Primas Scholen Groep Aanbevelingen grammatica BO VO De BOVO-werkgroep Grammatica Basisonderwijs: Ans de Graaf, Regenboogschool Rian Janse, Primas-scholengroep (Bergpadschool) Bob Lilipaly, Perspectief-scholengroep (Louise de Colignyschool) Anita Lourense, Algemene Basisschool Margreet de Muijnck, VCO Middelburg (Acaciahof) Voortgezet onderwijs: Angela van Alphen, VMBObk, CS Walcheren Gaitrie Bholasing, HAVO/VWO, Nehalennia SSG Klaas de Nooijer, MAVO, CS Walcheren Jessica Pattipeilluhu, HAVO/VWO, Scheldemond College Catalijn van Wijk en Lieneke Boeije, HAVO/VWO, CS Walcheren BOVO-stuurgroep: Dick Hoeksema, CS Walcheren Walcheren, 21 mei 2012 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Opdracht van de werkgroep 3. Ervaringen in het BO 4. Ervaringen in het VO 5. Vergelijking van de ervaringen in BO en VO 6. De grammaticale eisen van 1F en 1S/2F 7. Aanbevelingen voor BO en VO 8. Gebruikte bronnen Bijlage 1-4 1
2
1. Inleiding De BOVO-werkgroep Grammatica is in het leven geroepen door de BOVO-stuurgroep van Perspectief, Primas, VCO en CSW, om de aansluiting BO -> VO voor grammatica te verbeteren. Ook vertegenwoordigers van andere BO-scholen mogen deelnemen. Aangezien er ook leerlingen van Perspectief, Primas en VCO doorstromen naar Nehalennia en Scheldemond zijn vertegenwoordigers van deze VOscholen gevraagd aan te schuiven. In mei 1997 rapporteerde de toenmalige BOVO-werkgroep de uitslag van de Enquête aansluiting Nederlandse taal BAO-VO, met aanbevelingen van de drie directeurenkringen christelijk basisonderwijs Middelburg, Vlissingen en Dorpen en de bijlage Wijze van omgaan CSW met kerndoelen 11 (grammatica) en 12 (begrippen) van het basisonderwijs. Deze bijlage is letterlijk overgenomen in De Ophaalbrug van september 2003, een bundel met werkmateriaal bij de overstap BO -> VO, samengesteld door drie BOVO-kwaliteitsgroepen taal, rekenen/wiskunde en vaardigheden. Per 1 augustus 2010 zijn wettelijk Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen vastgesteld. Zie www.steunpunttaalenrekenenvo.nl en www.taalenrekenen.nl Hierin wordt beschreven wat kinderen op verschillende momenten in hun schoolcarrière moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen. Voor het BO, VMBO, HAVO en VWO worden resp. de fundamentele niveaus 1F, 2F, 3F en 4F en streefniveaus 1S, 2S, 3S en 4S verplicht. 2F = het zogenaamde burgerschapsniveau of algemeen maatschappelijk niveau, de niveaus 4F en 4S gelden alleen voor taal. Verder geldt voor taal: 1F 1S = 2F 2S = 3F 3S = 4F 4S. Naast aanbodgerichte kerndoelen is er nu dus sprake van op resultaat gerichte referentieniveaus. Voor de afsluiting van het BO zijn de niveaus 1F (potentiële VMBObk-leerlingen) en 1S = 2F (potentiële VMBOk/MAVO/HAVO/VWO-leerlingen) van toepassing. Figuur 1: De referentieniveaus, verdeeld in de fundamentele niveaus en de streefniveaus: Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (Meijerink, 2008). Figuur 2: Het referentiekader, hier gekoppeld aan het onderwijsstelsel: Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (Meijerink, 2008). 2. Opdracht van de werkgroep Stel aanbevelingen op voor een zo goed mogelijke aansluiting BO -> VO voor de grammatica van het vak Nederlands. Startpunt is de grammatica in het basisonderwijs, rekening houdend met de referentieniveaus 1F en 1S/2F, dan komt aan de orde de vraag of daar tussen de BO-scholen onderling afstemming nodig en mogelijk is en tenslotte hoe de VO-scholen het beste op het BO kunnen aansluiten. 3. Ervaringen in het BO - De vijf vertegenwoordigde BO-scholen gebruiken vier verschillende methoden voor Nederlands (zie bijlage 1). Deze methoden behandelen de grammatica (zeer) uitgebreid wat onderdelen betreft, maar 3
schieten vaak tekort in verwerkingsmogelijkheden, waardoor soms aanvullende methoden gekozen worden voor extra oefening (zie bijlage 1). - De vijf leerkrachten BO bieden alle aangeboden grammatica-onderdelen uit hun methode aan, sommige onderdelen beperkt (slechts 1 of 2 keer), soms met gedifferentieerde verwerking, afhankelijk van de mogelijkheden van de leerlingen. - De vijf leerkrachten constateren dat hun methoden de grammatica-onderdelen hap-snap, door elkaar, behandelen. Om een logische opbouw te realiseren heeft De Wissel voor de leerkrachten leerlijnen taal en spelling samengesteld en voor de leerlingen een mapje met regels. Acaciahof maakte voor de leerlingen (een zeer gewaardeerd) beknopt overzicht Ontleden, zinsdelen (redekundige ontleding) en woordbenoeming (taalkundige ontleding). 4. Ervaringen in het VO - Ook de drie VO-scholen hebben onderling verschillende methoden voor Nederlands (zie bijlage 1). De grammatica-onderdelen komen, gespreid over het jaar, voldoende aan de orde. - Weliswaar wordt in elk schooltype bij het begin begonnen, maar gaat de behandeling van grammaticale termen in het HAVO/VWO verder en sneller dan in het MAVO en VMBObk. - De opbouw van de grammaticaonderdelen in de VO-methoden is logisch en komt grotendeels overeen. 5. Vergelijking van de ervaringen in BO en VO - De onderlinge afstemming van de terminologie in de BO- en VOmethoden is goed. - Met name in VMBObk en MAVO kennen de leerlingen basisbegrippen als persoonsvorm en werkwoord niet meer en weten ze niet meer hoe werkwoorden vervoegd horen te worden. In HAVO/VWO halen de leerlingen veel grammaticale begrippen door elkaar. In alle schooltypen hebben leerlingen moeite met het uit elkaar houden van taalkundig en redekundig ontleden. Indien mogelijk zou het VO meer moeten kunnen profiteren van wat er in het BO geleerd is. - Natuurlijk hebben HAVO/VWO-leerlingen er voordeel van als ze bepaalde grammaticale termen voor gevorderden al gehad hebben, maar dat geeft voor deze leerlingen, met hun relatief grote inzichtelijke vermogens, niet veel leerwinst. Belangrijker is dat alle leerlingen in het BO in ieder geval een beperkte, maar solide basis krijgen, die door zoveel mogelijk leerlingen beheerst wordt (less = more). 6. De grammaticale eisen van 1F en 1S/2F Uit de tabellen 1 Niveaubeschrijvingen begrippen taal (1F, 2F) en 2 Niveaus voor spelling, interpunctie en grammaticale begrippen voor werkwoordspelling (1F, 2F, 3F, 4F) blijkt dat de referentieniveaus van de in het BO aan te leren grammaticale begrippen beperkt zijn. Zie Meijerink (2009a: 17, 20; 2009b: 21, 24) en Beek & Paus (2011: 29, 32). We hebben ze verwerkt in onderstaande aanbevelingen. 4
7. Aanbevelingen voor BO en VO 7.1 Leg een goede basis (zie 7.2). Bied pas grammaticale termen voor gevorderden aan als de basis beheerst wordt. Onderhoud de basis. 7.2 De basis in het BO voor 1F en 1S/2F, waarop het VO aansluit met resp. VMBObk en VMBOk/MAVO/HAVO/VWO): Zinsdelen benoemen (redekundige ontleding), in volgorde: 1F: 1. persoonsvorm (zie bijlage 2), 2. zinsdelen, 3. gezegde *), 4. onderwerp, 5. lijdend voorwerp 1S/2F: meewerkend voorwerp *) nog niet werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde Woordsoorten benoemen (taalkundige ontleding), in volgorde: 1F: 1. zelfstandig naamwoord, 2. lidwoord, 3. bijvoeglijk naamwoord, 4. werkwoord *) 1S/2F: voorzetsel *) nog niet zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord of hulpwerkwoord Aanvullende grammaticale begrippen: - Tijd van een werkwoord (tegenwoordige tijd en verleden tijd, in het BO soms tijd van nu en tijd van vroeger genoemd; voltooid en onvoltooid) - Getal: meervoud, enkelvoud. - Eerste, tweede en derde persoon. - Hele werkwoord (infinitief; in het BO soms woordenboekvorm genoemd) - Stam van een werkwoord (in het BO wordt de ik-vorm veel gebruikt; zie bijlage 3) - Voltooid deelwoord. - Zwakke en sterke werkwoorden - t Ex-fokschaap of t ex-kofschip (om te bepalen of een voltooid deelwoord eindigt op t of d en de verleden tijd van een zwak werkwoord met een t of een d gespeld wordt; zie bijlage 3) Opmerking: De termen werkwoordelijk gezegde, hoofdzin, bijzin (1F) en lijdende en bedrijvende vorm (1S/2F) noteren we PM, omdat ze in de tabellen 1 en 2 van de referentieniveaubeschrijvingen (zie punt 6), genoemd worden en daarom in de toekomst mogelijk aan het eind van het BO getoetst worden. We verwachten dit niet. Het onderscheid werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde vinden we thuis horen in het VO (hoewel een lijdend voorwerp natuurlijk alleen kan voorkomen in combinatie met een werkwoordelijk gezegde). 7.3 Breng een duidelijke, fysieke scheiding aan in het benoemen van zinsdelen en woordsoorten. Bijvoorbeeld op het bord boven en onder een zin (tip Regenboogschool, CSW). 7.4 In de methoden staan vaak de grammatica-onderdelen hap-snap door elkaar. Zorg voor een beknopt duidelijk overzicht (voorbeeld good practice van Acaciahof, verwerkt in bijlage 4). 7.5 Het kunnen verdelen van een zin in zinsdelen ( streepjes zetten ) is een essentiële basisvaardigheid. In de VO-methode Op niveau wordt die vaardigheid het herkennen van het bouwplan van een zin genoemd. Voor het oefenen kan gebruik gemaakt worden van (gratis) digitaal oefenmateriaal, bijvoorbeeld op http://www.cambiumned.nl/oefeningengrammatica.htm of www.beterontleden.nl 8. Gebruikte bronnen - Acaciahof, z.j.. Ontleden, zinsdelen (redekundige ontleding) en woordbenoeming (taalkundige ontleding). - Beek, A., en H. Paus, 2011. Leerstoflijnen begrippenlijst en taalverzorging beschreven. SLO. Te downloaden van www.taalenrekenen.nl - BOVO-Kwaliteitsgroep Taal, 2003. De Ophaalbrug: 3-6. 5
- BOVO-Werkgroep, 1997. Wijze van omgaan CSW met kerndoelen 11 (grammatica) en 12 (begrippen) van het basisonderwijs. - Cito, 2012. Toets taal versie 23, niveau GT (niveau 2F). - Meijerink, H., e.a., 2008. Over de drempels met rekenen. Te downloaden van www.taalenrekenen.nl - Meijerink, H., e.a., 2009a. Een nadere beschouwing. Over de drempels met taal en rekenen. Te downloaden van www.taalenrekenen.nl - Meijerink, H., e.a., 2009b. Referentiekader taal en rekenen. Te downloaden van www.taalenrekenen.nl - Stuurgroep taalbeleid CSW, 2011. Grammatica en bouwplan maken in het BO: een stevig fundament voor het VO. - Taal in beeld, z.j.. Leerlijnen Taal in beeld. - Talent, z.j.. Overzicht grammatica in HAVO/VWO-1 (niveau 2F) - De Wissel, z.j.. Leerlijnen taal en spelling. Voor actuele informatie: www.taalenrekenen.nl, www.schoolaanzet.nl > referentieniveaus en www.steunpunttaalenrekenenvo.nl Bijlage 1: De methoden Nederlands van de scholen in de BOVO-werkgroep Grammatica School Methode(n) Opmerkingen Acaciahof Taal in beeld + Spelling in beeld + Zin in zinnen - Zin in zinnen voor de werkwoordspelling - methode gaat ver, alle onderdelen worden aangeboden, maar met toekomstige VMBOb-leerlingen beperkt programma - methode biedt grammaticale onderdelen door elkaar aan - voor de leerlingen beknopt, logisch geordend overzicht gemaakt Algemene Basisschool Taaljournaal - grammatica-onderdelen hap-snap door elkaar - leerlingen veel moeite met ww spelling Bergpadschool Taaljournaal - taal en spelling gescheiden - methode gaat ver, alle onderdelen worden aangeboden, maar met toekomstige VMBOb-leerlingen beperkt programma - leerlingen veel moeite met ww spelling Louise de Colignyschool Taal actief - alle onderdelen worden aangeboden, maar gedifferentieerd - voor de leerkrachten leerlijnen taal en spelling, voor de leerlingen een mapje met regels; van De Wissel Regenboogschool Taal op maat + Slagwerk - Slagwerk voor de werkwoordspelling - methode biedt grammatica geïntegreerd, maar erg fragmentarisch aan CS Walcheren Op niveau - centraal in de grammatica het herkennen van het bouwplan van een zin Nehalennia SSG Talent - grammatica komt in elk hoofdstuk terug Scheldemond College Op nieuw niveau + TiO Schrijven - het verdelen in zinsdelen kost veel moeite - elke week 1 lesuur grammatica Opmerking Van methoden is bekend dat ze vaak meer onderwerpen bevatten dan voor het niveau van een onderwijstype gevraagd wordt, zodat de leerkrachten kunnen differentiëren, Bovendien willen de schrijvers van methoden niet de klacht van gebruikers krijgen dat een boek onvoldoende leerstof bevat voor een schooljaar, zodat ze er voortijdig doorheen zijn. Een leerkracht/school zal dus altijd keuzen moeten maken, een methode blijft een hulpmiddel. De BO-methoden behandelen de grammatica (zeer) uitgebreid wat onderdelen betreft, maar schieten vaak tekort in verwerkingsmogelijkheden, waardoor soms aanvullende methoden gekozen worden voor extra oefening (Acaciahof, Regenboogschool, Scheldemond). 6
Bijlage 2: Het vinden van de persoonsvorm - Een zin vragend maken is de gemakkelijkste manier om de persoonsvorm te vinden en wordt daarom in groep 6 in veel methoden gebruikt. Nadeel is dat deze manier niet altijd een goed resultaat geeft. Bijvoorbeeld in de vragende zin Wie gaat er naar de brugklas? concluderen veel leerlingen dat wie de persoonsvorm is. In groep 8 wordt daarnaast de tijdproef en soms de getalproef geïntroduceerd. Deze methoden zijn wel betrouwbaar. Eenmaal zo aangeleerd blijven veel leerlingen in BO en VO echter de methode Een zin vragend maken gebruiken. - In de VO-methode Nieuw Nederlands wordt in plaats van Een zin vragend maken aangeleerd Een ja/nee-vraag maken. Deze manier lijkt beter. - Een zin vragend maken of Een ja/nee-vraag maken werken beide echter niet altijd (goed), bijvoorbeeld in bovenstaand voorbeeld. Dan zal toch de tijdproef of de getalproef gebruikt moeten worden. - Samenvattend, methoden voor het vinden van de persoonsvorm in een zin: 1. Een zin vragend maken of een ja/nee-vraag maken (BO), eenvoudig maar onbetrouwbaar 2. Tijdproef (BO en VO) 3. Getalproef (BO en VO). Bijlage 3: Gebruik stam of ik-vorm Als in plaats van de stam de ik-vorm wordt gebruikt, moet voor de toepassing van t ex-fokschaap gekeken worden naar het hele werkwoord. Stam en ik-vorm zijn niet altijd gelijk. Voorbeeld 1: bruisen 1. Stam: bruis (ik-vorm: bruis) 2. De s in t ex-kofschip, dus voltooid deelwoord gebruist, verleden tijd bruiste Voorbeeld 2: verhuizen 1. Stam: verhuiz (ik-vorm: verhuis) 2. De z niet in t ex-kofschip, dus voltooid deelwoord verhuisd, verleden tijd verhuisde (bij stam bovendien z -> s) Voorbeeld 3: verven 1. Stam: verv (ik-vorm: verf) 2. De v niet in t ex-kofschip, dus voltooid deelwoord geverfd, verleden tijd verfde (bij stam bovendien v -> f) 7
Bijlage 4: Benoemen zinsdelen en woordsoorten Zinsdelen benoemen 1. persoonsvorm (PV) vraagzin? tijdproef: TT <-> VT getalproef: EV <-> MV 2. zinsdelen bepalen streepjes zetten 3. gezegde (G) PV + overige werkwoorden 4. onderwerp (O) wie/wat? + G 5. lijdend voorwerp (LV) wie/wat? + G + O 6. meewerkend voorwerp (MV) aan/voor wie/wat? + G + O + LV Woordsoorten benoemen 1. zelfstandig naamwoord (ZN) namen van mensen, dieren, planten en dingen je kunt er (vaak) een lidwoord voor zetten Vb.: Klaas, leerling, schaap, cactus, huis 2. lidwoord (LW) de, het (bepaald) of een (onbepaald) een LW staat voor een ZN Vb.: de leerling, het schaap, de cactus, het huis een leerling, een schaap, een cactus, een huis 3. bijvoeglijk naamwoord (BN) zegt iets van een ZN Vb.: de oude man, de golven zijn hoog 4. werkwoord (WW) geeft actie aan (doe-woord) Vb.: Anja loopt op straat. Piet heeft een vis gevangen. 5. voorzetsel (VZ) geeft met andere woorden aan waar/wanneer iets gebeurt/is Vb.: aan, in, om, naast, op, onder, tussen, door, over, voor, na, achter Ik zit op het paard. Na zondag wordt het mooi weer. 8