Actieprogramma In het Decreet Grond- en Pandenbeleid INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 1 1 Inleiding... 1 2 Waar dient het actieprogramma voor... 1 3 Procedure... 2 4 Welke percelen hoeven niet te worden meegeteld?... 3 5 Sancties... 4 6 Meer weten:... 5 1 Inleiding Deze tekst geeft kort een aantal aandachtspunten met betrekking tot het actieprogramma onbebouwde bouwgronden. 2 Waar dient het actieprogramma voor Er is een tekort aan sociale woningen. Het decreet Grond- en Pandenbeleid legt aan alle gemeenten een bepaalde taakstelling op om bijkomende sociale woningen te realiseren: het Bindend Sociaal Objectief. Eén van de randvoorwaarden om sociale woningen te realiseren is dat er bouwgrond voorhanden is om die woningen te realiseren. Het actieprogramma heeft als doel een beter inzicht te krijgen in de omvang van de bebouwbare bouwgronden in handen van overheden en semipublieke rechtspersonen en houdt een overzicht in van welke overheid welke gronden aansnijdt, zodat tegen 2020 een kwart van de gezamenlijke oppervlakte wordt aangewend voor sociale woningbouw (hetzij sociale huur, hetzij sociale koop of sociale kavels). Het is dus niet zo dat elk individueel bestuur tegen 2020 25% van haar onbebouwde bebouwbare bouwgronden moet gebruiken voor sociale woningbouw. Het gaat louter om Vlaamse overheden en (vooralsnog) om Vlaamse semipublieke rechtspersonen. Wie dat zijn, is vermeld in de definities van het Decreet Grond en Pandenbeleid (zie art. 1.2). Wat onder aangewend moet worden verstaan, is nergens bepaald. Het is dus onduidelijk of hiermee wordt bedoeld dat tegen 2020 de gronden daadwerkelijk bebouwd zijn met sociale 6 juli 2010-1/5
woningen, dat het volstaat dat een eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden naar een sociale huisvestingsmaatschappij of is een belofte van overdracht al voldoende? Overigens kan een gemeente ook een beleid voeren om gronden in handen van private eigenaars op de markt krijgen: nl. door de invoering van de activeringsheffing, een belasting op onbebouwde percelen. 3 Procedure Decretaal is niets bepaald hoe de gemeente tot een actieprogramma komt. De gemeente kan zich dus naar eigen inzichten organiseren. Mogelijke stappen zijn: 1. inventariseren waar de onbebouwde bouwgronden liggen. Veel gemeenten hebben overigens al een inventaris onbebouwde percelen. 2. Te noteren welke daarvan in handen zijn van de Vlaamse besturen en/of Vlaamse semipublieke besturen. Bedenking 1: op basis van art. 7.3.9 van het Decreet Grond en Pandenbeleid dient de gezamenlijke oppervlakte te worden berekend in oktober 2009. Geen enkele Vlaamse gemeente heeft dit echter gehaald. Wellicht wordt deze datum gewijzigd naar oktober 2010. Bedenking 2 : volgens de laatste ontwerp teksten van het Decreet Grond- Panden moeten de gronden in handen van de semipublieke rechtspersonen niet per se worden geïnventariseerd. Ze tellen dan ook niet mee voor de 25% regel. De gronden in handen van Vlaamse semipublieke besturen mógen wel worden geïnventariseerd. Dan tellen ze wel mee met de 25% regel. Of je er goed aan doet de gronden in handen van semipublieke rechtspersonen te inventariseren, hangt dus erg af van de omvang van hun bouwgrondbezit én de vraag of de Vlaamse besturen voornemens zijn 25% van hun onbebouwde bouwgronden aan te snijden voor sociale woningbouw. Wellicht is het dus aangewezen de omvang van het bezit in handen van semipublieke rechtspersonen éérst informeel inventariseren en dan beslissen of je ze formeel inventariseert. Bedenking 3: het lijkt nuttig om in één beweging ook het eigendomstatuut van eventuele andere, private grootgrondbezitters te inventariseren. Door het gesprek met hen aan te knopen, kan er wellicht ook veel bouwgrond (en dus ruimte voor sociale woningbouw) plaatsvinden. 6 juli 2010-2/5
3. Oplijsten welke gronden niet kunnen worden bebouwd om één van de decretaal bepaalde of andere reden (zie hieronder). 4. Op basis van deze gegevens wordt het gesprek aangegaan met de besturen om uit te maken wie tegen 2020 hun gronden voor sociale woningbouw realiseert, zodat uiteindelijk de 25%-regel wordt gehaald. Dit gesprek kan kaderen in het lokaal woonoverleg, maar logisch lijkt dat niet. Veel Vlaamse besturen of semipublieke rechtspersonen hebben immers normaal gesproken geen stem in het lokaal woonoverleg, denk bijvoorbeeld aan de kerkfabrieken. 5. De resultaten van dit gesprek vormt het eigenlijke actieprogramma, dat wordt vastgesteld door de gemeenteraad (zie art. 4.1.7 DGP). 4 Welke percelen hoeven niet te worden meegeteld? De volgende percelen hoeven niet te worden meegeteld voor het berekenen van de 25%-regel (zie art. 3.2.1 DGP): - Ze zijn kennelijk dienstig voor het uitoefenen van de taak van de betrokken rechtspersoon. Vrij vertaald betekent dit dat het voor vriend en vijand duidelijk moet zijn dat deze gronden een rol vervullen in het kader van een taak die het betrokken (semipubliek) bestuur heeft. Voorbeeld: een voetbalterrein van een voetbalvereniging. - Ze zijn ingericht als collectieve voorzieningen, met inbegrip van hun aanhorigheden - Zij zijn voorwerp van recht van erfpacht, van opstal, van vruchtgebruik van gebruik. Dit laatste ze zijn voorwerp van gebruik kunnen ongetwijfeld veel percelen worden aangeduid, bijvoorbeeld omdat ze gebruikt worden als moestuin. - Zij zijn in het kalenderjaar voorafgaand aan het heffingsjaar geregistreerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem. Dit systeem bestaat nog niet. - Ze zijn verpacht ingevolge de Pachtwet. - Ze zijn onderworpen aan een bouwverbod of aan enige andere erfdienstbaarheid tot openbaar nut die woningbouw onmogelijk maakt; - De onmogelijkheid om woningen op te richten vloeit vooruit uit een vreemde oorzaak die het Vlaams bestuur niet kan worden toegerekend, zoals de beperkte omvang van de bouwgrond of de kavels, hun ligging, vorm of fysieke toestand. 6 juli 2010-3/5
- Zij zullen blijkens een ten minste reeds voorlopig vastgesteld of voorlopig aangenomen ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg een met wonen onverenigbare bestemming krijgen. 5 Sancties De gemeente heeft geen manieren om andere overheden of semipublieke rechtspersonen te dwingen rond de tafel te gaan zitten of tot concrete afspraken te komen. Indien er geen concrete afspraken kunnen worden gemaakt of bepaalde afspraken niet worden nagekomen, lijkt het ons nuttig dit expliciet vast te stellen en ook de reden aan te geven waarom het specifieke bestuur er voor kiest om de gronden die zij in bezit hebben niet voor sociale woningbouw te bestemmen. Anderzijds kan de Vlaamse overheid wél sancties ondernemen tegen die Vlaamse besturen of semipublieke rechtspersonen die de afspraken die in het actieprogramma gemaakt zijn niet nakomen, ten minste voor zover in de betrokken gemeente het Bindend Sociaal Objectief niet is bereikt (zie art. 3.2.1 DGP). Eerst zal de Vlaamse regering een aanmaning sturen naar het betrokken bestuur. Daarin sommeert de Vlaamse regering alsnog om de nodige maatregelen te nemen. Opvallend is dat heb betreffende artikel (art. 3.2.2 DGP) het enkele heeft over sancties naar de Vlaamse besturen, en niet over sancties naar de Vlaamse semipublieke rechtspersonen. Het aangemaande bestuur kan vervolgens een rechtvaardiging laten weten aan het betrokken bestuur dat haar afspraak niet is nagekomen. Wellicht kan een gewijzigde context of andere financiële of strategische inzichten gebruikt worden als argument waarom een bepaalde afspraak toch niet is nagekomen. De Vlaamse regering bekijkt deze rechtvaardiging. Is deze ongegrond of onvoldoende gegrond dan kan de Vlaamse regering een activeringspicht opleggen. Die plicht houdt in dat binnen de vijf jaar de opgelegde maatregelen moeten zijn gerealiseerd (art. 3.2.2 3 DGP). Gebeurt dit niet dan kan de hogere overheid elk middel aanwenden dat in de organieke regelgeving op het betrokken bestuur is voorgeschreven ter sanctionering van de niet uitvoering van maatregelen die in recht voorgeschreven zijn (zie art. 3.2.3 DGP). Een zeer zware sanctie die overigens in het verleden nauwelijks is toegepast. Men zou kunnen denken dat de gouverneur in naam van en voor rekening van de gemeente (als het de gemeente is die de afspraken niet nakomt) de gronden verkoopt ten behoeve van sociale woningbouw. 6 juli 2010-4/5
6 Meer weten: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de Helpdesk Grond- en Pandenbeleid: Oost-Vlaanderen: Van Pottelberge Jeroen tel.09/265.46.88, of bij afwezigheid Willy Du Bois 09/265.46.52 West-Vlaanderen: Pieter Van Vlaenderen Tel. 050/44.28.59 GSM 0498/32.93.28 of bij afwezigheid Sigrid Debruyne Tel. 050/44.29.00 GSM 0476/47.02.22 Vlaams-Brabant: Johan Baeten Tel. 016/24. 97.40 GSM 0473/70.68.20 Antwerpen: Joeri Laureys tel. 03/224.94.22 of bij afwezigheid Hilde Luyts tel. 03/224.61.14 Limburg: Jos Gorssen tel. 011/74 22 36 of bij afwezigheid Dirk Pairoux 011/74 22 01 Indien u een lokaal mandaat uitvoert of werkzaam bent bij een gemeente (met andere woorden uw organisatie is lid van de VVSG), kunt u ook contact opnemen met Xavier Buijs (xavier.buijs@vvsg.be) 6 juli 2010-5/5