Hoe robuust is ons hydrologisch systeem (2)?

Vergelijkbare documenten
Kansrijke maatregelen

Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw

Mogelijkheden en beperkingen van (Samengestelde) Peilgestuurde Drainage voor sturing grondwaterstanden en zoetwatervoorraad.

Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw

Efficiëntie van beregening

Samenvatting rapport Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal

De voedings-voetafdruk van ons drinkwater

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum

Toepassing van instrumenten uit handboek op NATURA2000-gebied Boetelerveld

Zoetwaterbekkens: de ultieme vorm van water vasthouden?

Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford

Presentatie tekst Velddag. Verdrogingsbestrijding Groote Peel. Peilopzet in combinatie met peilgesturde drainage

Bodem en Water, de basis

Vernatten en akkerbouw? Olga Clevering (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving) Bram de Vos en Francisca Sival (Alterra)

RISICOSIGNALERING Droogte

Waterconservering door peilgestuurde drainage in Zeeland

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

Project ZON. Hoofdvraag. Uitvoering. Regionale afstemming op en inbreng Deltaprogramma. Samenwerking met regio Zuid

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Projectnummer: C /LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: :0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei

Analyse NHI 1.2 rond Mijdrecht

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP]

Achtergrondverlaging: een historisch verschijnsel zonder toekomst? Jan van Bakel (voorzitter werkgroep Achtergrondverlaging)

WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee?

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

(Samengestelde) Jan van Bakel Peilgestuurde drainage in NL

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Watersysteem rond 1900 Kaart 9a GHG. A4P Grontmij Nederland bv Alle rechten voorbehouden. Legenda GHG. Hydrologisch onderzoek de Zumpe

Is er in 2019 een verhoogd risico op droogte?

Samen naar een robuuste zoetwatervoorziening

Effecten van klimaatscenario s 2014 op de zoetwatervoorziening van Nederland Resultaten NWM basisprognoseberekeningen in 2016

Bijlage VIII - Land- en tuinbouw Provincie Noord-Brabant


Modelonderzoek naar effecten van conventionele en samengestelde, peilgestuurde drainage op de hydrologie en nutriëntenbelasting

De GHG, zo veranderlijk als het weer

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

Effecten van klimaatverandering op de watervraag in de Nederlandse groene ruimte

Waterbeheer en landbouw

Onderzoeksresultaten peilgestuurde drainage, stroomgebied Hupselse Beek

Voorbeeld kaartvervaardiging: kreekruginfiltratie De volgende 5 factoren zijn gebruikt voor het bepalen van de geschiktheid voor kreekruginfiltratie:

Hydrologische mogelijkheden voor opzet van het zomerpeil op het IJsselmeer

Klimaatrobuuste natuurvoorspelling. Han Runhaar en Flip Witte

Geohydrologie van Flevoland - Houden we voldoende zoet water?

Grondwaterstanden juni 2016

Regionale hydrologische modellering ter onderbouwing

Waterwijzer Natuur. Effecten van waterbeheer en klimaatverandering op de natuur

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Toestand van het watersysteem november 2018

Documentnummer AMMD

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Zou$oleran*e groter dan gedacht? So what? What s next? Lodewijk Stuyt namens consortium

Betekenis van Hooghoudt nog lang niet uitgehold!

Eerste Waterhouderij in Nederland! Van concept naar realisering

VERZAKKINGEN IN ZEVENAAR

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol

Nieuwe statistieken: extreme neerslag neemt toe en komt vaker voor

Figuur 2 ontwateringsituatie

Natuurverkenning 2030

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied

Beter systeem voor bepalen waterschade

Waterwijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus, namens consortium 29 juni 2017

Waar of niet waar? Over veronderstellingen rond regelbare drainage

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN

Effect van hydrologische maatregelen op maaivelddaling

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

Kwetsbaarheid veenbasis: labmetingen en modelmatige evaluatie. Rob Hendriks

Transitiedenken richting 2050

Klimaatopgave landelijk gebied

29 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Advies interim boezempeil

Adapting to drought and salinisation in the coupled groundwater surface water system. Joost Delsman

Onderzoek naar zoetwatervoorziening?

Toestand van het watersysteem januari 2019

Klimaatbestendige zoetwatervoorziening Greenport regio Boskoop

Stellingen Sturen op basisafvoer. water verbindt

TOELICHTING OP DE AANVULLING VAN HET MER SMILDEGERVEEN 22 JUNI 2016, ARCADIS

Effecten van peilgestuurde drainage op natuur

Analyse van de effecten en gevolgen van klimaatverandering op het watersysteem en functies

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Effecten van peilgestuurde drainage op natuur

Pilots zoetwatervoorziening: van concept naar uitvoering

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Neerslag lenzen: sterke ruimtelijke variatie

Water en natuur: complexe uitdaging in een versnipperd landschap. Koen Martens, VMM AOW met input van vele collega s

Komende en volgende week blijft het warm en vrijwel droog. De neerslag zal onvoldoende zijn om het neerslagtekort niet verder op te laten lopen.

Update Geohydrologisch onderzoek wegenproject N381 Drachten Drentse grens

Deltamodel / NHI Het instrumentarium voor de analyse van zoetwater

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

WaterWijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus namens consortium 1 oktober

Hydrologie voor STONE2.4

Bijlage VII - Wateroverlast Provincie Noord-Brabant

Gebruikersmiddag Waterwijzer Landbouw. Rob Ruijtenberg namens alle partijen ibz ACSG en RWS 7 februari 2019

Transcriptie:

Hoe robuust is ons hydrologisch systeem (2)? Hydrologische effecten van klimaatverandering en toenemende grondwateronttrekking als gevolg van extra beregening op het watersysteem in Oost-Nederland. Jan van Bakel 1, Hendrik Staarink 2, Joachim Huinink 3, Marco Arts 4, Joris Schaap 5, Bas Worm 6 Hoe robuust is het hydrologisch systeem in het vrij afwaterende deel van Nederland? Kan het de gevolgen van een toename in grondwateronttrekkingen (door beregening) in combinatie met een grotere verdampingsvraag door klimaatverandering en technologische en economische ontwikkelingen in de landbouw opvangen of wordt een 'knikpunt' overschreden? In het eerste artikel is gekeken naar de structurele verandering van grondwaterstanden en stijghoogten berekend met NHI voor heel Nederland. Voor Oost-Nederland is een aparte analyse uitgevoerd waarbij ook is gekeken naar verandering van fluxen (kwel) en afvoeren. Aanvullend is gerekend met het agrohydrologisch model SWAP om gedetailleerd de effecten van toename van beregening op de grondwaterstanden en van mitigerende maatregelen te berekenen. Inleiding Het Deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma richt zich op de vraag hoe de zoetwatervoorziening van Nederland voor de lange termijn duurzaam ingericht kan worden en op welk moment dan bepaalde maatregeltypen genomen moeten worden (de zoetwaterstrategie). De projectgroep Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON) heeft in aansluiting daarop een regionale strategie ontwikkeld en bijbehorend uitvoeringsprogramma dat momenteel omgezet wordt naar een concreet werkprogramma. De bestuurders van de verschillende regionale partijen hebben ter ondersteuning van dat werkprogramma een financieel regionaal bod uitgebracht waarin wordt aangegeven welke inzet ze de komende jaren willen leveren om de zoetwatervoorziening te verduurzamen. Beregenen is daarin opgenomen als een van de mogelijke maatregelen. Echter, beregening heeft effect op het hydrologisch systeem en kan zo veelal indirect weer leiden tot (onaanvaardbare) schade aan landbouw en natuur. De verkennende bereke- 1 De Bakelse Stroom (jan.van.bakel@hetnet.nl) 2 Aequator Groen & Ruimte (hstaarink@aequator.nl) 3 Deltares (Joachim.Huinink@deltares.nl) 4 Aequator Groen & Ruimte (marts@aequator.nl) 5 Badus Bodem en Water (badus@jorisschaap.nl) 6 Waterschap Vechtstromen (B.Worm@vechtstromen.nl) STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4 15

ningen met het NHI die in het vorige artikel zijn behandeld indiceerden dat de effecten aanzienlijk kunnen zijn. Naar aanleiding daarvan is vanuit de projectgroep ZON de vraag gesteld: "Tot hoe ver kun je gaan met beregening uit het grondwater zonder dat het watersysteem een structurele daling ondergaat?" (een zogenaamd 'knikpunt'). Daaraan gerelateerde vragen waren: a) biedt efficiëntere beregening mitigatiemogelijkheden en b) zijn maatregelen denkbaar die de beregeningsbehoefte doen verminderen? Provincie Overijssel heeft namens de projectgroep ZON aan een consortium, bestaande uit Aequator Groen & Ruimte, De Bakelse Stroom en Deltares, opdracht verstrekt via verkennende berekeningen een antwoord te geven op deze vragen (Staarink e.a., 2015). In dit artikel zijn de aanpak en de meest in het oog springende resultaten beschreven. Allereerst gaan we nader in op het begrip 'knikpunt'. Definiëring van knikpunten Een belangrijke, van de hoofdvraag af te leiden vraag is: is de verandering van het hydrologische systeem als gevolg van de verwachtte klimaatverandering in combinatie met een toename van de beregening structureel van aard en, zo ja, is dit zodanig van aard dat dit leidt tot onaanvaardbare schade aan landbouw en natuur (een zogenaamd 'knikpunt'). Uit de literatuur is de volgende beleidsmatige definitie van 'knikpunt' ontleend (Kwadijk e.a., 2008): een moment waarop het beheer en beleid heroverwogen zal worden. Bij het operationaliseren gaat het om het vaststellen van de verandering in toestandsvariabelen en/of waterbalanstermen van een regionaal hydrologisch systeem, als gevolg van de combinatie van klimaatverandering en verandering in de omvang van de beregening uit grondwater. Een eis daarbij is dat de voor de knikpunten bepalend geachte toestandsvariabelen te berekenen moeten zijn. De variabelen uit de onderstaande tabel zijn in deze studie toegepast. Toestandsvariabele Verandering in grondwaterstand o ΔGHG (Landbouw) o ΔGVG (Terrestrische Natuur) o ΔGLG (Terrestrische Natuur) ΔDroogval (Terrestrische Natuur) ΔDroogval (Aquatische natuur) Knikpunt Grenswaarde voor structurele verandering 5 cm verlaging 1 cm verlaging 5 cm verlaging 3 mm/jaar vermindering in gebieden met kwel aantal decades zonder afvoer Tabel 1: Samenvatting toestandsvariabelen en definitie knikpunten Voor de landbouw is bewust voor de GHG gekozen omdat deze karakteristiek voor het grondwaterstandsverloop een betere maat is voor de structurele verandering van de grondwaterstand dan de GLG. Voor de natuur is zowel de GVG en de GHG als ook de kwel van belang. In tweede instantie zijn voor de kwel minder strenge grenswaarden gehanteerd: 10 en 36 mm/jaar. 16 STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4

Een eenduidig knikpunt voor droogval als belangrijke toestandsvariabele voor aquatische natuur is niet gedefinieerd omdat daarover geen bruikbare literatuur beschikbaar was. Er is daarom voor gekozen om het aantal decades zonder afvoer als maat te nemen voor de verandering in droogval. Materiaal en methoden Het gebied waarop de Zoetwatervoorziening Oost-Nederland momenteel betrekking heeft is weergegeven in afbeelding 1. Afbeelding 1: Projectgebied Oost-Nederland en inliggende waterschappen De resultaten van de berekeningen met NHI zoals besproken in het eerste artikel zijn gebruikt om voor het projectgebied in 2050: a) de regionale effecten van klimaatverandering (W+, scenario WARM-2050) te vergelijken met de huidige situatie en b) de effecten te bepalen van een toename van de beregening door toename van de beregeningscapaciteit met 40% op reeds bij WARM2050 beregenbare arealen plus een verdubbeling van het beregenbare areaal. De effecten zijn bepaald voor de grondwaterstandkarakteristieken GHG, GVG en GLG, de kwel en de afvoeren in de zomerperiode (om daarmee te kunnen toetsen of een knikpunt is overschreden). Voorts zijn de NHI-resultaten gebruikt om voor 6 specifieke locaties waarvoor in het kader van het project 'Landbouw op Peil' (www.landbouwoppeil.nl) de huidige toestand is gemodelleerd met SWAP -en die ook in de huidige situatie worden beregendaanvullende berekeningen uit te voeren. Daarbij is de volgende methode gebruikt om STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4 17

de regionale veranderingen in 2050 die met NHI zijn berekend te kunnen gebruiken als input voor SWAP: 1. Het projectgebied is ingedeeld in 36 unieke combinaties (UC's) van landgebruik (2), hydrotype (Van Bakel e.a., 2007) (6) en grondwaterstandsdiepte (3). 2. Per UC wordt de met NHI berekende gemiddelde verandering van de onderrandflux (flux over eerste scheidende laag) bepaald door verschil van WARM2050 en de huidige situatie. 3. De verandering van onderrandflux van de UC's die horen bij de 6 SWAP-modellen wordt opgeteld bij de onderrandflux van SWAP zoals bekend voor de huidige situatie. Ook is een verlenging van het groeiseizoen in 2050 in SWAP opgelegd door te 'sleutelen' aan het verloop van de Leaf Area Index (LAI). Uit een eerder onderzoek (Van Bakel, 2012) is afgeleid dat verlenging van het groeiseizoen vooral bij grasland kan leiden tot gemiddeld 30 mm per jaar meer verdamping. Met deze SWAP-modellen is vervolgens berekend wat de effecten zijn van de volgende mitigerende maatregelen om de beregening te verminderen: verhogen van het organisch stofgehalte van de wortelzone met 3% (dit is een in de praktijk zeer ambitieuze verhoging). De waterretentiecurve van de wortelzone is aangepast aan de hand van de vuistregel: 4 mm hoger vochtleverend vermogen bij 1% toename van het organisch stofgehalte; onbeperkte wateraanvoer voor subinfiltratie; peilgestuurd draineren zonder wateraanvoer. Ook is met SWAP berekend wat het maximale effect is van beregening op de grondwaterstand door de gesimuleerde beregening als extra neerwaartse onderrandflux op te leggen. Laatstgenoemde berekening is iteratief uitgevoerd omdat het opleggen van de extra onderrandflux resulteert in een daling van de grondwaterstand gedurende het groeiseizoen en daardoor weer kan leiden tot meer beregening. De aldus berekende extra beregening is een indicatie voor het potentieel zelfversterkend effect van beregening uit grondwater. Resultaten Knikpunt landbouw Het optreden van het knikpunt GHG voor de landbouw (> 5 cm verlaging in landbouwgebied) als gevolg van klimaatverandering en als gevolg van een verdubbeling van de beregening uit grondwater is weergeven in afbeelding 2. Hierbij is, evenals in de volgende 3 figuren, maar een deel van het projectgebied weergegeven, in verband met de leesbaarheid. In Staarink e.a. (2015) zijn de beelden van het gehele projectgebied weergegeven. 18 STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4

Afbeelding 2: Het wel of niet overschrijden van het knikpunt GHG (5 cm) in het landbouwgebied (groen is niet overschreden). Links: als gevolg van alleen klimaatverandering. Rechts: verdubbeling beregend areaal De overschrijding door klimaatverandering (linkerdeel van de figuur) treedt vooral op in droge gebieden en heeft daar naar verwachting weinig effect op de landbouw, omdat daar veel hangwaterprofielen voorkomen. De grondwaterstand is hier toch al laag en er vindt geen capillaire opstijging naar de wortelzone plaats. Het toenameberegeningseffect (rechterdeel van de figuur) is veel beperkter dan het klimaateffect. Knikpunten terrestrische natuur Het overschrijden van het knikpunt GVG als gevolg van de toename van de beregening ten opzichte van de situatie bij klimaatverandering voor de terrestrische natuur (> 1 cm verlaging in Natura2000-gebieden) is, voor van de leesbaarheid, voor een beperkt deel van het studiegebied weergegeven in afbeelding 3. STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4 19

Afbeelding 3: Het wel of niet overschrijden van het knikpunt GVG (1 cm) in natuurgebieden (groen is niet overschreden) als gevolg van toename van beregening In vrijwel alle natuurgebieden kleuren één of meer pixels rood. Het effect van toename beregening is overigens duidelijk minder dan het effect van klimaatverandering. Het overschrijden van het knikpunt GLG (5 cm) vertoont een soortgelijk beeld (figuren niet opgenomen). Zowel het klimaat als de toename van beregening heeft een ongeveer 5 maal zo grote uitwerking op de GLG dan op de GVG. Voor het overschrijden van de knikpunten kwel voor terrestrische natuur (> 3, >10 en >36 mm/jaar afname) in natuurgebieden waar daadwerkelijk sprake is van actuele kwelsituaties is in afbeelding 4 het resultaat voor 10 mm/jaar voor een deel van het projectgebied gegeven. 20 STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4

Afbeelding 4: Het wel of niet overschrijden van het knikpunt kwel (10 mm/jaar) in een deel van het projectgebied (groen is niet overschreden) De betreffende delen van natuurgebieden kleuren overwegend groen maar er zijn vrijwel altijd wel enige gridcellen waar het knikpunt wel wordt overschreden. Het klimaateffect is in grote lijnen voor dit knikpunt vergelijkbaar met het toename-beregeningseffect. Aquatische natuur De verandering van het aantal decades zonder afvoer in 1976 voor een deel van het projectgebied is weergegeven in afbeelding 5. STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4 21

Afbeelding 5: Verandering van het aantal afvoerloze decades in 1976 als gevolg van klimaatverandering (links) en toename beregening (rechts) Vooral door klimaatverandering treedt een forse toename op van het aantal decades zonder afvoer: een potentieel groot probleem voor de aan stromende milieus gebonden natuurwaarden. Het toename-beregeningseffect is beperkt omdat in dit gebied relatief weinig wordt beregend en dus ook de toename beperkt is. Verandering in beregeningshoeveelheden Voor de 6 geselecteerde locaties is de veeljarig gemiddelde beregening bij het huidig klimaat, bij klimaatverandering (W+), bij klimaatverandering met toename van de beregening (W+/Bmax) en worst case' scenario weergegeven in onderstaande tabel. Locatie Hydrotype Grondwatersituatie Huidig W+ W+/ Bmax 'worst case' 1 Oost-NL Droog 110 179 181 193 2 Dekzand Intermediair 66 138 139 145 3 Keileem Intermediair 50 108 108 127 4 Dekzand Intermediair 37 92 99 131 5 Dekzand Nat 14 53 57 63 6 Keileem-Peeloo Intermediair 68 100 102 102 Tabel 2: Gemiddelde beregening (mm/jaar) voor de verschillende scenario's 22 STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4

Klimaatverandering leidt tot een aanzienlijke toename van de beregening, terwijl de toename van beregening in de omgeving nauwelijks leidt tot meer beregening op reeds beregende percelen (W+/Bmax ten opzichte van W+). In de laatste kolom is de beregening weergegeven als de grondwateronttrekkingen voor beregening alleen uit eigen grondwater zouden plaats vinden (dus geen toestroming van grondwater vanuit de omgeving). Mitigerende Maatregelen Verhogen organisch stofgehalte van de wortelzone Door verhoging van het organisch stofgehalte in de wortelzone met 3% neemt de met SWAP berekende beregeningsvraag bij W+ ongeveer af met 14%. Wateraanvoer Door onbeperkte wateraanvoer voor subinfiltratie neemt de beregeningsvraag af met gemiddeld 80%. In onderstaande afbeelding is voor locatie 6 de beregeningsvraag zonder en met wateraanvoer weergegeven. Afbeelding 5: De beregeningsvraag bij locatie 6, met en zonder wateraanvoer Peilgestuurde drainage Door aanleg van peilgestuurde drainage, in combinatie met verhoging van de drainagebasis op 1 april met 30 of 40 cm, neemt de beregeningvraag af met gemiddeld één beregeningsbeurt tijdens jaren dat er beregend wordt. STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4 23

Discussie Het KNMI heeft inmiddels de KNMI '14-scenario's gepubliceerd (KNMI, 2014). Daarbij is het klimaatscenario W+ vervangen door W H. Het belangrijkste verschil met W+ zijn de effecten van een veranderde luchtstroming wat minder zwaar is ingeschat waardoor het veeljarig gemiddelde neerslagtekort van het zomerhalfjaar minder toeneemt in vergelijking met W+: 30% in plaats van 40% ten opzichte van het huidige klimaat. Het neerslagoverschot in de winter neemt daarentegen iets meer toe: van 15% naar 17% ten opzichte van het huidige klimaat. De conclusie is dat door het rekenen met het klimaatscenario W+ de mogelijke gevolgen van klimaatverandering weliswaar enigszins worden overschat, maar dat dit geen afbreuk doet aan de hier onder beschreven conclusies. Aan een modelmatige koppeling op afstand zoals die in deze verkenning is toegepast zitten de nodige haken en ogen: de hydrologische parameters in het NHI-model zijn niet gelijk aan de parameters in de SWAP-modellen; elk SWAP-model is de facto een puntmodel met specifieke hydrologische kenmerken die niet gelijk zijn aan de per UC over meerdere grids gemiddelde kenmerken van het NHI-model; de verandering in onderrandflux als gevolg van klimaat en beregening is sterk dynamisch van karakter. Ter wille van de logistiek zijn de veranderingen in onderrandflux in de tijd opgeschaald naar zomerhalfjaar- en winterhalfjaargemiddelde verandering en naar gemiddelde effecten per UC. De definiëring van knikpunten en de bijbehorende criteria is geen uitgemaakte zaak en is voor een deel arbitrair. Aan de andere kant: aanpassing van de criteria leiden tot relatief geringe verschuivingen in arealen. Conclusies Het klimaatscenario W+ heeft aanzienlijk gevolgen voor de hydrologie. De verdampingsvraag neemt toe maar ook het groeiseizoen wordt langer. Daardoor neemt ook de beregeningsvraag op nu reeds beregenbare percelen aanzienlijk toe (meer dan 50%). Daardoor worden in grote delen van het gebied de in deze studie geformuleerde knikpunten voor zowel de landbouw als de terrestrische natuur overschreden. Het effect van toename van de beregening door areaaluitbreiding (verdubbeling) en uitbreiding van de beregeningscapaciteit (40%) op de knikpunten is gemiddeld genomen duidelijk minder en vertoont veel meer regionale variatie. Als gevolg van de klimaatverandering, en in mindere mate door een toename van de beregening, neemt in de waterlopen het aantal decades zonder afvoer vooral in droge jaren in grote delen van het onderzoeksgebied aanzienlijk toe (meer dan 5 decades in droge jaren). Indicatieve, stromingsminnende soorten van met name beeksystemen komen hiermee onder grote druk of zullen verdwijnen. Het zelfversterkend effect van beregening uit grondwater doordat de buren ook gaan 24 STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4

beregenen is in Oost-Nederland beperkt: voor de 6 LOP-locaties gemiddeld 3 mm per jaar meer beregening (W+/Bmax ten opzichte van W+). Bij het 'worst-case' scenario, waarbij al het beregeningswater uit het lokale grondwater wordt onttrokken, neemt de extra beregeningbehoefte wel behoorlijk toe, variërend van 2 tot 39 mm/jr. Het potentieel zelfversterkend effect van beregening is sterk afhankelijk van de uitgangssituatie. De toename van de beregening kan met mitigerende maatregelen worden slechts ten dele worden beperkt. het verhogen van het organische stofgehalte heeft een behoorlijk effect op de afname van de beregeningsvraag. In een optimistisch scenario waarin het organisch stofgehalte met 3% wordt verhoogd, leidt dit tot een vergroting van het vochtleverend vermogen van 12 mm, en een vermindering van de beregeningsvraag van ongeveer één beregeningsbeurt (25 mm) in het W+-klimaatscenario; water aanvoeren voor infiltratie via drains kan leiden tot een forse verlaging van de beregeningsvraag (gemiddelde reductie van 80%). Daarmee is niet gezegd dat het een goed alternatief is voor beregening. Uit andere studies (onder andere Van Bakel e. a., 2008) kan worden afgeleid dat de efficiency ervan (quotiënt van toename gewasverdamping en wateraanvoer) veel lager is dan van beregening; peilgestuurde drainage zonder wateraanvoer leidt tot een afname van de beregeningsvraag van ongeveer één beregeningsbeurt. Uit deze studie blijkt dat) beregening weliswaar een effectieve 'zoetwater-maatregel' is voor de functie landbouw, maar de studie geeft tevens aan dat de effecten op andere functies aanzienlijk kunnen zijn (afhankelijk van de mate van klimaatverandering, toename beregening en toename arealen waarop beregend wordt). Een geringe toename van giften of geringe uitbreiding van het beregeningsareaal is overkomelijk, maar bij een forse toename zal toch echt meer ingezet moeten gaan worden op de in dit artikel aangehaalde mitigerende maatregelen en/of nu nog niet beschouwde maatregelen en innovaties. Literatuur Bakel, P.J.T. van, H.Th.L. Massop en A. J. van Kekem (2007) Locatiekeuze ten behoeve van het onderzoek naar bemestingsvrije perceelsranden. Hydrologische en bodemkundige karakterisering van de proeflocaties. Effectiveness of buffer strips publication series 4/Alterra-rapport 1457. Bakel, P.J.T., E.M.P.M. van Boekel en I.G.A.M. Noij (2008) Modelonderzoek naar effecten van conventionele en samengestelde peilgestuurde drainage op de hydrologie en nutriëntenbelasting. Alterra-rapport 1647. Bakel, P.J.T. van (2012) Effecten van klimaatverandering op de potentiele en actuele verdamping van de landbouw in oostelijk en zuidelijk Nederland in 2050. Een prognose op basis van literatuur en expertise. www/debakelsestroom.nl/kennisbank. KNMI (2014) KNMI '14 klimaatscenario's voor Nederland. STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4 25

Kwadijk, J., A. Jeuken en H. van Waveren (2008) De klimaatbestendigheid van Nederland Waterland. Verkenning van knikpunten in beheer en beleid voor het hoofdwatersysteem. Staarink, H., J. Schaap, M. Arts, J. van Bakel en J. Huinink (2015). Verkenning van de effecten van toenemende beregening uit grondwater als gevolg van klimaatverandering en uitbreiding beregeningsareaal en mogelijke compenserende maatregelen in Oost-Nederland. Aequator Groen en Ruimte. 26 STROMINGEN 24 (2015), NUMMER 4