Klimaatverandering. en klimaatbeleid

Vergelijkbare documenten
Inzicht in keuzes voor de Tweede Kamer

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Klimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering Klimaatverandering

Klimaatverandering in internationaal perspectief

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

Bouwen met klimaatverandering

KNVWS Delft. Overzicht

Achtergrondinformatie toelichtingen bij ppt1

NNV-bestuursstandpunt over de samenhang tussen klimaatverandering en energiegebruik

KNMI 06 klimaatscenario s

klimaatverandering en zeespiegelstijging Klimaatverandering en klimaatscenario s Achtergronden Prof Dr Bart van den Hurk

KNMI 06 klimaatscenario s

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Geologische tijdschaal. AK 4vwo vrijdag 31 oktober. 11 Het klimaat door de tijd. inhoud

Klimaat in de 21 e eeuw

Klimaatverandering, kansen voor agrarische ondernemers

Klimaatveranderingstand. wetenschap. Prof Wilco Hazeleger

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Klimaatverandering. Urgentie in Slow Motion. Bart Verheggen ECN

Klimaatverandering en internationaal beleid: de weg van Kyoto naar Kopenhagen.

Klimaatprojecties voor de Benelux

Klimaatverandering: beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Toelichting klimaatbeleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Klimaatverandering. Opzet presentatie

MAATSCHAPPIJ ONDERSCHAT ERNST EN TAAIHEID KLIMAATPROBLEEM

KLIMAATVERANDERING. 20e eeuw

Inzicht in keuzes voor de Tweede Kamer

Bedreigingen. Broeikaseffect

klimaatverandering Planet

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

SonEnergie, 25 maart 2019 Jacques Hagoort

Veranderingen in het klimaat

Gevolgen van klimaatverandering voor Nederland

Klimaat(les)marathon. Leren voor en over het klimaat

Prof. Gerbrand Komen. (ex-) Directeur Klimaatonderzoek KNMI. 12 Maart 2009 NNV Sectie Energie en Klimaat

CaseQuest 2: Kunnen de VS en China zich onttrekken aan een mondiaal klimaatbeleid?

Factsheet klimaatverandering

8 mei 2019 Auteur: Lisette van Vliet. Onderzoek: klimaatverandering

Het nieuwe Europese klimaatplan voor 2030: behoudt de EU haar voortrekkersrol?

Hiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen?

Zeespiegelmonitor 2018

The Day After tomorrow... Waarom wachten

Nieuwe KNMIklimaatscenario s. Janette Bessembinder e.v.a.

Kunnen we variaties in het klimaatsysteem begrijpen en voorzien?

DE WETENSCHAPPELIJKE BASIS VAN DE TAXATIESTUDIE

Curaçao Carbon Footprint 2015

Van klimaatdoel naar emissiereductie. Nieuwe inzichten in de mogelijkheden voor beperking van klimaatverandering

1. Waarnemingen van klimaatverandering

Vragen voor burgers die deelnemen aan WWViews

Zeespiegelstijging door klimaatverandering

Klimaatveranderingen 2014: Beperking van de klimaatverandering

Werkblad 3. Klimaatconferentie Parijs december 2015

-Klimaatverandering, klimaatscenario s en gevolgen voor beleid en beheer-

Kennisprogramma Zeespiegelstijging

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum 21 mei 2019 Betreft Beantwoording vragen over een nieuw onderzoek naar de impact van de ongekende veranderingen rond de Noordpool

Op weg naar de volgende generatie KNMI klimaatscenario s Albert Klein Tank et al.

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Het Klimaatdebat. 09/01/2013 Bart Strengers

Weer en water in de 21 e eeuw

KLIMAATVERANDERING EN ZESDE STAATSHERVORMING. Prof. Dr. Luc LAVRYSEN. Rechter in het Grondwettelijk Hof Hoogleraar Universiteit Gent

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect

Albert Klein Tank, Geert Lenderink, Bernadet Overbeek, Janette Bessembinder, KNMI

Het klimaat verandert, wat nu?

De KNMI 14 klimaatscenario s Ontwikkelingen De scenario s Voorbeelden

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement. Julia Reid namens de EFDD-Fractie

Praktische opdracht Economie Broeikaseffect

Factsheet. Klimaatverandering: Beleid en maatregelen

Klimaatbeleid en hernieuwbare energie: het EU pakket voor Ger Klaassen DG Milieu Europese Commissie

Werkstuk ANW Broeikaseffect

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen

Glastuinbouw draagt door hoge CO2-emissie flink bij aan Global Warming. Voor wie verstandig handelt!

Zorgen om het klimaat?

9:45 Overzicht van de KNMI 06 klimaatscenario s. neerslag en potentiele verdamping. Aad van Ulden en Geert Lenderink

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen. Heleen de Coninck, 13 september 2011

Eerste Kamer der Staten-Generaal

klimaatverandering en voedsel

Klimaatverandering Is het tij nog te keren? Twello, 2 juni 2010

Eindexamen biologie pilot havo II

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Broeikasgasemissies in Nederland,

Zoet is goed maar een beetje zout smaakt beter door Pier Vellinga *) Spaarwater eindsymposium Schouwburg de Harmonie, Leeuwarden, 12 maart 2019

Klimaatbeleid na Kyoto

en Science (www. sciencemag.org informatie die relevant is voor het inzicht in de risico s van klimaatverandering voor

Nederlandse samenvatting

VOORSTEL VAN WET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Recente variaties in de temperatuur van het oceaanwater. Henk Dijkstra Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek Universiteit Utrecht

SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

Klimaatverandering, waterhuishouding en adaptatienoden in Vlaanderen

hulpmiddel bij het omgaan met onzekerheden in robuuste besluitvorming

Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland)

Opwarming van de aarde

De KNMI 14 klimaatscenario s Neerslag en neerslagextremen

23/11/2018. Hoelang is Hol-(Zee)land nog houdbaar?

Beleggen in de toekomst. de kansen van beleggen in klimaat en milieu

Werkstuk Aardrijkskunde Broeikaseffect

Transcriptie:

herfst 2004/definitief/4 05-10-2004 12:25 Pagina 63 63 Klimaatverandering FRANS ROOIJERS, AAD VAN ULDEN, KOOS VERBEEK, ROB VAN DORLAND en klimaatbeleid rob van dorland, koos verbeek, aad van ulden, en frans rooijers Op donderdag 16 september heeft de voorzitter van de Tweede Kamer, Frans Weisglas, het onderzoeksrapport over klimaatverandering in ontvangst genomen, dat op voorstel van de commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is opgesteld. Aanleiding voor het onderzoek was de behoefte aan actualisering van het Kameronderzoek klimaatverandering van de commissie-van Middelkoop van 11 september 1996. Het nieuwe onderzoek is de basis voor de discussie tussen Kamer en regering over het klimaatbeleid voor de periode na 2012. Dit artikel geeft een samenvatting van de belangrijkste conclusies. De gedachtegang achter de klimaatproblematiek komt op het volgende neer: de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer neemt toe. Die toename wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de mens. Broeikasgassen verhogen de temperatuur aan het aardoppervlak. De mens warmt de aarde dus op. Die opwarming heeft allerlei gevolgen voor mens en natuur. In het eerste deel van dit artikel staat de vraag centraal in hoeverre die gedachtegang inmiddels wetenschappelijk bewezen is. De commissie-van Middelkoop uit 1996 moest in haar rapport nog een aantal slagen om de arm houden, omdat een aantal schakels van de redenering over opwarming niet bewezen waren. Sindsdien biedt de wetenschap echter meer zekerheid. Zo twijfelt het overgrote deel van de klimaatwetenschappers niet langer aan een significante menselijke invloed op het wereldwijde klimaat. De prognose voor de temperatuurstijging in de 21ste eeuw is naar boven bijgesteld van 1,0-3,5 C naar 1,4-5,8 C. In het tweede deel van het artikel geven de auteurs aan wat de Nederlandse overheid, gezien de prognoses, te doen staat. klimaatverandering en klimaatbeleid In het rapport-van Middelkoop (1996) trok de Tijdelijke Commissie Klimaatverandering onder meer de volgende conclusies: a De huidige concentraties van enkele broeikasgassen in de atmosfeer zijn uitzonderlijk. b De stijging van de atmosferische concentraties van broeikasgassen gedurende de periode vanaf het pre-ïndustriële tijdperk tot nu, is voornamelijk het gevolg van activiteiten van de mens. c De verstoring van de energiehuishouding (van het klimaat) sinds het pre-ïndustriële tijdperk, is ten gevolge van activiteiten door de mens niet langer verwaarloosbaar.

herfst 2004/definitief/4 05-10-2004 12:25 Pagina 64 64 artikel apocalyptische tijden? De wereldwijde opwarming heeft zich sinds 1996 onmiskenbaar voortgezet. d Waarnemingen wijzen uit dat de aarde gedurende de laatste eeuw duidelijk warmer geworden is. e Er mag niet worden verwacht dat de effecten van een door de mens veroorzaakte klimaatverandering nu reeds waarneembaar zijn. Deze conclusies gaven een beeld van de stand van de wetenschap op dat moment en laten zien dat destijds bovengenoemde gedachtegang op twee punten een hypothetisch karakter had: er werd geen expliciet, kwantitatief verband gelegd tussen de menselijke activiteiten en de waargenomen temperatuurstijging, en de effecten van de opwarming werden niet waargenomen. De wetenschap was niet in staat een eventuele menselijke invloed helder te onderscheiden van natuurlijke klimaatvariaties. Deze twijfel kwam ook tot uitdrukking in de kernconclusie van het tweede klimaatrapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change van de Verenigde Naties (IPCC, zie www.ipcc.ch ) uit 1996: the balance of evidence suggests a discernible human influence on global climate. Hoe is de stand van zaken met betrekking tot klimaatverandering op dit moment? In vogelvlucht kunnen de conclusies op basis van sinds 1996 gedaan wetenschappelijk onderzoek als volgt worden aangescherpt: a b c d De broeikasgasconcentraties blijven stijgen. Zo ligt de huidige atmosferische concentratie CO2 4% hoger dan in 1996. Er is meer informatie beschikbaar gekomen over de broeikasgasconcentraties in het verre verleden. De concentratie CO2 is sinds 420.000 jaar (de periode waarover betrouwbare gegevens beschikbaar zijn) niet zo hoog geweest als nu. Het inzicht in de kringlopen van de broeikasgassen is toegenomen. De directe relatie tussen de huidige stijging van de broeikasgasconcentraties en menselijke activiteiten is wetenschappelijk bewezen. Er is meer inzicht in de factoren die het huidige wereldklimaat beïnvloeden. De klimaatmodellen (computermodellen) zijn verbeterd. De ontwikkeling van de wereldgemiddelde temperatuur in de loop van de 20ste eeuw kan inmiddels kwantitatief worden verklaard aan de hand van de invloeden van vulkaanuitbarstingen, zonneactiviteit en het door de mens versterkte broeikaseffect. Uit deze studies blijkt dat het grootste deel van de opwarming vanaf het midden van de 20ste eeuw waarschijnlijk is veroorzaakt door de mens. Daarnaast is ook het begrip van regionale klimaatvariaties toegenomen. De wereldwijde opwarming heeft zich sinds 1996 onmiskenbaar voortgezet: alle jaren erna zijn beland in de top-10 van warme jaren sinds 1856. Ook de Nederlandse temperatuur is verder gestegen. Er is meer informatie beschikbaar gekomen over het verleden van het klimaat, waaruit blijkt dat de huidige opwarming waarschijnlijk uniek is in duizend jaar. De prognose voor de temperatuurstijging in de 21ste eeuw is naar boven bijgesteld van 1,0-3,5 C (IPCC, 1996) tot 1,4-5,8 C (IPCC,2001).

herfst 2004/definitief/4 05-10-2004 12:25 Pagina 65 65 e De effecten van de opwarming worden inmiddels op grote schaal waargenomen en zijn niet uitsluitend negatief. De weerpatronen, waaronder de neer slag, passen zich aan. De temperatuur van het oceaanwater neemt toe waardoor de zeespiegel stijgt. De bedekking van het aardoppervlak door sneeuw en ijs neemt af. De groeiperiode van planten neemt wereldwijd toe. Ook die ren (trekvogels, insecten, enzovoorts) reageren op de opwarming. Bij verschuivingen in de verspreiding van een aantal planten- en diersoorten en het af sterven van koraalriffen spelen veranderingen in het klimaat vermoedelijk ook een rol. Deze vorderingen (betere fundamentele inzichten, betere klimaatmodellen) en ontwikkelingen (aantal recordwarme jaren, waargenomen gevolgen) maken dat het overgrote deel van de klimaatwetenschappers niet langer twijfelt aan een significante menselijke invloed op het wereldwijde klimaat. In de woorden van het IPCC uit 2001: There is new and stronger evidence that most of the warming observed over the last 50 years is attributable to human activities. klimaatverandering en klimaatbeleid Voorspellen blijft moeilijk Een aanzienlijke verdere toename van de broeikasconcentraties in de loop van de 21e eeuw lijkt zeer aannemelijk. Toch is er wel ruimte voor twijfel. De immense complexiteit van het klimaatsysteem maakt dat van onomstotelijke bewijsvoering geen sprake kan zijn. De onderzoekers komen tot een standpunt door een grote hoeveelheid feiten en inzichten in samenhang te beoordelen. Dat is geen eenvoudige zaak, omdat de feiten en inzichten een veelheid aan wetenschappelijke disciplines beslaan. Een standpuntbepaling in de klimaatproblematiek vraagt dan ook om een multidisciplinaire, geïntegreerde beoordeling van de veelheid aan deels fragmentarische wetenschappelijke kennis. Dergelijke beoordelingen worden op nationale schaal opgesteld door bijvoorbeeld het KNMI en de Amerikaanse National Academy of Sciences en op internationale schaal door bijvoorbeeld het Intergovernmental Panel on Climate Change van de VN en de Europese Unie. Met behulp van de huidige inzichten is het mogelijk om een klimaatverwachting voor de komende eeuw op te stellen. Op grond van scenario s van demografische, sociaal-economische en technologische ontwikkelingen, lijkt een aanzienlijke verdere toename van de broeikasgasconcentraties in de loop van de 21ste eeuw zeer aannemelijk. Volgens de huidige inzichten zal dat aanleiding geven tot een verdere temperatuurstijging met 1,4 C tot 5,8 C. De grote onzekerheidsmarge hangt enerzijds samen met onvolledige kennis van het klimaatsysteem en anderzijds met de inherente onzekerheid in voorspellingen van de toekomstige menselijke uitstoot van broeikasgassen en aërosolen (beide onzekerheden zijn van vergelijkbare grootte). Deze temperatuurstijging heeft grote gevolgen voor de waterkringloop. De bedekking van de aarde met sneeuw en ijs zal verder afnemen. Het niveau van de zeespiegel zal naar verwachting met 9 tot 88 cm. stijgen.

herfst 2004/definitief/4 05-10-2004 12:25 Pagina 66 66 artikel apocalyptische tijden? Ook de EU zal de Kyoto-doelen niet halen. De huidige klimaatmodellen geven aan dat de te verwachten temperatuurstijging in Nederland nagenoeg in de pas loopt met die van het wereldgemiddelde. Voor Nederland zijn met name de gevolgen voor het waterbeheer van belang: zo wordt gemiddeld meer en extremere neerslag verwacht en zal zomerdroogte waarschijnlijk vaker gaan optreden, met onder andere gevolgen voor de waterstanden in de grote rivieren. Het is moeilijk om voorspellingen te maken voor de verdere toekomst, in het bijzonder als het aardsysteem ver uit het evenwicht komt, waardoor er processen kunnen gaan optreden die we nu nog niet kennen. Toch zijn er pogingen gedaan om duizend jaar vooruit te kijken op basis van de kennis die we nu hebben. Dat leidt dan tot het volgende kwalitatieve beeld: ook na de 21ste eeuw zal de opwarming, ook bij gelijkblijvende concentraties broeikasgassen, nog vele eeuwen doorwerken, met uiteindelijk op termijn van duizend jaar een zeespiegelstijging van enkele meters tot gevolg. Een onzekere factor hierin is het afsmelten van de ijskappen van Groenland en Antarctica. Samenhangend met deze onzekerheden kan momenteel de mate van temperatuurstijging door het versterkte broeikaseffect, waarbij sprake is van een gevaarlijke antropogene klimaatverandering, niet met precisie worden vastgesteld. Om de risico s te beperken zou een stabilisatie van de CO2-concentratie op een niveau van circa 450 ppm noodzakelijk zijn. Dit kan worden bereikt door een CO2-emissiereductie van 60 tot 80% aan het eind van de 21e eeuw. Hierbij is natuurwetenschappelijk gesproken de mate van reductie belangrijker dan de exacte fasering in de komende vijftig jaar. Tekortschietend klimaatbeleid Op dit moment voert de Europese Unie, en dus ook Nederland, al een klimaatbeleid uit dat voor Nederland is gericht op een reductie van de emissie van broeikasgassen met 6% in de periode 2008-2012 ten opzichte van het jaar 1990 (mitigatiebeleid). In het licht van de geconstateerde klimaatverandering is dit beleidsdoel nog verre van voldoende. Wel kunnen lessen worden getrokken uit deze beleidsinspanningen. De Kyoto-doelen zullen mondiaal niet worden gehaald, omdat de VS als grootste uitstoter van broeikasgassen niet mee doen. Ook de EU zal zijn doelen niet halen, omdat veel landen nog geen adequaat beleid hebben opgesteld. Nederland zal zijn doelen hoogstwaarschijnlijk wel halen. Tot nu toe is de emissie echter hoger dan het niveau van 1990: van een absolute afname van binnenlandse emissies is nog geen sprake. Wel heeft Nederland vrij vroeg en serieus maatregelen in het buitenland genomen (de zogenaamde Joint Implementation). Hier kunnen de komende tijd de vruchten van worden geplukt: forse reducties tegen lage kosten. Ook op het gebied van de overige broeikasgassen zijn (kosten)effectieve maatregelen uitgevoerd. De verwachting van de onderzoekers is dat Nederland

herfst 2004/definitief/4 05-10-2004 12:25 Pagina 67 67 hierdoor in de buurt van het doel zal uitkomen. Daarnaast kunnen nog enkele conclusies worden getrokken over het beleid en de maatregelen in de diverse sectoren. Er zijn relatief veel maatregelen getroffen in sectoren (gebouwde omgeving) waar de reductiemaatregelen duur zijn, terwijl goedkope maatregelen (industrie) zijn blijven liggen. Dit hangt samen met de sectorale aanpak van de CO2-reductie. Gebleken is dat de kosten van maatregelen vaak goedkoper waren dan verwacht, maar dat de transactiekosten hoger waren. Met name de transactiekosten (kosten van de overheid én van de bedrijven) van het benchmarkakkoord en van de emissiehandel zijn erg hoog. In de afgelopen periode heeft de overheid zich en detail bemoeit met de diverse sectoren en zelfs met de vele mogelijke maatregelen. Veelal zijn ad hoc beleidsinstrumenten ingezet die later weer zijn gestopt, zonder een stabiele markt te creëren voor zuinige technieken (bijvoorbeeld WarmteKracht), hernieuwbare energie (perikelen rondom de Energiepremieregeling, EPR) en voor schoon fossiel (ondanks de kansen voor Nederland is op dit gebied slechts één proefproject in gang gezet). Hierdoor zijn innovatieve ontwikkelingen in de industrie in de kiem gesmoord en is de betrouwbaarheid van de overheid op dit beleidsterrein ter discussie komen te staan. Ook op dit punt kan het beleid verbeterd worden. klimaatverandering en klimaatbeleid Fundamentele politieke keuzes Het steeds sterkere bewijs dat menselijk handelen een klimaatverandering veroorzaakt, leidt tot de vraag of Nederland het mitigatiebeleid moet intensiveren, en zo ja, op welke manier. Dit is een politieke keuze waarbij elke partij de argumenten moet wegen en zich moet uitspreken over de acceptatie van de risico s van niethandelen, en de kosten die dat met zich meebrengt (adaptatiebeleid), én de effecten van ingrijpend mitigatiebeleid. Het standpunt van de Nederlandse overheid voor het internationale en nationale klimaatbeleid is afhankelijk van een viertal fundamentele keuzes: Keuze 1: Welke verhouding tussen adaptatie en mitigatie is wenselijk? Keuze 2: Op welke schaalniveaus dient het klimaatbeleid gevoerd te worden? Keuze 3: Hoe kan de overheid optimaal sturen? Keuze 4: Welke maatregelen zijn te prefereren? Met die fundamentele keuzes hangt een aantal prangende kwesties samen, die bepalend zijn voor het bereiken van een effectief en efficiënt klimaatbeleid. De eerste hoofdkeuze gaat over de doelstelling van het klimaatbeleid. Hier gaat het om een aantal kwesties. Ten eerste staat de vraag centraal of ondanks wetenschappelijke onzekerheden, toch klimaatbeleid moet worden gevoerd en zo ja, welke emissiereducties dan gewenst zijn. Bij de bepaling van het ambitieniveau moet ook een afweging tussen kosten en baten met andere welvaartsaspecten, zoals in-

herfst 2004/definitief/4 05-10-2004 12:25 Pagina 68 68 artikel apocalyptische tijden? De welvaartsverliezen voor Nederland zijn zes keer zo groot als klimaatbeleid een zaak blijft van de geïndustrialiseerde landen. komensgroei, worden gemaakt. Dit hangt samen met de vraag hoe de baten van klimaatbeleid goed worden ingeschat. Omdat klimaatbeleid niet door Nederland alleen kan worden gevoerd, komt direct de vraag op hoe Nederland internationaal draagvlak kan creëren voor internationale deelname. Dit is de tweede hoofdkeuze die gemaakt moet worden. Welke mogelijkheden heeft Nederland in internationaal verband om het draagvlak voor mitigatiebeleid te verbreden: Welke bijdrage kan Nederland leveren in een internationale context? Voor een effectief, mondiaal klimaatbeleid is het ook nodig dat internationale sectoren die broeikasgassen uitstoten op de een of andere manier in het klimaatbeleid worden ondergebracht. Momenteel is er een impasse bij het inpassen van de internationale lucht- en zeevaart in het klimaatbeleid. Een dringende internationale kwestie is daarom hoe de gaten van Kyoto kunnen worden gedicht. Op Europees en nationaal niveau spelen kwesties die samenhangen met de derde hoofdkeuze: welke typen instrumenten helpen bij het bereiken van klimaatdoelstellingen tegen lage kosten? Welke instrumenten zijn optimaal? Hierbij gaat het om de keuze tussen marktconforme instrumenten gericht op generieke doelen enerzijds en techniek- en sectorsturing anderzijds. Een probleem bij het huidige klimaatbeleid is de snelle groei van emissies vanuit het transport. Kan de transportsector ook bijdragen aan emissiereducties en hoe kan de overheid daarop sturen? Bij het zoeken naar optimale instrumenten moet ook gekeken worden naar bredere economische belangen en dient men oog te hebben voor de samenhang tussen klimaatbeleid en de innovatieve vermogens van het Nederlandse bedrijfsleven. De vraag is hier: Hoe kan de Nederlandse economie profiteren van klimaatbeleid? De vierde hoofdkeuze die gemaakt moet worden, is de keuze voor concrete maatregelen. In ons rapport gaan we in op specifieke technieken en energiedragers die kunnen bijdragen aan een vermindering van de CO2-uitstoot. Hierbij gaat het vooral om de rol die de overheid kan spelen. Conclusies en aanbevelingen In ons rapport trekken wij de volgende conclusies en doen we de volgende aanbevelingen: 1 Klimaatverandering is een mondiaal probleem, en het beleid moet om effectief te zijn mondiaal worden opgezet. Mondiaal mitigatiebeleid is aanmerkelijk goedkoper dan beleid op een lager schaalniveau en schaadt de concurrentiepositie niet. Vanwege de tendens tot free riding (landen wachten tot anderen het probleem oplossen) is het noodzakelijk krachtig in te zetten op een sterke coördinatie van het internationale klimaatbeleid. Wanneer alleen de geïndustrialiseerde landen klimaatbeleid voeren, zijn de welvaartsverliezen voor Nederland zes keer zo groot als bij mondiaal beleid.

herfst 2004/definitief/4 05-10-2004 12:25 Pagina 69 69 2 De EU heeft als beleidsdoel gesteld dat de aarde de komende eeuw niet meer dan 2 C mag opwarmen. Nederland heeft zich aan deze doelstelling gecommitteerd. Deze beperking vereist een relatief snelle en forse reductie van de emissie van broeikasgassen in de post-kyoto periode. 3 Omdat een beperkte mate van klimaatverandering inmiddels onafwendbaar is, zal het belang van adaptatiemaatregelen toenemen. Deze aanpassingen liggen in Nederland vooral op het terrein van waterbeheer. De toenemende kans op droogte en wateroverlast kunnen grote gevolgen hebben voor de watervoorziening, landbouw en energievoorziening. 4 Om alle landen bij het klimaatbeleid te betrekken kan Nederland zich in internationaal verband richten op een sterke coalitievorming en een eventuele kopgroepvorming waarmee de (morele) druk op achterblijvers kan worden opgevoerd. Ter ondersteuning daarvan kan Nederland zich voor drie zaken sterk maken: a Een billijke (redelijke en rechtvaardige) verdeling van de lasten van klimaatbeleid; b Een internationale oplossing om de aanpassingskosten van laaggelegen ontwikkelingslanden te dragen; c De emissies van de internationale lucht- en scheepvaart agenderen. 5 De macro-economische kosten van verdergaand klimaatbeleid zijn beperkt voor Nederland, mits het efficiënt wordt vormgegeven. Dat wil zeggen met gebruik van marktconforme instrumenten die op doelen sturen (emissiehandel, heffingen, concessies) voor alle geïndustrialiseerde landen. Alleen dan behoudt klimaatbeleid het noodzakelijke draagvlak. 6 Aanvullend op de internationale marktconforme instrumenten kan op nationaal niveau de overheid zich richten op: a Het mede laten profiteren van de innovatiekracht van Nederland van klimaatbeleid zonder dat het leidt tot sturing op specifieke technieken; b Het invoeren van verdergaande nationale maatregelen voor de verkeerssector en de gebouwde omgeving, omdat dit niet snel leidt tot negatieve effecten op de concurrentiepositie; c Beperken van de afhankelijkheid van olie door verschuiving naar hernieuwbare bronnen. Hiermee verlaagt de overheid economische risico s van hoge olieprijzen en versterkt het klimaatbeleid de energievoorzieningzekerheid van Nederland. Dergelijk beleid dient meer dan alleen het klimaatdoel, is daardoor efficiënter en kan op meer draagvlak rekenen. klimaatverandering en klimaatbeleid

herfst 2004/definitief/4 05-10-2004 12:25 Pagina 70 70 artikel apocalyptische tijden? Dr. Rob van Dorland is klimaatonderzoeker KNMI, dr. Koos Verbeek is cöordinator klimaatbeleid KNMI, dr. Aad van Ulden is klimaatonderzoeker KNMI en ir. Frans Rooijers is directeur CE en projectleider klimaatonderzoek Tweede Kamer. Dit artikel is een beknopte samenvatting van het onderzoeksrapport over klimaatverandering en klimaatbeleid dat te vinden is op www.ce.nl. Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoek- en adviesbureau CE in Delft, in samenwerking met het KNMI in De Bilt en Alterra in Wageningen.