Regieboek Jeugd. Een handreiking voor gemeenten. Frank Beemer Pauline Krauss Martin Schulz Geke van Velzen



Vergelijkbare documenten
Regieboek Jeugd. Een handreiking voor gemeenten. Frank Beemer Pauline Krauss Martin Schulz Geke van Velzen

Kinderen moeten gezond, veilig en met plezier kunnen opgroeien. Het liefst in een gezin. SAMEN ZORGEN VOOR DE JEUGD OP BONAIRE

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Programma. Passend onderwijs ZAT - CJG; samen sterk voor de jeugd. Landelijk Steunpunt ZAT s

Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld

Centrale helpdesk voor gemeenten. Samenwerken voor de jeugd

Jaarverslag Professionaliseren en versterken van de ketens

Aan de Colleges van burgemeester en wethouders van de Nederlandse gemeenten i.a.a. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Sluitende aanpak. voor risico- en. probleemjongeren

de jeugd is onze toekomst

Zorgcoördinatie door de Jeugdgezondheidszorg. Paul van der Velpen Directeur GGD Hart voor Brabant

Als ouders uit elkaar gaan

Wat worden leerlingen en ouders hier beter van? Wat levert het op voor leerkrachten, scholen en partners?

Werken met. ESAR werkt! Werken met ESAR werkt! betere en snellere hulp

Risico s melden in de Verwijsindex. Hoe werkt dat? Verwijsindex Regio Nijmegen voor jeugdigen van 0-23 jaar

Welke kansen geeft decentralisatie van de Jeugdzorg voor Welzijn? Voorjaarsworkshop Verdiwel 7 april 2011 Inleiding Wiel Janssen

Samenwerking tussen en in de Veiligheidshuizen

Roadmap uitrol CJG Meppel Kostenindicatie jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Funding via: Prio

Zorg- en adviesteam in het onderwijs

Begrippenlijst signaleringssysteem Zorg voor Jeugd versie 1 juli 2008

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen.

Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.

VEILIGHEIDSHUIS KERKRADE

Als ouders uit elkaar gaan

Handreiking. Randvoorwaarden voor de veiligheid van jeugdigen in de toegang tot jeugdhulp

Samenwerken in de jeugdketen Een instrument voor gegevensuitwisseling

Zorg voor Jeugd in Vlaardingen

Evaluatie sociaal gebiedsteam juli 2015

INFORMATIE VERWIJSINDEX RISICOJONGEREN. Dit memo bevat inhoudelijke informatie. De procesaanpak wordt toegelicht in de presentatie

Convenant Centrum voor Jeugd en Gezin Krimpen aan den IJssel

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

Ik heb een klacht, wat nu? Landelijk Meldpunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Centrum Jeugd & Gezin Maasland

DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER

Passie voor jongeren. Goede jeugdzorg is een must Lenie Scholten wethouder jeugd

Organiseren van samenwerking in het jeugddomein

De zorgcoördinator in positie 1.1 Inleiding

Opvoeding & Ontwikkeling

Voorstel aan : Gemeenteraad van 26 januari 2009 Door tussenkomst. Nummer : Onderwerp : Startnotitie Centrum Jeugd en Gezin Bijlage(n) : 1

Heel het Kind Samenvatting van de concept kadernota

Een haarscherp beeld? Of een blinde vlek? Weet u welke jongeren. risico lopen?

Aanpak: Bijzondere Zorg Team. Beschrijving

Model convenant Zorg- en adviesteam in het onderwijs

Centrum voor Jeugd en Gezin. Bouwstenen voor de groei

Ketens risicojeugd sluitend verbinden Avans 7 april 2011

Jongerenloket en zorg- en adviesteam

Protocol Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld binnen de zorgstructuur van het Karel de Grote College Nijmegen.

Eerder en Dichtbij. Projectplan

Welkom. Presentatie wijkteams in de gemeente Leeuwarden en hoe zij de financiële hulpverlening hebben ingericht

Nieuwsbrief Centrum voor Jeugd en Gezin Roosendaal

Uw kind. in de Verwijsindex. Wat betekent dat? Verwijsindex Regio Nijmegen voor jeugdigen van 0-23 jaar

Een gezond leven in een gezond ROC. ZAT structuur MBO Rotterdam

Presentatie t.b.v. studiedag 16 mei 2013

Lezing Evaluatie Wijkteams en Jeugdhulp Ervaringen met vormen en aansturing van wijkteams

STEVIG FUNDAMENT VOOR JEUGDZORG

Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland?

Districtelijk Veiligheidshuis Heerlen

BESLUITEN. B&W-nr.: d.d Pilot Jeugdpreventieteam

MinVWS_instrument_jeugdzorg_wt :33 Pagina 1. Samenwerken in de jeugdketen Een instrument voor gegevensuitwisseling

Convenant Centrum voor Jeugd en Gezin. NWN gemeenten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Pilot gezinswerkers Venray

Visie Jongerenwerk Leidschendam-Voorburg

Aanpak: Bemoeizorg. Beschrijving

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Drents Ketenmodel Jeugd en Gezin

Als ouders gaan scheiden

Met elkaar voor elkaar

Plan organisatie ouderenzorg in de wijk of gemeente Regio Zwolle

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan

Als de Raad u om informatie vraagt

Als opvoeden een probleem is

amersfoort Hoe bereik ik CJG Amersfoort?

Beleidsplan Regionaal Bureau Leerplicht

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. College De Heemlanden

De uitdagingen van de transformatie zijn de kansen voor de JGGZ en zijn academische functie

Verwijsindex risico s jeugdigen Utrecht

BESLUITEN. B&W-nr.: d.d

HET WIE-WAT-WAAROM VAN DE TILBURGSE AANPAK ZORG, WERK EN JEUGDHULP IN TILBURG

Verwijsindex risicojongeren

Workshop Privacy en Triage

Organisatiestructuur jeugdbeleid: De jeugd en haar toekomst

- Gezamenlijke visie - Algemeen of specifiek - Doelstelling vastgelegd - Doel SMART geformuleerd

Stappenplan VeiligHeidsHuizen. Triage-instrument. voor professionals in het veld

Ondersteuning en hulp. in de gemeente Bunnik vanaf 1 januari 2015

Veilig Centrum Jeugd en Gezin Lelystad. Lelystad. hoofdstad provincie Flevoland inwoners ( ) 31% jongeren tot en met 23 jaar

Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Samenwerkend Toezicht Sociaal Domein Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport

De 5 hoek in Amsterdam werkt samen!

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

4. Protocollen en reglementen Zorgstructuur Datum 9 januari 2014 Versie 2 Blad 1 van 5 ZORGSTRUCTUUR

Iedereen heeft een eigen verhaal

SISA-protocol PPO Rotterdam

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2019

Evaluatie convenanten met gemeenten inzake aansluiting jeugdzorg en jeugdbeleid

WELKOM. Workshop. Transitie jeugdzorg verzorg door PrO Hardenberg

Aanpak: WIJ Eindhoven. Beschrijving

Transcriptie:

Regieboek Jeugd Een handreiking voor gemeenten Frank Beemer Pauline Krauss Martin Schulz Geke van Velzen 1

2

Inhoudsopgave 1 Inleiding: opstoppingen en ongelukken voorkomen 4 1.1 Kinderen ongehinderd laten opgroeien 4 1.2 Gemeentelijke regie wettelijk verankerd 5 1.3 Waarom deze uitgave? 6 2 Verbinden van activiteiten: regie in de uitvoering 8 2.1 Regie in de uitvoering 8 2.2 Het wegennet: overzicht van de jeugdketen 9 2.3 Drie routes: onderwijs&werk, zorg, veiligheid&overlast 11 2.4 Het basistraject: signalering, beoordeling, interventie, nazorg 12 2.5 Leeftijdsgroepen 16 2.6 Verkeerspleinen: CJG, ZAT en Veiligheidshuis/JCO 16 2.7 Schakelen: de schaal van samenwerking 21 3 Binden van partijen: bestuurlijke regie 24 3.1 Verkeersmanagement: waarom bestuurlijke afspraken maken? 24 3.2 Wegbeheerders: met wie afspraken maken? 26 3.3 Verkeersregels: waarover afspraken maken? 26 3.4 Push&pull: waarmee worden afspraken nagekomen? 30 3.5 Verkeerscentrale: hoe de regie te organiseren? 31 4 De praktische stappen 34 4.1 Overzicht krijgen 34 4.2 Verbeterpunten in kaart brengen 36 4.3 De juiste strategie kiezen 37 Afkortingenlijst 38 Meer informatie? 39 Index van partijen in de jeugdketen 45 3

1 Inleiding: opstoppingen en ongelukken voorkomen 1.1 Kinderen ongehinderd laten opgroeien De jeugd heeft de toekomst. Daarom moeten alle kinderen en jongeren tussen 0 en 23 jaar, ongeacht culturele achtergrond of handicap, de kans krijgen zich goed te ontwikkelen. Gelukkig vergaat het de meeste kinderen in Nederland goed, heel goed zelfs. Maar met een nog steeds te groot aantal kinderen gaat het niet goed. Hoewel er ten opzichte van enkele jaren geleden al veel bereikt is, zowel op landelijk als op lokaal niveau, zijn er nog te veel kinderen die problemen hebben of juist veroorzaken. Een stimulerende leefomgeving die bevordert dat kinderen gemakkelijk kunnen participeren in de maatschappij, is natuurlijk de beste manier om nog meer kinderen ongehinderd te laten opgroeien. Door een harmonieuze gezinsomgeving, goed onderwijs en veel voorzieningen voor sport en vrije tijd dicht in de buurt te creëren. En door laagdrempelige opvoed ondersteuning voor ouders aan te bieden. Dat is belangrijk, maar daar gaat dit regieboek niet over. Want ook bij optimale voorzieningen dreigen sommige kinderen en jongeren buiten de boot te vallen; ook al zijn het er dan minder. Lokaal preventief jeugdbeleid helpt snelle en juiste hulp aan deze kinderen te organiseren, kinderen die een groter risico lopen op maatschappelijke uitval. Over de gemeentelijke verantwoordelijkheid hierbij gaat dit boek. Er zijn tal van professionals dag in dag uit bezig juist deze groep zo snel mogelijk te helpen: docenten, huisartsen, politieagenten, maatschappelijk werkers, leerplichtambtenaren en psychiaters, maar ook officieren van justitie 4

en medewerkers van woningcorporaties. Al deze professionals hebben als gezamenlijk doel dat zo min mogelijk kinderen onnodig gehinderd worden in hun ontwikkeling. Uitgangspunten daarbij zijn: snel ingrijpen (problemen zo vroeg mogelijk signaleren en aanpakken), en één kind één plan (een persoonsgerichte aanpak ontwikkelen en uitvoeren voor het kind, of liever nog: het gezin). 1.2 Gemeentelijke regie wettelijk verankerd Om kinderen die risico s lopen zo goed mogelijk te helpen, is het nodig snel de juiste hulp rond het kind te organiseren. Dat gaat echter niet vanzelf. Van oudsher hebben we in Nederland de hulpverlening namelijk als het ware rond de professional georganiseerd: iedere specialist zijn eigen organisatie. Daardoor is het hulpaanbod vanuit een organisatie vaak niet toereikend: adequate hulp vergt ook samenwerking tussen professionals en hun organisaties. Veel professionals en hun organisaties hebben zich dat de afgelopen jaren gerealiseerd. In vrijwel elke gemeente en regio zijn initiatieven genomen om hulpverlening beter op elkaar af te stemmen. Er zijn nieuwe structuren en netwerken voor samenwerking ontstaan, met namen als buurtnetwerken, wijkzorg-teams en jongereninterventieteams. Ze hebben gemeen dat ze beogen zo snel mogelijk een persoons-gerichte aanpak te bieden voor kinderen of jongeren die risico s lopen. Het zijn netwerken waarin partners elkaar snel weten te vinden en waarin ze vaak interdisciplinair casuïstiek bespreken. Als de situatie erom vraagt, komen ze samen in een overleg voor multi-probleemgezinnen waarbij ook andere professionals aanwezig kunnen zijn uit de volwassenhulpverlening, zoals schuldhulpverlening of verslavingszorg. De initiatieven laten zien dat er een cultuurverandering aan de gang is in de jeugdsector: het besef van de noodzaak tot samenwerken en informatie delen, is de afgelopen tijd sterk doorgedrongen. De daadwerkelijke samenwerking in netwerken en teams versterkt dat nog eens. Enkele initiatieven hebben landelijk navolging gekregen en worden gestimuleerd door verschillende bewindslieden. Het Zorg- en Adviesteam (ZAT), het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), het Veiligheids huis/justitieel Casus Overleg (JCO) en het Jongeren loket zijn de voornaamste. Op allerlei plekken in het land zijn ze (ook onder andere namen) al gedeeltelijk ingevoerd. Om de vrijblijvendheid van de samenwerking terug te dringen, heeft de minister voor Jeugd en Gezin aangekondigd dat de regierol van de gemeente 5

wettelijk verankerd zal worden in de Wet op de jeugdzorg. De gemeente krijgt de wettelijke taak om sluitende afspraken te maken met alle partijen uit de jeugdketen en partijen aan te spreken wanneer zij er niet in slagen om tot een adequate aanpak te komen. Ook andere bewindslieden willen de vrijblijvendheid van samenwerking aan banden leggen en met wettelijke verankeringen de partijen tot afspraken brengen. Hoe die afspraken eruit moeten zien, verschilt per gemeente. Gemeenten hebben veel ruimte om de jeugdketen in te richten, afhankelijk van de aard en omvang van de problemen en de cultuur van samenwerking op hun grondgebied. 1.3 Waarom deze uitgave? Gemeenten hebben een regietaak in het lokaal preventief jeugdbeleid. Het Regieboek Jeugd helpt gemeenten deze regietaak waar te maken. Het boek gaat niet over wat nu de beste zorg is voor een kind, noch over de omvang van de problematiek. Het gaat over hoe gemeenten als regisseur samenwerking binnen het jeugdbeleid kunnen organiseren. Met de vele initiatieven heeft die samenwerking in veel gemeenten een volgende fase bereikt. Sommige professionals komen elkaar wekelijks in verschillend multidisciplinair overleg tegen, voor net een andere doelgroep. En een partij als Bureau Jeugdzorg kan het aantal aanvragen om deel te nemen aan allerlei netwerken al lang niet meer aan. Dan is het zaak om lijn te brengen in de lokale initiatieven en structuren die er al zijn, zodat deze aan elkaar kunnen worden verbonden en de effectiviteit en efficiëntie wordt versterkt. Bovendien komt er dan samenhang voor doelgroepen die nu misschien nog minder worden bediend. Regie moet ambtelijke en bestuurlijke drukte terugdringen, en het aantal overleggen dat daarmee gemoeid is. Dat helpt natuurlijk niet alleen de overheidspartijen, maar juist ook de professionals in het veld. Voorwaarde voor regie is overzicht: welke partijen ontplooien activiteiten voor kinderen die hulp nodig hebben, welke samenwerkingsvormen bestaan er eigenlijk allemaal in onze gemeente en hoe verhouden die zich tot elkaar? En hoe is de aansluiting met de buurgemeenten gewaarborgd? Met deze uitgave kan de gemeentelijke regisseur, en zijn partners trouwens ook, dat overzicht verwerven. We presenteren een model waarmee gemeenten en partners: de bestaande situatie in hun gemeente in beeld kunnen brengen, over de klassieke sectoren heen; witte vlekken op het spoor kunnen komen; overlap kunnen identificeren en wegnemen; uiteindelijk de noodzakelijke verbindingen tussen de juiste partners tot stand kunnen brengen. 6

En ze kunnen in de index nagaan wat het primaire aandachtsgebied van de meest betrokken instellingen ook al weer is. De ervaring leert namelijk ook dat er veel onzekerheid is over de rol van andere partijen, zeker als ze vanuit een andere sector opereren. Het boek is primair bedoeld voor gemeenten, maar biedt ook anderen inzicht die werken aan een sluitende jeugdketen. Natuurlijk staan niet alle organisaties en samenwerkingsverbanden die in de gemeente actief zijn, ook in dit regieboek. Immers, veel (project)organisaties zijn uniek en soms ook tijdelijk van aard. Het boek behandelt de grootste en meest voorkomende organisaties in de jeugdketen. Er zijn al veel uitgaven verschenen over regie in de (jeugd)keten. Denk aan Ruimte voor regie (BZK, 2003) en Het kind als rode draad; standaard voor gemeentelijke regie in het jeugdbeleid (Operatie Jong, 2006). Het huidige regieboek doet deze uitgaven niet dunnetjes over, maar bouwt erop voort. Veel gemeenten zijn klaar voor de volgende stap: hoe verbinden we de verschillende samen werkingsverbanden van onderwijs, werk, zorg, veiligheid en overlast, waarin professionals samen werken om kinderen te helpen? Welke instrumenten staan ons ter beschikking om partijen beter op weg te helpen? Om een antwoord te vinden op deze vragen heeft Berenschot in 2008 het veld, de wettelijke taken, knelpunten en sturingsmogelijkheden van gemeenten in kaart gebracht. Het resultaat ervan vindt u in deze uitgave. Hoofdstuk 2 gaat in op het verbinden van activiteiten in de gemeente op het terrein van jeugd ( regie in de uitvoering ). Hoofdstuk 3 gaat over het binden van partijen aan gezamenlijke doelen ( bestuurlijke regie ). In hoofdstuk 4 beschrijven we de concrete stappen die de gemeentelijk regisseur daarbij kan zetten ( praktische stappen ). Daarna volgen een afkortingenlijst en verwijzingen naar meer informatie. In de bijlage vindt u verder een index van partijen in de jeugdketen. 7

2 Verbinden van activiteiten: regie in de uitvoering Zo snel mogelijk de juiste hulp bieden aan kinderen die risico s lopen. Dat is de opgave waar iedere professional die met en voor kinderen werkt voor staat. Hoe eerder risico s gesignaleerd worden, hoe groter de kans dat de hulp effectief is. En ook hoe goedkoper de hulp kan zijn, zo blijkt. Om dat te bereiken, is het nodig de activiteiten van professionals van verschillende organisaties te verbinden rond de hulpvragen die elk afzonderlijk kind heeft. Het verbinden van die activiteiten noemen we regie in de uitvoering. In dit hoofdstuk zetten we kort uiteen wat uitvoerende regie is, presenteren we een model dat overzicht biedt voor de verbindingen die nodig zijn, en geven we aanwijzingen voor hoe je die verbindingen kunt vormgeven. 2.1 Regie in de uitvoering Kinderen en jongeren leven in verschillende domeinen: gezin, school, werk en buurt. In al die omgevingen zijn mensen actief die risico s bij kinderen kunnen signaleren; ouders zelf natuurlijk, docenten, jongeren werkers en vrijwilligers bij de sportvereniging. Dit zijn in veel gevallen echter niet de professionals die hulp kunnen bieden. Hun signalen moeten daarom verbonden worden met de professionals die hulp kunnen bieden: de schakels in de keten van de hulpverlening moeten goed op elkaar aansluiten. Voor de juiste beoordeling van de risico s is het bovendien nodig dat signalen uit de verschillende domeinen samenkomen. Misschien heeft het kind dat moeilijkheden op school heeft, ook wel gedragsproblemen in de wijk, of is bekend dat er in het gezin geldproblemen zijn. Als de domeinen verbonden worden, werken professionals van verschillende instellingen niet langs elkaar heen. 8

Voor die verbindingen is regie in de uitvoering nodig: sluitende afspraken maken tussen alle partijen zodat voor iedere activiteit en iedere beslissing over een kind duidelijk is welke professional verantwoordelijk is. Dit betekent dat er snel een persoonsgerichte aanpak wordt vastgesteld die voor alle betrokken professionals duidelijk is, waarbij één partij verantwoordelijk is voor de samenhang in de aanpak en die partijen aanspreekt op het nakomen van de afspraken. Onder uitvoerende werkzaamheden verstaan we die activiteiten die gericht zijn op een afzonderlijk kind of gezin. Een intake houden, casuïstiek bespreken, een behandeling geven en dergelijke: het directe werk van professionals. Ervoor zorgen dat de samenwerking tussen professionals in de uitvoering wordt georganiseerd, noemen we regie in de uitvoering. Wanneer een partij regie voert in de uitvoering wil dit niets anders zeggen dan dat deze ervoor zorgt dat afspraken over samenwerking worden gemaakt. Hoe die afspraken eruit zien en wie wat doet, bepalen de partijen gezamenlijk; als zij er samen niet uitkomen heeft de uitvoerend regisseur het laatste woord, zodat het kind niet langer hoeft te wachten op gecoördineerde hulp. Effectieve regie in de uitvoering leidt vaak tot een andere rolverdeling tussen verschillende partijen en hun professionals. Dat is alleen maar mogelijk als de afspraken bestuurlijk geborgd zijn. Het hoe en waarom van bestuurlijke regie bespreken we in hoofdstuk 3. 2.2 Het wegennet: overzicht van de jeugdketen Spreken over de jeugdketen is eigenlijk misleidend. In de praktijk is er sprake van vele jeugdketens die naast en door elkaar functioneren. De professionals en partijen die er actief zijn, hebben allemaal hun eigen rolopvatting, en nemen initiatieven om samen te werken. Zo zijn in vrijwel elke gemeente allerlei vormen van samenwerking ontstaan tussen verschillende partijen. De veelheid aan afkortingen is groot: er bestaan Jeugdinterventie teams (JIT), Jeugdpreventieplatforms (JPP), Vroeg Erbij Teams (VET), multiprobleem overleggen (MPO), 1-2 tjes en 1-2-3 tjes. Voor elk van deze (en andere) samenwerkingsverbanden geldt dat ze nuttig zijn en logisch voor de deelnemende partijen. Maar ook blijkt dat andere partijen ze vaak niet kennen, of niet precies weten wat ze doen. Laat staan dat kinderen of jongeren en hun ouders dat weten. Het uitgangspunt een gezin, een plan betekent dat de verschillende initiatieven op een goede manier moeten worden verbonden. Dat is de functie van uitvoerende regie. Startpunt voor regie in de uitvoering is daarom overzicht. Welke initiatieven zijn er eigenlijk voor de hulp aan risicokinderen en jeugd in onze gemeente of in onze regio? En hoe verhouden ze zich ten opzichte van elkaar? Het volgende model kan helpen om overzicht te 9

verkrijgen over de activiteiten, domeinen en partijen die in de jeugdketen actief zijn. Afbeelding 1: Drie routes en vier activiteiten in de jeugdketen Onderwijs & werk Zorg Veiligheid & overlast Signaleren Beoordelen Interveniëren Nazorg en reintegratie De routes van het wegennet bestaan ten eerste uit een traject ( keten ) van vier activiteiten (signaleren, beoordelen, interveniëren en nazorg/re-integratie) die, licht of zwaar, nodig zijn om kinderen te helpen (zie ook paragraaf 2.4). Ten tweede bestaan de routes van het wegennet uit de drie domeinen (onderwijs & werk, zorg- en veiligheid & overlast) waarin de professionals en hun organisaties opereren met een specifieke taak om kinderen te helpen (zie paragraaf 2.3). Zoals gezegd, in werkelijkheid is er sprake van vele unieke ketentjes van professionals die ervoor zorgen dat een kind de juiste hulp krijgt. Juist de kinderen die in een ingewikkelde omgeving verkeren, zullen verschillende routes in het wegennet bewandelen, soms zelfs gelijktijdig. En juist bij deze kinderen is het risico groot dat we ze kwijtraken of dat iedereen denkt dat een ander de weg wel zal wijzen. Ook dit model is dus een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Maar juist om het overzicht te krijgen en te houden (als er ideeën voor nieuwe initiatieven of verbeteringen zijn), is het model nuttig, zo hebben we in diverse sessies met gemeenten en andere partners ervaren. De kern van uitvoerende regie is dat zowel de horizontale activiteiten van de keten als de verticale schakels tussen de routes eenduidig moeten worden verbonden. Dan is de kans het kleinst dat een kind verloren raakt, bijvoorbeeld doordat: twee instellingen tegelijk werken met hetzelfde kind zonder het van elkaar te weten; twee instellingen allebei juist even niet met het kind bezig zijn omdat ze ervan uitgaan dat de ander het doet; er handelingsverlegenheid blijft bestaan (en dus niemand iets doet) omdat professionals niet weten of de casus wel onder hun verantwoordelijkheid valt, omdat een andere instantie een andere opvatting heeft, of omdat ze die opvatting niet kennen. 10

Misverstand: In de uitvoering bemoeit iedereen zich met alles In de uitvoeringspraktijk lijkt het er wel eens op dat álle partijen zich met álle jeugdproblematiek bezighouden. De politie wordt gevraagd op school, maar ook in het buurtnetwerk en in het straatgroepoverleg. En daar komt de politie dan de school weer tegen. Gelukkig hebben veel professionals een optimistische houding, en willen zij graag handelen wanneer zij een jeugdige in problemen zien. De valkuil is wel dat er inefficiënt gebruik wordt gemaakt van de schaarse tijd die professionals beschikbaar hebben. Iedere partij heeft haar eigen rol binnen de lokale jeugdketen. Natuurlijk hoeft niet iedere instelling radicaal terug te vallen op haar oorspronkelijke taken, maar het loont zeker de moeite te bezien of de verdeling van taken tussen organisaties wel aansluit bij de functie van de organisatie. In de index achterin wordt zoveel mogelijk op basis van de wet uitgelegd wat de taak is van elke partij. Als partijen in de gemeente totaal andere functies vervullen, is het zinvol hierover het gesprek te openen en te verkennen of taken nu wel optimaal zijn belegd. 2.3 Drie routes: onderwijs&werk, zorg, veiligheid&overlast We onderscheiden drie routes in de jeugdketen. Dit zijn de inhoudelijke domeinen die aansluiten bij de indeling die professionals, beleidsambtenaren en ook gemeenten in hun eigen organisatie gebruiken: onderwijs&werk, zorg, veiligheid&overlast. Op elk van die routes zijn professionals actief. In de index achter in dit boek is te zien hoe de relatie van de gemeente tot elk van deze kernpartners is. Iedere route heeft een veelal eigen logica, een eigen verloop, deels eigen partijen en eigen afkortingen. Ook zijn er eigen voorzieningen, interventies en instrumenten om kinderen te helpen. Maar alle drie de routes werken aan hetzelfde doel: zo vroeg mogelijk signaleren en snel een persoonsgerichte aanpak bieden. Drie voorbeelden uit de drie routes - Een voorbeeld uit de zorgroute: een kind komt voor de tweede keer met zijn moeder bij het consultatiebureau. De consultatiebureauarts signaleert een afwijking in de heupjes en verwijst door naar het ziekenhuis. De specialisten in het ziekenhuis stellen een behandeling voor en voeren die uit. Na behandeling blijft het consultatiebureau de ontwikkeling volgen. - Een voorbeeld uit de veiligheidsroute: een wijkagent ziet dat een groepje jongens constant voor overlast zorgt en de buurt bewoners bang maakt. In het buurtnetwerk bespreekt de wijk agent dat. Wanneer hij de jongens een volgende keer betrapt op het spuiten van graffiti, maakt hij procesverbaal op en krijgen de jongens een HALT-afdoening. Nu worden de jongeren ook in het Jeugdpreventieplatform besproken. De wijkagent, die de verbindende schakel tussen de overleggen is, houdt ze in de gaten. 11

- Een voorbeeld uit de onderwijsroute: een docent op een middelbare school merkt op dat een leerling uit havo 4 absoluut niet gemotiveerd bezig is met zijn opleiding. De leerling haalt veel onvoldoendes en gooit er met de pet naar. De docent zorgt ervoor dat er in het ZAT op school over de leerling wordt gesproken. Daar besluiten de partijen dat het schoolmaatschappelijk werk met de jongen aan de slag moet. Dan komt naar voren dat de jongen liever met zijn handen werkt en ook graag geld wil verdienen. In samenspraak met het CWI wordt hem een leer-werktraject aangeboden. De schoolmaatschappelijk werker zal de leerling volgen. In de kern zien de routes er hetzelfde uit. Steeds komen dezelfde vier activiteiten terug. Iedere route kent signalerende partijen: wijkagenten, leraren of consultatiebureauartsen bijvoorbeeld, die als eerste zien of vermoeden dat een kind problemen heeft of geeft. Zij nemen het initiatief om die kinderen te bespreken, te beoordelen, in een casusoverleg met andere professionals. In de toekomst op advies van de leraar in een ZAT op school, na een tip van de thuiszorg in het CJG en na een waarneming door de wijkagent in het Veiligheidshuis/JCO. Daarna volgt een eventuele interventie en nazorg. 2.4 Het basistraject: signalering, beoordeling, interventie, nazorg Iedere keer als bij een kind of jongere een risico wordt gesignaleerd, stroomt het kind als het ware in in een keten van vier activiteiten: signaleren (risico s waarnemen bij kinderen en jongeren), beoordelen (van risico s en de diagnose omzetten in een persoonsgerichte aanpak), interveniëren (behandelen door een gespecialiseerde hulp- of zorgverlener conform de aanpak) en nazorg verlenen (zodat het kind of de jongere goed re-integreert in de maatschappij na afloop van de behandeling). Afbeelding 2: Vier activiteiten in de jeugdketen Signaleren Vindplaats Uitvoerende regie Beoordelen Interveniëren Nazorg/Re-integratie 1. Signaleren Om een kind goed en tijdig te kunnen helpen, is het van belang dat een potentieel risico in de ontwikkeling van het kind zo snel mogelijk wordt herkend, ofwel gesignaleerd. Ouders, buren, de trainer bij de voetbalvereniging: allemaal kunnen ze iets opmerken dat niet past bij de normale ontwikkeling van een kind. We noemen dit ook wel vindplaatsen. Nietprofessionele signaleerders moeten hun signalen snel kunnen voorleggen aan 12

professionals, bijvoorbeeld in het CJG, ZAT of Veiligheidshuis. Daarnaast zijn er professionele signaleerders zoals het consultatiebureau, de leraar op school, de leidster op de kinderopvang, de huisarts of de schoolarts, die ervoor opgeleid zijn om bij reguliere controles risico s in de ontwikkeling waar te nemen. Betrokken partijen spreken met elkaar af op welke manier deze professionals hun signalen kenbaar maken. Vaak zal dit zijn via het CJG of in het ZAT. 2. Beoordelen De signaleerders geven hun bevindingen door aan professionals die het signaal kunnen beoordelen, omdat zij over specifieke kennis beschikken. Bijvoorbeeld een maatschappelijk werker of een JGZ-arts. Zij stellen een eerste diagnose. Is er hulp nodig, en zo ja, welke dan? En wie kan die hulp bieden? Uit de beoordeling kan blijken dat er niets aan de hand is, dat heel lichte interventies volstaan, maar ook dat zware interventies nodig zijn. In dat laatste geval is een officiële indicatiestelling nodig van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg, het Centrum Indicatiestelling Zorg of het speciaal onderwijs/pcl. Deze geprotocolleerde manier van beoordelen is vereist, omdat het om zware en veelal dure zorg gaat. Wanneer één van de partners er alleen niet uitkomt, meerdere problemen signaleert waar anderen bij betrokken moeten worden, of vindt dat het eigenlijk niet binnen zijn eigen expertisegebied of verantwoordelijkheid valt, wordt het kind overgedragen aan een andere professional, of voorgedragen in een multidisciplinair team, waarin de verschillende (kern) partners van de route vertegenwoordigd worden. Een goed voorbeeld van een team waarin een beoordeling plaatsvindt, is een ZAT op een school. Resultaat van het overleg kan zowel bestaan uit een handelingsplan op school (zoals extra huiswerkbegeleiding of schoolmaatschappelijk werk), als een doorverwijzing naar lokale hulp of jeugdzorg. 3. Interveniëren De beoordeling leidt, indien er echt iets aan de hand is, tot de daadwerkelijke hulpverlening. Soms zal die bestaan uit één interventie, soms uit een behandelplan met een aantal interventies. Lichte interventies zijn bijvoorbeeld: een programma om kinderen gezonder te laten eten, een assertiviteitscursus, of een gesprek met ouders. Voorbeelden van zwaardere interventies zijn de inzet van een gezinscoach, of de keuze om een kind over te plaatsen van regulier onderwijs naar het speciaal onderwijs. Ook plaatsing bij een organisatie voor geestelijke gezondheidszorg (Jeugd GGZ) of justitiële (jeugd)inrichting behoort tot de interventies. Interventies worden altijd gepleegd door individuele organisaties: ook als zij samenwerken in een multidisciplinair netwerk zijn altijd de afzonderlijke deelnemers die hulpverlenen verantwoordelijk, niet het netwerk als geheel. 13

4. Nazorg/re-integratie Als de behandeling officieel is voltooid, kan het kind als het goed is weer functioneren in zijn eigen omgeving, of soms in een nieuwe omgeving. Dat gaat niet altijd vanzelf; het risico om terug te vallen in oude patronen is groot. Daarom is nazorg nodig: minimaal de ontwikkeling van het kind volgen (valt het niet terug?), maar vaak ook begeleiding regelen bij het wennen in de nieuwe (of oude) omgeving. En in een aantal gevallen ook basisvoorzieningen organiseren. Kinderen en jongeren die in een instelling hebben gewoond gedurende een behandeling, hebben een woning, werk of school nodig. Re-integratie van deze jongeren vraagt dan inzet van partijen als woningcorporaties en scholen, en dus om goede afstemming tussen die partijen. Voorbeeld: eetprobleem Wendy zit in 3 havo. Verschillende docenten, maar ook klasgenootjes merken dat Wendy steeds magerder wordt (signaleren). Zou ze een eetprobleem hebben? Haar mentor besluit haar zorgen neer te leggen bij de interne zorgbegeleider op school. Die begeleider raadpleegt hierop de schoolarts van de GGD, één van de partners in het ZAT op school, en de mentor maakt een afspraak met de moeder van Wendy. Na een gesprek tussen Wendy, haar moeder en de schoolarts oordeelt de schoolarts dat het meisje inderdaad een ernstig eetprobleem heeft (beoordelen). Het gezin stemt in met verdere hulpverlening voor Wendy en er wordt een melding gemaakt bij Bureau Jeugdzorg (BJZ). BJZ geeft vervolgens een indicatie voor een deeltijdbehandeling door een Jeugd GGZ-instelling (interveniëren). De moeder van Wendy spreekt met de huisarts af dat hij na afloop van de behandeling het meisje en het gezin zal blijven ondersteunen (nazorg). In deze keten van activiteiten zijn verschillende professionals en organisaties actief. Vaak is de signaleerder niet de beoordelaar, en de beoordelaar niet de behandelaar. Bij nazorg komen weer andere partijen in beeld. Regie in de uitvoering betekent sluitende afspraken maken over de overdracht tussen de activiteiten en de partijen. De afspraken zijn sluitend als op elk moment tussen signalering en het einde van de re-integratie, duidelijk is welke professionals actief bezig zijn met het kind en wie er verantwoordelijk is voor de besluitvorming over en de uitvoering van het behandelplan. Wanneer er ten behoeve van individuele jeugdigen of gezinnen meerdere vormen van hulp nodig zijn en de jeugdige en het gezin niet zelf in staat zijn om het overzicht te houden, moet er afstemming zijn tussen de betrokken hulp- en zorgverleners. De functie die de afstemming van alle hulp en zorg regelt voor en met een individuele jeugdige of gezin wordt coördinatie van zorg genoemd. 14

Coördinatie van zorg en afspraken over de samenwerking Het ligt voor de hand dat één van de betrokken zorgverleners tevens belast is met de coördinatie van de zorg, omdat het in het algemeen niet wenselijk is een extra coördinerende instelling toe te voegen aan het soms toch al complexe veld van hulpverleners. Hoewel het niet altijd zo is, zal doorgaans de coördinator van de zorg (als één van de zorg verleners) ook aanspreekpunt zijn voor het gezin. In de praktijk wordt deze persoon ook wel aangeduid als de casemanager. De professional die belast is met de coördinatie van zorg voor een kind of gezin zorgt ervoor dat het plan wordt uitgevoerd; door hem of haar zelf, samen met de andere betrokken hulpverleners. Naast afspraken over coördinatie van de zorg aan individuele kinderen en gezinnen maken gemeenten met hun partners ook (generieke) afspraken over de coördinatie van het proces van samenwerken. Vaak wordt een functionaris aangewezen die bewaakt dat er bij multi disciplinaire overleggen voor elk kind dat besproken wordt, een duidelijk besluit komt: een (groot of klein) behandelplan met een verantwoordelijke voor de coördinatie van zorg. Hij of zij is doorgaans ook degene die ervoor zorgt, wanneer de coördinator van de zorg vaststelt dat moet worden opgeschaald (omdat de problematiek te meervoudig of te zwaar is en/of de partijen er onderling niet uitkomen), dat het kind of gezin snel door de goede professionals besproken wordt, en er alsnog een behandelplan wordt gemaakt. Deze persoon wordt in de praktijk ook regelmatig aangeduid als de zorgcoördinator of uitvoerend regisseur. De afgelopen jaren hebben veel professionals en hun organisaties het initiatief genomen om de schakels in de keten goed te verbinden. In een gemeente bijvoorbeeld werken de gemeente, politie, woningbouwcorporatie, welzijns organisaties samen in een Probleeminterventie team (PIT) om overlast door jongeren tegen te gaan. Tegelijkertijd is er een Jeugdinterventieteam (JIT) waarin Bureau Jeugdzorg, het algemeen maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg en de Raad voor de Kinderbescherming samenwerken met een individuelere benadering. Vanuit de provincie werd vervolgens ook nog een Vroeg Erbij Team (VET) gestimuleerd, waarin politie, maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg samenwerken. Elk van deze teams voorziet op zichzelf in een behoefte bij specifieke doelgroepen, en doet de snelheid van handelen toenemen. Dat is pure winst. Een garantie voor een gezin, een plan is het echter niet; integendeel. Het leidt tot veel onduidelijkheid bij de partijen die er niet direct bij betrokken zijn, en ook bij ouders en de kinderen zelf. Daarnaast veroorzaken ze overload bij partijen die aan meerdere netwerken deelnemen. 15

Het is de opgave voor de gemeente die ketens te verbinden. Het model van het wegennet kan daarbij goed helpen. Door de verschillende netwerken de juiste positie en taken binnen de routes en activiteiten toe te bedelen, kunnen dubbel werk en de regelmatig gevoelde uitvoerings- en/of bestuurlijke drukte worden verholpen, terwijl de snelheid van handelen wordt behouden. 2.5 Leeftijdsgroepen De problematiek van kinderen is natuurlijk ook mede afhankelijk van de leeftijd. Bovendien laten jongeren zich anders aanspreken dan kinderen, en is ook de verhouding tussen ouders en kinderen anders in verschillende leeftijdsgroepen. Tenslotte komen, mede als gevolg van de problematiek, bij iedere leeftijdsgroep weer andere partijen in beeld (bijvoorbeeld het consultatiebureau in de leeftijd van 0-4 en het CWI en sociale dienst in de leeftijdsgroep 18-23). Om goed overzicht te krijgen op de bestaande situatie kan het behulpzaam zijn per leeftijdsgroep (bijvoorbeeld 0-4, 4-12, 12-18 en 18-23) te inventariseren welke voorzieningen en samenwerkingsverbanden er eigenlijk allemaal al zijn op- en tussen de drie routes in de gemeente (en de regio). 2.6 Verkeerspleinen: CJG, ZAT en Veiligheidshuis/JCO In de meeste gevallen kunnen jongeren geholpen worden door de partijen die in een bepaalde route actief zijn: als er alleen sprake is van zorg behoeftes, onderwijsproblemen of overlast. Zo is het de bedoeling dat ouders en jeugdigen die zich bij het CJG melden direct door het CJG geholpen worden. En kinderen met louter cognitieve problemen kunnen in de meeste gevallen prima bediend worden door de verschillend onderwijs voorzieningen. Een aantal kinderen heeft echter meervoudige problemen. Een persoonsgerichte aanpak leidt dan vaak tot de keuze om de ene route te verlaten en op de andere in te voegen. Voorbeeld: meervoudige problemen Frans is 17 jaar. Toen hij 14 was, gingen zijn ouders uit elkaar. Na de scheiding is hij vanwege opvoedingsproblemen tijdelijk uit huis geplaatst (jeugdzorginstelling en begeleid op kamers wonen). Op zijn 16e is het contact met Bureau Jeugdzorg beëindigd en is Frans bij zijn vader gaan wonen. Na een aantal forse conflicten thuis, slaapt hij de afgelopen maanden meestal bij vrienden. Hij zou wel op zichzelf willen wonen, maar heeft onvoldoende vast inkomen om de huur op te brengen. Hij zegt soms chaotisch te zijn in zijn hoofd. Hij is dan niet in staat dingen die hij zich voornam, uit te voeren. Hij blowt al twee jaar en hij heeft pillen, coke, speed en paddo s gebruikt. Frans zegt geld van zijn ouders te hebben gestolen om zijn drugs te kunnen betalen. Hij geeft zijn geld verder uit aan feesten, drank en kleding. Ook heeft hij tweemaal een groot bedrag ( 2.500) vergokt. Hij heeft daardoor forse 16

schulden. Frans heeft desondanks het vmbo afgerond en staat nu ingeschreven op het ROC (autotechniek), maar is daar zelden aanwezig. Hij is al een paar keer geschorst vanwege drugsgebruik. Ook is hij ondertussen al drie keer in aanraking geweest met de politie vanwege dealen en vechtpartijen. De Centra voor Jeugd en Gezin, Zorg- en Advies-teams en de Veiligheidshuizen die nu in heel Nederland in ontwikkeling zijn, kunnen in dit licht gezien worden als verkeerspleinen: hier komen de kernpartners uit een route samen met partners uit andere routes om in een multidisciplinair team tot een integrale beoordeling te komen (zie afbeelding 4). Dat betekent niet per definitie dat ze fysiek bij elkaar komen om elkaar te kunnen vinden. Doel is om te komen tot een persoonsgerichte aanpak voor ieder kind. De verkeerspleinen dienen hierdoor als centrale, duidelijk herkenbare verbindingsschakels tussen de verschillende routes, juist omdat professionals vanuit hun verschillende expertise meedenken met de professional die als eerste zijn of haar zorgen heeft geuit. De Centra voor Jeugd en Gezin zijn bedoeld als laagdrempelige organisaties waar achter de schermen wordt samengewerkt tussen verschillende hulpverleners. Het CJG is er expliciet voor alle kinderen en ouders, ook voor degenen die geen problemen hebben of geven en is erop gericht, ouders en kinderen die zich melden zoveel mogelijk zelf steun of hulp te bieden. In ZAT s werken professionals die zorg en ondersteuning bieden aan jeugdigen en hun ouders samen met scholen om problemen van kinderen op te lossen. Op die manier kunnen signalen snel en vakkundig worden beoordeeld en wordt de juiste hulp op ondersteuning ingeschakeld. Het Veiligheidshuis is een voorziening die vanuit de hele justitieketen criminaliteitsproblemen aanpakt. In deze huizen wordt samengewerkt met onder andere politie, het OM, de Raad voor de Kinderbescherming en zorginstellingen. Het Veiligheidshuis wordt georganiseerd op de schaal van het politiedistrict, en is dus meestal gemeenteoverstijgend. Onderdeel van het Veiligheidshuis is het justitieel casusoverleg (JCO) waarin politie, OM en de Raad voor de Kinder bescherming naar aanleiding van een proces-verbaal de jongere bespreken en beoordelen welke aanpak voor de jongere het meest effectief zal zijn. CJG, ZAT en Veiligheidshuis/JCO worden vaak als verschillende grootheden beschouwd. Dat is in bepaalde opzichten ook zo. De schaal waarop Veiligheidshuizen en ZAT s opereren, verschilt van elkaar. Zowel Centra voor Jeugd en Gezin als Veiligheidshuizen zijn er nog niet overal en gemeenten maken verschillende keuzes in de vormgeving van deze organisaties: lokaal, dan wel regionaal. Verbindend is hier echter wel dat CJG, ZAT en 17

Veiligheidshuis/JCO integraal werken en zich richten op de gehele jeugdketen. Deze drie schakels, die hierna ook wel verkeerspleinen worden genoemd, vervullen in het jeugdbeleid vergelijkbare functies. Het is belangrijk te realiseren dat vanuit deze integrale casusoverleggen niet altijd wordt doorverwezen naar geïndiceerde hulp of naar justitiële ketenpartners. Het is juist de bedoeling dat jeugdigen in het CJG zelf worden geholpen; dat is de snelste manier om een beoordeling in een interventie om te zetten. In navolgende afbeeldingen geven de pijlen de algemene routes aan, niet de eventuele verwijsrichtingen. Afbeelding 3: Schakelen tussen de routes Veiligheid & Overlast Wijkagent/... Persoonsgerichte Aanpak Veiligheidshuis o.a. Halt, wijkagent, OM Raad voor de Kinderbescherming Zorg Ouders/arts/... Centrum voor Jeugd en Gezin o.a. GGD, BJZ, zorgverzekeraar, CJC, huisarts, AMW Onderwijs & Werk Leerkracht/GGD/ leerplichtambtenaar CWI/Sociale Dienst Zorgadviesteam(s) Jongerenloket o.a. school, schoolarts, SMW Signaleren Beoordelen Interveniëren Nazorg Overigens is het wel zo dat veel van deze integrale verkeerspleinen (nog) niet (overal) bestaan. De dekking van ZAT s in het voortgezet onderwijs over Nederland is hoog en neemt nog ieder jaar toe. Het primair onderwijs is kleinschaliger georganiseerd en ZAT s worden er vaak opgezet in samenwerking met meerdere schoolbesturen. Centra voor Jeugd en Gezin zijn nog in ontwikkeling. De ene gemeente heeft al een CJG, andere gemeenten wachten nog af wat er in Den Haag besloten gaat worden. Nederland kent daarnaast inmiddels 24 operationele Veiligheidshuizen. Eind 2009 dient van een landelijke dekking sprake te zijn. Er bestaat wel in elk arrondissement een JCO. 18

Onderstaande afbeelding laat zien hoe de routes helpen in het denken over één kind/één plan en over de samenwerking tussen schakels. Afbeelding 4: Twee voorbeelden twee signalen over hetzelfde kind komen bijeen: één kind/éen plan vindplaats en oplossing liggen niet altijd binnen dezelfde route Veiligheid & Overlast Wijkagent/... Persoonsgerichte Aanpak Veiligheidshuis o.a. Halt, wijkagent, OM Raad voor de Kinderbescherming Zorg Ouders/arts/... Centrum voor Jeugd en Gezin o.a. GGD, BJZ, zorgverzekeraar, CJC, huisarts, AMW Onderwijs Leerkracht/GGD/ leerplichtambtenaar Zorgadviesteam(s) o.a. school, schoolarts, SMW Werk CWI/Sociale Dienst Jongerenloket Signaleren Beoordelen Interveniëren Nazorg Goede hulp is systemisch In de professionele hulpverlening is algemeen erkend dat het heel moeilijk is het gedrag van kinderen te veranderen zonder dat er thuis iets verandert. Om de risico s voor uitval te kunnen beoordelen, is het verstandig om ook de thuissituatie mee te wegen. En om die risico s te kunnen beperken, moeten ook ouders, boers en zussen bij de behandeling worden betrokken. Dit wordt systemische hulpverlening genoemd. Partijen als de Jeugd GGZ en het AMW hebben hier veel ervaring mee. Kenmerkend voor CJG, ZAT en Veiligheidshuis is dat voor elk kind zo snel mogelijk een persoons gerichte aanpak wordt ontwikkeld. Een zorgcoördinator heeft binnen het overlegorgaan de verantwoordelijkheid dat deze aanpak ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Wanneer professionals er onderling niet uitkomen wat het beste is voor het kind, beslist de zorgcoördinator. 19

Voorbeeld tienermoeder Evelien is een meisje van 16 jaar en komt in aanraking met de politie omdat ze betrapt is toen ze een zwangerschapstest stal uit een drogist. De politieagenten bespreken met toestemming van Evelien deze casus in een multidisciplinair overleg. Het meisje blijkt niet bekend bij de partners van het veiligheidsoverleg. De voorzitter zal het signaal doorgeven aan het zorgoverleg waar weer andere partners aan deelnemen. Tegelijkertijd wordt Evelien besproken in het ZAT van haar school: een vriendinnetje heeft een docent verteld dat Evelien al zes maanden zwanger blijkt te zijn! De coördinator van het ZAT schakelt daarom het zorgoverleg in. In het zorgoverleg komen nu de signalen van de school en de politie bij elkaar. Besloten wordt dat de GGD de coördinatie van zorg op zich neemt: die organisatie biedt een programma aan voor tienermoeders. Ook de casus van Evelien toont dat het noodzakelijk is de veiligheidsroute, zorgroute en onderwijsroute op elkaar aan te sluiten. Immers, de school en de politie signaleerden hetzelfde risico, maar hebben beide niet de expertise om het meisje adequaat te beoordelen en te helpen. Waarschijnlijk had de GGD op haar beurt het probleem nooit zelf gesignaleerd. Privacy In de casus van tienermoeder Evelien valt verder op dat zij toestemming heeft gegeven aan de politieagenten om haar casus met hulpverleners te bespreken. Zij had dit ook kunnen weigeren. Privacy is een belangrijk thema als het gaat om het bespreken van individuele jeugdigen. Zonder toestemming van jongere en/of ouders (afhankelijk van de leeftijd) lijkt in de zorg vaak niet veel mogelijk. Binnen het JCO en het Veiligheids huis, waar over strafbare feiten wordt gesproken, ligt dit anders. In het belang van het kind wordt tegenwoordig echter ook door rechters steeds meer gekozen tegen privacybescherming en voor ingrepen ten behoeve van het kind. Vraag daarom vroegtijdig aan ouders of gegevens mogen worden uitgewisseld. Spreek indien haalbaar met de partners af dat gegevensdeling bij het beleid hoort. Maak dit ook aan ouders kenbaar en geef aan dat zij desgewenst bezwaar kunnen maken tegen gegevensuitwisseling. Het opstellen van een privacyprotocol, waarin afspraken worden gemaakt over de omgang met gegevens, helpt de partners om cases op dezelfde wijze te behandelen en beter en sneller geïnformeerd te zijn. Zie bijvoorbeeld de brochure Omgang met cliënt gegevens in de jeugdzorg (Ministerie van VWS, 2003), het privacyprotocol IKZ (www.zat.nl), of raadpleeg de helpdesk privacy (zie Meer informatie? in de bijlage). Het is zaak de verkeerspleinen zo in te richten dat ze elkaar aanvullen en versterken. Wanneer eenmaal een goed functionerend Centrum voor Jeugd 20