Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding Wageningen. L-;:H:1 J.. i ß S H I» . -.i ta.'.:'. -. l.v--,.v:.»- -v;-_»a.t. DE TEELT VAN WALNOTEN

Vergelijkbare documenten
INVESTERINGSNIVEAU VAN LAND- EN TUINBOUWBEDRIJVEN IN VERSCHILLENDE GEBIEDEN. L.W. Vink en CG. J. van Oostrom. SÏAUii^^büOUW

Korte samenvatting literatuur walnotenteelt in NL. B Luske, Louis Bolk Instituut Walnotenteelt in Nederland

Walnotenteelt in NL. Samenvatting literatuur. Boki Luske, Louis Bolk Instituut Proeftuin Agroforestry Nederland. 6 december 2018

Bestuivingsinformatie

Presentatie. Afsterven steenfruitbomen. Klantendag Stonefruitconsult. Echteld Donderdag 7 maart. Met medewerking van Marcel Wenneker van PPO

Plant eens een walnoot

1. AGRARISCHE ONDERNEMER

FSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, De invloed van het enten op vruchtgrootte en opbrengst van twee tegen de

Pecan en Hickorynoten

Kennisuitwisseling belichte aardbeienteelt

LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT

Begin van het moestuinseizoen

Proefresultaten zoete aardappel 2016

1 E 38 3efstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas te Naaldwijk

2-1") Interne nota 170. Februari 1972 DE FINANCIËLE RESULTATEN VAN EEN AANTAL FRUIT - TEELBEDRIJVEN IN 1969 EN 1970, 5? Ci'! ;'?.

Bedrijfseconomische evaluatie van de toepassing van warmwaterbehandeling

vormen Bomen IN ONZE SERIE BOMEN VORMEN ZULLEN WE NU DE VERZORGING VAN PRUIMEBOMEN BEHANDELEN. Opkweek van vrijstaande bomen

E 38 GRONDBEDEKKINGSPROEF BIJ IJSSLA (VOORJAAR 1976) door : H.G.A. veen Esch. Naaldwijk, oktober 1976 No. 743/11/ J2-1 no?

w 73 ^ -2. \ STATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT, ONDER GLAS, TE NAALDWIJK. Verslag spinazierassenproef, door: W.P.

De rassenkeuze bij de Walnoot

Bijlage VMBO-KB biologie CSE KB. tijdvak 1

1 ALGEMEEN 2 DEFINITIES. MEDEDELING Dept. LV/AVDKP/KP/2017/13

Verbetering rendement suikerbietenteelt

FSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS,

Sectorrapport Bos- en haagplantsoen

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK. Plantafstandenproef bij bleekselderij,1964. door: D.de Ruiter. Naaldwijk,1966.

CONRADKADE DEN HAAG - TELEFOON (070)

Klein-en groter fruit

Teelthandleiding. 1.3.schietergevoeligheid

Groeikracht en vitaliteit VVA-1

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

s 98 c-b Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966. Z2J5.303I

Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij

Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Pseudomonas. Bacterieziekten. Klein en steenfruit

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING

Boom nummer Schouw commissie MH 15 september /70

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

Inhoudstafel van deze serie

Benut de rooicapaciteit en

Op YouTube zijn een aantal goede instructie video s beschikbaar:

Little Cherry Virus Dinsdag 9 september 2014

Vo (EG) Nr. 1677/88, gewijzigd bij Vo (EG) Nr. 888/97 en Vo (EG) Nr. 46/03, Vo (EG) Nr. 907/04 KOMKOMMERS

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 maart Beste natuurliefhebber/-ster,

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

RAMING VAN DEBEDRIJFS UITKOMSTEN IN 1994 VAN DEBEDRIJVEN MET GROENTETEELT OPEN GROND,FRUIT EN BLOEMBOLLENTEELT

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

1 Het einde van de teelt... en nu oogsten! Processen rondom de oogst Oogsttijdstip in de open teelten 12 1.

)EFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

Juglandaceae, botanische soorten, sier en hybride rassen

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Globaryll 100 Ieder jaar sterkere bloembotten en dikkere appels en peren

Bodemmoeheid bij appel in de bio-teelt

Gladiolen Bakkenproef 2011

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK. Het optreden van rand bij andijvie in een herfstteelt onder glas.

Programma Programma /02/2010

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Walnoot productie rassen

EPSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS,

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2015

Walnoten. Walnotenboom, een sierraad in het landschap

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

werkkalender Gemaakt door Paul en Joep voor stichting Groeituinen in april 2014

Inhoud. Voorwoord 5. Trefwoordenlijst 113. Inhoud

Bloeigedrag in courgette. Wat kunnen we doen om zoveel mogelijk vruchten te oogsten?

Interactie tussen stikstofgift en Fusariumaantasting bij Fritillaria imperialis. Auteur(s): E.A.C. Vlaming-Kroon en A.M. van Dam

De Wiershoeck, woensdag 18 april Beste natuurliefhebber/-ster,

Invuloefeningen (derde graad)

Groei en bloei van de druivenstok

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas,


Groene Detailhandel. Bol- en knolgewassen

Internationale handel visproducten

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

Teelthandleiding. 3.1 vroeg of laat zaaien

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

STICHTING PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK. Proef met verschillende ammoniumtrappen bij paprika op voedingsoplossing

Populierenteelt in de Po-vlakte

Kruid Europa Dit kruid is een tweejarige, winterharde, kruidachtige plant uit de schermbloemenfamilie. Dit betekent dat hij 2 jaar lang leeft voor hij

De Amsterdamse woningmarkt: voorzichtige stabilisatie

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

Invloed van het organische-stof gehalte van de grond op de produktiviteit van grasland

2 3 T BJBLIOTHEEK. A ï. Prssfstêïion voor de Groenten- en Fruitteelt onder 6las te Naaldwijk.

Groeicurve Bintje en Fontane 2014

Kelkrot en houdbaarheid aubergine

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Nogmaals: De arbeidsbezetting op het gezinsbedrijf

Bijlage VMBO-GL en TL

Praktijkgerichte oplossingen voor organische stofopbouw in biologische landbouw onder MAP 5

Praktijkgerichte oplossingen voor organische stofopbouw in biologische landbouw onder MAP 5

Vervanging Rode bes Rovada DLV Plant

Hoofdstuk 51 Groenvoorzieningen. Wijziging Technische Bepalingen. Gewijzigde bepalingen zijn grijs gemarkeerd. Niet gemarkeerde bepalingen zijn nieuw

Bruxelles Environnement/ Leefmilieu Brussel Div. Espaces verts

Bomen Effect Analyse Maliskampsestraat 84 te Maliskamp. In opdracht van: Familie Van Gerven. 18 november 2013 J.P.M. Hovens.

Transcriptie:

NN31545,0662 ta 662* februari 1972 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding Wageningen r- ;T... L-;:H:1 J.. i ß S H I». -.i ta.'.:'. -. l.v--,.v:.»- -v;-_»a.t. '"iftftwmi DE TEELT VAN WALNOTEN L.W. Vink BIBLIOTHEEK STARINGGEBOUW C.G.J. van Oostrom BIBLIOTHEEK DEHAAFF Droevendaalsesteeg 3a Postbus 241 6700 AE Wageningen Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemiddelen, dus geen officiële publikaties. Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten. Bepaalde notai«komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking. \}Wj(>s CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS 1 2 FEB.1998 0000 0672 8154

INHOUD biz. INLEIDING i HUIDIG VOORKOMEN 1 TEELTTECHNISCHE ASPECTEN 3 Algemeen 3 Vermenigvuldiging 3 Bestuiving 4 Klimaat 4 Bodem 5 Planten en verzorging 5 Oogst 6 Variëteiten 7 ECONOMISCHE ASPECTEN 9 Investering en exploitatiekosten 9 Prijsvorming 11 BETEKENIS VOOR HET LANDSCHAP 12 RESULTAAT 14 LITERATUUR 15

INLEIDING De teelt van walnoten is momenteel in Nederland van geringe betekenis. Ofschoon oppervlakte- of produktiestatistieken zowel nu aïs van vroeger niet beschikbaar zijn, kan uit bestaande literatuur worden afgeleid, dat de oppervlakte walnoten voor de eerste wereldoorlog groter is geweest (VANDERWAEREN, 1949; GERRITSEN, 1950). De achteruitgang zou voornamelijk te wijten zijn aan het op grote schaal kappen van de notenbomen gedurende de eerste wereldoorlog voor militaire doeleinden. Hiervoor in de plaats werden geen jonge notenbomen aangeplant, wellicht omdat het spreekwoord gold 'boompje groot, plantertje dood'. Bovendien stond nauwelijks goed plantmateriaal ter beschikking. Na de eerste wereldoorlog is het aantal notenbomen steeds verder afgenomen, enerzijds doordat tengevolge van een sterke mechanisatie en dientengevolge gunstige rentabiliteit van de teelt van appels en peren een tekort aan grond ontstond en anderzijds vele notenbomen sterk hebben geleden van de vorst tijdens de strenge winters voor en tijdens de laatste oorlog. Het voorkomen van notenbomen beperkt zich thans hoofdzakelijk tot enkele groepen en solitair staande exemplaren op erven van boerderijen en langs lanen en dijken, waarbij de bomen naast een voorziening van noten voor eigen gebruik, alleen nog betekenis hebben voor het landschap. In het navolgende zal worden getracht de mogelijkheden voor een hernieuwde aanplant van walnoten in Nederland aan te geven, waarbij nader op enkele teelttechnische en economische aspecten zal worden ingegaan. Tevens wordt eraan herinnerd dat de walnootboom ook in landschappelijk opzicht van betekenis kan zijn. HUIDIG VOORKOMEN De walnoot is van oorsprong afkomstig uit de warme gebieden van Zuidoost Europa, Klein Azië, Kaukasus en China- Vaste aanplantingen voor de produktie van walnoten komen thans voor in de Verenigde Staten van Amerika, voornamelijk in de staten Californie en Oregon en in Europa met name vooral in Frankrijk en Italië.

Ook in China en Japan wordt de teelt van walnoten uitgeoefend. In tabel 1 is een overzicht gegeven van de produktie van walnoten in de Verenigde Staten en van enige andere landen. Tabel 1. De produktie van ongepelde Engelse walnoten in de Verenigde Staten en enige andere landen Jaar V.S. Italië Produktie x 1000 Turkije kg Frankrijk Joegoslavië gem. 1950-'54 65 300 23 600 16 300 4 500 3 600 gem. 1956--60 65 700 19 100 22 800 5 400 2 900 1961 61 200 18 100 18 100 10 000 3 600 1962 72 500 27 200 32 700 7 300 4 500 1963 75 400 27 200 20 000 6 400 3 600 1964 81 400 30 800 18 100 6 800 3 400 1965 72 800 18 100 24 500 7 300 1 600 gem. 1961-'65 72 700 24 300 22 700 7 600 3 300 1966 87 100 29 900 17 000 7 300 3 300 1967 69 300 24 500 22 700 7 300 2 700 1968 86 700 21 800 16 300 10 000 2 300 1969 93 000 27 200 20 900 8 200 3 200 gem. 1966--69 84 000 25 900 19 200 8 200 2 900 Uit tabel 1 blijkt dat de produktie van walnoten in de Verenigde Staten vanaf I960 vrij regelmatig is toegenomen. De gemiddelde produktie van de jaren 1966-'69 ligt circa 25% boven die van de periode 1950-'60. In Turkije is de produktie zelfs met 60% toegenomen. In de overige landen blijft de produktie vrijwel op hetzelfde niveau. Opmerkelijk zijn voorts de jaarlijks optredende verschillen in de omvang van de produktie, doorgaans een gevolg van wisselende weersomstandigheden tijdens de bloeiperiode. Vooral het voorkomen van late nachtvorsten kunnen zeker bij de vroeg bloeiende variëteiten, oogstdepressies veroorzaken. Evenals voor Nederland zijn ook voor het buitenland geen nauwkeurige areaalgegevens beschikbaar.

TEE LT TECHNISCHE ASPECTEN Algemeen De walnoot behoort tot de groep van de zogenaamde okkernoot - achtigen of wel de familie der Juglandaceae. Het geslacht Juglans is het meest bekende geslacht in deze familie en bevat zeer veel soorten en variëteiten, waarvan de bekendste de Juglans regia of wel de gewone Engelse walnoot en de Juglans nigra of wel de zwarte walnoot zijn, meestal voorkomend als zaailingen. In Nederland wordt vrijwel alleen de Engelse walnoot aangetroffen. De notenboom is reeds op grote afstand te herkennen door het grote en in de breedte sterk ontwikkelde takgestel, waarbij de bladeren een speciale geur verspreiden. De niet verplante, zaailingen hebben veelal een diepgaande penwortel en staan goed verankerd. Ze kunnen een hoogte bereiken tot meer dan 20 m. De vruchten hebben een hoge voedingswaarde en smaken uitstekend. De noten worden voor het merendeel ongepeld gedroogd en tijdens de wintermaanden geconsumeerd. Ook worden notenkernen verwerkt door banketbakkerijen en dergelijke. Vermenigvuldiging De vermenigvuldiging van de walnoot geschiedde tot de tweede wereldoorlog vrijwel uitsluitend door zaaien. Deze wijze van vermenigvuldiging heeft voor de walnoot echter, vooral gebruikt als vruchtbomen, het grote bezwaar, dat de notenboom meestal niet soortecht wordt voortgeplant (VANDERWAEREN, 4949; MAURER, 1968). De bomen vertonen onderling veelal zeer grote verschillen, waarbij vooral de mate van vruchtbaarheid en het tijdstip waarop de bomen vruchten beginnen te geven sterk uiteenlopen. Ook de kwaliteit van de noten laat vaak te wensen over. Tegenwoordig wordt vrijwel alleen nog gezaaid voor de verkrijging van onderstammen. De vermeerdering van de walnoot geschiedt thans op vegetatieve wijze en wel door middel van enten, meestal op zaailing onderstammen van Juglans regia of Juglans nigra. Door deze methode van vermenigvuldiging, welke in ons klimaat onder verwarmd glas moet plaatsvinden, worden alle eigenschappen van de geënte variëteit zuiver voortgezet. Het gevolg hiervan is geweest, dat het sortiment langzamerhand aanzienlijk is verbeterd. De ontwikkeling van deze

veredelingsmethode voor walnoten, waarover een omvangrijke, merendeels buitenlandse, literatuur bestaat, heeft geleid tot de verkrijging van laatbloeiende en zodoende regelmatiger dragende variëteiten. In tegenstelling tot de zaailingen, die vaak pas na 15 jaar vruchten gaan voortbrengen, is dat bij de veredelde bomen meestal reeds na 3-5 jaar het geval. De moeilijkheden rond de veredeling van walnoten zijn echter nog niet geheel opgelost. Zo blijkt dat door de noodzakelijkheid van verplanten de wortelve ranke ring van veredelde bomen slechter is dan bij zaailingen. Het gebruik van Juglans regia als onderstam zou in dit verband beter zijn dan Juglans nigra. Hiertegenover staat echter weer een grotere vorstgevoeligheid van de eerstgenoemde onderstam. Vooral hij temperaturen van minus 20 C of nog lager kan schade optreden. Ook is nog te weinig bekend over de invloed van de onderstam op de groeikracht en de daarmee verband houdende vruchtzetting. Bekend is dat bij Juglans regia de boom een sterkere groei haeft in vergelijking met Juglans nigra, alhoewel de bomen ook op Juglans regia in omvang aanmerkelijk kleiner blijven dan bij het gebruik van zaailingen. B e stuiving Bij de aanplant van walnoten zal het vaak gewenst zijn een aantal bestuivende variëteiten bij te planten. Alhoewel de walnoot gewoonlijk éénhuizig is en een tweeslachtige bloeiwijze heeft, is er vaak een tijdsverschil in de bloeitijd van de vrouwelijke en mannelijke bloemen waar te nemen. Dit bloeiverschil, wat respectievelijk protandrie of protogynie wordt genoemd, al naar gelang de mannelijke katjes vroeger of later dan de stampers tot volledige ontwikkeling zijn gekomen, wordt beïnvloed door de weersomstandigheden tijdens de bloeiperiode. Enkele variëteiten zijn apomictisch, dat wil zeggen, ze kunnen zonder bestuiving of bevruchting noten van uitstekende kwaliteit voortbrengen. Klimaat De walnoot is als boom zeer winterhard. Zo is bekend dat notenbomen in Siberië een temparatuur van - 35 C kunnen doorstaan (CHILDERS, 1969). Het kritieke stadium in de groei van notenbomen is evenwel het vroege tijdstip van ontwikkeling van de jonge scheuten en de bloeiperiode. In het algemeen en zeker bij zaailingen valt de bloeiperiode vroeg in het voorjaar (april). Bloemen en scheuten

lopen daardoor dikwijls de kans door late nachtvorsten te worden vernietigd. Doordat de walnoot op vegetatieve wijze kan worden vermeerderd is het rassen. sortiment zover ontwikkeld, dat thans laatbloeiende (mei) variëteiten ter beschikking staan. De kans op misoogsten door vorstschade is hierdoor aanzienlijk verminderd. Veel regen tijdens de bloeiperiode kan ook een slechte vruchtzetting tot gevolg hebben, doordat het stuifmeel door het water wordt vastgehouden. Het verdient de voorkeur geen walnoten aan te planten op plaatsen dié geen beschutting bieden tegen noordoostelijke winden. Deze, vaak koude en droge, winden kunnen af sterving van twijgen en takken veroorzaken, doordat de celsappen uitdrogen. Afscherming met een haag populieren of dergelijke kan deze schade sterk beperken. Bodem De walnoot stelt geen hoge eisen aan de grond, zeker in vergelijking met andere vruchtbomen. De bomen groeien het best op gronden die los zijn en geen ondoordringbare lagen hebben tot circa 1,20 m diepte (VANDERWAEREN, 4949; MOORE, 4962). Zoals reeds is gesteld, is de beworteling van de veredelde walnoten vrij ondiep. De hoofdmassa van de wortels bevindt zich in het algemeen tussen circa 30 en 100 cm. Een aan de bewortelingsdiepte aangepaste grondwaterstand en een gelijkmatige vochtvoorziening geven de walnoot gunstige groei-omstandigheden, waarbij de natuurlijke samenstelling van de grond van veel minder betekenis is. In dit verband kan er op worden gewezen, dat de bomen op Juglans regia een drogere bodem kunnen verdragen dan op Juglans nigra onderstam. Planten en verzorging De beste planttijd voor de walnoot is de vroege lente. De dan optredende stijging van de bodemtemperatuur kan een snel aanslaan van de bomen bevorderen, hetgeen van groot belang is voor de latere standvastheid. Als plantmateriaal kunnen het beste éénjarige veredelingen met een stamhoogte van circa 4, 50-2, 00 m worden gebruikt. De plant af stand is afhankelijk van de keuze van de onderstam. Voor wat betreft de meest gebruikte onderstammen bedraagt deze voor Juglans regia circa 9 x 40 m en voor Juglans nigra circa 7 x 8 m (MAURER, 4968). In verband met de geringe standvastheid van

de veredelde walnoot gedurende de eerste jaren na het planten, kan het dienstig zijn de bomen te voorzien van een steunpaal. Bij het planten wordt in het algemeen een voorraadbemesting gegeven in de orde van grootte van 300 kg superfosfaat en 500 kg zwavelzure kali per ha. Goed aangeslagen walnotenbomen stellen geen hoge eisen aan verzorging en bemesting. De verzorging beperkt zich tot het onkruid vrijhouden van de grond, waarbij geen diepe grondbewerking kan worden toegepast in verband met de grote kans op wortelbeschadigingen. Eventueel kan de aanplant in gras worden gelegd, waarbij, vooral tijdens de oogst het gras kort moet worden gehouden voor de verzameling van de noten. Het snoeien gebeurt als de bomen in het blad staan in de periode juni tot en met september en bestaat voornamelijk uit het wegnemen van het dode hout en overtollige scheuten. Bij snoei op een later tijdstip kunnen de snoeiwonden zich vaak niet genoeg op tijd herstellen en blijft het gevaar voor bloeden bestaan. De kosten van bemesting bedragen circa de helft van de normale giften bij appelaanplantingen. Ter oriëntatie kan in het algemeen met een jaarlijkse éénmalige gift van circa 60 kg stikstof, 30 kg fosfor en 85 kg kali per ha worden volstaan. Ziektenbestrijding in de notenteelt wordt weinig toegepast. Voorzover aantastingen door zwammen worden geconstateerd, zijn deze in het algemeen te bestrijden met één of meerdere bespuitingen van een koperpreparaat. Oogst De oogst van de walnoot valt in Nederland in de periode van half september tot half oktober. Voorwaarde voor een goede kwaliteit is dat de noten rijp worden geoogst. Hiervoor kan het beste worden gewacht tot het moment dat de noten vanzelf uit de bolster vallen- Daar noten niet gelijktijdig af rijpen duurt de oogst als regel 2 à 3 weken. De vruchten worden opgeraapt of bij grotere aanplantingen eventueel op machinale wijze verzameld. Afhankelijk van de weersgesteldheid dient dit 2 à 3 keer per week te gebeuren om schimmelen en verkleuring van de noten te voorkomen. De grond kan daarbij van te voren het beste worden gerold en moet praktisch onkruid vrij zijn. Bij opstanden in gras moet het gras kort worden gehouden.

De grootte van de oogst is afhankelijk van type, leeftijd en variëteit. Zaailingen beginnen in het algemeen pas na circa 15 jaar te dragen, waarbij de opbrengsten van deze grote bomen van jaar tot jaar sterk kunnen wisselen. Bekend is dat in België gemiddeld met een opbrengst valt te rekenen van 30-40 kg per boom van 35 jaar en ouder (VANDERWAEREN, 1949). De opbrengst van veredelde bomen bedraagt na 3 à 4 jaar circa 2-4 kg per boom. Ongeveer 15-35 kg droge noten worden voortgebracht door de 10-jarige bomen, terwijl de hoogste opbrengsten van gemiddeld circa 30-40 kg per boom worden bereikt bij de veredelde walnotenbomen van 15 jaar of ouder (MAURER, 1968). Bij een aanplant van bijvoorbeeld 125 bomen per ha kan aldus een opbrengst in de orde van grootte van 3,5-5 ton droge noten worden gehaald. MARTIN, es. (1969) geven eveneens opbrengsten van circa 4 ton per ha als resultaat van onderzoekingen naar de opbrengsten van walnoten in Californie. Na de oogst moeten de noten onmiddellijk worden gev/assen om ze van de resten van de groene bolster te ontdoen. De noten worden daarna opgeslagen in een goed geventileerde ruimte, v/aarbij een snelle droging van de vruchten van groot belang is om schimmelvorming te voorkomen. Na het droogproces zijn de noten geschikt voor consumptie en worden veelal in een netverpakking met een kleine inhoud op de markt gebracht. Variëteiten Voor wat betreft de keuze van de te planten rassen kan worden gesteld, dat onder onze klimaatsomstandigheden van laat bloeiende variëteiten moet worden uitgegaan. In Nederland werden in de jaren 1945-1960 door het IVT pogingen in het werk gesteld om te komen tot voor ons klimaat geschikte rassen (GERRITSEN, 1953 en 1954). Dit onderzoek heeft geleid tot een selectie van een 10-tal variëteiten. Thans wordt, voor zover ons bekend, alleen op een bedrijf in Zeeland raasenonderzoek uitgevoerd (WESTEINDE, 1970). Op dit bedrijf zijn een 50-tal variëteiten uitgeplant, waarbij onder meer aandacht wordt besteed aan het tijdstip van uitlopen, de bloeiperiode, de bestuiving, de vruchtbaarheid en de groeikracht. Als voorlopig resultaat van dit onderzoek onder Nederlandse klimaatsomstandigheden, zijn een vijftal hoofdrassen geselecteerd, waarvan als belangrijkste de Buccaneer (nr.5110), de Broadview en nr. 26 kunnen worden genoemd. Van deze laatbloeiende en vroeg dragende rassen is de

x 100 gld/ha. jaar ^5 Opbrengst 2 ' 3 T 4 ' 5 ' 6 ' 7 ' 8 ' 9 ' 10 ' 11 ' 12 ' 13 ' 14' 15 ' 16 ' 17 ' 18 " 19 '. 20' Fig. 1. Het verloop van opbrengst en kosten van één ha veredelde walnoten jaar

Buccaneer zeer geschikt voor het gebruik als be stuiver van andere notenrassen. Met nr. 26 zijn ook in Duitsland op het Instituut voor de Fruitteelt in Geisenheim uitstekende resultaten behaald (MAURER, 1968). ECONOMISCHE ASPECTEN In tegenstelling met de teelt van appels en peren wordt in Nederland, maar ook in het buitenland weinig of geen onderzoek verricht naar de economische betekenis van de walnotenteelt. Kwantitatieve gegevens over opbrengsten en kosten zijn slechts gebrekkig te achterhalen of ontbreken helemaal. Investering en exploitatiekosten Getracht is een kostenberekening op te zetten voor één ha veredelde walnoten, waarbij is verondersteld, dat de aanplant zo vlug mogelijk wordt afgeschreven (pay-off period). In de berekening is aangenomen dat er 125 bomen worden ingeplant, de aanplant tenminste 20 jaar meegaat (in teelttechnisch opzicht is voorzover nu bekend vóór het 30e jaar geen achteruitgang te verwachten) en de oogst geheel in handwerk wordt uitgevoerd. Grond- en gebouwenkosten zijn op pachtbasis à ƒ 700 per ha in de berekening opgenomen. Er is gerekend met een rentevoet van 8% en een arbeidsvergoeding van ƒ10 per uur. De investering voor de aanplant bedraagt ƒ 2500.. De opbrengstgegevens zijn verkregen uit de resultaten van de walnotenteelt op het Instituut voor de Fruitteelt in Geisenheim, welke zoals hiervoor reeds is vermeld, gemiddeld voor een 4-jarige aanplant 2-4 kg, voor een 10-jarige aanplant 15-35 kg en voor een 15-jarige aanplant of ouder 30-40 kg per boom bedragen. In de berekening is uitgegaan van de hiervoor genoemde minimum-opbrengsten met een waarde af bedrijf van ƒ 2250 per ton. De kosten voor grondbewerking, verzorging») bemesting, enz. zijn afgeleid van de voor de teelt van pit- en steenvruchten gangbare normen (L.E.I.; CULTUURTECHNISCHE DIENST 1971). Uit fig. 1 blijkt dat in de loop van het 10e jaar na aanplant de opbrengsten voor het eerst groter zijn dan de directe kosten vermeerderd met de kosten van rente, grond en gebouwen. Het 10e jaar is dan ook het eerste jaar dat op het geïnvesteerde vermogen kan worden afgeschreven. Tot dit tijdstip moet op de investering steeds wor-

importprijs Ned. (100 = ƒ 1710/ton) produktie V.S. (100 = 74900 ton) producentenprijs Frankrijk (100 = ƒ 1215/ton) producentenprijs Italie (100 = ƒ 1400/ton) producentenprijs V.S. (100 = ƒ 1770/ton) Index 20() 180-160" 140-120- 100 80 T i i r r 'i i i i i i» i V '55 '56 '57 '58 '59 '60 '61 '62 '63 '64 '65 '66 '67 '68 '69 jaar Fig. 2. 3-jaarlijks gemiddelde van importprijs in Nederland, produktie in V.S. en producentenprijzen in Frankrijk, Italie en de Verenigde Staten voor walnoten 10

den bijgeschreven. Het geïnvesteerde vermogen neemt hierdoor toe van ƒ 2500 tot ƒ 13500 per ha- Wordt het positieve verschil tussen kosten en opbrengsten vanaf het 10e jaar geheel aangewend voor de afschrijving van de aanplant, hetgeen in fig. 1 is verondersteld, dan wordt in het 16e jaar voor het eerst een netto-over schot verkregen. Bij een gebruiksduur van de aanplant van 20 jaar bedraagt het gemiddelde netto-over schot ruim ƒ 540 per ha per jaar of wel ƒ 8 per ƒ 100 geïnvesteerd vermogen c.q. ƒ 13 per ƒ 100 kosten. Bij een levensduur van de aanplant zonder opbrengstdaling van 25 jaar, stijgt het gemiddeld netto-over schot per jaar met ruim 70% tot circa 930 per ha. Bij een stijging c.q. daling van de opbrengst met 10% daalt respec' tievelijk stijgt het maximaal geïnvesteerde vermogen tot achtereenvolgens ƒ 12 300 en ƒ 15 000 per ha in respectievelijk het 9e en 11e jaar na aanplant. Het netto-over schot over 20 jaar neemt hierbij toe respectievelijk af tot circa ƒ 870 c.q. ƒ 260 per ha per jaar, waarbij achtereenvolgens de aanplant in het 14e respectievelijk 18e jaar is afgeschreven. Uitgaande van genoemde kosten en opbrengsten en een levensduur van de aanplant van 20 jaar, bedraagt de interne rentevoet circa 14%. De teelt van walnoten kan worden gerangschikt onder de arbeidsextensieve cultures. Eén ha walnoten in volle produktie vraagt globaal circa 260 uur arbeid, waarvan ruim 80% in de oogstperiode. Tijdens de oogst, waarvan in de berekening de uitvoering in handwerk is verondersteld, is het mogelijk gebruik te maken van ongeschoolde arbeidskrachten. Aangenomen mag echter worden, dat bij grotere aanplantingen in volle produktie, mechanische oogstmethoden zullen worden toegepast. Prijsvorming Om een indruk te verkrijgen van de prijsvorming van walnoten zijn in fig. 2 de importprijs van walnoten in Nederland alsmede de telersprijzen in Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten weergegeven als 3-jaarlijks gemiddelde. Uit het verloop van de importprijs van walnoten in Nederland valt sinds 1955 een regelmatige nominale prijsstijging te constateren van gemiddeld circa 5,5% per jaar, hetgeen overeenkomt met een reële verhoging van ongeveer 1%. De telerepr ijzen in Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten vertonen eveneens een nominale stijging. Gereli

:ii;.;

kend over de periode vanaf 1955 is in Italië sprake van een werkelijke toename van de producentenprijzen met gemiddeld eveneens i%. In Frankrijk en de Verenigde Staten is nauwelijks sprake van een reële prijsstijging van walnoten. Tenslotte kan nog worden vermeld, dat de produktie in de Verenigde Staten gemiddeld met circa 1, 5% pex jaar toeneemt, wat ruim 0, 5% meer is dan de jaarlijkse groei van de bevolking. BETEKENIS VOOR HET LANDSCHAP Zoals in de inleiding reeds is vermeld, beperkt zich momenteel het voorkomen van walnotenbomen in Nederland tot enkele groepen en solitair staande exemplaren. Hierbij hebben de bomen vrijwel alleen betekenis voor het landschap. Ook MILLIKAN (1965) wijst op de landschappelijke waarde van de walnotenbomen en concludeert dat de walnoot in de Verenigde Staten een grotere plaats in het landschap toe - komt dan tot nu toe is bereikt. In Nederland worden de laatste jaren op grote schaal de hoogstam boomgaarden gekapt, een en ander als gevolg van de slechte rentabiliteit van deze verouderde fruitopstanden. In vele gevallen is een alternatieve gebruiksmogelijkheid van de vrij gekomen cultuurgrond niet direct voorhanden. Vaak wordt er toe over gegaan de grond te verpachten, terwijl hier en daar populieren worden aangeplant. Naar de mening van velen is hierdoor de schoonheid van het landschap in deze gebieden sterk achteruit gelopen en worden zelfs pogingen in het werk gesteld een stichting in het leven te roepen tot behoud van de hoogstam boomgaarden. Een aanplant van walnoten in dergelijke gebieden zou niet alleen kunnen bijdragen tot de instandhouding van het bestaande landschap(fig. 3), maar kan door het arbeidsextensieve karakter en de rentabiliteit van de teelt van betekenis zijn bij een keuze uit een aantal alternatieve gebruiksmogelijkheden van de vrijgekomen cultuurgrond. Een beperkende factor bij een dergelijke aanplant zou evenwel de vrij hoge initiële investering kunnen zijn. 12

-I ';vv

'3 k u tn a CL c o BC V o CL O -3 cl CL <-* 13

RESULTAAT De geringe animo voor de teelt van walnoten tot nu toe in Nederland, wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat het bestaan van veredelde bomen, waarop vroeg dragende en laat bloeiende notenvariëteiten zijn geënt, niet algemeen bekend is. Door de veredeling van walnoten zijn de financiële resultaten van de teelt, vergeleken met een aanplant van zaailingen, aanzienlijk verbeterd. De prijzen van de walnoten in de producerende landen en daarmee samenhangend de importprijzen in Nederland, vertonen een regelmatige stijging, waarbij in het algemeen sprake is van een reële verhoging. Ook het arbeidsextensieve karakter van de teelt kan juist in de tegenwoordige tijd van betekenis zijn als het gaat om een keuze uit een aantal alternatieve gebruiksmogelijkheden van de cultuurgrond. Uit de omvang van het huidig binnenlands verbruik, waarin ge - heel door import wordt voorzien, kan globaal worden afgeleid, dat een aanplant van circa 1500 ha walnoten bij gelijkblijvend verbruik per hoofd van de bevolking, de gehele import kan vervangen. Een gunstige ontwikkeling van een walnotenteelt in Nederland zal kunnen worden bevorderd door een he-rnieuwde en intensievere aanpak van het onderzoek, waarbij vooral aandacht zal moeten wor - den besteed aan de verbetering van de bestaande ver e de ling s methoden en het ras sens ortiment. Mogelijk kan het voorgaande een bijdrage zijn tot een nadere bezinning over de perspectieven van een walnotenteelt in ons land, waarbij in eerste instantie is gedacht aan een aanplant in die gebieden waar, door de slechte bedrijfsresultaten de appel en peren hoogstam boomgaarden verdwijnen. Een aanplant van walnoten kan in dergelijke gebieden het bestaande landschap in stand houden, zodat naast een economisch nut ook nog een landschappelijke waarde aan de teelt kan worden toegekend. Ook in ruilverkavelingsverband valt te denken aan een verspreide aanplant van groepen notenbomen, langs de bermen van wegen of bijvoorbeeld op blijvend onregelmatig gevormde percelen an als erfbeplanting bij boerderijen. 14

LITERATUUR BUREAU VOOR DE STATISTIEK DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, 1970. Basis statistieken van de Gemeenschap. CHILDERS, N.F., 1969- Modern Fruit Science. Rutgers University, New Jersey. CULTUURTECHNISCHE DIENST, 1971. Bedrijfseconomisch Onderzoek in de rvk 'Kapelle-Wemeldinge' (concept). FOOD AND AGRICULTURE ORGANIZATION OF THE UNITED STATES, Production Yearbook 1965, vol. 19 en 1970 vol. 24. GERRITSEN, C.J., 1950. Vooruitzichten van de noteteelt. Tuinbouw - gids 1950., 1953. De ras senkeuze bij de walnoot. Med. 45 IVT, 1954. Nieuws over de teelt van walnoten. Tuinbouw - gids 1954. LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT. Bedrijfseconomisch vademecum voor de tuinbouw. MARTIN, G.C., H.I. FORDE en E.F. SERR, 1969- Yield Performance of (Juglans regia) 'Payne' on Seedlings of Northern California Black Walnut (Juglans hindsii) Rootstock at Three Planting Distances. Hort. Science Vol. 4, no. 2. MAURER, K.J., 1968. Schalenobst-Anbau. Verlag Eugen Ulmer, Stuttgart, Heft 112. MILLIKAN, D.F., 1965. Nut trees for the landscape - Hardy Persian Walnuts. American Nurseryman, dec. 1965., 1965. Nut trees for the landscape - The black Walnuts. American Nurseryman, dec. 1965* MOORE, R.C., 1962. Nut trees for home planting. Bulletin 227- Virginia Polytechnic Institute. PRODUKTSCHAP VOOR GROENTEN EN FRUIT. Jaarverslagen 1965-1970. UNITED STATES DEPARTMENT OF AGRICULTURE. Agricultural Statistics I960-1970. VANDERWAEREN, R., 1949. Notenteelt. Belgische Boerenbond, Leuven. WESTEINDE, J.C. VAN'T, 1970. De okkernoot Juglans Regia. De Fruitteelt 1970, pag. 1272-1276. 15