Leereenheid 8. Diagnostische toets: Driefasenet. Let op!

Vergelijkbare documenten
Leereenheid 9. Diagnostische toets: Vermogen en arbeidsfactor in driefasenetten

Cursus/Handleiding/Naslagwerk. Driefase wisselspanning

Hoofdstuk 3 : Het driefasennet

Leereenheid 4. Diagnostische toets: Serieschakeling. Let op!

Leereenheid 6. Diagnostische toets: Gemengde schakeling. Let op!

Leereenheid 5. Diagnostische toets: Parallelschakeling. Let op!

Leereenheid 3. Diagnostische toets: Enkelvoudige wisselstroomkringen

Leereenheid 1. Diagnostische toets: Soorten spanningen. Let op!

Leereenheid 7. Diagnostische toets: Vermogen en arbeidsfactor van een sinusvormige wisselstroom

Leereenheid 2. Diagnostische toets: De sinusvormige wisselspanning. Let op!

Enkel voor klasgebruik WEGWIJZER

Meerfasige stelsels. Hoofdstuk Wat is een meerfasig stelsel. Doelstellingen

L1 L2 L3 N L1 L2 L3 N PE PE. aarde L1 L2 L3 PEN. Figuur 3.6: Verdeelnetten

1. Opwekken van een sinusoïdale wisselspanning.

Tentamen Analoge- en Elektrotechniek

Fiche 7 (Analyse): Begrippen over elektriciteit

Stroomstelsels LS. Quercus Technical Services B.V.

De werking van de nulpuntstransformator

Niet-symmetrisch driefasig systeem

Aanwijzingen. Figuur 1 LDR (NORP12) Weerstand - lichtsterkte grafiek (Let op: Logaritmische schaal) Nakijkmodel

Oefeningen Elektriciteit II Deel II

Studiewijzer (ECTS-fiche)

TT-net. T: geaard in het transformatorstation T: geaard bij de verbruiker

Bespreking Motorkenplaat Asynchrone Motoren. Frank Rubben

Nulgeleider Met een transformator een nulgeleider (N) creëren

3 Beveiliging. 3.1 Beveiliging tegen overstroom

Licht- en Verlichtingstechnieken : Grondslagen elektriciteit, licht en visuele omgeving : Deel Elektrotechniek

elektrotechniek CSPE KB 2009 minitoets bij opdracht 11 A B X C D

(On)voldoende spanningskwaliteit kost geld!

Elektriciteit en veiligheid op het podium voedingen, beveiliging, zekeringen en aardlekschakelaars

3DE GRAAD DEEL 1 ELEKTRICITEIT & LAB EENFASIGE WISSELSTROOMKETENS. Ivan Maesen Jo Hovaere. Plantyn

Transformatoren Ster-Driehoek schakeling. Hoe doe je dat?

Laden van elektrische wagens. Oktober 2015

Schade door lagerstromen.zx ronde 12 maart 2017

Mode 3 laadpunten voor elektrische voertuigen: keuze van de differentieelschakelaar

SECTIE NULGELEIDER BIJ ASYMMETRISCH BELASTE EN VERVUILDE NETTEN

De huisinstallatie bestaat uit éénfasige kringen die gevoed worden door een driefasig net.

-Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer.

Labo. Elektriciteit OPGAVE: De driefasetransformator. Sub Totaal :.../90 Totaal :.../20

Werking isolatiewachters

Bijlage frequentieregeling Frequentieregeling

2. Beveiliging tegen onrechtstreekse aanraking

9.2 Bepaal de harmonische tijdsfuncties die horen bij deze complexe getallen: U 1 = 3 + 4j V; U 2 = 3e jb/8 V; I 1 =!j + 1 ma; I 2 = 7e!jB/3 ma.

elektrotechniek CSPE KB 2011 minitoets bij opdracht 8

Alternator 1. De functie van de wisselstroomgenerator of de alternator 2. De werking/ basisprincipe van de wisselstroomgenerator

Nieuws1010 Onafhankelijke uitgave van Meer1010

Metingen aan een draaistroomtransformator

LABO. Elektriciteit. OPGAVE: Elektrische arbeid bij hoogspanning. Totaal :.../ /.../ Datum van afgifte:

Harmonischen: gevolgen

Hoofdstuk 4 Het schakelen van weerstanden.

Kortsluitvastheid HS VP. Quercus Technical Services B.V.

LABO. Elektriciteit OPGAVE: De cos phi -meter Meten van vermogen in éénfase kringen. Totaal :.../ /.../ Datum van afgifte:

Tentamen ELEKTRISCHE OMZETTINGEN (et2 040)

Nieuws1010 Onafhankelijke uitgave van Meer1010

Elektrische stroomnetwerken

Draaistroom en frequentie regelaars.. ZX ronde 8 september 2013

Elektriciteit. Wat is elektriciteit

EXAMENFOLDER maandag 26 januari 2015 OPLOSSINGEN. Vraag 1: Een gelijkstroomnetwerk (20 minuten - 2 punten)

Hoe keuringsverslagen elektrische installaties interpreteren meest voorkomende inbreuken

De betekenis van de verhouding Ik"3/Ik"1 van de netvoeding

De netimpedantie nader bekeken

Magnetische toepassingen in de motorvoertuigentechniek (3)

Practicum drie- en vierleidernetten

Theoretische elektriciteit 5TSO

Wettelijke minimale voorschriften inzake veiligheid van oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen (K.B. 2/6/2008)

Speciale transformatoren

Elektrische veiligheid

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

LABO. Elektriciteit OPGAVE: Reactief vermogen in een driegeleidernet. Sub Totaal :.../80 Totaal :.../20

Takstroom Takstroom Totale φ tussen I1 I2 stroom I I1 en I2 (A) (A) (A) A B C

Formuleblad Wisselstromen

DEEL 6 Serieschakeling van componenten. 6.1 Doel van de oefening. 6.2 Benodigdheden

Nulgeleiderstromen in laagspanningsinstallaties

Wisselspanningen. Maximale en effectieve waarde. We gaan de wisselspanning aansluiten op een weerstand. U R. In deze situatie geldt de wet van Ohm:

Vrij Technisch Instituut Grote Hulststraat Tielt tel fax

Praktische Motorschakelingen Werkboek. Frank Rubben

Tent. Elektriciteitsvoorziening I / ET 2105

NaSk 1 Elektrische Energie

Elektro-magnetisme Q B Q A

Bepaal van de hieronder weergegeven spanningen en stromen: de periodetijd en de frequentie, de gemiddelde waarde en de effectieve waarde.

Oefenvragen_Basistoets Stipel

2 ELEKTRISCHE STROOMKRING

Kortsluitstromen en. Kabelberekeningen

NEN Werken met de. Pluspakket NEN 1010:2015. MBO Elektrotechniek. Meer ie. verder in technisch vakmanschap

elektrotechniek CSPE KB 2009 minitoets bij opdracht 11

Elektriciteit thuis. Extra informatie Elektriciteit, Elektriciteit thuis,

LABORATORIUM ELEKTRICITEIT

1 Elektriciteit Oriëntatie 1.1 Elektrische begrippen Elektrische stroomkring

Merk op: de ppt die voorzien is voor veiligheid is voorzien van notities die men in powerpoint kan bekijken in de editor.

Katholieke Hogeschool Kempen Campus HIKempen Geel Departement Industrieel Ingenieur en Biotechniek 4 EM ET. Labo Elektrotechniek

Theorie elektriciteit - sem 2

Van Dijk Educatie Parallelschakeling 2063NGQ0571. Kenteq Leermiddelen. copyright Kenteq

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Scheidingstransformatoren. ZX ronde 27 september 2015

DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN

Inleiding. Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties in voertuigen 18 augustus Vac installaties in voertuigen

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

LABO. Elektriciteit OPGAVE: De koppel-snelheidskarakteristiek van de driefasige asynchrone motor. Totaal :.../100 ../. Remediëring: Datum van opgave:

Transcriptie:

Leereenheid 8 Diagnostische toets: Driefasenet Let op! Bij meerkeuzevragen: Duid met een kringetje rond de letter het juiste antwoord of de juiste antwoorden aan. Vragen gemerkt met: J O. Sommige van die uitspraken zijn juist, andere zijn onjuist. Als het antwoord juist is, trek dan een kringetje rond de J, is het antwoord onjuist, trek dan een kringetje rond de O. Onderstreep ook het woord dat de uitspraak onjuist maakt. Kies uit de lijst onder de toets het woord dat de uitspraak juist maakt en zet de letter die het woord voorafgaat in de open ruimte voor de uitspraak. Vragen gemerkt met: J O Sommige van die uitspraken zijn juist, andere zijn onjuist. Als het antwoord juist is, trek dan een kringetje rond de J, is het antwoord onjuist, trek dan een kringetje rond de O. 8.1 1 J O Een driefasige generator kan worden beschouwd als drie eenfasige generatoren in een enkele machine ondergebracht. 8.1 2 J O. Een driefasige generator bevat drie onderling onafhankelijke wikkelingen die we fasen noemen. 8.1 3 Een driefasige generator genereert: 1 drie spanningen die altijd 120 graden verschoven zijn. 2 drie spanningen die altijd p radialen verschoven zijn. 3 8.1 4 Een driefasige generator bevat principieel: 1 drie spoelen die bewegen in een magnetisch veld. 2 een magneet die beweegt tussen drie spoelen. 8.1 5 Wat hoort er NIET bij? Een driefasespanning is een stelsel van drie sinusoïdale wisselspanningen die: a dezelfde amplitudowaarde hebben. b dezelfde effectieve waarde hebben. c gelijktijdig maximaal en nul worden. d dezelfde frequentie hebben. 1

Driefasenet 8.1 6 Geef de wiskundige uitdrukking met de fase in graden van een driefasespanning waarvan de amplitudowaarde E m is. e 1 e 2 e 3 8.1 7 Geef de wiskundige uitdrukking met de fase in radialen van een driefasespanning waarvan de amplitudowaarde E m is. e 1 e 2 e 3 8.1 8 J O. De momentele waarden van de drie fasespanningen zijn nooit gelijktijdig positief of negatief. 8.1 9 Voor een driefasige generator geldt E 1 + E 2 + E 3 = Teken de vectoriële som uit deze gelijkheid. 8.2 10 Schrijf in fig. 1 de lettertekens die de fasewikkelingen van een generator aanduiden. Geef ook de zin van de spanning aan met een pijl. fig. 1 8.2 11 Als de drie fasewikkelingen van een generator in driehoek geschakeld worden: 1 staan alle fasespanningen in serie. 2 ontstaan circulatiestromen in de fasewikkelingen. 8.2 12 J O Als we van een in driehoek geschakelde generator een spoel in tegenstelling schakelen, dan zullen in de generator circulatiestromen vloeien. 8.2 13 Bij een driehoekschakeling is de fasespanning: a 3 keer groter dan de lijnspanning. b 3 keer kleiner dan de lijnspanning. c gelijk aan de lijnspanning. 2

Leereenheid 8 8.2 14 J O. Het sterpunt van een driefasige generator legt de eindpunten van de drie fasewikkelingen op gelijk potentiaal en verstoort het evenwicht in de werking niet. 8.2 15 Duid in fig. 2 tussen de geleiders de fase- en lijnspanningen met hun overeengekomen zin aan. fig. 2 8.2 16 Druk de lijnspanningen van een in ster geschakelde generator uit overeenkomstig de fasespanningen. E 12 E 23 E 31 8.2 17 Teken in een enkel vectorendiagram de fase- en lijnspanningen van een in ster geschakelde generator. 8.2 18 De lijnspanningen van een driefasenet zijn onderling verschoven. 8.2 19 De vectoriële som van de lijnspanningen van een driefasenet is gelijk aan. 8.2 20 Bij een in ster geschakelde generator ijlt E 1 90 op. E 3 90 op. E 23 op E 2. 8.2 21 In een viergeleidernet is de lijnspanning gelijk aan de fasespanning maal. 3

Driefasenet 8.3 22 Een driefasige generator voedt de impedanties Z 1, Z 2 en Z 3 (fig. 3). Sluit de impedanties aan d.m.v. zes geleiders en duid de stroomzin in de impedanties aan met een pijl. fig. 3 8.3 23 Op een willekeurig driefasenet (ster of driehoek) kan je een belasting: 1 in ster aansluiten. 2 in driehoek aansluiten. 8.3 24 Je wilt op een driegeleidernet met 400 V lijnspanning drie lampen van 100 W - 230 V aansluiten. Om dit mogelijk te maken schakel je de lampen: a in driehoek. b in ster. c willekeurig in ster of in driehoek. 8.3 25 Een motor van 230/400 V kunnen we in driehoek aansluiten op een net: a 3N400. b 3N230. c 3N700. 8.3 26 Een driefasige generator, in driehoek geschakeld, levert lijnstromen. Druk die uit overeenkomstig de fasestromen. I L1 I L2 I L3 8.3 27 Stel in een vectorendiagram de lijn- en fasestromen voor van een in driehoek geschakelde generator met evenwichtige belasting voor het geval dat I 12 = I 1 I 2 I 23 = I 2 I 3 I 31 = I 3 I 1 4

Leereenheid 8 8.3 28 J O. Bij een driefasige generator in driehoek geschakeld is de fasestroom kleiner dan de lijnstroom. 8.3 29 Bij een symmetrisch belast net in driehoek is de lijnstroom gelijk aan de fasestroom: a maal 3. b gedeeld door 3. c maal 3. d gedeeld door 3. 8.3 30 In fig. 4 is Z 1 = 10 Ω Z 2 = 20 Ω Z 3 = 25 Ω I 1 = I 2 = I 3 = fig. 4 8.3 31 J O. Om de lijnstroom I 1 in opgave 30 te bepalen, moet je de stromen I 1 en I 2 algebraïsch aftrekken. 8.3 32 J O. Als je op een driefasige generator drie willekeurige impedanties aansluit, ontstaat een driefasestroom. 8.3 33 Geef de wiskundige uitdrukking van een driefasestroom met de fase in radialen als op een driefasespanning: a drie gelijke impedanties (inductief) worden aangesloten. b drie verschillende impedanties (inductief) worden aangesloten. i 1 = a i 2 = i 3 = i 1 = b i 2 = i 3 = 8.3 34 De vectoriële som van de fasestromen in een viergeleidernet is bij symmetrische belasting I 1 + I 2 + I 3 =, bij asymmetrische belasting I 1 + I 2 + I 3 =. 5

Driefasenet 8.3 35 Door de nulgeleider van een symmetrisch belast net vloeit geen stroom omdat: 1 I 1 + I 2 + I 3 = 0 2 het nulpunt van de generator en de verbruiker hetzelfde potentiaal hebben. 8.3 36 J O. Een nulgeleider is enkel nodig als een asymmetrische belasting in ster aangesloten is. 8.3 37 Bij een sterschakeling is de lijnstroom: a drie keer groter dan de fasestroom. b 3 keer kleiner dan de fasestroom. c 3 keer groter dan de fasestroom. d gelijk aan de fasestroom. 8.3 38 Stel in het vectorendiagram van fig. 5 de drie stromen voor als de impedanties (inductief) aangesloten op een viergeleidernet onderling verschillen. Duid ook de faseverschuivingshoeken aan. fig. 5 8.3 39 Op een viergeleidernet (L 1, L 2, L 3 en N) kan je altijd: 1 een symmetrische belasting in ster aansluiten. 2 een asymmetrische belasting in ster aansluiten. 8.3 40 Als je een asymmetrische belasting in ster aansluit op een viergeleidernet dan kan: 1 elke impedantie een andere spanning opnemen. 2 elke impedantie een andere stroom opnemen. 6

Leereenheid 8 8.3 41 De nulgeleider zal altijd stroom voeren als: 1 de belasting symmetrisch is. 2 de belasting in driehoek aangesloten is. 8.3 42 J O. Als een symmetrische belasting in ster wordt aangesloten op een driegeleidernet vormt er zich altijd een evenwichtig nulpunt. 8.3 43 J O. Bij een asymmetrische belasting in ster aangesloten op een driegeleidernet zullen de impedanties verschillende spanningen opnemen. 8.3 44 Een breuk in de nulgeleider kan schadelijke gevolgen hebben als : a een asymmetrische belasting in driehoek aangesloten is. b een symmetrische belasting in ster aangesloten is. c een asymmetrische belasting in ster aangesloten is. 8.3 45 In figuur 6 is Z 1 = Z 2 = Z 3 = 100 Ω. fig. 6 I 1 =. De spanning over Z 1 is. I f =. 8.3 46 In fig. 7 is: E 1 = E 2 = E 3 = 100 V Z 1 = Z 2 = Z 3 = 50 Ω I 2 =. U over Z 2 =. I f =. fig. 7 7

Driefasenet 8.3 47 Als de impedanties Z 1 ; Z 2 en Z 3 in fig. 7 onderling verschillen dan zal: 1 de spanning over elke impedantie blijven. 2 het nulpunt verschuiven. 8.3 48 In het schema van fig. 8 werkt alles normaal. Bij een onderbreking in punt a zal: lamp L 1 : a normaal blijven gloeien. b doven. c op verminderde sterkte gloeien. lamp L 2 : a ; b of c lamp L 3 : a ; b of c lamp L 4 : a ; b of c lamp L 5 : a ; b of c lamp L 6 : a ; b of c fig. 8 8.3 49 fig. 9 Als de gebruikte impedanties 100 Ω zijn, dan is I 1 = I 2 = I 3 = I 4 = U 1 = U 2 = U 4 = 8.3 50 Driefasige generatoren of transformatoren voor distributienetten worden meestal in ster geschakeld omdat: 1 we over twee spanningen beschikken. 2 dit de meest economische uitvoering is. 8

Leereenheid 8 8.4 51 Een aardverbinding in een driefasig net heeft tot doel: 1 het energietransport in alle omstandigheden te verzekeren. 2 personen te beveiligen bij rechtstreekse aanraking van actieve delen. 8.4 52 J O. Geleidende delen van elektrisch materieel die verbonden zijn met de nulgeleider worden beschouwd als actieve delen. 8.4 53 De drie voorkomende systemen van aardverbinding worden aangegeven door een code van ten minste twee letters waarvan: 1 de eerste letter de relatie aangeeft tussen het verdeelnet en de aarde. 2 de tweede letter de relatie aangeeft tussen de massa s van de elektrische installatie en de aarde. 8.4 54 De keuze tussen de drie voorkomende systemen wordt ingegeven door drie beschouwingen. Wat hoort er NIET bij? a continuïteit van de uitbating. b beveiliging van personeel en goederen. c ecologische beschouwingen. d economische beschouwingen. 8.4 55 Bij het TN-systeem in zijn verschillende varianten: 1 is de foutstroom door de foutlus zeer beperkt. 2 is het onderhoud vrij complex. 8.4 56 Bij een TT-systeem: 1 is een punt van het verdeelnet rechtstreeks geaard. 2 is de aardelektrode van de elektrische installatie elektrisch gescheiden van de aardelektrode van het verdeelnet. 9

Driefasenet 8.4 57 Het TT-systeem: 1 vindt zijn toepassing in de laagspanningsdistributie 2 wordt door normale overstroombeveiliging automatisch uitgeschakeld. 8.4 58 J O. Bij een IT-systeem zijn de massa s van de elektrische installatie rechtstreeks geaard. 8.4 59 J O. Om de continuïteit van uitbating te bevorderen kiezen we voor TNsysteem. 8.4 60 J O. Bij een eerste aardsluiting door een isolatiefout zal het IT-systeem in dienst blijven. Woordenlijst A afhankelijk B verschillend C groter D gelijke E altijd F symmetrische G asymmetrische H stromen I vectorieel J lijnen K eindpunten L fasegeleider M onrechtstreeks N IT-systeem O TT-systeem 10

Oplossingen Antwoordsleutel Vraag 1 juist 2 juist 3 a 4 c 5 c e 1 = E m.sin 360.t T 6 e 2 = E m.sin 360.t 120 T e 3 = E m.sin 360.t + 120 T e 1 = E m.sin (w.t) 7 e 2 = E m.sin w.t 2p 3 e 3 = E m.sin w.t + 2p 3 8 juist 9 nul, fig. 10 fig. 10 10 U1-U2 V1-V2 W1-W2 De pijl wijst van het eindpunt 2 naar het beginpunt 1. 11 a 12 juist 13 c 14 juist 15 Fig. 11 fig. 11 11

Oplossingen 16 E 12 = E 1 E 2 E 23 = E 2 E 3 E 31 = E 3 E 1 17 Fig. 12 fig. 12 18 120 19 nul 20 voor; E 23 voor; E 12 30 21 3 22 Fig. 13 fig. 13 23 c 24 b 25 b 26 I L1 = I 1 I 3 I L2 = I 2 I 1 I L3 = I 3 I 2 12

Oplossingen 27 Fig. 14 fig. 14 28 juist 29 a 30 I 1 = 10 A; I 2 = 5 A; I 3 = 4 A 31 onjuist; algebraïsch; I 32 onjuist; willekeurige; D 33 a i 1 = I m.sin(w.t j) i 2 = I m.sin w.t 2p j 3 i 3 = I m.sin w.t 2p j 3 b i 1 = I m1.sin(w.t j 1 ) i 2 = I m2.sin w.t 2p j 3 2 i 3 = I m3.sin w.t 2p j 3 3 34 0; I N 35 c 36 juist 37 d 38 Fig. 15 fig. 15 13

Oplossingen 39 c 40 b 41 d 42 juist 43 juist 44 c 45 I 1 = 3,00 A; U = 173,2 V; I f = 3,00 A 46 I 2 = 1,155 A; U = 57,7 V; I f = 0,667 A 47 b 48 L1: a L2: a L3: c L4: a L5: c L6: c 49 I 1 = 2,20 A; I 2 = 3,80 A; I 3 = 6,58 A; I 4 = 2,20 A U 1 = 220 V; U 2 = 380 V; U 4 = 220 V 50 c 51 d 52 juist 53 c 54 c 55 d 56 c 57 a 58 juist 59 onjuist; TN-systeem; N 60 juist 14