Prinsjesdag De fiscale consequenties van het Belastingplan op thema. 18 september 2018 EY.nl/Prinsjesdag

Vergelijkbare documenten
Prinsjesdag Belastingplan september 2018 Bram Faber

Kappenberg. Belastingplan 2019: wat verandert er?

Prinsjesdag De fiscale consequenties van het Belastingplan op belastingsoort. 18 september 2018 EY.nl/Prinsjesdag

Prinsjesdagspecial 2018

Belastingpakket 2019: huishoudens krijgen meer te besteden

Special Miljoenennota 2019

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht u nog vragen hebben, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.

Prinsjesdag 2018 (JVC Businessclub 2 oktober 2018) Prinsjesdag

Special Miljoenennota 2019

Prinsjesdag. 19 september 2018

Prinsjesdag 2018: de belangrijkste maatregelen voor Private Clients

Wijzigingen op privégebied

Prinsjesdag Wij hebben de maatregelen in deze bijdrage over de volgende onderwerpen verdeeld: 1. Vennootschapsbelasting. 2.

Nieuwsfeiten. Zakendoen is best leuk. maar je kunt niet alles tegelijk & VERHOEK STEMERDINK. Editie

Alle belastingbetalers

Miljoenennota De belangrijkste plannen voor u en uw bedrijf. 1 Tarieven 2 Eigen woning 3 Btw. 5 Internationaal 6 Vervoer en verduurzaming

Special Miljoenennota 2019

Prinsjesdagspecial. Tarief inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen 2019 Belastbaar inkomen meer dan ( )

UW ONDERNEMING, ONZE ERVARING. Belastingplan mr. B. (Bas) Opmeer

Special Miljoenennota 2019

Special Miljoenennota 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overzicht oordeel amendementen pakket Belastingplan 2019 en het wetsvoorstel Wet implementatie van de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking

Versie Special Miljoenennota 2019 De belangrijkste plannen voor MKB ondernemers

Special Miljoenennota 2019

Eerste Kamer der Staten-Generaal

PRINSJESDAGEDITIE. De belangrijkste plannen voor u en uw bedrijf!

INFORMA editie Prinsjesdag 2018

Birgitta van Antwerpen. (Senior Belastingadviseur - Actan)

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 18 september 2018 Betreft pakket Belastingplan 2019

Op Prinsjesdag 2018 zijn de belastingplannen voor 2019 en latere jaren gepresenteerd.

REAL ESTATE TAX ALERT 18 september Prinsjesdag Fiscale gevolgen voor de vastgoedsector

Prinsjesdag Bas Pijnaker - Leidt fiscale groep Govers - Sinds 1 nov 2013 werkzaam bij Govers

Belastingplan Deze nieuwsbrief is onderverdeeld in de volgende onderwerpen:

Nieuwsbrief van 27 september 2018

BELASTINGPLAN SNP Adviseurs. Aan alle relaties van. Geachte relatie,

Prinsjesdag 2018: belastingplan 2019

19:30 Opening 19:45 Hoofdlijnen belastingherziening 20:30 Pauze 20:45 Workshops Ondernemer en onderneming Zaal 040

Ondernemers. Prinsjesdag Belastingplannen 2019 en meer nieuwe wetgeving

NIEUWS. Miljoenennota Afschaffing dividendbelasting Vervoer en verduurzaming Afschrijven en aftrek van kosten CROP.NL

NIEUWSBRIEF. In deze uitgave:

Op Prinsjesdag is naast de Miljoenennota ook het belastingpakket 2019 gepresenteerd. Dit pakket bestaat uit de volgende zeven wetsvoorstellen:

TAX ALERT 10 juli Internetconsultatie conceptwetsvoorstel implementatie ATAD1

Special Miljoenennota De belangrijkste plannen voor u en uw bedrijf

Special Miljoenennota De belangrijkste plannen voor u en uw bedrijf

Romy Blankenspoor MSc RAE verenigingsdirecteur BSPD.

Actualiteiten Pakket belastingplan 2019 BOX 1: mr. Arend Jan van Lint. Excl. AOW-premie

Samenvatting Miljoenennota & Belastingplan 2019 In Beeld

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

(Verwachte) fiscale wijzigingen Belastingplan 2018 en Regeerakkoord

Wat staat ons op fiscaal gebied te wachten in 2014?

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

INTRODUCTIE BELASTINGPLAN 2019

Goed voorbereid op Fiscale eindejaarstips voor de installatiebranche TECHNIEK NEDERLAND

Tips voor de BV/IB-ondernemer

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN

Presentatie fiscale wijzigingen. 24 januari 2019

Nieuwsbrief december 2012

PRINSJESDAGSPECIAL 19 SEPTEMBER 2018

PRINSJESDAG HIGHLIGHTS BELASTINGPLAN 2019 [1/6]

Belastingplan Tarieven en heffingskortingen. 18 september 2018

Prinsjesdag 2010 Belastingplan 2011 Otto Brands

Het tij is gekeerd. Wat zijn de fiscale gevolgen van Prinsjesdag 2016 voor jou?

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2019

Kansen voor de toekomst

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

Miljoenennota-ontbijt Almere 17 September Mr. A. (André) Verduijn RB Countus accountants + adviseurs

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Tip: Omdat de heffing in box 2 na 2020 zal stijgen, kan het interessant zijn om in 2019 reeds maatregelen te treffen.

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2019

Belastingplan nieuwe perspectieven UPDATE BDO BELASTINGADVISEURS

Nieuwsbrief van 9 februari 2017

De regeling is al goedgekeurd voor Voor 2014 maakt deze deel uit van het Belastingplan, wat nog moet worden goedgekeurd.

ACTIEPUNTEN. EIND 2018 voor de DGA TARIEVEN WONING BTWVERHOGING EIGEN KLAAR VOOR

Eindejaarslezing Voorbereid op de toekomst?! 23 november 2017

Belastingplan en overige fiscale maatregelen 2017

Prinsjesdagspecial 2018

Prinsjesdagontbijt 17 september 2014

Belastingplan nieuwe perspectieven UPDATE BDO BELASTINGADVISEURS

bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2016 in gebruik zijn genomen. Bepaalde investeringen zijn uitgesloten van de regeling.

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Fiscale eindejaarstips. Sjoerd van den Heuvel

,15% 27,65% 40,80% ,80% 40,80% % 52% ,15% 9,75% 22,90% 6.

Nieuwsbrief september 2011

FISCAL EINDEJAARTIPS VOOR HET FAMIILEBEDRIJF(2014)

Inhoudsopgave. Peeters Belastingadvies, Financiën & Administraties

FISCALE EINDEJAARSTIPS [1/8]

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

WETSVOORSTEL BELASTINGPLAN 2004 GEPRESENTEERD

Het kabinet was verder voornemens om de tariefopstap van te verhogen naar Dit voornemen is echter niet doorgevoerd.

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Fiscaal Actueel

Prinsjesdag 2016 Belastingplan 2017

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2019 [1/8]

Transcriptie:

Prinsjesdag 2018 De fiscale consequenties van het Belastingplan op thema 18 september 2018 EY.nl/Prinsjesdag

Introductie Het is al bijna net zo n traditie als Prinsjesdag zelf: de Prinsjesdagmailing van EY. Ook dit jaar informeren wij je weer over de fiscale maatregelen die het kabinet op Prinsjesdag heeft voorgesteld. Het pakket aan belastingmaatregelen bestaat met name uit plannen die het kabinet al in het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst heeft aangekondigd. Lasten op arbeid verlagen, belastingontwijking en ontduiking tegengaan en goed zijn voor het Nederlandse vestigingsklimaat zijn de prioriteiten van het kabinet dit jaar. Daarnaast zet het kabinet in op een groener en beter uitvoerbaar belastingstelsel. De economie draait momenteel op volle toeren en de werkgelegenheid is de afgelopen jaren toegenomen. Het kabinet is van mening dat Nederlanders de positieve effecten hiervan moeten kunnen voelen in hun portemonnee. De lasten op arbeid worden daarom verlaagd. Door de combinatie van de maatregelen in dit pakket Belastingplan 2019 stijgt de koopkracht volgens het kabinet voor alle groepen, vooral voor werkenden met een middeninkomen. Het kabinet stelt dat 96% van de huishoudens erop vooruit gaat en de (mediane) koopkracht over alle huishoudens uitkomt op +1,6%. Het kabinet betaalt de verlaging van de lasten op arbeid gedeeltelijk door andere belastingen te verhogen en het verlagen van het tarief waartegen sommige aftrekposten in aanmerking worden genomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de hypotheekrenteaftrek en de ondernemersaftrek. Het kabinet verschuift de lasten op arbeid naar lasten op consumptie door het verlaagde btw-tarief van 6% te verhogen naar 9%. Dit heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld boodschappen en consumpties duurder worden. De verlaging van de vennootschapsbelasting heeft tot gevolg dat het belastingtarief in box 2 stijgt. Het kabinet geeft aan dat per saldo vrijwel alle ondernemers erop vooruit gaan. Het pakket Belastingplan bestaat dit jaar uit zeven wetsvoorstellen. Belastingplan 2019 Wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020 Wetsvoorstel Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2019 Wetsvoorstel Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel Het wetsvoorstel Wet modernisering kleineondernemersregeling Het wetsvoorstel Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen In het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020 is een aantal met elkaar samenhangende maatregelen opgenomen. Zo zijn in genoemd wetsvoorstel zowel de invoering van de bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties, de afschaffing van de dividendbelasting en een tariefsverlaging in de vennootschapsbelasting opgenomen. Verder worden grondslag verbredende maatregelen in de vennootschapsbelasting voorgesteld, zoals een afschrijvingsbeperking op gebouwen en beperking van verliesverrekening. Naast het pakket belastingplan 2019 is op Prinsjesdag ook het wetsvoorstel Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking gepubliceerd. Dit wetsvoorstel bevat de maatregelen ter implementatie van de Europese Anti Tax Avoidance Directive (ATAD1). Het kabinet geeft aan dat dit feitelijk neerkomt op de introductie van een regeling op het gebied van de beperking van renteaftrek ( earningsstripping ) en een regeling voor zogenoemde gecontroleerde buitenlandse entiteiten, afgekort CFC. Ook wordt de bestaande exitheffing op enkele punten aangepast. Volgens het kabinet is de verplichte implementatie van een algemene antimisbruikbepaling niet nodig, aangezien Nederland met het leerstuk van fraus legis reeds een algemene antimisbruikbepaling kent. De wetsvoorstellen zijn nog niet definitief. Tijdens de parlementaire behandeling kunnen er nog wijzigingen optreden. Uiteraard volgen wij de ontwikkelingen rondom de kabinetsplannen 1

nauwgezet. Via onze website EY.nl/Prinsjesdag en social media houden wij je op de hoogte van de relevante ontwikkelingen. Met vriendelijke groet, Jeroen Davidson Managing Partner EY Belastingadviseurs 2

Inhoudsopgave 1. Arbeidsmarkt... 4 1.1 Wijzigingen in de 30%-regeling... 4 1.2 Wijziging fietsregeling 2020... 4 1.3 Onbelaste vrijwilligersvergoeding... 5 1.4 Conserverende aanslag ter zake van pensioen bij emigratie... 5 2. Ondernemers en werkgevers... 6 2.1 Verhoging tarief box 2 inkomstenbelasting (aanmerkelijk belang)... 6 2.2 Beperking verliesverrekening box 2 inkomstenbelasting... 6 2.3 Beperking afschrijving gebouw in eigen gebruik... 7 2.4 Vereenvoudiging kleineondernemersregeling in de btw... 7 2.5 Belastingheffing bij hoge rekening-courantschuld van dga... 7 2.6 Fiscale beleggingsinstelling mag niet meer direct in Nederlands vastgoed beleggen... 7 2.7 Verlaging tarief vennootschapsbelasting... 8 2.8 Beperking verliesverrekening in de vennootschapsbelasting... 8 2.9 Afschaffing dividendbelasting en introductie bronheffing in misbruiksituaties... 8 2.10 Afschaffing aftrek tier 1-kapitaal banken en verzekeraars... 9 3. Innovatie en investeringen... 10 3.1 Bepaling terug te nemen innovatieboxvoordeel aangepast... 10 3.2 Investeringsregelingen gecontinueerd tot 2024; energie-investeringsaftrek verlaagd naar 45% 10 4. Particulieren... 12 4.1 Tarief box 1 inkomstenbelasting (werk en woning)... 12 4.2 Verhoging heffingskortingen... 12 4.3 Afbouw aftrekposten... 12 4.4 Aanpassing regeling belastingrente voor inkomstenbelasting en erfbelasting... 13 4.5 Verlenging geldigheidsduur vrijstelling pleegvergoedingen... 14 5. Woningmarkt... 15 5.1 Afbouw hypotheekrenteaftrek... 15 5.2 Verlaging eigenwoningforfait... 15 6. Europese maatregelen tegen belastingontwijking... 16 6.1 Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn... 16 6.2 Invoering earningsstrippingmaatregel... 16 6.3 Invoering Controlled Foreign Company (CFC)-regel... 17 6.4 Aanpassing exitheffing... 18 6.5 Afschaffing renteaftrekbeperkingen en beperking verrekening verliezen houdster- en financieringsmaatschappijen... 18 7. Milieu... 20 7.1 Fiscale vergroeningsmaatregelen... 20 7.2 Aanpassing tarieven energiebelasting... 20 7.3 Aanpassing afvalstoffenbelasting... 20 7.4 Heffingsvermindering in de verhuurderheffing... 21 7.5 Wijziging autobelastingen... 21 8. Overig... 22 8.1 Verhoging verlaagde btw-tarief van 6% naar 9%... 22 8.2 Verruiming van de btw-sportvrijstelling... 22 8.3 Btw-regels voor elektronische diensten vereenvoudigd... 22 8.4 Aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen... 23 8.5 Aanpakken verhaalconstructies... 23 8.6 Overtredersbegrip in de fiscaliteit... 24 8.7 Verwerken van kentekengegevens... 24 8.8 Formele aspecten introductie bronheffing dividenden... 25 9. Contact... 26 3

1. Arbeidsmarkt 1.1 Wijzigingen in de 30%-regeling De periode gedurende welke een vrije vergoeding kan worden gegeven voor extraterritoriale kosten (ET) die expats maken ( ingekomen werknemers ) wordt met ingang van 1 januari 2019 met drie jaar gekort van acht jaar naar vijf jaar. Dit geldt zowel voor de forfaitaire vrije vergoeding van 30% van het loon, als voor de vrije vergoeding van de werkelijke ET-kosten. Bestaande gevallen worden er ook door getroffen. Omdat geen overgangsrecht is voorgesteld, kan in voorkomende gevallen de 30%-regeling al direct per 1 januari 2019 of in de loop van 2019 vervallen. Voor werknemers betekent dit dat bij een brutoloonafspraak zij méér loonheffing verschuldigd zijn. Het nettoloon daalt aanzienlijk. Woont de expat in fiscale zin in Nederland, dan moet hij drie jaar eerder box 3-belasting betalen over zijn wereldvermogen. Voor werkgevers betekent dit dat bij een nettoloonafspraak de werkgeverslasten stijgen. Naast de vrije 30%-vergoeding kan een vrije vergoeding worden betaald voor schoolgelden van bepaalde internationale scholen. Dit wijzigt niet. Hier is wel overgangsrecht voorgesteld. De schoolgelden voor het schooljaar 2018/2019 kunnen ook na de verkorting van de looptijd onbelast worden vergoed, op voorwaarde dat dit plaatsvindt voor het einde van de oorspronkelijke looptijd. Wat kunnen werkgevers doen? Informeer de betrokken werknemers over de datum van het vervallen van hun 30%-regeling en uiteraard over de gevolgen ervan voor hun netto-inkomen. Als je naast de huidige loonstrook een pro forma loonstrook zonder 30%-regeling overlegt, verschaft dat veel inzicht. Daarnaast breng je natuurlijk in kaart welke gevolgen de wijzigingen hebben voor jouw kosten. Denk aan een hoger brutoloon bij een nettoloonafspraak en aan hogere sociale premies voor werknemers die thans een loon ontvangen beneden het premiemaximum. 1.2 Wijziging fietsregeling 2020 Het kabinet wil bevorderen dat werkgevers aan hun werknemers een fiets van de zaak ter beschikking stellen (geen eigendomsoverdracht aan de werknemer). Daartoe wil het kabinet de huidige fiscale belemmering wegnemen door een vereenvoudiging van de waardering van het privévoordeel van de fiets van de zaak. De huidige belemmering betreft de loonbijtelling voor het privégebruik van de fiets van de zaak. Anders dan bij een auto van de zaak, is er geen eenvoudige waarderingsnorm voor dit loonvoordeel. Belast is de waarde in het economische verkeer van het privégebruik, zijnde het aantal privékilometers vermenigvuldigd met de waarde in het economische verkeer van een fietskilometer. Werknemers moeten dus bijhouden hoeveel kilometers zij privé fietsen met de fiets van de zaak. Wat is de waarde van een fietskilometer? Deze regeling is in de praktijk nauwelijks uitvoerbaar. Om deze reden is een vereenvoudiging aangekondigd in de waardering van het privévoordeel van een fiets van de zaak. Er is gekozen, net zoals bij de auto van de zaak, voor een forfaitaire loonbijtelling van 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets. De fiets van de zaak kan ter beschikking worden gesteld naast een auto van de zaak. Het begrip fiets wordt ruim gedefinieerd: ook de bakfiets en elektrische fiets vallen onder deze regeling. Let op! Deze regeling geldt alleen voor ter beschikking gestelde fietsen. De eigendom moet dus bij de werkgever blijven. Dit betekent, dat dit niet de oplossing lijkt voor werkgevers die de fiets met een cafetariastelsel aan hun werknemer vergoeden. Welke werknemer zou van vakantiedagen of brutoloon willen afzien, voor een fiets die zij niet in eigendom krijgen, maar slechts mogen lenen? 4

Als de fiets aan de werknemer wordt vergoed of verstrekt is de hele fiets belast. Dat mag in de vrije ruimte van de werkkostenregeling, maar hij is helemaal belast. De nieuwe regeling moet op 1 januari 2020 ingaan. 1.3 Onbelaste vrijwilligersvergoeding Onder voorwaarden kan in 2018 aan vrijwilligers een belastingvrije vergoeding worden betaald van maximaal 150 per maand en 1.500 per jaar. Deze bedragen worden met ingang van 1 januari 2019 verhoogd naar 170 en 1.700. 1.4 Conserverende aanslag ter zake van pensioen bij emigratie Voorgesteld wordt dat conserverende aanslagen ter zake van pensioenrechten en lijfrenteaanspraken niet kunnen worden opgelegd voor zover deze zien op: uitgaven voor lijfrenteaanspraken die zijn gedaan in de periode vóór 1 januari 1992 of in de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 juli 2009; aanspraken en bijdragen ingevolge een pensioenregeling die vóór 16 juli 2009 niet tot het loon zijn gerekend. Conserverende aanslagen mogen wel betrekking hebben op pensioenrechten en lijfrenteaanspraken die zijn opgebouwd na 15 juli 2009. Aanleiding hiervoor is dat de Hoge Raad vorig jaar heeft geoordeeld dat het opleggen van een conserverende aanslag ter zake van pensioenrechten en lijfrenteaanspraken in bepaalde situaties in strijd is met door Nederland gesloten belastingverdragen. Onder de meeste belastingverdragen is het heffingsrecht over inkomsten uit pensioenen en lijfrenten exclusief toegewezen aan de woonstaat. Om te voorkomen dat Nederland bij emigratie het heffingsrecht over dergelijke aanspraken zou verliezen, werd in dergelijke gevallen een conserverende aanslag opgelegd. Hierdoor trok Nederland in feite eenzijdig (alsnog) het heffingsrecht naar zich toe. Overigens is de inzet van Nederland bij huidige en toekomstige verdragsonderhandelingen een (gedeeltelijke) bronstaatheffing op pensioenen en lijfrentes. 5

2. Ondernemers en werkgevers 2.1 Verhoging tarief box 2 inkomstenbelasting (aanmerkelijk belang) Een directeur-grootaandeelhouder (dga) met een aanmerkelijk belang in zijn BV, moet inkomsten uit die BV aangeven in box 2 van de inkomstenbelasting. Er is kort gezegd sprake van een aanmerkelijk belang als de dga een belang heeft van 5% of meer. Het tarief van box 2 wordt vanaf 2020 verhoogd. Het tarief van box 2 is 25%. In het Regeerakkoord was aangekondigd dat het tarief verhoogd zou worden naar 27,3% in 2020 en 28,5% in 2021. In het Belastingplan 2019 wordt deze maatregel door het kabinet verzacht. Het tarief wordt nu verhoogd naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021. De tariefopbouw in box 2 wordt dan als volgt: Jaar Tarief 2018 25,00% 2019 25,00% 2020 26,25% 2021 26,90% Deze tariefsverhoging is bedoeld om een sterke aanzuigende werking naar de BV vanwege de verlaging van het vennootschapsbelastingtarief te voorkomen en om een globaal evenwicht te houden in belastingdruk tussen ondernemers met een BV en ondernemers zonder BV. Er komt geen overgangsregeling voor winsten die vóór 2020 zijn behaald, maar pas in 2020 of een later jaar worden uitgekeerd aan de dga. Onder omstandigheden kan bij vervreemding van een aanmerkelijk belang uitstel van betaling (en daarna eventueel kwijtschelding) van de verschuldigde belasting worden verkregen. De aanpassing van het box 2-tarief werkt ook door naar de bepalingen over uitstel van betaling en de eventuele kwijtschelding van belasting. 2.2 Beperking verliesverrekening box 2 inkomstenbelasting De verrekening van verliezen in box 2 van de inkomstenbelasting (verliezen uit een aanmerkelijk belang) wordt beperkt tot zes jaar. In box 2 kunnen verliezen worden verrekend met: Inkomen uit aanmerkelijk belang van het voorafgaande jaar (carry back) Inkomen uit aanmerkelijk belang van de negen volgende jaren (carry forward) De carry forward wordt vanaf 1 januari 2019 beperkt tot zes jaar. Verliezen vanaf 2019 zijn dan te verrekenen met inkomen uit aanmerkelijk belang tot en met 2025. Voor verliezen geleden vóór 2019 geldt de huidige carry forward termijn van negen jaar. Een verlies uit 2018 kan dus verrekend worden met inkomen uit aanmerkelijk belang tot en met uiterlijk 2027. Er komt overgangsrecht om tijdelijk negatieve effecten van de beperking van de verliesverrekeningstermijn in samenhang met de verplichte volgorde van verliesverrekening te voorkomen. 6

2.3 Beperking afschrijving gebouw in eigen gebruik In de vennootschapsbelasting wordt de mogelijkheid tot afschrijving van een gebouw dat door de belastingplichtige (of een verbonden vennootschap) zelf wordt gebruikt, per 1 januari 2019 beperkt. Gebouwen kunnen dan slechts nog worden afgeschreven tot de WOZ-waarde van het gebouw. In de inkomstenbelasting verandert er niets. Daar kan een gebouw in eigen gebruik nog altijd worden afgeschreven tot 50% van de WOZ-waarde van dat gebouw. Effectief betekent dit dat gebouwen in de vennootschapsbelasting vrijwel niet meer kunnen worden afgeschreven, ongeacht of die gebouwen ter belegging worden aangehouden of in eigen gebruik zijn. 2.4 Vereenvoudiging kleineondernemersregeling in de btw De kleineondernemingsregeling (KOR) in de btw wordt per 1 januari 2020 aangepast. Dit staat in een voorstel voor een wijziging van de huidige btw-regelgeving voor kleine ondernemers. Als een in Nederland gevestigde ondernemer verwacht jaarlijks minder dan 20.000 aan omzet (in Nederland) te genereren, kan hij vanaf 1 januari 2020 kiezen voor een vrijstelling van btw. Deze nieuwe KOR is minder complex dan de huidige regeling en gaat ook gelden voor bijvoorbeeld stichtingen, verenigingen en bv s. Onder de nieuwe KOR brengen ondernemers geen btw in rekening aan hun afnemers en vermelden zij dus ook geen btw meer op hun facturen. Verder zijn deze ondernemers ontheven van het doen van btw-aangiften en van de bijbehorende administratieve verplichtingen. De btw die aan deze ondernemers in rekening wordt gebracht, kunnen zij niet aftrekken als zij ervoor kiezen de KOR toe te passen. De KOR geldt alleen voor in Nederland verrichte goederenleveringen en diensten. Het systeem blijft optioneel. Deze voorgestelde regel gaat per 1 januari 2020 in. De keuze voor toepassing van de nieuwe KOR kunnen ondernemers wel al vanaf 1 juni 2019 aan de Belastingdienst doorgeven. 2.5 Belastingheffing bij hoge rekening-courantschuld van dga Opvallend is dat in de Miljoenennota is opgemerkt dat het kabinet belastinguitstel gaat ontmoedigen door de schuldverhouding van de directeur-grootaandeelhouder (dga) met zijn eigen BV van meer dan 500.000, voor het meerdere te belasten in box 2 van de inkomstenbelasting. In de gepubliceerde wetsvoorstellen is hier echter geen enkel woord over terug te vinden. Naar verluidt wordt dit volgend jaar opgenomen in het Belastingplan 2020. 2.6 Fiscale beleggingsinstelling mag niet meer direct in Nederlands vastgoed beleggen Voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi s) geldt een vennootschapsbelastingtarief van 0%. Om daarvoor in aanmerking te komen moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Deze voorwaarden worden aangescherpt, in die zin dat fbi s met ingang van 1 januari 2020 niet meer direct mogen beleggen in Nederlands vastgoed. 7

Een fbi mag vanaf 1 januari 2020 niet langer direct in Nederlands vastgoed beleggen. Door de aangekondigde afschaffing van de dividendbelasting, zou Nederland anders het heffingsrecht op in Nederland gelegen vastgoed geheel verliezen indien dit gehouden wordt door een fbi waarin buitenlandse beleggers participeren. Een fbi kan wel gewoon direct blijven beleggen in buitenlands vastgoed en indirect in Nederlands vastgoed (bijvoorbeeld door het houden van aandelen in een regulier belaste vennootschap). Het ligt voor de hand dat participanten in een fbi als gevolg van deze maatregel overgaan tot herstructurering. Bij dergelijke herstructureringen kan mogelijk overdrachtsbelasting verschuldigd zijn. Om die reden is het kabinet in gesprek met de vertegenwoordigers van vastgoed-fbi s om de effecten van de maatregel in kaart te brengen, zodat indien mogelijk flankerende maatregelen genomen kunnen worden. 2.7 Verlaging tarief vennootschapsbelasting Het tarief in de vennootschapsbelasting wordt stapsgewijs verlaagd naar uiteindelijk16% in de eerste schijf (voor winsten tot en met 200.000) en 22,25% in de tweede schijf (voor winsten vanaf 200.000) in 2021. De tariefopbouw in de vennootschapsbelasting wordt als volgt: Jaar Belastbaar bedrag Tarief Belastbaar bedrag Tarief 2018 0-200.000 20,0% 200.000 en meer 25,0% 2019 0-200.000 19,0% 200.000 en meer 24,3% 2020 0-200.000 17,5% 200.000 en meer 23,9% 2021 0-200.000 16,0% 200.000 en meer 22,25% 2.8 Beperking verliesverrekening in de vennootschapsbelasting In de vennootschapsbelasting kunnen verliezen op dit moment worden verrekend met de belastbare winst van het voorafgaande jaar (carry back); de belastbare winst van de negen volgende jaren (carry forward). De carry forward wordt vanaf 1 januari 2019 beperkt tot zes jaar. Verliezen vanaf het belastingjaar 2019 zijn dan te verrekenen met de belastbare winst tot en met 2025. Voor verliezen geleden vóór 2019 geldt de huidige carry forward termijn van negen jaar. Een verlies uit 2018 kan dus verrekend worden met winsten tot en met uiterlijk 2027. Om dit laatste zeker te stellen, wordt in een specifieke overgangsregeling voorzien. 2.9 Afschaffing dividendbelasting en introductie bronheffing in misbruiksituaties De dividendbelasting wordt per 2020 afgeschaft. Tegelijkertijd wordt er een bronheffing geïntroduceerd op dividenden in misbruiksituaties in concernrelaties. Met ingang van 2021 zal die regeling worden uitgebreid naar rente en royaltybetalingen. Aangekondigd wordt dat de dividendbelasting wordt afgeschaft met ingang van 2020. Vanaf dat moment kunnen Nederlandse bedrijven hun dividend onbelast uitkeren aan hun buitenlandse aandeelhouders. 8

Wel komt er een flankerende maatregel om te voorkomen dat Nederland als toegangspoort naar laagbelastende landen gaat fungeren. Om die reden wordt een conditionele bronbelasting geïntroduceerd die tegelijk met de afschaffing van de dividendbelasting in werking treedt. Deze maatregel wordt van toepassing op dividend betaald aan aandeelhouders gevestigd in landen die op de Europese zwarte lijst staan of in landen met een tarief onder de 7%. In dit kader zal jaarlijks een uitputtende lijst met landen die als laagbelast kwalificeren worden gepubliceerd. De bronheffing ziet op dividenden en soortgelijke betalingen. Ook vervreemdingswinsten vallen er onder. De nieuwe regeling geldt alleen in concernverhoudingen. Verder gelden er specifieke antimisbruikbepalingen voor onder andere hybride structuren en situaties waarbij gebruik wordt gemaakt van lege tussenhoudsters in landen die niet op de lijst staan. Omdat Nederland in verdragsrelaties niet altijd zal mogen heffen, zal Nederland met de betreffende landen in heronderhandeling treden. Voor die situaties wordt er voorzien in een overgangstermijn van drie jaar. Tot slot is aangekondigd dat de regeling per 1 januari 2021 zal worden uitbreid naar rente- en royaltybetalingen. In het wetsvoorstel zijn ook diverse formeelrechtelijke bepalingen opgenomen. Voor een overzicht van die bepalingen verwijzen wij naar het onderdeel Overig. 2.10 Afschaffing aftrek tier 1-kapitaal banken en verzekeraars De aftrek van de vergoeding (coupon) van aanvullend tier 1-kapitaal van banken en verzekeraars wordt met ingang van 1 januari 2019 afgeschaft. Tier 1-kapitaalinstrumenten zoals contingent convertibles (coco s) zijn bedoeld om het kapitaal van banken en verzekeraars te versterken. Fiscaal gezien hebben deze tier 1-kapitaalinstrumenten kenmerken van zowel eigen vermogen als vreemd vermogen. Ze worden daarom ook wel aangemerkt als hybride kapitaal. Eerder is in de wet vastgelegd dat tier 1-kapitaalinstrumenten bij het bepalen van de winst als vreemd vermogen worden aangemerkt. De vergoeding is daarmee aftrekbaar. Het kabinet wil de prikkel voor de financiering met vreemd vermogen echter beperken door de fiscale aftrekbaarheid aan te pakken. Daarnaast signaleert het kabinet dat de aftrekbaarheid van de coupon mogelijk als verboden staatssteun kan worden aangemerkt. 9

3. Innovatie en investeringen 3.1 Bepaling terug te nemen innovatieboxvoordeel aangepast Voor het terugnemen van het voordeel uit toepassing van de innovatiebox wordt voortaan aangesloten bij het exacte bedrag dat eerder buiten de heffing is gebleven en niet meer bij een breuk die is gebaseerd op het vennootschapsbelastingtarief. Van de innovatiebox kan gebruik worden gemaakt indien een octrooi (of kwekersrecht) nog niet is verleend, maar al wel is aangevraagd (mits ook aan de overige voorwaarden is voldaan). De belastingplichtige ontvangt het voordeel van de innovatiebox doordat een deel van het inkomen uit innovatie buiten de belastinggrondslag blijft. Dit deel volgt uit het toepassing van een breuk die gebaseerd is op het dan geldende vennootschapsbelastingtarief. Indien een belastingplichtige het octrooi uiteindelijk niet krijgt, dient het niet in de heffing betrokken inkomen alsnog belast te worden. De vaststelling van dit bedrag loopt eveneens via een breuk waarin het geldende vennootschapsbelastingtarief een rol speelt. Samen met het plan voor de komende jaren om het vennootschapsbelastingtarief te verlagen, leidt een voorzetting van die systematiek ertoe dat de heffingsgrondslag niet met het juist bedrag wordt verhoogd. Om dit te voorkomen vindt de terugname van het voordeel voortaan plaats door exact het bedrag dat buiten de heffing is gebleven in de belastinggrondslag op te nemen. Dit gebeurt overigens wel tegen het dan geldende vennootschapsbelastingtarief. 3.2 Investeringsregelingen gecontinueerd tot 2024; energieinvesteringsaftrek verlaagd naar 45% De horizonbepaling van de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) is verlengd tot 1 januari 2024. Daarmee worden de regelingen voor de komende vijf jaar gecontinueerd. Daarnaast wordt het percentage van de EIA met ingang van 1 januari 2019 verlaagd van 54,4% naar 45%. Voor ondernemers zijn ook de komende vijf jaar dus de volgende fiscale investeringsregelingen beschikbaar: MIA. Bij investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen kan een percentage van het investeringsbedrag in aftrek worden gebracht. Het aftrekpercentage blijft 36%, 27% of 13,5%, afhankelijk van de categorie waartoe het bedrijfsmiddel behoort. VAMIL. De aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu (milieubedrijfsmiddelen) kunnen voor 75% willekeurig worden afgeschreven. EIA. Als wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie (energie-bedrijfsmiddelen), kan een percentage van het investeringsbedrag in aftrek worden gebracht. Voorgesteld is de energie-investeringsaftrek te verlagen tot 45% van het investeringsbedrag. In 2018 heeft bureau CE Delft de EIA, MIA en de Vamil onderzocht en geëvalueerd. Het onderzoek laat een positief beeld zien van de effectiviteit en de doelmatigheid van de regelingen. Daarom zijn de regelingen voor een nieuwe periode van vijf jaar gecontinueerd. De nieuwe horizonbepaling regelt dat het kabinet vóór 1 januari 2024 moet besluiten over verdere voortzetting van deze investeringsregelingen. 10

Ook de aanbeveling uit de evaluatie voor verlaging van de investeringsaftrek van de EIA wordt overgenomen. De investeringsaftrek wordt verlaagd 54,5% naar 45%. Het voordeel voor ondernemers wordt daarmee lager, maar blijft volgens het kabinet een voldoende stimulans voor energie-investeringen. Visie EY Na het rapport van CE Delft lag de continuering van de regelingen voor de hand. Het doel van het kabinet is om in 2030 in Nederland 49% minder CO 2 uit te stoten. Om dat te bereiken moet de aanschaf van duurzame alternatieven door milieuvervuilers en energieverbruikers financieel aantrekkelijk worden gemaakt. De voortzetting van de regelingen is dan ook goed nieuws. Het netto voordeel zakt echter van gemiddeld 13,6% naar 10,9%. Ondernemers zullen dus zelf meer kwijt zijn aan hun energiebesparende investeringen voor het bereiken van duurzame ambities. 11

4. Particulieren 4.1 Tarief box 1 inkomstenbelasting (werk en woning) Het tarief van box 1 van de inkomstenbelasting (inclusief de premies volksverzekeringen) wordt in 2019 als volgt: Belastbaar inkomen vanaf Tot Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen Totaal - 20.384 9,00% 27,65% 36,65% 20.384 34.300 10,45% 27,65% 38,10% 34.300 68.507 38,10% - 38,10% 68.507-51,75% - 51,75% Tevens is aangegeven dat de tarieven in 2020 en 2021 verder zullen worden verlaagd. In 2020 zal het toptarief 50,5% bedragen. Pas in 2021 zal de in het Regeerakkoord aangekondigde situatie worden bereikt met twee tarieven: een basistarief van 37,05% voor inkomen tot 68.507 en een toptarief van 49,5% voor inkomen vanaf 68.507. Net zoals in de huidige situatie betalen AOW-gerechtigden vanaf 2021 geen AOWpremie waardoor voor deze groep drie schijven blijven bestaan. Het beginpunt van de hoogste schijf wordt gedurende de kabinetsperiode bevroren op 68.507 en voor de periode daarna wordt de indexatie van deze tariefschijf beperkt, met het gevolg dat een steeds grotere groep belastingplichtigen met het toptarief te maken krijgt. 4.2 Verhoging heffingskortingen De heffingskortingen worden geleidelijk verhoogd. Om ook de lagere inkomens de vruchten te laten plukken van de lastenverlichting, stelt het kabinet voor om de maximale algemene heffingskorting te verhogen tot 2.477 in 2019, 2.642 in 2020 en 2.753 in 2021. Ook het maximum voor de arbeidskorting wordt verhoogd van 3.399 in 2019 tot 3.941 in 2021. De maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) blijft gelijk, maar wordt al bij een lager inkomen bereikt. Voor de bepaling van de hoogte van de arbeidskorting en de IACK telt de Ziektewetuitkering voor mensen zonder werk vanaf 2020 niet langer mee als inkomen. De toepassing van de arbeidskorting en de IACK wordt daarnaast voor buitenlands belastingplichtigen in overeenstemming gebracht met het EU-recht. 4.3 Afbouw aftrekposten Met ingang van 1 januari 2019 zijn aftrekposten in de inkomstenbelasting in de hoogste schijf aftrekbaar tegen een tarief van 51,75%. Met ingang van 1 januari 2020 wordt de aftrek van een groot aantal aftrekposten echter afgebouwd. 12

In 2020 bedraagt het aftrekpercentage in de hoogste schijf nog maar 46% en vervolgens wordt deze verder afgebouwd met jaarlijkse stapjes van 3%-punt. Met ingang van 1 januari 2023 zijn die aftrekposten dan enkel nog aftrekbaar tegen het tarief van de eerste schijf (37,05%). De afbouw wordt als volgt: Jaar Maximale aftrek in de hoogste schijf 2019 51,75% 2020 46% 2021 43% 2022 40% 2023 37,05% Deze aftrekbeperking zal gelden voor de volgende aftrekposten: aftrek van onderhoudsverplichtingen (alimentatie); aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten; aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten; aftrek van scholingsuitgaven; aftrek van uitgaven voor monumentenpanden; giftenaftrek; ondernemersaftrek (zelfstandigenaftrek, aftrek speur en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, stakingsaftrek); MKB-winstvrijstelling; Terbeschikkingstellingsvrijstelling. Ook de hypotheekrenteaftrek wordt versneld afgebouwd. (Zie onder Woningmarkt.) 4.4 Aanpassing regeling belastingrente voor inkomstenbelasting en erfbelasting Uitgangspunt van de belastingrenteregeling is dat belastingrente in rekening wordt gebracht als een belastingaanslag te lang op zich laat wachten, omdat de belastingplichtige niet aan zijn verplichtingen voldoet. In de inkomstenbelasting en erfbelasting kunnen zich echter situaties voordoen waarin aan een belastingplichtige belastingrente in rekening wordt gebracht, ondanks dat hij tijdig en correct aan zijn verplichtingen voldoet. Dit is in strijd met het uitgangspunt van de belastingrenteregeling en om die reden worden de volgende maatregelen genomen: Als vóór 1 mei na afloop van het belastingjaar wordt verzocht om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting dan wel de aangifte inkomstenbelasting wordt ingediend, dan wordt géén belastingrente in rekening gebracht. Als binnen acht maanden na het overlijden wordt verzocht om een voorlopige aanslag erfbelasting dan wel de aangifte erfbelasting wordt ingediend, dan wordt géén belastingrente in rekening gebracht. Visie EY Het is spijtig om te zien dat het kabinet niet direct alle knelpunten in de belastingrenteregeling heeft aangepakt. In het bijzonder geldt dat voor het berekenen van belastingrente als de aangifte vennootschapsbelasting tijdig (binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar) is ingediend. Temeer omdat de belastingrenteregeling op dit punt wél wordt aangepast voor de inkomstenbelasting en de erfbelasting. 13

4.5 Verlenging geldigheidsduur vrijstelling pleegvergoedingen Wie zorgt voor een pleegkind kan een pleegvergoeding krijgen. De pleegvergoeding is fiscaal gezien geen inkomen en niet van invloed op de hoogte van een zorgtoeslag of huurtoeslag, uitkering of persoonsgebonden budget (pgb). Op grond van de in de wet opgenomen horizonbepaling vervalt de vrijstelling van pleegvergoedingen met ingang van 1 januari 2019. Het kabinet stelt echter voor om de vrijstelling van pleegvergoedingen in ieder geval ook in 2019 te laten gelden. 14

5. Woningmarkt 5.1 Afbouw hypotheekrenteaftrek De hypotheekrenteaftrek in de hoogste schijf van de inkomstenbelasting wordt sinds 1 januari 2014 jaarlijks verminderd met 0,5%-punt. Die afbouw wordt in 2019 gewoon doorgezet, zodat de aftrek in de hoogste schijf in 2019 nog tegen 49% zal kunnen plaatsvinden. Vanaf 2020 vindt een versnelling van de afbouw plaats en zal deze in jaarlijkse stapjes van 3%-punt plaatsvinden. De afbouw is als volgt: Jaar Maximale aftrek in de hoogste schijf 2019 49% 2020 46% 2021 43% 2022 40% 2023 37,05% 5.2 Verlaging eigenwoningforfait Wie een eigen woning heeft, moet het eigenwoningforfait aangeven. Dat eigenwoningforfait wordt stapsgewijs verlaagd. Voor woningen met een WOZ-waarde tussen 75.000 en 1.060.000 (bedrag 2018) gaat het eigenwoningforfait in stappen omlaag van 0,70% tot naar verwachting 0,45% in 2023. De verwachte ontwikkeling van het eigenwoningforfait is als volgt: Tot 12.500 12.500-25.000 25.000-50.000 50.000-75.000 75.000-1.060.0 00 * Meer dan 1.060.00 0 * 2018 2019 2020 2021 2022 2023 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0,25% 0,25% 0,20% 0,20% 0,20% 0,15% 0,40% 0,35% 0,35% 0,30% 0,30% 0,25% 0,55% 0,50% 0,45% 0,40% 0,40% 0,35% 0,70% 0,65% 0,60% 0,50% 0,50% 0,45% 7.420 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningw aarde voor zover deze uitgaat boven 1.060.000 6.890 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwa arde voor zover deze uitgaat boven 1.060.000 6.360 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwa arde voor zover deze uitgaat boven 1.060.000 5.300 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwa arde voor zover deze uitgaat boven 1.060.000 5.300 4.770 vermeerderd vermeerderd met 2,35% van met 2,35% van de de eigenwoningwa eigenwoningwa arde voor arde voor zover zover deze uitgaat deze uitgaat boven boven 1.060.000 1.060.000 * Bedrag 2018. Dit bedrag wordt van jaar tot jaar geïndexeerd. 15

6. Europese maatregelen tegen belastingontwijking 6.1 Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn In de Europese anti belastingontwijkingsrichtlijn (Anti Tax Avoidance Directive, ATAD1) is een aantal maatregelen opgenomen om grondslaguitholling en winstverschuivingen in de vennootschapsbelasting tegen te gaan: Earningsstrippingmaatregel; controlled foreign company (CFC)-regel; exitheffing die voorziet in een verplichte eindafrekening bij grensoverschrijdende verplaatsing van ondernemingsactiviteiten; beperking van aftrek bij hybride structuren; algemene antimisbruikbepaling. De maatregelen moeten door de lidstaten, dus ook door Nederland, worden geïmplementeerd in nationale wetgeving en op 1 januari 2019 in werking treden. Vanwege een latere aanpassing van ATAD1 bestaat geen Europeesrechtelijke verplichting meer om de beperking van de aftrek bij hybride structuren per 1 januari 2019 in te voeren. Dit is thans dan ook niet in het wetsvoorstel opgenomen. De algemene antimisbruikmaatregel zal door Nederland niet worden ingevoerd omdat Nederland al een antimisbruikmaatregel kent in de vorm van de frauslegisleer. 6.2 Invoering earningsstrippingmaatregel Onderdeel van de Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn is de invoering van een earningsstrippingmaatregel. De earningsstrippingsmaatregel is een algemene renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting die het overschot aan derden- en concernrentelasten in aftrek beperkt aan de hand van een vast percentage van het brutobedrijfsresultaat (EBITDA). Voor de toepassing van de earningsstrippingmaatregel moet worden gekeken of er sprake is van een overschot aan rentelasten. Dat is het geval indien en voor zover de rentelasten in enig jaar hoger zijn dan de rentebaten. Een overschot aan rentelasten is aftrekbaar tot maximaal de hoogste van de volgende bedragen: 30% van het brutobedrijfsresultaat (ofwel earnings before interest, tax, depreciation and amortisation (EBITDA)) 1 miljoen Het deel van het overschot aan rentelasten dat op basis van bovenstaande regeling in enig jaar niet aftrekbaar is, kan onbeperkt worden doorgeschoven naar volgende jaren, en in die jaren mogelijk als aftrekbare rentelast in aanmerking worden genomen. In die jaren zal dan moeten worden beoordeeld in hoeverre het overschot aan rentelasten aftrekbaar is. In de earningsstrippingmaatregel is geen groepsescape opgenomen. Daarnaast kent de earningsstrippingmaatregel geen uitzondering voor op zichzelf staande entiteiten (entiteiten die geen onderdeel zijn van een groep, geen gelieerde lichamen/natuurlijk personen hebben en geen vaste inrichting in het buitenland hebben) en financiële ondernemingen. In de earningsstrippingmaatregel is ook geen eerbiedigende werking voor bestaande leningen opgenomen, waardoor de earningsstrippingmaatregel vanaf 1 januari 2019 van toepassing is op zowel bestaande als nieuwe leningen. Dit laatste geldt niet voor leningen die betrekking hebben op 16

langlopende infrastructuurprojecten aangezien deze niet onder de werking van de earningsstrippingmaatregel vallen. In samenhang met de invoering van de earningsstrippingmaatregel worden diverse flankerende antimisbruikbepalingen ingevoerd, waaronder een maatregel met betrekking tot niet aftrekbare voorvoegingsrenteoverschotten en een maatregel om handel in lichamen die niet aftrekbare renteoverschotten bezitten, te voorkomen. Naast bovenstaande maatregelen, is het de bedoeling dat per 1 januari 2020 een minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars in werking treedt. De minimumkapitaalregel vormt geen onderdeel van het wetsvoorstel, omdat deze regel niet zijn oorsprong vindt in de Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn. Naar verwachting zal daartoe in 2019 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden aangeboden. 6.3 Invoering Controlled Foreign Company (CFC)-regel Onderdeel van de Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn (Atad) is de invoering van een CFCregel. Deze maatregel is bedoeld om te voorkomen dat bedrijven winst verplaatsen naar een dochtermaatschappij in een land met een laag belastingtarief. Bepaalde inkomenscategorieën van een CFC worden onder de CFC-regel direct in de Nederlandse belastinggrondslag opgenomen. Onder de CFC-regel moet worden nagegaan of er sprake is van een laagbelaste gecontroleerde buitenlandse vennootschap (controlled foreign company, CFC). Een buitenlands lichaam wordt als een CFC beschouwd indien: het Nederlandse belastingplichtige lichaam samen met een gelieerd lichaam of natuurlijk persoon - een (indirect) belang heeft van meer dan 50% in een buitenlands lichaam, of sprake is van een vaste inrichting; én het buitenlands lichaam of de vaste inrichting is gevestigd in een land met een laag statutair winstbelastingtarief (minder dan 7%), of in een land dat is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (de zogenoemde EU-blacklist). Kern van de CFC-regel is dat een deel van het inkomen van de CFC aan de Nederlandse belastinggrondslag wordt toegevoegd. Voor een aantal specifieke besmette inkomenscategorieën (dividend, rente, financial lease, royalty s etc.) geldt dat dit inkomen in Nederland in aanmerking wordt genomen. Dit inkomen wordt herrekend naar Nederlandse maatstaven. Onder voorwaarden kan in het buitenland betaalde vennootschapsbelasting worden verrekend. Een uitzondering is voorgesteld voor CFC s waarvan het inkomen doorgaans hoofdzakelijk (minimaal 70%) bestaat uit andere dan besmette inkomenscategorieën. Voorts is een uitzondering opgenomen voor lichamen met een wezenlijke economische activiteit. Voor de beoordeling of sprake is van een wezenlijke economische activiteit wordt aangesloten bij de substance-vereisten zoals die sinds 1 januari 2018 gelden voor de beoordeling in de dividendbelasting of er sprake is van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen. Hiervoor dient onder andere te worden voldaan aan het loonkostencriterium en de 17

eis van het ter beschikking hebben van een kantoorruimte. Het kabinet heeft geen uitzondering dan wel verrekening voorgesteld voor situaties waarin inkomen van één CFC door meerdere landen in aanmerking wordt genomen volgens de bij hen geldende CFC regels. Wel zijn enkele technische aanpassingen voorgesteld ter voorkoming van dubbele belasting van hetzelfde CFC-inkomen binnen Nederland. 6.4 Aanpassing exitheffing De uitstelregeling in de Nederlandse exitheffing voor lichamen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting wordt op twee punten in overeenstemming gebracht met de Europese antibelastingontwijkingsrichtlijn. In plaats van de huidige regeling inzake uitstel van betaling wordt enkel een gespreide betalingsregeling van vijf jaar geboden in het geval van overbrenging van vermogensbestanddelen naar een EU/EER-staat. Deze gespreide betalingsregeling wordt beëindigd indien de belastingschuldige voordelen realiseert. Op basis van de huidige Nederlandse regelgeving kan de fiscus in beginsel in alle gevallen waarin uitstel van betaling wordt verleend zekerheid vragen. Dit wordt beperkt. Er kan alleen nog zekerheid worden gesteld als aantoonbaar en werkelijk gevaar bestaat voor nietinvordering. Voor de inkomstenbelasting blijft de huidige Nederlandse uitstelregeling ongewijzigd. 6.5 Afschaffing renteaftrekbeperkingen en beperking verrekening verliezen houdster- en financieringsmaatschappijen Vanwege de invoering van de earningsstrippingmaatregel als generieke renteaftrekbeperking, worden specifieke aftrekbeperkingen opnieuw tegen het licht gehouden. Voorgesteld wordt om de aftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente, de aftrekbeperking voor bovenmatige overnamerente en de beperking van de verrekening van verliezen voor houdster- en financieringsmaatschappijen (houdsterverliezen) af te schaffen. In het wetsvoorstel zijn twee specifieke overgangsbepalingen opgenomen met betrekking tot de afschaffing van bovengenoemde aftrekbeperkingen. De eerste houdt verband met de mogelijkheid om rente over te brengen naar een volgend jaar indien de aftrek hiervan was beperkt op basis van de bovenmatige overnamerente bepaling. De per 31 december 2018 gestalde rente wordt omgezet in het saldo aan rente voor toepassing van de earningsstrippingregeling. De tweede overgangsbepaling ziet op de beperking van de verrekening van houdsterverliezen. Indien een verlies in 2018 of daarvoor is gekwalificeerd als houdsterverlies, blijft de regeling met betrekking tot houdsterverliezen gelden zolang dit verlies nog voor verrekening beschikbaar is. De bestaande renteaftrekbeperking die ziet op winstdrainage (art. 10a Wet Vpb 1969) blijft bestaan. 18

19

7. Milieu 7.1 Fiscale vergroeningsmaatregelen Het kabinet heeft verschillende fiscale vergroeningsmaatregelen voorgesteld. Visie EY In algemene zin geldt dat de fiscale vergroeningsmaatregelen aansluiten op hetgeen eerder in het Regeerakkoord is afgesproken en in die zin dus weinig nieuws brengen. Verder geldt dat deze maatregelen in het licht van de Fiscale vergroeningsbrief van de staatssecretaris eerder dit jaar nog niet van heel veel ambitie getuigen. De milieubelastingen worden immers nog steeds maar zeer beperkt ingezet als het gaat om het realiseren van de ambitieuze klimaatdoestellingen van de overheid en de al langer bestaande plannen om de belasting op arbeid te verschuiven naar consumptie en dat lijkt nog wat weinig consistent. 7.2 Aanpassing tarieven energiebelasting Met ingang van 1 januari 2019 worden de reguliere tarieven in de eerste schijven in de energiebelasting voor aardgas verhoogd met respectievelijk 3 cent per m 3 en voor de glastuinbouw met 0,482 cent per m 3. Tegelijkertijd wordt het tarief van de eerste schijf voor elektriciteit verlaagd met 0,72 cent per kwh. Dit voorstel past in de gedachte die eerder dit jaar door het kabinet is uitgesproken en tevens is opgenomen in de Fiscale vergroeningsbrief. Het beginsel de vervuiler betaalt krijgt een pregnantere rol en milieuvervuilend gedrag wordt in zekere zin meer beprijsd. Visie EY Dit zwaarder belasten van gasverbruik en minder van elektriciteit is gelet op de CO 2-uitstoot van het verbruik van aardgas en de eerder genoemde klimaatdoelstellingen begrijpelijk. Gevolg van de beperking tot de eerste schijf is echter dat voornamelijk het eerste kleinverbruik van aardgas, zeker ten opzichte van elektriciteit, zwaarder wordt belast. Dit voelen vooral huishoudens en andere kleine verbruikers. Grotere verbruikers voelen dit door de lagere tarieven voor groot verbruik aanmerkelijk minder. Eerstgenoemden stoten echter aanmerkelijk minder CO 2 uit dan laatstgenoemden en betaalden al aanmerkelijk meer belasting. In het licht van de ambitieuze klimaatdoelstellingen en de te verwachten effecten van deze maatregelen op de CO 2-uitstoot eigenlijk dus een minder voor de hand liggende, minder consistente, keuze. Ook gezien de wens, zie ook het Klimaatakkoord, om de industrie verder te elektrificeren, is dit een weinig ambitieuze maatregel, waar in die zin maar weinig van te verwachten valt. Het verlagen van de belastingvermindering in de energiebelasting met 51, van 308,54 naar 257,54 treft eveneens voornamelijk huishoudens en kleinere verbruikers. De opbrengst van 410 miljoen die hiermee wordt gegenereerd wordt echter ingezet om de belastingen op inkomens en winsten voor burgers en bedrijven te verlagen. Of dit dan ook daadwerkelijk betekent dat huishoudens en kleine verbruikers worden gecompenseerd zoals wordt beoogd wordt verder niet becijferd. 7.3 Aanpassing afvalstoffenbelasting In het Regeerakkoord werd gesproken over het verbreden van de grondslag voor de afvalstoffenbelasting door de vrijstelling voor het verbranden van zuiveringsslib en biomassa af te schaffen. Dit wordt vooralsnog echter nog niet doorgevoerd. Wel wordt het tarief maar liefst 20

verdrievoudigd, hetgeen meer is dan aangekondigd. Het tarief wordt verhoogd van 13,21 naar 31,39 per 1.000 kilogram. Zwaarder belasten van verbranden en storten en daarmee beprijzen van milieuschadelijke emissies en stimuleren van recyclen past binnen de ambitie van het kabinet om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. 7.4 Heffingsvermindering in de verhuurderheffing Het kabinet introduceert een heffingsvermindering in de verhuurderheffing voor verduurzaming van huurwoningen. Dit past binnen het bredere beleid en de klimaatdoelstellingen van de regering. Verduurzamen van woningen is immers een belangrijk onderdeel van de strategie om de klimaatdoelstelling uit het Klimaatakkoord van Parijs te halen. Verhuurders die verhuurderheffing verschuldigd zijn en verbeteringen in de energieprestatie van bestaande huurwoningen realiseren, kunnen op grond van de voorgestelde maatregel in aanmerking komen voor een heffingsvermindering. Door isolatie van sociale huurwoningen en duurzame opwekking van energie op of nabij deze woningen door middel van deze heffingsvermindering te stimuleren, levert de verhuurderheffing een bijdrage aan de energiebesparing en CO 2-reductie. Om een substantiële verbetering van de energieprestatie van huurwoningen te bereiken, wordt als eis voor de heffingsvermindering gesteld dat de woning met minimaal drie Energie-Indexklassen wordt verbeterd en dat na renovatie een Energie-Index van maximaal 1,4 (label B of beter) resulteert. Uit het Regeerakkoord volgt dat over de jaren 2019-2021 cumulatief hiervoor 156 miljoen beschikbaar is. Voor zowel 2019 als 2020 geldt daarnaast een maximum openstelling van 78 miljoen per jaar op verplichtingenbasis. Loopt een en ander echter uit de pas dan kan bij ministeriele regeling een en ander worden bijgesteld. 7.5 Wijziging autobelastingen De BPM-teruggaaf voor taxi s en openbaar vervoer wordt per 1 januari 2020 afgeschaft. Daarnaast wordt de milieudifferentiatie in de Wet belasting zware motorrijtuigen geactualiseerd. Meer vervuilende zware motorrijtuigen (vrachtauto s) gaan meer belasting betalen. 21

8. Overig 8.1 Verhoging verlaagde btw-tarief van 6% naar 9% In het Belastingplan staat dat het verlaagde btw-tarief per 1 januari 2019 zal worden verhoogd naar 9%. Het verlaagde tarief wordt onder meer toegepast op voedsel, niet-alcoholische dranken en de toegang tot musea en theater- en muziekvoorstellingen. Voor prestaties die na 31 december 2018 worden verricht maar waarvoor vóór 1 januari 2019 een vergoeding is ontvangen, geldt het huidige btw-tarief van 6%. Anders dan bij btw-tariefsverhogingen in het verleden, zal deze keer het tariefsverschil (van 3%) niet worden bijgeheven. Dit betekent dat ondernemers in dat geval de mogelijkheid hebben om het huidige 6%-tarief op toekomstige prestaties toe te passen. Verder is het relevant voor ondernemers om tijdig de noodzakelijke aanpassing(en) in hun ERPsystemen voor te bereiden. Overigens is het niet zo dat het 6% tarief per 1 januari 2019 eenvoudigweg kan worden vervangen door het nieuwe lage tarief van 9%. Producten die tegen het huidige 6%-tarief zijn aangekocht en die na 31 december 2018 worden geretourneerd, zullen met toepassing van het oorspronkelijke tarief van 6% moeten worden teruggenomen/gecrediteerd. 8.2 Verruiming van de btw-sportvrijstelling De Nederlandse btw-vrijstelling voor sport en aan sport gerelateerde activiteiten wordt per 1 januari 2019 uitgebreid. Dit is het gevolg van Europese ontwikkelingen op dit gebied, waardoor Nederland zich in feite gedwongen zag de nationale vrijstellingsbepaling aan te passen. Gevolg van de wijziging is dat méér activiteiten vrijgesteld van btw zullen zijn. Eén van de praktische gevolgen van de voorgestelde wijziging is dat het (veel) lastiger wordt om sportaccommodaties buiten de vrijstelling te houden, wat in feite betekent dat de btw een kostenpost wordt bij de bouw en het onderhoud van sportcomplexen. Uit de gepubliceerde stukken blijkt dat de overheid deze additionele kostenpost wil verminderen. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is van plan om per 1 januari 2019 de ontwikkeling, het onderhoud en de instandhouding van sportaccommodaties te stimuleren door middel van een nieuwe subsidieregeling voor sportverenigingen en een specifieke uitkering voor gemeenten. 8.3 Btw-regels voor elektronische diensten vereenvoudigd Waar alle ondernemers nu buitenlandse btw aan hun particuliere EU-afnemers moeten berekenen als zij elektronische diensten verrichten, wordt hiervoor per 1 januari 2019 een drempel ingevoerd. Dit maakt het voor kleinere ondernemers eenvoudiger: als hun omzet uit dergelijke diensten per jaar minder dan 10.000 bedraagt, mogen zij de btw van hun eigen vestigingsland in rekening brengen. Ook de factureringsregels voor dergelijke prestaties worden eenvoudiger. Onder de huidige regels moeten ondernemers die binnen de EU aan particuliere afnemers elektronische diensten verrichten, de btw van het land waar de afnemers wonen aan deze afnemers in rekening brengen. Deze btw kan via een speciaal daarvoor opgezet digitaal aangiftesysteem in het land van vestiging voor alle andere landen waar de afnemers wonen, worden ingevuld en betaald. De ervaring leert dat dit voor veel, vaak kleinere, ondernemers niet eenvoudig is, ook omdat zij per afnemer aan de hand van specifiek voorgeschreven regels moeten vaststellen waar hun afnemers zijn gevestigd. Ook deze regels worden per 1 januari 2019 vereenvoudigd. 22

Deze maatregel betreft een EU-regeling die per 1 januari 2019 in alle EU-lidstaten moet zijn geïmplementeerd. Het is onderdeel van een groter palet aan wijzigingen, waarvan de belangrijkste pas per 1 januari 2021 zullen ingaan. 8.4 Aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen Bij de Eerste Kamer is het wetsvoorstel Kansspelen op afstand (wet KOA) in behandeling. Aanbieders van kansspelen kunnen daardoor de online markt in Nederland betreden en voor alle kansspelen op afstand zal dezelfde belastingplicht en grondslag gelden. Naar verwachting treedt wet KOA in werking per 1 juni 2020. In het huidige stelsel is voor landgebonden casinospelen en kansautomatenspelen de aanbieder belastingplichtig over het brutospelresultaat (verschil tussen de van spelers ontvangen inzetten en de beschikbaar gestelde prijzen). Voor overige kansspelen zoals bijvoorbeeld loterijen, sportweddenschappen en prijsvragen, wordt de speler belast voor zover de prijs hoger is dan 449. De aanbieders zijn hiervoor inhoudingsplichtig. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de aanbieders van landgebonden sportweddenschappen hetzelfde te behandelen als aanbieders van op afstand aangeboden sportweddenschappen. Daardoor zal de prijzenvrijstelling van 449 geen rol meer spelen. Deze wijziging zal volgens de huidige planning in werking treden een half jaar na de inwerkingtreding van de wet KOA. 8.5 Aanpakken verhaalconstructies De laatste tijd is veel aandacht geweest voor internationale fiscale constructies die worden gebruikt om belasting te ontwijken en in soms zelfs te ontduiken (denk aan de Panama Papers). De huidige mogelijkheden van de Belastingdienst om de belastingschulden die uit deze (internationale) fiscale constructies voortvloeien, in te vorderen, zijn in bepaalde gevallen ontoereikend, waardoor de inning van belastingschulden in deze gevallen volgens het kabinet ernstig in gevaar komt. Daarom worden vier nieuwe invorderingsmaatregelen geïntroduceerd, die primair bedoeld zijn om gezamenlijk een bijdrage te leveren aan het aanpakken van verhaalconstructies. Deze maatregelen kunnen zowel zelfstandig als gezamenlijk worden ingezet. Met deze vier invorderingsmaatregelen zal de verschuldigde belasting volgens het kabinet efficiënter en vaker geïnd kunnen worden. Aansprakelijkheid van begunstigden Belastingschuldigen ontdoen zich soms van hun vermogen, bijvoorbeeld door schenkingen of liquidatie-uitkeringen, voordat de Belastingdienst de inning van de belastingschuld heeft kunnen uitvoeren. Met de voorgestelde wijziging kan de Belastingdienst kort gezegd - onder voorwaarden de begunstigden van dat vermogen aansprakelijk stellen tot het bedrag dat de begunstigde heeft verkregen van de belastingschuldige. Uitbreiding verhaalsmogelijkheden op erfgenamen Op dit moment kan de Belastingdienst na het overlijden van de belastingschuldige de erfgenaam slechts aanspreken tot maximaal het bedrag dat hij als erfenis heeft ontvangen. Gebleken is dat door schenkingen vlak vóór het overlijden de erfenis soms gering of nihil is, waardoor het aansprakelijk stellen van een erfgenaam geen zin heeft. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de aansprakelijkheid wordt uitgebreid met het bedrag van de schenkingen die de erfgenaam van de 23

erflater heeft ontvangen kort (180 dagen) vóór diens overlijden. Alternatieve wijze van bekendmaking aanslag Om belasting te kunnen innen, moet de Belastingdienst een aanslagbiljet versturen of uitreiken aan de belastingschuldige. Als de belastingschuldige geen natuurlijke persoon is en niet langer bestaat, is deze bekendmaking van het aanslagbiljet door de Belastingdienst niet mogelijk. Het wetsvoorstel voorziet in een alternatieve wijze van bekendmaking aan (vermoedelijk) niet langer bestaande rechtspersonen. Het aanslagbiljet wordt dan uitgereikt of verzonden aan het parket van een ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarin de laatst bekende vestigingsplaats van de rechtspersoon is gelegen of bij de rechtbank Den Haag. De aanslaggegevens worden vervolgens in de Staatscourant gepubliceerd. Tenslotte ontvangen de laatst bekende bestuurders, aandeelhouders en vereffenaars van de (vermoedelijk) niet langer bestaande rechtspersoon een kopie van het aanslagbiljet. Na de alternatieve bekendmaking zijn de reguliere rechtsgevolgen en termijnen (zoals bezwaartermijn en betalingstermijn) van toepassing. Uitbreiding informatieverplichting Momenteel zijn alleen de belastingschuldige en/of de aansprakelijk gestelde verplicht om desgevraagd informatie te verstrekken die van belang kan zijn voor de invordering van belastingschulden. In het wetsvoorstel is voorgesteld om deze informatieverplichting op te leggen aan iedereen. In de toelichting is echter opgemerkt dat deze nieuwe informatieverplichting enkel geldt voor een specifieke groep zoals bijvoorbeeld de zogenoemde inlener, de bestuurder en de aanmerkelijkbelanghouder. Op deze manier kan de Belastingdienst informatie verzamelen om tot een aansprakelijkstelling over te kunnen gaan. Indien niet voldaan wordt aan deze informatieverplichting, is de strafrechtelijke sancties een hechtenis van maximaal zes maanden of een geldboete van maximaal 8.300. 8.6 Overtredersbegrip in de fiscaliteit Het overtredersbegrip in de fiscaliteit is per 1 januari 2014 uitgebreid met de doen pleger, uitlokker en de medeplichtige. Dit maakt het mogelijk om betrokkenen die anderen bewust helpen bij het nietnakomen van hun verplichtingen een bestuurlijke boete op te leggen. Deze uitbreiding van het overtredersbegrip zou per 1 januari 2019 vervallen. Mede in verband met de preventieve werking wordt voorgesteld om de vervaldatum met vijf jaar te verlengen tot 1 januari 2024. 8.7 Verwerken van kentekengegevens In het kader van een juiste heffing van motorrijtuigenbelasting, is het noodzakelijk dat de Belastingdienst over de juiste bevoegdheden beschikt voor het verzamelen en gebruiken van de benodigde informatie. Hierbij speelt de verwerking van kentekengegevens een belangrijke rol. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat de Belastingdienst kentekengegevens niet mocht gebruiken voor de controle van rittenregistraties in het kader van het privégebruik van een auto van de zaak, omdat een toereikende wettelijke grondslag voor het langere tijd volgen van personen ontbrak. In de Memorie van toelichting bij het Belastingplan wordt onder andere gesteld dat de verzamelde gegevens wel kunnen worden gebruikt voor de heffing en controle van de motorrijtuigenbelasting, omdat het daarvoor niet nodig is om belastingplichtige langere tijd te volgen. Met de kentekengegevens kan de Belastingdienst controleren of bepaalde fiscale faciliteiten terecht zijn toegepast. Om echter elke eventuele onzekerheid op dit punt te voorkomen, wordt in het Belastingplan een wettelijke grondslag gecreëerd voor het gebruiken van de verzamelde gegevens voor de heffing en controle van de motorrijtuigenbelasting. Deze wettelijke grondslag is tevens getoetst aan (internationale) privacyregelgeving. 24

8.8 Formele aspecten introductie bronheffing dividenden In het kader van de introductie van een conditionele bronheffing op dividenden per 1 januari 2020 worden een aantal formeelrechtelijke bepalingen voorgesteld: In de eerste plaats wordt een specifieke informatieverplichting uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt ook van toepassing op de in Nederland gevestigde inhoudingsplichtige als de in het buitenland wonende belastingplichtige een zogenoemd kwalificerend belang in de inhoudingsplichtige heeft. Dat is het geval als de belastingplichtige een zodanige invloed heeft op de besluiten van inhoudingsplichtige dat de activiteiten van die inhoudingsplichtige kunnen worden bepaald. Als niet aan de informatieverplichting wordt voldaan kan de inspecteur een informatiebeschikking afgeven. De inhoudingsplichtige of de belastingplichtige heeft voorts een actieve inlichtingenverplichting tot vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan. Deze verplichting houdt het volgende in: zodra de inhoudingsplichtige of de belastingplichtige bekend is geworden met het feit dat eerdere inlichtingen en gegevens niet, onjuist of onvolledig zijn verstrekt moeten de juiste inlichtingen en gegevens alsnog binnen twee weken worden verstrekt. Indien het aan opzet of grove schuld te wijten is dat de inhoudingsplichtige of de belastingplichtige niet voldoet aan de hiervoor genoemde actieve inlichtingenverplichting, kan een vergrijpboete worden opgelegd ter grootte van maximaal 100% van de, als gevolg van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, niet geheven belasting. De vergrijpboete kan ook worden opgelegd aan de doen pleger, de uitlokker en de medeplichtige. Afhankelijk van de omstandigheden kan ook gekozen worden voor strafrechtelijke afdoening in plaats van een vergrijpboete. De mogelijkheden voor de inspecteur om een naheffingsaanslag op te leggen worden met betrekking tot de naheffingsaanslag bronbelasting versoepeld. De inspecteur heeft, zonder aan nadere voorwaarden te hoeven voldoen, de keuze (discretionaire bevoegdheid) om de naheffingsaanslag bronbelasting op te leggen aan de inhoudingsplichtige of aan de belastingplichtige. Het is daardoor mogelijk dat de vergrijpboete (omdat niet voldaan wordt aan de actieve inlichtingverplichting) wordt opgelegd aan de inhoudingsplichtige, terwijl de naheffingsaanslag wordt opgelegd aan de belastingplichtige. 25

9. Contact Algemeen en formeel belastingrecht Arbeidsmarkt en werkgevers Arjo van Eijsden E: arjo.van.eijsden@nl.ey.com T: 088 407 84 11 Jan-Bertram Rietveld E: jan-bertram.rietveld@nl.ey.com T: 088 407 78 976 Innovatie en investeringen Ben Kiekebeld E: ben.kiekebeld@nl.ey.com T: 088 407 84 57 Ondernemers Inkomsten- en Vennootschapsbelasting Rudolf de Vries E: rudolf.de.vries@nl.ey.com T: 088 407 1145 Ondernemers Europese maatregelen Daniel Smit E: daniel.smit@nl.ey.com T: 088 407 8499 Ondernemingen Btw, overdrachtsbelasting, douane en milieubelastingen Walter de Wit E: walter.de.wit@nl.ey.com T: 088 407 71 390 Particulieren Vermogende particulieren Rob Boltjes E: rob.boltjes@nl.ey.com T: 088 407 9246 Roxana Bos E: roxana.bos@nl.ey.com T: 088 407 8443 26