Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Financiering Bijstand. Bastiaan Ouwehand Tim Mulder

Publicatie datum: Factsheet Miljoenennota 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Factsheet Miljoenennota 2017

Bijstandsbudget 2016 (Macrobudget BUIG)

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 15 september 2015 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2016

CPB Notitie 18 september 2018

Financiering Participatiewet

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 19 september 2017 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2018

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2017

Besluitenlijst d.d. d.d. d.d. [X]Akkoordstukken [ ]Openbaar -- [ ]Besloten --

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 25 oktober 2016

CPB Memorandum. Raming van het bijstandsvolume in CEP 2007

Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 152 Datum : 5 april 2006

Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet?

Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 126 Datum : 19 september 2005

ISD. Kwartaalrapportage. Overzicht 1 e kwartaal 2013 Steenbergen

Raming bijstandsvolume in de MEV 2005

CPB Memorandum. Raming van het bijstandsvolume in de MEV 2007

Aanvullende informatie bijstelling macrobudget inkomensdeel per 18 mei 2006

Beschrijving verdeelsystematiek gebundelde uitkering Pw

Inhoud. Verdeelmodel Inkomensdeel Participatiewet. 2. Project verdeelmodel inkomensdeel 2015

Uitkomsten budgetverdeling Participatiewet. Utrecht, 8 december 2015

Sector : 2 Afdeling/Project : SZ Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 113 Datum : 17 maart 2005

Raming van het bijstandsvolume in MEV 2008 en Actualisatie Economische Verkenning

Nadere achtergrondinformatie participatiewet

R P 3 M E R A L. OKT r '"> No. Kcnnisi temen Afdoen Bespreken Advies

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr. invullen]], ;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Presentatie voor bijeenkomst Miljoenennota toegelicht

Verbeteringen verdeelmodel Inkomensdeel Participatiewet. Utrecht, 19 mei 2015

2. Globale analyse 2015

Incidenteel Aanvullende Uitkering. Commissie Maatschappelijke Ontwikkeling (MO) 24 september 2012, uur

Raadsvoorstel. 1. Samenvatting. Agenda nr. 5

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Divosa-monitor factsheet: bijstands- en participatiebudget 2015 (Macrobudget BUIG 2015)

BAWI/U Lbr. 08/170

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Begrotingswijziging Avres 2016

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

NOTA. nota voor burgemeester en wethouders. datum: 14 oktober 2010 registratienummer: I/

Workshop. Werk & Inkomen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Divosa-monitor factsheet: Bijstandsbudget 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

.l,,. l,. l..,l,l,l.., l ll..

De besparing voor een gemeente als er iemand uit de bijstand stroomt

Maatschappelijke Ontwikkeling Ingekomen stuk D2 (PA 19 september 2012) Beleidsontwikkeling. Ons kenmerk Datum uw brief

Kadernota Gemeenschappelijke Regeling Uitvoeringsorganisatie Laborijn

Kwartaal-in-beeld rapportage Q1 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Financiële effecten van de Participatiewet

Onderzoek technische herschatting objectief verdeelmodel WWB 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Begroting Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 5 januari 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Actuele ramingen BUIG Commissie Rekening en Audit Advies

NOTITIE VANGNETUITKERING BUIG 2015

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 28 februari 2017 Onderzoek financiën sociaal domein

De gemeente Beuningen verzoekt door middel van deze brief in aanmerking te komen voor een Incidenteel aanvullende uitkering (IAU) over 2014.

Nota SiSa tussen medeoverheden voor een aantal SZW uitkeringen. Circulaire SiSa

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vervolgens zijn de resultaten vergeleken met de ramingen voor de jaren , welke zijn gebaseerd op de meicirculaire 2014.

Gemeente tj Bergen op Zoom

C. Taakmutaties voor domeinen D. Doeluitkeringen voor domeinen E. Decentralisaties sociaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ons kenmerk BAWI/U

Antwoorden vragen Najaarsbrief Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt 2003

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 8 juni 2018 U Lbr. 18/030. Hoofdpunten meicirculaire 2018.

VNG-Bureaunotitie Bedragen voor lokale omroepen in gemeentefonds, stand van zaken juli 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TOEDELING CONTRACTEERRUIMTE 2018 en 2019 SECTOREN VERPLEGING EN VERZORGING, GEHANDICAPTENZORG, GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Openbaar. Verdeelmodel BUIG. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel. Onderwerp

Financiële gevolgen van het beëindigen van tijdelijke contracten in de sociale werkvoorziening

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Burgemeester en Wethouders 16 mei Steller Documentnummer Afdeling. L. van der Hoeven z Samenleving

Op 1 januari 2015 is het nieuwe verdeelmodel voor de gebundelde uitkering (BUIG-middelen) in werking getreden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CPB Notitie. 1 Inleiding. 2 Definities van werkloosheid. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De netto verschillen tussen de meicirculaire 2016 en de decembercirculaire 2015 zijn als volgt:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

Brief BUIG oktober 2015

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitgangspunten / Kaders Begroting 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet Nr. 72 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 september 2017 Met deze brief informeer ik u over het macrobudget en de publicatie van de actuele gemeentelijke budgetten voor 2017 en 2018 van de gebundelde uitkering van de Participatiewet (Pw). In mijn brief van 14 juli 2017 heb ik u geïnformeerd over de resultaten van de verfijning van het verdeelmodel 2018 1. In deze brief geef ik een toelichting op het macrobudget en de uitkomsten van de verdeling voor 2018. Tevens beantwoord ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de vragen die de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gesteld naar aanleiding van bovengenoemde brief. Tot slot geef ik in deze brief een toelichting op een kleine aanpassing die is gedaan in de verdeling voor 2017 en ga ik in op het vangnet. Met de budgetten worden gemeenten voorzien van middelen voor de verstrekking van uitkeringen en loonkostensubsidies op grond van de Pw, de IOAW, de IOAZ en aan startende zelfstandigen in het kader van het Bbz 2004. Gemeenten ontvangen deze middelen als één gebundelde uitkering. Heden zijn de budgetten 2017 en 2018 voor alle gemeenten bekend gemaakt op www.rijksoverheid.nl. De beschikkingen met het definitieve budget voor 2017 en het voorlopige budget voor 2018 zullen in de eerste helft van oktober worden verstuurd. Macrobudget Uitgangspunt in de financieringssystematiek is, dat voor alle gemeenten samen een toereikend macrobudget wordt vastgesteld. Dit gebeurt door uit te gaan van de realisaties in het voorgaande jaar, van een inschatting van de effecten van de conjunctuur, de effecten van Rijksbeleid en van een indexering voor de loon- en prijsontwikkeling. Voor de conjunctuurraming wordt de actuele en onafhankelijke rekenregel van het Centraal Planbureau (CPB) gevolgd. 1 Kamerstuk 34 352, nr. 62 kst-34352-72 ISSN 0921-7371 s-gravenhage 2017 Tweede Kamer, vergaderjaar 2017 2018, 34 352, nr. 72 1

Het definitieve macrobudget 2017 voor de gebundelde uitkering bedraagt 5.889,6 miljoen. Het macrobudget is 81,8 miljoen hoger vastgesteld dan het voorlopige macrobudget 2017. Het definitieve macrobudget 2017 is circa 200 miljoen hoger dan het definitieve macrobudget 2016. De bijstelling ten opzichte van het voorlopige macrobudget is een saldo van positieve en negatieve mutaties. De werkloosheidsraming van het CPB voor 2017 leidt tot een neerwaartse bijstelling van het macrobudget. Hier staat een opwaartse bijstelling tegenover als gevolg van de doorwerking van de gerealiseerde uitgaven in 2016. Daarnaast leidt de loon- en prijsbijstelling tot een positieve bijstelling van het macrobudget. Buiten het macrobudget om kunnen gemeenten, net als in 2016, over 2017 aanspraak maken op een inter-temporele tegemoetkoming voor de kosten van bijstand vanwege de verhoogde asielinstroom in 2017. Hiervoor is 90 miljoen beschikbaar. Het voorlopige macrobudget 2018 voor de gebundelde uitkering bedraagt 5.918,2 miljoen. Hiervan wordt 138 miljoen gereserveerd in verband met de uit te keren vangnetuitkeringen over 2016. Het macrobudget wordt circa 30 miljoen hoger geraamd dan het definitieve budget voor 2017. De instroom van de nieuwe doelgroep in de Participatiewet (die voorheen de Wajong zouden zijn ingestroomd) en de leeftijdsverhoging in de AOW leiden tot een verhoging van het geraamde bijstandsvolume. De afname van de werkloosheid heeft een tegengesteld effect op het geraamde bijstandsvolume. Per saldo is sprake van een lichte toename van het macrobudget ten opzichte van 2017. Het voorlopige macrobudget 2018 kan nog worden bijgesteld als gevolg van realisatiecijfers over 2017, de effecten van de conjunctuur en Rijksbeleid en de bijstelling voor de loon- en prijsontwikkeling. Gemeenten zullen hierover worden geïnformeerd in september 2018 als het macrobudget 2018 definitief wordt vastgesteld. Beantwoording vragen vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Kan een uitgebreide uitleg worden gegeven van de systematiek met betrekking tot het vaststellen van het macrobudget voor de bijstand (voorheen BUIG-budget)? De vaststelling van het macrobudget voor enig budgetjaar vindt plaats in drie fases, waarbij het budget telkens wordt aangepast naar aanleiding van de laatste inzichten in de werkelijke realisatiecijfers in het voorafgaande jaar, de verwachte conjunctuurontwikkeling, loon- en prijsbijstellingen, en de effecten van Rijksbeleid. Het voorlopig macrobudget voor jaar t wordt vastgesteld in september van jaar t-1. Een nader voorlopig budget, waarbij voorlopige realisatiecijfers over jaar t-1 bekend zijn, wordt gepubliceerd in het voorjaar. De definitieve vaststelling van het macrobudget vindt plaats in september van het budgetjaar zelf. Bij de vaststelling van het definitieve macrobudget wordt gebruik gemaakt van de meest actuele gegevens over de door gemeenten gerealiseerde netto bijstandsuitgaven in het jaar voorafgaand aan het budgetjaar (t-1). De gerealiseerde netto bijstandsuitgaven worden ontleend aan de jaarlijkse gemeentelijke verantwoording aan SZW. De raming is opgebouwd uit een volume- en een prijscomponent. Voor de volumegegevens (het aantal bijstandsuitkeringen) wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS), die door het CBS wordt vervaardigd uit de maandelijks door gemeenten aan te leveren Tweede Kamer, vergaderjaar 2017 2018, 34 352, nr. 72 2

persoonsgegevens m.b.t. bijstandsverlening. Bij de definitieve vaststelling van de gemeentelijke budgetten in september van het budgetjaar wordt gebruik gemaakt van het gerealiseerde bijstandsvolume in het voorafgaande jaar. De realisatiecijfers over het budgetjaar zelf worden niet verwerkt in het macrobudget van dat jaar, omdat dan een vermenging zou optreden van de raming en het beleid van gemeenten. De raming van de volumecomponent is gebaseerd op drie componenten: 1. Het gerealiseerde bijstandsvolume in jaar t-1 uit de BUS. Het gerealiseerde bijstandsvolume in t-1 is voor enig budgetjaar het startpunt van de raming. Door voor ieder budgetjaar uit te gaan van de realisatie uit het voorafgaande jaar wordt voorkomen dat enige afwijking tussen raming en realisatie meerjarig doorwerkt. 2. De verwachte volumeontwikkeling in het budgetjaar als gevolg van conjunctuurontwikkelingen. Het CPB stelt het verwachte conjunctuureffect vast op basis van een rekenregel die dit relateert aan de geraamde ontwikkeling van de werkloze beroepsbevolking. Ook conform deze rekenregel werkt een afwijking tussen raming en volumerealisatie in het voorafgaande jaar voor 50% extra door in het budgetjaar, omdat de kans groot is dat een afwijkende voorspelling van het basismodel zich in het volgende jaar herhaalt. 3. De volumeontwikkeling als gevolg van effecten van Rijksbeleid. Hierbij kan gedacht worden aan de invoering van de Participatiewet, waarmee de Wajong is afgesloten voor nieuwe instroom van arbeidsbeperkten met arbeidsvermogen, en de leeftijdsverhoging in de AOW. De basis voor de raming van de prijscomponent voor jaar t is de realisatie van de gemiddelde prijs in het voorafgaande jaar. Deze realisatie wordt bepaald door de gerealiseerde bijstandsuitgaven in het voorafgaande jaar te delen door het gerealiseerde bijstandsvolume in het voorafgaande jaar. De gemiddelde prijs wordt ook bijgesteld aan de hand van effecten als gevolg van Rijksbeleid en loon- en prijsbijstelling. Ieder jaar wordt een deel van het vastgestelde macrobudget gereserveerd voor de verstrekking van vangnetuitkeringen aan gemeenten die in t-2 een tekort hebben gerealiseerd groter dan de eigenrisicodrempel. Vangnetuitkeringen zijn bedoeld als instrument voor herverdeling om te grote financiële risico s van gemeenten te voorkomen. Het maximale eigen risico van een gemeente bedraagt in 2017 en in 2018 8,75%. Het vangnet gaat uit van onderlinge solidariteit tussen gemeenten. Financiering vindt daarom plaats vanuit het macrobudget. Kunnen de argumenten en vooronderstellingen worden gegeven, die zijn gehanteerd bij de invoering van deze systematiek, alsmede een samenvatting van (eventuele) tussentijdse evaluaties? De financieringssystematiek voor het inkomensdeel van de Participatiewet heeft als doel gemeenten te stimuleren om het beroep op bijstand terug te dringen door hen op objectieve basis middelen toe te kennen. Essentieel daarbij is dat een verantwoord macrobudget wordt vastgesteld dat toereikend is om de totale bijstandsuitgaven van alle gemeenten te financieren. Door voor ieder budgetjaar de werkelijke realisatie in het voorafgaande jaar als uitgangspunt te nemen, wordt voorkomen dat een afwijking tussen raming en realisatie meerjarig doorwerkt. Dergelijke afwijkingen mogen gemeenten in het budgetjaar zelf benutten (in geval van een overschot) of moeten gemeenten zelf bekostigen (in geval van een tekort). Tweede Kamer, vergaderjaar 2017 2018, 34 352, nr. 72 3

Vast onderdeel van de ramingscyclus is afstemming met het CPB over het bijstandsvolume en -prijs. Deze afstemming vindt gedurende het hele jaar plaats, en primair in de aanloop naar het CEP, dat in april verschijnt, en de MEV, die in september verschijnt. Het CPB raamt het effect van de conjunctuur op de volumeontwikkeling van de bijstand aan de hand van de rekenregel die de relatie tussen de werkloze beroepsbevolking en het bijstandsvolume beschrijft. De ontwikkeling van de werkloosheid werkt namelijk met enige vertraging door op het beroep op bijstand. Deze rekenregel is in 2016 herschat op basis van de internationale definitie van werkloosheid. SZW neemt het conjunctuureffect van het CPB over. Voor beleidseffecten worden ad-hoc ramingen gemaakt. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van beschikbaar onderzoek en cijfermateriaal. SZW en CPB toetsen elkaars ramingen van beleidseffecten op plausibiliteit. Met de VNG is afgesproken dat SZW haar informeert over de wijze waarop het macrobudget tot stand komt. Daarom wordt de VNG ten tijde van de vaststelling van het voorlopig macrobudget, het nader voorlopig macrobudget en het definitief macrobudget geïnformeerd over de raming en de onderbouwing daarvan. Dit geeft de VNG de mogelijkheid haar visie te geven op (onderdelen van) de raming. Cijfermatige toelichtingen op de vaststelling van ieder macrobudget zijn te vinden op de website van de rijksoverheid. De recente discussie met de VNG over het gerealiseerde tekort in 2016 is voor het kabinet aanleiding om met de VNG in gesprek te gaan over op welke wijze de ramingsystematiek periodiek geëvalueerd kan worden. Dit is conform het advies van de Raad van State bij de wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met de verdeling van de bijstandsbudgetten 2018. Hoe verhoudt deze systematiek zich tot de financiële verhoudingswet? Het verstrekken van algemene bijstand en van uitkeringen IOAW, IOAZ en de Bbz 2004 (levensonderhoud startende zelfstandigen) alsmede het verstrekken van loonkostensubsidies is een wettelijke taak die is neergelegd bij gemeenten. Het Rijk verstrekt aan gemeenten een budget (de gebundelde uitkering Pw) voor de financiering van deze taak middels een zogenoemde specifieke uitkering. De Financiële verhoudingswet bepaalt in artikel 17 dat dergelijke specifieke uitkeringen bij wet geregeld moeten worden. Conform deze bepaling is de gebundelde uitkering Pw geregeld in de Pw, artikel 69, dat ook bepaalt dat het totaal beschikbare bedrag per wet (de SZW-begroting) wordt vastgesteld. Daarnaast regelt de Financiële verhoudingswet in artikel 15 dat een specifieke uitkering onder voorwaarden wordt verstrekt aan gemeenten en provincies ten behoeve van een openbaar belang. Het Rijk dient gemeenten te voorzien van middelen om hun wettelijke taak uit te voeren. Het Rijk geeft hier invulling aan door een toereikend macrobudget te ramen waarbij individuele gemeenten overschotten in dat jaar vrij mogen besteden en tekorten zelf moeten aanvullen. Dit is in overeenstemming met de Financiële verhoudingswet. Uitkomsten budgetverdeling 2018 Het verdeelmodel schat voor ieder huishouden in Nederland de kans op bijstand en koppelt deze kans aan een normbedrag. Het model is ten behoeve van de verdeling 2018 verder verfijnd. Bij de introductie van het model in 2015 is afgesproken een overgangsregime toe te passen waarbij de budgetverdeling deels op basis van historische uitgaven plaatsvond. Tweede Kamer, vergaderjaar 2017 2018, 34 352, nr. 72 4

Deze afspraak loopt in 2018 ten einde: de reguliere systematiek wordt in 2018 voor 100% toegepast. Daarnaast wordt er 100 miljoen uit het macrobudget gereserveerd en verdeeld op basis van het aantal gehuisveste vergunninghouders in de periode januari tot en met juli 2017 en worden de middelen ten behoeve van uitkeringen aan instellingsbewoners en dak- en thuislozen op historische basis verdeeld. De verfijning van het model en veranderende omstandigheden in een gemeente, zoals het aantal huishoudens, de samenstelling van de huishoudens en de arbeidsmarktsituatie leiden tot budgetverschuivingen ten opzichte van 2017. Ook de afloop van het overgangsregime en het aantal gehuisveste vergunninghouders zijn van invloed op de verdeling. De verdeling in 2018 laat op geaggregeerd niveau een stabiel beeld zien ten opzichte van de verdeling in 2017. De gemiddelde mutatie in het budgetaandeel voor (deels) objectief gebudgetteerde gemeenten bedraagt 5% in 2017 was dit 6%. Het budgetaandeel van de kleine en de middelgrote gemeenten samen stijgt licht in vergelijking met 2017. Het budgetaandeel van de grote gemeenten daalt. Circa driekwart van de gemeenten ontvangt in 2018 een groter budgetaandeel dan in 2017. Een vergelijkbare verdeling geldt ook voor kleine (70%), middelgrote (80%) en grote (64%) gemeenten. Aanpassing in verdeling 2017 Gebleken is dat de indicator «GGZ-gebruik in huishouden» niet geheel juist is toegepast in het verdeelmodel 2017. Een correcte toepassing leidt tot een iets gewijzigde verdeling: voor sommige gemeenten stijgt het budget, voor anderen daalt deze. Per saldo heffen de verschillen elkaar op. De verschillen zijn zeer beperkt. Gemiddeld hebben gemeenten 0,05% (circa 7.500) te veel of te weinig budget gekregen. Bij de vaststelling van de definitieve budgetten 2017 is deze kleine aanpassing in de verdeling verwerkt. Het model 2018 past deze indicator correct toe. Vangnet Ook in 2018 kunnen gemeenten die een tekort hebben in aanmerking komen voor een vangnetuitkering. Het vangnet is bedoeld om gemeenten te compenseren bij grote tekorten op het budget voor de gebundelde uitkering in meerjarig perspectief en is gebaseerd op intergemeentelijke solidariteit. De inrichting van het vangnet komt overeen met die van 2017. Dit betekent dat de verlaagde eigenrisicodrempel van 5% ook voor 2018 geldt. Voor het tekort tussen de 5% en de 12,5% wordt de helft vergoed. Het maximale eigen risico is dan 8,75%. Bij de voorbereiding van de aanvraagprocedure voor de vangnetuitkering over 2017 bleek dat een aantal regels over het vangnet tot onduidelijkheid leidde. Dit was aanleiding om de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het vangnet op enkele punten te verduidelijken. Gemeenten zijn hierover geïnformeerd via de Verzamelbrief van 14 juli 2017. Tot slot Om gemeenten meer inzicht te bieden in de uitkomsten van het model in relatie tot de eigen uitgaven is er ook dit jaar de rekentool. Deze is te vinden op www.rijksoverheid.nl. De rekentool biedt gemeenten handvatten voor beleid en uitvoering en maakt het gemakkelijker om van elkaar te leren. Het geeft gedetailleerde informatie over de verschillende typen huishoudens in een gemeente. De rekentool wordt dit jaar uitgebreid met onder meer de mogelijkheid Tweede Kamer, vergaderjaar 2017 2018, 34 352, nr. 72 5

om benchmarkgemeenten te selecteren en het biedt extra informatie over enkele regionale kenmerken. Ik hoop van harte dat gemeenten hier gebruik van maken voor hun beleid en uitvoeringspraktijk. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma Tweede Kamer, vergaderjaar 2017 2018, 34 352, nr. 72 6