Resultaten over 2013 in % Resultaten over 2012 in % 63 Delft. 69 Gemeentegrootteklasse. 68 Benchmark

Vergelijkbare documenten
Benchmark Wmo. Stadskanaal. Resultaten over 2013, monitor Wmo-voorzieningen. 1 juli 2014 Projectnummer:107634

Benchmark Wmo Resultaten over 2013, monitor Wmo-voorzieningen

Benchmark Wmo. Monitor Wmo-voorzieningen Resultaten over ROGplus NWN

Benchmark Wmo. Utrechtse Heuvelrug. Resultaten over 2013, monitor Wmo-voorzieningen. 1 juli 2014 Projectnummer:107634

Benchmark Wmo. Monitor Wmo-voorzieningen Resultaten over Hilversum

Benchmark Wmo Rapport Wmo-voorzieningen Resultaten over Ridderkerk

Benchmark Wmo Rapport Wmo-voorzieningen Resultaten over Overbetuwe

Brief op maat benchmark Wmo 2010: Individuele Voorzieningen ROGplus

Benchmark Wmo Rapport Wmo-voorzieningen Resultaten over Roermond

Samenvatting Benchmark Wmo 2012

Benchmark Wmo Rapport Wmo-voorzieningen Resultaten over Heerhugowaard

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Maatwerksamenvatting Resultaten Benchmark Wmo Gemeente Almere

Benchmarkrapportage Wmo Jaar 2013

ons kenmerk Wmo

Samenvatting basisbenchmark en cliënttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo

Benchmark Wmo Rapport Aantallen en uitgaven Wmo voorzieningen over Overbetuwe. 1 juli 2011

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Rapportage Wmo-benchmark 2011

WMO MONITOR 2013 Samenvatting belangrijkste bevindingen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen ROGplus Nieuwe Waterweg Noord

ons kenmerk Wmo

9 DEC. DIV TE f. Gemeente Dordrecht T.a.v. mevrouw J. Storm Hoofd afdeling Zorg Sociale dienst Postbus AA Dordrecht. Datum: 14 december 2005

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen Gemeente Velsen

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Hll lllllllllllllllllllllllllllllllilllllll /10/2012

Jaarverslag Zorg 2013: Individuele voorzieningen Wmo 2013

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen Gemeente IJsselstein

Nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen Gemeente Bloemendaal

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen Gemeente Loppersum

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen Gemeente Veghel

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen Gemeente Zaanstad

Cliënttevredenheidsonderzoek Wmo

Klantonderzoek Wmo over Wmo-voorzieningen ROGplus Nieuwe Waterweg Noord

Woonvoorzieningen Aanvragen totaal Aanvragen verhuiskostenvergoeding 8 6 4

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Klantonderzoek Wmo over 2012

1. Inleiding Methode van onderzoek Responsverantwoording Leeswijzer 2

ALGEMEEN WMO VEELGESTELDE VRAGEN OVER WMO EN JEUGDHULP

WMO MONITOR KWARTAAL : Samenvatting belangrijkste bevindingen

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO

Rapportage uitvoering Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen Tweede kwartaal 2007

Managementrapportage Wmo. Gemeente Zederik. 4e kwartaal 2015

Rapportage uitvoering Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen Derde en vierde kwartaal 2007

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Heerhugowaard

Rapportage Wmo-benchmark 2008

Rapportage Wmo-benchmark 2010 en Klanttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2011

Voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Rapportage Sociaal Domein 2016 Gemeente Bergen (L) Rapportage Sociaal Domein 2016 Gemeente Bergen (L)

MANAGEMENTSAMENVATTING HULP BIJ HET HUISHOUDEN GEMEENTE DOETINCHEM

Zorgmonitor. Januari 2019

Voortgang Wmo en Jeugdwet gemeente Buren Vierde kwartaalrapportage 2015

Eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf en voor de Wmo

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014

MANAGEMENTSAMENVATTING ALGEMENE & INDIVIDUELE

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2010 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Stein

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2010 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Lelystad

Kaart 1: Wmo = meedoen Achtergrondinformatie voor patiënten

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Aanpassing Hulp bij het Huishouden

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Te besluiten om:

ROCPj" 5. de gemeenteraden van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam. Gemeenteraad van Schiedam Postbus EA Schiedam

Gemeente Winterswijk Wmo klanttevredenheidsonderzoek

Evaluatie van de Wmo-voorzieningen 2013

Wet maatschappelijke ondersteuning januari 2015

Rapportage Sociaal Domein 2017 Gemeente Bergen (L) Rapportage Sociaal Domein 2017 (1 e en 2 e kwartaal) Gemeente Bergen (L)

Gemeente Woerden. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2011

gelet op artikel 4 en artikel 5 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015 besluiten:

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2011

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2010 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Enschede

Geschreven door MdKG dinsdag, 30 maart :38 - Laatst aangepast donderdag, 05 februari :48

Korte schets over wat de Kanteling inhoudt, samenhang met Welzijn Nieuwe Stijl Kanteling in beleid en verordening Kanteling in de uitvoering

INKOMEN Ontwikkeling uitkeringenbestand

Toelichting bij Verordening maatschappelijke ondersteuning Utrecht 2015

Wat gaat er in de zorg veranderen en waarom?

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2008 Gemeente Nijkerk

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2015 GEMEENTE EPE

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

BIJLAGE Ib. Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek

informatiebrief raad/commissie

Algemeen beeld. Beleid Memo bij de 3 e kwartaal rapportage Wmo Onderwerp: Toelichting op de cijfers 3e kwartaal 2013

Transcriptie:

1 Samenvatting Benchmark Wmo 2014 resultaten over 2013, basisbenchmark Benchmark Wmo 2013 en 2014 Wmo-thermometer. Het gewogen gemiddelde van de scores. Beleidsparticipatie. Meedoen in de samenleving Leefbaarheid en Sociale samenhang Prestatieveld 1 Jeugd Prestatieveld 2 Toegang en oplossing voor Wmo ondersteuningsvragen Prestatieveld 3 en 6 Mantelzorg Prestatieveld 4 Vrijwilligerswerk Prestatieveld 4 Wonen, zorg en toegankelijkheid Prestatieveld 5 Opvang Prestatieveld 7,8 en 9 Resultaten over 2013 in % Resultaten over 2012 in % 69 Delft 70 Gemeentegrootteklasse 68 Benchmark 71 Delft 73 Gemeentegrootteklasse 69 Benchmark 75 Delft 74 Gemeentegrootteklasse 70 Benchmark 65 Delft 69 Gemeentegrootteklasse 72 Benchmark 78 Delft 76 Gemeentegrootteklasse 74 Benchmark 80 Delft 69 Gemeentegrootteklasse 68 Benchmark 39 Delft 57 Gemeentegrootteklasse 53 Benchmark 53 Delft 65 Gemeentegrootteklasse 58 Benchmark 71 Delft 74 Gemeentegrootteklasse 76 Benchmark 63 Delft 69 Gemeentegrootteklasse 68 Benchmark 56 Delft 66 Gemeentegrootteklasse 63 Benchmark 74 Delft 72 Gemeentegrootteklasse 72 Benchmark 70 Delft 73 Gemeentegrootteklasse 74 Benchmark 68 Delft 70 Gemeentegrootteklasse 70 Benchmark 52 Delft 68 Gemeentegrootteklasse 68 Benchmark 42 Delft 58 Gemeentegrootteklasse 56 Benchmark 55 Delft 62 Gemeentegrootteklasse 57 Benchmark 62 Delft 73 Gemeentegrootteklasse 66 Benchmark

2 Toelichting: Aantal deelnemende gemeenten aan de Benchmark Wmo 2013 86 2012 100 De vragenlijst voor de Benchmark Wmo is niet ieder jaar hetzelfde. Het wordt aangepast aan ontwikkelingen in het veld. Delft lager scoort lager dan het gemiddelde (prestatieveld 2 Jeugd en prestatieveld 4 vrijwilligerswerk) van de gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark. Dit komt omdat bepaalde informatie niet voorhanden was. Zo was er met subsidiepartners onvoldoende afgesproken dat zij gegevens moesten bijhouden over aantallen en deelnemers. De lagere score bij het vrijwilligerswerk hangt ook samen met de bezuinigingen op het welzijnswerk. De stedelijke vrijwilligerscentrale is onderdeel geworden van het sociaal cultureel werk en daardoor vrijwel onzichtbaar geworden voor vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. De website vrijwilligerswerk Delft voldoet niet aan de verwachtingen. Er is weinig contact met (potentiele) vrijwilligers en voor (kwetsbare) vrijwilligers is weinig ondersteuning voorhanden. Uitgaven vrijwilligerswerk 2013 per inwoner Delft 1,90 Gemeentegrootteklasse 3,07 Benchmark 2,58 Delft scoort hoger dan het gemiddelde (prestatieveld 4 mantelzorg) van de gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark. Dit komt vooral door inzet op ondersteuning van de Mantelzorgers, de website Zorg voor Elkaar, de verbeterde informatievoorziening en de oprichting van het Informeel Zorg Overleg. Mantelzorgondersteuning is van cruciaal belang voor het welslagen van de Wmo De Wmo-raad is in de meeste gemeenten de voornaamste partner bij beleidsontwikkeling. In Delft hebben alle leden van de Wmo-raad zitting op persoonlijke titel

3 Delft heeft het afgelopen jaar gekanteld gewerkt. In 2012 had Delft nog een smalle definitie voor het keukentafelgesprek. In 2013 is aangesloten bij de gangbare definitie waar alle gemeenten in de benchmark mee werken. In Delft wordt een keukentafel gesprek gevoerd bij iedere nieuwe melding (exclusief herindicaties). Aan de mantelzorger wordt altijd gevraagd om aanwezig te zijn bij het gesprek. Aantal keukengesprekken per 1.000 inwoners 2013 17,2 2012 1,0 Delft lager scoort lager dan het gemiddelde (prestatieveld 5 wonen, zorg en toegankelijkheid) van de gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark. Aspecten die hier mee te maken zijn het onvoldoende levensloopbestendig bouwen, geen beleid of subsidie voor fysieke toegankelijkheid openbare ruimte en voorzieningen. Aantal thuiswonende 75-plussers (CBS) in percentages Delft 95 Gemeentegrootteklasse 91 Benchmark 92 Het welzijnsbeleid Vooruit met Welzijn biedt alle inwoners, met of zonder beperking, een gelegenheid tot het opdoen van sociale contacten. Algemene voorzieningen, toegankelijk voor iedereen en zonder indicatie. Het accommodatiebeleid faciliteert geschikte ontmoetingsruimten in de wijken. Delft is centrumgemeente voor de maatschappelijke opvang en dus verantwoordelijk voor de coördinatie van het aanbod van de ondersteuning. Terugkeer naar een reguliere woning lukt nog onvoldoende. Nieuwe afspraken met maatschappelijke partners zullen hier verbetering in gaan brengen.

4 Uitgaven Wmo IV3 per inwoner Maatschappelijke begeleiding en advies Huishoudelijke verzorging Sociaal Cultureel werk Voorziening gehandicapten 2013 2012 92,08 Delft 71,93 Gemeentegrootteklasse 46,94 Benchmark 83,18 Delft 97,47 Gemeentegrootteklasse 91,33 Benchmark 42,91 Delft 53,66 Gemeentegrootteklasse 41,08 Benchmark 50,89 Delft 56,88 Gemeentegrootteklasse 45,65 Benchmark 93,45 Delft 91,86 Delft 55,34 Delft 73,28 Delft 73 Gemeentegrootteklasse 74 Benchmark Uitgaven Wmo-breed (per inwoner) Realisatie Uitgaven 2013 2012 269,06 Delft 296,23 Gemeentegrootteklasse 234,21 Benchmark 354,70 Delft Uitgaven Wmo-breed (per inwoner) Begrote Uitgaven 2014 2013 2012 262,37 Delft 302,22 Gemeentegrootteklasse 243,54 Benchmark 304,03 Delft 321,42 Delft

Benchmark Wmo Resultaten over 2013, monitor Wmo-voorzieningen Delft 1 juli 2014 Projectnummer:107634

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT INHOUD HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1 HOOFDSTUK 2 TOTAALBEELD 4 HOOFDSTUK 3 UITVOERING 8 HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN 13 HOOFDSTUK 5 WONEN-ROLSTOELEN-VERVOER 18 HOOFDSTUK 6 ALGEMENE VOORZIENINGEN 22 BIJLAGE 1 UITGAVEN PER 75-PLUSSER 23 BIJLAGE 2 CIJFERBIJLAGE 25 BIJLAGE 3 DEELNEMERS 44 BIJLAGE 4 DEFINITIES EN AFKORTINGEN 45

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Hoofdstuk 1 Inleiding Het Sociale Domein is door de op komst zijnde transities volop in beweging. Voor 2015 staat de nieuwe Participatiewet op de agenda en in 2015 kunnen we de nieuwe Jeugdwet en de AWBZ-begeleiding in de Wmo verwachten. Deze nieuwe regelgeving brengt voor gemeenten extra taken met zich mee, leidt tot een andere rol en positie van gemeenten en noodzaakt ook nog eens tot forse bezuinigingen in het Sociale Domein. Met alleen bezuinigingen redden gemeenten het niet, het is ook tijd voor vernieuwing. Het ingezette beroep op de eigen kracht wordt steeds groter en de aanspraak op individuele voorzieningen wordt fors aan banden gelegd. We moeten met elkaar vooruit kijken en stappen zetten om goed te kunnen anticiperen op al deze ontwikkelingen. Voor u ligt het rapport Wmo-voorzieningen. Het gaat hier om de Wmo-voorzieningen die vanuit prestatieveld 6 verstrekt worden om burgers te compenseren die beperkingen ondervinden in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Centraal staan in dit rapport de aantallen en uitgaven voor de uitvoering, hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen. Met behulp van dit rapport kunt u de uitgaven van uw gemeente en het gebruik van de Wmovoorzieningen (blijven) monitoren. Dit blijft noodzakelijk vanwege het grote financiële belang. Dit rapport verschaft u ook informatie op basis waarvan gezocht kan worden naar mogelijkheden om te bezuinigen. Daarnaast zal door de Kanteling een verschuiving plaats gaan vinden naar andere oplossingen. Met dit rapport kunt u zien in hoeverre het lukt om het aantal en/of de omvang van de individuele voorzieningen terug te brengen. In dit rapport worden aantallen en uitgaven van uw organisatie met betrekking tot de verstrekte Wmo-voorzieningen vergeleken met die van andere deelnemers. Het rapport is het vertrekpunt om het verhaal achter de cijfers boven tafel te krijgen. De verschillen kunnen aanleiding zijn om op zoek te gaan naar verbetermogelijkheden in uw eigen organisatie en gebruik te maken van goede voorbeelden van andere deelnemers. 1.1 Onderzoeksopzet Uw organisatie heeft in 2014 samen met 48 andere gemeenten de vragenlijst Wmovoorzieningen ingevuld. Aantallen en uitgaven van uw organisatie worden vergeleken met het gemiddelde van alle deelnemers aan vragenlijst Wmovoorzieningen. De gegevens hebben betrekking op 2013. Voor de vergelijking hebben de deelnemers een standaardvragenlijst ingevuld. De vragenlijst bevat zowel vragen naar kwantitatieve gegevens (aantallen en uitgaven) als naar kwalitatieve gegevens (beleidskeuzes, organisatie- en uitvoeringsaspecten). 1

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT 1.2 Representativiteit Het aantal deelnemers aan deze vragenlijst is voldoende om een goede indicatie te geven voor de landelijke situatie. Aan de monitor Wmo-voorzieningen en de Benchmark Wmo doen de deelnemers vrijwillig mee. Er is dus geen sprake van een aselecte steekproef. De gemiddelden kunnen daardoor verschillen van de werkelijke landelijke gemiddelden. Ook wisselt de groep deelnemers jaarlijks. De referentiecijfers maken het mogelijk om uw eigen resultaten te interpreteren. In enkele gevallen is in het rapport en in de cijferbijlage (bijlage 2) het gemiddelde niet weergegeven, omdat de respons op die vraag te klein is geweest of omdat de spreiding in de antwoorden/waarden te groot was. Ook is het gemiddelde om inhoudelijke redenen een aantal keer niet weergegeven, bijvoorbeeld bij de categorie anders voor hulp bij het huishouden. Voor de vergelijking is het van belang dat de referentiegegevens zo zuiver mogelijk zijn. Hiervoor voeren wij een uitgebreide controle uit op alle aangeleverde gegevens (validatie). De resultaten zijn met de deelnemers besproken en zijn indien nodig gecorrigeerd of aangevuld. Na de sluiting van de vragenlijst voeren wij een controle uit op de definitieve dataset. Extreem hoge of lage waarden, die onwaarschijnlijk zijn of waar een heel bijzonder verhaal achter zit, worden buiten beschouwing gelaten bij de berekening van de gemiddelden. Deze zogenaamde uitschieter-waarden presenteren we wel in de rapporten van deze specifieke deelnemer. 1.3 Trendgegevens Naast de vergelijking van uw gegevens met andere deelnemers, is het ook belangrijk om de ontwikkeling van uw eigen gegevens over de jaren te kunnen monitoren. In het rapport en in de cijferbijlage geven we daarom trendgegevens weer vanaf 2008 indien uw organisatie in deze voorgaande jaren heeft meegedaan. De gemiddelden zijn steeds gebaseerd op het aantal deelnemers in dat jaar. Dit betekent dat het aantal deelnemers waarop het gemiddelde gebaseerd is, varieert. 1.4 Weergave De resultaten worden weergegeven in radarplots, trendgrafieken, staafdiagrammen, taartdiagrammen en tabellen. In de trendgrafieken is de ontwikkeling in uw organisatie en de ontwikkeling van het gemiddelde weergegeven. Uw resultaten worden indien beschikbaar weergegeven met een staafje en de gegevens van de referentiegroep met een rood liggend streepje 1. Vervolgens wordt daar in tabellen en andere figuren nader op ingezoomd. Hoofdstuk 4 en 5 beginnen met een radarplot. Deze ziet er uit als een spinnenweb en geeft de samenhang tussen een aantal indicatoren weer. Ook geeft het aan in hoeverre uw organisatie onder of boven het gemiddelde (=100) scoort. In de staafdiagrammen kunt u per indicator uw score zien en het gemiddelde. In de 1 Aangezien het aantal deelnemers waarop het gemiddelde gebaseerd is, varieert per jaar, geven we het gemiddelde niet als een trendlijn weer. 2

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT meeste gevallen geven we de uitgaven weer per inwoner of per cliënt en de aantallen voorzieningen worden afgezet per 1.000 inwoners. In het rapport maken we onderscheid tussen enerzijds hulp bij het huishouden en anderzijds de Wrv-voorzieningen, dit zijn de woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen. We hebben er voor gekozen om definities en afkortingen zoveel mogelijk in de bijlage (bijlage 4) toe te lichten en niet in het rapport zelf. 3

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Hoofdstuk 2 Totaalbeeld In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de totale uitgaven voor Wmo-voorzieningen en het eigen bijdrage beleid. 2.1 Uitgaven Wmo-voorzieningen In onderstaande trendgrafiek zijn, indien beschikbaar, de programmakosten voor Wmo-voorzieningen zichtbaar van 2008 tot en met 2013 voor uw organisatie en de referentiegroep. Het gaat hier om de uitgaven voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, rolstoelen, collectief vervoer en individuele vervoersvoorzieningen, exclusief uitvoeringskosten. Inkomsten vanuit eigen bijdragen, teruggevorderde persoonsgebonden budgetten of verkochte hulpmiddelen zijn hierop niet in mindering gebracht. Figuur 1: Ontwikkeling programmakosten Wmo-voorzieningen in euro s per inwoner (2008-2013) (Vraag 2.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13) Gemeente Referentie In 2013 geeft een deelnemer in de referentiegroep gemiddeld 120,- per inwoner uit aan Wmo-voorzieningen. In uw gemeente wordt in 2013 102,- per inwoner uitgegeven aan Wmo-voorzieningen. Uit de trendcijfers blijkt dat de uitgaven voor Wmo-voorzieningen in de referentiegroep oplopen tot en met in 2010. Na een stabilisatie van de uitgaven in 2011 is vanaf 2012 sprake van een daling van de uitgaven in de referentiegroep. In 2013 liggen de programmakosten voor Wmovoorzieningen ongeveer op hetzelfde niveau als in 2008. De programmakosten kunnen worden uitgesplitst in uitgaven voor hulp bij het huishouden en uitgaven voor Wrv-voorzieningen. In de onderstaande figuren is de ontwikkeling van deze uitgaven te zien voor uw gemeente en voor de referentiegroep. 4

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Figuur 2: Ontwikkeling programmakosten Wmo-voorzieningen in euro s per inwoner (2008-2013) (Vraag 2.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13) Uw gemeente Referentiegroep In bovenstaande trendgrafiek van de referentiegroep is te zien dat zowel de uitgaven voor hulp bij het huishouden als de uitgaven voor Wrv-voorzieningen tussen 2011 en 2013 gedaald zijn. In de jaren daarvoor, van 2008 tot 2011 zien we een toename van de uitgaven voor Hulp bij het huishouden terwijl de uitgaven voor Wrvvoorzieningen ongeveer gelijk bleven. In figuur 3 ziet u hoe de Wmo-uitgaven voor uw gemeente en de referentiegroep zijn opgebouwd. Weergegeven zijn de uitgaven voor de hulp bij het huishouden, de Wrvvoorzieningen (programmakosten) en de uitvoeringskosten. Voor de deelnemers in de referentiegroep geldt dat bijna twee derde van de Wmo-uitgaven aan hulp bij het huishouden (HH) wordt besteed. 5

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Figuur 3: Wmo-uitgaven (Vraag 1.9, 2.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.12) 2.2 Eigen bijdrage beleid De inkomsten van gemeenten bestaan naast het gemeentefonds hoofdzakelijk uit eigen bijdragen. Gemeenten kunnen een eigen bijdrage heffen, maar hoeven dit niet te doen. Het Rijk laat de gemeenten binnen een aantal onder- en bovengrenzen vrij in het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en de criteria tot het heffen ervan. In onderstaande tabel ziet u voor welke voorziening een eigen bijdrage geldt in uw gemeente en het aandeel deelnemers dat een eigen bijdrage vraagt voor de betreffende voorziening. Deze gegevens worden uitgevraagd in de basisbenchmark, onderdeel van de Benchmark Wmo. Tabel 1: Eigen bijdrage (basisbenchmark vraag 3.26)2 Uw gemeente Referentiegroep Hulp bij het huishouden ja 100% Roerende zaken (woonvoorzieningen) ja 86% Onroerende woonvoorzieningen ja 98% Individuele vervoersvoorzieningen ja 86% Andere voorzieningen ja 26% De eigen bijdrage kan inkomensafhankelijk zijn. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning is een maximum aangegeven dat als eigen bijdrage aan de burger gevraagd mag worden. Hierin is rekening gehouden met verschillen in leeftijd en inkomen. De gemeente kan de eigen bijdrage onder het maximum vaststellen. Vanuit de basisbenchmark zien we dat vrijwel alle gemeenten de maxima uit de wet hanteren en dus de wettelijke ruimte voor het vragen van eigen bijdragen zoveel 2 Deze percentages kunnen afwijken van de gerapporteerde percentages in het rapport van de basisbenchmark, onderdeel van de Benchmark Wmo. Binnen dit rapport zijn alleen de gegevens meegenomen voor gemeenten die ook meedoen aan de vragenlijst Wmo-voorzieningen. 6

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT mogelijk benutten. In figuur 4 is te zien wat de gemeente ontvangt aan eigen bijdragen. Voor de referentiegroep zijn de inkomsten uit eigen bijdragen tussen 2009 en 2013 jaarlijks gestegen. Dit heeft te maken met het feit dat voor steeds meer voorzieningen een eigen bijdrage wordt gevraagd. Naast de eigen bijdrage kan een gemeente ook overige inkomsten hebben die komen bijvoorbeeld uit de verkoop van rolstoelen of teruggevorderde pgb s. In figuur 4 zijn de overige inkomsten en de teruggevorderde pgb s niet meegenomen. In de referentiegroep bedragen deze inkomsten 6% van totale inkomsten. In uw gemeente gaat het om 2%. Figuur 4: Ontwikkeling inkomsten eigen bijdrage in euro s per inwoner (2008-2013) (Vraag 1.9) Gemeente Referentie 7

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Hoofdstuk 3 Uitvoering In dit hoofdstuk gaan we in op uitvoeringsaspecten van de Wmo. Het gaat achtereenvolgens om de uitvoeringskosten, de Kanteling, het aantal formatieplaatsen, het aantal aanvragen, het aandeel afwijzingen en bezwaarschriften. 3.1 Uitvoeringskosten De uitvoeringskosten voor het verlenen van voorzieningen zijn een indicator voor de doelmatigheid van de uitvoering. De uitvoeringskosten bestaan uit gemeentelijke apparaatskosten (directe personeelskosten), externe indicatiekosten en overige kosten. We zien op dit moment een ontwikkeling (de Kanteling) waarbij je je kunt afvragen of de benaming uitvoeringskosten nog juist is. Het keukentafelgesprek dat in veel gemeenten gevoerd wordt, heeft een brede insteek en is niet puur een indicatie-instrument. Dit gesprek heeft ook als doel het versterken van de eigen kracht van de burger, vraagverheldering, het zoeken naar oplossingen in de eigen kracht, het netwerk en dergelijke. Het resultaat is dan ook niet altijd een individuele voorziening. In figuur 5 is de ontwikkeling van uw uitvoeringskosten weergegeven samen met de referentiegroep. De uitvoeringskosten zijn weergegeven per inwoner. Uit de gemiddelden over de jaren heen blijkt dat de uitvoeringskosten per inwoner in de referentiegroep redelijk stabiel blijven. Zoals uit figuur 3 reeds bleek, vormen de uitvoeringskosten ongeveer 12% van de totale Wmo-uitgaven. Figuur 5: Ontwikkeling uitvoeringskosten in euro s per inwoner (2008-2013) (Vraag 1.8) Gemeente Referentie 8

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT In relatie tot het aantal inwoners heeft uw gemeente voor 2013 lagere uitvoeringskosten dan het gemiddelde. In de cijferbijlage (bijlage 2) zijn ook de uitvoeringskosten per aanvraag weergegeven. Dit was altijd een goede indicator voor een doelmatige uitvoering. Echter met de komst van de Kanteling is het aantal aanvragen tussen deelnemers minder vergelijkbaar geworden. 3.2 Kanteling De Kanteling is een proces dat de meeste gemeenten in gang hebben gezet om op een andere manier invulling te geven aan de compensatieplicht. Hoe die compensatie eruit moet zien, is niet omschreven in de wet. Het resultaat van de compensatie is wat telt. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop ze de compensatieplicht invullen. De gekantelde werkwijze houdt in dat gemeenten burgers helpen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en te participeren, ondanks beperkingen. Volgens de werkwijze van de Kanteling dienen inwoners in eerste instantie niet een aanvraag in, maar kunnen zij een melding doen. Op basis van de melding volgt (meestal) het (keukentafel)gesprek. In dat gesprek worden verschillende oplossingsrichtingen verkend: wat kan men zelf op eigen kracht, wat kan de omgeving, welke algemene of collectieve voorzieningen zijn beschikbaar? Als laatste wordt gekeken naar de mogelijkheid een aanvraag te doen voor een individuele voorziening. De verwachting is dat het aantal aanvragen hierdoor zal afnemen. Centraal in de gedachte van de Kanteling is een omslag van claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid). Doordat gemeenten vrij zijn om te bepalen op welke wijze zij hier invulling aan willen geven, zijn er dan ook veel verschillen in de ambitie en wijze waarop gemeenten de Kanteling inzetten. Het (keukentafel)gesprek kan in de vorm van een huisbezoek plaatsvinden of in bijvoorbeeld een ruimte binnen het Wmo-loket. Voor het voeren van het (keukentafel)gesprek zijn de zogenoemde gespreksvoerders verantwoordelijk. Deze gespreksvoerders kunnen Wmo-consulenten zijn, maar ook welzijnsmedewerkers of consulenten in dienst van zorgaanbieders. In onderstaande tabel is de verdeling van de gespreksvoerders over de uitvoerende instellingen (in percentages) terug te vinden. 9

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 2: Schatting (keukentafel)gesprekken door onderstaande gespreksvoerders (vraag 1.6) Uw gemeente Referentiegroep Wmo-consulenten in dienst van de gemeente 95% 84% Consulenten van een intergemeentelijke sociale dienst of andere uitvoeringsorganisatie 0% 6% MEE-medewerkers 0% 0% Welzijnsmedewerkers 5% 2% Medewerkers algemeen maatschappelijk werk 0% 0% Consulenten in dienst van zorgaanbieders 0% 0% Vrijwilligers 0% 0% Anders 0% 7% Veelal vinden deze gesprekken bij de burger thuis plaats. In tabel 3 is te zien waar de gesprekken in uw gemeente gevoerd worden en hoe dit zit in de referentiegroep. Tabel 3: Locatie gesprekken (vraag 1.7) Uw gemeente Referentiegroep Bij het Wmo-loket 0% 11% Bij wijksteunpunten 0% 0% Bij de cliënten thuis 100% 86% Bij één van de uitvoerende partners 0% 1% Anders 0% 2% Totaal 100% 100% Met behulp van nazorg kan gekeken worden of de geadviseerde oplossing vanuit het gesprek het probleem compenseert. Er zijn echter verschillende (politieke) opvattingen over de rol van nazorg. Zo vindt een deel dat nazorg een onmisbaar onderdeel is in het traject van vraagverheldering en oplossingen bieden, terwijl anderen de verantwoordelijkheid primair bij de burger leggen. Het is zowel op beleidsniveau als op klantniveau van belang om de Kanteling te blijven monitoren. Door middel van registratie kan geëvalueerd worden of de werkwijze van de Kanteling tot meer of minder aanvragen voor individuele Wmovoorzieningen leidt of gelijk is gebleven. Ook kan de Kanteling gevolgen hebben voor uitvoeringskosten, formatie, afwijzingen en bezwaarschriften. 3.3 Formatie In figuur 6 is het totaal aantal formatieplaatsen van de medewerkers die zich bezighouden met de Wmo-voorzieningen per 10.000 inwoners weergegeven. De volgende formatieplaatsen worden onderscheiden: de uitvoerenden (consulenten, beslissers), het ondersteunend personeel (administratief, applicatiebeheer, interne controle) en de overhead (beleidsmedewerker, direct leidinggevende en dergelijke). 10

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Figuur 6: Aantal formatieplaatsen (vast en inhuur) per 10.000 inwoners (Vraag 1.5) Bepalend voor de formatie is het aantal taken dat de gemeente zelf uitvoert. Indiceert de gemeente alle aanvragen zelf of maar een deel? Naarmate de gemeente zelf meer indicaties doet, zal de formatie ook hoger zijn. De deelnemers in de referentiegroep indiceren in 2013 gemiddeld 88% van de aanvragen voor hulp bij het huishouden zelf. Uw organisatie indiceert 53% van de aanvragen voor hulp bij het huishouden zelf. Voor de Wrv-voorzieningen indiceert de referentiegroep 89% zelf. Voor uw organisatie is dit aandeel 100%. Uiteraard zijn op de omvang van de formatie meer aspecten van belang, zoals: vindt met iedere cliënt een keukentafelgesprek plaats, wat is de locatie van die gesprekken, op welke wijze wordt het resultaat vastgelegd en in welke mate wordt nazorg verricht? 3.4 Aanvragen, afwijzingen en bezwaarschriften We merken dat mede door de Kanteling de werkprocessen en registratiesystemen van gemeenten steeds meer uiteenlopen. Het aantal aanvragen blijkt daardoor een lastige vergelijkingsindicator, zoals hierboven al is aangegeven. Aangezien het aantal meldingen (nog) niet altijd geregistreerd wordt, gaan we in op het aantal aanvragen voor Wmo-voorzieningen. In de volgende tabel wordt voor zowel hulp bij het huishouden als voor Wrv-voorzieningen het percentage afgewezen aanvragen, het percentage aanvragen in behandeling en het percentage toegekende aanvragen weergegeven. De tabel geeft de stand van zaken op 31 december 2013 weer en welk percentage op dat moment toegewezen, in behandeling of afgewezen is. 11

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 4: % afgewezen aanvragen, % nog in behandeling, % toegekend (vraag 1.3) Uw gemeente Benchmark Hulp bij het huishouden Afgewezen aanvragen 2,5% 2,0% In behandeling, ingetrokken, overig aanvragen 8,9% 9,3% Toegekende aanvragen 88,6% 88,7% Wrv-voorzieningen Afgewezen aanvragen 6,0% 4,9% In behandeling, ingetrokken, overig aanvragen 18,3% 17,2% Toegekende aanvragen 75,8% 77,9% In de tabel hieronder is het aantal bezwaarschriften afgezet tegen het totaal aantal aanvragen. In het totaal aantal aanvragen worden ook de mutaties en herindicaties meegenomen. Tabel 5: Aantal aanvragen per 1.000 inwoners en % bezwaarschriften (vraag 1.2 en vraag 1.11) Uw gemeente Benchmark Hulp bij het huishouden Aanvragen per 1.000 inwoners 19,5 15,9 % Bezwaarschriften 4,2% 2,2% Wrv-voorzieningen Aanvragen per 1.000 inwoners 14,5 18,1 % Bezwaarschriften 0,9% 1,3% 12

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden Binnen de hulp bij het huishouden zijn verschillende vormen te onderscheiden. Onderscheiden wordt hulp in natura en hulp via een persoonsgebonden budget (pgb). Met een pgb is het ook mogelijk een alfahulp in te zetten. De radarplot geeft u een samenvatting van de resultaten van uw organisatie op het gebied van hulp bij het huishouden. In deze figuur kunt u zien hoe bijvoorbeeld het aantal cliënten zich verhoudt tot de totale uitgaven en het aandeel ouderen in vergelijking met andere deelnemers. Daarnaast wordt met deze figuur inzichtelijk gemaakt op welke aspecten uw organisatie (de lijn) onder of boven het gemiddelde (=100) scoort. In de radarplot zijn de gegevens voor de voorzieningen die in natura worden verstrekt en het pgb samen genomen. De aantallen en uitgaven zijn gerelateerd aan het aantal inwoners. Bij de uitgaven gaat het om de uitgaven voor de geleverde hulp. De uitvoeringskosten zijn buiten beschouwing gelaten. In de radarplot 3 zijn weergegeven: het aandeel ouderen (75-plus) (CBS); het aantal nieuwe toekenningen hulp in natura en persoonsgebonden budget (pgb) (Vraag 2.1); het aantal cliënten hulp in natura en pgb (Vraag 2.1 ); de uitgaven voor de hulp in natura en pgb (Vraag 2.1); het aantal geleverde uren hulp in natura en het aantal toegekende uren pgb (Vraag 2.1). 3 Mocht de radarplot niet compleet zijn gevuld, dan zijn niet alle benodigde gegevens aangeleverd. 13

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Figuur 7: Overzicht kengetallen hulp bij het huishouden (natura en pgb) Voor uw eigen lokale situatie is het interessant om te bekijken in hoeverre de indicatoren in balans zijn. De uitgaven van uw gemeente zouden in verhouding moeten zijn met het aantal cliënten en het aantal uren hulp in uw gemeente. Daarnaast is het aannemelijk als het percentage 75-plussers in lijn is met het aantal cliënten. In figuur 8 is te zien hoe de uitgaven voor hulp bij het huishouden zich sinds 2008 hebben ontwikkeld voor uw gemeente en binnen de referentiegroep. De uitgaven voor hulp bij het huishouden zijn weergegeven per inwoner en per cliënt. Uw gemeente heeft in 2013 2.671,- uitgegeven per cliënt. Het gemiddelde is 3.239,-. Het betreft hier alleen de uitgaven voor de daadwerkelijke hulp, dus geen uitvoeringskosten en indicatiekosten. 14

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Figuur 8: Ontwikkeling uitgaven HH in euro s per inwoner en per cliënt (2008-2013) (Vraag 2.1) Per inwoner Per cliënt Gemeente Referentie In hoofdstuk 2 hebben we gezien dat hulp bij het huishouden een omvangrijke kostenpost is binnen de Wmo-uitgaven. Uit de cijfers van de referentiegroep blijkt dat de gemiddelde uitgaven voor hulp bij het huishouden per inwoner in de periode 2008-2011 zijn gestegen. De uitgaven in 2010 lieten een forse stijging zien ten opzichte van 2009. Deze stijging werd voornamelijk veroorzaakt door de hogere tarieven die de gemeenten in 2010 hanteerden. In 2011 zet deze stijging zich voort, maar is de stijging minder groot. In 2012 is voor het eerst sprake van een daling van de uitgaven. In 2013 zet deze daling van de uitgaven zich voort. Voor de uitgaven hulp bij het huishouden per cliënt zien we dezelfde ontwikkeling. In figuur 9 zijn de uitgaven voor hulp bij het huishouden per cliënt per jaar weergegeven voor zowel natura als pgb. Het betreft hier alleen de uitgaven voor de daadwerkelijke hulp, dus geen uitvoeringskosten en indicatiekosten. Figuur 9: Gemiddelde uitgaven hulp in natura en pgb per cliënt in euro s (vraag 2.1) 15

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Bepalend voor de gemiddelde uitgaven per cliënt (zowel natura als pgb) zijn: het gemiddeld aantal uren per cliënt per week; het aandeel eenvoudige/goedkopere hulp; tarieven voor hulp bij het huishouden. In de volgende tabel is het gemiddeld aantal uren hulp per cliënt per week terug te zien. Bij de uren voor hulp in natura gaat het om de uren die daadwerkelijk geleverd zijn. De geleverde uren voor pgb-cliënten zijn vaak niet bekend. Hierdoor geven we in onderstaande tabel de toegekende uren weer voor pgb-houders. Tabel 6: Gemiddeld aantal uren hulp per cliënt per week (vraag 2.1) Uw gemeente Referentiegroep Gemiddeld aantal uren per cliënt per week 2,3 3,1 Gemiddeld aantal uren (natura) per cliënt per week 2,2 3,0 Gemiddeld aantal uren pgb (toegekend) per cliënt per week 3,3 3,7 Gemeenten hebben met (zorg)aanbieders afspraken gemaakt over de tarieven voor hulp bij het huishouden. In onderstaande twee tabellen zijn voor 2013 de tarieven voor hulp bij het huishouden in natura en pgb weergegeven. Bij het hanteren van verschillende tarieven voor verschillende aanbieders is een gewogen gemiddelde genomen. De aanbieder met het grootste marktaandeel weegt dus zwaarder dan een aanbieder met een klein aandeel. Tabel 7: Tarieven 2013 hulp bij het huishouden in natura per type hulp (vraag 2.1) Uw gemeente Referentiegroep Hulp bij het huishouden 1 21,65 21,01 Hulp bij het huishouden 2 25,36 24,07 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Tabel 8: Tarieven 2013 hulp bij het huishouden pgb per type hulp (vraag 2.1) Uw gemeente Referentiegroep Alfa 17,50 14,24 Hulp bij het huishouden 1 20,90 16,11 Hulp bij het huishouden 2 25,30 19,60 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders 12,50 Onderscheid informele/formele hulp ja 29% 16

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Bij de tarieven voor een pgb kan de gemeente onderscheid maken tussen formele en informele hulp. Met formele hulp doelen we op hulp die door de cliënt wordt ingekocht bij bedrijven of instellingen die huishoudelijke hulp aanbieden. Informele hulp is hulp die wordt gegeven door een particulier (ZZP-er) zonder overhead voor een organisatie. 17

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Hoofdstuk 5 Wonen-rolstoelen-vervoer In dit hoofdstuk komen de Wrv-voorzieningen aan bod. Onder Wrv-voorzieningen wordt verstaan: woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen, waarvoor individuele beschikkingen worden afgegeven. Figuur 10 4 geeft u een samenvatting van de resultaten van uw gemeente op het gebied van de Wrv-voorzieningen. Weergegeven zijn: het aandeel ouderen (75-plus); het aantal cliënten (Vraag 1.1) het aantal voorzieningen; dit zijn uitstaande rolstoelen, individuele en collectieve vervoersvoorzieningen en nieuw toegekende woonvoorzieningen (Vraag 3.2, 3.4, 3.9, 3.13); de uitgaven (Vraag 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13). Alle aspecten zijn omgerekend naar inwonertal. Bij de uitgaven gaat het puur om de kosten voor de voorzieningen. Uitvoeringskosten zijn hier niet in meegenomen. In deze figuur kunt u zien hoe het aantal voorzieningen zich verhoudt tot de totale uitgaven en het aandeel ouderen in vergelijking met andere deelnemers. Voor uw eigen lokale situatie is het interessant om te bekijken in hoeverre deze indicatoren in balans zijn. Figuur 10: Overzicht Kengetallen Wrv-voorzieningen (2013) 4 Mocht de radarplot niet compleet zijn gevuld, dan zijn niet alle benodigde gegevens aangeleverd. 18

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT De uitgaven voor woonvoorzieningen bestaan enerzijds uit woningaanpassingen, roerende woonvoorzieningen en overige woonvoorzieningen en anderzijds uit een vergoeding voor kosten voor verhuizing en inrichting. De uitgaven voor rolstoelen betreffen zowel de handmatige als elektrische rolstoelen als de sportvoorzieningen. Bij de uitgaven voor vervoer worden onderscheiden individuele vervoersvoorzieningen in natura (scootmobielen, aangepaste fietsen en dergelijke, inclusief onderhoudskosten), individuele geldsomverstrekkingen en collectief vervoer. Bij collectief vervoer gaat het in de meeste gevallen om de kosten van een contract met een vervoersmaatschappij. In figuur 11 zijn de uitgaven voor Wrv-voorzieningen per inwoner en het aantal voorzieningen in beeld gebracht. Bij het aantal voorzieningen gaat het om de uitstaande voorzieningen en bij woonvoorzieningen om de nieuwe toekenningen. Figuur 11: Ontwikkeling totale uitgaven Wrv-voorzieningen in euro s per inwoner en aantal voorzieningen per 1.000 inwoners (2008-2013) (Vraag 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13) Uitgaven per inwoner Aantal voorzieningen per 1.000 inw Gemeente Referentie Op het niveau van de referentiegroep zijn de uitgaven voor de Wrv-voorzieningen per inwoner in de jaren 2008 tot 2011 redelijk stabiel gebleven. Vanaf 2011 dalen de uitgaven per inwoner. Ook het aantal voorzieningen per 1.000 inwoners is in de eerste jaren ook redelijk stabiel gebleven. Vanaf 2010 daalt het aantal voorzieningen per 1.000 inwoners. In figuur 12 is de ontwikkeling van uw uitgaven onderverdeeld in vier categorieën: woonvoorzieningen, rolstoelen, individueel vervoer en collectief vervoer. De gegevens zijn per inwoner en worden voor uw gemeente en voor de referentiegroep apart weergegeven. In de referentiegroep laten de uitgaven uitgesplitst naar voorziening in de eerste jaren een redelijk stabiel beeld zien. Vanaf 2010 dalen de uitgaven voor de meeste voorzieningen. Alleen de uitgaven voor het collectief vervoer laten enigszins een toename zien in de periode 2010 tot 2012. 19

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Figuur 12: Ontwikkeling uitgaven Wrv-voorzieningen in euro s per inwoner (2008-2013) (Vraag 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13) Uw gemeente Referentiegroep De uitgaven voor de Wrv-voorzieningen worden bepaald door het aantal verstrekte voorzieningen en door de kosten per voorziening. In tabel 9 is de gemiddelde uitgave per voorziening weergegeven. Tabel 9: Gemiddelde uitgave per voorziening (in euro s) (Vraag 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13) 5 Uw gemeente Benchmark gemiddelde uitgave per woningaanpassing 2.276 3.179 gemiddelde uitgave per verhuizing en inrichting 2.650 2.234 gemiddelde uitgave per uitstaande rolstoel (incl. sportvoorzieningen) (huur) gemiddelde uitgave per nieuw toegekende rolstoel (incl. sportvoorzieningen) (koop) gemiddelde uitgave per uitstaande scootmobiel (huur) gemiddelde uitgave per nieuw toegekende scootmobiel (koop) 575 3.849 2.711 902 6.168 3.157 gemiddelde uitgave per overige vervoersvoorziening 820 971 gemiddelde uitgave per individuele geldsomverstrekking 1.391 872 gemiddelde uitgave collectief vervoer per cliënt 273 345 5 Voor gemeenten met een koopconstructie zijn de gemiddelde uitgaven voor rolstoelen en scootmobielen per nieuwe toegekende voorziening berekend. Voor gemeenten met een huurconstructie zijn de gemiddelde uitgaven voor rolstoelen en scootmobielen per uitstaande voorziening berekend. 20

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT In tabel 10 wordt het gebruik van de Wrv-voorzieningen weergegeven. De peildatum is 31 december 2013 voor het aantal uitstaande voorzieningen. Het toekennen van woonvoorzieningen heeft een eenmalig karakter. Hierbij kijken we dan ook naar het aantal nieuw toegekende woonvoorzieningen. Tabel 10: Gebruik Wrv-voorzieningen (per 1.000 inwoners) 6 (Vraag 3.2, 3.4, 3.9, 3.13) Uw gemeente Referentiegroep Totaal aantal nieuwe woonvoorzieningen 4,1 2,9 Totaal aantal uitstaande rolstoelen (inclusief sportvoorzieningen) Totaal aantal uitstaande individuele vervoersvoorzieningen 11,0 12,0 10,0 14,1 Totaal aantal uitstaande collectieve vervoersvoorzieningen (inclusief 43,3 34,3 geldsomverstrekkingen) Voor uitsplitsingen, de ontwikkeling over de jaren en de nieuwe toekenningen verwijzen wij u naar de cijferbijlage (bijlage 2). Poolvorming Sommige gemeenten kiezen ervoor om scootmobielen en/of rolstoelen op een collectieve wijze te verstrekken. Bij een scootmobiel- of rolstoelpool kunnen inwoners een scootmobiel of rolstoel thuis afgeleverd krijgen of op een centrale plaats gebruikmaken van een scootmobiel of rolstoel. De pool is meestal bedoeld voor mensen die de voorziening incidenteel nodig hebben. Het verschilt per gemeente of hier wel of niet een indicatie voor nodig is. In uw gemeente is wel een rolstoelpool aanwezig. 38% van de deelnemers in de referentiegroep heeft een rolstoelpool. In uw gemeente is geen scootmobielpool aanwezig. 32% van de referentiegroep heeft een scootmobielpool. Koop of huur constructie Gemeenten kunnen rolstoelen en scootmobielen verstrekken via een koop- of een huurconstructie 7. In de referentiegroep hebben 51% van de gemeenten een koopconstructie en 49% van de gemeenten een huurconstructie voor scootmobielen en rolstoelen. Uw gemeente heeft een koopconstructie voor rolstoelen en een koopconstructie voor scootmobielen. 6 Indien de gemeente een scootmobiel of rolstoelpool heeft, is het aantal voorzieningen ook meegenomen bij het aantal uitstaande voorzieningen. 7 Als tenminste 90% van de uitstaande rolstoelen gekocht is, definiëren we dit als `koop`. Als tenminste 90% van de uitstaande rolstoelen gehuurd is, is dit `huur`. Hetzelfde geldt voor de scootmobielen. 21

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Hoofdstuk 6 Algemene voorzieningen Naast individuele voorzieningen waar een beschikking voor nodig is, kunnen gemeenten binnen de Wmo ook algemene voorzieningen of diensten organiseren die burgers ondersteunen bij het langer zelfstandig wonen. Cliënten of burgers kunnen dan gebruikmaken van ondersteunende diensten zonder dat daar een beschikking voor nodig is. Dergelijke diensten kunnen ook zonder (financiële) betrokkenheid van de gemeente aangeboden worden. Zo bieden bijvoorbeeld veel supermarkten commercieel een boodschappenservice aan. In onderstaande tabel is weergegeven bij welke ondersteunende diensten en voorzieningen uw gemeente financiële betrokkenheid heeft. In de vragenlijst wordt ook gevraagd naar het gebruik en de uitgaven van deze ondersteunende diensten. Niet alle gemeenten kunnen dit aanleveren. Deze gegevens kunt u terugvinden in tabel 25 en 26 van de cijferbijlage (bijlage 2). Tabel 11: Ondersteunende voorzieningen waarbij de gemeente financiële betrokkenheid heeft (vraag 4.1) Uw gemeente Referentiegroep Maaltijdservice aan huis nee 41% Maaltijdservice op gezamenlijke locatie ja 45% Klussendienst ja 51% Wasserette met haal- en brengservice nee 0% Sociale alarmering/telefooncirkel nee 28% Boodschappenservice nee 19% Dagbesteding ja 49% Wijkbus nee 23% Kortingspas voor activiteiten ja 15% 22

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Bijlage 1 Uitgaven per 75-plusser In deze bijlage worden de uitgaven van de voorzieningen weergegeven per 75- plusser. Dit is een bepalende factor voor de uitgaven. Vanuit onze klantonderzoeken weten we dat het merendeel van de cliënten die hulp bij het huishouden of een andere voorziening ontvangen 75 jaar of ouder is. De vergrijzing is daarmee een belangrijke verklaring voor de stijgende uitgaven. Met het ouder worden, nemen vaak de gebreken toe en daarmee de (ervaren) beperkingen. Een stijging van het aantal 75-plussers vertaalt zich daarom vaak door in een toename van het aantal Wmo-cliënten en daarmee de Wmo-uitgaven voor voorzieningen. In uw gemeente is 6% 75-plus, waarvan 95% thuis woont. Gemiddeld woont 91% van de 75-plussers thuis. In onderstaande tabel is het percentage 75-plussers, de grijze druk in 2013 en 2020 te zien voor uw gemeente en de referentiegroep. Grijze druk is een demografisch begrip dat de verhouding aangeeft tussen het aantal personen van 65 jaar en ouder en het aantal personen in de zogenaamde 'productieve leeftijdsgroep' van 20-64 jaar. Dit cijfer geeft inzicht in de verhouding van de ouderen tot het werkende deel van de bevolking. Tabel 12: 75-plussers en grijze druk 8 Uw gemeente Referentiegroep % 75-plussers 6,5% 7,7% Grijze druk in 2013 22% 31% Grijze druk in 2020 23% 39% De uitgaven aan Wmo-voorzieningen, gerelateerd aan het aantal 75-plussers, bedragen in uw gemeente 1.572,-. Gemiddeld in de referentiegroep is dit 1.610,-. In de figuren 13 en 14 worden de uitgaven per 75-plusser weergeven. Dit is naast de vergelijkingsindicator per inwoner ook een goede indicator omdat hier het vergrijzingselement in verdisconteerd zit. In figuur 13 staan de uitgaven voor hulp bij het huishouden per 75-plusser en in figuur 14 staan de uitgaven voor de Wrv-voorzieningen per 75-plusser. 8 CBS, PBL Regionale prognose 2009-2040 23

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Figuur 13: Ontwikkeling uitgaven HH in euro s per 75-plusser (2008-2013) (Vraag 2.1) Gemeente Referentie Figuur 14: Ontwikkeling totale uitgaven Wrv-voorzieningen in euro s per 75-plusser (2008-2013) (Vraag 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13) Gemeente Referentie 24

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Bijlage 2 Cijferbijlage In deze bijlage ziet u eerst de gegevens van uw eigen gemeente vanaf 2008, indien van toepassing. Tot slot ziet u in de laatste kolom het gemiddelde van alle deelnemers. Dit is het gemiddelde van alle deelnemers aan de Monitor Wmovoorzieningen en aan de Benchmark Wmo die de vragenlijst Wmo-voorzieningen hebben ingevuld over 2013. Toelichting berekening De optelling van de totalen voor de gemiddelden voor de referentiegroep wijkt soms af. Dat komt doordat de afzonderlijke gemiddelden van elke waarde worden weergegeven. Het komt voor dat deelnemers niet alle onderdelen van een vraag hebben ingevuld. Hierdoor ontstaan kleine afwijkingen in de optelling. De gemiddelden zijn alleen berekend voor de deelnemers die de betreffende voorziening hebben. Bijvoorbeeld: als een deelnemer geen collectief vervoer kent, worden de uitgaven die 0 zijn niet meegerekend voor het gemiddelde. Dus de gemiddelde uitgaven voor collectief vervoer worden alleen berekend op basis van de deelnemers die een collectief vervoerssysteem hebben. In een aantal gevallen is in plaats van het gemiddelde een - weergegeven. De weergave van het gemiddelde is daar niet zinvol vanwege een te lage respons (n), een lage respons (n) gecombineerd met zeer sterk wisselende waarden op het niveau van de deelnemer, of onduidelijkheid over de betekenis van de waarde (dit komt onder andere voor bij de categorie anders ). 25

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 1 Algemeen (Algemene gegevens en vraag 1.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Achtergrondgegevens Inwonertal 97.690 98.675 99.097 56.018 % 65-plussers 13% 14% 14% 18% % 75-plussers 6,5% 6,5% 6,5% 7,7% % Thuiswonende 75- plussers % Huishoudens met een laag inkomen % Inwoners met een Wrv-voorziening % Inwoners met hulp bij het huishouden % Inwoners met hulp bij het huishouden en of Wrv-voorziening 95% 95% 95% 91% 12,6% 9,0% 10,2% 6,6% % Inwoners met voorziening 5,8% 5,2% 4,9% 4,4% 2,7% 2,5% 2,3% 2,8% 6,5% 6,1% 5,6% 5,6% Tabel 2 Programmakosten en inkomsten (Vraag 1.9, 2.1, 2.6, 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Uitgaven per inwoner Totaal (Hulp bij het huishouden en Wrvvoorzieningen) 137 123 102 120 Inkomsten per inwoner Eigen bijdragen (Hulp bij het huishouden en Wrv-voorzieningen) 19,81 21,16 19,65 19,86 Overige inkomsten 0,01 0,23 0,28 0,91 Persoonsgebonden budget teruggevorderd Pgb teruggevorderd ja ja ja 85% Pgb teruggevorderd bedrag per inwoner 0,01 0,03 0,09 0,38 Pgb teruggevorderd bedrag per cliënt 4 11 37 139 26

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 3 Uitvoeringskosten (Vraag 1.4, 1.5, 1.8) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Uitvoeringskosten per inwoner Totaal 19,23 15,93 15,19 16,81 Directe personeelskosten 17,05 14,66 13,64 15,26 Kosten externe indicatie 0,58 1,14 1,38 0,79 Overige kosten 1,60 0,13 0,18 0,86 Kosten uitvoering per aanvraag 445 432 446 550 % Van de aanvragen waarbij de gemeente de indicatiestelling zelf doet Bij hulp bij het huishouden 100% 100% 53% 88% Bij Wrv-voorzieningen 100% 100% 100% 89% Formatie per 10.000 inwoners Totaal 2,6 2,5 2,2 2,3 Uitvoerend (loket, consulent, beroep en bezwaar, 1,6 1,7 1,5 1,5 contractbeheer) Ondersteunend (administratief, applicatiebeheer, 0,7 0,6 0,5 0,5 interne controle) Overhead (beleidsmedewerker, leidinggevenden) 0,3 0,2 0,2 0,4 27

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 4 Aanvragen (Vraag 1.2, 1.3) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Aanvragen hulp bij het huishouden (per 1.000 inwoners) Totaal 13,0 19,0 19,5 15,9 Nieuwe aanvragen 6,4 5,5 5,5 6,3 Mutaties/herindicaties/vervangingsaanvragen 6,6 13,5 14,0 10,3 % Afgewezen aanvragen t.o.v. afgewezen en toegekend 1,9% 2,1% 2,7% 2,2% Aanvragen Wrv-voorzieningen (per 1.000 inwoners) Totaal 30,3 17,8 14,5 18,1 Nieuwe aanvragen 15,7 14,3 10,3 12,0 Mutaties/herindicaties/vervangingsaanvragen 14,6 3,5 4,2 6,2 % Afgewezen aanvragen t.o.v. afgewezen en toegekend 6,8% 7,4% 7,3% 6,0% Tabel 5 Bezwaarschriften (Vraag 1.10) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep % Bezwaarschriften totaal - % Gegrond verklaard totaal % Bezwaarschriften hulp bij het huishouden - % Gegrond verklaard hulp bij het huishouden % Bezwaarschrift Wrvvoorzieningen - % Gegrond verklaard Wrvvoorzieningen 0,7% 2,7% 2,8% 1,8% 8% 4% 19% 0,8% 5,0% 4,2% 2,2% 0% 5% 17% 0,6% 0,4% 0,9% 1,3% 11% 0% 17% 28

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 6 Tarieven hulp bij het huishouden (Vraag 2.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Natura Hulp bij het huishouden 1 22,68 23,35 21,65 21,01 Hulp bij het huishouden 2 25,78 26,54 25,36 24,07 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Pgb Alfahulp 17,50 14,24 Hulp bij het huishouden 1 22,68 17,79 20,90 16,11 Hulp bij het huishouden 2 25,78 20,59 25,30 19,60 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders 12,50 Onderscheid informele/formele hulp ja ja ja 29% Tarief informeel pgb 17,50 15,40 29

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 7 Hulp bij het huishouden: nieuwe toekenningen per 1.000 inwoners (Vraag 2.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep exclusief herindicaties Totaal 5,2 5,0 4,8 4,9 Totaal Zorg in natura 4,6 4,6 4,5 4,1 Hulp bij het huishouden 1 4,1 4,0 4,0 3,5 Hulp bij het huishouden 2 0,5 0,6 0,5 0,6 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Aandeel eenvoudige hulp in natura 88% 87% 89% 87% Totaal pgb 0,6 0,3 0,3 2,8 Alfahulp 0,0 Hulp bij het huishouden 1 0,2 0,3 Hulp bij het huishouden 2 0,1 0,1 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Aandeel eenvoudige hulp pgb 88% 87% 89% Aandeel pgb van het totaal 11% 7% 6% 17% Herindicaties zijn buiten beschouwing ja ja ja 49% gelaten (% ja) inclusief herindicaties Totaal 7,6 Totaal Zorg in natura 8,0 Totaal pgb 1,2 30

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 8 Hulp bij het huishouden: aantal cliënten eind 2013 per 1.000 inwoners (Vraag 2.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Totaal 27,0 24,6 23,4 27,5 Totaal Zorg in natura 24,1 21,7 20,9 22,1 Hulp bij het huishouden 1 22,2 19,9 19,2 17,9 Hulp bij het huishouden 2 1,8 1,8 1,7 4,1 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Aandeel eenvoudige hulp in natura 92% 92% 92% 81% Totaal pgb 2,9 2,9 2,6 4,6 Alfahulp 0,0 Hulp bij het huishouden 1 2,5 2,8 Hulp bij het huishouden 2 0,1 0,4 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Aandeel eenvoudige hulp pgb 96% 89% Aandeel pgb van het totaal 11% 12% 11% 16% 31

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 9 Hulp bij het huishouden: geleverde uren per 1.000 inwoners (Vraag 2.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Totaal 3.931 3.640 2.854 4.254 Totaal Zorg in natura 3.275 3.013 2.412 3.214 Hulp bij het huishouden 1 2.957 2.757 2.177 2.590 Hulp bij het huishouden 2 318 255 235 587 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Totaal pgb 655 627 443 917 Alfahulp 0 Hulp bij het huishouden 1 404 604 Hulp bij het huishouden 2 39 93 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Aandeel eenvoudige hulp pgb 91% 89% Aandeel pgb van het totaal 17% 17% 16% 21% Geleverde uren pgb (indien afwijkend van 670 de toegekende uren) Aandeel pgb (geleverd) van het totaal (indien afwijkend van de toegekende uren) 15% 32

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 10 Hulp bij het huishouden: gemiddeld aantal uren per cliënt per week (Vraag 2.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Totaal 2,8 2,8 2,3 3,1 Totaal Zorg in natura Totaal pgb toegekend Totaal pgb geleverd 2,6 2,7 2,2 3,0 4,3 4,2 3,3 3,7 3,0 Tabel 11 Hulp bij het huishouden: uitgaven per inwoner (Vraag 2.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Totaal 89,87 82,36 62,62 88,64 Totaal Zorg in natura 75,25 71,45 54,44 73,75 Hulp bij het huishouden 1 67,06 64,49 48,40 53,59 Hulp bij het huishouden 2 8,18 6,96 6,03 16,77 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Aandeel eenvoudige hulp natura 89% 90% 89% 74% Totaal pgb 14,62 10,91 8,18 14,34 Alfahulp 0,00 6,32 Hulp bij het 9,68 huishouden 1 Hulp bij het 2,49 huishouden 2 Hulp bij het huishouden 3 Een bedrag Anders Aandeel eenvoudige 86% hulp pgb Aandeel pgb van het totaal 16% 13% 13% 16% 33

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 12 Hulp bij het huishouden: uitgaven per cliënt (Vraag 2.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Uitgaven gemiddeld per cliënt (pbg + natura) Uitgaven natura per cliënt Uitgaven pgb per cliënt 3.327 3.348 2.671 3.239 3.124 3.293 2.606 3.336 4.995 3.764 3.203 3.233 Tabel 13 Wijze van uitkeren persoonsgebonden budget (Vraag 2.5) Uw gemeente Grootteklasse Referentiegroep Netto pgb - 8% Bruto pgb JA 92% Tabel 14 Wrv-voorzieningen (Vraag 3.2, 3.3, 3.4, 3.9, 3.13) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Totale uitgaven Wrvvoorzieningen per inwoner Totale uitgaven Wrvvoorzieningen per cliënt Totaal aantal Wrvvoorzieningen per 1.000 inwoners Totaal nieuwe toekenningen Wrvvoorzieningen per 1.000 inwoners 47,18 41,11 39,33 32,27 814 786 796 884 82,8 71,4 68,5 17,4 12,0 12,5 34

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 15 Vergoedingen voorzieningen (Vraag 3.1) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Verhuiskostenvergoeding 2.598 2.598 2.650 2.704 Taxikosten (op jaarbasis, exclusief rolstoeltaxi) Rolstoeltaxi vergoeding (op jaarbasis) Vergoeding gebruik eigen auto (op jaarbasis) 960 960 984 1.703 1.368 1.368 1.392 2.375 960 960 972 895 Tabel 16 Woonvoorzieningen: uitgaven per inwoner en aantallen per 1.000 inwoners (Vraag 3.2, 3.3) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Uitgaven per inwoner Totaal 14,01 10,27 9,58 6,85 Voor woningaanpassing 12,71 8,85 8,24 6,49 Voor verhuizing en inrichting 1,30 1,42 1,34 0,46 Overige uitgaven 0,05 0,00 0,00 0,12 Nieuwe woonvoorziening per 1.000 inwoners Totaal 8,7 4,1 4,1 2,9 Voor woningaanpassing 8,1 3,6 3,6 2,7 Voor verhuizing en inrichting 0,6 0,5 0,5 0,2 Gemiddelde uitgaven per woonvoorziening Per woningaanpassing 1.578 2.481 2.276 3.179 Per verhuizing en inrichting 2.077 2.598 2.650 2.234 35

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 17 Uitgaven rolstoelen per inwoner en aantallen rolstoelen per 1.000 inwoners (Vraag 3.4 en 3.5) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Uitgaven per inwoner Rolstoelen (inclusief sportvoorzieningen) 9,41 7,64 7,46 6,44 Rolstoelen (exclusief sportvoorzieningen) 9,29 7,64 7,43 6,31 Sportvoorzieningen 0,12 0,00 0,03 0,07 Aantal nieuwe toekenningen per 1.000 inwoners Rolstoelen (inclusief sportvoorzieningen) 2,3 1,7 1,9 2,6 Rolstoelen (exclusief sportvoorzieningen) 2,3 1,7 1,9 2,5 Sportvoorzieningen 0,1 0,0 0,0 0,0 Aantal uitstaande per 1.000 inwoners Rolstoelen (inclusief sportvoorzieningen) 12,4 11,7 11,0 12,0 Rolstoelen (exclusief sportvoorzieningen) 12,4 11,7 11,0 11,9 Sportvoorzieningen 0,1 Naast sportrolstoel ook andere sportvoorziening mogelijk (% ja) ja ja ja 53% 36

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 18 Uitgaven rolstoelen per rolstoel (Vraag 3.4) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Gemiddelde uitgave per uitstaande rolstoel (huur en koop samen) Rolstoelen (inclusief sportvoorzieningen) 760 655 676 536 Rolstoelen (exclusief sportvoorzieningen) 750 655 673 518 Sportvoorzieningen 0 1.486 Gemiddelde uitgave per uitstaande rolstoel (alleen huur) Rolstoelen (inclusief 575 sportvoorzieningen) Rolstoelen (exclusief 564 sportvoorzieningen) Sportvoorzieningen Gemiddelde uitgave per nieuw toegekende rolstoel (alleen koop) Rolstoelen (inclusief sportvoorzieningen) 3.849 2.711 Rolstoelen (exclusief sportvoorzieningen) 3.856 2.518 Sportvoorzieningen 2.507 37

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 19 Rolstoel en scootmobielpool (Vraag 3.6) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Rolstoelpool aanwezig Ja X X X 38% Nee - 62% Onbekend - 0% Aantal gebruikers rolstoelpool (absoluut) Aantal rolstoelen rolstoelpool (absoluut) 8 8 8 Scootmobielpool aanwezig Ja - 32% Nee X 68% Onbekend - 0% Aantal gebruikers scootmobielpool (absoluut) Aantal scootmobielen scootmobielpool (absoluut) Tabel 20 % Herverstrekkingen rolstoel en scootmobiel (Vraag 3.7) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Rolstoelen Herverstrekking (% ja) X 85% Herverstrekking (% nee) - 4% Herverstrekking (% onbekend) - 10% % Herverstrekkingen 62% 65% 60% 66% Scootmobielen Herverstrekking (% ja) X 88% Herverstrekking (% nee) - 4% Herverstrekking (% onbekend) - 8% % Herverstrekkingen scootmobielen 43% 74% 60% 70% 38

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 21 % Koop en huur rolstoel en scootmobiel (Vraag 3.8) Uw gemeente Referentiegroep Rolstoelen Koop X 51% Huur - 49% Anders - 0% Scootmobiel Koop X 51% Huur - 49% Anders - 0% 39

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 22 Uitgaven individuele vervoersvoorzieningen en aantallen individuele vervoersvoorzieningen (Vraag 3.9) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Uitgaven per inwoner Totaal 12,93 12,56 10,48 9,60 Scootmobielen 10,59 10,59 8,34 4,85 Overige vervoersvoorzieningen in 1,37 1,22 1,17 2,07 natura Geldsomverstrekkingen 0,98 0,75 0,97 1,62 Aantal nieuw toegekende vervoersvoorzieningen per 1.000 inwoners Totaal 2,1 1,6 1,7 2,7 Scootmobielen 1,8 1,2 1,4 1,4 Overige vervoersvoorzieningen in 0,3 0,3 0,3 0,7 natura Geldsomverstrekkingen 0,1 0,1 0,1 0,4 Aantal uitstaande individuele vervoersvoorzieningen per 1.000 inwoners Totaal 10,5 10,1 10,0 14,1 Scootmobielen 7,9 7,8 7,9 7,5 Overige vervoersvoorzieningen in 1,5 1,3 1,4 3,9 natura Geldsomverstrekkingen 1,1 1,0 0,7 2,8 Gemiddelde uitgave per vervoersvoorziening Gemiddelde uitgave per uitstaande scootmobiel 1.345 1.358 1.057 696 (huur en koop) Gemiddelde uitgave per uitstaande scootmobiel 902 (alleen huur) Gemiddelde uitgave per nieuw toegekende 6.168 3.157 scootmobiel (alleen koop) Overige vervoersvoorzieningen in 906 907 820 971 natura Geldsomverstrekkingen 884 775 1.391 872 40

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 23 Collectief vervoer (Vraag 3.10, 3.11, 3.13) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Aanwezigheid collectief vervoerssysteem Ja X X X 98% % Nee - - - 0% % Anders - - - 2% Collectieve vervoersvoorziening en geldbedragen Keuze tussen geldbedrag of een collectieve nee nee nee 12% vervoersvoorziening (% ja) Aanvullend vast bedrag (% ja) nee nee nee 0% Uitgaven en aantallen collectief vervoer Uitgaven per inwoner 10,78 10,64 11,80 10,74 Aantal nieuw toegekende (inclusief geldsomverstrekkingen) 4,2 4,6 4,8 4,6 per 1.000 inwoners Aantal uitstaande (inclusief geldsomverstrekkingen) 51,3 45,5 43,3 34,3 per 1.000 inwoners Gemiddelde uitgave collectief vervoer per cliënt 210 234 273 345 41

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 24 Totaal vervoer (collectief en individueel) (Vraag 3.9, 3.13) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Referentiegroep Totaal uitgaven collectieve en individuele vervoersvoorzieningen per inwoner Totaal nieuwe toegekende collectieve en individuele vervoersvoorzieningen per 1.000 inwoners Totaal uitstaande collectieve en individuele vervoersvoorzieningen per 1.000 inwoners 23,72 23,20 22,29 18,92 6,4 6,2 6,4 6,8 61,8 55,6 53,3 46,0 Tabel 25 Gemeentelijke uitgaven algemene voorzieningen per inwoner (Vraag 4.1) Maaltijdservice aan huis Maaltijdservice op gezamenlijke locatie Klussendienst Wasserette met haal- en brengservice Sociale alarmering/telefooncirkel Boodschappenservice Dagbesteding Wijkbus Kortingspas voor activiteiten Uw gemeente Referentiegroep 42

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Tabel 26 Aantal gebruikers algemene voorzieningen per 1.000 inwoners (Vraag 4.1) Maaltijdservice aan huis Maaltijdservice op gezamenlijke locatie Klussendienst Wasserette met haal- en brengservice Sociale alarmering/telefooncirkel Boodschappenservice Dagbesteding Wijkbus Kortingspas voor activiteiten Uw gemeente Referentiegroep Tabel 27 % Keukentafelgesprekken (Vraag 1.6) Uw gemeente Referentiegroep Wmo-consulenten in dienst van de gemeente 95% 84% Consulenten van een intergemeentelijke sociale dienst of andere 0% 6% uitvoeringsorganisatie MEE-medewerkers 0% 0% Welzijnsmedewerkers 5% 2% Medewerkers algemeen maatschappelijk werk 0% 0% Consulenten in dienst van zorgaanbieders 0% 0% Vrijwilligers 0% 0% Anders* 0% 7% Tabel 28 Locatie gesprek (Vraag 1.8) Uw gemeente Referentiegroep Bij het Wmo-loket 0% 11% Bij wijksteunpunten 0% 0% Bij de cliënten thuis 100% 86% Bij één van de uitvoerende partners 0% 1% Anders 0% 2% Totaal 100% 100% 43

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Bijlage 3 Deelnemers Gemeentegrootte naar inwoneraantal Grootteklasse 1: 0-20.000 inwoners Grootteklasse 2: 20.000-50.000 inwoners Grootteklasse 3: 50.000-100.000 inwoners Grootteklasse 4: meer dan 100.000 inwoners Deelnemers Beesel, Gulpen-Wittem, Westervoort, Landerd, Valkenburg aan de Geul, Someren. Cranendonck, Oldebroek, Wijk bij Duurstede, Maasgouw, Maasdriel, Duiven, Weststellingwerf, Ooststellingwerf, Ermelo, Leusden, Halderberge, Renkum, Epe, Stadskanaal, Twenterand, Hof van Twente, Hellendoorn, Bronckhorst, Wageningen, Nijkerk, Zuidplas, Wijchen, Steenwijkerland, Berkelland, Ridderkerk, Overbetuwe, Utrechtse Heuvelrug. De Friese Meren, Heerhugowaard, Doetinchem, Katwijk, Hoorn, Alphen aan den Rijn, Hengelo, Oss, SoZaWe NW Fryslân, Delft. Emmen, Maastricht, Apeldoorn, Rogplus, Almere, Sociale Dienst Drechtsteden. 44

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Bijlage 4 Definities en afkortingen Alfahulp: Een specifieke vorm van het pgb is de alfahulp. Alfahulpen leveren de eenvoudigste vorm van huishoudelijke verzorging. De cliënt is hierbij de werkgever van de alfahulp, maar de werkgeverstaken worden niet door de cliënt uitgevoerd, maar door een andere organisatie. Sommige gemeenten bieden (naast het pgb als geldbedrag) het pgb aan in de vorm van een waardebon, ook wel Alfacheque genoemd. Hierbij krijgt de cliënt waardebonnen toegestuurd, waarmee de alfahulp betaald kan worden. De alfahulp kan deze waardebonnen vervolgens verzilveren. Boodschappenservice: Is een dienst die de boodschappen verzorgt. Dit kan zijn door het thuisbezorgen van boodschappen, maar ook door begeleiding bij het boodschappen doen. Collectief vervoer: Collectief vervoer is een vorm van openbaar vervoer speciaal gericht op mensen met beperkingen. Dagbesteding: Is een voorziening die bedoeld is om invulling te geven aan de dag door deel te nemen aan activiteiten. Deze activiteiten sluiten aan bij de behoefte van de doelgroep. De aard van de activiteiten kan recreatief, creatief, sportief of educatief zijn. Eigen bijdrage: Een eigen bijdrage is een door het college van B&W vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of uit een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn. Huishoudelijke werkzaamheden (HH1): Dit wordt door de meeste gemeenten HH1 genoemd. Het gaat om de huishoudelijke werkzaamheden, zoals schoonmaken, boodschappen doen, maaltijden bereiden, licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk, de was doen en huishoudelijke spullen op orde houden. Huishoudelijke werkzaamheden inclusief organisatie van het huishouden (HH2): Bij de organisatie van het huishouden gaat het om het gedeeltelijk overnemen van de ouderrol (anderen helpen in huis met zelfverzorging, anderen in huis helpen bij het bereiden van de maaltijd) en de dagelijkse organisatie van het huishouden. Hulp bij ontregelde huishouding (HH3): Hulp die vaak kortdurend bij crisissituaties geboden wordt. Het kan ook zijn dat dit ondergebracht is bij HH2. HH3 kan ook ingezet worden voor ondersteunende begeleiding. Onder activiteiten bij ontregelde huishouding in verband met een psychische stoornis vallen psychosociale begeleiding, advies, instructie en voorlichting. HH1, HH2 en HH3 kunnen zowel in natura als in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt. Als een cliënt recht heeft op huishoudelijke verzorging/hulp bij het huishouden, maar liever zelf de uitvoering en planning van de werkzaamheden regelt, dan kan het pgb uitkomst bieden. Klussendienst: Het gaat om het uitvoeren van kleine klussen in huis, klussen in de tuin en/of vervoer en begeleiding naar het ziekenhuis. 45

RAPPORT WMO-VOORZIENINGEN GEMEENTE DELFT Maaltijdservice aan huis: Het gaat om maaltijden die thuis worden bezorgd. De maaltijden aan huis worden warm (dagelijks) of koelvers (één of meerdere keren per week) bezorgd. Maaltijdservice op gezamenlijke locatie: Het gaat om maaltijden die worden geserveerd aan een eettafel, bijvoorbeeld een buurthuis. Deze eettafels worden vaak via het restaurant van een intramurale instelling (verzorgingshuis) verzorgd. Persoonsgebonden budget (pgb): HH1, HH2 en HH3 kunnen zowel in natura als in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt. Als een cliënt recht heeft op huishoudelijke verzorging/hulp bij het huishouden, maar liever zelf de uitvoering en planning van de werkzaamheden regelt, dan kan het pgb uitkomst bieden. Sociale alarmering: Om de (sociale) veiligheid van ouderen te vergroten of gevoelens van onveiligheid weg te nemen, kunnen ouderen (onder meer) gebruikmaken van sociale alarmering en telefooncirkels. Sociale alarmering houdt in dat men met behulp van een op het lichaam gedragen zender alarm kan maken. Dit signaal komt via de telefoonlijn binnen bij een centrale waarna actie ondernomen wordt. De alarmopvolging vindt plaats door mantelzorgers, professionals of door een combinatie van beide. Deelnemers aan een telefooncirkel bellen elkaar dagelijks op een vast tijdstip op. Als iemand de telefoon niet opneemt, wordt een contactpersoon gewaarschuwd. Wasserette met haal- en brengservice: Het gaat om wasserijen die tegen een kleine vergoeding het vuile wasgoed bij de cliënten komen ophalen en het later weer gewassen terugbrengen. 46

TELEFOON 070-3103800 E-MAIL info@bmconderzoek.nl WEBSITE www.bmconderzoek.nl

Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Delft Vrijdag 16 mei 2014 Projectnummer: 107634

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Voorwoord Met deze benchmarkrapportage blikken we samen met u voor de laatste keer terug op de Wmo in de huidige vorm. U heeft daarmee een belangrijke informatiebron in handen: u heeft inzicht in de inzet van middelen, de uitvoering en de effecten van uw huidige beleid. Deze informatie kunt u gebruiken bij de verantwoording over uw beleidsprestaties en als input bij de voorbereiding op de nieuwe Wmo, die vanaf 2015 ingaat. Met de invoering van de decentralisaties wordt 2015 een spannend jaar. U wordt verantwoordelijk voor een aantal nieuwe taken en doelgroepen. Tegelijkertijd wordt u binnen het Sociaal Domein geconfronteerd met enorme bezuinigingen. Het eenvoudig voortzetten van het huidige beleid is in deze situatie niet meer mogelijk. U wordt uitgedaagd om een nieuwe visie op Maatschappelijke Ondersteuning te introduceren, meer integrale aanpakken te bedenken en de toegang tot voorzieningen anders te organiseren. De introductie van het Sociale Wijkteam binnen gemeenten is hiervan een goed voorbeeld. Gelijktijdig met de invoering van de Wmo 2015 gaan we van start met de nieuwe benchmark Wmo, die op al deze ontwikkelingen inspeelt. De benchmark wordt daarmee een actueel stuurinstrument voor bestuur en management, waarbij u periodiek inzicht heeft in de inzet van middelen, uw prestaties en effecten van uw nieuwe beleid. Zo kunt u waar nodig tijdig bijsturen op beleid, bedrijfsvoering en budget. Ook de vormgeving en de techniek van de benchmark veranderen, waardoor u minder gegevens handmatig in moet voeren. Indien u vragen heeft over dit benchmarkrapport of u wilt meer weten over ons onderzoeksaanbod in het algemeen, dan kunt u contact opnemen met uw contactpersoon. Angid Pons Projectleider Benchmark Wmo 1

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 1 Inleiding Basisbenchmark Gemeente Delft De gemeente Delft heeft samen met 86 andere gemeenten deelgenomen aan de basisbenchmark van de Benchmark Wmo. In de benchmark is op systematische wijze informatie verzameld over de negen verschillende prestatievelden. 1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een participatiewet: maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld met mantelzorgondersteuning of dagbesteding, maar ook met goede informatie en advies, opvoedondersteuning en huishoudelijke hulp. Sinds de invoering in 2007 is de uitvoering van de Wmo door gemeenten wel veranderd. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de decentralisaties van de AWBZ en de Jeugdzorg en de invoering van de Participatiewet, zijn richtinggevend voor de inrichting van de nieuwe Wmo. De toepassing van de principes van de Kanteling spelen in dit proces een belangrijke rol. Daarnaast zijn veel gemeenten geconfronteerd met bezuinigingsdoelstellingen en worden discussies gevoerd over de grenzen van de ondersteuning door de gemeente. De Benchmark Wmo genereert informatie voor de gemeente die nuttig kan zijn voor de discussie en implementatie van genoemde ontwikkelingen. 1.2 Benchmark Wmo Met de Benchmark Wmo verkrijgt u inzicht in de prestaties van de eigen gemeente op de negen prestatievelden van de Wmo. Bovendien biedt de benchmark de mogelijkheid om te leren van andere gemeenten. Het doel van de Benchmark Wmo is drieledig: Leren van elkaar Verbeteren door vergelijken Instrument voor horizontale verantwoording De Benchmark Wmo bestaat uit twee verschillende vragenlijsten, twee rapporten, individuele vergelijkingsmogelijkheden, bijeenkomsten en een overkoepelende jaarpublicatie. De vragenlijst voor de benchmark is niet ieder jaar hetzelfde, maar wordt aangepast aan ontwikkelingen in het veld. Daarbij houden wij rekening met het wettelijk kader voor de horizontale verantwoording. Verder worden onderdelen van de gehele beleidscyclus uitgevraagd in de vragenlijst. Tenslotte worden waar mogelijk ook de maatschappelijke effecten opgenomen in de benchmark. Hiervoor gebruiken wij bijvoorbeeld de gegevens van het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) dat SGBO onder ongeveer 100 gemeenten uitvoert, waaronder ook de meeste deelnemers van de benchmark. 2

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft 1.3 Leeswijzer Deze rapportage bevat de resultaten van uw gemeente. Deze resultaten zijn weergegeven met behulp van thermometers per thema. Deze thermometers zijn gebaseerd op verschillende indicatoren waaraan SGBO een waardeoordeel heeft gegeven. Omdat de thermometers jaarlijks worden aangepast, zijn deze vooral geschikt om een vergelijking met andere gemeenten te maken en minder geschikt om uw eigen gemeente in de tijd te vergelijken. Ze geven een beeld van waar u op een bepaald beleidsterrein staat in relatie tot andere gemeenten. Onder iedere thermometer is een tekstvak opgenomen waarin de indicatoren staan vermeld. Zo kunt u zien uit welke indicatoren de thermometer is opgebouwd. In bijlage 1 is de exacte scorebepaling per kernindicator (per thermometer) terug te vinden. Het rapport voor de basisbenchmark is opgebouwd uit de volgende thema s: Beleids- en maatschappelijke participatie Leefbaarheid en sociale samenhang Prestatieveld 1 Jeugd Prestatieveld 2 Toegang en oplossingen voor Wmo-ondersteuningsvragen Prestatievelden 3 en 6 Mantelzorg Prestatieveld 4 Vrijwilligerswerk Prestatieveld 4 Wonen, zorg en toegankelijkheid Prestatieveld 5 Opvang Prestatievelden 7, 8 en 9 Beleid en organisatie van de Wmo eigen bijdragen, kwaliteit en financiële middelen. Bijlage 2 gaat in op de weergave van de benchmarkresultaten en in bijlage 3 zijn de deelnemers aan de benchmark terug te vinden. 3

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 2 De resultaten: de Wmo-thermometer gemeente Delft De Wmo-thermometer is het gewogen gemiddelde van de scores op de hiernavolgende thema's: beleidsparticipatie, leefbaarheid en sociale samenhang, jeugd, toegang en oplossingen voor Wmo- ondersteuningsvragen, mantelzorg, vrijwilligerswerk, wonen, zorg en toegankelijkheid en opvang. De Wmo-thermometer geeft een indicatie waar uw gemeente staat ten opzichte van andere gemeenten in het totale Wmo-beleid. 5 De Wmo-thermometer laat zien dat uw gemeente ongeveer gelijk aan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse scoort en ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de benchmark scoort. 4 3 70% 68% 2 1 0 69% 4

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 3 Beleidsparticipatiethermometer 5 4 3 2 1 0 71% verschillen. 73% 69% Het hoofddoel van de Wet maatschappelijke ondersteuning is participatie van alle burgers, ongeacht hun eventuele beperkingen. Niet alleen meedoen in de samenleving (maatschappelijke participatie), maar ook participatie in de beleidsvorming. Beleidsparticipatie omvat alle activiteiten die de gemeente onderneemt om de inwoners te betrekken bij beleid en uitvoering. Dit zijn bijvoorbeeld inspraakbijeenkomsten, consultering van burgerpanels of het uitvoeren van een bewonersenquête. De gemeente is verplicht om burgers, cliënten en burger- of cliëntenorganisaties te betrekken bij het voorbereiden en opstellen van het lokale Wmo-beleid. In welke fase van de beleidscyclus de burgers of cliënten, panels, platforms of andere burger- en cliëntenorganisaties worden betrokken, kan per gemeente Bepalen van de score Deze thermometer geeft enerzijds aan hoe breed en intensief de beleidsparticipatie is opgezet. Hoe breder en intensiever (meer doelgroepen, intensiever betrokken, in meerdere fasen van de beleidscyclus), hoe hoger de score. Dit geldt ook voor de communicatie door de gemeente over beleidsbeslissingen en resultaten van onderzoek of evaluatie. Anderzijds is de score op beleidsparticipatie ook hoger naarmate de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) breder is samengesteld. Indicatoren beleid 1. Participatie: Aantal betrokken prestatievelden en intensiteit betrokkenheid (verplichte vraag) 2. Participatie: Aantal ingezette participatiemethoden en intensiteit (verplichte vraag) 3. Participatie: Vertegenwoordiging Wmo-raad 4. Participatie: Betrekken ingezetenen in verschillende fases van de beleidscyclus 5. Participatie: Communicatie naar burgers Op beleidsparticipatie scoort uw gemeente ongeveer gelijk aan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de benchmark. De Wmo-raad (of ander participatieorgaan) is in de meeste gemeenten de voornaamste partner bij de beleidsontwikkeling. De Wmo bevat 9 prestatievelden met minstens even zoveel doelgroepen. Een Wmo-raad (of ander participatieorgaan), bestaande uit vertegenwoordigers van de diverse prestatievelden, kan makkelijker adviseren over de diverse beleidsvelden van de Wmo. 5

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Uit de volgende tabel kunt u aflezen welke doelgroepen zijn vertegenwoordigd in uw Wmo-raad (of ander participatieorgaan) in vergelijking met de gemeenten uit uw grootteklasse en alle benchmarkgemeenten. 50% van de gemeenten in de benchmark geeft aan dat er nog andere doelgroepen worden vertegenwoordigd in hun Wmo-raad. Dit zijn bijvoorbeeld ouderen of senioren, kerkelijke vertegenwoordigers, allochtonen, wijkverenigingen, cliënten sociale zaken (minima, WsW, WWB). Tabel 1: Vertegenwoordiging van doelgroepen in de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) (vraag 0.8) Uw gemeente Grootteklasse % ja Benchmark % ja Bewoners Ja 71 % 80 % Ouders Ja 64 % 67 % Jongeren en jongvolwassenen (tussen 16-23 jaar) Ja 57 % 53 % Inwoners met fysieke beperking Ja 93 % 89 % Inwoners met verstandelijke beperking Ja 93 % 82 % Inwoners met chronisch psychische of psychosociale problemen Ja 93 % 83 % Mantelzorgers Ja 93 % 87 % Vrijwilligers Ja 86 % 84 % Dak- en thuislozen en verslaafden Ja 57 % 37 % OGGz-cliënten Ja 93 % 65 % Slachtoffers van huiselijk geweld Ja 43 % 25 % Anders Ja 50 % 50 % Wmo-raden (of andere participatieorganen) kunnen bestaan uit leden die vanuit persoonlijke titel in de raad zitten of door burgers die doelgroepen vertegenwoordigen. In uw gemeente hebben alle leden van de Wmo-raad zitting op persoonlijke titel. Het budget dat uw gemeente in 2013 beschikbaar heeft gesteld aan de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) en de uitgaven aan de vacatiegelden en/of vrijwilligersvergoedingen staan in de volgende tabel weergegeven, samen met het gemiddelde van de gemeenten uit dezelfde gemeentegrootteklasse en het benchmarkgemiddelde. Daarnaast maakt de tabel zichtbaar welke andere ondersteuning, naast het beschikbaar stellen van een budget en vacatiegelden, uw gemeente de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) verleent. 6

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 2: Uitgaven en ondersteuning Wmo-raad (of ander participatieorgaan) (vragen 0.9 en 0.10) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Budget Wmo-raad per inwoner 0,20 0,31 0,25 Vacatiegelden per inwoner 0,12 0,17 Coaching Nee 29 % 23 % Deskundigheidsbevordering Nee 43 % 52 % Facilitering Nee 86 % 88 % Ambtelijke ondersteuning Nee 64 % 82 % 3.1 Maatschappelijke participatie Het bevorderen van maatschappelijke participatie is één van de uitgangspunten van de Wmo-gedachte. Maatschappelijke participatie heeft onder andere betrekking op het zelfstandig kunnen wonen, deelnemen aan de arbeidsmarkt, het hebben van financiële ruimte om te participeren, het ontwikkelen van een eigen netwerk, het zorgen voor een naaste, het doen van vrijwilligerswerk en het onderhouden van sociale contacten. Kortom: meedoen aan de maatschappij. Maatschappelijke participatie wordt niet door middel van een thermometer weergegeven. De indicatoren voor maatschappelijke participatie zijn deels achtergrondvariabelen die door Wmo-beleid maar moeilijk te beïnvloeden zijn. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met de historische, economische en gezondheidssituatie in een regio. Daarom is het lastig om deze variabelen te waarderen. Vergelijken van deze kenmerken is natuurlijk wel goed mogelijk. De achtergrondvariabelen geven de (economische) situatie weer die de maatschappelijke participatie van (jeugdige) burgers kan belemmeren of bevorderen. Dit gaat om arbeidsparticipatie, aandeel burgers dat leeft van een bijstandsuitkering en het aandeel huishoudens met een laag inkomen. Ook het aandeel burgers met een of meer lichamelijke beperking (onder en boven de 65 jaar) en de ervaren gezondheid wordt in de volgende tabel weergegeven. Uit het databoek Kinderen in Tel is ook de indicator kinderen met een handicap toegevoegd 1. 1 Kinderen in Tel bundelt de gegevens op gemeentelijk en provinciaal niveau over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. 7

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 3: Kenmerken participatie 234 Uw gemeente Grootteklasse % Benchmark % Inwoneraantal (CBS) 99097 Aandeel ouderen (65+) (CBS) 14 % 17 % 18 % Aandeel ouderen (75+) (CBS) 6 % 7 % 8 % Netto arbeidsparticipatie: aandeel van de 62 % 67 % 67 % werkzame beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking 2009-2011[3] (CBS) Bijstandsuitkeringen: aandeel 7 % 5 % 3 % bijstandsuitkeringen op grond van WWB en WIJ op de beroepsbevolking[2] (CBS) Jeugdwerkloosheid: aandeel niet-werkende 1 % 2 % 2 % werkzoekende jongeren van 15 t/m 22 jaar 2011 (CBS, jeugdmonitor) Kinderen in uitkeringsgezin: aandeel kinderen 10 % 6 % 4 % van 0-18 jaar in uitkeringsgezin (Kinderen in Tel)[1] Aandeel huishoudens met een laag inkomen, 10 % 8 % 7 % in de eerste 10 procentsgroep (CBS)[4] Ervaren gezondheid (goed / zeer goed) 78 % 76 % 77 % (gezondheidsmonitor 2012 GGD'en, RIVM en CBS) Een of meer lichamelijke beperkingen 19-65 9 % 11 % 10 % jaar oud (gezondheidsmonitor 2012 GGD'en, RIVM en CBS) Een of meer lichamelijke beperkingen 65 jaar 36 % 31 % 29 % en ouder (gezondheidsmonitor 2012 GGD'en, RIVM en CBS) Kinderen met een handicap (Kinderen in Tel)[1] 1 % 2 % 2 % 2 Deze CBS-gegevens zijn beschikbaar voor gemeenten boven 10.000 inwoners. 3 Dit is het (totaal) aantal uitkeringen gedeeld door de beroepsbevolking. Deze CBS-gegevens zijn alleen beschikbaar voor gemeenten boven de 30.000 inwoners. 4 De eerste 10 procent groep zijn de 10% huishoudens met het laagste inkomen. 8

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 4 Leefbaarheidsthermometer (Prestatieveld 1) 5 4 3 2 74% 70% Prestatieveld 1 van de Wmo gaat over het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Leefbaarheid laat zich definiëren als het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Bepalen van de score 1 Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in wijken, 0 dorpen en buurten is in de leefbaarheidsthermometer weergegeven 75% in acht indicatoren. Twee indicatoren betreffen de inzet van beleid, zoals het maken van afspraken over het verbeteren van de leefbaarheid en inzicht in de situatie en de overige indicatoren geven de resultaten en effecten weer in de vorm van schaalscores of een (tevredenheids)percentage. De schaalscores betreffen de sociale kwaliteit, de fysieke verloedering van de woonomgeving, sociale overlast en overige overlast. Daarnaast is gekeken naar de onveiligheidsbeleving en naar de mening van burgers over de fysieke collectieve voorzieningen. Een aanzienlijk deel van de indicatoren is gebaseerd op de basisvragenlijst van de Integrale Veiligheidsmonitor 5.. De beleidsindicatoren en de resultaat- en effectindicatoren tellen even zwaar mee. Indicatoren beleid 1. Leefbaarheid: Inzet (gemeentelijke activiteiten) bevorderen sociale klimaat en leefbaarheid (verplichte vraag) 2. Leefbaarheid: Afspraken met woningcorporaties over sociale samenhang en leefbaarheid Indicatoren resultaten en effecten 3. Leefbaarheid: Sociale kwaliteit van de woonomgeving 4. Leefbaarheid: Fysieke verloedering van de woonomgeving 5. Leefbaarheid: Aandeel onveiligheidsbeleving 6. Leefbaarheid: Sociale overlast 7. Leefbaarheid: Overige overlast 8. Leefbaarheid: Tevredenheid fysieke collectieve voorzieningen in de buurt Uw gemeente scoort ongeveer gelijk aan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de leefbaarheidsthermometer. 5 Indien deze cijfers niet voorhanden zijn, zal dit de score niet negatief beïnvloeden. 9

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Sociale samenhang gaat over contact, ontmoeting en gezamenlijke activiteiten met als doel de wederzijdse hulpverlening te versterken. Het stimuleren van ontmoeting en het vergroten van de betrokkenheid bij de eigen leefomgeving zijn belangrijke pijlers van het gemeentelijk beleid. Het verbeteren van de onderlinge contacten kan gevoelens van eenzaamheid verminderen en inwoners motiveren om meer te participeren. Uit het Belevingsonderzoek onder inwoners van SGBO 2013 blijkt dat driekwart van de inwoners wel eens buren helpt met kleine klusjes, zoals planten water geven tijdens afwezigheid of de post bewaren. Uitgebreide en langdurige structurele burenhulp komt nog moeilijk van de grond. Leefbaarheid betreft een schone, veilige en prettige leefomgeving, waar burgers weinig te kampen hebben met verloedering en overlastgevend gedrag en zich veilig voelen, zowel op straat als in huis. Ook de aanwezigheid van basisvoorzieningen, zoals speelplaatsen, scholen en winkels, draagt bij aan het gevoel in een fijne wijk of kern te wonen. In de volgende tabel kunt u zien hoe uw gemeente scoort op sociale kwaliteit/sociale cohesie en fysieke verloedering van de woonomgeving, sociale overlast en overige overlast. Het aandeel inwoners dat zich onveilig voelt, wordt ook in de tabel weergegeven. Dit zijn de gegevens die door uw gemeente zijn ingevuld op basis van cijfers uit bijvoorbeeld een leefbaarheidsmonitor, een veiligheidsmonitor of een GGD-bevolkingsenquête. Bij alle schaalscores, behalve de schaalscore sociale kwaliteit leefomgeving geldt hoe hoger de score, hoe lager de prestatie. Dus een hoog cijfer op de schaalscore sociale overlast, betekent dat de inwoners veel sociale overlast ervaren. Een deel van de benchmarkdeelnemers beschikt niet over de genoemde schaalscores of percentages. Voor deze gemeenten is de volgende tabel dan ook (deels) niet ingevuld. Tabel 4: Schaalscores en aandelen sociale kwaliteit, fysieke kwaliteit, sociale overlast, overige overlast, aandeel onveiligheidsbeleving (vraag 1.2, 1.3(a), 1.4, 1.5(a) en 1.6) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Sociale kwaliteit leefomgeving (vraag 1.2) 5,7 6,2 6,6 Fysieke verloedering van de leefomgeving als schaalscore (vraag 1.3) Fysieke verloedering van de leefomgeving als percentage (vraag 1.3a) 6,0 3,3 3,0 31 % 30 % 24 % Sociale overlast als schaalscore (vraag 1.5) 1,8 1,9 1,6 Sociale overlast als percentage (vraag 1.5a) 10 % 10 % 8 % Overig overlast (vraag 1.6) 1,8 1,6 1,7 Aandeel onveiligheidsbeleving (%ja) (vraag 1.4) 22 % 19 % 17 % 10

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft In de volgende tabel is opgenomen hoe de inwoners van uw gemeente oordelen over het functioneren van de gemeente in het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in de buurt. De weergegeven percentages zijn een optelling van de antwoorden helemaal mee eens of mee eens op de in de tabel genoemde stellingen. De stellingen worden meegenomen in een (integrale) veiligheidsmonitor of kunnen onderdeel uitmaken van een lokaal onderzoek. De tabel bevat ook de percentages voor de gemeentegrootteklasse en de benchmark. Tabel 5: Functioneren van uw gemeente op leefbaarheid en veiligheid (vraag 1.7) De gemeente heeft aandacht voor het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente informeert de buurt over de aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente betrekt de buurt bij de aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt Helemaal mee eens, mee eens % Grootteklasse % Benchmark % 36 % 44 % 47 % 23 % 41 % 42 % 18 % 34 % 36 % 11

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 5 Jeugdthermometer (Prestatieveld 2) 5 4 3 2 72% 69% Prestatieveld 2 is de op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met opgroeiproblemen en van ouders met opvoedproblemen. Gemeenten vullen deze preventie onder andere in met inlooppunten, aanwezigheid op het web of doelgerichte programma s. Indicatoren op dit prestatieveld zijn de aanwezigheid van (opvoed)faciliteiten, zicht op het gebruik van ondersteuning en de aanwezigheid van beleid. 1 Bepalen van de score 0 De jeugdthermometer is opgebouwd uit twaalf indicatoren die 65% ingaan op beleid, afspraken en registratie en drie indicatoren die kunnen worden betiteld als achtergrondvariabelen (uit databoek Kinderen in Tel) en resultaten van beleid. Bij het bepalen van de score op de jeugdthermometer is gekeken of gemeenten zicht hebben op het gebruik van opvoedondersteuning, op het gebruik van het (fysieke, telefonische of digitale) opvoedsteunpunt, hoeveel zij investeren in schoolmaatschappelijk werk en welke faciliteiten het fysieke inloopsteunpunt biedt. Daarnaast is gekeken wat de stand van zaken is van de jeugd op basis van een aantal indicatoren uit het databoek Kinderen in Tel 6. Indicatoren beleid, afspraken en registratie 1. Jeugd: Faciliteiten opvoedondersteuning (verplichte vraag) 2. Jeugd: Zicht op gebruik faciliteiten opvoedondersteuning 3. Jeugd: Fysieke faciliteiten ondersteuning voor de jeugd 4. Jeugd: Zicht op gebruik fysieke faciliteiten ondersteuning voor de jeugd 5. Jeugd: Faciliteiten op afstand 6. Jeugd: Zicht op gebruik faciliteiten op afstand 7. Jeugd: Faciliteiten en werkwijze CJG-inlooppunt 8. Jeugd: Preventief verzuimbeleid 9. Jeugd: (Intensiteit van) de samenwerking met organisaties voor uitvoering jeugdbeleid 10. Jeugd: Aantallen verzuim schooljaar 11. Jeugd: Resultaat veiligheid 12. Jeugd: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders Indicatoren resultaten van beleid en achtergrondvariabelen 13. Jeugd: Ranking kinderen met delict voor rechter (Kinderen in Tel) 14. Jeugd: Ranking in Jeugdzorg (Kinderen in Tel) 15. Jeugd: Ranking meldingen kindermishandeling (Kinderen in Tel) 6 Hoe hoger de positionering, hoe slechter de score. 12

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark op de jeugdthermometer. Naast de thermometer zoomen we graag op een aantal gegevens in die goed met andere gemeenten te vergelijken zijn. Het gebruik van faciliteiten preventie en ondersteuning jeugd vindt u terug in de volgende tabellen. De gemiddelden per inwoner van 0 tot en met 22 jaar van uw gemeentegrootteklasse en de benchmark zijn ook in de tabel toegevoegd. Tabel 6: Gegevens gebruik faciliteiten per 1.000 inwoners 0 tot en met 22 jaar (vraag 2.1a) Aantal bezoekers bij het fysieke inloopsteunpunt van het CJG Aantal contacten met de opvoedtelefoon of digitale opvoedondersteuning Aantal gezinnen dat (pedagogische) gezinsbegeleiding heeft ontvangen Aantal gezinnen dat individuele begeleiding en/of ondersteuning heeft ontvangen Aantal kinderen/jongeren in aanraking met school-/jeugd- /gezinsmaatschappelijk Werk Aantal kinderen/jongeren in aanraking met kinderwerk en jongeren werk Aantal kinderen/jongeren betrokken bij een ZAT Aantal kinderen/jongeren waarbij zorg coördinatie heeft plaatsgevonden Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N 56,3 146,1 70,6 52 41,3 46,6 53,1 52 7,0 17,1 11,8 44 18,8 26,4 19,7 49 11,3 21,8 20,3 44 312,1 315,2 30 15,7 11,3 29 14,1 11,0 35 Tabel 7: Gegevens gebruik preventie per 1.000 inwoners 0 tot en met 22 jaar (vraag 2.1c) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N Aantal jongeren waarvoor één gezin, één 1,3 4,5 5,9 27 plan is geregeld Aantal kinderen in een VVE programma 6,6 22,9 15,7 72 Aantal gevolgde trainingen /cursussen 13,6 5,5 41 door kinderen/jongeren Aantal gevolgde trainingen /cursussen 1,8 5,0 6,0 42 voor ouders Aantal e-mail contact 9,2 17,6 26 13

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 8: Gegevens gebruik ondersteuning jeugd per 1.000 inwoner 0s tot en met 22 jaar (vraag 2.1e) Aantal bezoekers website opvoedinformatie Aantal bezoekers website met overzicht fysieke faciliteiten Aantal gestelde vragen via website met vragenmodule Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N 685,8 901,3 42 677,3 1161,5 23 26,3 16,7 58,4 18 Verzuim, voortijdig schoolverlaten, jeugdcriminaliteit of het gebruik van Jeugdzorg zijn signalen van opgroei- of opvoedproblemen binnen een gezin. In de volgende tabel is een aantal trendgegevens weergegeven die gaan over het verzuim, wat er met het verzuim is gedaan (proces-verbaal en Halt-afdoening) en het voortijdig schoolverlaten. De cijfers gaan over het schooljaar 2012-2013. De vergelijking van deze gegevens is niet opgenomen in de thermometers (behalve de indicator voortijdig schoolverlaters), omdat deze gegevens niet geschikt zijn om te waarderen. Immers, een relatief hoog aantal verzuimmeldingen kan ook betekenen dat scholen beter melden. Dit zou als positief kunnen worden gezien. Tabel 9: Trendgegevens verzuim en voortijdig schoolverlaten 7 (vragen 2.5) Aantal verzuimmeldingen (absoluut) per 1000 leerplichtige leerlingen Aantal verzuimmeldingen (relatief) per 1000 leerplichtige leerlingen Aantal processen verbaal per 1000 leerplichtige leerlingen Aantal Halt-afdoeningen per 1000 leerplichtige leerlingen Aandeel voortijdig schoolverlaters tussen 12 en 23 jaar (min OC&W) 2010-2011 2011-2012 2012-2013 Grootteklasse Benchmark 3,7 3,0 2,0 1,1 2,0 69,9 62,3 72,9 39,8 30,3 9,7 6,2 3,9 3,2 2,5 2,0 2,6 2,9 1,1 0,9 4.3 % 4.2 % 2.7 % 2.4 % 1.9 % Sinds 2006 wordt het onderzoek Kinderen in Tel uitgevoerd 8. Op basis van twaalf indicatoren wordt de leefsituatie van kinderen per gemeente in een bepaalde tijdsperiode in beeld gebracht. In de volgende tabel zijn cijfers van uw gemeente op de volgende indicatoren opgenomen: aandeel kinderen met delict voor de rechter, 7 Percentage voortijdig schoolverlaters op alle leerlingen tussen 12 en 23 jaar. 8 Kinderen in Tel bundelt de gegevens op gemeentelijk en provinciaal niveau over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. 14

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft aandeel kinderen in de Jeugdzorg 9, aantal meldingen van kindermishandeling en de totale ranking van uw gemeente op basis van alle 12 indicatoren 10. De cijfers zijn afkomstig uit het databoek Kinderen in Tel 2012. Deze indicatoren zijn in de Benchmark Wmo opgenomen, omdat zij raakvlakken hebben met het gemeentelijk Wmo-beleid en met de toekomstige decentralisatie Jeugdzorg. Tabel 10: Ontwikkeling indicatoren Kinderen in Tel in uw gemeente 2008 2010 2012 Aandeel kinderen met delict voor rechter 2.9 % 2.9 % 2.3 % Aandeel kinderen in Jeugdzorg 3.1 % 2.6 % 2.5 % Aandeel meldingen kindermishandeling 1.2 % 1.7 % 2.1 % Ranking Kinderen In Tel 43 46 29 Per 1 januari 2015 wordt uw gemeente verantwoordelijk voor de gehele sector jeugd. Naast de preventieve taken vanuit onder andere de Wmo, zal de gemeente de jeugd ook ondersteunen in hun ontwikkeling en ingrijpen wanneer de ontwikkeling van het kind in de knel komt. Een belangrijk uitgangspunt om de verschillende geldstromen rond de jeugd bij een partij (de gemeente) neer te leggen is dat er inzage komt in brede kosten en opbrengsten. Zo kan een investering in preventie of een investering in dure specialistische zorg op de langere termijn problemen voorkomen. De uitgaven jeugd over 2013 zijn uitgevraagd om alvast inzage te krijgen in het onderdeel preventie vanuit de Wmo. In de volgende tabel zijn de uitgaven faciliteiten jeugd, ondersteuning jeugd en faciliteiten op afstand opgenomen voor uw gemeente. Daarnaast staan de gemiddelde uitgaven van uw gemeentegrootteklasse en de benchmark. Ook zijn de gemiddelde uitgaven 2013 en begrote uitgaven 2014 per inwoner in de tabel opgenomen voor uw gemeente, de gemeentegrootteklasse en de benchmark. Tabel 11: Uitgaven jeugd per inwoner (vragen 2.1b, d, f en 2.7) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N Uitgaven faciliteiten jeugd 2013 12,92 25,39 20,26 46 Uitgaven ondersteuning jeugd 2013 4,37 18,45 9,76 44 Uitgaven faciliteiten op afstand jeugd 2013 0,09 0,42 0,67 37 Totale uitgaven jeugd 2013 17,39 48,70 34,78 73 Totale begrote uitgaven jeugd 2014 15,74 49,86 36,95 74 9 Bij kinderen in Jeugdzorg is de AWBZ buiten beschouwing gelaten, omdat bleek dat niet alle Bureaus Jeugdzorg de AWBZ-indicaties voor jeugd op dezelfde manier registreren (sommige bureaus registreren alle indicaties en in andere regio s wordt een groot deel van de AWBZ-indicaties door andere partijen geregistreerd). 10 De totale ranking is berekend zonder de indicator Speelruimte; dit is met terugwerkende kracht doorgevoerd. 15

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 6 Thermometer toegang en oplossing voor Wmoondersteuningsvragen (Prestatievelden 3 en 6) 5 4 3 2 1 76% 74% De prestatievelden 3 (informatie, advies en cliëntondersteuning) en 6 (levering van een voorziening aan mensen met een lichamelijke of psychische beperking) hebben veel raakvlakken met elkaar en zijn daarom in één thermometer weergegeven. Immers, een ondersteuningsvraag waar een burger voor bij een loket komt, kan resulteren in een oplossing van een individuele voorziening. Maar burgers kunnen ook geadviseerd worden een beroep te doen op hun eigen kracht en eigen netwerk. 0 Bepalen van de score 78% De thermometer toegang en oplossing voor Wmoondersteuningsvragen bestaat voor een aanzienlijk deel uit vragen die ingaan op de inzet en uitvoering van beleid. De zeven effectindicatoren komen uit het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) van SGBO 11. De effectindicatoren en de indicatoren voor beleid wegen ongeveer even zwaar mee. Uw gemeente scoort ongeveer gelijk aan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de thermometer toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen. Indicatoren beleid en registratie 1. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Faciliteiten cliëntondersteuning (verplichte vraag) 2. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Nazorg ondersteunde cliënten 3. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Samenwerking met organisaties binnen het loket 4. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Registratie (informatie- en adviesvragen, aantal meldingen, aantal gesprekken en aantal aanvragen voorzieningen) 5. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Afstemming hulp bij het huishouden met zorgfuncties in het kader van de AWBZ (verplichte vraag) 6. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Communicatie Kanteling 7. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Het gesprek 8. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Competentieprofiel 11 Indien uw gemeente hieraan in de afgelopen vier jaar heeft meegedaan, zijn de meest recente gegevens gebruikt. Ook is het mogelijk geweest om zelf de cijfers van een vergelijkbaar tevredenheidsonderzoek in te vullen. Indien de gegevens niet voorhanden zijn, zal dit de score niet negatief beïnvloeden. 16

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft 9. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Afleggen (keukentafel)gesprekken na melding 10. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Zicht op voorgestelde oplossing 11. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders Indicatoren effecten 12. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid gesprek (CTO) 13. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid voorgestelde oplossing (CTO) 14. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid aanvraagprocedure (CTO) 15. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid hulp bij het huishouden (CTO) 16. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid overige individuele voorzieningen (CTO) 17. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid collectief vervoer (CTO) 18. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid doorlooptijden (CTO) 6.1 Kanteling De toegang voor burgers met een ondersteuningsvraag was traditioneel geregeld via het Wmo-loket. Gemeenten denken nu opnieuw na over de functie en de inrichting van het Wmo-loket onder invloed van de Kanteling en de decentralisaties (AWBZ, participatie en jeugd). Sommige gemeenten behouden de centrale functie van het Wmo-loket, andere willen het loket dichter bij de burger brengen en vormen het loket om tot wijksteunpunten. Ook zijn er gemeenten die overwegen om de toegang dichter bij de organisaties die de ondersteuning uitvoeren te leggen, zodat de centrale intake is verspreid en niet meer op één punt is gelokaliseerd. Dit kan in de vorm van sociale wijkteams. De toegang tot de Wmo met daarin de uitgangspunten van de werkwijze van de Kanteling staat centraal bij de uitvoering van de aankomende decentralisatie AWBZ. In de volgende tabel wordt weergegeven welke stappen in 2013 reeds zijn gemaakt, welke in 2014 worden genomen en welke beleidskeuzes gemaakt/doorgevoerd zijn die een belangrijke randvoorwaarde vormen voor het proces van de Kanteling. Uw gemeente heeft het afgelopen jaar gekanteld gewerkt. 17

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 12: Beleidsproces en uitvoering van de principes van de Kanteling (vraag 3.5) Uw gemeente Benchmark %ja in 2013 Benchmark %ja in 2014 Er is communicatie richting burgers Ja, in 2013 89 % 9 % Er is communicatie richting de Ja, in 2013 71 % 23 % doorverwijzers (zoals huisarts, fysio) Samenwerkende partners nemen ook Ja, in 2013 30 % 19 % meldingen in behandeling Na elk gesprek wordt een gespreksverslag Ja, in 2013 82 % 13 % opgesteld De klant/burger krijgt een gespreksverslag Ja, in 2013 56 % 20 % 6.2 Het keukentafelgesprek In het kader van de Kanteling dienen inwoners in eerste instantie niet een aanvraag in, maar kunnen zij een melding doen. Op basis van de melding volgt (meestal) het (keukentafel)gesprek. In uw gemeente wordt een keukentafelgesprek gevoerd bij iedere nieuwe melding (exclusief herindicaties). 60 % van de gemeenten vraagt de mantelzorger, indien deze er is, aanwezig te zijn bij het keukentafelgesprek. In uw gemeente wordt de mantelzorger altijd gevraagd aanwezig te zijn bij het gesprek. Hoe gemeenten omgaan met een oplossing voor burgers binnen hun eigen kracht, hun eigen netwerk of doorverwijzing naar algemene voorzieningen verschilt. Dit varieert van de volledige verantwoordelijkheid ligt bij de burger en de gespreksvoerder doet dus niets tot de gesprekvoerder kijkt actief samen met de burger naar een oplossing en begeleidt hem of haar hiermee. In uw gemeente is hier beleidsmatig het volgende over afgesproken: De gespreksvoerder kijkt actief samen met de klant naar een oplossing en begeleidt hem of haar hiermee. 6.3 Nazorg Uw gemeente verleent niet aan alle mensen die een (keukentafel)gesprek hebben gehad nazorg, ongeacht de oplossing. Met behulp van nazorg kan gekeken worden of de geadviseerde oplossing vanuit het gesprek het probleem compenseert. Er zijn echter verschillende (politieke) opvattingen over de rol van nazorg. Zo vindt een deel dat nazorg een onmisbaar onderdeel is in het traject van vraagverheldering en oplossingen bieden, terwijl anderen de verantwoordelijkheid primair bij de burger leggen. In de volgende tabel wordt per soort oplossing weergegeven in hoeverre er sprake is van nazorg voor uw gemeente en de referentiegroep. 18

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 13: Nazorg voor inwoners met een ondersteuningsvraag (vraag 3.18) Bij oplossingen die zijn gevonden binnen het eigen netwerk Bij doorverwijzing naar algemeen gebruikelijke voorzieningen Bij oplossingen die zijn gevonden binnen de algemene en collectieve voorzieningen Bij enkelvoudige ondersteuningsvragen voor individuele voorzieningen Bij complexe ondersteuningsvragen voor individuele voorzieningen Uw gemeente Bm % altijd Bm % meestal Bm % soms Bm % nooit Nooit 5 % 10 % 55 % 30 % Nooit 4 % 5 % 61 % 30 % Nooit 4 % 8 % 60 % 28 % Soms 8 % 22 % 58 % 12 % Meestal 28 % 35 % 31 % 6 % In de volgende tabel is het aantal informatie- en adviesvragen aan het loket, het aantal meldingen, het aantal gevoerde (keukentafel)gesprekken en het aantal aanvragen van Wmo-voorzieningen opgenomen. Zo kunt u zien wat de aantallen zijn in het totale proces van de meldings- en aanvraagprocedure, zoals dat in de Kanteling vorm krijgt. Ook zijn de trendgegevens opgenomen in de tabel. Het aantal informatie- en adviesvragen per 1.000 inwoners kan nogal verschillen, afhankelijk van de breedte en inrichting van het loket. Tabel 14: Trendgegevens loket, aantallen per 1.000 inwoners (vraag 3.7, 3.9, 3.10) 12 2011 2012 2013 Grootteklasse Benchmark Meldingen (vraag 3.7) 32,3 23,2 20,2 23,9 (keukentafel)gesprekken (vraag 3.9) 0,7 1,0 17,2 13 12,5 17,1 Aanvragen voorzieningen (vraag 3.10) 27,7 35,5 23,2 23,5 24,7 6.4 Monitoring/evaluatie Het is zowel op beleidsniveau als op klantniveau van belang om te blijven monitoren. Door middel van registratie van het aantal meldingen en het aantal en soort oplossingen kan geëvalueerd worden of de werkwijze van de Kanteling tot meer, even veel of minder aanvragen voor individuele Wmo-voorzieningen leidt. Van belang is dan wel dat er een goede prognose van de vraagontwikkeling op basis van 12 De gemiddelden in deze tabel zijn gebaseerd op de gegevens van die gemeenten die hiermee werken en registreren. 13 Over het jaar 2012 heeft de gemeente Delft een smalle definitie genomen om het aantal keukentafelgesprekken op te geven. Dit jaar is aangesloten bij de gangbare definitie waar alle gemeenten in de benchmark mee werken. 19

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft demografische uitgangspunten ligt. Daarnaast is het monitoren van de klant belangrijk om zicht te krijgen op het effect van de ondersteuning voor die klant. In de volgende tabel wordt weergegeven of uw gemeente en andere gemeenten zicht hebben op de aard van de oplossingen. De percentages kunnen optellen tot meer dan 100% omdat er meerdere oplossingen kunnen worden geboden. Tabel 15: Aard van de oplossingen (vraag 3.16 en 3.17) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark % eigen kracht oplossingen 34 % 32 % % algemene voorziening oplossing 17 % 22 % % individuele voorziening oplossing 59 % 62 % geen zicht op de oplossingen 14 % 15 % 6.5 Sociale wijkteams Sociale wijkteams zijn sinds een jaar of vijf sterk in opkomst. Met de decentralisaties krijgt de gemeente de regie over een groot deel van het sociale domein. Er is behoefte aan een integrale, meer generalistische aanpak en sociale wijkteams vormen daarbij een belangrijk middel. Een sociaal wijkteam heeft over het algemeen zowel een zorgcomponent, een ondersteuningscomponent als een samenlevingsopbouwcomponent. Doelen van een sociaal wijkteam zijn: Participatie van bewoners, sociale samenhang en onderlinge hulp in buurt of wijk bevorderen. Ondersteunen van bewoners bij kwesties op alle levensgebieden; deze snel, licht, gericht en in samenhang oppakken. Een contactgelegenheid of toegankelijke plek bieden waar alle bewoners in de wijk met hun vragen en ideeën terechtkunnen (voorportaal). Het versterken van de eigen kracht en het zelfoplossend vermogen van bewoners. Het voorzien in toegang tot intensievere of specialistische vormen van ondersteuning. Meer specialistische, duurdere hulp uit de tweede lijn terugdringen. Bekende voorbeelden zijn de Wijkcoaches in Enschede, de Krachtteams in Eindhoven, de Frontlijnteams in Leeuwarden en de Samen Doen-teams in Amsterdam. Uw gemeente is in 2013 gestart met sociale wijkteams. In de volgende tabel is zichtbaar in hoeverre er samengewerkt wordt met maatschappelijke partners. 20

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 16: Samenwerking met maatschappelijke partners in het sociale wijkteam (vraag 3.24) Partners in de 0e lijnsondersteuning Partners in de 1e lijnsondersteuning Partners in de 2e lijnsondersteuning Uw gemeente Bm % vaak Bm % geregeld Bm % nauwelijks Bm % niet Geregeld 66 % 23 % 5 % 6 % Geregeld 69 % 22 % 5 % 5 % Geregeld 37 % 43 % 12 % 8 % 21

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 7 Mantelzorg thermometer (Prestatieveld 4) 5 4 3 69% 68% Bij prestatieveld 4, het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers, gaat het veelal om algemene beleidsmaatregelen en minder vaak om individuele voorzieningen. Maar de Wmo biedt daartoe wel alle ruimte als de gemeente dat wenst. Bepalen van de score 2 Er zijn zes indicatoren in de thermometer opgenomen die betrekking hebben op de inzet en uitvoering van beleid. Steeds 1 meer gemeenten hebben zicht op het gebruik van de 0 ondersteuning en op de tevredenheid over de geboden 80% ondersteuning. Hierover zijn drie indicatoren opgenomen. Een hoge score geeft aan of er binnen uw gemeente veel voorzieningen aanwezig zijn om mantelzorgers te ondersteunen, of uw gemeente zicht heeft op het gebruik ervan, hoe het contact is met mantelzorgers en of er veel functies worden uitgevoerd in het mantelzorgbeleid en in hoeverre de ondersteuningsorganisatie contacten heeft met andere partijen. Indicatoren beleid 1. Mantelzorg: Ondersteuning mantelzorgers (verplichte vraag) 2. Mantelzorg: Functies ingevuld 3. Mantelzorg: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 4. Mantelzorg: Ondersteuning gericht op doelgroepen 5. Mantelzorg: (Intensiteit van) samenwerking met organisaties voor de uitvoering 6. Mantelzorg: Aanbod en beschikbaarheid respijtzorg Indicatoren resultaten en effecten 7. Mantelzorg: Zicht op gebruik ondersteuning aan mantelzorgers 8. Mantelzorg: Zicht op bereik van mantelzorgers 9. Mantelzorg: Contact en zicht op doelgroep Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de mantelzorgthermometer. In de volgende tabel is terug te zien voor uw gemeente, de gemeentegrootteklasse en de benchmark het aandeel burgers dat mantelzorg verleent, het aandeel mantelzorgers dat zich zwaar belast voelt en het gemiddelde aantal uur dat zij mantelzorg per week geven. 22

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 17: Aandeel mantelzorgers, aandeel zwaar belaste mantelzorgers en aantal uren mantelzorg (onder de 65 jaar en 65 jaar en ouder) 14 Uw gemeente Grootteklasse % Benchmark % Mantelzorger 19-65 jaar 12 % 13 % 12 % Mantelzorger 65 jaar en ouder 12 % 12 % 12 % Aandeel zwaar belaste mantelzorger 19-65 7 % 13 % 13 % jaar Aandeel zwaar belaste mantelzorger 65 jaar 5 % 13 % 16 % en ouder Aantal uren mantelzorg gegeven 19-65 jaar 8,4 8,9 9,1 Aantal uren mantelzorg gegeven 65 jaar en ouder 12,4 14,9 16,0 De opdracht aan gemeenten om intensief met mantelzorgondersteuning bezig te zijn, houdt verband met het cruciale belang van mantelzorg voor het welslagen van de Wmo. In de Wmo wordt een appel gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van burgers om zo veel mogelijk voor elkaar te zorgen. Als dat niet meer lukt, kunnen zij zich tot de gemeente wenden voor voorzieningen en diensten die onder de Wmo vallen. Ook de naderende decentralisatie van delen van de AWBZ en de invoering van de werkwijze van de Kanteling zorgen ervoor dat burgers meer een beroep moeten doen op de eigen omgeving. Het beroep op mantelzorgers wordt niet alleen groter omdat er met de gekantelde keukentafelgesprekken meer gevraagd wordt naar de mogelijkheden in het eigen netwerk, maar ook omdat gemeenten de decentralisatie met veel minder geld moeten uitvoeren en hierdoor minder of anders georganiseerde zorg gaan leveren. De volgende tabel geeft weer hoeveel informatie- en adviesvragen over mantelzorg zijn geregistreerd, hoeveel geregistreerde mantelzorgers uw gemeente telt, het aantal uur mantelzorgconsulent per 1.000 inwoners, de uitgaven per inwoner en door hoeveel benchmarkdeelnemers de gegevens zijn ingevuld (n). 14 Deze gegevens overgenomen uit de Gezondheidsmonitor 2012 van de GGD en, het RIVM en CBS, indien beschikbaar. De gebruikte definitie voor mantelzorg is dat deze zorg minimaal 3 maanden wordt gegeven of minimaal 8 uur per week. 23

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 18: Bereik mantelzorgers en uren mantelzorgconsulent per 1.000 inwoners en uitgaven voor mantelzorgondersteuning per inwoner (vraag 4.1, 4.9, 4.10) Aantal vragen informatie en advies (individueel) bij het steunpunt mantelzorg (vraag 4.1) Aantal informatievragen rondom mantelzorg via het Wmo-loket (vraag 4.1) Aantal geregistreerde mantelzorgers (bij gemeente en steunpunt) (vraag 4.1) Aantal uren mantelzorg consulent (vraag 4.9) Uitgaven mantelzorg 2013 per inwoner (vraag 4.10) Begrote uitgaven mantelzorg 2014 per inwoner (vraag 4.10) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N 1,9 6,1 6,5 74 0,3 0,9 1,6 38 6,1 7,2 9,7 78 0,3 0,6 0,6 77 2,07 2,08 2,07 82 0,90 2,14 2,18 81 De aanwezigheid en het gebruik van de ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorg vindt u terug in de volgende tabel. In de kolom Aanwezig vindt u of een bepaalde vorm van ondersteuning binnen uw gemeente wordt geboden. Is een bepaalde vorm van ondersteuning niet aanwezig binnen uw gemeente, dan staat in de kolom Gemeente geen waarde voor het aantal gebruikers per 10.000 inwoners. Indien een ondersteuningsvorm wel aanwezig is, maar geen aantal beschikbaar is, dan ontbreekt het zicht op het gebruik. Ook is vermeld door hoeveel benchmarkdeelnemers de gegevens zijn ingevuld (n). Mantelzorgers kunnen preventief of in meer acute situaties gebruikmaken van respijtzorg. Respijtzorg is de tijdelijke en volledige overname van de zorg van de mantelzorger met het doel die vrijaf te geven. Het dient als preventief middel zodat mantelzorgers de zorg kunnen blijven volhouden en als opvangmiddel bij acute situaties, bijvoorbeeld als de mantelzorgers zelf ziek is. In die tijd wordt er dus gezorgd voor de zorgvrager van de mantelzorger. In de tweede tabel op de volgende bladzijde wordt ingegaan op verschillende typen respijtzorg. 24

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 19: Aanwezigheid en gebruik ondersteuning mantelzorgers per 10.000 inwoners (vraag 4.6) Aanwezig Gemeente Grootteklasse Benchmark N Respijtzorg thuis Ja 5,8 9,0 48 Respijtzorg buitenshuis Ja 4,4 5,3 26 Kinderopvang Nee 7 Cursussen Ja 4,1 13,9 44 Faciliteiten Nee 4 Vrijstelling sollicitatieplicht Ja 4 Lotgenotencontact Ja 15,5 30,2 39,3 51 Nazorg Ja 8,0 7,8 29 Begeleiding / ondersteuning Ja 35,8 36,2 62,0 51 Activiteiten gericht op ontspanning (niet zijnde respijtzorg) Ja 30,8 15,4 31,2 54 Bij respijtzorg kan het gaan om respijtzorg thuis, zowel vrijwillig als beroepsmatig, of om respijtzorg buitenshuis, zoals dagbehandeling, nachtopvang of een zorgboerderij of zelfs om meerdaagse voorzieningen, zoals logeerhuizen en samen op vakantie arrangementen. Het effect van het inzetten van respijtzorg is het grootst wanneer dit preventief en op tijd wordt ingezet. In de volgende tabel wordt voor uw gemeente en de referentiegroep weergegeven welk aanbod van respijtzorg aanwezig is en of er volgens de gemeente voldoende plaatsen zijn. Als dit onbekend is, wordt dit ook weergegeven. Tabel 20: Beschikbaarheid en plaatsen van respijtzorg (vragen 4.7 en 4.8) 15 Uw gemeente beschikbaar Benchmark % aanwezig Uw gemeente voldoende plaatsen? Benchmark % voldoende/ruim voldoende Vrijwillige respijtzorg thuis Beschikbaar 95 % Voldoende 63 % Professionele respijtzorg thuis Beschikbaar 74 % Voldoende 28 % Respijtzorg buitenshuis (structureel) Respijtzorg buitenshuis (incidenteel) Beschikbaar 85 % Onvoldoende 39 % Beschikbaar 85 % Voldoende 35 % Meerdaagse voorzieningen Beschikbaar 73 % Onvoldoende 23 % Samen op vakantie Onbekend 58 % Onvoldoende 20 % 15 De antwoordcategorie Onbekend is buiten de berekening van het gemiddelde voor beschikbaarheid en (ruim) voldoende plaatsen gehouden. 25

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 8 Vrijwilligerswerk thermometer (Prestatieveld 4) 5 4 3 2 1 0 39% 57% 53% Door de Wmo heeft de ondersteuning van vrijwilligers een wettelijke basis gekregen. De vrijwillige inzet van burgers vormt een onmisbaar onderdeel van de civil society. Dit kan zowel in informeel verband (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband, zoals sportverenigingen of vrijwilligersorganisaties als in ongeorganiseerd verband als individuele vrijwilliger. Vrijwilligers nemen zelf deel of maken het anderen mogelijk deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, bijvoorbeeld door vrijwillige thuishulp of door het ontlasten van mantelzorgers. Een steunpunt of andere ondersteuningsorganisatie waar vrijwilligers terechtkunnen voor vragen, advies of ondersteuning is een onmisbaar onderdeel geworden van het gemeentelijk vrijwilligersbeleid. Bepalen van de score Omdat gemeenten langzamerhand steeds meer zicht krijgen op de doelgroep vrijwilligers en op hun ondersteuningsbehoefte, zijn er twee indicatoren in de thermometer opgenomen die ingaan op het gebruik van de ondersteuning en het contact met en zicht op de doelgroep. Een hoge score geeft aan of er binnen uw gemeente veel voorzieningen aanwezig zijn om vrijwilligers te ondersteunen, of u zicht heeft op het gebruik van de ondersteuning en of er veel verschillende functies voor het vrijwilligerswerkbeleid worden uitgevoerd. Indicatoren beleid 1. Vrijwilligerswerk: Functies voor vrijwilligerswerk 2. Vrijwilligerswerk: Ondersteuning vrijwilligers (verplichte vraag) 3. Vrijwilligerswerk: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders Indicatoren resultaten en effecten 4. Vrijwilligerswerk: Zicht op gebruik ondersteuning aan vrijwilligers 5. Vrijwilligerswerk: Contact en zicht op de doelgroep Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark op de vrijwilligerswerkthermometer. De functies van een steunpunt voor vrijwilligerswerk of andere ondersteuningsorganisaties betreffen het makelen en bemiddelen van organisaties, vrijwilligers, bedrijven en maatschappelijke stages, belangenbehartiging en het onderhouden van netwerken en contacten. Ook zijn aspecten als organiseren van inspraak, het promoten van het vrijwilligerswerk, een platform voor kennisuitwisseling organiseren en het houden van behoefte- en 26

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft tevredenheidsonderzoeken van belang. Met deze informatie over en van de doelgroep wordt een stap gezet naar meer interactieve beleidsvorming. Zeker bij een doelgroep waar geen direct contact mee is, is dit van belang. De uitgaven die gemoeid zijn bij dit thema in de Wmo zijn vaak divers. In de volgende tabel staan de uitgaven voor vrijwilligerswerk per inwoner. Het gaat hier om de uitgaven voor de ondersteuning van vrijwilligers, zoals uitgaven aan het steunpunt of aan de vrijwilligerscentrale. Het gaat niet om vrijwilligerssubsidies voor sportverenigingen, muziekverenigingen, et cetera. Ook gaat het niet om accommodatiegebonden kosten, zoals huisvesting. Tabel 21: Uitgaven vrijwilligerswerk per inwoner (vraag 4.16) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N Uitgaven vrijwilligerswerk 2013 1,90 3,07 2,58 78 Begrote uitgaven vrijwilligerswerk 2014 2,02 3,30 2,74 77 De aanwezigheid en het gebruik van de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor vrijwilligers vindt u terug in de volgende tabel. In de tabel staat tevens vermeld door hoeveel benchmarkdeelnemers deze gegevens zijn ingevuld (n) en maken we onderscheid tussen zorgvrijwilligers en overige vrijwilligers. Indien een ondersteuningsmogelijkheid voor beide groepen vrijwilligers beschikbaar is, geven wij dit in de tabel weer met de term Beide. Tabel 22: Aanwezigheid en gebruik ondersteuning vrijwilligers per 10.000 inwoners en vervulde vacatures via de vrijwilligersvacaturebank (vragen 4.11 en 4.13) 16 Vrijwilliger Gemeente Grootteklasse Benchmark N Kinderopvang Nee 1 Deskundigheidsbevordering Beide 21,3 31,9 41 Faciliteiten Nee 4 Vrijstelling sollicitatieplicht Nee 4 Cursussen vrijwil. org. med. Beide 29,5 27,9 31 Cursussen ind. vrijwilligers Zorg 15,1 32,7 21 Vrijwilligersvacaturebank Ja 64,8 56,7 42,8 62 Reiskostenvergoeding Nee 9 Administratieve onderst. Nee 7 Hulp bij organisatie Beide 4,8 16,8 17 Financiële middelen onderst. Beide 1,8 14,3 10 16 Labels in de kolom Vrijwilliger: zorg= aanwezig voor zorgvrijwilligers; overig= aanwezig voor zorgvrijwilligers; beide= aanwezig voor zowel zorg- als overige vrijwilligers; nee= niet aanwezig. Ja wordt alleen weergegeven voor de vrijwilligersvacaturebank, omdat daar niet naar een uitsplitsing naar zorg en overige vrijwilligers gevraagd wordt. 27

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 9 Thermometer: wonen, zorg en toegankelijkheid (Prestatieveld 5) 5 4 3 2 1 65% 58% Prestatieveld 5 heeft als doel het bevorderen van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. De gemeente kan dit bewerkstelligen door het inzetten van algemene maatregelen en collectieve voorzieningen die, zonder dat men zich tot de gemeente hoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan iedereen die daaraan behoefte heeft. 0 Bepalen van de score 53% In deze thermometer zijn acht indicatoren opgenomen die ingaan op de inzet en uitvoering. Indien uw gemeente in de afgelopen twee jaar heeft deelgenomen aan het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) zijn de ervaringen over de toegankelijkheid van openbare gebouwen/ruimten en openbaar vervoer afkomstig uit dit onderzoek ingelezen. Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark op de thermometer wonen, zorg en toegankelijkheid. Indicatoren beleid 1. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Aanbod algemene voorzieningen 2. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Beleid levensloopbestendig bouwen 3. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Afspraken levensloopbestendig bouwen 4. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Afspraken fysieke toegankelijkheid openbare ruimte 5. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Naleven afspraken toegankelijkheid openbare ruimte 6. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Meten tevredenheid toegankelijkheid openbare voorzieningen 7. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 8. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Toepassen inclusief beleid Effecten 9. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Ervaringen cliënten met toegankelijkheid openbare gebouwen/ruimte/openbaar vervoer (CTO) Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor iedereen en worden zonder indicatie beschikbaar gesteld. Het aanbod van algemene voorzieningen kan door de gemeente worden gefinancierd of door particuliere organisaties worden aangeboden, zonder financiële betrokkenheid van de gemeente. In de volgende 28

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft tabel staat het aanbod van algemene voorzieningen en de financiële betrokkenheid van gemeenten. Tabel 23: Aanwezigheid voorzieningen in gemeente, door gemeente of particulier aangeboden (vraag 5.1a en b) Uw gemeente aangeboden - ja/nee Benchmark aangeboden - in % Uw gemeente financieel betrokken - ja/nee/niet aanwezig Benchmark financieel betrokken - in % Maaltijdservice aan huis Ja 98 % Nee 51 % Maaltijdservice op gezamenlijke locatie (bv buurthuis) Ja 92 % Ja 60 % Klussendienst Ja 96 % Ja 68 % Wasserette met haal- en brengservice Ja 36 % Ja 4 % Sociale alarmering Ja 92 % Nee 36 % Boodschappendienst Ja 96 % Nee 37 % Dagbesteding Ja 99 % Ja 67 % Wijkbus Nee 64 % Niet aanwezig 36 % Kortingspas activiteiten Ja 29 % Nee 22 % Naast de algemene voorzieningen kan de beschikbaarheid van maatschappelijk vastgoed in de gemeente een rol spelen in de sociale structuur binnen wijken en kernen. Het faciliteren van geschikte ontmoetingsruimten biedt alle inwoners, met of zonder beperking, een gelegenheid tot het opdoen van sociale contacten. In de volgende tabel wordt de (financiële) betrokkenheid van gemeenten bij deze ontmoetingsruimten weergegeven. 29

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 24: De (financiële) betrokkenheid van de gemeente bij ontmoetingsruimten (5.2) Gemeente stimuleert ontwikkeling van multifunctionele accommodaties Gemeente stimuleert zelfbeheer van publieke voorzieningen door burgers De (financiële) betrokkenheid vd gemeente bij ontmoetingsruimten neemt af. Uw gemeente Sterk van toepassing Voor een groot deel van toepassing Voor een groot deel van toepassing Bm % nvt Bm % geringe mate van toepassing Bm % voor groot deel van toepassing Bm % sterk van toepassing 1 % 18 % 36 % 45 % 5 % 42 % 31 % 22 % 18 % 42 % 30 % 10 % Beleid en afspraken over aangepast, aanpasbaar en levensloopbestendig bouwen zijn steeds meer terug te vinden in bijvoorbeeld gemeentelijke woonvisies. Het toegankelijk maken van de openbare ruimte en gebouwen voor alle burgers bevordert de deelname van inwoners met een beperking aan het maatschappelijk verkeer. De gemeente kan hierover afspraken maken en de tevredenheid over toegankelijkheid meten. Om zoveel mogelijk woningen geschikt te maken voor mensen (jong en oud) met een functiebeperking moeten gemeenten samen met andere betrokken partijen zicht krijgen op de opgave. Dit vraagt inzicht in het aanbod van en de vraag naar geschikte woningen voor mensen met een functiebeperking. In de volgende tabel staan de percentages vermeld voor drie verschillende woontypen in vergelijking met uw gemeentegrootteklasse en met de benchmark. De woontypen zijn: Aangepaste woningen: aangepaste woningen zijn al aangepast voor mensen met een beperking en levensloopbestendige woningen zijn niet alleen eenvoudig aanpasbaar aan de binnenkant, maar staan ook in een omgeving die is afgestemd op mensen met een beperking. Aanpasbare woningen: aanpasbare woningen zijn woningen die vrij eenvoudig en goedkoop zijn aan te passen voor mensen met een beperking. Levensloopbestendige woningen: levensloopbestendig bouwen betekent dat bij de bouw rekening wordt gehouden met het feit dat behoeften in de loop van de tijd kunnen verschuiven. Een deel van de benchmarkgemeenten registreert deze verschillende woontypen niet. Voor deze gemeenten is de tabel niet ingevuld. In de tabel staat vermeld door hoeveel deelnemers de gegevens zijn ingevuld (n). 30

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 25: Aandeel aangepaste, aanpasbare en levensloopbestendige woningen (vraag 5.4) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N Aangepaste huurwoningen 14 % 12 % 40 Aanpasbare huurwoningen 27 % 26 % 42 Levensloopbestendige huurwoningen 1 % 15 % 17 % 47 Aangepaste koopwoningen 3 % 7 % 25 Aanpasbare koopwoningen 15 % 30 % 30 Levensloopbestendige koopwoningen 0 % 6 % 10 % 29 Het aandeel thuiswonende 75-plussers in uw gemeente is van belang voor het verwachte beroep op Wmo-ondersteuning in de toekomst. In de volgende tabel vindt u het aandeel thuiswonende 75-plussers in uw gemeente en het gemiddelde aandeel thuiswonende 75-plussers in de benchmark. Tabel 26: Aandeel thuiswonende 75-plussers (CBS) Uw gemeente Grootteklasse % Benchmark % Aandeel thuiswonende 75-plussers (CBS) 95 % 91 % 92 % 31

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 10 Opvangthermometer (Prestatievelden 7, 8, 9) 5 4 3 2 1 0 71% 74% 67% De prestatievelden 7, 8 en 9 gaan over de opvang en ondersteuning van dak- en thuislozen, slachtoffers van huiselijk geweld, zorgwekkende zorgmijders en verslaafden, met als doel dat ook zij kunnen deelnemen aan de samenleving. Bepalen van de score Er is in de waardering niet zozeer gekeken naar hoe meer, hoe beter, maar vooral ook naar de inzet van de typen activiteiten. De score op de thermometer is hoger naarmate de gemeente meer ondersteuning verleent dan de gebruikelijke inzet. De ene activiteit wordt dus hoger gewaardeerd dan de andere. De thermometer geeft een vergelijking met uw gemeentegrootteklasse en met het benchmarkgemiddelde 17. De thermometer is opgebouwd uit indicatoren die ingaan op de inzet en uitvoering van het beleid. Omdat veel gemeenten gegevens op deze prestatievelden niet (op een eenduidige manier) registreren, is het lastig om indicatoren te benoemen die gaan over de resultaten en effecten van beleid. Indicatoren beleid 1. Opvang: Voldoende beschikbaarheid voorzieningen maatschappelijke opvang (verplichte vraag) 2. Opvang: Inzet vrouwenopvang en preventie huiselijk geweld (verplichte vraag) 3. Opvang: Inzet openbare geestelijke gezondheidszorg (verplichte vraag) 4. Opvang: Inzet maatschappelijke zorg aan verslaafden (verplichte vraag) 5. Opvang: Doorgeven meldingen huiselijk geweld aan ASHG 6. Opvang: Samenwerking bij ontwikkeling en uitvoering van beleid 7. Opvang: Aanwezigheid lokaal zorgnetwerk casuïstiek 8. Opvang: Aanbod nazorgactiviteiten 9. Opvang: Zicht op doelgroepen 10. Opvang: Afspraken met woningcorporaties over beschikbaarheid (begeleide) woningen 11. Opvang: Zicht op uitstroom van doelgroepen naar begeleid wonen of reguliere woning Indicatoren voor centrumgemeenten 12. Opvang: Kwaliteitsafspraken met uitvoerende instellingen Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van de benchmark. 17 In bijlage 1 zijn de gemiddelde scores voor de thermometer terug te vinden op basis van het type gemeente (centrum of regio). 32

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Bij de interpretatie van de score van de opvangthermometer is het van belang om onderscheid te maken tussen centrumgemeenten en regiogemeenten. Uw gemeente is een centrumgemeente. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor de coördinatie van het aanbod van de ondersteuning. Centrumgemeenten én regiogemeenten hebben een verantwoordelijkheid in het realiseren van (collectieve) preventie, toeleiding en nazorg. Activiteiten die toeleiding en nazorg betreffen, zijn gericht op de terugkeer naar een reguliere woning of naar een begeleide woonvorm en op reïntegratie. De lokale gemeentelijke inzet bepaalt deels of de reïntegratie succesvol verloopt. Het is daarbij belangrijk dat de gemeente zicht heeft op de omvang en samenstelling van de doelgroepen die tot haar inwoners behoren en dat de integrale aanpak, zowel regionaal als lokaal, zorgt voor een goed vangnet en een goede registratie. Over het bieden van goede nazorg en toeleiding naar zelfstandig wonen en over de aanwezigheid van voldoende woningen voor inwoners die terugkeren uit een instelling of voorziening, maken gemeenten afspraken met woningcorporaties. De meldingen van huiselijk geweld bij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) en het aantal opgelegde huisverboden zijn interessante cijfers om te vergelijken in de tijd en met andere benchmarkdeelnemers. Deze gegevens lenen zich echter niet voor een beoordeling. Immers, meer meldingen huiselijk geweld kan ook betekenen dat het ASHG meer bekendheid heeft gekregen, wat een positief signaal is. De samenwerking tussen het ASHG en de politie is een belangrijke schakel in de ketenaanpak van huiselijk geweld. Wanneer een melding van huiselijk geweld niet leidt tot een aangifte, kan het ASHG in sommige gevallen al wel positief interveniëren in het huishouden. Hiervoor is het doorspelen van meldingen van de politie aan het ASHG een vereiste. In uw gemeente geeft de politie meldingen van huiselijk geweld vaak door aan het ASHG. In oktober 2008 is de Wet tijdelijk huisverbod van kracht geworden. De pleger van huiselijk geweld mag gedurende een periode van 10 dagen zijn/haar woning niet betreden of contact zoeken met de huisgenoten. Veel gemeenten voeren beleid op het gebied van het voorkomen van huisuitzettingen. Hierover worden afspraken gemaakt met woningcorporaties. Het aantal huisuitzettingen is een indicator voor het effect van het preventiebeleid ter voorkoming van huisuitzettingen. In de volgende tabel worden de meldingen huiselijk geweld, het aantal huisverboden en huisuitzettingen weergegeven voor uw gemeente, uw gemeentegrootteklasse en de benchmark. 33

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabel 27: Trendgegevens huiselijk geweld, huisverbod en huisuitzettingen per 10.000 inwoners (vraag 7.2 en vraag 10.2) 2011 2012 2013 Grootteklasse Benchmark Aantal meldingen huiselijk geweld bij 11,9 17,0 39,7 27,6 22,5 het Advies- en Steunpunt (vraag 7.2a) Aantal meldingen huiselijk geweld bij 6,2 16,1 21,1 52,7 35,3 de politie (vraag 7.2b) Aantal huisverboden (vraag 7.2c) 2,6 3,1 3,0 2,5 1,8 Aantal huisuitzettingen (vraag 10.2) 7,5 7,6 7,6 5,1 3,1 34

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Hoofdstuk 11 Beleid en organisatie Wmo Gemeenten staan aan de vooravond van ingrijpende transities die nauw raken aan de maatschappelijke ondersteuning. Deze vinden plaats op het terrein van de AWBZ-begeleiding, de Jeugdzorg en de Participatiewet. Op het moment is het nog onzeker welke taken anders ingericht moeten worden en welke budgetten daarmee gemoeid zijn. Wel tekent zich een tendens af om deze transities te beschouwen als een kans voor een andere, zo mogelijk effectievere benadering van het sociale domein. Immers vanuit de burger of klant bekeken, komt veel problematiek samen in één gezin. Het motto voor de jeugdzorg één gezin, één plan en één regisseur zou het motto kunnen worden voor het aanpakken van meervoudige problemen in het sociale domein. Gehoopt wordt dat een dergelijke benadering eerder het ontstaan van meervoudige problemen signaleert, deze eerder stopt en dat de kosten van de zorg en hulp daardoor lager zullen uitvallen dan nu het geval is. Naast de ontwikkeling van beleid op de 9 prestatievelden zijn er drie onderdelen die een vast onderdeel vormen van het overkoepelende gemeentelijk Wmo-beleid: eigen bijdrage kwaliteit financiële middelen Voor de eigen bijdrageregeling en het bepalen van de kwaliteit zijn landelijke richtlijnen opgesteld. 11.1 Eigen bijdragebeleid In de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor het vormgeven van de gemeentelijke eigen bijdrageregeling. Een eigen bijdrage is een door het college van B&W vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn. Gemeenten kunnen een eigen bijdrage heffen, maar hoeven dit niet te doen. Het Rijk laat de gemeente binnen een aantal ondergrenzen vrij in het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en de criteria tot het heffen ervan. In de volgende tabel ziet u voor welke voorziening een eigen bijdrage geldt in uw gemeente. Voor de gemeentegrootteklasse en de benchmark wordt het percentage gemeenten getoond die een eigen bijdrage hebben voor de genoemde voorziening. Tabel 28: Eigen bijdrage (vraag 3.26, verplichte vraag) Uw gemeente Grootteklasse % ja Benchmark % ja Hulp bij het huishouden Ja 100 % 100 % Roerende zaken (woonvoorziening) Ja 86 % 88 % Onroerende woonvoorziening Ja 93 % 95 % Individuele vervoersvoorziening Ja 86 % 88 % Andere voorziening Ja 17 % 22 % 35

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft De eigen bijdrage kan inkomensafhankelijk zijn. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning is een maximum aangegeven dat als eigen bijdrage aan de burger gevraagd mag worden. Hierin is rekening gehouden met verschillen in leeftijd en inkomen. De gemeente kan de eigen bijdrage onder het maximum vaststellen. Maximum eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het maximum bedrag eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. 100 % van de benchmarkgemeenten hanteert het maximum bedrag eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. Minimum inkomen voor vaststellen eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het minimum inkomen voor vaststellen eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. 100 % van de benchmarkgemeenten hanteert het minimum inkomen eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. Verhoging eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het maximum bedrag voor het verhogen van de eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. 100 % van de benchmarkgemeenten hanteert het maximum bedrag voor het verhogen van de eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. 11.2 Kwaliteit De gemeente is verantwoordelijk voor zowel de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die de gemeente zelf levert, als voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die in opdracht van de gemeente door een instelling wordt geleverd. Gemeenten kunnen op verschillende manieren aan kwaliteit werken. Voor de verantwoording aan het ministerie is een verplichte vraag opgenomen waarin gemeenten aangeven of zij werken met de volgende kwaliteitscriteria: het hanteren van servicenormen met betrekking tot het aanvraagproces; het opnemen van kwaliteitseisen in de contracten met aanbieders; het monitoren van de geleverde kwaliteit door de aanbieders; aanbieders verplichten om periodiek de klanttevredenheid te meten; andere kwaliteitsnorm. In de tabellenbijlage vindt u terug op welke wijze uw gemeente werkt aan kwaliteit, ook in vergelijking met de referentiegemeenten. Daarnaast is in de vragenlijst gevraagd welke waarborgen voor kwaliteit de gemeente heeft opgenomen in contracten of overeenkomsten met aanbieders van de volgende Wmo-functies: cliëntondersteuning en indicatiestelling; verstrekken van individuele voorzieningen; algemene voorzieningen, waaronder maaltijd-/boodschappenvoorziening, sociale alarmering, ontmoetingsfunctie en maatschappelijk werk; 36

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft mantelzorgondersteuning; ondersteuning vrijwilligers; sociaal cultureel werk en buurthuiswerk; opvoed- en opgroeiondersteuning; maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (alleen voor centrumgemeenten). De waarborgen voor kwaliteit zijn: prestatieafspraken, servicenormen, kwaliteitseisen, afspraken over monitoren, afspraken over meten klanttevredenheid en afspraken over klachtenregelingen. De meeste gemeenten hebben één of meerdere waarborgen voor kwaliteit opgenomen in contracten. Van de waarborgen komen Prestatieafspraken het meest voor. De meest uitgebreide waarborgen worden voor de volgende Wmo-functies opgenomen: maatschappelijke werk, huishoudelijke hulp, levering hulpmiddelen. In de tabellenbijlage vindt u terug hoeveel kwaliteitsafspraken uw gemeente heeft gemaakt met aanbieders van de verschillende Wmo-functies. 11.3 Financiële middelen Er zijn geen richtlijnen op basis waarvan de gemeenten op uniforme wijze de begroting en verantwoording opstellen. Het is daardoor voor de hand liggend dat niet alle gemeenten de Wmo-uitgaven onderscheidend begroten en verantwoorden. Er is daarom voor gekozen om de IV3-functies 620, 622, 630 en 652 in de benchmark op te nemen, omdat de uitgaven die hieronder vallen grotendeels Wmogerelateerd zijn. Voor de functie 714 Openbare gezondheidszorg geldt dit niet, omdat alleen de uitgaven aan openbare geestelijke gezondheidszorg tot de Wmouitgaven behoren. De burgers en de gemeente verkrijgen zo op hoofdlijnen inzicht in de gemeentelijke uitgaven voor de algemene collectieve Wmo-voorzieningen, namelijk maatschappelijke dienstverlening en advies (620) en sociaal cultureel werk (630) en in de uitgaven voor individuele Wmo-voorzieningen, namelijk huishoudelijke verzorging (622) en voorzieningen gehandicapten (652). De IV3-posten vormen de kern van de Wmo-uitgaven. Niet alle uitgaven, zoals uitgaven jeugdgezondheidszorg (JGZ) of uitgaven voor het toegankelijk maken van openbare gebouwen voor mensen met een beperking, vallen onder deze posten. Tabel 29: Uitgaven Wmo IV3 per inwoner (vraag 0.12, verplichte vraag) Maatschappelijke begeleiding en advies 2011 2012 2013 Grootteklasse Benchmark 99,27 93,45 92,08 71,93 46,94 Huishoudelijke verzorging 95,16 91,86 83,18 97,47 91,33 Sociaal-cultureel werk 62,28 55,34 42,91 53,66 41,08 Voorzieningen gehandicapten 72,30 73,28 50,89 56,88 45,65 37

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft In de benchmark vragen we naast de IV3-posten om een schatting van de totale Wmo-uitgaven. Het gaat hierbij om de programma- en uitvoeringskosten, inclusief de directe personeelskosten (medewerkers belast met uitvoering, inclusief eerstelijnsmanagement en beleidsontwikkeling), maar exclusief gemeentebrede overhead en kosten voor huisvesting. Hieronder vallen ook de uitgaven voor de prestatievelden 7, 8 en 9, evenals de uitgaven voor preventie jeugd, loket, mantelzorg en vrijwilligers. Er kunnen grote verschillen tussen gemeenten zijn in wat wel en niet tot de Wmo wordt gerekend. Daarom geeft deze vraag met name een indicatie hoe breed de Wmo gezien wordt binnen uw gemeente en hoe de uitgaven zich in de tijd ontwikkelen. De volgende tabel is uitgesplitst in twee tabellen. De bovenste tabel geeft de trend weer in de begrote uitgaven, de onderste tabel geeft een overzicht van de gerealiseerde uitgaven van de afgelopen drie jaren. Tabel 30: Uitgaven Wmo-breed (per inwoner) (vraag 0.13) 2012 2013 2014 Grootteklasse 2014 Benchmark 2014 Begrote uitgaven 321,42 304,03 262,37 302,22 243,54 2011 2012 2013 Grootteklasse 2013 Benchmark 2013 Realisatie uitgaven 328,75 354,70 269,06 296,23 234,21 38

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Bijlage 1: Scorebepaling Wmo-thermometers In deze bijlage kunt u exact terugvinden hoe u scoort op de onderliggende factoren van de in dit rapport gehanteerde thermometers. Dit biedt u aanknopingspunten om uw scores toe te lichten. Alle scores op de thermometers lopen van 0 tot 5, waarbij 5 de maximaal haalbare score is. Wanneer er sprake is van een ranking, dan is de score van uw gemeente in uw ranking gezet ten opzichte van de andere deelnemers aan de benchmark. Toelichting berekening De optelling van alle indicatoren per thermometer is niet altijd gelijk aan het totaal van de gemiddelden naar gemeentegrootteklasse en voor de benchmark. Dat komt doordat de afzonderlijke gemiddelden van elke waarde worden weergegeven. En het komt voor dat een indicator niet meetelt voor een specifieke gemeente. Hierdoor krijg je afwijkende waarden in het benchmarkgemiddelde en het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse voor het totaal. De benchmarkgemiddelden en de gemiddelden voor de gemeentegrootteklasse zijn alleen berekend voor die gemeenten die de betreffende indicator ingevuld hebben. Bijvoorbeeld: als een gemeente geen tevredenheidsonderzoek bij ons heeft gedaan (CTO) wordt deze indicator niet meegerekend voor het gemiddelde en dus wijkt het gemiddelde dan af. 39

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Thermometer beleidsparticipatie Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Aantal betrokken doelgroepen per 0.3 10 6,4 7,0 7,2 prestatieveld en intensiteit Aantal ingezette methoden 0.4 10 9,6 7,9 6,9 Welke doelgroepen in Wmo raad 0.8 5 5,0 3,9 3,4 Wanneer worden partijen bij beleid 0.5 5 1,5 3,1 3,2 betrokken Communicatie naar burgers 0.11 5 2,5 3,6 3,5 Delen 7 3,6 3,6 3,5 Thermometer leefbaarheid Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Inzet bevorderen sociale klimaat en 1.1 10 10,0 9,0 8,2 leefbaarheid Sociale kwaliteit (schaalscore 0-10) 1.2 10* 5,7 6,2 6,6 Fysieke verloedering 1.3 10* 6,9 7,1 7,3 Onveiligheidsbeleving 1.4 10* 7,8 8,1 8,3 Sociale overlast 1.5 10* 9,0 8,6 8,8 Overig overlast 1.6 10* 8,2 8,4 8,3 Tevredenheid fysieke collectieve 1.8 10* 5,6 6,2 5,7 voorzieningen (schaalscore 0-10) Afspraken woningcorporaties 1.9ab 10 7,0 6,3 5,0 Delen 16 3,8 3,7 3,5 * Indien uw gemeente deze indicatoren niet heeft ingevuld, dan worden deze niet meegenomen in de berekening van de waarde van de thermometer. Afhankelijk van het aantal indicatoren dat uw gemeente niet heeft ingevuld, wordt de deelfactor bepaald. Heeft uw gemeente bijvoorbeeld alle indicatoren met een * niet kunnen beantwoorden, dan wordt door 4 gedeeld om de behaalde score te berekenen. 40

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Thermometer jeugd Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Faciliteiten opvoedondersteuning 2.1a 5 5,0 4,6 4,7 Zicht op gebruik 2.1a 5 2,8 2,4 2,5 opvoedondersteuning Fysieke faciliteiten ondersteuning 2.1c 5 5,0 4,5 4,4 voor de jeugd Zicht op gebruik faciliteiten 2.1c 5 3,0 2,4 2,9 ondersteuning voor de jeugd Faciliteiten op afstand 2.1e 5 5,0 4,0 3,7 Zicht op gebruik faciliteiten op 2.1e 5 2,0 1,6 1,8 afstand Preventief verzuimbeleid 2.2 5 5,0 4,0 4,0 CJG-inlooppunt 2.3 10 0,0 6,4 6,9 Samenwerking uitvoering 2.4 10 10,0 9,5 8,5 jeugdbeleid Zicht op aantallen verzuim schooljaar 2.5 5 5,0 4,4 4,6 Zicht op resultaat veiligheid 2.6 5 3,3 2,3 2,2 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 0.2 10* 5,0 6,9 7,1 Kinderen met delict voor rechter KIT 10 7,0 6,4 7,3 (ranking) Kinderen in jeugdzorg (ranking) KIT 10 5,0 6,1 7,2 Meldingen kindermishandeling KIT 10 5,0 6,9 8,0 (ranking) Delen 21 3,2 3,4 3,6 41

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Thermometer toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Faciliteiten cliëntondersteuning 3.2 10 10,0 8,1 7,8 Samenwerking met organisaties 3.3 10 7,5 6,6 6,5 binnen het loket Communicatie Kanteling 3.5abc 5 5,0 3,5 3,9 Het gesprek 3.5de 5 5,0 3,4 4,1 Registratie 3.7&9 10 10,0 7,1 6,6 (keuken)tafelgesprekken bij melding 3.8 5 5,0 5,0 4,9 Competentieprofiel 3.12 5 5,0 3,6 2,7 Zicht op voorgestelde oplossing 3.16 5 0,0 2,9 2,7 Nazorg ondersteunde cliënten 3.18 10 2,0 3,8 3,7 Tevredenheid gesprek 3.22.1 5** 3,5 3,6 3,6 Tevredenheid voorgestelde 3.22.2 5** 3,9 4,0 4,1 oplossing Tevredenheid aanvraagprocedure bij 3.22.4 5* 3,5 3,5 3,6 loket Tevredenheid huishoudelijke hulp 3.22.5 5* 3,8 3,9 3,9 Tevredenheid individuele 3.22.6 5* 3,5 3,7 3,7 voorzieningen Tevredenheid collectief vervoer 3.22.7 5* 3,6 3,5 3,5 Tevredenheid doorlooptijden 3.22.3 5* 4,6 4,4 4,4 Afstemming huishoudelijke hulp met 3.28 10 2,5 5,0 4,9 zorgfuncties AWBZ Delen 20 3,9 3,8 3,7 * Indien uw gemeente in de afgelopen vier jaar niet heeft deelgenomen aan het cliënttevredenheidsonderzoek van SGBO, dan worden de indicatoren met betrekking tot de tevredenheid niet meegenomen in de berekening. ** Indien uw gemeente de afgelopen twee jaar niet heeft deelgenomen aan het cliënttevredenheidsonderzoek van SGBO, dan zijn de indicatoren over de tevredenheid met het gesprek en de oplossing leeg en worden niet meegenomen in de berekening. 42

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Thermometer mantelzorg Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Functies mantelzorg 4.3 10 10,0 9,0 8,6 Ondersteuning mantelzorgers 4.6 10 10,0 8,8 7,6 Zicht op gebruik ondersteuning 4.6 10 3,3 4,2 5,3 mantelzorgers Zicht op bereik mantelzorgers 4.1 10 10,0 7,9 8,8 Contact en zicht op doelgroep 3.14+4.2&3 10 6,7 5,0 4,9 Doelgroep onderscheiden 4.4 5 5,0 3,8 2,9 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 0.2 5 2,5 3,0 3,4 Contact met organisaties 4.5 10 7,8 6,2 5,9 Zicht op aanbod en beschikbaarheid 4.7&8 5 4,4 3,8 3,4 respijtzorg Delen 15 4,0 3,4 3,4 Thermometer vrijwilligers Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Functies vrijwilligerswerk 4.12&14 10 6,0 7,5 7,2 Ondersteuning vrijwilligers 4.11a 10 4,5 5,1 4,5 Zicht op gebruik ondersteuning 4.11&13 10 2,0 5,0 4,6 vrijwilligers Contact en zicht op doelgroep 4.12&15 10 2,5 4,9 4,3 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 0.2 5 2,5 3,1 3,3 Delen 9 1,9 2,9 2,6 43

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Thermometer wonen, zorg en toegankelijkheid Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Aanbod algemene voorzieningen 5.1a 10 7,4 7,4 6,9 Beleid levensloopbestendig bouwen 5.3 5* 2,5 4,8 3,5 Afspraken levensloopbestendig 5.5 5* 2,8 2,3 1,7 bouwen Afspraken over fysieke 5.6 5 1,3 3,6 3,4 toegankelijkheid openbare ruimte Toezien naleving afspraken 5.7 5* 0,0 3,8 3,3 toegankelijkheid Meten tevredenheid fysieke 5.8 5 3,7 3,9 2,7 toegankelijkheid openbare voorzieningen Ervaringen met fysieke 5.9 CTO 5* 2,0 2,2 toegankelijkheid Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 0.2 10 5,0 6,3 6,4 Inclusief beleid 5.10 10 6,3 4,7 4,5 Delen 11 2,6 3,3 2,9 * Indien uw gemeente geen nieuwbouw heeft, dan tellen de afspraken over levensloopbestendig bouwen niet mee. Bij het ontbreken van afspraken over de fysieke toegankelijkheid van openbare gebouwen, openbare ruimte, private gebouwen met een publieke functie en openbaar vervoer, dan telt het naleven van de afspraken niet mee. Hetzelfde geldt voor de tevredenheid over de toegankelijkheid van openbare ruimte, openbare gebouwen en private gebouwen met publieke functie: als uw gemeente dit niet meet, dan telt de tevredenheid niet mee. 44

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Thermometer opvang Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse centrum Benchmark centrum Inzet voor vrouwenopvang en 7.1 10 10,0 9,1 9,5 huiselijk geweld Meldingen HG van politie naar 7.3 5 3,0 4,1 4,1 steunpunt Beschikbaarheid voorzieningen 7.4 5 0,0 2,5 2,8 Inzet OGGZ 8.2 10 10,0 9,3 9,5 Inzet verslavingszorg 9.1&2 10 7,5 7,2 8,2 Samenwerking centrum en 7.6 10 7,5 7,1 7,2 regiogemeenten bij ontwikkeling en uitvoering van beleid Lokaal zorgnetwerk 8.3 5 5,0 5,0 5,0 Nazorg-activiteiten 8.4 5 3,3 2,8 2,8 Zicht op omvang doelgroepen 10.1 10 5,3 5,4 6,3 Afspraken woningcorporaties 10.3 5 4,0 3,1 3,7 Zicht op uitstroom doelgroepen 10.4 10 5,2 4,6 6,1 Kwaliteitsafspraken met 0.2 10 7,0 7,4 8,1 uitvoerders Delen door 19 3,6 3,6 3,9 45

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Bijlage 2: Weergave van de benchmarkresultaten Thermometers De resultaten zijn weergegeven met behulp van thermometers per thema. Deze thermometers zijn gebaseerd op verschillende indicatoren waaraan SGBO een waardeoordeel heeft gegeven. De indicatoren betreffen zowel de inzet van het beleid, de resultaten van het beleid, het registreren van het gebruik van de Wmovoorzieningen, als de effecten (zoals bijvoorbeeld tevredenheid). Onder iedere thermometer is een tekstvak opgenomen waarin de indicatoren staan vermeld. Zo kunt u zien uit welke indicatoren de thermometer is opgebouwd. De ene indicator weegt zwaarder mee in de scorebepaling dan de andere. Per thermometer wordt aangegeven welke (type) indicatoren relatief zwaar of minder zwaar meetellen. In bijlage 1 kunt u de precieze scorebepaling per thermometer en per indicator bekijken. Weergave van de scores De scores van het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse en van de benchmark worden aangegeven met een horizontaal streepje door de thermometer met rechts ervan het percentage. Het blauwe streepje geeft het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse weer en het paarse streepje het benchmarkgemiddelde. Als u één streepje ziet, dan valt het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse samen met het benchmarkgemiddelde. De inhoud van de thermometer geeft de score aan van uw gemeente en het percentage staat genoemd in de onderkant van de thermometer. Als de inhoud van de thermometer uitkomt boven het paarse horizontale streepje, is de score van uw gemeente hoger dan de score van het gemiddelde van de benchmark. De marge voor een score ongeveer gelijk aan de gemiddelden is 5% (afhankelijk van de afgeronde optellingen van de individuele scores). Is uw score bijvoorbeeld 4% lager dan het benchmarkgemiddelde, dan staat in het rapport dat uw score ongeveer gelijk is aan het benchmarkgemiddelde. Trendgegevens en tabellen Niet alle gevraagde gegevens zijn geschikt voor waardering, maar zijn wel interessant om te vergelijken. Deze gegevens zijn veelal opgenomen in tabellen die per thema zijn weergegeven. Het kan zijn dat een tabel of een cel leeg is. Dat betekent dat u mogelijk één of meerdere vragen niet heeft ingevuld. Als een vraag door minder dan tien gemeenten is ingevuld, dan worden er geen gemiddelden weergegeven in de tabel. Bij een dergelijk laag aantal is het lastig om betrouwbare waarden te genereren. Bij een aantal onderwerpen zijn de gegevens over meerdere jaren weergegeven, de zogenaamde trendgegevens. Gemeenten die meerdere jaren meedoen aan de Benchmark Wmo kunnen op deze onderdelen zichzelf monitoren. 46

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Tabellenbijlage Gezien de omvang van dit managementrapport is het niet mogelijk om de resultaten van alle vragen in dit rapport op te nemen. In aanvulling op het managementrapport zijn de ingevulde antwoorden (rechte tellingen) weergegeven in een tabellenbijlage. Dit is een Excel-bestand waarin de resultaten van uw gemeente waar mogelijk worden vergeleken met het gemiddelde van de gemeenten uit uw grootteklasse en met het benchmarkgemiddelde. Het is ook mogelijk om de resultaten van uw gemeente te vergelijken met individuele andere gemeenten die u zelf kunt kiezen. De tabellenbijlage kunt u gebruiken als naslagwerk. 47

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft Bijlage 3: Deelnemende gemeenten Gemeentegrootte naar inwoneraantal Grootteklasse 1: 0-20.000 inwoners Grootteklasse 2: 20.000-50.000 inwoners Grootteklasse 3: 50.000-100.000 inwoners Grootteklasse 4: meer dan 100.000 inwoners Deelnemende gemeenten Asten, Beesel, Brielle, Gulpen-Wittem, Haaren, Heeze-Leende, Landerd, Meerssen, Someren, Valkenburg aan de Geul, Vlagtwedde, Westervoort Baarn, Barendrecht, Berkelland, Beuningen, Borger- Odoorn, Boxtel, Brummen, Bunschoten, Coevorden, Cranendonck, Duiven, Epe, Ermelo, Etten-Leur, Geldrop-Mierlo, Halderberge, Heemskerk, Hellendoorn, Hellevoetsluis, Hof van Twente, Kerkrade, Leiderdorp, Leusden, Maasdriel, Maasgouw, Maassluis, Medemblik, Meppel, Nijkerk, Noordoostpolder, Oldebroek, Ooststellingwerf, Opsterland, Overbetuwe, Renkum, Ridderkerk, Rijswijk, Stadskanaal, Steenwijkerland, Tiel, Twenterand, Utrechtse Heuvelrug, Wageningen, Weststellingwerf, Wijchen, Wijdemeren, Wijk bij Duurstede, Zuidplas, Zundert Almelo, Alphen aan den Rijn, Delft, Doetinchem, Gouda, Heerhugowaard, Hengelo, Hilversum, Hoorn, Katwijk, Lelystad, Oss, Sittard-Geleen, Vlaardingen Almere, Apeldoorn, Ede, Emmen, Haarlemmermeer, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Westland, Zaanstad, Zoetermeer 48

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft 49

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Delft TELEFOON 070-3103800 E-MAIL info@bmconderzoek.nl WEBSITE www.bmconderzoek.nl 50