Wegen gebouwd op achterhaalde groeiscenario s auteur: Huib van Essen, CE Delft

Vergelijkbare documenten
Nut & noodzaak MIRT-projecten. Review van het gebruik van economische scenario s bij doorrekening van MIRT-projecten

Review van het gebruik van economische scenario s bij doorrekening van MIRT-projecten

Doorrekenen of doorbouwen? - Dilemma's in het omgaan met onzekerheden in verkeersgroei

Invloed nieuwe WLO-scenario s op aanleg Blankenburgtunnel. Onderzoek naar enkele milieu- en verkeerseffecten

Betreft: Mondeling overleg structuurvisie NWO Den Haag, 1 april 2014

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid A. Bonte (GroenLinks) over verkeersprognoses A13/A16.

Trendprognose wegverkeer voor RWS. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Jan Francke en Hans Wüst

Second opinion KBA MIRT verkenning A1 Apeldoorn-Azelo. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Oktober 2013

Trendprognose wegverkeer voor RWS. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Jan Francke

Trendprognose wegverkeer voor RWS. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Zin en onzin van de WLO-scenario's Léon Groenemeijer

Samenvatting Samenvatting

Trendprognose wegverkeer voor RWS. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Jan Francke en Hans Wüst

Bijlage B: Ontwerp-tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2

Welvaartseconomische toets investeringpakketten hoofdwegen. Wim Groot Henk van Mourik

Aanbod, gebruik en reistijdverlies hoofdwegennet,

CPB Notitie 8 mei Actualiteit WLO scenario s

N35 Nijverdal - Wierden Uitgangspunten verkeersberekeningen

Bijlage B: bij Toelichting Tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2

Maatschappelijke Kosten- Batenanalyses

Second opinion op de nieuwe kosten-batenanalyse Schiphol-Amsterdam-Almere

AUDIT VERKEERSMODEL RVMK HOLLAND RIJNLAND audit RVMK Holland Rijnland

Sociaaleconomische Toekomstscenario s

Samenvatting Ex-ante-evaluatie in het MIRT

De latente vraag in het wegverkeer

Rijksuitgaven aanleg, beheer en onderhoud hoofdinfrastructuur,

Actualiteit MKBA Ring Utrecht

(Auto)mobiliteit in Nederland onder de loep

Voorstel 1. Het MRDH-verkeer- en vervoermodel 2.0. vast te stellen en het model vrij te geven voor gebruik aan de MRDH-gemeenten.

SAMENVATTING. Verkeerskundige analyse en MKBA van het Meccanotracé en de Oosterweelverbinding in Antwerpen. In opdracht van:

De latente vraag in het wegverkeer

De 17 hoofdargumenten op een rij

Trends in mobiliteit. Huib van Essen, 23 januari 2018

De informatiebehoefte van mobiliteitsbeleid

Regionale afstemming en verkeersmodellen

Verkeersmodel. Van SRE 2.0 naar SRE 3.0. Juni Carlo Bernards

Analyse kosten en baten Nieuwe Westelijke Oeververbinding

Adviescommissies VA & EV MRDH

Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor Second opinion

Ring Utrecht, het oost alternatief

Module: Ontbrekende schakel in netwerk

SCENARIO S in de ruimtelijke ordening

Overzicht presentatie. bereikbaarheid: Aanleiding: Duurzaamheidsverkenningen-2. Indicatorenset voor duurzaam ruimtegebruik

Inhoud presentatie. Netwerkanalyse Ring Utrecht Wat levert het op? 1. Achtergronden Netwerkanalyse Utrecht. 1. Achtergronden Netwerkanalyse Utrecht

Kwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC)

De vergeten baten van light rail

Bijlage 3: Uitgangspunten van de verkeersberekeningen

Second opinion quick scan KBA Aquaduct Skarster Rien. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Pauline Wortelboer-van Donselaar

Van eindbeeld naar tussenfase Anders Betalen voor Mobiliteit

Automobiliteit in de stadsregio in 2030: Verkenning van de bandbreedte

Rijksuitgaven aanleg, beheer en onderhoud hoofdinfrastructuur,

MEMO. De maatregelen per alternatief zijn beschreven in Tabel 2 (in de bijlage).

Beleving en waardering van infra en gebied

MIRT-Verkenning A67 Leenderheide - Zaarderheiken. Inloopbijeenkomsten 19 april 2018, Sevenum

MIRT Verkenning Haaglanden Vragen en antwoorden

Luchtkwaliteit en verkeer. Huib van Essen CE Delft 8 februari 2014

IenM begroting 2015: inzetten op betere verbindingen in een schonere leefomgeving

Second opinion op de KBA over uitbreiding van het spoor op de Flevolijn

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

Beschikbaarheid hoofdinfrastructuur,

Toelichting beoordelingsmethodiek projectbeoordelingen

RAPPORT. Effect nieuw verkeersmodel Verkeersplan Soest-Zuid

Blijvende crisis of duurzame groei: Verkenning van de bandbreedte voor de automobiliteit in de stadsregio Rotterdam in 2030

Directeur-Generaal Rijkswaterstaat. Datum 28 februari 2011 Betreft Uitgangspuntdocument NRM2011. Geachte heer,

Module: Aanpassing kruispunt

Informatieavond Verkeer 20 september 2012 De planstudie Ring Utrecht bevindt zich in de tweede fase van het onderzoeksproces. In de tweede fase wordt

A4 Midden Delfland. Kanttekeningen bij de Trajectnota en verkeersstudie A4 Delft-SchiedaM

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Second opinion kosten-batenanalyse MIRT Haaglanden. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Pauline Wortelboer

Fietsgebruik,

5 Opstellen businesscase

Regionale netwerkanalyses en verkeersstudies: Tijd voor de trendvariant?

MKBA Windenergie Lage Weide Samenvatting

De gebruikte modellen en het rekenschema. Een integrale uitwerking van de thema s uit de leefomgeving

Meer bereiken door ruimtelijk inrichten 9 maart 2016

Ontwikkelingen Nederlandse luchtvaart. Een beknopt overzicht

Nota. Netwerkbrede Verkeersanalyse A4 Delft - Schiedam. Conclusies

Mobiliteit in Nederland onder de loep

Rekening houden met onzekerheden in het MIRT-proces. Impact op mobiliteitsontwikkelingen

Larserknoop Lelystad Verkeerskundige analyse

Betreft: Concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau MER N279 Veghel Asten

Minder emissies, betere bereikbaarheid. Haags Milieucentrum, 26 februari 2013 Huib van Essen, manager Verkeer, CE Delft

WLO 2015: Nederland in 2050 waar wonen en werken we? Jan Ritsema van Eck Joost van Gemeren Peter Zwaneveld Olav-Jan van Gerwen

Regionale BenuttingsVerkenner

Verkeerskundige onderbouwing van Rijnlandroute niet langer houdbaar

Second opinion MKBA A58 Sint Annabosch Galder en MKBA Tilburg Eindhoven. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Johan Visser Maarten de Lange

Second opinion op de beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel 18. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Maarten Kansen

Second Opinion van de KBA van weguitbreidingen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Bijlage 8. Enquête. Analyse- en Oplossingsrichtingenfase MIRT-onderzoek Bereikbaarheid Rotterdam Den Haag

Verkeerskundige analyse en MKBA van het Meccanotracé en de Oosterweelverbinding in Antwerpen

OMALA-gebied Lelystad: Verkeersmodelstudie. 2 Uitgangspunten verkeersmodel Lelystad

Uitgangspunten verkeer planuitwerking

Rijksuitgaven aanleg, beheer en onderhoud hoofdinfrastructuur,

Gebruik van Omnitrans in. beleidsadvisering. Bas Govers Goudappel Coffeng

: Mobiliteit, coördinatie MIRT / gebiedsontwikkeling Midden en Oost, Gulbergen (P.J.M.G. Blanksma) : Actualisatie SRE verkeersmodel

1 Inleiding: de varianten vergeleken

Transcriptie:

Wegen gebouwd op achterhaalde groeiscenario s auteur: Huib van Essen, CE Delft De meeste plannen voor nieuwe of bredere snelwegen waarvan de uitvoering de komende jaren gepland staat, zijn onderbouwd met hoge scenario s voor de verkeersgroei van inmiddels ruim 10 jaar geleden. De hoeveelheid verkeer op de Nederlandse wegen is de afgelopen echter jaren veel minder sterk toegenomen dan toen werd verwacht. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat deze investeringen zich terug gaan verdienen, ook als de economie de komende jaren weer gaat aantrekken. Aanleiding en opzet van dit onderzoek De geplande uitbreidingen en verbredingen van snelwegen vragen forse investeringen en hebben vaak negatieve externe effecten op natuur en milieu. Deze kosten worden gerechtvaardigd met de maatschappelijke baten die daar tegenover staan, in het bijzonder het bestrijden van files en de daarmee gepaard gaande reistijdverliezen. Om de kosten en baten tegen elkaar af te wegen, dient voor alle grotere infrastructuurprojecten in Nederland, zoals opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) te worden gemaakt. Dit is een belangrijk element in de besluitvorming. De afgelopen jaren is er twijfel ontstaan over de geldigheid van de economische scenario s die ten grondslag liggen aan de verkeersberekeningen voor deze MKBA s. Om helderheid te scheppen in deze discussie heeft het onafhankelijke onderzoeksbureau CE Delft onlangs een onderzoek uitgevoerd. Op basis van literatuur en interviews met de belangrijkste experts in dit veld (o.a. verschillende hoogleraren, verkeersmodelleurs en andere experts) is een analyse gemaakt van het MIRT-proces, de verkeersmodellering en de onderliggende toekomstscenario s. Ook zijn voor een aantal MIRT-projecten de aannames achter de MKBA s geanalyseerd. Probleemanalyse MIRT-projecten zijn zwakke schakel Het MIRT is het overkoepelende investeringsprogramma voor alle projecten waar sprake is van een ruimtelijke ingreep en waar het Rijk direct financieel bij betrokken is. Het MIRT-proces begint met het agenderen van een opgave welke wordt afgeleid uit een gebiedsagenda. De voorgestelde projecten die hieruit voortkomen worden grondig onderzocht via o.a. een MKBA en Milieu-Effect-Rapportages (MER). Vooral op de MKBA van veel projecten valt het nodige aan te merken waarop we in dit essay nader in gaan. Ook de stap die daar aan vooraf gaat verdient echter meer aandacht. Het proces waarin de strategische doelen voor een gebied vertaald worden naar concrete projecten is niet transparant en een logische verkenning van het probleem en de alternatieven ontbreekt vaak. Illustratief is de naamgeving voor projecten, die (zoals bijvoorbeeld de A4) de oplossing al in een bepaalde richting stuurt, terwijl er vaak ook heel andere oplossingen mogelijk kunnen zijn om gestelde strategische doelen te realiseren.

Verder valt op dat het tijdstip van investeren zelden goed onderzocht wordt, terwijl vrijwel alle verkeersproblemen die we nu nog in Nederland kennen tijd- en locatie-specifiek zijn. Later investeren kan dan forse maatschappelijke baten hebben wanneer de extra capaciteit in de eerste paar jaren nog maar beperkt nodig is. In MKBA s zouden om deze reden ook vaker varianten moeten worden meegenomen waarbij het tijdstip van investeren wordt onderzocht. De leidraad schrijft ook voor dat er altijd varianten met betrekking tot tijdstip van investeren moeten worden meegenomen, maar dit gebeurt zelden. Verkeersmodellen zijn state of the art, maar input is cruciaal Als er projecten en alternatieven zijn gedefinieerd worden deze nader onderzocht en doorgerekend waarbij verkeersmodellen een belangrijke rol spelen. Figuur 1 geeft de samenhang weer tussen het verkeersmodel, WLOscenario s, verkeersprognoses en de MKBA en MER. Figuur 1 Samenhang tussen WLO-scenario s, verkeersmodellering en MKBA/MER De belangrijkste input voor het verkeersmodel zijn het aantal inwoners en arbeidsplaatsen en de ruimtelijke verdeling hiervan, en het verkeersnetwerk (de infrastructuur). Daarnaast zijn aspecten als olieprijs, economie en autobezit belangrijk. Voor de ontwikkeling van deze parameters wordt gebruik gemaakt van toekomstscenario s. De meest recente scenario s zijn de WLO-scenario s uit Welvaart en Leefomgeving (CPB, MNP en RPB, 2006). Met het verkeersmodel wordt zowel de referentiesituatie (zonder uitvoering van het plan) doorgerekend als de situatie waarbij de infrastructuuruitbreiding wordt gerealiseerd. Dit gebeurt voor verschillende projectalternatieven. De belangrijkste resultaten uit het verkeersmodel die worden gebruikt in de MKBA zijn de verkeersvolumes en de reistijden, waaruit de reistijdwinst wordt afgeleid. In een MKBA is de reistijdwinst cruciaal aangezien dit verreweg de belangrijkste baten betreft. Verkeersmodellen spelen dus een centrale rol in de onderbouwing van verkeersprojecten. De modellen die hiervoor het meest worden gebruikt (LMS en NRM) zijn internationaal state-of-the-art-en geven een integraal beeld van de (toekomstige) mobiliteit en de effecten van beleid daarop. Over het algemeen zijn deze modellen in voldoende mate geschikt voor de beleidsvragen waar ze voor worden gebruikt, al hebben ze ook nog wel de nodige beperkingen. Belangrijker is echter met welke data de modellen gevuld worden en welke aannames daar achter zitten.

Groei ten opzichte van 2000 Gebruikte toekomstscenario s zijn achterhaald Omdat de toekomstige ontwikkelingen onzeker zijn, bestaan er scenario s met verschillende aannames voor indicatoren als economisch groei, bevolkingsgroei, olieprijs en verkeersvolumes. De scenario s waarmee afgelopen jaren is gerekend in de MKBA s voor MIRT-projecten is zijn de WLO-scenario s uit 2006, gebaseerd op data uit 2004. Soms is met een nog wat ouder scenario gerekend. De WLOscenario s zijn inmiddels dus al meer dan 10 jaar oud en de vraag is dan ook terecht of ze gezamenlijk nog een goede weerspiegeling vormen van de bandbreedte waarbinnen de diverse indicatoren zich de komende jaren met grote waarschijnlijkheid zullen ontwikkelen. Een vergelijking van deze scenario s met de recente ontwikkelingen en prognoses laat zien dat ze niet meer actueel zijn en bijstelling behoeven. Zo valt op in Figuur 2 dat het verkeersvolume op het hoofdwegennet (HWN) sinds 2009 onder het laagste WLO-scenario zit (het RC-scenario). Deze relatief lage verkeersgroei kan gedeeltelijk worden verklaard door een lage economische groei (van ongeveer rond het niveau uit het RCscenario) en een olieprijs die al enige tijd ruim drie maal zo hoog als in alle WLO-scenario s. Bij de afvlakkende groei in autokilometers spelen mogelijk ook nog andere veranderende maatschappelijke trends een rol, zoals een verzadiging in het autogebruik en de opkomst van Het Nieuwe Werken mogelijk een rol. Ook de huidige korte-termijnprognoses van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu liggen allemaal onder het RC-scenario. Figuur 2 Groei in het verkeersvolume op het hoofdwegennet t.o.v. 2000 (tussen 2000 en 2030) 80% 60% 40% 20% 0% 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 GE projectie GE Prognose KIM RC Werkelijke ontwikkeling Bron: CE Delft, 2013. De WLO-scenario s geven hierdoor nu niet meer een goede bandbreedte voor de te verwachten verkeersvolumes op het HWN. De breed gedragen verwachting is dat zeker tot 2020 het verkeersvolume op het HWN ver onder het GE-scenario zal blijven, dat wordt gekenmerkt door een hoge verkeersgroei. Een niveau rond of licht boven het RC-scenario lijkt het meest waarschijnlijk.

Meestal alleen scenario met hoge groei doorgerekend en/of gepresenteerd Met bovenstaande wetenschap over de ontwikkeling in verkeersvolumes lijkt het verstandig om bij de beoordeling van wegenprojecten vooral goed naar de doorrekening met het laagste WLO-scenario te kijken, het RCscenario. Het lastige daarbij is dat de meeste projecten die de komende jaren in uitvoering gaan maar met één scenario zijn doorgerekend en wel het scenario met de hoogste verkeersgroei. Verder valt op dat als er wel een hoog én een laag scenario zijn gebruikt, veelal alleen de resultaten voor het hoge scenario zijn gepresenteerd en de suggestie wordt gewekt dat dit een midden-scenario betreft. De consequentie hiervan is dat de verhouding tussen de baten en de kosten van deze projecten sterk zijn overschat. De omvang van de reistijdbaten van een project zijn sterk afhankelijk van de ontwikkeling in de hoeveelheid wegverkeer en daarmee dus van het toekomstscenario waarmee is gerekend. De baten van een MIRT-project in het RC-scenario zijn over het algemeen een factor 2 tot 4 lager dan in het GE-scenario, waarmee veel projecten zijn doorgerekend. Vaak negatief kosten-batensaldo bij realistische verkeersgroei Dit beeld zien we terug in de MKBA s van de projecten die wel met twee scenario s zijn doorgerekend. Een voorbeeld hiervan is de Nieuwe Westelijke Oeververbinding bij Rotterdam (de Blankenburgtunnel). Dit project is doorgerekend met zowel een hoog (GE) als laag (RC) scenario. Waar dit project in het hoge scenario netto baten oplevert, zijn in het lage, nu meer realistische RC-scenario de kosten hoger dan de baten. Voor de grote MIRT-projecten die alleen met het GE-scenario zijn doorgerekend, zoals de projecten A13/A16, ViA15 en de Noordoostcorridor Eindhoven is de MKBA naar verwachting ook ongeveer neutraal tot behoorlijk negatief wanneer met het meer realistische RC-scenario wordt gerekend. De consequentie van dit alles is dat het op dit moment onwaarschijnlijk is dat veel van de investeringen die komende jaren gedaan gaan worden niet rendabel zullen zijn. Het lijkt dan ook verstandig om projecten waarvan de daadwerkelijke uitvoering nog niet is gestart, alsnog door te rekenen met meer realistische verkeersvolumes (bijv. conform het RC-scenario) en deze zwaar mee te wegen in de verdere besluitvorming. Meer informatie over de auteur en CE Delft is te vinden op www.cedelft.nl Literatuur CPB, MNP en RPB, 2006 L.H.J.M. Janssen, V.R. Okker, J. Schuur (red.) Welvaart en Leefomgeving: Een scenariostudie voor Nederland in 2040 Den Haag : Centraal Planbureau, Milieu- en Natuurplanbureau en Ruimtelijk Planbureau (CPB/MNP/RPB), 2006

CE Delft, 2013 H.P. van Essen en M.J.J. t Hoen Uitbreiding snelwegen: nodig of overbodig? - Review van het gebruik van economische scenario s bij doorrekening van MIRT-projecten (de studie is te downloaden vanaf www.cedelft.nl) Delft : CE Delft, 2013