Een beter aanbod voor langdurig uithuisgeplaatste kinderen

Vergelijkbare documenten
Doelgroepenanalyse Rubicon Jeugdzorg. Een analyse van de huidige cliënten binnen het cluster Verblijf

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

Samen sterk voor jeugdigen in gezinnen

Spirit biedt hulp waar nodig

Samen naar huis Een eind aan residentiële jeugdhulp? Gerard Besten, Gezinshuis.com

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

Perspectief in Pleegzorg:

Samen sterk. voor jeugdigen 1n gezinnen

Het grootste tekort. Hoe helpen we Johnny echt?!

1 24 uurshulp 24 uurshulp _Cardea.indd 1 Cardea_A5 brochure_24 uurshulp_148x210.indd :38: :37:21

Perceelbeschrijving specialistische jeugdzorg

Bijlage 1-3 Bouwstenen Blok C1

Voortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart Caroline van den Bel en Carolien Konijn

Doelgroepanalyse Centrum voor Trauma en Gezin

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

ONTSTAAN DOEL WERKGEBIED. De Taskforce werd in 2009 opgericht op initiatief van de provincie Limburg. Het wegwerken en weghouden van wachtlijsten

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik

Bijlage x Uitwerking producten, doel en kwaliteit. A. Kennis en advies voor professionals (Christie) B. Diagnostiek (Rosèl)

Symposium Breng de stip dichterbij Uitstroom 24-uurs zorg Workshop 6. Hilde Tempel, Accare Charlotte Vissenberg, Windesheim Flevoland

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

Bijlage 2. Productbeschrijvingen Verblijf middel, Verblijf middelzwaar, Verblijf zwaar, Verblijf extra zwaar en Verblijf Spoedhulp

Pleeggrootouders maken het verschil

JIM / InVerbinding (april juni 2017)

WEGWIJZER Zorginzet bij overgang 18 jaar bij verblijf

Aanbod Horizon Jeugdzorg

Kinderpsychiater: trauma ouders vaak oorzaak van gedragsproblemen kinderen

E 1.2 Reguliere pleegzorg, inclusief netwerkpleegzorg E 1.3 Crisispleegzorg E 2 Logeren/kortdurend verblijf

Kennisnetwerk HBO-docenten Bijeenkomst 16 september 2016

Kenniskring Entree van zorg

INFORMATIE VOOR VERWIJZERS. Pleegzorg Visie op perspectief

Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding

TRANSFORMATIEONTWIKKELVOORSTEL

24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ]

Zorgvorm Doelgroep Problematiek Hulp Duur Financiering


ThuisBest, juist voor probleemjongeren. Een effectieve manier van samenwerken

Modules Jeugdzorg. Gezinsopvang. Centra voor Wonen, Zorg en Welzijn Noord Kwinkenplein 10-A, 9712 GZ Groningen Tel , Fax.

Jeugdzorg naar gemeenten

Informatie voor ouders. voorzijde. uw kind bij

2. VERBLIJF. 2A: Verblijf deeltijd

Voortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart Caroline van den Bel en Carolien Konijn

Doelgroep. Programma onderdelen. Duur/frequentie

Veilig opgroeien in een gezinssituatie. Gezinswonen

Perceelbeschrijving Residentiële hulp

Nationale Jeugdzorgprijzen 2012 Rapport Vakjury

Traumasensitief opvoederschap

FACTSHEET PLEEGZORG 2012

Maak het verschil. Word gezinshuisouder.

De gevolgen scheiding (strafciviel) voor behandeling en beleid. Christian van Dam, 27 mei 2010

Sterker in de samenleving. Powered by Pluryn

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

GESPECIALISEERDE JEUGDZORG

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met een beperking

Parlan heeft verschillende vormen van jeugdzorg, van licht tot zwaar:

1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht heden: van tucht en opvoeding naar opvang en behandeling 45

Intensieve Gezinsbegeleiding

Pedagogische civil society: Gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen.

Gespecialiseerde begeleiding

1 Definiëren van de doelgroep

Maak kennis met Profila Zorg. Hart voor mensen met een (licht) verstandelijke beperking

Visie: Indien de veiligheid van de jeugdige in het geding is, worden verantwoordelijkheden (tijdelijk) overgenomen.

Werkbladen. Wat werkt in de pleegzorg?

Datum 2 maart 2009 Onderwerp Kamervragen over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen

Risico- indicatoren Maart 2014

gezinsvormen [ behandeling in een gezin ]

Fluchskrift Jeugdbescherming: minder als het kan, meer als het moet!

Ieder zijn kracht, samen het resultaat

Ik bouw aan mijn toekomst. Stap voor stap. Sterker in de samenleving. Powered by Pluryn

Kennis over doelgroepen helpt zorgaanbod opnieuw in te richten

Werksessie Inkoop gezinshuizen 2018

EVEN VOORSTELLEN. Met Cardea kun je verder!

MET CARDEA KUN JE VERDER

William Schrikker Zorg & Wonen: er zijn als het moet!

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

verwijzers HouVast: voor hulp aan gezinnen Ondersteuning voor ouders met een licht verstandelijke beperking

PLEEGZORG PLEEGZORGPROCES WERKKAART 1

24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ]

De ontwikkeling van cliëntprofielen voor de Utrechtse jeugdzorg

Positief opvoeden en opgroeien. Veerkracht Thuis biedt begeleiding bij opvoedproblemen en (echt)scheidingen.

Schakenbosch in het kort

Inhoud 1. Intensieve Ondersteuning Gezin (IOG) Inhoud en doelgroep Beoogd eindresultaat Werkwijze Aanpak

Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor Meer info?

Als opvoeden een probleem is

Professionele hulp voor kinderen en jongeren

jongeren Op WeG NaAr ZeLf - StAnDiG - heid. WoODbRoOkErS

Training van pleegouders en jeugdzorgwerkers

Zorg voor kinderen in de opvang: een eerste prioriteit

Stichting Overijsselse Pleegouders

Perceelbeschrijving JeugdzorgPlus

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s?

Advanced Therapy. Jeugd- en opvoedhulp. Ibtisam Rizkallah Charlotte Stoop

Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie

Expertise. Visie op problematiek

Bijlage x Uitwerking producten, doel en kwaliteit. A. Kennis en advies voor professionals (Christie)

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Hulp voor vluchtelingenkinderen en hun ouders. Wat kan Altra bieden?

Transcriptie:

Een beter aanbod voor langdurig uithuisgeplaatste kinderen De residentiële hulp van Spirit Jeugd & Opvoedhulp herzien 11 maart 2013 Carolien Konijn, Mariska van der Steege Om de residentiële hulp te herzien voerde Spirit een doelgroepenanalyse uit van alle residentiële cliënten in 2011. Voor de doelgroepen die toen duidelijk werden is een passend aanbod ontworpen, op basis van kennis over wat werkt voor die doelgroepen en zonder rekening te houden met de bestaande hulpprogramma s. Dat aanbod is vervolgens vertaald in organiseerbare programma s en voorzieningen, die de basis zijn van een reorganisatie van het residentiële aanbod die in het najaar van 2012 begon. Spirit Jeugd & Opvoedhulp biedt elk jaar zo n zesduizend kinderen en jongeren in de stadsregio Amsterdam diverse vormen van jeugdhulp. Waar mogelijk bieden jeugdmaatschappelijk werkers ambulante hulp bij gezinnen thuis. Naast gesprekken bieden zij cliënten uiteenlopende interventies, zoals Triple P, Move2Learn, Herstelbemiddeling en Multidimensional Family Therapy (MDFT). Maar soms zijn de gezinsproblemen ernstiger en kunnen kinderen tijdelijk niet thuis wonen. Voor hen heeft Spirit residentiële hulp, in pleeggezinnen, gezinshuizen met opvoedouders, en leefgroepen. Verder zijn er twee behandelcentra voor jongeren vanaf 12 jaar met ernstige gedragsproblemen: instelling voor gesloten jeugdzorg De Koppeling en justitiële jeugdinrichting Amsterbaken. Een paar jaar geleden constateerde Spirit bij een evaluatie van het hulpaanbod dat een toenemend aantal kinderen die niet thuis of in een pleeggezin konden wonen, niet voldoende had aan de hulp die ze kregen. Zij kregen gedurende gemiddeld negen maanden een verblijfsprogramma aangeboden, maar 10 tot 15 procent had behoefte aan langduriger hulp en werd naar een volgend programma verwezen. De hulp aan deze groep kenmerkte zich door een aaneenschakeling van hulpverleners, hulpvormen en doorplaatsingen. Voor de kinderen betekende dat een verhuizing, nieuwe groepsleiders, nieuwe huisgenoten, een nieuwe school. Bovendien was voor hen vaak onduidelijk waarom dat gebeurde en waar op de lange duur naartoe werd gewerkt. Vaak lukte het niet om broers en zussen bij elkaar te houden. Sharon, 16 jaar Toen Sharon 12 jaar was, kwam ze in contact met Spirit. Mijn moeder ging dood en mijn vader zat vast. We zijn allemaal tegelijk uit huis gehaald. Ze weet niet waar haar twee broers nu verblijven. Sharon verbleef drie maanden in Amsterdam Zuidoost bij de Kortdurende Acute Opvang, een soort crisisgezinshuis voor een paar weken opvang. Na drie maanden verhuisde ze naar een leefgroep van Beter met Thuis (BmT), ook in Amsterdam Zuidoost. Dat was een grote verandering: er werken daar heel veel mensen, wel tien denk ik. Gelukkig kon ik het met mijn mentor heel goed vinden. Ik was vaak boos en agressief en zij kon mij rustig krijgen. Tegen haar zin werd Sharon van BmT overgeplaatst naar de afdeling Orthopsychiatrie. Ze vond het verschrikkelijk. En dat heb ik laten merken ook. Ik had geen zin om weer met tien nieuwe groepsleiders kennis te maken en met al die kinderen. Na zes maanden moest Sharon omdat ze onbehandelbaar was naar JeugdzorgPlus instelling de Koppeling. Ben je daar wel eens geweest? Ik schrok me kapot: alles zit op slot! Toch deed dat verblijf haar goed; ze werd rustiger. Na een half jaar kon ze weer weg uit de Koppeling.

Ter overbrugging verbleef ze twee maanden op een BmT leefgroep in het stadscentrum. Vervolgens kon ze terecht in Driehuis, een kleinschalige woonvorm met een professionele opvoedouder. Dat leek me heel relaxed. Het klikte echter niet met haar opvoedouder. Ik kreeg weer die oude boosheid en luisterde naar niemand. Die mevrouw vond dat zo lastig en ze kon mij niet goed aan. Om de druk van de ketel te halen, ging ze soms logeren bij het Trainingshuis van Spirit. Maar dat was niet afdoende en Sharon werd tijdelijk teruggeplaatst naar de BmT groep in het centrum. Sharons gezinsvoogd vond een plek op een leefgroep in Zwolle. Zwolle... daar kende ik echt niemand! Een hulpverlener van Spirit hielp haar zich voor te bereiden op een plaatsing in het Trainingshuis in Landsmeer, een plek om te leren zelfstandig te wonen. Best heel erg wennen, maar ik heb wel een chille mentor en een eigen kamer! Sharon woonde in drie jaar tijd op tien verschillende plaatsen en kreeg te maken met zo n zestig hulpverleners. Verplaatsingen zorgen voor discontinuïteit in de hulp en het verblijf, met schadelijke gevolgen, zoals onveilige gehechtheid (Juffer, 2010). Dat moet anders, concludeerde Spirit. Er is behoefte aan meer continuïteit en flexibiliteit in de hulpverlening. Ieder kind dat bij Spirit binnenkomt, moet een vaste hulpverlener krijgen die snel en grondig uitzoekt wat er aan de hand is, wat het perspectief is en welke hulp er nodig is. Als er residentieel verblijf nodig is, gelden de volgende uitgangspunten: Het perspectief en de doelen van de hulp zijn helder en bepalen de plek en de aanpak. Het kind woont zoveel mogelijk op één plek. Het dagelijkse leven is veilig en zo normaal mogelijk, maar ook zo speciaal als nodig is. Voor kinderen met ernstige gedragsproblemen dienen de professionals adequaat toegerust te zijn zonder het dagelijks leven tot behandeling te verheffen. Het leefklimaat is ondersteunend en biedt mogelijkheden voor groei. Eventuele aanvullende behandeling wordt ambulant georganiseerd. Samen werken, vanuit één plan, aan het perspectief van het kind, met het kind zelf, de ouders, hun netwerk, collega s, verwijzers en andere professionals. We helpen het kind alsof het ons eigen kind is en spreken met de ouders duidelijk af welk deel van de opvoeding zij op zich nemen. Zij blijven verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Deze uitgangspunten vormen een goede basis om een einde te maken aan de veelvuldige overplaatsingen van sommige kinderen, maar zijn niet genoeg om te bepalen wat de inhoud van de hulp moet zijn. Daarvoor is meer informatie nodig over kenmerken, problematiek, hulpbehoefte en perspectieven van cliënten (zie ook Eijgenraam en Van der Steege, 2012). Er volgde daarom een nadere analyse van de cliënten van het residentiële aanbod. Analyse cliëntenpopulatie Begin 2012 is, samen met het Nederlands Jeugdinstituut, een analyse gemaakt van de cliënten die in 2011 op enig moment op een bed verbleven, uitgezonderd pleegzorg en gesloten plaatsingen. Uit die populatie van 592 cliënten is een representatieve steekproef getrokken van 145 cliënten. Hun dossierinformatie is aangevuld met informatie van de gedragswetenschappers die betrokken waren bij de hulp en van het gezin. Op basis van kenmerken, problemen en mogelijkheden van kind en gezin, eerdere hulp en het perspectief voor de toekomst hebben de gedragswetenschappers gezamenlijk een professioneel oordeel gegeven over de behoefte aan zorg. De 145 cliënten en gezinnen zijn verdeeld over tien groepen met een overeenkomstige zorgbehoefte. Kenmerken cliënten De kinderen en jongeren die voor korte of langere tijd in een residentieel programma van Spirit verbleven, zijn jongens (55 procent) en meisjes (45 procent) van gemiddeld 14 jaar twee jaar ouder dan de cliënten van de ambulante hulp en de pleegzorg van Spirit. 60 procent heeft een allochtone achtergrond. 57 procent krijgt hulp vanwege een juridisch maatregel, meestal een

ondertoezichtstelling. Eveneens 58 procent is afkomstig uit een eenoudergezin. 40 procent volgt speciaal onderwijs. Bijna 75 procent krijgt hulp in de stad Amsterdam; de rest in de omstreken. Een ruime meerderheid woont al lang niet meer thuis; 25 procent al langer dan vier jaar. Gemiddeld woonden de cliënten op vier plekken, inclusief thuis. Van ruim 30 procent van de cliënten zijn ook broers en zussen uit huis geplaatst. Meestal wonen zij niet bij elkaar. Problemen van kinderen en gezinnen Alle kinderen en gezinnen hebben complexe en meervoudige problemen. 72 procent heeft problemen op vier of vijf assen van het Classificatiesysteem van de Aard van de Problematiek (CAP J; Konijn en anderen, 2009), bijvoorbeeld problemen met het psychosociaal en het cognitief functioneren van het kind en problemen in het gezin. Alle kinderen hebben psychosociale problemen, waarvan 54 procent een psychische stoornis is volgens het psychiatrisch diagnostisch handboek, de DSM. Hoe jonger het kind, hoe vaker een stoornis zoals ADHD, een hechtingsstoornis of een gedragsstoornis is vastgesteld. De kinderen hebben vaak al veel meegemaakt; 40 procent kampt met problemen in de verwerking van traumatische gebeurtenissen, zoals mishandeling of seksueel misbruik. Ook kampt 60 procent van de ouders met eigen problemen, bijvoorbeeld psychische problemen, verslaving of traumatische jeugdervaringen. Bij 72 procent van de gezinnen zijn er problemen in de ouder kindrelatie, zoals hechtings of loyaliteitsproblemen. Vaak zijn er ook opvoedingsproblemen en is het thuis niet veilig voor de kinderen; in 49 procent van de gezinnen is sprake van mishandeling, verwaarlozing of misbruik. Zo n 20 procent van de kinderen kampt met zowel een onveilige situatie thuis als met een psychische stoornis (Van der Steege, Broekhoven en Konijn, 2012). Beschermende factoren Naast hun problemen zijn ook het vermogen van kinderen en ouders om nieuw gedrag te leren de leerbaarheid, de motivatie en de aanwezige beschermende factoren belangrijk voor de te verlenen hulp. De mogelijkheden van veel ouders zijn beperkt. Volgens de gedragswetenschappers is 63 procent beperkt leerbaar en langdurig aangewezen op ondersteuning in het leven. Eenzelfde deel is niet of nauwelijks gemotiveerd om te veranderen. De mogelijkheden van de kinderen zijn volgens de gedragswetenschappers aanzienlijk gunstiger: slechts 22 procent is beperkt leerbaar en 56 procent is gemotiveerd voor verandering. Daarnaast zien ze bij 70 procent eigenschappen en kenmerken die tegenwicht kunnen bieden bij alle moeilijkheden, zoals humor, veerkracht, slimheid, sportiviteit, creativiteit en steun van broers, zussen, andere familieleden, leerkrachten, buren of anderen. Perspectief voor de toekomst Slechts 11 procent van de kinderen kan volgens de hulpverleners na afloop van de hulp weer thuis wonen. Bij 38 procent was het perspectief bij aanvang van de hulp nog niet bepaald of onbekend. Onduidelijk bleef wat hiervoor de reden was; een verklaring kan zijn dat hulpverleners moeilijke beslissingen, bijvoorbeeld dat een kind definitief niet kan opgroeien bij zijn ouders, nogal eens voor zich uitschuiven. Voor 50 procent van de cliënten zagen de gedragswetenschappers geen mogelijkheid meer om thuis te wonen; zij zouden na de hulp naar een pleeggezin, een kamertrainingscentrum of andere residentiële voorziening moeten gaan, of zelfstandig moeten gaan wonen. Juan, 13 jaar Na een flinke ruzie met zijn moeder die uit de hand loopt, komt Juan bij de Spoedhulp van Spirit terecht. Hij krijgt een ondertoezichtstelling (OTS) en wordt geplaatst op een leefgroep. Daar blijkt hij al snel niet te handhaven. Zijn problemen hebben een negatieve invloed op de andere kinderen. Diagnostisch onderzoek wijst uit dat Juan een oppositionele stoornis heeft, ADHD, een hechtingstoornis, stemmingsproblemen en een fors bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Hij vertrouwt niemand en is daardoor niet in staat een goede relatie met volwassenen om hem heen op te bouwen. Juan verhuist naar de afdeling Orthopsychiatrie, die hem beter passende hulp kan

bieden. In 2009 vertrekt Juans moeder naar Spanje. Juan blijft bij Spirit wonen; zijn OTS wordt verlengd. Spirit legt contact met zijn vader, maar vanwege diens drugsgebruik en psychiatrische problemen kan Juan niet bij hem wonen. Zijn moeder houdt telefonisch contact met Juan en komt af en toe op bezoek. Op die momenten verbetert zijn gedrag en toont hij meer inzet. Verder ontdekt Juan een voorliefde voor koken en gaat hij een koksopleiding volgen. Op 16 jarige leeftijd kan Juan volgens Spirit, na enige training in koken en poetsen, naar een begeleide woonplek. Hij is echter verbaal en soms fysiek agressief en houdt zich niet aan afspraken. Hij krijgt veel officiële waarschuwingen en extra begeleidingsgesprekken. Bij tijd en wijle verbetert zijn gedrag, maar uiteindelijk moet Juan vanwege zijn lastige gedrag de begeleide woonplek verlaten. Inmiddels is hij 18 en is zijn OTS afgelopen. Hij stopt met zijn opleiding en stage en trekt in bij zijn vader. Beiden krijgen nog enige tijd ambulante begeleiding van Spirit. Juans casus maakte deel uit van de doelgroepenanalyse. De conclusie: Juan leek op zijn plaats bij Orthopsychiatrie, maar die afdeling is te duur voor jongeren die geen dagelijkse psychiatrische behandeling nodig hebben. Voor Juan was het beter geweest behandeling en wonen te scheiden. Dan had de behandeling kunnen verminderen of stoppen toen zijn gedrag verbeterde, zonder verlies van zijn vertrouwde woonplek. Vijf clusters in zorgbehoefte De gedragswetenschappers hebben de 145 casussen ingedeeld in tien groepen met een overeenkomstige zorgbehoefte, die vervolgens bleken samen te vallen in vijf clusters. Richting zelfstandigheid (10 procent). Dit cluster omvat een groep meiden van 16 jaar en ouder met relatief weinig problemen die lichte begeleiding nodig hebben, en een groep jongeren met een OTS die in aanraking zijn geweest met justitie en een stevig vangnet nodig hebben in de begeleiding richting zelfstandigheid. Bescherming (10 procent). Deze groep jongeren heeft een beschermde woonplek nodig voor de eigen veiligheid of die van de omgeving. De jongeren hebben ernstige problemen antisociaal gedrag, middelengebruik, mishandeling of misbruik, vaak in allerlei combinaties. Ze zijn moeilijk te veranderen door een gebrekkige leerbaarheid en motivatie voor hulp. Naar huis (12 procent). Deze kinderen zijn korter dan drie maanden uit huis geplaatst, om hun gezinnen kortdurend respijt te geven. Aansluitend dient het gezin intensief begeleid te worden, voorafgaand aan en na terugkeer van het kind. Verhelderen perspectief (13 procent). Ook deze groep is relatief kort uit huis. De ouders van deze kinderen kampen vaak met eigen problemen. De motivatie en leerbaarheid van zowel het kind als diens ouders zijn moeilijk te bepalen. Langdurige opgroei en opvoedplek (54 procent). Dit cluster omvat vijf groepen kinderen met dezelfde basisbehoefte: zij hebben tot hun volwassenheid een plek buiten hun gezin nodig om op te groeien. Die plekken variëren van een warme opgroei en opvoedplek samen met uithuisgeplaatste broers en zussen tot een plek met gestructureerde hulp voor kinderen met psychiatrische problemen. Zo n plek moet zo nodig gecombineerd worden met behandeling voor psychische problemen, met partieel opvoederschap voor de ouders of met begeleiding richting zelfstandigheid. Het ideale aanbod De analyse van de cliëntenpopulatie maakte duidelijk dat de bestaande programma s van Spirit niet geheel aansloten bij de zorgbehoeften. Het bestaande aanbod moest worden herontwerpen (zie bijvoorbeeld ook Boendermaker en anderen, 2005). De volgende stap was het uitdenken van het gewenste, ideale aanbod, los van het bestaande en gebaseerd op de beschikbare kennis uit de onderzoeksliteratuur en uit de praktijk van Spirit. In juni 2012 kwamen zo n 25 gedragswetenschappers, uitvoerend medewerkers, beleidsmedewerkers en managers voor een werksessie van een dag bijeen. Ze waren vooraf voorzien van kennis over wat werkt bij uiteenlopende problemen en stoornissen. De selectie van die kennis, afkomstig uit het kennisbestand van het Nederlands Jeugdinstituut, was gebaseerd op de analyse

van de cliëntenpopulatie. Per cliëntgroep bekeek een groepje medewerkers opnieuw de analyse van de problematiek en de mogelijkheden van de cliënten. Op basis van de beschikbare kennis bepaalden ze hoe het aanbod voor de doelgroep er idealiter zou moeten uitzien. Ze werkten uit welk doel het aanbod moest dienen, wat voor soort hulpverlener of opvoeder de hulp zou kunnen bieden, en welke aanpak of methodiek er nodig was. Daarbij hoefden ze geen rekening te houden met kosten en haalbaarheid, maar wel moesten hun ideeën gefundeerd zijn in de beschikbare kennis en onderbouwd worden met argumenten. Ze beschreven bijvoorbeeld een profiel met competenties van opvoeders die langdurig kinderen met meervoudige problemen opvoeden. Bij een andere doelgroep bleken hulpverleners nodig die jongeren coachen en zo een relatie met hen opbouwen, hun gedrag nauwgezet observeren in verschillende situaties en met hen zoeken naar een toekomstperspectief. Ook bedachten de medewerkers hoe het verblijf eruit dient te zien, bijvoorbeeld aan welke voorwaarden een pand moet voldoen om jongeren er tijdelijk beschermd te laten wonen. Tot slot werd aangegeven welke interventies in aanvulling op de woonsituatie beschikbaar moeten zijn, bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie, een agressieregulatietraining of een training in sociaal cognitieve vaardigheden. Van ideaal naar realiteit In de volgende fase bekeek een werkgroep het ideale aanbod voor de tien doelgroepen opnieuw. Het doel was alle idealen en ideeën terug te brengen tot haalbare proporties, maar met behoud van de belangrijkste werkzame uitgangspunten. Op basis van overeenkomsten in het ideale aanbod zijn vier programma s onderscheiden die gekenmerkt worden door het doel van de hulp: begeleiding bij zelfstandig wonen; bescherming bieden en verhelderen perspectief; terugkeer naar huis; opgroeien buiten het oorspronkelijke gezin. Het eerste programma is bedoeld voor het cluster van meiden met traumatische ervaringen die slechts beperkte ondersteuning nodig hebben bij het zelfstandig wonen, en jongens die snel afglijden naar problematisch en delinquent gedrag en die intensieve ondersteuning nodig hebben. Beide groepen zijn gediend met een coach die een warme, steunende relatie met hen opbouwt en een nieuw toekomstperspectief met hen creëert. Het tweede programma is voor twee clusters: de groep die bescherming nodig heeft en de groep met een onduidelijk perspectief. Het programma is gericht op een kortdurend verblijf maximaal drie maanden op een groep waar zowel de problematiek van kind en gezin grondig in kaart wordt gebracht als de plek waar het kind het beste kan opgroeien. Ook wordt bepaald welke aanvullende hulp eventueel nodig is. Een deel van de cliënten heeft een beschermde woonomgeving nodig omdat zij een gevaar vormen voor anderen of zichzelf. Het derde programma betreft kortdurend residentieel verblijf dat in het teken staat van terugkeer naar het gezin. De ouders krijgen met deze korte uithuisplaatsing enig respijt, waarna ze intensieve ondersteuning krijgen om het moeilijke gedrag van hun teruggekeerde kind te hanteren. Het vierde programma is een voorziening voor het grote cluster dat een langdurige opgroei en opvoedplek nodig heeft. Opgroeien in het gezin van herkomst is voor de helft van de kinderen geen optie meer, bleek uit de analyse. De problemen van deze kinderen zijn meervoudig en complex en de eigen ouders hebben niet de capaciteiten om het kind op te voeden. Deze groep bleek veel groter dan alle betrokkenen vooraf dachten. De kinderen hebben een plek nodig waar ze mogen blijven zo lang als het nodig is, eventueel tot hun volwassenheid, en waar een hechtingsfiguur beschikbaar is. Bij voorkeur is die plek in een professioneel gezin of een gezinshuis. Praktische concessies In de laatste fase zijn praktische concessies gedaan aan de eerdere ideeën. Zo was een belangrijke discussie hoeveel kinderen bij elkaar geplaatst kunnen worden. De beschikbare kennis is hierin niet eenduidig, maar in de praktijk hebben zo klein mogelijke groepen en gezinshuizen de voorkeur. In

een tijd van forse bezuinigingen zijn groepen van bijvoorbeeld maximaal vier kinderen echter lang niet altijd haalbaar. Ook staan opgroeiplekken voor kinderen met meervoudige en complexe problematiek haaks op het recente beleid om gespecialiseerde jeugdzorg zo kort mogelijk in te zetten. Onderscheid tussen wonen en behandeling kan een oplossing bieden. De behandeling kan dan kort duren, terwijl de kinderen toch opgroeien op een langdurende woonplek of in een alternatief gezin. Toen de vier uiteindelijke programma s waren uitgeschreven, is gekeken welk deel van het bestaande aanbod bruikbaar is voor de organisatie daarvan. Zo beschikte Spirit al over een programma waarin gewerkt werd aan terugkeer van het kind in het gezin, maar het programma was in de praktijk verwaterd. Ook voor andere programma s was herinrichting van het aanbod nodig, met name voor de voorziening waar kinderen langdurig kunnen wonen. Voor elk van de vier programma s zijn in een afsluitende bijeenkomst de twee belangrijkste uitgangspunten benoemd die de gewenste kwaliteit moeten waarborgen, ondanks de bezuinigingen die ook Spirit treffen. Begin 2013 is de aanpassing van het aanbod van Spirit in volle gang. Het aantal gezinshuizen voor kinderen die een langdurige opgroei en opvoedplek nodig hebben wordt vergroot. De mogelijkheid wordt verkend om het hulpprogramma voor de groep kinderen die na en met hulp terug kan naar huis te laten aansluiten bij het programma Samen Anders van Parlan. Een bestaand programma voor jongeren om te leren zelfstandig te wonen, 16+, is opgeheven. Voor de betreffende jongeren is de leeftijdsgrens van het programma Beter met Thuis opgetrokken van 16 naar 18 jaar. Begeleiding om te leren zelfstandig te wonen krijgen jongeren voortaan van ambulant werkers in wijk en streekteams. Daarnaast zijn er creatieve woonoplossingen gezocht voor jongeren met een jeugdzorgachtergrond, zoals het delen van een huis met student als hoofdbewoner. Spirit gaat Beter met Thuis verder ontwikkelen tot een programma waarin het accent ligt op het snel en goed uitzoeken van problemen en perspectief, en het voorbereiden op dat perspectief. Hoe dat programma vorm zal krijgen, is nog niet bepaald. Duidelijk is wel dat de onderzochte zorgbehoeften van kinderen en jongeren leidraad zijn voor de hervormingen. Voor meer informatie over wat werkt bij uiteenlopende problemen en stoornissen: www.nji.nl/watwerkt. Om te zoeken in CAP J: NJi databank Classificatie Jeugdproblemen. Verder lezen Boendermaker, L., Eijgenraam, K., Graaf, H. de, Moonen, X. en Pijll, M. van der (2005), Matching Needs and Services voor jeugdigen in de LVG sector. Utrecht, NIZW Jeugd. Eijgenraam, K. en Steege, M. van der (2012), Kennis over doelgroepen helpt zorgaanbod opnieuw in te richten. Doelgroepenanalyse stelt jeugdzorg soms voor verrassingen, in: Jeugdkennis, jaargang 6, november 2012. Juffer, F. (2010), Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties. Inzichten uit gehechtheidsonderzoek. Den Haag, Raad voor de Rechtspraak. Konijn, C. en anderen (2009), CAP J. Classificatiesysteem voor de aard van de problematiek van cliënten in de jeugdzorg. Utrecht, Nederlands Jeugdinstituut. Steege, M. van der, Broekhoven, R. en Konijn, C. (2012), Doelgroepenanalyse residentieel verblijf (exclusief pleegzorg en behandelcentra). Eindrapportage (intern rapport). Amsterdam, Spirit. Over de auteur(s) Carolien Konijn (c.konijn@spirit.nl) is beleidscoördinator effectieve jeugdzorg bij Spirit, Jeugd & Opvoedhulp. Mariska van der Steege (mvds@vanmontfoort.nl) was als medewerker van het Nederlands Jeugdinstituut betrokken bij de doelgroepenanalyse van Spirit. Tegenwoordig is zij adviseur bij Van Montfoort.