_Nijkerk. o MalTUm. o o Foswcrd. o Wirdcrtcrp 0=0 terp =0 terp met aangetoond 0 Wanswerd middeleeuws grafveld

Vergelijkbare documenten
,...,...,= De drie landschapstypen van middeleeuws Friesland

J Midlum ! II !~' Tjitsma in de late middeleeuwen

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

Meta uit Meteren. Archeologen graven het skelet van Meta op. Foto: ADC Archeoprojecten / Hazenberg Archeologie. Restaurator Floris Reijnen aan het

Ontdekking. Dorestad teruggevonden

[ 13] DE ONTWIKKELING VAN DE PAROCHIEKERKEN

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven

Het territorium Urk; van Almere naar Zuiderzee. Een reconstructie van het gebied tussen 800 en (Anne Post versie )

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een bijschrift over kasteel Crayenstein.

BOERMARKEN IN DRENTHE

Fragment uit de rentmeestersrekening. Jan van der Eycke betreffende de bouw van het blokhuis.

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

Nieuwsbrief 1 maart 2012

Het territorium Urk; van Almere naar Zuiderzee. Een reconstructie van het gebied tussen 800 en (Anne Post versie )

2. Grafcultuur in de herinneringscultuur door de eeuwen heen.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Rond en groen De piramiden van Ronse

Ridder Hendrik van Norch en familie.

Extra: Terpen hv123. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Bijlage 3. Vrijstellingen

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen

Libau, 10 augustus Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

memo Locatiegegevens: Inleiding

Begraven en cremeren in de prehistorie

Holland 1000 jaar geleden. Meer weten? Klik hier

terp/wierde Excursie Belangrijke begrippen Wonen op terpen en wierden - Annet Nieuwhof Cursus Seniorenacademie najaar 2015

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode

Voor deze reconstructie is gebruik gemaakt van de kaarten uit de publicaties van: J S Veenenbos uit 1950: De bodemgesteldheid van het gebied tussen

rq\ 1 \ I I [ Grote lijn in de nederzettingsontwikkeling

De economische structuur van het Oldambt*

Levensloopje. Een wandeling van 7,2 km

I I I I! De oudste generaties Stinstra in het handschrift van Upcke van Burmania. RAF, EVC 1313b

Oudenburg in het Brugse Ommeland

Kerngegevens gemeentelijk monument: : Kasteelweg 13a. Kadastrale aanduiding : HHS00 sectie U nr(s) 282 Coördinaten : x: 189.

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ARCHEOLOGISCHE WERFBEGELEIDING BIJ DE REALISATIE VAN EEN VERKAVELING

De Kapelle van Haskerdijken

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

VOORADVIES BESTEMMINGSPLANPROCEDURE

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is

CULTUURHISTORISCHE LANDSCHAPSINVENTARISATIE GEMEENTE BREDA IV RELICTEN VAN HET HISTORISCHE LANDSCHAP

De ontginning van het woeste land

Beknopte geschiedenis van Reeuwijk en Driebruggen

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Dag van het Kasteel 2012

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

IEPER- DIKKEBUSSEWEG

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

LEZEN. Terpentijd

De Marneslenk. Het kustlandschap van zuidelijk Westergo door de eeuwen heen. Theo Spek

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

De Kerk - Geschiedenis (Van deze kerk heb ik de DTB boeken ingezien)

Begraafplaatsen in Zwijndrecht

ADVIES NIJE PLEATS. Agrarisch bedrijf, Familie Anema-Visbeek te Hallum

S C H E N K I N G, G I F T O F N A L A T E N S C H A P

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Als de dood in het leven komt.. Een mooie locatie voor een waardig afscheid.

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

CLEMENT CATELINE, PEDE RUBEN, CHERRETTÉ BART. Het Domein Mesen: een historische kern te Lede (O.-Vl.)

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr.

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Gouden geschiedenis De Bilt

Welke begraafplaatsen zijn er?

Kerkpad aan de Tweehuizerweg 6 te Spijk (gem. Delfzijl) Een Cultuurhistorisch Bureauonderzoek

Pottenbakkersovens in Landgraaf

Cursus landschapsgeschiedenis. De dorpsgeschiedenis van Appelscha

Deze (autarkisch agrarische samenleving) veranderde in de tijd van steden en staten (11 e en 12 e eeuw).wat waren de Oorzaken?

Terpen States en boerderijen

Begraven en asbestemming

Deze (autarkisch agrarische samenleving) veranderde in de tijd van steden en staten (11 e en 12 e eeuw).wat waren de Oorzaken?

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11

Het gebied Begrenzing

Brede School Baflo-Rasquert, gemeente Winsum Een Archeologisch Bureauonderzoek

DE KRIJGSVROUW GRAFHEUVELS EN HUN GEHEIMEN Albert Metselaar, Hoogeveen 2015

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

3.2.1 Dorpskarakteristiek

Herinneringen verbinden. Begraafplaatsen gemeente Heerenveen


Dagboek Sebastiaan Matte

Topografie Merwedezone (bron: Ontwerp Transformatievisie Merwedezone, 2007)

Voorschriften begraafplaats De Lutte

Inleiding. Ontstaan en ontwikkeling

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding

Egge Knol, Evert Kramer, Gilles J. de Lang Wietske Prummel en Hilde T. Uytterschaut. liclxfc op

Een reconstructie van de vakken op Zeeburgs Nieuwe Veld ( )

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

IOURNEE "''ARCHEOLOGIE ROMAINE

Advies Bouwlocatie Oranjestraat te Tubbergen, gem. Tubbergen

Een beknopte geschiedenis van de terp Binia, Bynia of Birdinga bij Harlingen.

Transcriptie:

bij als kristallisatiepunt. Hier vestigden zich ambachtslieden en handelaren en had de rechtspraak plaats. De rechtsplaats en het kerkhof kregen in het oudfriese recht dan ook een bijzondere juridische bescherming of 'vrede', evenals later trouwens de marktplaats. n de volle middeleeuwen kende iedere regio, naast talrijke zuiver agrarische nederzettingen, één of meer van zulke verzorgende centra. Met het Ontstaan van de eerste verzorgende dorpen - ook wel hoofddorpen genoemd- waren de ontwikkelingen bepaald niet voor lange tijd voltooid. ntegendeel zou men haast zeggen. Al snel namelijk nadat de hoofddorpen waren ontstaan, kwamen belangrijker centra naar voren. Dit kan mede worden verklaard uit het feit dat de grootscheepse ontginning van de veenstreken in het achterland gunstige voorwaarden schiep voor het ontstaan van marktcentra met een groot, regionaal bereik; een ontwikkeling die waarschijnlijk een aanvang nam in de 1Ode eeuw. Deze nieuwe regionale centra - de voorlopers van de steden - lagen meestal gunstig ten opzichte van de verschillende landschapstypen en dienden onder andere als markt voor de specifieke produkten van deze gebieden. n deze plaatsen lijkt ook de verre handel, op Engeland, het Oostzee- en het Rijngebied, haar thuisbasis gehad te hebben. De indruk bestaat dat deze centra naar voren kwamen uit de groep van oudere hoofddorpen. Echt~r, lang niet elk hoofddorp werd een regionaal centrum: enkele marktcentra volstonden, en niet elk hoofddorp lag gunstig genoeg om deze nieuwe rol te kunnen vervullen. Een andere ontwikkeling was dat reeds spoedig na het ontstaan van de eerste kerken dochterkerken werden gesticht. Dat ging doortot in de 13de eeuw. De jonge parochies splitsten zich met hun kerk en grondgebied af van de moederkerk. n bepaalde opzichten betekende deze ontwikkeling een decentralisatie. Vele terpen die in de vroege middeleeuwen een grafveld hadden gehad, kregen na enkele eeuwen nu opnieuw een begraafplaats bij de nieuwgestichte kerk. Bovendien trokken deze jongere kerkdorpen op hun beurt handel en nijverheid aan, zij het op bescheiden schaal. De economische positie van zowel moeder- als dochternederzettingen was uiteraard afhankelijk van de landschappelijke omstandigheden. n de meeste gevallen bleven de dochternederzettingen in vergelijking met hun moeder bescheiden van omvang. Diverse moedernederzettingen konden binnen hun directe omgeving prominent blijven dankzij hun groter en vruchtbaarder grondgebied en gunstiger verkeersligging. Een aantal dochternederzettingen kon echter om dezelfde redenen een geduchte concurrent worden van hun moederparochie, ja deze zelfs gaan overvleugelen. n het vorige deel S duidelijk gemaakt dat middeleeuwse nederzettingen een grote mate van dyna- _Nijkerk o MalTUm Ferwerd... Herjuwsma.. Heriuwsma J o o Foswcrd o Wirdcrtcrp 0=0 terp =0 terp met aangetoond 0 Wanswerd middeleeuws grafveld o Doniaterp miek kenden. n de veengebieden nam deze bewegelijkheid drastische vormen aan, met de verlating van complete dorpen. Daarbij werden de boerderijen en de kerk afgebroken om elders opnieuw te worden opgebouwd. Het oude kerkhof bleef verlaten achter, maar stond nog vaak wel lange tijd als zodanig bekend. n de 18de-eeuwse atlas van Schotanus vindt men een groot aantal van zulke oude kerkhoven gelokaliseerd. n dit tweede deel wordt de ontwikkeling van het kerkdorp beschreven aan de hand van drie terreinen. Oosterbeintum vormt een voorbeeld van een terp met een eigen vroeg-middeleeuws grafveld, maar zonder eigen vol-middeleeuwse kerk. De geschiedenis van Jorwerd illustreert vervolgens hoe een nederzetting met een moederkerk een verzorgend dorp kon zijn voor haar ruimere omgeving en in een later stadium concurrentie ondervond van haar eigen dochters. Akmarijp tenslotte laat zien Oosterbcintum hoe een ontginningsnederzetting verschoof en een oud kerkhof op de oude bewoningsas achterliet. GJdL en PNN, OBlija Vaardeburen., Hogebeintum 0 o o GCllum o Reilsum., Jislum o Kcimpcwicr o Janum Sytsma ; OStania Lichlaard Boven: de verspreiding van aangetoonde vroeg-middeleeuwse grafvelden over de terpen in Ferwerderadeel. Onder: moederparochie en dochterparochies in Ferwerderadeel in de late middeleeuwen l f ~ 25

5 Oosterbeintum Een vroegmiddeleeuws grafveld Oosterbeintum, even ten oosten van het bekende terpdorp Hogebeintum, bestaat heden uit een boerderij, een woonhuis en de ruïne van een bijna volledig afgegraven terp. Van noord naar zuid wordt het nederzettingscomplex doorsneden door de Oosterbeintumerweg. Het woonhuis staat aan deze weg op een archeologisch waardevol terprestant (>booronderzaek), de boerderij bev',ndt zich daarbuiten. Door het contrast tussen de afgegraven kern enerzijds en de terpranden, de weg en het woonerf anderzijds, geeft de situatie te Oosterbeintum zeer goed de gevolgen van een terpafgraving weer. Met uitzondering van het woonerf is de terpruïne als weiland in gebruik. Zij staat als monument op de >Archeologische Monumentenkaart van Friesland. Op de zuidelijke rand van het terprestant werd in de jaren 1988-1989 een vroeg-middeleeuws grafveld opgegraven (>opgraving). Aanleiding vormde de afbrokkeling, verdroging en oxidatie van het terprestant ten gevolge van het verbreden en uitdiepen van een sloot. De opgraving heeft laten zien wat modern grafveldonderzoek zoal kan opleveren wanneer het door een team van specialisten wordt verricht. Zo gaf het grafveld tal van gegevens prijs aver het geslacht. de leeftijd en ziekten van de overledenen. Tevens kon door het onderzoek ons beeld van het vroeg-middeleeuwse grafritueel worden aangevuld en verfijnd. Verder hebben wij er een indruk door gekregen van de bevolkingsomvang en het welvaartspeil van de toenmalige Oosterbeintumers. Ligging in een overgangszone Precies zoals te Foudgum bevindt de terp zich net buiten de hoge en zandige kleigronden van de grote Oostergose kwelderwal (>bodemkaart). Het gaat hier om de overgangszone naar het knipkleigebied. Deze overgangszone is iets meer landinwaarts verschoven toen de Oostergose kwelderwal na het midden van de 9de eeuw verder werd opgehoogd en nieuwe zandige afzettingen de omgeving van Oosterbeintum bereikten. n de vroege middeleeuwen zal het land rondom Oosterbeintum dus lager en vlakker zijn geweest dan later het geval was. Geen wonder dat we te Oosterbeintum een zelfde verkavelingspatroon met radiaire trekken als te Foudgum aantreffen (>kadastrale en topografische kaarten). Deze indeling lijkt zich te Oosterbeintum echter niet tot het centrum te hebben doorgezet, waarschijnlijk omdat hier nooit meer dan vier boerenbedrijven hebben gestaan. Dat het opwerpen van een terp in dit zilte, natte en open kwelderlandschap oorspronkelijk geen overbodige luxe was, werd bij de opgraving overigens aangetoond aan de hand van stormbanden die in 26

! ï!!! 1[' het zuidprofiel van de opgravingsput zichtbaar waren. Deze wezen erop dat de terp tijdens stormvloeden aangetast is. Nadat het grafveld in onbruik is geraakt, is de terp nog tenminste twee maal opgehoogd. Crematies en inhumaties Het grafveld van Oosterbeintum was in gebruik tussen 400 en 750. 1 Er werden in deze periode zowel verbrande als onverbrande lichamen ter aarde besteld. Alles wijst erop dat men aanvankelijk de doden alleen cremeerde. De eerste crematie moet rond 400 worden gedateerd. n de loop van de 5de eeuw, dus reeds lang voor de kerstening, begon men er ook onverbrande doden te begraven. Gedurende de hele periode bleven beide vormen van dodenbestel in Oosterbeintum in gebruik, al lijkt de inhumatie in de 8ste eeuw meer en meer de voorkeur te hebben gekregen. Hoewel de crematieresten over het algemeen sterk gefragmenteerd en ook onvolledig waren, bleek het mogelijk om vast te stellen dat onder de gecremeerden tenminste 28 volwassenen en 23 kinderen waren. Van zeven volwassen kon het geslacht worden bepaald: het betreft één man en zes vrouwen. Tenminste 21 crematies zijn in een urn ter aarde besteld. Een grote met houtskool gevulde kuil is herkend als brandstapelkuil, dat wil zeggen een kuil die onder de brandstapel was aangelegd en voor een goede luchttoevoer moest zorgen. n totaal werden 71 crematiesporen geduid als brandvlekken, dat wil zeggen sporen met weinig crematiemateriaal en zonder urnen of bijgaven. Veel van die brandvlekken kunnen de paalkuilen van brandstapels zijn. 17 crematiesporen bleken te zijn verspit. Wat de graven van onverbrande doden betreft, daarvan werden er in totaal 47 gevonden, vrijwel allemaal nog met skeletresten. Acht doden lagen in boomkisten van uitgeholde eikestammen. De meeste Sde en 6de-eeuwse doden waren in w-o of ZZW-NNO gerichte graven gelegd. Latere graven kenden meer variatie in dit opzicht. Wat de houding van de begravenen betreft kon een grote Vereenvoudige hoogtelijnenkaart (links) en driedimensionale weergave (rechts; gezien vanuit het noordwesten) van de terp van Oosterbeintum. Stichting RAAP 1 Knol e.a., in voorbereiding. Overzicht van het vroegmiddeleeuwse grafveld van Oosterbeintum. Naar: Knol, in voorbereiding ~!l 2 3 '=-0 0 0 00 o~~ y/ 0 c~ ~L,0 :;Jro 09 4 5 ~ [), /"',,, ",,: '---j C' ~.- 0 o~ 1) tij ~'.b ~. ~~)~~ ~ o 0 0 ooji" -, - ~ @l ~ o (j~01 " @ 7 ~, o~~~ 0,,~,._{' 0 8 ~_o /:// ~ c- N 0 4m to 9 J~ A B C 0 E F G H l M N 0 p Q R 0 G 27

zowel mannen als vrouwen in het graf meegenomen. nteressant is dat er naast mensengraven ook graven van dieren zijn aangetroffen, te weten zes hondegraven en één paardegraf. Het paard, een circa 6 jaar oude hengst, heeft ongetwijfeld als rijdier gediend. Bewonenalenrijkdom n het opgegraven deel van het grafveld is geen duidelijke planmatige structuur te ontdekken. Wellicht gebruikten verschillende families elk een eigen deel van het grafveld. Tijdens de opgraving zijn de sporen van minimaal 109 en maximaal 162 bijzettingen gedocumenteerd. De bijbehorende bevolking kan op basis van een gebruiksduur van het grafveld van 350 jaar en de ruwe schatting dat ongeveer de helft van het oorspronkelijke grafveld bekend geworden is, geschat worden op 19 à 29 personen. Wanneer men aanneemt dat er op een boederenbedrijf gemiddeld zes personen woonden, bestond vroeg-middeleeuws Oosterbeintum uit drie tot vijf bedrijven. Het aantal bijgaven was tamelijk gering, zowel bij de crematies als bij de inhumaties. Dit komt als armelijk voor in vergelijking met de Frankische grafvelden uit deze tijd, maar past binnen het algemene beeld dat we nu hebben van het Friese grafritueel. We hebben van de meeste Friese grafvelden echter een uiterst incompleet beeld. Op de belangrijke terpenreeks van Wynaldum-Berlikum bijvoorbeeld zijn grafvelden nog niet opgegraven. Het is dus niet uitgesloten dat er wel degelijk rijkere Friese grafvelden zijn geweest. Dit betekent dat we een definitieve uitspraak over de sociaal-economische plaats van Oosterbeintum moeten opschorten. GJdL Register van schenkingen aan de abdij Fulda met de vermelding van Beintum. Handschrift uit het Hessisches Staatsarchiv te Marburg 1 Knol 1993b, 61-74. 2. Zie kaartje op p_ 25. variatie worden vastgesteld (gestrekte benen gehurkt; op de rug, op de zij; posities van de armen). Een systematiek viel daarin nog niet te ontdekken. Onder de doden konden acht kinderen van 4-10 jaar oud worden onderscheiden en drie personen van 16-19 jaar. De resterende 35 skeletten waren van volwassenen tussen 20 en 55 jaar. De gemiddelde leeftijd bij overlijden wordt geschat op 29,5 jaar. De verdeling onder de sexen was ongeveer gelijk. De lichaamslengte varieerde van 1,68 tot 1,79 meter bij mannen en 1,50 tot 1,62 meter bij vrouwen. Doodsoorzaken konden niet worden bepaald. Wel konden bepaalde ziekten en aandoeningen worden vastgesteld. Zo blijken sommige Oosterbeintumers bij leven last te hebben gehad van vergroeiingen. De geslachtsdeterminatie werd in geval van de vrouwen bevestigd door de fibulae, kralen en spinklosjes die als bijgaven in de desbetreffende graven aanwezig waren. n sommige van de mannengraven werden wapens aangetroffen. Gespen, kleine messen en naalden werden door Grafcultuur, kerstening en kerkstichting n de wijze van begraven vonden in de loop van de tijd veranderingen plaats, die een neerslag waren van de veranderende maatschappelijke en godsdienstige situatie. Zoals uit het voorgaande al duidelijk werd, raakte het cremeren reeds voor de kerstening minder populair. Waar de Kerk het nog aantrof, heeft ze het zo snel mogelijk uitgebannen. Bijgaven kwamen ook bij christelijke begravingen nog voor, soms nu met christelijke symboliek, zoals kruisjes. 1 De grootste verandering ten gevolge van de kerstening in de Karolingische tijd trad echter op in de lokatie van de begraafplaatsen. Voordat Willibrord en Bonifatius in de 8ste eeuw de eerste kerken in Friesland stichtten, had iedere nederzetting van enige omvang haar eigen grafveld.2 Behalve voor Oosterbeintum is ook voor Hogebeintum zo'n grafveldje aangetoond. n Karolingische tijd of kort daarna werden deze lokale veldjes opgegeven. De doden zullen sindsdien begraven zijn bij de oudste parochiekerken; in deze omgeving moet dat de kerk van Ferwerd zijn geweest. Van invloed was 28

daarbij dat in iedere kerk relieken - dus een klein deel van het lichaam - van de beschermheilige aanwezig was (>patrocinium). Men wilde de wederopstanding uit de dood graag afwachten in de nabijheid van de heilige: in Ferwerd van St. Martinus. 1 De keuze van deze beschermheilige wijst naar de bisschopskerk in Utrecht. Dat de kerk van Ferwerd inderdaad in de Frankische of Ottoonse tijd vanuit Utrecht werd gesticht, blijkt uit het patronaatsrecht dat de bisschop ook later in Ferwerd nog bezat.' De 'oer'- of moederparochie Ferwerd strekte zich over een groot gebied uit: behalve Ferwerd, Blija, Hogebeintum en Oosterbeintum behoorden ook Wanswerd, Janum, Genum, Jis\um, Reitsum en Lichtaard er waarschijnlijk toe; de laatste vier nederzettingen werden samen met 'Westerbintheim' en 'Osterbinehheim' - dus Hogeen Oosterbeintum - ook in de registers van Fulda uit 945 genoemd als plaatsen waar de abdij grond bezatj Aanvankelijk betekende de kerstening dus een sterke concentratie van de begraafplaatsen. Ook in andere opzichten zullen de oudste kerkdorpen allerlei niet-agrarische activiteiten tot zich getrokken hebben: metaalbewerking, die n eerdere tijd binnen agrarische kaders plaats had (zie Wynaldum), zal nu bijvoorbeeld vooral in zulke centrale plaatsen zijn verricht. Met de voortschrijdende kerstening van de samenleving werd in de loop van de middeleeuwen individuele vroomheid steeds belangrijker. Daarmee gepaard gaand verdichtte zich het net van parochiekerken. Van de oude moederparochies splitsten zich nieuwe parochies af. 4 Zoals de oude parochies aan 'oude' patrocinia, zoals Martinus, te herkennen zijn, zo zijn voor deze jonge kerken andere beschermheiligen typerend, zoals bijvoorbeeld Nicolaas (in Blija) en (atharina (in Jislum). De dorpen met de moederkerken, zoals Ferwerd, Holwerd en Hallum, behielden in vele opzichten een centrale functie; daarnaast was er door deze kerkstichtingen sprake van een decentralisatie van andere functies, zoals op het gebied van begraven, eredienst en andere activiteiten, waarvoor de nieuwe kerkjes als kristallisatiepunten dienden. Oosterbeintum als gemankeerde parochie Terwijl Hogebeintum en Blija in de late middeleeuwen een kerk en een begraafplaats hadden, heeft Oosterbeintum nooit de status van parochie bereikt. Hoewel het ten oosten van Hogebeintum ligt, is het altijd onderdeel van de moederparochie Ferwerd gebleven; het ligt daardoor samen met de twee eronder horende sates Groot en Klein Heskampen, die eigendom van het klooster Foswerd waren, als een bijna-exclave van Ferwerd tussen Hogebeintum en Blija in. Een >reconstructie van het grondbezit van 1700 en 1640 toont dat op de terp van Oosterbeintum toen nog vier boerderijen lagen. Drie daarvan waren toen nog volledige agrarische bedrijven; één was inmiddels als bedrijfseenheid uiteengevallen, maar op het land rustte nog steeds stemrecht.5 Door de opgaven met betrekking tot Oosterbeintum in het >register van den aanbreng van 1511 en 1540 wordt dit beeld bevestigd: ook daarin is sprake van vier boerderijen op Oosterbeintum. Verder had de kerk van Ferwerd in de Oosterbeintumer Marren ten oosten van de terp in 1543 en ook later nogal wat - onbehuisd land 6 PNN 1. Verhoeven 1989, 85 2. Van Buijtenen 1950, 147 3. Dronke 1844, cap. 7 en 37 4 Zie kaartje op p. 25 5. Van Dijk 1987, 261 269 6 RvdA. 91-96, 111, 49 81; Beneficiaalboek, 139-141 Eigendomsreconstructie van de vier sates op Oosterbeintum 1700/1640 29

6 Jorwerd Moederkerk in de kleistreek 1. Boeles 1951, 542. Het terpdorp Jorwerd wordt gedomineerd door de monumentale romaanse kerk. Momenteel is Jorwerd beduidend kleiner dan de nabijgelegen kemen Mantgum en Weidum. Volgens de kaart van Eekhoff (>kadastrale kaart) en de >bodemkaart was het terpareaal rond Jorwerd echter van redelijke omvang. Heden is dit areaal voor het grootste deel afgegraven. De dorpsterp staat, op een klein deel na, niet op de >Archeologische Monumentenkaart van Friesland en is niet recentelijk onderzocht. Knipklei en oeverwal Jorwerd ligt in het knipkleigebied van Westergo in de nabijheid van de Middelzee (>bodemkaart). De omgeving van Jorwerd raakte in de late ijzertijd bewoond (>archeologisch literatuur- en archiefonderzoek) en het is goed mogelijk dat zich toen ook te Jorwerd reeds een nederzetting bevond. n ieder geval mag men aannemen dat Jorwerd zich ontwikkeld heeft aan een van de talloze prielen die dit van oorsprong vlakke land doorsneden. Het ontstaan van de Middelzee in de laat-romeinse periode heeft voor de omgeving van Jorwerd tamelijk ingrijpende gevolgen gehad. n eerste instantie ging de ontwikkeling van de zeearm gepaard met een omvangrijke erosie en de vernietiging van nederzettingen. Doordat de geërodeerde klei echter vrijwel dadelijk opnieuw werd afgezet groeiden langs de nieuwe oevers hogere wallen die gunstige omstandigheden voor bewoning boden. Nog in de 9defl Ode eeuw breidde de Middelzee zich uit. Mantgum en Weidum lagen uiteindelijk bovenop een oeverwal direct aan de Middelzee. Jorwerd daarentegen lag iets landinwaarts, aan een uitbouw van het oeverwallensysteem en aan een belangrijke priel. Nederzettingen die op de oeverwal lagen, konden in de 13de eeuw goed profiteren van de inpoldering van de dichtslibbende zeearm, alsmede van een gunstige ligging ten opzichte van het verkeer langs de dijk. n de verkaveling (>kadastrale en topografische kaarten) is deze ontstaansgeschiedenis nog goed af te lezen: in het lage knipkleigebied domineert de onregelmatige blokverkaveling, terwijl de voormalige Middelzee te herkennen valt aan een karakteristieke polderindeling. De grotere oeverwallen zijn op zich regelmatig verkaveld, maar dit is vanwege hun smalle en gebogen vormen niet eenvoudig uit de kaarten op te maken. Een vergelijking met de >geomorfologische kaart is in dit geval dan ook onontbeerlijk. GJdL Jorwerd centrum van een oerparochie Bij Oosterbeintum maakten we kennis met de moederparochie Ferwerd en met vele in de late middeleeuwen daarvan afgesplitste dochterkerken. Een voorbeeld in het knipkleigebied van Westergo van zo'n oude moederkerk is die van Jorwerd. Een eerste aanwijzing voor het christendom in deze omgeving is een kalkstenen amulet. Het werd gevonden in een terp te Jorwerd en vertoont aan één zijde een Chistusfiguur met een stervormige stralenkrans, geflankeerd door de Griekse letters alpha en omega, de laatste overtopt door een kruis. Op basis van de uitvoering van de Christusfiguur dateert men dit amulet als laat-merov"lngisch of vroeg-karolingisch. 1 Wanneer de kerk van Jorwerd is gesticht, is onbekend. Toch kunnen we uit verschillende latere gegevens over deze kerk afleiden dat het hier om de oudste kerk van de wijde omgeving gaat. Allereerst is er het >patronaatsrecht. Dat is het recht dat de stichter van een kerk - of zijn rechtsopvolger - had om een pastoor te kiezen. Dat recht behoorde in het geval van Jorwerd, evenals te Ferwerd, aan de bisschop van Utrecht, die het in 30