Preek Oogstdienst Eerlijk delen...samen met de ICAD Zondag 11 november 2018, 10.00 uur Voorganger: ds. Bert de Wit Lezing uit het Oude Testament: Leviticus 19:1-2,9-18 19 1 De Heer zei verder tegen Mozes: 2 Zeg namens mij tegen de Israëlieten: Jullie moeten heilig zijn, omdat ik, de Heer, jullie God, heilig ben. 9 Als jullie koren maaien, mogen jullie niet tot aan de rand van de akker maaien. En als er na de oogst nog koren blijft liggen, mogen jullie dat niet oprapen. 10 Bij de druivenoogst mogen jullie maar één keer druiven plukken. De druiven die na het plukken op de grond gevallen zijn, moeten jullie laten liggen. Want alles wat blijft liggen, is voor de arme mensen en de vreemdelingen. Ik ben de Heer, jullie God. 11 Jullie mogen niet stelen, niet liegen en elkaar niet bedriegen. 12 Als je zegt: Zo zeker als de Heer leeft, moet je de waarheid spreken. Want anders beledig je mijn naam. Ik ben de Heer. 13 Beroof niemand, en dwing niemand om geld aan jou te geven. Geef een arbeider meteen na het werk zijn loon, wacht daar niet mee. 14 Je mag iemand die doof is, geen ongeluk toewensen. En je mag iemand die blind is, niet laten struikelen. Heb eerbied voor mij. Ik ben de Heer. 15 Wees eerlijk als je rechtspreekt. Dus behandel arme mensen niet beter dan machtige mensen, of andersom. Geef altijd een eerlijk oordeel. 16 Vertel bij de rechter geen leugens over een ander, want dan kun je zijn leven in gevaar brengen. Ik ben de Heer. 17-18 Haat andere mensen niet. Als je boos bent op een ander, moet je dat tegen hem zeggen. Want als je boos op hem blijft of hem gaat straffen, word je zelf gestraft. Houd evenveel van de mensen om je heen als van jezelf. Ik ben de Heer. Lezing uit het Nieuwe Testament: Marcus 12:28-34 28 Toen kwam er een wetsleraar bij Jezus. Hij had de discussie met de sadduceeën gehoord. Hij vond dat Jezus hun heel goed geantwoord had. Nu stelde hij een vraag. Hij zei: Wat is de belangrijkste regel in de wet? 29 Jezus antwoordde: Dit is de belangrijkste regel: «Luister goed, Israëlieten! De Heer, onze God, is de enige God. 30 Je moet van hem houden met je hele hart, met je hele ziel, met je hele verstand en met al je kracht.» 31 Daarna komt deze regel: «Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf.» Dat zijn de twee belangrijkste regels. 32 De wetsleraar zei: Inderdaad, meester, u hebt gelijk. Alleen de Heer is God, er is geen andere god. 33 En wij moeten van hem houden met ons hele hart, met ons hele verstand en met al onze kracht. En van de mensen om ons heen moeten we evenveel houden als van onszelf. Die regels zijn veel belangrijker dan alle offers in de tempel. 34 Jezus vond dat een verstandige reactie. Daarom zei hij: Jij bent dicht bij Gods nieuwe wereld. Daarna durfde niemand meer een vraag aan Jezus te stellen. Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, In ons voortuintje staat een appelboom. Eind augustus hing die vol met appels.
Net zoals deze boom. Dit is niet onze appelboom. Het is ook niet onze voortuin. Maar het is wel een mooie foto. Er staat geen hek voor onze appelboom. Mensen die er langs lopen zouden zo een appel kunnen plukken. Een appel van ónze appelboom. Wat moeten we daarvan vinden? Wat denken jullie: moeten wij het goed vinden als mensen zomaar appels plukken van onze boom? Natuurlijk niet. Het is ónze boom! Straks blijven er geen appels over voor onszelf. Nou is het ook wel eens gebeurd, dat de appelboom géén appels liet groeien. In het voorjaar kwam er bijna geen bloesem aan de boom. En in augustus hing er helemaal geen appel aan. Dat viel ons toen erg tegen. Wat heb je nou aan een appelboom als die geen appels geeft? Wat zouden jullie doen met zo n appelboom? Wie zou hem omhakken? Wie zou hem laten staan? Iemand die er verstand van had vertelde ons, dat het kwam doordat het nog maar een jong boompje was. Het jaar ervoor had hij veel appels opgebracht. En dan kan het gebeuren, dat de boom een jaar overslaat. Want dan heeft het jonge boompje alle krachten nodig om te groeien. Dan houdt de boom alle vruchtbare levenssappen voor zichzelf. Dan geeft de boom een keer geen appels. Die houdt hij voor zichzelf. Maar volgend jaar groeien er vast wel weer appels aan de boom, zei die man. Dus hebben we hem maar laten staan. Maar het heeft ons wel aan het denken gezet.
Wij vroegen ons af: Van wie zijn de appels die aan onze boom groeien? Wij dachten eerst: Het zijn ónze appels. Want het is ónze appelboom. Dus, wíj bepalen wie de appels mag plukken en wie niet. De voorbijgangers moeten gewoon doorfietsen. Als die mevrouw een appel wil moet ze dat eerst netjes aan ons vragen. De appels zijn van óns. Of niet soms? Nou misschien niet. Misschien zijn die appels niet van ons. Kijk, die appelboom is van óns: die hebben wij gekocht. Bij een tuincentrum, in Rhoon. Toen wij dat boompje kochten zaten er géén appels aan. De appels kwamen pas later. En dat ging vanzelf. De appels groeiden niet aan de boom omdat ík iets deed. Dat heb ik ontdekt toen er een keer géén appels aan de boom groeiden. Ik kan daar niets aan veranderen. Ik kan niet zorgen dat er appels groeien aan de boom. Ik kan hooguit goed voor mijn boompje zorgen. Ik kan een boom kopen, planten, bemesten, water geven, snoeien Maar ik kan niet maken dat er appels groeien aan de boom. Wat denken jullie: wie zorgt ervoor dat er appels aan de bomen groeien? Wat denk je: de boeren, de tuinders, de koning, Sinterklaas? Ik weet het ook niet, maar ik geloof dat God daar voor zorgt. God is degene die leven geeft. God zorgt voor groeikracht. Wij kunnen ploegen, zaaien, onkruid wieden, water geven (met een gieter). Maar geen mens kan maken dat er appels groeien, of aardappels, of paprika, of boerenkool, of walnoten, of pompoenen, of wat zien we nog meer op de tafel? Eigenlijk is alles wat daar ligt van God. Alle appels en aardappels en aardbeien en peren en kersen Alles wat groeit en bloeit, is het werk van God. Dus we zouden God moeten vragen of we appels mogen plukken.
En we zouden God moeten danken voor de oogst van het land. En dat is precies wat wij vandaag hier doen. Dit heb ik niet allemaal zelf bedacht, hoor. Je kunt het allemaal lezen in de Bijbel. Wim heeft zojuist twee verhalen uit de Bijbel gelezen. Wij hebben gehoord wat Mozes zei, namens God, tegen het volk van Israël. Hij zei: Als jullie koren maaien, moet je niet alles voor jezelf houden. Je moet ook wat koren laten staan, voor de mensen die niet zelf een graanveld hebben. De arme mensen die geen akkers bezitten die moeten ook te eten hebben. Nou, laat die dan een graantje meepikken van de rijke mensen! En als je een wijngaard hebt, zei Mozes, dan moet je niet alle druiven plukken, maar er ook wat laten hangen voor de mensen die géén wijngaard hebben. Wat Mozes zegt geldt natuurlijk niet alleen voor druiven en voor graan. Waarom zou het niet ook gelden voor appels en peren, aardappels en bonen? Want alle vruchten van het land zijn uiteindelijk van God. Niet de boeren, niet de tuinders, niet de regering en ook niet de dominee - God de Heer bepaalt wie de vruchten mag plukken van zíjn werk. En Hij wil dat de mensen de oogst eerlijk delen. Het voelt oneerlijk, als iemand appels plukt van míjn boom, zonder het te vragen. Wij vinden het oneerlijk als mensen zomaar bonen plukken van het land. Dat mag ook niet van de politie. Als je dat doet kun je een bekeuring krijgen. Het mag alleen als de boer zegt dat het mag. Zoals op deze foto: hier mag je van de boer gratis bonen plukken. Misschien mag dat omdat hij veel te veel bonen heeft. Of omdat hij geen tijd heeft om ze zelf te plukken. Of misschien is het gewoon een hele aardige boer. Wij vinden het in elk geval bijzonder. Het is niet normaal dat je gratis bonen mag plukken. We vinden het eerlijk als je daar voor betaalt. En dat moet ook volgens de wet.
Maar weet je wat vooral moet volgens de wet? Dat vroeg iemand aan Jezus, een wetgeleerde dat heeft Wim ook voorgelezen. De wetgeleerde vroeg aan Jezus: Wat is het belangrijkste dat je moet doen volgens de Wet? Hij bedoelde: Volgens de Bijbel. Want in de Bijbel staan al die geboden die Mozes namens God heeft doorgegeven. Ook het gebod dat je niet al het graan, of alle druiven, voor jezelf moet houden. Weet je wat volgens Jezus de belangrijkste regel van de Bijbel is? Het belangrijkste van alle geboden in de Bijbel is dit, zegt Jezus: Je moet God liefhebben boven alles en van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf. Dat laatste had Mozes ook al gezegd tegen de Israëlieten: Houd evenveel van de mensen om je heen als van jezelf. Daar gaat het om in de Bijbel. Het gaat er niet om dat je je aan regels moet houden. Het gaat er om dat je van mensen houdt. Het gaat vóór alles om de liefde. Want God is liefde. En daarom moeten wij eerlijk delen. Want liefde betekent: evenveel van je naaste houden als van jezelf. Het betekent dat je de mensen om je heen ook een appeltje voor de dorst gunt en dat je niet alles voor jezelf wilt houden. Als ik eerlijk ben, dan weet ik dat die appels niet alleen voor mij zijn. Ik heb ze gekregen, niet verdiend. God heeft ons gezegend met de vruchten van het land. God houdt zoveel van ons dat Hij ons alles wel wil geven. Kijk maar naar Jezus: die heeft laten zien hoeveel God van ons houdt. Jezus heeft zelfs zijn leven met ons willen delen. Hij hield net zoveel van ons als van zichzelf. Dan zou het toch niet eerlijk zijn als wij níet zouden delen wat hij ons geeft? Zijn wij soms bang om iets tekort te komen? Laten wij dan gaan tellen: onze zegeningen tellen. Tel je zegeningen, tel ze één voor één tel ze maar, dan zie je Gods liefde door alles heen. Amen.