt deze inname niet landbouw gerelateerd en wil de huishoudens en bedrijven alleen de rekening laten betalen voor deze waterinname.en waterafvoer. De Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB) heeft bij de uitgevoerde berekeningennatuurgronden gelijkgesteld aan landbouw gronden qua fosfaat en stikstof. Deze stellingname geeft een grove overschatting voor natuurgronden en een onderschatting voor landbouwgronden, omdat de emissie van natuurgronden naar schatting een factor 1,6 á 6 lager is dan van landbouwgronden. Het CAB heeft ook besloten om fosfaat niet te mee te nemen voor het bereken van de vervuiling voor landbouw. De stellingname van de CAB leidt tot de volgende opsomming ten faveure van de landbouw: de hoeveelheid organische stof (CZV) die in het oppervlakte water terecht komt op nul gesteld, wat een onderschatting geef van de berekende vervuilingseenheden (VE) N-Kj wordt gelijk gesteld aan totaal stikstofgehalte N-tot. wat een onderschatting geeft van het stikstofgehalte omdat nitraat en nitriet niet worden meegeteld. Wat een onderschatting geeft van het aantal berekende VE s (in het voorbeeld van V-focus is N-totaal alleen aanwezig als nitraat en telt dus in zijn geheel niet mee voor het berekenen van VE s. het debiet wordt niet meegenomen in de berekeningen wat een onderschatting geeft van het aantal berekende VE s. De aanwezige fosfaat wordt niet meegerekend wat een forse onderschatting geeft van het aantal berekende VE s Door het aanwezige natuur en landbouw areaal bij elkaar te voegen en te delen door de aanwezige vracht aan stikstof ontstaat er een grove onderschatting van aantal berekende VE s. Door het niet toepassen van de nieuwe heffingsformule voor landbouwgronden ontstaat er een grove onderschatting van het aantal VE s. 3

Om enig misverstand hierover te voorkomen merkt het CAB op dat het niet meenemen van enige bovenstaande aannames een grove onderschatting plaats van het uiteindelijk resultaat geeft. De kosten berekenend in het aantal heffingseenheden in kve (kostenveroorzakings eenheid) geeft een enorm verschil in belasting heffing te opzichte van de oude heffingsformule in VE. Een onbegrijpelijk standpunt t.o.v. huishoudens en bedrijven waar de nieuwe heffingsformule wel wordt toegepast voor het bepalen van de heffingstoeslag. De berekende gemiddelde vracht per hectare landbouw grond ligt per hectare berekend door het CAB geeft een grove onderschatting van de veroorzaakte vervuiling, waardoor de categorie landbouw en een te lage heffing gaat betalen (21,66 kg N -1 Jr - (2 VE) i.p.v. 22 65 kg N -1 Jr -1 welke door de CAB is gereduceerd tot 1 VE) Het principe de vervuiler betaalt wordt door de Europese Commissie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) gerelateerd aan de kosten die gemaakt worden voor de vervuiling. De CAB gaat in zijn rapport Waterschapsbelastingen Klaar voor de Toekomst uit van de totale emissies door af/uitspoeling landbouwgronden, zonder zich te verantwoorden voor de kosten die waterschappen feitelijk maken voor deze bron. V- focus negeert bovenstaande feitelijke aannames van het CAB, door de stelling ervan uitgaande dat aangehaald modellen kloppen etc. etc. De OESO stelde al eind negentiger jaren dat de totale externe kosten van watervervuiling in de landbouw onbekend zijn. De OESO stelt ook dat er sprake moet zijn van een redelijke verhouding tussen de categorien huishoudens, bedrijven en landbouw. Het CBS concludeert dat alleen huishoudens belasting betalen die voldoet aan het principe de vervuiler betaald. Nederlandse huishoudens behoren in de EU tot de tot de top drie van zwaarst belaste categorie voor milieubelastingen. Het OESO becijferde aan het einde van de jaren negentig, de jaarlijkse externe kosten voor bestrijding van eutrofiëring, geassocieerd aan kosten die N en P-emissies met zich meebrengen, geschat kunnen worden op 600 miljoen. Voor de behandeling vervuild oppervlaktewater geschikt te maken voor drinkwater is jaarlijks begroot op 23 miljoen. Deze kosten zullen de laatste decennia zijn naar verachting toegenomen analoog aan de verdere vervuiling van het oppervlaktewater met probleemstoffen zoals bestrijdingsmiddelen, hormoon gerelateerde stoffen en diergeneesmiddelen. De WER onderzoeksgroep heeft het vastleggen van fosfaat en stikstof door planten ondergebracht bij retentie waardoor respectievelijk 40% van de fosfor en 30% van de stikstof tegen hoge kosten uit de watergangen verwijderd. Daarom was het prettiger geweest als het CAB een onderbouwde indicatie had toegevoegd aan de rapportage over de kosten voor de verwijdering van invasieve planten, inheemse planten, algen, de verwijdering van microstoffen en kosten van baggeren (retentie). Er kan worden opgemerkt dat huishouden en bedrijven die al jarenlang betalen voor de verwijdering van stikstof en fosfaat uit het oppervlaktewater middels zuiveringslasten, dat de categorie landbouw, als belangrijkste belanghebbende, hier nu ook zijn verantwoordelijkheid voor neemt. De Wageningen Environmental Research (WER).-onderzoeksgroep geeft in tabel 1 voor fosfor en tabel 5 voor stikstof respectievelijk 62,9% voor fosfor en 57,1 % voor landbouw gerelateerde af en uitspoeling. Voor fosfor en stikstof wordt respectievelijk 10 en 20% van de vracht toegekend aan inlaatwater. Deze gemiddelde percen- 4

tages zijn berekend op basis van opgegeven concentraties en debieten aan de WER. De bevindingen van V- focus zijn gebaseerd op relatief kleine beekstromen uit het grensgebied en arbitraire aannames uit een ex ante evaluatie,hierbij valt op te merken: Voor de aanliggende landen aan het stroomgebied van de rivieren en beken geldt ook een inspanningsverplichting. Doordoor zal de aangevoerde fosfaat en stikstof uit het buitenland afnemen, doordat de KWR uitgaat van stroombiedbenadering. Het N-totaal wat Nederland binnen komt via buitenlandse wateren is hoofdzakelijk als NO 3 -N en deze vorm van stikstofvastlegging telt derhalve niet mee in de stikstofbelasting die wordt toegedicht aan de landbouw. Immers de CAB berekend in de vervuilingskosten niet de N-totaal maar met de Kj-N voor landbouw. Derhalve wordt het instromende water ook niet wordt belast voor de landbouw. Gezien de afname van fosfaat en stikstof in de grote rivieren lijkt de norm haalbaar. V-focus richt zich op te regionaal cijfermateriaal wat grote verschillen vertoond met landelijke berekeningen voor minimale en maximale concentraties. Een forfaitaire belasting analoog aan huishoudens ( een VE en voor meerpersoonshuishouden 2 VE) lijkt ook voor landbouw het meest passend systeem. De door het CAB gebruikte cijfermateriaal wijkt weinig af van het gebruikte cijfermateriaal van de WER. V-focus baseert zijn gepresenteerd cijfermateriaal op basis van een ex ante evaluatie. In deze ex ante evaluatie zijn toekomst gerichte maatregelen doorgerekend. Daarnaast zijn er een aantal arbitraire aannames voorgesteld die betrekking hebben op: erosie door peilverlaging, inlaatwater om verdroging van landbouwgebieden te voorkomen, kwel uit hoger gelegen infiltratiegebieden en depositie van ammoniak die ter discussie staan of worden gesteld. De met STONE uitgevoerde simulaties hebben op landelijk niveau voor de uit- en afspoeling van fosfaat en nitraat een geschatte nauwkeurigheid van 41% tussen grenzen van 25 50%. Voor lokale situaties neemt de onzekerheid toe tot 131% met als grenzen tussen 100 en 200% met deze vaststelling had V-focus wel enige terughoudendheid in acht kunnen nemen. Buiten ervan uitgaande dat..etc. etc. Het onderzoek van de WER wordt in de V-focus rapportage gepresenteerd als nieuw cijfermateriaal, wel erg opportunistisch voor een toekomstgericht onderzoek, wat nu niet relevant is voor de opgelegde belasting die uit gaat van de realiteit in 2014 (laatst beschikbare cijfermateriaal). V-focus gaat voorbij aan de dagelijkse praktijk waarbij de OESO stelt dat de gemaakte kosten voor vervuiling verdeeld dient te worden verdeeld over de clusters huishouden, bedrijven en landbouw. Landbouw heeft voor de door haar veroorzaakte vervuiling en de gevolgen daarvan al decennia lang geen belasting betaald. Het enige cluster dat aan zijn belasting plicht voldoet zijn de huishoudens. Indirect betalen de huishoudens al veertig jaar voor de voor de door landbouw veroorzaakte vervuiling. Landbouw gaat nu mogelijk betalen voor de door deze categorie veroorzaakte vervuiling. Kennelijk is de rapportage van V-focus alleen bedoeld om de vrijstelling van de heffing oor landbouw verder op te rekken. 5

Inhoud Samenvatting en conclusies... 2 1Inleiding... 6 2Massabalans fosfor voor Nederland op diverse niveaus... 7 2.1 Ingaande stromen fosfor... 7 2.2 Uitgaande stromen fosfor... 7 2.3 Retourstroom binnen de landbouw... 8 2.4F osfor massabalans per hectare per jaar landbouwgrond... 8 2.5 Af- uitspoeling landbouwemissies naar regionale water... 12 3Normering en metingen fosfor in het oppervlaktewater... 14 3.1 Fosforoverschot... 14 3.2 Effect van hoge nutriëntenconcentraties... 14 3.3 Gehanteerde normen vanuit de KRW in relatie tot Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO)... 15 3.4 Toetsing aan de waterschapsnorm... 18 4 Stikstof in het oppervlaktewater... 19 4.1Massabalans stikstof Nederlandse landbouw... 19 4.2 Gebruiksnormen voor stikstof per hectare... 21 4.3 Natuurlijke en antropogene bronnen gekarakteriseerd door de WER.... 25 4.4 Aanvoer stikstof middels grote rivieren... 26 4.5 Stikstofbelasting op waterlopen door landbouwactiviteiten... 26 5 Begrip de vervuiler betaalt en de verdeling van de kosten... 28 6 In De boer betaalt, maar voor welke vervuiling? Nieuwe hectareheffing waterschappen getoetst aan beginsel de vervuiler betaalt.... 29 7 Verantwoording... 34 6

1 Inleiding Van nature zit er weinig fosfor in de bodem van Nederland het gehalte varieert tussen de 0,01 tot 0,1 procent. Fosfor en stikstof worden hoofdzakelijk aangevoerd via veevoer en kunstmest en dit zijn daarmee belangrijkste bronnen van antropogene oorsprong. Een deel van de fosfor en stikstof aangevoerd middels grensoverschrijdende watergangen, depositie van stikstof, fosfor en stikstof komen vrij bij oxidatie en verwering van landbouwgronden en bij lokale en regionale kwel. In Nederland wordt meer fosfaat en stikstof aangevoerd dan afgevoerd zodat ook sprake van een overschot aan fosfaat. Het overgebleven deel van deze nutriënten hoopt zich op in landbouwgronden of wordt afgevoerd door de watergangen. Een gedeelte van de stikstof verdwijnt als stikstofgas naar de atmosfeer. De overige fosfaat en stikstof hoopt zich op in de bodem. Door uit- en afspoeling van fosfaten en stikstof uit de bodem ontstaan negatieve effecten voor waterecosystemen, zoals een sterke groei van fytoplankton ( algenbloei ) en uitbundige plantengroei door inheemse planten en explosieve overlast door invasieve exoten. 1 Als gevolg hiervan verdwijnen inheemse waterplanten en sterven vissen door zuurstofgebrek. Blauwalgen halen zelfs regelmatig de media vanwege de giftige stoffen d in het water afscheiden, waardoor sterfte onder dieren optreed en het oppervlaktewater ongeschikt wordt om als zwemwater te fungeren. Het terugdringen van het fosfaat- en stikstofoverschot is dan ook een van de hoofddoelen van het Nederlandse mestbeleid De fosfaatophoping in de bodem varieerde in de afgelopen decennia tussen de 80 en 40 miljoen kg per jaar. 2 De verwachting is dat de kosten voor doorspoelen van watergangen, verwijdering van exoten en inheemse planten, zuivering van drinkwater en de halen van de KWR-doelstellingen de kosten steeds verder zullen oplopen. De belasting van het oppervlaktewater vanuit een hectare landbouwgrond is in zandgebieden is ongeveer factor ongeveer 1,6 á 6, hoger dan vanuit natuurgebieden. 3 door gebrek aan onderzoek. Precieze gegevens ontbreken 1 Diverse o.a. Pot, R, 2000, De grote waternavel Voorkomen is beter dan bestrijden, pp. 9, STOWA: Utrecht 2 Schoumans, O, Willems, J, Duinhoven van, G,, 2018, 30 vragen en antwoorden over fosfaat in relatie tot landbouw en milieu, Wageningen University & Research: Wageningen verkregen middels de site https://www.wur.nl/nl/programme-sdg-conference-2018/30- vragen-en-antwoorden-over-fosfaat.htm op 18 maart 2018. 3 Schoumans, O.F,Groenendijk, P, Renaud, L, van der Bolt, van der, F.J.E., 2008, Nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater: vergelijking tussen landbouw- en natuurgebieden, pp. 25, Altarra: Wageningen. 7

2 Massabalans fosfor voor Nederland op diverse niveaus 2.1 Ingaande stromen fosfor De aanvoerposten staan bovenin het stroomschema figuur 2. Fosfor komt vooral de landbouw binnen via krachtvoer voor het vee en kunstmest, maar ook via enkele kleinere aanvoerposten die in het schema vermeld staan als "overige aanvoer" (compost, zaai- en pootgoed, zuiveringsslib). In 2016 is via alle aanvoerposten samen 82 miljoen kg fosfor in de landbouw terecht gekomen. 2.2 Uitgaande stromen fosfor Onderin het stroomschema staan de drie belangrijkste afvoerposten. Fosfor verlaat de landbouw vooral via vastlegging in dierlijke productie, mestafzet buiten de landbouw, en de afzet van plantaardige producten. In 2016 is via deze posten 75 miljoen kg fosfor uit de landbouw verdwenen. Een gedeelte van dit 75 miljoen kg fosfor wordt als mest geëxporteerd naar het buitenland of beland via menselijke consumptie /voedselproductie uiteindelijk bij waterzuiveringsinstallaties (figuur 2). Met defosfateren wordt 3,8 miljoen kg fosfor teruggewonnen en 0,7 miljoen kg wordt met het effluent naar het oppervlaktewater afgevoerd (figuur 1). De lozing van fosfor via het effluent van RWZI's, en daarmee ook de belasting van het oppervlaktewater, is sinds 1985 met ruim 80 procent gedaald. Volgens de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater moet het landelijk zuiveringsrendement voor zowel fosfor als stikstof minstens 75 procent bedragen. Deze doelstelling is voor fosfor al in 1996 behaald. In 2015 is het behaalde rendement voor terugwinning van fosfor 85 procent. 4 Figuur 1 Fosfaat verwijdering in Nederland rioolwaterzuiveringsinstallaties (Bron CBS 2017) 4 Compendium voor de leefomgeving, 2017, verkregen middels de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0152-zuivering-van-stedelijkafvalwater-stikstof-en-fosfor, op 25 maart 2018, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 8

2.3 Retourstroom binnen de landbouw Voor fosfor kan er binnen de landbouwketen één retourstroom worden onderscheiden. Via ruwvoer (kuilgras, weidegras, hooi en snijmaïs) wordt aan de landbouwgrond onttrokken fosfor rechtstreeks terug geleverd aan de veehouderij (42 miljoen kg fosfor, waarvan 0 miljoen kg uit de voorraad en 42 miljoen kg geoogst). Zie figuur 2 voor de massabalans voor de Nederlandse landbouw met een externe retourstroom afkomstig van RWZI s. Figuur 2 Overal fosforbalans voor Nederlandse landbouw en waterzuiveringen 2016. 5 2.4 Fosfor massabalans per hectare per jaar landbouwgrond De normen voor het gebruik van meststoffen (gebruiksnormen) in de periode 2014 tot en met 2017 voor fosfor zijn vastgelegd in de Meststoffenwet. De Meststoffenwet heeft tot doel, het bevorderen van de deugdelijkheid 5 CBS, 2017, verkregen middels de website: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korteonderzoeksbeschrijvingen/mineralenbalans-landbouw, geraadpleegd op 24 maart 2018, CBS: Heerlen/Den Haag 9

van meststoffen, om de verontreiniging van bodem, grond- en oppervlaktewater door stikstof en fosfaat te beperken. Belangrijk onderdeel van de Meststoffenwet zijn de regels over het gebruik van meststoffen. Er zijn twee typen regels: gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften. Deze laatste zijn mede gebaseerd op de Wet bodembescherming. Sinds 1 januari 2006 geldt er in Nederland een stelsel van gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat in meststoffen. Figuur 3 Aanvoer fosfor per hectare landbouwgrond van 1990 tot 2016 (Compendium voor de leefomgeving) Gebruiksnormen fosfaat voor agrarische bedrijven. 6 Voor fosfaat zijn de hoeveelheden fosfor gekoppeld aan de gebruiksnormen voor grasland (PAL) en akkerbouwland (Pw). De PAL geeft de aanwezige fosfor in de bodem weer en de Pw de beschikbare fosfor voor plantengroei. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt naar grondsoort. 7 In 2010 is de hoogte van de gebruiksnorm afhankelijk gesteld aan de hoeveelheid fosfor die zich al in de bodem bevind (fosfordifferentiatie). Er gelden voor de fosfortoestand drie niveaus: Laag (10%), Neutraal (20%) en Hoog (70%), tot 2017 bedraagt de jaarlijkse gift voor bouwland respectievelijk 75, 60 en 50 kg fosfaat per hectare, afhankelijk van de (Pw). Voor grasland 6 A. Compendium voor de leefomgeving, 2017, Wettelijke normen voor het gebruik van meststoffen verkregen middels de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0400-wettelijke-normen-meststoffen geraadpleegd op 26 maart 2018, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 7 RVO, 2018, Protocol voor de bemonstering van de bodem ter bepaling van het PAL-getal en het Pw-getal (fosfaattoestand gronden laag, neutraal, hoog, derogatie), verkregen middels de site https://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest-engrond/gebruiksruimte-berekenen/fosfaat/fosfaatdifferentiatie/bemonsteren-eigen-protocol op 26 maart 2018, RVO: Den Haag. 10

bedraagt de gift jaarlijks 90 en 100 kg fosfaat per hectare (PAL). 8 Op verzoek van de landbouworganisaties is er sprake van een gedifferentieerde gift die varieert tussen 50 tot 100 kg ha-1 jaar-1. Aan het eind van de winter staat het grondwater hoog en is er weinig ruimte meer over voor waterberging. Van deze situatie is er ook sprake bij aanhouden regenbuien in de zomer. Het water bevindt zich in een periode met veel neerslag vlak dicht bij de laagste delen van het maaiveld. Na een bui is afspoeling goed te herkennen aan kleine puinwaaiers op de slootbodem ter plaatse van de afspoeling. In Midden Limburg zijn er concentraties van 10 mg per liter P in het afgespoelde water gemeten. 9 Figuur 4 Schematische weergave met massabalans voor één hectare landbouwgrond (Naar.voorbeeld van Mieras van Dam) 1. Invoer: Compendium voor de leefomgeving, 2017, Wettelijke normen voor het gebruik van meststoffen verkregen middels de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0400-wettelijke-normen-meststoffen, geraadpleegd op 27 maart 2018, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR 2. Incidentele afspoeling: Noij, I.G.A.M, 2017, Afspoeling in de BedrijfsWaterWijzer, verkregen middels de site https://www.wur.nl/nl/nieuws/afspoeling-in-de-bedrijfswaterwijzer-2.htm op 27 maart 2018, geraadpleegd op 27 maart WUR: Wageningen. 3. Uitspoeling: A. Schoumans, O.F, Groenendijk, P, Renaud, L, van der Bolt, van der, F.J.E., 2008, Nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater: vergelijking tussen landbouw- en natuurgebieden, pp. 13-16, Altarra: Wageningen. In de opgebrachte kunstmest is de fosfor meestal aanwezig in de vorm van mono-calciumfosfaat. In dierlijke mest komt fosfor voor in een mengsel van organische en anorganische vormen Het grootste anorganische 8 B. Compendium voor de leefomgeving, 2017, Wettelijke normen voor het gebruik van meststoffen verkregen middels de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0400-wettelijke-normen-meststoffen geraadpleegd op 28 maart 2018, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 9 Noij, I.G.A.M, 2017, Afspoeling in de BedrijfsWaterWijzer, verkregen middels de site https://www.wur.nl/nl/nieuws/afspoeling-in-de- BedrijfsWaterWijzer-2.htm op 27 maart 2018, WUR: Wageningen. 11

gedeelte van fosfor is aanwezig in het vaste gedeelte van de mest in de vorm van struviet. De oplosbaarheid van struviet is afhankelijk van de aanwezige ph maar ook bijvoorbeeld van het evenwicht tussen ammoniak en ammonium. In aanwezigheid van water in een zanderige bodem wordt de gemineraliseerde fosfor die is geadsorbeerd aan het bodemabsorptiecomplex redelijk mobiel. Oplos en neerslag reacties van de fosfor spelen een belangrijke rol bij het vastleggen van de organische fosfor. De fosfor in oplossing gaat reacties aan met aanwezig metaalzouten waarmee het slecht oplosbare verbindingen kan vormen die precipiteren. Door deze reacties is het mogelijk dat er in de bovenste 25 cm van een hectare ongeveer 1.500 kg fosfor als mineraal aanwezig is. 10 De nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater (P) vanuit landbouwgronden neemt af naarmate de bodem droger wordt. Dit wordt veroorzaakt doordat fosfor in het diepere grondwater minder uit spoelt omdat het diepteprofiel lagere concentraties fosfor bevat. De hoogste fosforconcentraties worden aangetroffen bovenin het bodemprofiel, waar het overgrote deel van het fosfaat is opgeslagen (zie vorige alinea). Als gevolg van het gevoerde mestbeleid, wordt verwacht, dat in de periode tussen 2016 en 2030 het effect van het mestbeleid op de P-uitspoeling gering zal zijn. De reden hiervoor is dat de fosfaatuitspoeling sterk wordt bepaald door de hoeveelheid fosfaat, die in de bodem is opgehoopt en veel minder door de hoogte van de mestgift (gevolg van historische bemesting). Zolang de fosfaatophoping in de bodem niet afneemt zal ook de P-concentratie van de uitspoeling niet afnemen. Omdat met het mestbeleid vanaf 2015 de fosfaatevenwichtsbemesting is ingevoerd, zal er geen verdere fosfaatoplading van de bodem plaatsvinden. Toch is de verwachting dat de fosforvoorraad in de bodem niet zal worden aangesproken. Hierdoor wordt er de komend decennia een zéér beperkte afname van de fosforuitspoeling verwacht. Voor natuurgebieden zijn de voorspellingen moeilijk te maken, doordat sterk wordt getwijfeld aan de berouwbaarheid van het huidige toegepaste generieke rekenmodel, dat is ontwikkelt voor de landbouw en niet voor natuurgebieden. 11 Het mestproductieplafond is gekoppeld aan de derogatie van de Europese Commissie, sinds 2006 bedraagt dit 173 miljoen kg fosfaat. De fosfaatproductie blijft in 2015 met 180 miljoen kg boven dit vastgelegd plafond. De overheid heeft daarom fosfaatrechten op bedrijfsniveau ingevoerd. Dit om middels een generieke afroming door het verhandelen van fosfaatrechten de gewenste reductie te kunnen bewerkstelliggen. 12 Daarnaast draagt fraude in de landbouw bij aan een onbekende extra hoeveelheid fosfaatproductie. 13 De uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden is de belangrijkste bron/route voor de belasting van het regionaal oppervlaktewater met fosfor (tabel 1), gevolgd door waterinlaat vanuit het buitenland en Rijkswateren. De bijdrage vanuit RWZI s is relatief beperkt, dit kan verklaard worden doordat de meeste RWZI s niet op de regionale wateren maar op de Rijkswateren lozen. 10 Dam-Mieras, van, M.C.E., 1997, Milieuchemie, onderdeel 4 bodem van de opleiding Natuur en milieuwetenschappen, pp. 105-109, Open Universiteit: Heerlen. 11 B.Schoumans, O.F, Groenendijk, P, Renaud, L, van der Bolt, van der, F.J.E., 2008, Nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater: vergelijking tussen landbouw- en natuurgebieden, pp. 13-16, Altarra: Wageningen. 12 Planbureau voor de leefomgeving, 2017, Het mestproductieplafond voor stikstof wordt gehaald, voor fosfaat niet, verkregen middels de site http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/jaargang-2016/themas/landbouw-en-voedsel/mest-en-nitraat op 28 maart 2018. 13 NRC, 2017, verkregen middels de site https://www.nrc.nl/dossier/mestfraude, graadpleegd op 18 april 2018, NRC: Amsterdam 12

De uit- en afspoeling uit landbouwgronden is gemiddeld voor 59% verantwoordelijk voor de totale uit P- belasting van het regionale oppervlaktewater. Op nationale schaal zijn de overige landbouwemissies van fosfor voor 7% verantwoordelijk voor de input op het regionale watersysteem. De aanvoer van fosfor met atmosferische depositie wordt in de Emissie Registratie op nul gesteld. De P-depositie was in de jaren negentig in de orde van grote 0.1 kg ha -1 jr- 1 terwijl de gemiddelde depositieflux nu in Europa 0.2 0.3 kg ha -1 jr -1 bedraagt. In gebieden met grote wateroppervlakten kan deze post substantieel bijdragen aan de totale input; voor regionale waterlichamen in gebieden met een lage verhouding tussen water- en landoppervlakte is deze post is te verwaarlozen ten opzichte van de andere aanvoerposten. Tabel 1 Fosforbalans naar het regionale oppervlaktewater (miljoen kg per jaar) voor de periode 2010 2013. 14 2.5 Af- uitspoeling landbouwemissies naar regionale water De data over uit- en afspoeling van nutriënten en zware metalen van landbouw- en natuurbodems zijn gegenereerd met het nationale modelinstrumentarium STONE. STONE is tot stand gekomen in een samenwerkingsverband tussen het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Rijkswaterstaat Waterdienst (Waterdienst) en Wageningen Universiteit en -Research Centrum (WUR). STONE geeft een geregionaliseerde verdeling van emissies. Echter, veel van de afwateringseenheden in de emissieregistratie zijn kleiner dan het minimumareaal waarop STONE nog betrouwbare uitkomsten kan geven. Daarom zijn individuele afwateringseenheden geclusterd tot grotere eenheden en daarna verdeeld over de afwateringseenheden met een gelijke waarde gebaseerd op de grotere eenheden. Opgemerkt wordt dat de betrouwbaarheid voor deze grotere eenheden niet bekend is en visualisatie kan dus een schijnnauwkeurigheid kan geven. 15 Voor de invoergegevens is gebruik gemaakt van de data uit de emissieregistratie. Op basis van bovenstaande gegevens is ex ante evaluatie uitgevoerd voor de uitspoeling van fosfor in 2030. De uit- en afspoeling van stikstof en fosfor uit landbouwgronden, 14 Groenendijk, P, Boekel, van, E, Renaud, L, Greijdanus, A, Michels, R, en Koeijer, de, T, 2016, Landbouw en de KRW-opgave voor nutriënten in regionale wateren: Het aandeel van landbouw in de KRW-opgave, de kosten van enkele maatregelen en de effecten ervan op de uit- en afspoeling uit landbouwgronden, pp. 35, Wageningen Environmental Research: Wageningen 15 Emissie registratie, 2018, verkregen middels de site http://www.emissieregistratie.nl/erpubliek/bumper.nl.aspx op 12 april 2018. 13

zoals berekend met het STONE-model, is onderverdeeld in een aantal bronnen: depositie op landbouwgrond, bemesting, nalevering van de bodem uit in het verleden toegediende mest, nalevering van de bodem niet aan bemesting gerelateerd, kwelwater dat onder landbouwgrond in het bodemwater terecht is gekomen en uitspoeling van in de zomer geïnfiltreerd oppervlaktewater. Uit de verdeling van bronnen binnen landbouwgronden is het aandeel van landbouwgronden in de totale nutriëntenbelasting van de regionale waterlichamen berekend. Omdat hiervoor aannames gedaan moeten worden die aan discussie onderhevig kunnen zijn, zijn enkele opties van deze aannames doorgerekend. Gemiddeld bedroeg in de periode 2010 2013 de uit- en afspoeling uit landbouwgronden naar het regionale oppervlaktewater 3,65 miljoen kilo fosfor per jaar. Van de totale fosforaanvoer naar de regionale wateren is 56% afkomstig van de uit- en afspoeling uit landbouwgronden. Het overige deel is afkomstig uit natuurgronden, RWZI s, wateraanvoer uit het buitenland via grensoverschrijdende beken. 14

3 Normering en metingen fosfor in het oppervlaktewater 3.1 Fosforoverschot Figuur 4 Nutriëntconcentraties voor fosfor in grote rivieren tussen 1970-2016 (RWS Waterdienst) Het fosforoverschot in 2016 bedraagt 6 miljoen kg (aanvoer minus afvoer plus voorraadmutatie ruwvoer). Dit overschot hoopt zich in de bodem op wat uiteindelijk weer uitspoelt naar het oppervlakte water. De 6.000.000 kg fosfor uit 2015 die als verlies naar de bodem is gekwalificeerd (figuur 2), is door het CBS berekend dat er 700.000 P-totaal, in het oppervlaktewater is terechtgekomen. 16 Door de zuivering van afvalwater en vermindering van emissies van de industrie zijn de nutriëntenconcentraties gestaag gedaald. De concentraties in de Maas bij Eijsden (grens met België) dalen sinds 2005 maar liggen nog steeds boven de norm. In 1970 was de lozing van ongezuiverd huishoudelijk afvalwater de belangrijkste bron van nutriënten. De aanleg en verbetering van rioolwaterzuiveringsinstallaties, de aansluiting van huishoudens op het riool is de belangrijkste oorzaak van de verlaging van nutriëntenconcentraties. In België en Luxemburg is de aanleg van rioolwaterzuiveringsinstallaties pas veel later op gang dan in de andere landen van het Maas en Rijn stroomgebied, waardoor de Maas een hogere concentratie heeft en pas recent is er een verlaging van concentraties gemeten. De beleidsdoelen voor de waterkwaliteit in grote rivieren zijn in de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgelegd. De grote rivieren zijn in de KRW aangemerkt als sterk veranderde wateren. De doelstelling voor de waterkwaliteit in de grote rivieren is maximaal 1,4 mg P l -1 dit is gebaseerd op het zomergemiddelde. In dit overzicht in figuur 4 is de KRW norm als 16 F. Compendium voor de leefomgeving, 2017, verkregen middels de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0249-vermesting-in-groterivieren op 25 maart 2018, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 15

streefwaarde voor rivieren aangegeven. De emissiegrenswaarden voor lozing op een oppervlaktewaterlichaam bedraagt voor de som van fosforverbindingen overigens 2 mg l -1. 17 3.2 Effect van hoge nutriëntenconcentraties De nutriënten stikstof en fosfor bepalen de waterkwaliteit ten aanzien van voedselrijkdom. Dit wordt dan ook vermesting of eutrofiëring van oppervlaktewater genoemd. Bij hoge concentraties van fosfor ontstaat algenbloei of uitbundige plantengroei. Omdat rivierwater in periode van droogte wordt ingelaten in lager gelegen gebieden, is de kwaliteit van het rivierwater ook van invloed op de kwaliteit van de regionale wateren in het zuidoosten en westelijk deel van ons land. In zoetwater is fosfor het bepalende nutriënt voor algenbloei en invasieve plantengroei. Figuur 5 geeft aan, dat er van de jaarlijks 6 miljoen kg fosfor die door de landbouw in de bodem wordt vastgelegd, er in 2015 700.000 kg als P-tot. naar het oppervlakte water is afgevoerd. In 1995 en in 2005 is onder invloed van wetgeving merkbaar, nadien vlakt de trendlijn af en sinds 2011 loopt de lijn weer enigszins op. Figuur 5 Aanwezige fosfor als P-tot. In het oppervlakte water x 1.000 kg (afgeleid van CBS-gegevens). 18 3.3 Gehanteerde normen vanuit de KRW in relatie tot Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO) Het MNLSO is een meetnet bestaande uit landbouw specifieke meetlocaties in alle waterschappen in Nederland. De meetlocaties zijn in 2010 geselecteerd uit bestaande meetnetten van de waterschappen. Om tot een 17 Wolters Kluwer account, 2017, verkregen middels site https://www.navigator.nl/document/id12df9d02c61a4d198d2e9946e37d9696?ctx=89a95ecd43d8a93c953c986057ea84ef op 26 maart 2018, Wolters Kluwer Alphen aan den Rijn/Deventer. 18 A. CBS, 2017, verkregen op de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0106-stikstof-en-fosfaat-in-mest op 29 maart 2018, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 16

goede selectie van landbouw specifieke meetpunten te komen zijn een aantal selectiecriteria opgesteld. 19 Het MNLSO bestaat uit twee hoofdonderdelen: een set meetpunten waarmee de toestand van de waterkwaliteit kan worden beoordeeld, om inzicht te krijgen in eutrofiëringsprobleem van regionaal oppervlaktewater ten gevolge van landbouwactiviteiten (172 meetpunten); een (sub)set van meetpunten met lange tijdsreeksen, waarmee trends kunnen worden bepaald in nutriëntenconcentraties. Een extra selectiecriterium voor deze meetlocaties zijn de meetreeksen over minimaal 10 jaar om inzicht te krijgen over de waterkwaliteit bij de landbouw specifieke meetlocaties ( meetpunten). Qua ruimtelijk schaalniveau ligt het MNLSO tussen het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) op bedrijfsniveau en de KRW-monitoring op stroomgebiedsniveau. Met het meetnet worden uitspraken gedaan over de toestand en trends in landbouw specifiek oppervlaktewater voor Nederland als geheel en voor de deelgebieden zand, klei en veen afzonderlijk. Tabel 2 Naamgeving voorkomende KRW-watertypes met bijbehorende normen (Van der Molen et al., 2012 in de Klein en Rozemeijer). Het uitgangspunt is om na te gaan of en in welke mate de concentraties van nutriënten in de landbouw specifieke meetlocaties de waterkwaliteitsnormen overschrijden. Om dit te kunnen vaststellen zijn de waterkwaliteitsnormen voor P-totaal gebruikt die de waterschappen hanteren voor de betreffende-meetlocaties. Een belangrijk doel van de Kaderrichtlijn Water is bereiken en vervolgens behouden van een goede ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater. In het oordeel voor de ecologische waterkwaliteit is de biologische toe- 19 Klein, J en Rozemeijer, J, 2016, Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater Update toestand en trends tot en met 2014, pp. 10, Deltaris: Delft 17

stand leidend en zijn andere parameters, zoals stikstof en fosfor, ondersteunend aan de biologie. Dit betekent dat de doelen voor de ecologie bepalend zijn voor de normen voor N- en P-totaal. Aangezien elk watersysteem zijn specifieke ecologische doelen kent, zijn ook de normen voor N- en P-totaal voor elk watertype anders. Voor de verschillende typen KRW-waterlichamen (natuurlijk, sterk veranderd en kunstmatig) zijn aan de hand van Europese guidances nutriëntnormen afgeleid. Tabel 2 geeft een overzicht van de in het MNLSO voorkomende KRW-watertypen met bijbehorende normen. Voor de kleinere wateren die niet als KRW-waterlichaam zijn aangewezen en die ook wel overige wateren worden genoemd, is een methodiek ontwikkeld die is afgeleid van de KRW-systematiek voor de KRW-waterlichamen. Deze methodieken zijn door de waterbeheerders gebruikt voor het afleiden van de nutriëntennormen voor de eerder genoemde meetlocaties. Naamgeving voorkomende KRW-watertypes met bijbehorende normen zijn door de waterschappen vertaald naar de monsterpunten. In figuur 6A staat is de normering vastgesteld voor de monsterpunten. Figuur 6A Waterschapsnormen voor P-totaal Figuur 6B Normoverschrijdingen 2011 t/m 2014 voor P- in Nederland getoetst aan de waterschapsnorm. Linksboven: 2011, rechtsboven: 2012, linksonder: 2013, rechtsonder: 2014. 20 Voor de jaren 2011 t/m 2014 zijn de meetgegevens van P-totaal per meetlocatie getoetst aan de waterschapnorm. In figuur 6B zijn de resultaten van deze toetsing voor P-totaal weergegeven. De weersomstandigheden blijken invloed te hebben op de zomerconcentraties en vervolgens op de normtoetsing. De concentraties P- totaal worden beïnvloed door weerscondities, maar dat betreft korte concentratiepieken tijdens individuele buien die veelal worden gemist bij de maandelijkse uitgevoerde metingen. 20 A.Klein, J en Rozemeijer, J, 2016, Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater Update toestand en trends tot en met 2014, pp. 12-17, Deltaris: Delft 18

Het Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO) is een meetnet bestaande uit landbouw specifieke meetlocaties in alle waterschappen in Nederland. De meetlocaties zijn in 2010 geselecteerd uit bestaande meetnetten van de waterschappen. Om tot een goede selectie van landbouw specifieke meetpunten te komen zijn een aantal selectiecriteria opgesteld. De volgende selectiecriteria zijn gehanteerd voor de ligging van de meetpunten: Hoofdzakelijk landbouw in bovenstrooms stroomgebied. Geen grote puntbronnen in bovenstrooms stroomgebied, zoals rioolwaterzuiveringen en industriële lozingen. Bij voorkeur ook geen overstorten in het bovenstrooms gebied, maar enkele kleine overstorten die alleen zelden in worden gebruik zijn toegestaan Geen groot stedelijk gebied bovenstrooms. Als een meetpunt een groter gebied afwatert, zijn enkele dorpjes in het stroomgebied wel toegestaan. Geen aanvoer uit Duitsland en/of België tenzij er genoeg informatie is over het Duitse/Belgische deel van het stroomgebied. Geen inlaat van gebiedsvreemd water. Dit criterium is in sommige waterschappen in met name laag- Nederland moeilijk te omzeilen. In de waterschappen waar geen waterlopen aanwezig zijn die niet beinvloed worden door inlaatwater is gezocht naar meetpunten die zo min mogelijk inlaatwater ontvangen, bijvoorbeeld omdat ze ver van een inlaatpunt liggen of omdat er in de desbetreffende watergang bijna nooit water wordt ingelaten. Een andere manier is om kleinere waterlopen te selecteren, omdat deze veelal minder door inlaatwater beïnvloed worden dan de grote doorgaande waterlopen. Natuurlijke belasting, zoals kwel, is toegestaan als het niet mogelijk is meetpunten te selecteren zonder kwel. Wel is geprobeerd meetpunten te selecteren met zo min mogelijk kwel. De waterloop dient permanent watervoerend zijn. Als een waterloop echter heel zelden droog valt is dit geen reden het desbetreffende meetpunt niet mee te nemen. 21 3.4 Toetsing aan de waterschapsnorm Voor de jaren 2011 t/m 2014 zijn de meetgegevens van P-totaal per meetlocatie getoetst aan de waterschapsnorm. In tabel 3 zijn de resultaten van deze toetsing voor P-totaal weergegeven. Voor P-totaal voldoet ongeveer de helft van de locaties aan de waterschapsnorm. Het percentage dat aan de norm voldoet varieert tussen de 46% (2012 en 2014) en 59% (2013) zoals in tabel 3 is aangegeven. De locaties die meegenomen zijn in de toetsing wisselen per jaar omdat niet alle meetpunten elk jaar bemeten zijn. In figuur 6B is aangegeven welke meetpunten in welk jaar meegenomen zijn in de toetsing. Dit heeft geen invloed op de geaggregeerde toets resultaten. De weersomstandigheden blijken invloed te hebben op de zomerconcentraties en vervolgens op de normtoetsing. In 2011 en 2014 zijn relatief natte zomers zijn en 2013 een relatief droge zomer. Dezelfde conclusie werd getrokken uit de periode 2007 t/m 2010 in een voorafgaand onderzoek. Per locatie is het testresul- 21 B. Klein, J en Rozemeijer, J, 2016, Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater Update toestand en trends tot en met 2014, pp. 3, Deltaris: Delft 19

taat van de verschillende jaren als volgt weergegeven: linksboven: 2011; rechtsboven: 2012; linksonder: 2013; rechtsonder: 2014. Niet alle locaties kunnen elk jaar getoetst worden omdat er minder dan vijf metingen in de zomermaanden zijn uitgevoerd of omdat het een meetpunt is dat niet elk jaar wordt bemonsterd. Deze locaties zijn voor het desbetreffende jaar grijs gemarkeerd in de kaarten. Vooral in het westen van het land is het overschrijden van de norm voor P-totaal vrij algemeen. 22 Tabel 3 Toetsing fosfaat aan de aan de waterschapsnorm voldoet wel/niet met aantal meetpunten ((Van der Molen et al., 2012 in de Klein en Rozemeijer 2016). 22 C. Klein, J en Rozemeijer, J, 2016, Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater Update toestand en trends tot en met 2014, pp. 13, Deltaris: Delft 20

4 Stikstof in het oppervlaktewater 4.1 Massabalans stikstof Nederlandse landbouw Het stroomschema in figuur 8 toont een vereenvoudigde weergave van de stikstofstromen in de landbouw. Het beschrijft de aanvoerposten, afvoerposten en retourstromen. Op basis van het schema kan de hoeveelheid stikstof worden berekend die via de landbouw in 2016 het milieu terecht is gekomen (stikstofoverschot)..23 De aanvoerposten staan bovenin het stroomschema. Stikstof komt vooral in de landbouw binnen via krachtvoer voor vee en kunstmest, maar ook via luchtdeposities en overige aanvoer (compost, zaai- en pootgoed, zuiveringsslib en via biologische stikstofbinding). In 2016 is er via deze aanvoerposten 723 miljoen kg stikstof in de landbouw terecht gekomen. Onderin het stroomschema staan de drie belangrijkste afvoerposten. Stikstof verlaat de landbouw vooral via de vastlegging in dierlijke productie, mestafzet buiten de Nederlandse landbouw, en de afzet van plantaardige producten. In 2016 is via deze posten 381 miljoen kg stikstof uit de landbouw verdwenen. Binnen de landbouw worden twee retourstromen onderscheiden. Via ruwvoer (kuilgras, weidegras, hooi en snijmaïs) wordt stikstof aan landbouwgrond onttrokken en rechtstreeks terug geleverd aan de veehouderij (281 miljoen kg stikstof, waarvan 2 miljoen kg uit de voorraad en 280 miljoen kg is geoogst). Een tweede stroom betreft de depositie van vervluchtigde stikstof (vooral in de vorm van ammoniak, (NH 3 ) wat weer deels als depositie terugkomt op de landbouwgrond (16 miljoen kg stikstof). Regionaal komen grote verschillen voor in de vermestende depositie. In de Gelderse Vallei en de Peel komen deposities voor van boven de 4.000 mol stikstof per hectare per jaar voor. Dat komt door de hoge lokale ammoniakuitstoot van de intensieve veehouderij. Ammoniak (NH 3 ) komt op lage hoogtes vrij en deponeert snel. Deze combinatie zorgt ervoor dat relatief veel NH 3 dicht bij de bron neerkomt. De hoge emissie van stikstofoxiden (NO x ) in en nabij grote steden is de oorzaak van de hogere depositie in die gebieden. 60% van de depositie is afkomstig uit Nederlandse bronnen. De Nederlandse agrarische sector levert met 41% verreweg de grootste bijdrage aan de vermestende depositie in Nederland.24 Het stikstofoverschot in 2016 bedraagt 343 miljoen kg (aanvoer minus afvoer plus voorraadmutatie ruwvoer). Het belangrijkste deel hiervan hoopt zich op in de bodem (252 miljoen kg stikstof). De rest vervluchtigt, voornamelijk als ammoniak naar de atmosfeer (91 miljoen kg stikstof). 23 B.CBS, 2018, verkregen middels https://opendata.cbs.nl/statline/#/cbs/nl/dataset/83475ned/table?dl=8c31 op 9 april 2018, CBS: Heerlen/Den Haag. 24 G. Compendium voor de leefomgeving, 2018, geraadpleegd op 9 april 2018 via de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0189- vermestende-depositie, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 21

Figuur 8 overal stikstofbalans voor Nederlandse landbouw en waterzuiveringen 2016 22

Figuur 7 Kwantitatieve stikstofverwijdering van afvalwater.stikstofverwijdering RWZI s De succesvolle aanpak van de stikstofverwijdering op rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) heeft ertoe geleid dat de lozing van stikstof via het effluent in de laatste vijftien jaar ruim is gehalveerd. In deze periode zijn door de waterschappen omvangrijke investeringen gepleegd om dit resultaat te bereiken. De genomen maatregelen zijn het gevolg van de strenge eisen in de EU Richtlijn Stedelijk Afvalwater (zie onder andere Europese Commissie, 2004). 25 Volgens de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater moet het landelijk zuiveringsrendement voor stikstof minstens 75 procent bedragen. In 2015 was het verwijderingsrendement voor stikstof 84 procent (CBS, 2017). De zuiveringen verwijderen ruim 200.000 kg N per dag uit het aangeboden afvalwater wat grotendeels omgezet in stikstofgas. 4.2 Gebruiksnormen voor stikstof per hectare Voor stikstof is het stelsel van gebruiksnormen ingewikkelder dan voor fosfaat. De stikstofgebruiksnormen hebben net als voor fosfaat betrekking op kunstmest, dierlijke mest en overige organische meststoffen, maar van beide laatstgenoemde soorten mest telt alleen de werkzame hoeveelheid stikstof mee. De werkzaamheid van organische meststoffen is wettelijk vastgelegd door middel van de werkingscoëfficiënt (w.c.) en deze varieert van 10% tot 80% ten opzichte van de werking van kunstmest (w.c. = 100%). Voor vaste dierlijke meststoffen gelden waarden tussen 30 en 60%. Voor dunne dierlijke mest liggen de waarden tussen 45 en 80%. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt naar gewas als naar grondsoort. Voor bepaalde gewassen wordt er ook nog gedifferentieerd naar ras. Voor grasland zijn de gebruiksnormen van het beweidingsysteem en de duur van de grasbedekking van belang (tijdelijk/permanent). Bij maïs is ook nog verschil gemaakt tussen bedrijven met 25 H. Compendium voor de leefomgeving, 2018, geraadpleegd op 9 april 2018 via de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0189- vermestende-depositie, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 23

derogatie en bedrijven zonder derogatie. De stikstofgebruiksnormen voor de belangrijkste gewassen staan vermeld in tabel 4. Deze vertegenwoordigen ruim 80% van het areaal cultuurgrond in 2014. 26 Tabel 4 Stikstofgebruiksnormen voor belangrijkste gewassen (Compendium voor de Leefomgeving). In figuur 9 wordt de stikstof in kg per jaar aangegeven vanaf 1990. De invloed van wetgeving op het stikstof gebruik in de landbouw sinds 1990 in kg -1 ha -1 is hier weergegeven. De aanscherping van de gebruiksnormen voor mest, kunstmest en het houden van dierenaantallen komen hierin tot uiting. Na het loslaten van de dieraantallen in 2011 neemt het mestverbruik per hectare weer toe zoals regelmatig in persberichten is te lezen. In Midden Limburg zijn er concentraties van 25 mg -1 L -1 N in het afgespoelde water gemeten. Dat is voor stikstof ongeveer een factor 10 x de norm voor oppervlaktewater. 27 Voor stikstof is in de periode 1990 2012 een afname van 210 kg N per hectare gerealiseerd. Na het loslaten van quota voor dieraantallen is er weer een stijging waar te nemen tot het niveau van 2005. 28 26 I Compendium voor de Leefomgeving, 2017, Stikstof- en fosfaatbalans voor landbouwgrond, 1990-2016, verkregen middels de site www.clo.nl/indicatoren/nl0093-stikstof--en-fosfaatbalans op 2 april 2018, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 27 A. Noij, G, 2018, verjkregen middels de site https://www.wur.nl/nl/nieuws/afspoeling-in-de-bedrijfswaterwijzer-2.htm, op 9 april 2018, Wageningen University & Research op Social Media: Wageningen 28 C. Schoumans,O.F, Groenendijk, P, Renaud, L, Bolt, van der, F.J.E, 2008, Nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater: vergelijking tussen landbouw- en natuurgebieden, pp. 13-16, Altarra: Wageningen. 24

Figuur 9 Stikstofbalans per hectare landbouwgrond 29 De bovenstaande gegevens hebben geleid tot onderstaand kringloopschema voor stikstof per hectare gemiddelde landbouwgrond. Het betreft gemiddelden er is sprake van een grote bandbreedte zoals tabel 4 aangeeft. Voor de uitspoeling is gebruik gemaakt van de onderzoek Schoumans e.a. uit 2008. De grote verschillen worden veroorzaakt door samenstelling van de bodem en de hoogte van het aanwezige grondwater t.o.v. het maaiveld. Daarnaast spelen de biologische bodemprocessen zoals ammonificatie, nitrificatie en denitrificatie een belangrijke rol in de stikstofafbraak. Bij het laatste proces wordt een gedeelte van de aanwezig stikstof omgezet in stikstofgas. 30 29 J. Compendium voor de leefomgeving, de site is geraadpleegd op 9 april 2018, http://www.clo.nl/indicatoren/nl0093-stikstof--enfosfaatbalans, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 30 A. Van, Dam-MierasM.C.E., 1997, Milieuchemie, onderdeel 4 bodem van de opleiding Natuur en milieuwetenschappen, pp. 111, Open Universiteit: Heerlen. 25

Figuur 10 kwalitatieve stikstofkringloop in de bodem per hectare 31 1. Invoer: Compendium voor de leefomgeving, 2017, Wettelijke normen voor het gebruik van meststoffen verkregen middels de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0400-wettelijke-normen-meststoffen, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR 2. Incidentele afspoeling: Noij, I.G.A.M, 2017, Afspoeling in de BedrijfsWaterWijzer, verkregen middels de site https://www.wur.nl/nl/nieuws/afspoeling-in-de-bedrijfswaterwijzer-2.htm op 27 maart 2018, WUR: Wageningen. 3. Uitspoeling: Schoumans, O.F, Groenendijk, P, Renaud, L, van der Bolt, van der, F.J.E., 2008, Nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater: vergelijking tussen landbouw- en natuurgebieden, pp. 13-16, Altarra: Wageningen. De uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden is de belangrijkste bron/route voor de belasting van het regionaal oppervlaktewater met stikstof (Tabel 5), gevolgd door inlaat vanuit het buitenland en Rijkswateren. De bijdrage vanuit RWZI s is relatief beperkt, dit kan verklaard worden doordat de meeste RWZI s niet op de regionale wateren lozen, maar op de Rijkswateren De uit- en afspoeling uit landbouwgronden is gemiddeld verantwoordelijk voor 54% van de N-belasting van het regionale oppervlaktewater. Op nationale schaal zijn de overige landbouwemissies van stikstof een kleine post op de balans (2.5%). De drie oorzaken van de overige emissies (glastuinbouw, erfafspoeling en meemesten van sloten) dragen ongeveer in gelijke mate bij aan deze post. Van de totale belasting op het regionale oppervlaktewater verdwijnt door retentieprocessen ca. 30% van de totale N belasting uit het oppervlaktewater. Retentieprocessen zijn in Van Boekel gedefinieerd als zijnde als het vastleggen van nutriënten in de waterlopen. Dit kan zijn door vastlegging door permanente vastlegging in wa- 31 B. Van Dam-Mieras, M.C.E., 1997, Milieuchemie, onderdeel 4 bodem van de opleiding Natuur en milieuwetenschappen, pp. 110, Open Universiteit: Heerlen. 26

terplanten of door tijdelijke vastlegging in slibben waardoor de stikstof middels denitrificatie verdwijnt naar de atmosfeer. 32 Tabel 5 Stikstofbalans naar het regionale oppervlaktewater (miljoen kg per jaar) voor de periode 2010 2013. 33 4.3 Natuurlijke en antropogene bronnen gekarakteriseerd door de WER. De herkomst van stoffen is duidelijk voor puntbronnen die een antropogene achtergrond hebben (oranje kader), waaronder RWZI s, industriële lozingen etc. De atmosferische depositie op openwater en de directe bijdrage van kwel aan de nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater zijn in dit onderzoek toegekend aan de categorie natuurlijk. Figuur 11 Bronnen achter de emissieroute uitspoeling (en afspoeling) landelijkgebied gevisualiseerd (figuur uit Groenendijk, P, Boekel, van, E, Renaud, L, Greijdanus, A, Michels, R, en Koeijer, de, T, 2016, Landbouw en de KRW-opgave voor nutriënten in regionale wateren bijlage 7). Voor atmosferische depositie is dit voor stikstof een arbitraire aanname, omdat de N-depositie voor een belangrijk deel antropogeen is (ammoniak emissies veehouderij, industrie, verkeer, energiecentrales). Ook de 32 Boekel, E.P.M.P et al, 2014, Achtergrondconcentratie in het oppervlaktewater van HHNK, pp. 23, Alterra: Wageningen. 33 C. Groenendijk, P, Boekel, van, E, Renaud, L, Greijdanus, A, Michels, R, en Koeijer, de, T, 2016, Landbouw en de KRW-opgave voor nutriënten in regionale wateren: Het aandeel van landbouw in de KRW-opgave, de kosten van enkele maatregelen en de effecten ervan op de uit- en afspoeling uit landbouwgronden, pp. 35, Wageningen Environmental Research: Wageningen. 27

kwaliteit van het kwelwater kan verslechterd zijn door menselijke invloed, hoewel veel kwelsystemen een lange verblijftijd in de bodem hebben, zodat een verslechterde kwaliteit (hoge gehalten aan sulfaat, kalium, alkaliteit, sporemetalen) pas na zeer lange tijd tot uitdrukking komt. De uit- en afspoeling is zowel voor stikstof als fosfor een resultante van achterliggende bronnen en verschillende fysisch geochemische processen. Waarbij val op merken dat inlaatwater, erosie en kwel grotendeels worden veroorzaakt door landbouw gerelateerde activiteiten. 34 4.4 Aanvoer stikstof middels grote rivieren De doelstelling voor de waterkwaliteit in de grote rivieren is maximaal 2,5 mg N -1 l -1 en dit is gebaseerd op het zomergemiddelde. In dit overzicht zijn de KRW normen voor rivieren en beken aangegeven in tabel 2. Omdat Rijnwater in periode van droogte wordt ingelaten in lager gelegen gebieden, is de kwaliteit van de Rijn ook van invloed op de kwaliteit van de regionale wateren in het westelijk deel van het land. Dit zelfde geldt voor Maaswater in Midden Limburg en Zuidoost Brabant. Voor het zoete water is fosfor het bepalende nutriënt voor algenbloei, terwijl voor de zoute wateren stikstof het bepalende nutriënt is. De Maas is de meest vervuilende rivier m.b.t. stikstof in het rivierwater, water wordt verdeeld volgens internationale afspraken tussen België en Nederland. In Nederland wordt het beperkte water ingelaten in Limburg en Oost Brabant om verdroging van landbouwgebieden te voorkomen. Het Maaswater wordt bijvoorbeeld middels de Noordervaart, het Kanaal van Deurne en het Peelkanaal naar de hogere zandgronden getransporteerd (figuur 12). Figuur 12 nutriëntconcentraties voor stikstof in grote rivieren tussen 1970-2016 (RWS Waterdienst) 35 34 A. Groenendijk, P, Boekel, van, E, Renaud, L, Greijdanus, A, Michels, R, en Koeijer, de, T, 2016, Landbouw en de KRW-opgave voor nutriënten in regionale wateren: Het aandeel van landbouw in de KRW-opgave, de kosten van enkele maatregelen en de effecten ervan op de uit- en afspoeling uit landbouwgronden Notitie Bijlage 7 ter ondersteuning KRW Rijn West aanpak Nutriënten, Wageningen Environmental Research: Wageningen 35 RWS, 2017, verkregen middels de site http://www.clo.nl/indicatoren/nl0249-vermesting-in-grote-rivieren op 9 april 2018, Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR. 28

4.5 Stikstofbelasting op waterlopen door landbouwactiviteiten Voor de jaren 2011 t/m 2014 zijn de meetgegevens van N-totaal per meetlocatie getoetst aan de waterschapsnorm (figuur 12a). In figuur 12b is te zien dat het percentage van de meetlocaties dat aan de waterschapsnorm voldoet voor N-totaal per jaar sterk verschilt. De jaren 2011 en 2014 zijn slechte jaren met 63-64% van de meetlocaties die niet aan de norm voldoet en 36-37% wel. Het jaar 2013 is een beter jaar, waarbij 48% niet aan de norm voldoet en 52% wel. De locaties die zijn meegenomen met de toetsing wisselen per jaar omdat niet alle meetpunten per jaar zijn bemonsterd. Dit heeft geen invloed op de geaggregeerde resultaten. De weersomstandigheden zijn van een grote invloed op de gemeten zomerconcentraties en vervolgens op de normtoetsing. Te zien is dat 2011 en 2014 relatief natte zomers zijn en 2013 een relatief droge zomer. Uit tabel 13B blijkt dat in de relatief natte zomers van 2011 en 2014 meer normoverschrijdingen voor N-totaal voorkomen dan in de drogere zomer van 2013. De hogere N-totaal concentraties, en dientengevolge hogere percentage normoverschrijdingen in de natte jaren. In figuur 13B is het N-totaal als toets resultaat op een kaart weergegeven. Per locatie is het toet resultaat van de verschillende jaren als volgt weergegeven: linksboven: 2011; rechtsboven: 2012; linksonder: 2013; rechtsonder: 2014. Niet alle locaties kunnen elk jaar getoetst worden omdat er minder dan vijf metingen in de zomermaanden zijn uitgevoerd of omdat het een meetpunt is dat niet elk jaar wordt bemonsterd. Deze locaties zijn voor het desbetreffende jaar grijs gemarkeerd in de kaarten. In figuur 13B is te zien dat normoverschrijdingen voor N-totaal door heel Nederland voorkomen. Waterschapsnorm voor N-totaal Normoverschrijdingen 2011 t/m 2014 voor N-totaal, getoetst aan de waterschapsnorm (Figuur 12A). Linksboven: 2011, rechtsboven: 2012, linksonder: 2013, (Klein, J en Rozemeijer J 2016) rechtsonder: 2014 (figuur 12B). In sommige gebieden (bijvoorbeeld Noord-Brabant) zijn normoverschrijdingen van N-totaal meer algemeen dan in andere gebieden (bijvoorbeeld Noordoost Nederland). Uit de kaart valt ook af te leiden dat er locaties 29

zijn waarbij de concentratie aan N-totaal het ene jaar wel aan de norm voldoet, maar het andere jaar niet. 36 Het percentage van het aantal metingen wat in 2011 t/m 2014 voldoet of niet voldoet en het aantal meetpunten staan weergegeven in tabel 6. In tabel 6 is de mate van overschrijdingen van de meetpunten voor 4 jaar aangegeven in percentages afgeleid van figuur 12b (Klein, J en Rozemeijer J 2016). 36 D. Klein, J en Rozemeijer, J, 2016, Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater Update toestand en trends tot en met 2014, pp. 13, Deltaris: Delft 30