Operationele Regeling VRU

Vergelijkbare documenten
Operationele Regeling VRU

AGENDAPUNT VOOR HET AB

AGP 13 REGIONAAL CRISISPLAN VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-NOORD

Beschrijving toets Basisscholing crisisbeheersing. Inhoud 1. Inleiding 2. Eindtermen 3. Leerboom 4. Leerstof 5. Toetsmatrijs

Delegatiebesluit Veiligheidsregio Utrecht 2015

GRIP-teams en kernbezetting

Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

in samenwerking met de 21 gemeenten in de Regio Zuidoost-Brabant Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure

Voor de inhoud van het Regionaal Crisisplan en de aanpassingen, wordt u verwezen naar de bijlage.

Regionaal Crisisplan Utrecht

Erratum Regionaal Crisisplan Uitwerking calamiteitencoördinator (CaCo)

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) Drenthe/Assen

De Veiligheidsregio NHN in vogelvlucht Commissie Bestuur en middelen

Referentiekader GRIP en eisen Wet veiligheidsregio s

B2 - Hoofdproces Coördinatie en Commandovoering: GRIP Noord-Holland Noord

Crisisorganisatie uitgelegd

5. Beschrijving per organisatie en

AGENDAPUNT /09

Regionaal Crisisplan Utrecht

GRIP-regeling 1 t/m 5 en GRIP Rijk

CONVENANT. SLOTERVAART ZIEKENHUIS VEILIGHEIDSREGIO Amsterdam-Amstelland SAMENWERKINGSAFSPRAKEN VOOR RAMPEN EN CRISES

Notitie inzet NL-Alert

Collegevoorstel. Inleiding. Feitelijke informatie. Zaaknummer: BVJL11. Regionaal Crisisplan Veiligheidsregio Brabant-Noord

Introductie GRIP GRIP1 GRIP2 GRIP3 GRIP4 GRIP5 + GRIP RIJK

De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is gebaseerd op verlengd lokaal bestuur en is een samenwerkingsverband tussen 26 gemeenten.

AGENDAPUNT /09

Van Appeldoorn Chemical Logistics Woudenberg

Crisis besluit vorming / GRIP

Crisismodel GHOR. Landelijk model voor de invulling van het geneeskundige deel van het regionaal crisisplan. Versie 1.0 Datum 4 juni 2013

Bijlage A bij voorstel Systeemoefening VRU 2013

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

1 De coördinatie van de inzet

Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio s, Politie en Openbaar Ministerie in Oost-Nederland

Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Hollands Midden d.d. 12 november 2009 Agendapunt BG.2A Onderdeel AB Regionale Brandweer en GHOR Titel

Delegatiebesluit Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant 2016

Fase 1: Alarmeren. Stap 1. Stap 2. Stap 3. Actie. Toelichting. Betrokken partijen. Betrokken partijen. Actie. Toelichting. Betrokken partijen

Kaders voor de GRIP in Groningen, Friesland en Drenthe

Regionaal Crisisplan Utrecht

Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen veiligheidsregio s, politie en Openbaar Ministerie in Oost-Nederland

GR Pop crisissituaties

Functies en teams in de rampenbestrijding

Organisatieverordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2007

Beschrijving GRIP 0 t/m 4

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP)

Aan Regiegroep Aan Veiligheidsdirectie Goedkeuring Dagelijks bestuur Vaststelling Algemeen Bestuur

Bijlage E: Observatievragen

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Van: S. Kempink Tel.nr. : Datum: 6 mei Nummer: 14A Team: Jeugd, leefbaarheid en veiligheid. Tekenstukken: Nee Afschrift aan:

VRHM REGIONAAL CRISISPLAN

Regionaal Crisisplan. Deel 1

Systeemtest Rapportage op basis van toetsingskader

Opgesteld door: Eric Seugling Communicatie Afgestemd met: VRHM Planvorming Lilian Weber Voorstel t.b.v. Algemeen Bestuur Datum 1 december 2016

Rol van de veiligheidsregio bij terrorismegevolgbestrijding. Paul Verlaan, Directeur Veiligheidsregio Brabant-Noord/ Brandweer Brabant-Noord

Versie nummer datum Opmerking november 2011 Vastgesteld door Algemeen Bestuur november 2012 Vastgesteld door Algemeen Bestuur

Multidisciplinaire evaluatie

Operationele prestaties van veiligheidsregio s. Plan van aanpak

-- CONCEPT. Artikel I. De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd

Op grond van de waarnemen en getoetst aan het toetsingskader van de Inspectie Veiligheid en Justitie wordt het volgende geconcludeerd:

GR Pop crisissituaties

In the hot seat. NIBHV Ede 24 november de crisis samen de baas

VOORSTEL VOOR het AB VRU en het RC

Pastorale zorg bij rampen

GRIP en de flexibele toepassing ervan

B1 - Basisplan en hoofdprocessen Inleiding en leeswijzer

VOORSTEL VOOR HET AB. Datum vergadering: 14 januari Agendapunt: 13. Portefeuillehouders: De heer Wolfsen/mevrouw Westerlaken

Convenant calamiteitenzender. RTV Utrecht

Beschrijving van de organisatie, verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Mandaatregeling Veiligheidsregio Utrecht Met bijbehorend Mandatenregister VRU 2015

Colofon. Opdrachtgever Veiligheidsbureau Brabant-Zuidoost

Plan van Aanpak. Onderzoek Zeer grote brand aan de Herenweg 6 te Houten op 25 juli 2015

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure GRIP) bijlage van het Regionaal Crisisplan Veiligheidsregio Twente

GECOÖRDINEERDE REGIONALE INCIDENTENBESTRIJDINGSPROCEDURE ROTTERDAM-RIJNMOND

Regionaal Crisisplan. Veiligheidsregio Haaglanden

Over dit document 4. Hoofdstuk 1 6 Aanleiding 6 Relatie met andere plannen 6 Uitgangspunten en prestatie-eisen 6 Monitoren en evalueren 7

Multidisciplinair Opleiden en Oefenen

Voorgestelde maatregelen Systeemoefening Prisma 14 juni 2012

Regionaal Crisisplan 2012

Crisismanagement Groningen. Basismodule

Rapport. Crisisbeheersing. Datum 29 maart Status Definitief REGIONAAL CRISISPLAN. Versie 1.0. Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

Crisisplan VRZL. Vastgesteld door het algemeen bestuur van de veiligheidsregio Zuid-Limburg (VRZL)

Addendum Beleidsplan Bestuursvisie op fysieke veiligheid in Zeeland

Regionaal Crisisplan VRD

Voorstel aan de raad. Nummer: B Punt 10 van de agenda voor de vergadering van 10 april Onderwerp Voorstel inzake Kadernota Veiligheid.

Overeenkomst betreffende de samenwerking tussen

Regionaal Crisisplan Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid

Doorontwikkeling Toezicht Nationale Veiligheid

Toestemming tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord

Risico- & crisiscommunicatie in de Wet Veiligheidsregio s. Niek Mestrum Manon Ostendorf

AGENDAPUNT /14

Regionaal Crisisplan VRD

Pastorale zorg bij rampen

SST*** Aan de gemeenteraden in Zeeland. Onderwerp: Ontwerp-l e begrotingswijziging Geachte gemeenteraad,

Regionaal Crisisplan VRMWB. Regionaal Crisisplan

No Comment! Crisiscommunicatie in een dynamisch communicatielandschap

Regionaal Crisisplan

Gemeentelijk Draaiboek, gemeente Helmond. Organisatorisch deel. Alarmering Deelproces 1

Regionaal Crisisplan We werken vanuit de behoefte. Zorg voor veiligheid

Vastgesteld 6 december Inwerkingtreding (met terugwerkende kracht tot) 1 januari 2014

Algemeen Bestuur. Veiligheidsregio Groningen. Agendapunt april Testrapport systeemtest

GRIP 2, brand industriepand Alkmaar 30 april 2016, gemeente Alkmaar

Transcriptie:

Operationele Regeling VRU Uitwerking van de Wet veiligheidsregio s over de organisatie en werking van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing van de Veiligheidsregio Utrecht. Vastgesteld door het algemeen bestuur d.d. 2 april 2014 Geconsolideerde tekst zoals geldend vanaf 1 mei 2018 op grond van: - het besluit d.d. 23 maart 2015 van het dagelijks bestuur tot wijziging van de operationele regeling VRU; - het besluit d.d. 15 juni 2015 van het dagelijks bestuur tot wijziging van de operationele regeling VRU, en - het besluit d.d. [14 maart 2018] van het dagelijks bestuur tot wijziging van de operationele regeling VRU. Operationele Regeling VRU na 3 e wijziging DB 0

Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht, gelet op: de Wet veiligheidsregio s (Wvr), het Besluit veiligheidsregio s (Bvr), het Besluit personeel veiligheidsregio s (Bpvr), de Regeling personeel veiligheidsregio s (Rpvr), de Wet publieke gezondheid (Wpg); overwegende dat: de Veiligheidsregio Utrecht een gemeenschappelijke regeling is, tevens openbaar lichaam, ter uitvoering van de Wet veiligheidsregio s; de Veiligheidsregio Utrecht verantwoordelijk en bevoegd is voor de uitvoering van taken die ingevolge de Wvr rechtstreeks zijn opgedragen; in 2013 het algemeen bestuur het regionaal crisisplan Utrecht 2014-2017 heeft vastgesteld, als bedoeld in artikel 16 Wvr, waarin de organisatie, de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing worden beschreven; het wenselijk is dat het bestuur nadere regels stelt over organisatie en werking van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing van de veiligheidsregio Utrecht. Dit ter uitwerking van de Wet veiligheidsregio s en het Besluit Veiligheidsregio s besluit: vast te stellen de: Operationele Regeling VRU. Operationele Regeling VRU na 3 e wijziging DB 1

1. Leiding en organisatie Artikel 1. Organisatie 1. De hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing is, voor wat betreft de onderscheiden onderdelen, hun taakstelling en hun bemensing ingericht volgens artikel 2.1.1. tot en met 2.1.5. Bvr. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1.c., vervult in geval dat meerdere commando s plaats incident (CoPI s) actief zijn, het regionaal operationeel team (ROT) de taak van coördinerend onderdeel, onder afkondiging van (tenminste) GRIP 2. 3. In aanvulling op het gestelde in artikel 2.1.2 lid 1 Bvr geldt dat ook een officier van dienst bevolkingszorg deel uitmaakt van het CoPI. Artikel 2. Operationele leiding 1. De algemeen directeur, tevens commandant van de brandweer en regionaal operationeel leider (ROL) is belast met de operationele leiding van het geheel van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, ter uitvoering van de Wet veiligheidsregio s, onverlet de eigen verantwoordelijkheid van de directeur publieke gezondheid (DPG). De ROL geeft operationeel leiding aan het ROT, en hiërarchisch aan de Leider CoPI en aan de calamiteitencoördinator (CaCo) op de meldkamer. Ter volcontinue uitvoering van deze taak functioneert een gemandateerde gepiketteerde functionaris, de ROL van dienst. 2. De DPG is, gegeven het in voorgaand lid bepaalde, op grond van de Wvr belast met de operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening, als onderdeel van het geheel van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Ter volcontinu uitvoering van deze taak functioneert een gemandateerde gepiketteerde functionaris, de DPG van dienst. 3. De commandant brandweer is op grond van artikel 25, lid 4 Wvr, belast met de operationele leiding van de brandweer, als onderdeel van het geheel van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Ter volcontinu uitvoering van deze taak functioneert een gemandateerde gepiketteerde functionaris, de commandant van dienst brandweer. 4. De voorzitter van de veiligheidsregio (in geval van artikel 39 Wvr), respectievelijk de burgemeester van de gemeente waar het incident zich voordoet (in die gevallen waarin artikel 39 Wvr niet wordt toegepast), kan een andere ROL aanwijzen dan de algemeen directeur, tevens commandant van de brandweer. De voorzitter of de burgemeester stelt alsdan de ROL van de veiligheidsregio onverwijld in kennis van dit besluit. 5. Na grootschalige alarmering wordt, zolang de leiding over het incident nog niet is overgedragen aan de ROL van dienst, het incident dat verband houdt met de grootschalige alarmering door de dienstdoende CaCo gecoördineerd, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de lijnfunctionarissen. Onmiddellijk na grootschalige alarmering waarschuwt de CaCo de ROL van dienst, die de Operationele Regeling VRU na 3 e wijziging DB 2

verantwoordelijke burgemeester(s) of de voorzitter van de veiligheidsregio informeert. 6. De algemeen directeur VRU draagt zorg voor verdere uitwerking van operationele mandaten, voor zover het zijn algemene en operationele bevoegdheden betreft. Artikel 3. regionaal operationeel team (ROT) en commando plaats incident (CoPI) 1. De ROL van dienst besluit op welk moment het ROT actief is. Hij 1 informeert hierover onverwijld het bevoegd gezag (de burgemeester van de gemeente waar het incident zich voordoet of de voorzitter van de veiligheidsregio in geval van artikel 39 Wvr), de Leider CoPI en de CaCo. 2. Een sectie van het ROT bestaat tenminste uit een algemeen commandant en een lid van de sectie. 3. Het ROT vergadert in GRIP-situaties in de (begin)samenstelling zoals benoemd in artikel 2.1.4 Bvr, met dien verstande dat van elke sectie één functionaris aan de vergadering deelneemt, in beginsel de algemeen commandant. 4. De ROL van dienst kan zowel vóór of na de start van het ROT besluiten om één of meerdere leden van het ROT vrij te stellen van (verdere) deelname aan het ROT, indien vanwege de specifieke eisen van een incident een (verdere) deelname naar zijn oordeel niet vereist is. De ROL van dienst neemt dit besluit in overleg met het lid of leden van het ROT die dit betreft en informeert hierover onverwijld de betrokken burgemeester, dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio. 5. Lid 1 en 4 zijn ook van toepassing op het functioneren van het CoPI, gegeven artikel 2.1.2. Bvr. De Leider CoPI voert daarbij de voor de ROL van dienst beschreven taken uit voor wat betreft het CoPI. 2. Alarmering, bereikbaarheid en beschikbaarheid Artikel 4. Alarmering, bereikbaarheid en beschikbaarheid 1. De algemeen directeur VRU en de DPG regelen, elk voor hun verantwoordelijkheidsbereik, de alarmering, bereikbaarheid en beschikbaarheid van de operationele functionarissen die werkzaam zijn in de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, met uitzondering van de functionarissen van de sectie politie, het gemeentelijk beleidsteam en het team bevolkingszorg. 2. Binnen de meldkamer Utrecht vindt de afhandeling van de incidenten die geen verband houden met de ramp of crisis gecoördineerd plaats, zonder dat vermenging plaatsvindt met de afhandeling van de grootschalige ramp of crisis. 3. De directeur meldkamer draagt er zorg voor dat de CaCo volcontinue beschikbaar is. 1 Waar hij staat kan ook zij gelezen worden. Operationele Regeling VRU na 3 e wijziging DB 3

3. Waarschuwen en informeren van de bevolking Artikel 5. Waarschuwen en informeren van de bevolking 1. De burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio is bevoegd tot het inzetten van het Waarschuwings- en Alarmeringsstelsel (WAS), het inzetten van NL-Alert, het inzetten van de calamiteitenzender RTV Utrecht en het in werking stellen van een publieksinformatienummer. 2. De commandant brandweer is gemandateerd om namens het bevoegd gezag (de burgemeester of, in geval van artikel 39 Wvr, de voorzitter van de veiligheidsregio) om door tussenkomst van de meldkamer het sirenestelsel in werking te doen treden, controleert de bevoegdheid alvorens tot handelen over te gaan en legt vast wie wanneer de opdracht tot het in werking treden heeft gegeven. De ROL van dienst kan door de commandant brandweer worden ondergemandateerd voor de uitoefening van deze bevoegdheid. 3. In geval het sirenestelsel in werking is getreden laat de ROL van dienst, namens de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio, dit waarschuwingssignaal volgen door berichtgeving met gebruikmaking van diverse middelen, waaronder NL-alert. Specifiek laat de ROL van dienst de rampenzender in werking treden en stemt hij met de rampenzender de berichtgeving af. De ROL van dienst maakt geen gebruik van deze bevoegdheden, dan nadat hij hierover afstemming heeft gehad met de betrokken burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio, tenzij in verband met het spoedeisend belang, deze afstemming vooraf niet mogelijk is. 4. In geval het sirenestelsel in werking is getreden waarschuwt de CaCo de ROL van dienst die terstond contact opneemt met de desbetreffende burgemeester(s). 5. Het actiecentrum crisiscommunicatie kan bij aanvang van een crisis, zonder toestemming van de burgemeester, via de beschikbare middelen en kanalen informatie verspreiden, voor zover die informatie betrekking heeft op uitsluitend feiten en omstandigheden van het incident en/of operationele informatie over het optreden van de hulpverleningsdiensten. 6. Op het moment dat het RBT actief is, coördineert het regionaal actiecentrum crisiscommunicatie, de crisiscommunicatie onder verantwoordelijkheid van de voorzitter van het RBT. Het ROT stuurt het actiecentrum operationeel aan (op het gebied van informatiepositie en schadebeperking) en het RBT stuurt het actiecentrum aan op gebied van betekenisgeving en communicatiestrategie. Operationele Regeling VRU na 3 e wijziging DB 4

4. Informatiemanagement Artikel 6. Informatiemanagement 1. De ROL van dienst is eindverantwoordelijk voor het doen opstellen, bijhouden en completeren van het totaalbeeld voor de informatievoorziening zoals bedoeld in artikel 2.4.1. Bvr. 2. De CaCo zorgt er namens de ROL van dienst voor dat in situaties van GRIP 1 het totaalbeeld voor de informatievoorziening zo snel mogelijk, maar niet eerder dan nadat de informatiemanager in het CoPI te kennen heeft gegeven het te kunnen ontvangen, aan de informatiemanager CoPI wordt overgedragen. 3. De CaCo zorgt er namens de ROL van dienst voor dat in situaties van GRIP 2 en hoger waarbij voortijds geen GRIP 1 is afgekondigd het totaalbeeld voor de informatievoorziening zo snel mogelijk, maar niet eerder dan nadat de informatiemanager ROT te kennen heeft gegeven het te kunnen ontvangen, aan de informatiemanager ROT wordt overgedragen. 4. De informatiemanager CoPI zorgt er namens de ROL van dienst voor dat, in geval van opschaling van GRIP 1 naar GRIP 2 of hoger, het totaalbeeld voor de informatievoorziening zo snel mogelijk, maar niet eerder dan nadat de informatiemanager ROT te kennen heeft gegeven het te kunnen ontvangen, aan de informatiemanager ROT wordt overgedragen. 5. Na ontvangst van het totaalbeeld van de CaCo is, namens de ROL van dienst voor de informatievoorziening bij GRIP 1, de informatiemanager CoPI, dan wel bij GRIP 2 of hoger de informatiemanager ROT verantwoordelijk voor het beheer en up-todate houden van het totaalbeeld. 6. Onderdelen van de hoofdstructuur houden een eigen beeld bij, gegeven artikel 2.4.2 Bvr. 7. In navolgende gevallen dient de ROL van dienst, afgezien van reguliere meldings- en alarmeringsclassificaties, onverwijld rechtstreeks door de meldkamer, in casu de CaCo, te worden gewaarschuwd: a. medisch te behandelen gewonden en/of dodelijke slachtoffers onder het eigen personeel als gevolg van de taakuitvoering van de regionale brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen; b. incidenten waarbij dodelijke slachtoffers zijn gevallen tijdens de taakuitvoering van de regionale brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen; c. grootschalige alarmering van de hoofdstructuur; d. weeralarm; e. uitval C2000, P2000; f. het inschakelen van het sirenestelstel; g. bijstandsverzoeken aan de VRU van buurregio s en/of het LOCC; Operationele Regeling VRU na 3 e wijziging DB 5

h. crisiscommunicatie vanuit de provincie en/of het NCC (Min V&J); i. incidenten in buurregio s met uitstralingseffecten naar de VRU; j. anderszins op verzoek van operationeel leidinggevenden uit de hoofdstructuur; k. andere situaties waarvan kan worden ingeschat dat voorbereidende activiteiten dan wel bestuurlijk overleg gewenst of noodzakelijk is. 8. Het voorgaande laat onverlet dat operationeel leidinggevenden, indien nodig, zelfstandig en actief in de hiërarchische lijn relevante zaken onder de aandacht van de ROL van dienst brengen, in elk geval wanneer wordt verwacht dat zaken mediagevoelig zijn. 5. Onderzoek en evaluatie Artikel 7. Onderzoek 1. In geval bij GRIP 1 of hoger de locatie van een incident wordt of zal worden aangemerkt als plaats delict wordt hiervan door de Leider CoPI melding gedaan aan de ROL van dienst. De Leider CoPI overlegt met de OvD-politie over de gang van zaken op en rond de plaats delict en maakt ten aanzien van de verdere afhandeling van het incident de noodzakelijke afspraken. 2. In geval bij GRIP 1 of hoger het Openbaar Ministerie (OM) te kennen geeft dat functionele OM-interventie bij of ter zake van de afhandeling van het lopende incident noodzakelijk is, wordt hiervan door de Leider CoPI melding gedaan aan de ROL van dienst. De ROL van dienst ziet erop toe dat met het OM afspraken worden gemaakt ten aanzien van de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden ter plaatse, alsmede de bestuurlijke informatievoorziening. 3. Indien de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV), dan wel één of meerdere rijksinspectiediensten zich ter plaatse van het incident melden wordt hiervan door de Leider CoPI onmiddellijk melding gedaan aan de ROL van dienst. De ROL van dienst zal hiervan onverwijld de betrokken burgemeester(s) en de algemeen directeur VRU in kennis stellen. 4. In geval van inbeslagname van voorwerpen bij een lopend incident door de OvV zal de ROL van dienst hiervan de betrokken burgemeester en de algemeen directeur VRU in kennis stellen. 5. De directeur Crisisbeheersing kan al dan niet op basis van de bevindingen van de ROL van dienst besluiten om een evaluatieonderzoek uit te laten voeren, overeenkomstig de daarvoor vastgestelde procedure. 6. De directeur Crisisbeheersing rapporteert elk half jaar over de aanbevelingen, ter zake van te leren lessen voor functionarissen en onderdelen binnen de hoofdstructuur en ter zake van noodzakelijke aanpassingen van de procedures en protocollen, alsmede deze regeling. 7. De directeur Crisisbeheersing doet tevens aanbevelingen over het verwerken van deze lessen en aanbevelingen in de jaarlijkse gezamenlijke oefening van de Operationele Regeling VRU na 3 e wijziging DB 6

onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, een en ander overeenkomstig het gestelde in artikel 2.5.1. Bvr. 6. Slotbepaling Artikel 8. 1. Deze regeling wordt aangehaald als: Operationele Regeling VRU. 2. De uitvoering van deze regeling en de bekendheid ervan bij ter uitvoering van de regeling betrokken functionarissen is opgedragen aan de deelnemers van de gemeenschappelijke regeling VRU, de directeur Crisisbeheersing, de directeur Brandweerrepressie en de directeur Meldkamer. 3. De directeur Crisisbeheersing is verantwoordelijk voor de controle op de uitvoering en op het beheer van deze regeling. Daaronder valt in elk geval: a. het jaarlijks beoordelen of actualisering van deze regeling noodzakelijk is; b. het signaleren van wijziging van wet en regelgeving en ontwikkelingen en omstandigheden en andere feiten die van invloed zijn op deze regeling; c. het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling, in de gevallen voornoemd onder a. en b. 4. De directeur Meldkamer is, met in achtneming van het gestelde in het convenant tussen veiligheidsregio en het convenant met de politie-eenheid Midden- Nederland, het convenant tussen de VRU en de RAVU en de statuten van de GMU, verantwoordelijk voor al hetgeen binnen of vanuit de meldkamer conform deze regeling wordt georganiseerd. 5. Deze regeling is vastgesteld door het algemeen bestuur, met dien verstande dat het dagelijks bestuur toekomstige wijzigingen van de regeling vaststelt. Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 2 april 2014. voorzitter, secretaris, mr. J.H.C. van Zanen dr. P.L.J. Bos Operationele Regeling VRU na 3 e wijziging DB 7