Omgaan met de jonge en oudere zorgvrager Naslagwerk. 3de graad Verzorging

Vergelijkbare documenten
INHOUDSTAFEL I ONTWIKKELEN: EEN LEVENSLANG PROCES 19. Voorwoord 13. Pictogrammen 14. Doelstellingen 15

Ontwikkelen: een levenslang proces 11

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien

Beste ouders/verzorgers,

Kinderen Ontwikkelen en Leren Bijeenkomst 11: ontwikkeling

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

Promens Care GEZINSBEHANDELING

Inhoud. Aan jou de keuze 7. Niet alleen maar een boek 187. Auteurs 191. Dankwoord 197

Verdwaald ben ik als mens! Wie zorgt er nu voor mij? t Was niet mijn eigen wens, maar mag ik er nog bij?

6.5. Cognitieve ontwikkeling. Lichamelijke ontwikkeling. Sociale/emotionele ontwikkeling. Seksuele ontwikkeling

De (vak)docent als Pedagoog en Sociaal Agent

Pedagogische Visie en Beleid

Activiteitenbeleid 2013

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling - Relatie met andere kinderen

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord

De tijd van je leven

Samen de Wereld Kleuren. Pedagogische visie

Visie (Pedagogisch werkplan)

TRAJECT WELZIJN; ONTWIKKELING EN OPVOEDING_ _INHOUD_KORT

Pedagogisch beleidsplan buitenschoolse opvang het Zwammeke

Verschil tussen Alzheimer en dementie

Aanmelding van leerlingen op een basisschool

Wat er ook aan de hand is, de gevolgen zijn hetzelfde. Je bent een aantal lichamelijke functies, die je voorheen als vanzelfsprekend aannam, kwijt.

De Inner Child meditatie

Competent talent in de praktijk

vaardigheden - 21st century skills

Handleiding Kind in Beeld Kinderopvang

Hoe kunt u voor uw bijzondere kleinkind zorgen? Tips voor opa s en oma s. Foto Britt Straatemeier. Deze brochure werd mogelijk gemaakt door:

Ouderavond lijf & relaties

Soorten gezinnen. 2. Vakgebied en vakonderdeel: Wereldoriëntatie / Godsdienst. Eerste graad Tweede graad Derde graad

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

(naam/plaats school) Achternaam : Roepnaam : Geboortedatum: :. Nationaliteit : Adres (straat/nr) :. Postcode:. Spreektaal thuis: :.

1.1. Het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving

Gezinsinterventie Gezinsgesprekken voor gezinnen waarbij de ouder psychische problemen heeft

Visie. Wat is dementie?

Caroline Penninga-de Lange Je kind in balans

Positief opvoeden: Tussen koesteren en kaderen. Julie Breemersch

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

KOPPen bij elkaar en schouders eronder. Informatie voor kinderen van ouders met psychiatrische problemen

Jong zijn, oud worden

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling: Omgaan met zichzelf

(naam/plaats school) Achternaam : Roepnaam : Geboortedatum: :. Nationaliteit : Adres (straat/nr) :. Postcode:. Telefoonnummer : Telefoonnummer 2:.

Vaktherapie en groepstrainingen bij De Hoenderloo Groep

Evelien Bos-de Greef en Ruben Vlot

Koffieochtend 20 oktober 2016 OPVOEDING IN DE FAMILIE

Mediaopvoeding. workshop Mediaopvoeding

Rouw en Verdriet bij Ouderen. Marie-Christine Adriaensen CGG Brussel - Elder

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

attitudes zelfstandig leren kennis vaardigheden

KLEINE MENSEN GROTE WENSEN

We geven informatie en advies aan je werkgever en collega s. Samen zoeken we naar oplossingen. We geven je informatie over verenigingen en diensten.

Welkom. Op de koffie bij het gezin stassers!

Ons vignet laat zien wat we graag willen bereiken, namelijk mensen tot groei en bloei brengen als persoon en in hun relaties met andere mensen.

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Dementie in de palliatieve fase

Het Rouwende Kind. een handvat voor de volwassene

SLO PILOT VVE/PO Utrecht

Voorwoord. Het is wel van belang om altijd eerlijk te zijn wanneer u het er met haar over heeft.

Wacht maar tot ik groot ben!

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Levensverhaal. Hoe is de gezinssamenstelling? Hoe is de relatie met eventuele broertjes en zusjes?

Verkorte versie van de pedagogische visie en beleid van Happy Kids kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang.

Frankenstein. Mary Shelley

Tussendoelen domein SOCIAAL EMOTIONELE ontwikkeling. Zelfbeeld. *bron: SLO ;6 4 4;6 5 5;6 6 6,6 7

Inhoud Inleiding Puberteit: algemene ontwikkelingskenmerken Puberteit en adoptie 39

De pedagogisch medewerker

2. Klaar of niet klaar: de timing is alles

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios

Kids2b. Een koffer vol bagage. Kleine kinderen worden groot. REIS vormt de kern van ons handelen; RES PEC VOOR. Het pedagogisch beleid

Wiekslag Speciaal. Vanuit het kamertje

Pedagogisch beleid Tussenschoolse opvang

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND. Leeftijd 0 tot 4 jaar

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem

Week van de Lentekriebels

toont enthousiasme (lacht, kirt, trappelt met de beentjes)

Advies en steun voor uw kind en uzelf

Ouderen en seksualiteit:

Positieve verpleegkunde: op weg naar een bloeiende samenleving!

OVERZICHT VAN DE LEERLIJNEN KIEZEN DELEN MAKEN

Toolkit. Mijn kind wil een kind. Kinderen, waar kies ik voor?

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

Bijlage Stoere Schildpadden

NOOIT GENOEG DE KWETSBAARHEID VAN

Seksuele vorming: gave (op-)gave

Collectief aanbod Jeugd Houten

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

Ouder worden: nog een beperking voor mensen met beperkingen. Manu Keirse KU Leuven

Wat zijn chromosomen en genen?

Pedagogisch beleidsplan


Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Aanmelding van leerlingen op een basisschool

bij het Overdrachtdocument peuter - kleuter

Mindfulness voor je kids. oefeningen

Pedagogisch beleidsplan. Inleiding. BSO Vrij Spel

Info boekje voor ouders Gastouderbureau MIAvoorgezinnen

Transcriptie:

Omgaan met de jonge en oudere zorgvrager Naslagwerk Copyright Plantyn 3de graad Verzorging

Naslagwerk Omgaan met de jonge en oudere zorgvrager Plantyn

Ontwerp cover en binnenwerk: Presspoint Opmaak cover: Presspoint Opmaak cover en binnenwerk: Camar bvba Cartoons: Dirk Vandamme Illustraties: Integra Illustratieverantwoording: Fotolia.com: Aaron Amat, absolut, Alexander Raths, Anatoliy Samara, Andrey Stratilatov, ashumskiy, auremar, Barbara Helgason, bellaniko, BlueOrange Studio, bramgino, Bronwyn Photo, carmeta, Chariclo, darko64, Diane Stamatelatos, diego cervo, DoctorKan, drubig-photo, dubova, edbockstock, Elena Ray, Firma V, fotos4people, Galina Barskaya, Gina Sanders, giorgiomtb, Glenda Powers, GordonGrand, gwimages, iceteastock, Jaren Wicklund, Jasmin Merdan, Jeffrey Banke, Johan Larson, Joni Hofmann, Kirill Kedrinski, koszivu, kristall, kristian sekulic, Lisa F. Young, marilyn barbone, Martina Osmy, micromonkey, Monika Adamczyk, Monkey Business, nadezhda1906, olly, Photofranck, photophonie, PictureArt, Pixel Memoirs, Rido, Rob, Robert Kneschke, Sandor Kacso, Scott Griessel, Serhiy Kobyakov, soupstock, StefanieB., Tommaso Lizzul, Udo Kruse, Vatikaki, Vladimir Voronin, waxart, Yuri Arcurs Corbis, Imageselect, istockphoto, Wikipedia/Philip Bosma Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen T 015 36 36 36 F 015 36 36 37 klantendienst@plantyn.com www.plantyn.com Dit boek werd gedrukt op papier van verantwoorde herkomst. NUR 177 Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij Plantyn heeft alle redelijke inspanningen geleverd om de houders van intellectuele rechten op het materiaal dat in dit leermiddel wordt gebruikt, te identi ceren, te contacteren en te honoreren. Mocht u ondanks de zorg die daaraan is besteed, van oordeel zijn toch rechten op dit materiaal te kunnen laten gelden, dan kunt u contact opnemen met uitgeverij Plantyn. Zij zal uw legitieme aanspraken honoreren tegen de gangbare markttarieven. ISBN 978-11-301-4061-0 20383/0 D2013/0032/0602

INHOUDSTAFEL Voorwoord 13 Pictogrammen 14 Doelstellingen 15 I ONTWIKKELEN: EEN LEVENSLANG PROCES 19 A Wat is ontwikkeling? 21 1 Definitie en kenmerken 21 1.1 Definitie 21 1.2 Algemene kenmerken van ontwikkeling 21 1.3 De ontwikkelingsfasen of levensperioden 26 1.4 De ontwikkelingsfactoren 27 1.4.1 Aanleg 27 1.4.2 Milieu 27 1.4.3 Zelfbepaling 27 1.5 De ontwikkelingsgebieden 29 1.5.1 Fysieke ontwikkeling 29 1.5.2 Psychische ontwikkeling* 31 1.5.3 Sociale ontwikkeling 33 B De leefwereld van het jonge kind 35 1 Het gezin 35 1.1 Het opvoedingsmodel 35 1.2 Opvoedingsstijlen 36 1.2.1 De autoritatieve of democratische stijl 36 1.2.2 De verwaarlozende stijl of laissez-faire 37 1.2.3 De permissieve of toegeeflijke stijl 38 1.2.4 De autoritaire stijl 38 1.3 Opvoedingsmiddelen 39 1.3.1 Middelen om gewenst gedrag uit te lokken of ongewenst gedrag te voorkomen 40 1.3.2 Enkele directe opvoedingsmiddelen onder de loep 46 1.4 Omgaan met moeilijk/onaanvaardbaar gedrag van kinderen 49 1.4.1 Wanneer spreken we van een gedragsprobleem? 50 1.4.2 Beïnvloedende factoren bij de aanpak van moeilijk gedrag 50 1.4.3 Omgaan met specifieke probleemsituaties 51 3

2 Omgaan met diversiteit 60 2.1 Soorten diversiteit 60 2.1.1 Verschillende gezinsvormen 60 2.1.2 Cultuur en opvoeding 62 2.2 Hoe gaan kinderen om met diversiteit? 64 2.2.1 Zichzelf ontdekken 64 2.2.2 Leven met beperkingen 65 2.2.3 Sekse-identiteit 65 2.2.4 Etnische identiteit 65 2.2.5 Groepsidentiteit 66 2.2.6 Professionele houding: omgaan met diversiteit 66 2.3 Omgaan met allochtone kinderen en hun ouders 67 2.3.1 Een herkenbare omgeving 67 2.3.2 Contacten met allochtone kinderen 67 2.3.3 Contacten met allochtone ouders 68 C Naar de kinderopvang 70 1 Groepsverband 70 1.1 Groepsindelingen 70 1.1.1 Verticale leefgroep 70 1.1.2 Semiverticale leefgroep 70 1.2 Aandachtspunten bij het werken met groepen 71 1.3 Kinderen leren omgaan met anderen 71 1.4 Functies van het spel 72 1.4.1 De motorische ontwikkeling stimuleren 72 1.4.2 De psychische ontwikkeling stimuleren 73 1.4.3 De sociale ontwikkeling stimuleren 74 1.5 Spelvormen 75 1.6 Goed speelgoed 76 1.7 De spelomgeving 77 1.8 De spelvoorbereiding 78 2 Relaties tussen verzorgenden en ouders 80 2.1 Diversiteit onder ouders 80 2.2 Een goed contact tussen ouders en verzorgenden 80 2.2.1 Vertrouwen 80 2.2.2 Onderling respect 81 2.2.3 Belangstelling voor elkaar 81 2.2.4 Een open en eerlijke houding 81 2.3 Ouderparticipatie 82 2.3.1 Basisvoorwaarden 82 2.3.2 Ouders betrekken 82 3 Doel van de samenwerking 83 3.1 Het gedrag van het kind begrijpen 83 3.2 Een lijn krijgen in de opvoeding 83 3.3 Steunen in de opvang 83 4 Klachten 84 5 Moeilijke mededelingen overbrengen 85 4

D Begeleiden van de ziekenhuisopname van een kind 86 1 Betekenis van een ziekenhuisopname voor het kind 86 1.1 Een vreemde omgeving 86 1.2 Gemis van de ouders 87 1.3 Gevoelens van het kind 87 1.3.1 Angst en onzekerheid 87 1.3.2 Verlatenheid, eenzaamheid 88 1.3.3 Agressie en woede 88 1.3.4 Het gevoel gestraft te zijn 88 2 Betekenis van een ziekenhuisopname voor de ouders 89 3 Veelvoorkomend gedrag van kinderen bij een ziekenhuisopname 90 4 Ondersteuning bij een ziekenhuisopname 91 E Kindermishandeling 94 1 Verwaarlozing 94 1.1 Soorten verwaarlozing 94 1.1.1 Lichamelijke verwaarlozing 94 1.1.2 Psychische verwaarlozing 95 1.1.3 Pedagogische verwaarlozing 95 2 Mishandeling 96 2.1 Psychische mishandeling 96 2.2 Cognitieve mishandeling 96 2.3 Morele mishandeling 96 2.4 Seksueel misbruik 97 3 Signalen die kunnen wijzen op verwaarlozing of op mishandeling 98 3.1 Lichamelijke signalen 98 3.2 Gedragssignalen 98 4 Signalen die kunnen wijzen op seksueel misbruik 99 4.1 Lichamelijke signalen 99 4.2 Gedragssignalen 99 5 Gevolgen van mishandeling en verwaarlozing 100 6 Hulporganisaties 101 5

II HET JONGE KIND 103 A De baby (0 18 maanden) 105 1 De prenatale ontwikkeling 105 2 De ontwikkeling van de baby (0 18 maanden) 107 2.1 Het kijk-voelkind* (0 3 maanden) 107 2.1.1 Fysieke ontwikkeling 107 2.1.2 Psychische ontwikkeling 109 2.1.3 Sociale ontwikkeling 111 2.2 Het voel-grijp-mondkind* (4 6 maanden) 112 2.2.1 Fysieke ontwikkeling 112 2.2.2 Psychische ontwikkeling 113 2.2.3 Sociale ontwikkeling 114 2.3 De kruiper (6 18 maanden) 115 2.3.1 Fysieke ontwikkeling 115 2.3.2 Psychische ontwikkeling 117 2.3.3 Sociale ontwikkeling 122 B De peuter (1,5 3 jaar) 124 1 Fysieke ontwikkeling 124 1.1 Lichamelijke ontwikkeling 124 1.2 Motorische ontwikkeling 124 1.3 Sensomotorische ontwikkeling 125 1.3.1 Op ontdekking 125 1.3.2 Zindelijk worden 125 2 Psychische ontwikkeling 129 2.1 Cognitieve ontwikkeling 129 2.2 Taalontwikkeling 131 2.3 Emotionele ontwikkeling 132 2.3.1 Peuterangsten 132 2.3.2 Jaloezie 134 2.3.3 Geschikte boekjes om de emotionele ontwikkeling te stimuleren 135 2.4 Persoonlijkheidsontwikkeling 135 2.4.1 Ontwikkeling van de wil 135 2.4.2 Seksualiteit 136 3 Sociale ontwikkeling 137 C De kleuter (3 6 jaar) 138 1 Fysieke ontwikkeling 138 1.1 Lichamelijke ontwikkeling 138 1.2 Motorische ontwikkeling 138 1.3 Sensomotorische ontwikkeling 139 6

2 Psychische ontwikkeling 140 2.1 Cognitieve ontwikkeling 140 2.1.1 Het geheugen 140 2.1.2 Fantasie 140 2.1.3 Het denken (Piaget) 141 2.1.4 Schoolrijpheid 143 2.2 Taalontwikkeling 143 2.3 Emotionele ontwikkeling 145 2.4 Persoonlijkheidsontwikkeling 146 2.4.1 Identificatie 146 2.4.2 Zelfbeeld 147 3 Sociale ontwikkeling 148 3.1 Eerste vriendjes 148 3.2 Imiteren 148 III DE OUDERE ZORGVRAGER 149 A Wie is de oudere zorgvrager? 151 1 De oudere zorgvrager in verschillende settings 151 2 Vergrijzing* 152 2.1 De bevolking veroudert 152 2.2 Van drie naar vijf generaties 152 2.3 Oorzaken van de vergrijzing 154 2.4 Gevolgen van de vergrijzing 154 3 De leefwereld van jongeren en ouderen 158 3.1 Beeldvorming van de oudere zorgvrager 158 4 Praten over oud worden 160 4.1 Enkele termen 160 4.2 Studie van de ouder wordende mens 160 4.2.1 Gerontologie 160 4.2.2 Geriatrie 160 4.2.3 Gerontagogiek 160 4.3 Oud zijn of zich oud voelen? 161 4.4 Positieve aspecten van het ouder worden 162 B Inzicht in de levensgeschiedenis 163 1 Elke levensgeschiedenis* is uniek 163 1.1 De impact* van de levensgeschiedenis op het gedrag 163 1.2 Belang van inzicht in de levensgeschiedenis 164 1.3 De tijdsgeest van de zorgvrager 166 1.4 De levensgeschiedenis leren kennen 168 7

C Fysieke veranderingen 170 1 Lichamelijke veranderingen 171 1.1 Lichamelijk functioneren 171 1.2 Lichaamsbouw en -houding 172 2 Motorische veranderingen* 173 2.1 Kenmerken van de ouderdomsmotoriek* 173 2.2 Gevolgen van de ouderdomsmotoriek 174 2.3 Omgaan met motorische veranderingen 175 3 Sensorische veranderingen* 177 3.1 Het gezichtsvermogen 177 3.2 Het gehoor 181 3.3 De tastzin 182 3.4 De reuk- en smaakzin 183 4 Sensomotorische veranderingen 184 D Psychische veranderingen bij het ouder worden 186 1 Cognitieve aspecten van het ouder worden 187 1.1 De verwerking van informatie 187 1.2 De waarneming 187 1.2.1 Kenmerken van de waarneming* bij ouderen 188 1.2.2 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten 189 1.2.3 Het geheugen 190 1.3 Het denken 192 1.3.1 Kenmerken van het denken bij ouderen 192 1.3.2 Taken van de verzorgende bij de dagelijkse activiteiten 192 2 Taal en leren 193 2.1 De taal 193 2.1.1 Kenmerken van het taalgebruik bij ouderen 193 2.1.2 Taken van de verzorgende bij de dagelijkse activiteiten 193 2.2 Het leren 194 2.2.1 Factoren die het leren beïnvloeden 194 2.2.2 Taken van de verzorgende tijdens de dagelijkse activiteiten 195 3 Emotionele* aspecten van het ouder worden 196 3.1 Veel voorkomende emotionele kenmerken 196 3.1.1 Veel voorkomende emotionele kenmerken 196 3.1.2 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten 197 3.2 Eenzaamheid 198 3.2.1 Oorzaken van eenzaamheid 198 3.2.2 Eenzaamheid herkennen 198 3.2.3 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten 199 3.3 Afhankelijkheid 200 3.3.1 Afhankelijk zijn* 200 3.3.2 Zich afhankelijk gedragen* = claimen 200 8

4 Seksualiteit* en intimiteit* 203 4.1 Factoren die de seksualiteitsbeleving bij ouderen veranderen 203 4.2 Hoe reageert de omgeving op seksualiteit bij ouderen? 204 4.3 Taken van de verzorgende met betrekking tot seksualiteit en intimiteit bij ouderen 205 E Sociale veranderingen 206 1 Het legenestsyndroom 207 1.1 Kenmerken van het legenestsyndroom 207 1.2 Wat kun je doen tegen het legenestsyndroom? 208 2 Pensionering 209 2.1 Pensioenleeftijd* 209 2.2 Houding tegenover pensionering 209 2.3 Invullen van vrijgekomen tijd 210 3 Sociale contacten 211 3.1 Relatie met de partner 211 3.2 Relaties bij gezondheidsproblemen 211 3.2.1 Mogelijke impact op sociale contacten 211 3.2.2 Impact op thuisverzorging 212 3.3 Relatie met kinderen en kleinkinderen 213 3.4 Verlies van vrienden, kennissen en partner 214 3.5 Gevolgen van een verhuis door verminderde zelfredzaamheid 214 4 Wonen in een instelling 215 4.1 De situatie in België 215 4.2 De opname 215 4.2.1 De manier van opname 215 4.2.2 Gevoelens bij een opname 216 4.2.3 Het begin van een nieuw leven: de opnamedag 218 4.2.4 Taken van de verzorgende 220 4.3 Aanpassingen aan de nieuwe situatie 220 4.3.1 Het verlies van privacy 220 4.3.2 Het verlies van autonomie 222 4.4 Veranderingen in de relaties 224 4.4.1 Levensloopgebonden relaties* 224 4.4.2 Woonzorggebonden relaties* 225 4.5 Werken met aandachtspersonen 228 4.5.1 Taken van de aandachtsverzorgende 228 4.5.2 Voordelen van het werken met aandachtspersonen 230 4.5.3 Valkuilen bij het werken met aandachtspersonen 232 9

F Omgaan met de oudere zorgvrager 233 1 De driehoek van welbevinden 233 2 Omgaan met de individuele zorgvrager 234 2.1 In de thuissituatie 234 2.2 In het woonzorgcentrum 234 2.2.1 Animatieve grondhouding 234 3 Omgaan met bewoners 237 3.1 Groepsactiviteiten 237 3.1.1 Enkele richtlijnen 237 3.1.2 Doelstellingen 237 3.1.3 Tips bij de begeleiding 237 3.1.4 Enkele suggesties 238 3.1.5 Stappenplan 239 4 Omgaan met chronisch zieken 240 4.1 Dementie 240 4.1.1 Wat is dementie? 240 4.1.2 Fasen in dementie 241 4.1.3 Symptomen van dementie 242 4.1.4 Omgaan met dementerenden 245 4.1.5 Aandachtspunten bij het aanbieden van activiteiten aan dementerende ouderen 247 5 Omgaan met het levenseinde 255 5.1 Omgaan met verlies en rouw 255 5.1.1 Slechtnieuwsgesprek 255 5.1.2 Rouwtaken 256 5.1.3 Emotionele en mentale reacties bij rouw 258 5.1.4 Taken van de verzorgende 259 5.2 Omgaan met de terminaal zieken 261 5.2.1 Wat is palliatieve zorg? 261 5.2.2 Houding van de verzorgende 261 6 Omgaan met afwijkend gedrag 263 6.1 Agressie 263 6.2 Angst en vrees 263 6.3 Depressie 264 6.4 Achterdocht 265 7 Omgaan met zorgvragers met cognitieve stoornissen 267 7.1 Afasie 267 7.1.1 Wat is afasie? 267 7.1.2 Soorten afasie 267 7.1.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met afasiepatiënten 268 10

7.2 Agnosie 269 7.2.1 Wat is agnosie? 269 7.2.2 Soorten agnosie 269 7.2.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met agnosiepatiënten 269 7.3 Apraxie 270 7.3.1 Wat is apraxie? 270 7.3.2 Soorten apraxie 270 7.3.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met apraxiepatiënten 271 8 Omgaan met allochtone zorgvragers 272 8.1 Kenmerken van de oudere allochtoon 272 8.2 Omgaan met allochtone zorgvragers 274 Verklarende woordenlijst 276 Bronnen 285 11

Woord vooraf Beste leerling, Je hebt een belangrijke beslissing in je schoolcarrière genomen. Je hebt ervoor gekozen om voor jonge en oudere zorgvragers te gaan werken. Het naslagwerk Omgaan met de jonge en oudere zorgvrager neemt je helemaal mee in de leefwereld van kinderen en ouderen. In het eerste deel ontwikkelen: een levenslang proces krijg je uitleg over het ontwikkelingsproces. Tevens wordt de betekenis van spel voor de ontwikkeling benadrukt. In het deel Het jonge kind maak je kennis met de fysieke, psychische en sociale ontwikkeling van het kind. Ouder worden brengt heel wat veranderingen met zich mee. In het deel De oudere zorgvrager gaan we hier verder op in. Vooreerst geven we de oudere zorgvrager een plaats in onze huidige maatschappij, nadien leer je welke fysieke, psychische en sociale veranderingen ouder worden teweeg brengt. Tot slot gaan we wat dieper in op de gedragingen van verschillende zorgvragers. Samen met de andere naslagwerken vormt dit een geheel zodat je de opdrachten in de zorgwerkwijzers kan opzoeken en vervolledigen. Door de blijvende veranderingen in de maatschappij is het ook belangrijk dat je steeds op de hoogte blijft van de nieuwe tendensen. Gebruik dit naslagwerk in combinatie met de andere Naslagwerken uit de reeks Zorgwijzer - 3de graad om je vorming tot verzorgende compleet te maken: > Inleiding in de zorg; > Observeren en herkennen van aandoeningen; > Indirecte zorg; > Verzorgingstechnieken. In de Zorgwerkwijzers wordt de inhoud van de verschillende naslagwerken geïntegreerd en gekoppeld aan de (stage)praktijk, mede dankzij het gebruik van casussen. Hierdoor: > krijg je inzicht in de inhouden uit de naslagwerken. > leg je spontaan verbanden, zowel tussen de verschillende componenten onderling als tussen wat je op de stage ervaart. > word je realiteitsgetrouw voorbereid op het beroep van verzorgende. We wensen je veel succes in je opleiding. De auteurs 13

Pictogrammen Onderstaande pictogrammen verwijzen telkens naar het betreffende naslagwerk waarin je meer info/uitleg of een beschrijving kan vinden. Inleiding in de zorg Infoboek over wat van de zorgverlener verwacht wordt Dit naslagwerk beschrijft wat zorg geven inhoudt, hoe het zorglandschap is opgebouwd en wat de vereisten aan kennis, vaardigheden en attitudes zijn voor de professionele zorgverlener. Verzorgingstechnieken Stapsgewijze verzorgingstechnieken In dit naslagwerk vind je per verzorgingstechniek een stapsgewijze omschrijving van hoe je te werk moet gaan bij het uitvoeren van de techniek. Observeren en herkennen van aandoeningen Opzoekboek ziekten en aandoeningen Dit naslagwerk is een opzoekboek waarin ziekten of aandoeningen staan waarmee je tijdens je opleiding tot verzorgende in contact kan komen. Omgaan met de jonge en oudere zorgvrager Info ontwikkeling kind en agogisch handelen oudere zorgvrager In dit naslagwerk vind je informatie betreffende de ontwikkeling van het kind in functie van pedagogisch handelen en agogische handelswijze tegenover de oudere zorgvrager. Indirecte zorg Info jonge en oudere zorgvrager: voeding, linnen, interieur en ergo In dit naslagwerk vind je de basisinformatie betreffende indirecte zorgen voor de jonge en oudere zorgvrager ivm voeding, linnen- en interieurzorg met aandacht voor ergonomisch werken. Overige pictogrammen: Extra Extra achtergrond of nuttige informatie Belangrijk, let op! 14

Doelstellingen Ontwikkelen: een levenslang proces De algemene kenmerken van de ontwikkeling verklaren aan de hand van voorbeelden; Binnen de ontwikkelingsfasen de verbanden tussen de motorische, de cognitieve, de sociale en de emotionele ontwikkeling met eigen woorden omschrijven; De rol van aanleg, milieu en zelfbepaling verklaren en door middel van voorbeelden uitleggen. De keuze van spellen en speelgoed verantwoorden; Rekening houden met de eisen in verband met speelgoed/spelomgeving en veiligheid, hygiëne en diversiteit; Een motiverende organisatie van het spelverloop bedenken; Gepaste informatie zoeken bij het voorbereiden van spelactiviteiten. Het jonge kind De belangrijkste kenmerken van de ontwikkelingsperiodes opnoemen; Binnen de ontwikkelingsfasen de verbanden zien tussen de motorische, de cognitieve, de sociale en de emotionele ontwikkeling, en die met eigen woorden omschrijven; Per ontwikkelingsfase de belangrijkste kenmerken bespreken en er in concrete situaties passend op inspelen; Spellen en speelgoed kiezen, aangepast aan het ontwikkelingsniveau van het kind. De belangrijkste kenmerken van de ontwikkelingsperiodes opnoemen; Binnen de ontwikkelingsfasen de verbanden zien tussen de motorische, de cognitieve, de sociale en de emotionele ontwikkeling, en deze met eigen woorden omschrijven; Per ontwikkelingsfase de belangrijkste kenmerken bespreken en er in concrete situaties passend op inspelen; De algemene kenmerken van de ontwikkeling verklaren aan de hand van voorbeelden; De rol van aanleg, milieu en zelfbepaling kunt verklaren en door middel van voorbeelden uitleggen; De keuze van spellen en speelgoed verantwoorden; Rekening houden met de eisen in verband met speelgoed/spelomgeving en veiligheid, hygiëne en diversiteit; Een motiverende organisatie van het spelverloop bedenken; Gepaste informatie zoeken bij het voorbereiden van spelactiviteiten. De oudere zorgvrager De verschillende werkterreinen van de verzorgende opnoemen; A.d.h.v. cijfermateriaal het verschijnsel vergrijzing verklaren; De gevolgen van de bevolkingsveroudering opnoemen en bespreken; De verschillen in de leefwereld van oudere en jonge mensen beschrijven; De verschillende fasen in de ouderdom omschrijven; Hoe het bestuderen van de ouder wordende mens gebeurt; 15

Het verschil tussen kalenderleeftijd, biologische en psychologische leeftijd aangeven; Positieve aspecten van ouder worden illustreren met voorbeelden. Het belang van de levensgeschiedenis in eigen woorden weergeven; Inzien dat elke bejaarde een uniek persoon is met een eigen levensstijl en levensloop; Uitleggen dat kennis van de levensgeschiedenis de basis is voor een goede relatie; Verschillende werkvormen toelichten als hulpmiddel om de levensgeschiedenis te leren kennen. De lichamelijke veranderingen bij het ouder worden beknopt omschrijven; De kenmerken van de ouderdomsmotoriek omschrijven; De oorzaken van de ouderdomsmotoriek omschrijven; De gevolgen van de ouderdomsmotoriek omschrijven; De voordelen van regelmatig bewegen toelichten; Tips kunt opnoemen om de zorgvrager te stimuleren om te bewegen; Je inleven in de belangrijkste gezichtsproblemen van de zorgvrager; Omschrijven hoe je blinden en slechtzienden aangepast begeleidt; Je inleven in slechthorigheid en doofheid; Aandachtspunten formuleren in het omgaan met slechthorenden en doven; Omschrijven hoe je slechthorende of dove zorgvragers aangepast begeleidt bij dagelijkse activiteiten; Hulpmiddelen opnoemen voor slechthorenden en doven; De gevaren van een verminderde werking van de tast-, smaak- en reukzin aanduiden; De vicieuze cirkel waarin het bewegen van ouderen terechtkomt, uitleggen; De vicieuze cirkel aan de hand van voorbeelden illustreren. De verschillende stappen in het verwerken van informatie weergeven; Problemen op gebied van de waarneming herkennen; Problemen op gebied van de waarneming benoemen; De taak van de verzorgende in de begeleiding van zorgvragers tijdens dagelijkse activiteiten omschrijven; De werking van het geheugen omschrijven; Omschrijven op welke manier het geheugen van ouderen achteruitgaat; Tips opnoemen om het geheugen te oefenen; Het geheugen stimuleren in het dagelijks gebeuren; De kenmerken van het denken van oudere mensen omschrijven; Beschrijven hoe je het denken van ouderen kunt stimuleren; Kenmerken van het taalgebruik van ouderen beschrijven; Het taalgebruik stimuleren; Omschrijven wat leren bevordert bij oudere mensen; Omschrijven wat leren bemoeilijkt bij oudere mensen; Omschrijven hoe je het leren kunt stimuleren; Voorbeelden geven van wisselende stemmingen; De vervlakking van het gevoelsleven verklaren; Opnoemen op welke wijze de zorgvrager aan rolverlies kan lijden; 16

De taak van de verzorgende i.v.m. rolverlies omschrijven; De signalen van eenzaamheid omschrijven; Concrete tips geven om de eenzaamheid van bejaarden te voorkomen of te doorbreken; Het onderscheid aanduiden tussen afhankelijk zijn en zich afhankelijk gedragen; Omschrijven wat een positieve omgangshouding ten aanzien van afhankelijk gedrag inhoudt; De seksualiteit in zijn verschillende aspecten omschrijven; Een gepaste houding ten aanzien van seksualiteit bij ouderen benoemen; De taken van de verzorgende i.v.m. seksualiteit verduidelijken. Het lege nest syndroom uitleggen; De kenmerken van het lege nest syndroom opnoemen; Tips ter voorkoming van het lege nest syndroom opnoemen; De houding t.o.v. pensionering verduidelijken; Tips voor het invullen van de vrijgekomen tijd opnoemen; Veranderingen in de relatie met de partner opsommen; De invloed van gezondheidsproblemen op sociale contacten benoemen; De impact van een zorgbehoevende thuis verklaren; De relatie met de kinderen en kleinkinderen uitleggen; De redenen waarom een bewoner naar het woonzorgcentrum komt, opnoemen; De gevoelens die een opname teweegbrengt, kunt verduidelijken; De gevoelens die de opnamedag bij de zorgvrager teweegbrengt, kunt uitleggen; De gevoelens die de familie heeft bij de opname verduidelijken; De taak van de verzorgende bij een opname uitleggen; De aanpassingen in het leef- en woongebeuren uitleggen; De taak van de verzorgende i.v.m. deze aanpassingen verklaren; De veranderingen in de relaties uitleggen; De voordelen van werken met aandachtspersonen opnoemen; De taken van de aandachtsverzorgende opnoemen; De valkuilen van werken met aandachtspersonen opnoemen. De driehoek van welbevinden uitleggen; Tips voor het omgaan met de zorgvrager in de thuissituatie geven; Animatieve grondhouding uitleggen; Algemene regels i.v.m. een groepsactiviteit opnoemen; Groepsactiviteiten illustreren met voorbeelden; Het stappenplan voor een activiteit geven; Algemene tips in het omgaan met chronische zieken verwoorden; Dementie definiëren; Het verschil tussen ouderdomsvergeetachtigheid en dementie formuleren; De verschillende fasen in dementie beschrijven; De verschillende symptomen van dementie opnoemen; Tips in het omgaan met de dementerende zorgvrager opnoemen; Aandachtspunten bij het aanbieden van activiteiten aan dementerenden opnoemen; 17

Reminiscentie verklaren; Snoezelen uitleggen; ROT uitleggen; Aromatherapie uitleggen; Geheugentraining uitleggen; Validation verklaren; De structuur van een slechtnieuwsgesprek geven; Tips voor het omgaan met agressieve reacties tijdens een slechtnieuwsgesprek opnoemen; De vier rouwtaken definiëren; De taak van de verzorgende t.o.v. de rouwenden uitleggen; De reacties bij rouw uitleggen; Palliatieve zorg verklaren; De houding van de verzorgende tegenover de terminale zorgvrager uitleggen; Tips voor het omgaan met agressie opnoemen; Tips voor het omgaan met vrees en angst opnoemen; Tips voor het omgaan met depressie opnoemen; Tips voor het omgaan met achterdocht opnoemen; Tips voor het omgaan mat afasie opnoemen; Tips voor het omgaan met agnosie opnoemen; Tips voor het omgaan met apraxie opnoemen; Kenmerken van de allochtone oudere opnoemen; Tips voor het omgaan met taalproblemen bij de allochtone oudere opnoemen. 18

I Ontwikkelen: een levenslang proces 19

A Wat is ontwikkeling? 1 Definitie en kenmerken 1.1 Definitie Ontwikkeling* = het geheel van veranderingen die de mens doormaakt van de bevruchting tot de dood. Veranderingen betekenen bij het kind meestal het verwerven van nieuwe mogelijkheden (= vorderingen) en bij de bejaarde het verliezen van bepaalde functies of vaardigheden (= achteruitgang). Voorbeelden: > Anaïs (6) leert haar eerste woordjes schrijven (= vordering). > Cyriel (79) heeft reuma in zijn hand en kan daardoor niet meer schrijven (= achteruitgang). Opmerking: Toch is het niet altijd zo dat vorderingen enkel bij jonge mensen voorkomen en bejaarden enkel te kampen hebben met achteruitgang. Voorbeelden: > Sinds Jasper (4) een zusje gekregen heeft, plast hij plots weer in zijn broek, terwijl hij daarvoor al perfect zindelijk was (= achteruitgang). > Annabel (68) gaat al jaren op reis naar Spanje en volgt nu een avondcursus Spaans, zodat ze beter kan communiceren met de plaatselijke bevolking. Op de laatste test had ze de beste score van de hele groep (= vordering). 1.2 Algemene kenmerken van ontwikkeling De algemene kenmerken van de ontwikkeling geven ons een beeld van hoe de ontwikkeling verloopt. Er zijn vier algemene kenmerken: 1. De ontwikkeling verloopt in een bepaalde volgorde. 2. Iedereen heeft een innerlijke kracht om zich te ontwikkelen. 3. Iedereen heeft een eigen ontwikkelingstempo. 4. Elke ontwikkeling kent gevoelige perioden. A De ontwikkeling verloopt in een bepaalde volgorde Heb je al ooit een pasgeboren baby horen spreken of zien lopen? Of heb je een kleuter al eens wetenschappelijke teksten zien lezen? En wat denk je van een zesjarige die een autobus bestuurt? Alles wat je leert en kunt, verloopt in een bepaalde volgorde. Je begint bij de basis en leert zo je vaardigheden en kennis te verfijnen. 21

Voorbeeld: Een toertje fietsen vind je nu vanzelfsprekend. Maar herinner je je de periode nog waarin je het leerde? Kun je je nog voorstellen hoe vreselijk moeilijk je het vond om je evenwicht te vinden en snelheid te maken en hoe vaak je gevallen bent? Op dat moment beschikte je nog niet over de noodzakelijke vaardigheden om vlot te fietsen. Je hebt die vaardigheden aangeleerd door veel te oefenen, te kijken naar je ouders of je oudere broer of zus en hun handelingen zo goed mogelijk na te bootsen. Leren fietsen is een proces waarbij de meeste kinderen volgende stappen doorlopen: > loopfiets > driewieler > fiets met dikke banden en steunwielen > fiets met dikke banden, zonder steunwielen > gewone fiets Hetzelfde geldt voor andere vaardigheden en activiteiten die je moet aanleren, zoals zelfstandig eten, stappen, tekenen, lezen, schrijven, skateboarden, dansen, autorijden, noem maar op. Ook wie op oudere leeftijd iets wil leren, zal vooraf bepaalde stappen moeten doorlopen. Een dame van 75 bijvoorbeeld die nog wil leren gitaar spelen, zal urenlang moeten oefenen voor ze haar eerste nummer kan spelen. De juiste vingerzetting toepassen, akkoorden lezen, gevoel voor ritme ontwikkelen en vooral de combinatie van al deze vaardigheden vragen om heel wat uren oefening. Bovendien blijkt dat het op oudere leeftijd moeilijk wordt om nieuwe vaardigheden op te pikken, waardoor deze vrouw op leeftijd heel wat meer moeite zal hebben om het gitaarspelen onder de knie te krijgen dan een kind van 10. 22

B Ledereen heeft een innerlijke kracht om zich te ontwikkelen ledereen heeft een soort drang om nieuwe dingen te leren. Deze ik kan, ik wil -instelling toont aan dat er een innerlijke kracht bestaat die de mens aanzet om zich te ontwikkelen. Voorbeelden: > Vanaf de peutertijd tonen kinderen een grote drang om zelf dingen te doen. Ze vinden het vaak niet fijn als verzorgers willen helpen bij het eten of aankleden. > Rond 6 jaar zijn veel kinderen bezig met letters en cijfers. Op een stukje papier, op de grond, overal vinden ze woordjes, sommetjes... Ze zijn heel fier als ze hier stilaan vaardig in worden. > Heel wat jongeren van jullie leeftijd zijn passioneel bezig met hun hobby s. Ze willen goed worden in wat ze doen. Dat kan vanalles zijn: op de computer werken, tekenen, dansen, leider zijn in de jeugdbeweging, voetballen, een instrument bespelen in een groepje... Er is iets wat hen drijft om vooruit te komen, beter te worden en zich steeds meer te ontplooien. > Heel wat mensen krijgen na hun pensioen eindelijk de tijd die ze nodig hebben om bepaalde talenten of interesses te verkennen en ontplooien. Ze leven zich uit op artistiek vlak, volgen cursussen omdat ze hun kennis willen verrijken, investeren tijd in nieuwe hobby s of trekken eropuit om de wereld te verkennen. Je bent nooit te oud om te leren, en dus laten ook veel gepensioneerden zich leiden door hun innerlijke ontwikkelingsdrang. C Ledereen heeft een eigen ontwikkelingstempo Met het eigen ontwikkelingstempo bedoelen we de persoonlijke snelheid om zich op een bepaald gebied te ontwikkelen. Geen twee personen zijn gelijk, iedereen is uniek. Daarom is het belangrijk dat we de indeling in ontwikkelingsfasen volgens leeftijd niet te strikt nemen. Je mag niet enkel naar de leeftijdsgrens kijken om te bepalen in welke ontwikkelingsfase iemand zich bevindt. Daarvoor moet je in de eerste plaats afgaan op het gedrag en de vaardigheden. Je kunt geen strakke grenzen trekken tussen de verschillende ontwikkelingsfasen. Iemand kan op bepaalde vlakken nog in de ene fase zitten maar op andere vlakken al een fase verder staan. 23

Voorbeelden: > Ashley kon op 9 maanden al zelfstandig stappen, maar haar zusje Deborah zette pas op 16 maanden haar eerste stapjes zonder hulp. > Ruben (32) was altijd wat jong voor zijn leeftijd : in het eerste leerjaar had hij moeite om te volgen en zat hij te wriemelen op zijn stoel tot de bel ging en hij buiten kon spelen met zijn vriendjes. Toen zijn vrienden interesse begonnen te krijgen in meisjes, had hij maar één grote passie: voetbal. Toen hij 18 werd, had hij geen zin om zoals zijn leeftijdsgenoten op kot te gaan: hij had het toch naar zijn zin thuis? Uiteindelijk is Ruben een uitstekend maatschappelijk werker geworden. Het feit dat hij op alle vlakken een laatbloeier was, heeft op termijn niet voor problemen gezorgd en nu heeft hij een fijn leven met een leuk gezin en een boeiende job. > Miguel (2) is verbaal niet zo sterk: hij kent nog niet veel woorden en drukt zich uit met eenwoordzinnetjes. Wat zijn fijne motoriek betreft, is hij zijn leeftijdsgenootjes echter ver vooruit: hij tekent al mooie kopvoeters* en bouwt met gemak hoge torens met zijn blokken. D Elke ontwikkeling kent gevoelige perioden Johan, vader van Jolien (2), vertelt: Vorige week was Jolien onhandelbaar. Ik werd er gek van. Ze jengelde voortdurend om mijn aandacht en kon geen seconde zelfstandig spelen. Als ik haar even alleen wilde laten om naar de wc te gaan, begon ze vreselijk te huilen en ze hield niet op tot ik weer in de deuropening verscheen. Ook s nachts gunde ze me geen rust. Ze heeft me verschillende keren wakker geweend omdat ze haar tutje kwijt was of omdat ze wilde drinken. 24

Sinds gisteren is de vrede teruggekeerd. Ze heeft eindelijk nog eens goed geslapen en overdag zit ze weer fijn te spelen in haar speelhoekje. Haar mondje staat niet meer stil, ze is voortdurend vrolijk aan het babbelen tegen mij of in zichzelf. Het is een plezier om haar bezig te zien: zo geconcentreerd met haar blokjes en zo teder met haar popje. Ze heeft voor het eerst een toren van vijf blokjes gemaakt en heeft de knoppen van haar muziekrecorder ontdekt. Een wereld van verschil met hoe ze vorige week was! In bovenstaand verhaal lees je hoe Jolien een moeilijke periode doormaakte. Ze sliep slecht, vroeg om aandacht, was onhandelbaar en had geen interesse in haar speelgoed. Een week later ging het heel wat beter met Jolien. Ze speelde zelfstandig, zocht nieuwe dingen uit (blokjes stapelen, muziekrecorder) en ze sliep weer goed. We spreken van een gevoelige periode. In zo n periode is iemand gevoelig om nieuwe dingen te leren. Baby s en peuters kennen in hun ontwikkeling gevoelige en moeilijke perioden. Aan een gevoelige periode gaat steeds een moeilijke periode vooraf. In zo n moeilijke periode is het kind lastig en hangerig. Het zet als het ware een stapje achteruit. Dit stapje achteruit is blijkbaar noodzakelijk om daarna een sprong voorwaarts te maken. Deze sprong voorwaarts wordt tijdens de gevoelige periode gezet. Volgens pedagoog Maria Montessori is het kind dan gevoelig om iets nieuws te leren. Het kind staat open voor nieuwe vaardigheden. Eens het die vaardigheid onder de knie heeft, breekt er opnieuw een lastige periode aan. Daarna komt weer een gevoelige periode. In een gevoelige periode is het kind extra rijp om nieuwe vaardigheden aan te leren. Ondertussen hebben wetenschappers vastgesteld dat aan bepaalde leeftijden gevoelige perioden gekoppeld zijn, waarin het kind typisch een nieuwe vaardigheid verwerft. Voorbeelden: > Rond 2 jaar is het kind meestal rijp om zindelijk te worden. > Rond 5-6 jaar is het kind rijp om te leren lezen. Opmerkelijk is dat het moeilijker wordt om een bepaalde vaardigheid te verwerven eens de gevoelige periode volledig voorbij is. Voorbeelden: > Leren lezen op latere leeftijd. > Leren fietsen op latere leeftijd. > Met de computer leren werken op latere leeftijd. 25

1.3 De ontwikkelingsfasen of levensperioden Als we de levensloop van bevruchting tot dood volgen, kunnen we daarin verschillende levensperioden of ontwikkelingsfasen onderscheiden. Telkens iemand diepgaande veranderingen ondergaat, komt hij of zij in een nieuwe levensfase terecht. Heel wat cruciale veranderingen kunnen gekoppeld worden aan bepaalde leeftijden: zij vormen de leeftijdsgrenzen van elke levensfase. We geven een overzicht van de levensfasen met leeftijdsgrenzen. We vermelden hier gemiddelde leeftijden. In de praktijk ontwikkelt iedereen zich op een eigen manier (zie Algemene kenmerken van de ontwikkeling). De vermelde leeftijdsgrenzen geven dus een beeld van wanneer de overgang naar een volgende levensfase bij de meeste mensen plaatsvindt. Afwijkingen komen echter frequent voor en hoeven geen aanleiding te zijn tot zorgen of paniek. > De prenatale fase* (voor de geboorte) > De baby (geboorte tot 18 maanden) > De peuter (1,5 tot 3 jaar) > De kleuter (3 tot 6 jaar) > Het (lagere) schoolkind (6 tot 12 jaar) > De puber (12 tot 16 jaar) > De adolescent (16 tot 18 jaar) > De volwassene (18 tot 65 jaar) De jongvolwassene (18 tot 26 jaar) De volwassene (26 tot 50 jaar) De volwassene op rijpere leeftijd (50 tot 65 jaar) > De bejaarde (65 tot jaar) De jongbejaarde (65 tot 70 jaar) De bejaarde (70 tot 80 jaar) De hoogbejaarde (80 tot jaar) 26

1.4 De ontwikkelingsfactoren Ontwikkelingsfactoren zijn factoren die de ontwikkeling sturen. Ze zorgen ervoor dat we ons kunnen ontwikkelen. Er zijn drie ontwikkelingsfactoren: > Aanleg > Milieu > Zelfbepaling 1.4.1 Aanleg Met aanleg bedoelen we de fysieke en psychische kenmerken van de mens die hij in zijn erfelijk materiaal heeft meegekregen. > Fysieke kenmerken: bijv. kleur van de ogen, bloedgroep, lichaamsbouw > Psychische kenmerken: bijv. karaktertrekken, verstandelijke capaciteiten Voorbeelden: > Adam (17) heeft net als zijn vader een grote bos bruine krullen. De meisjes vinden hem wel sexy... > Aagje (14) heeft op zolder enkele aquarellen gevonden die haar opa, die gestorven is toen ze zelf een peuter was, geschilderd heeft. Nu weet ze van wie ze haar creatieve talent geërfd heeft... 1.4.2 Milieu Dit is de omgeving waarin je leeft. Je hebt een menselijke omgeving (je familie, je buren, de school, je vrienden enz.) en je hebt een materiële omgeving (je woning, je woonomgeving, de maatschappij waarin je leeft enz.). Voorbeeld: Ahmed (15) woont in een klein huis. Samen met twee jongere broertjes deelt hij een slaapkamer. Op deze kamer wordt er ook gespeeld en gestudeerd. Doordat er steeds veel lawaai is als Ahmed moet studeren, kan hij zich moeilijk concentreren en haalt hij slechte punten. 1.4.3 Zelfbepaling Elke persoon heeft een eigen inbreng in zijn ontwikkeling. Op jonge leeftijd is die inbreng nog klein. Hoe ouder je wordt, hoe groter de inbreng wordt. Zelfbepaling heeft m.a.w. te maken met de persoonlijke vrijheid van de mens om zijn eigen levensdoelen te kiezen en te realiseren. 27

Voorbeeld: Robbe haalt in de lagere school zelden goede punten voor theoretisch gerichte vakken. Het centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) en het leerkrachtenteam raden hem aan om naar een secundaire school te gaan waar hij na het tweede jaar kan kiezen voor een technische richting. Robbe wil echter heel graag een meer theoretische richting volgen hij wil namelijk boekhouder worden en hij belooft zich 100 % voor zijn studie in te zetten. Enkele jaren later vinden we Robbe als een succesvolle leerling terug in het vierde jaar Economie-Moderne talen. In bovenstaand voorbeeld speelt de zelfbepaling een doorslaggevende rol: dankzij zijn wil kan Robbe algemeen secundair onderwijs volgen. De drie ontwikkelingsfactoren beïnvloeden elkaar voortdurend. Ontwikkeling komt tot stand via een dynamisch spel tussen aanleg en milieu, waarbij de persoon in ontwikkeling een actieve rol speelt. Voorbeeld: Victor is 18 jaar. Hij zit in het 6de middelbaar Wiskunde-Wetenschappen. Hij heeft heel wat cognitieve mogelijkheden (denkmogelijkheden) in zich die hem veel toekomstmogelijkheden kunnen bieden (aanleg). Hij zou zeker uitblinken in een wetenschappelijke studierichting aan de hogeschool of de universiteit. In het gezin waar Victor opgroeit, vindt men het erg belangrijk dat de kinderen goede resultaten behalen. Zijn ouders verwachten dan ook dat Victor biomedische wetenschappen of voor bio-ingenieur gaat studeren aan de universiteit (milieu). Toch wil Victor liever met mensen werken. Hij is zich bewust van zijn sociale vaardigheden (aanleg) en heeft interesse in het functioneren en denken van mensen. Daarom kiest hij voor de richting psychologie (zelfbepaling). 28

1.5 De ontwikkelingsgebieden De ontwikkeling van de mens kunnen we onderverdelen in verschillende componenten. We ontwikkelen taal, bewegingsmogelijkheden, verschillende denkvermogens, sociale vaardigheden enz. We spreken van ontwikkelingsgebieden. De ontwikkelingsgebieden kunnen we onderverdelen in drie grote groepen: > fysieke ontwikkeling* > psychische ontwikkeling* > sociale ontwikkeling* Je kunt de fysieke, psychische en sociale ontwikkeling afzonderlijk van elkaar bestuderen, maar in de realiteit zijn ze voortdurend met elkaar verbonden. Voorbeelden: > Wanneer een kindje leert lopen, moet het voldoende stevigheid en evenwicht (lichamelijke ontwikkeling) bezitten, maar de uitdaging om naar mama te kunnen stappen (geestelijke ontwikkeling) is een belangrijke stimulans om die eerste stapjes te zetten. > Een bejaarde die het belangrijk vindt om te kaarten in de club, zal niet alleen zijn sociale contacten onderhouden, maar doet ook inspanningen op fysiek vlak. 1.5.1 Fysieke ontwikkeling De fysieke ontwikkeling betreft alles wat te maken heeft met het lichaam: zowel de bouw van het lichaam als de werking van zintuigen en motoriek. We splitsen de lichamelijke ontwikkeling op in vier categorieën: A Lichamelijke ontwikkeling* Hieronder vallen de groei, uiterlijke veranderingen en rijpheid van het lichaam. Voorbeelden: > Abdel weegt bij de geboorte 3,4 kg. > Synthia heeft al borstontwikkeling terwijl ze nog maar net 9 is geworden. > Nathalie is vandaag voor het eerst ongesteld. Ze heeft last van buikkrampen en voelt zich een beetje vreemd in haar vel. > Kris (36) begint al kaal te worden. Zijn uitdunnende haardos maakt hem wat onzeker. 29

B Motorische ontwikkeling* Dit is de ontwikkeling van het bewegen. We onderscheiden... > de grove motoriek*: hierbij gaat het om grote bewegingen, zoals lopen, springen, rollen enz. > de fijne motoriek*: hierbij gaat het om fijne pols -en vingerbewegingen, zoals knippen, scheuren, tekenen enz. Voorbeelden: > Anneleen (7 maanden) kan sinds kort zelfstandig zitten. > Gilles (14) heeft een passie voor modelbouw. Na schooltijd zit hij urenlang op zijn kamer te knutselen met zijn nieuwste modelbouwpakketten. > Astrid (82) krijgt het steeds moeilijker om zelfstandig te stappen. Zelfs met haar stok beweegt ze zich maar moeizaam voort. C Sensorische ontwikkeling* of zintuiglijke ontwikkeling Dit is de ontwikkeling van de zintuigen (horen, ruiken, voelen, proeven, zien). Voorbeelden: > Een baby ziet het scherpst op een afstand van 20 30 cm. > Het onderscheid tussen smaken neemt af bij het ouder worden. De sensorische ontwikkeling is moeilijk los te koppelen van de motorische en psychische ontwikkeling, omdat deze ontwikkelingsvormen meestal parallel verlopen. Daarom worden ze meestal samen besproken. D Sensomotorische ontwikkeling De motorische en de sensorische ontwikkeling zijn niet los te koppelen van elkaar. Daarom spreken we van de sensomotorische ontwikkeling*. Dit is de ontwikkeling van het vermogen om zintuiglijke prikkels en bewegingen op elkaar af te stellen. 30

Voorbeelden: > Boven de wieg van Robbe (5 maand) hangt een mobiel. Hij ziet dit (sensoriek) en grijpt ernaar (motoriek). > Kemal (23) is keeper bij een tweedeklasseploeg. Hij heeft door jarenlange training geleerd om zijn bewegingen razendsnel af te stemmen op wat zijn zintuigen opvangen. Hoe beter hij hierin wordt, hoe beter het hem lukt om de ballen uit de netten te houden. > Klara (91) was vroeger een vinnige dame, maar nu reageert ze steeds trager op wat er om haar heen gebeurt. 1.5.2 Psychische ontwikkeling* De psychische ontwikkeling slaat op alles wat te maken heeft met het bewustzijn en het denken. Volgende aspecten behoren tot de psychische ontwikkeling: A Cognitieve of verstandelijke ontwikkeling Dit is de ontwikkeling van het geheugen en het denken. Voorbeelden: > Milo (5) heeft zijn nieuwjaarsbrief helemaal uit het hoofd geleerd en zonder fouten opgezegd voor zijn meter. > Anika (9) kan al een puzzel maken van duizend stukken. > Andries (17) is een krak in wiskunde. Zonder problemen lost hij de moeilijkste vraagstukken op. > Michel (84) vindt dat zijn geheugen hem parten speelt. Laatst kon hij zelfs niet op de naam van zijn verzorgster komen. Toen schaamde hij zich wel wat... B Taalontwikkeling Het ontwikkelen van taal is een onderdeel van de cognitieve of verstandelijke ontwikkeling. Toch behandelen we de taalontwikkeling als een apart aspect van de psychische ontwikkeling, omdat in de praktijk vaak specifiek rond taalstimulering gewerkt wordt, zowel met kinderen als met bejaarden. Bij de taalontwikkeling gaat het zowel om het begrijpen van taal (passieve taal*) als over het spreken van taal (actieve taal*). 31

Voorbeelden: > Matthieu (2) drukt aan de hand van losse woordjes of tweewoordzinnetjes uit wat hij wil: Poes!, Ikke bal, Mama weg?. > Fien (11) heeft het knap lastig met taal op school. Vorig jaar heeft het CLB dyslexie bij haar vastgesteld. Door deze aandoening heeft ze moeilijkheden om vlot te lezen en zonder fouten te schrijven. C Emotionele ontwikkeling Dit is de ontwikkeling van de gevoelens. Het omvat zowel het bewust ervaren van emoties als het benoemen ervan en er grip op krijgen. De emotionele ontwikkeling hangt nauw samen met de sociale ontwikkeling. Voorbeelden: > Stan (8) heeft in een brief naar Sinterklaas geschreven dat hij dit jaar geen cadeautjes wil, maar wel een beetje minder verdriet omdat hij zijn opa zo mist sinds hij gestorven is. Hij kan al goed uitdrukken wat hij voelt. > Ebrahim (15) kan zijn eigen gevoelens moeilijk volgen. Het ene moment lijkt het alsof hij zweeft van geluk en verliefdheid en het volgende moment voelt hij zich somber en eenzaam. Zou hij wat last hebben van de puberteit? > Marijke (42) haalt de laatste tijd geen voldoening meer uit haar job. Ze heeft zin om iets totaal anders te beginnen, maar twijfelt of ze er wel goed aan doet om alles op te geven wat ze zo zorgvuldig heeft opgebouwd. D Psychomotorische ontwikkeling* De psychische ontwikkeling hangt heel nauw samen met de motorische ontwikkeling. We spreken over de psychomotoriek. Dit heeft te maken met alle bewuste, door de hersenen gestuurde bewegingen. Voorbeelden: > Fee (4) is boos (emotionele ontwikkeling) en stampt op de grond (motoriek). > Papa zegt: Pas op, die kookplaat is warm. Lando (6) begrijpt zijn papa (taalontwikkeling) en trekt zijn hand terug (motoriek). > Marc (41) werkt al twintig jaar als automechanicus. Ondertussen is hij vertrouwd met elk contactje en kan hij de moeilijkste herstellingen met veel precisie uitvoeren. 32

E Persoonlijkheidsontwikkeling* Dit heeft te maken met het vormen en leren kennen van het eigen ik. Dit gebeurt op verschillende vlakken: > De ontwikkeling van een eigen wil: Wat wil ik? Wat vind ik leuk? Wat doe ik graag? > De morele ontwikkeling*: Wat is goed? Wat mag niet? Aan welke regels moet ik mij houden? > De seksuele ontwikkeling: Hoe is mijn lichaam? Hoe is het lichaam van anderen? Voorbeelden: > Lauren (2) begint een eigen willetje te ontwikkelen. Als mama haar vraagt om haar jas aan te doen om naar de crèche te vertrekken, verzet ze zich en gooit ze zichzelf op de grond. Elke morgen is het een hele opdracht om Lauren klaar te krijgen om te vertrekken. > Steven (6) weet dat hij niet met lucifers mag spelen, omdat mama en papa anders kwaad zijn en hij gestraft wordt. Hij begrijpt echter nog niet goed waarom mama en papa dan precies kwaad op hem zijn. > Lena (74) en Paul (73) hebben nog een actief seksueel leven. Voor hen heeft seks vooral te maken met genegenheid en tederheid en dit is een belangrijk aspect van hun relatie. 1.5.3 Sociale ontwikkeling De mens is van geboorte tot dood een sociaal wezen. Een pasgeboren baby is hulpeloos en volledig afhankelijk van de hulp van anderen. Als hij niet omringd wordt door goede zorgen en geen voedsel en bescherming krijgt, dan sterft hij. Ook op het einde van het leven zijn veel mensen aangewezen op de hulp en ondersteuning van anderen. Bovendien is sociaal contact nodig om normaal menselijk gedrag te kunnen ontwikkelen. Door om te gaan met anderen, hun gedrag te observeren, erover na te denken en te communiceren, groeien we uit tot personen die kunnen functioneren in de maatschappij. Zonder sociaal contact zouden we stuurloze, onaangepaste wezens worden. Doorheen alle levensfasen is ons contact met anderen bepalend voor onze ontwikkeling en is het noodzakelijk om een waardevol leven uit te bouwen. 33

Voorbeelden: > Leon (8 maand) heeft last van vreemdenangst: hij begint onbedaarlijk te huilen als iemand anders dan mama en papa hem wil oppakken. Zijn ouders maken zich geen zorgen. Ze weten dat dit een fase is en dat Leon binnenkort zal begrijpen dat vreemden hem geen kwaad willen doen. > Sieglinde (16) zit al sinds haar 8 jaar in de jeugdbeweging. Binnenkort zal ze zelf leiding mogen geven. Hier kijkt ze erg naar uit: ze vindt het fantastisch om activiteiten te leiden en vindt het enthousiasme van de kleintjes heerlijk om te zien. > Magda (80) is niet meer zo goed te been. Het wordt steeds moeilijker om zich buitenshuis te begeven. Om toch nog op de koffie te kunnen gaan bij haar vriendinnen, doet ze steeds vaker een beroep op de hulp van haar buurvrouw. 34

B De leefwereld van het jonge kind 1 Het gezin Het gezin vormt voor het kind de belangrijkste omgeving. We zeggen dat het gezin de hoeksteen van de samenleving is. Hiermee bedoelen we dat het gezin een belangrijk deel uitmaakt van een cultuur. De opvoeding die het kind krijgt, hangt niet alleen af van de ideeën en opvattingen van de ouders, maar ook van de cultuur waarin ze leven. 1.1 Het opvoedingsmodel Net zoals er veel verschillende types mensen zijn, kunnen we ook heel wat verschillende soorten gezinnen en opvoedingsstijlen onderscheiden. Om je heen zul je dit wellicht ook zien: de ene ouder geeft snel iets toe aan zijn kind, terwijl bij de andere ouder nee ook écht nee betekent. Voor de optimale ontwikkeling van een kind zijn er bepaalde voorwaarden nodig. Het onderstaand model heet het tweedimensionaal opvoedingsmodel. Hierin staan vier kwadranten, die voor vier opvoedingsstijlen staan. autonomie 2 1 vijandigheid genegenheid 4 3 controle De verticale as staat voor autonomie versus controle: > Autonomie staat voor de ruimte en vrijheid die ouders hun kinderen geven om zichzelf te ontwikkelen. > Controle houdt in dat ouders hun kinderen sturen in een door hun gewenste richting. De horizontale as staat voor genegenheid versus vijandigheid: > Genegenheid staat voor betrokkenheid, ondersteuning en affectie. > Vijandigheid staat gelijk aan afwijzing. 35

In dit model zijn vier patronen te onderscheiden. Daarbij is kwadrant 4 het meest schadelijk voor kinderen en kwadrant 1 het meest gunstig: > Bij kwadrant 1 (autonomie en liefde) is bekend dat dit een positieve uitwerking heeft op het groeiproces van het kind. Bijv. Karen groeit op in een gezin waarin liefde en autonomie centraal staan. Haar ouders geven haar grenzen en leggen uit waarom die nodig zijn. Binnen het gezin wordt veel gedaan in overleg. Hierdoor leert Karen zelf keuzes te maken en zelf verantwoordelijk te zijn voor haar gedrag. De liefde uit zich in respect hebben voor elkaar. > Kwadrant 4 (controle en vijandigheid) brengt verregaande consequenties voor de persoonlijkheid van het kind mee, zoals een laag zelfbeeld, angst en eenzaamheid. Kinderen die onder deze omstandigheden opgroeien, hebben een grotere kans om gedragsproblemen te ontwikkelen. Bijv. Katrien (13 jaar) groeit op in een gezin waar controle en vijandigheid de overhand hebben. Binnen het gezin wordt er tegen elkaar gescholden en geschreeuwd. Ook lichamelijk geweld is geen uitzondering. Katrien voelt zich eenzaam en zoekt hierdoor troost bij jongens. 1.2 Opvoedingsstijlen Het gehanteerde opvoedingsmodel komt tot uiting door de wijze waarop opvoeders/ouders omgaan met het kind. Dit noemen we opvoedingsstijlen. We herkennen volgende opvoedingsstijlen: warmte, genegenheid permissief autoritatief sturing laissez-faire autoritair 1.2.1 De autoritatieve of democratische stijl Deze stijl wordt gekenmerkt door een vorm van matige en constructieve controle die een gunstig effect heeft op de ontwikkeling van het kind. Hierbij wordt het opvoedingsmodel bespreekbaar gemaakt: de ouder verantwoordt zijn gedrag bij het kind. Grenzen worden afgebakend en bewaakt, maar het kind neemt deel aan het opvoedkundig proces en de argumenten die het kind aanbrengt maken deel uit van de besluitvorming. De inbreng van het kind staat wel in verhouding tot de mogelijkheden die het kind heeft volgens zijn ontwikkelingsniveau. 36