LWOO-loopbanen in beeld

Vergelijkbare documenten
PrO-loopbanen van zes jaar

Leerlingen volgen in de praktijk. Pjotr Koopman Kohnstamm Instituut, Amsterdam

Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) Praktijkonderwijs (PrO) Wat zijn de criteria voor Praktijkonderwijs en Leerwegondersteunend onderwijs?

Stromen door het onderwijs

Schoolloopbanen. Deel twee: Een verdieping naar basisschooladvies. In opdracht van: DMO. Projectnummer: Lotje Cohen MSc

Van Kinsbergen college

FACTSHEET Verwante en niet-verwante doorstroom in de beroepskolom

Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs

Doorstroom naar het mbo en succes in het mbo van jongeren uit praktijkonderwijs, vmbo-b en vso

PrO Loopbanen in Limburg

De studieloopbaan van mbo-deelnemers

Schoolloopbanen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs

Studievoortgang in het voortgezet onderwijs

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2014 SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Informatie 8ste jaarsouders

Overgang van Primair naar Voortgezet Onderwijs Almere

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschap,

Toelatingsprocedure Aanmelden voor het eerste leerjaar voor het schooljaar Wat heeft u nodig bij een aanmeldingsgesprek:

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING SPECIAAL ONDERWIJS 2016

AANVULLING ONDERSTEUNINGSPLAN PARAGRAAF 9: PRAKTIJKONDERWIJS EN LEERWEGONDERSTEUNING

De aanmelding en plaatsing V.O. Hoogeveen september 2014

Toelatingsprocedure Aanmelden voor het eerste leerjaar voor het schooljaar Wat heeft u nodig bij een aanmeldingsgesprek:

Povo. Ouderbrochure POVO. Uitleg voor ouders over de overstap van de basisschool naar het voortgezet onderwijs

Toelating. tot het leerwegondersteunend- en praktijkonderwijs

Uitleg en verdieping CBS data infographic Participatie zonder Startkwalificatie

INSCHRIJVINGSBELEID VOOR SCHOOLJAAR 2018/2019

Procedure schoolverlaten

Hoofdstuk 2: De verschillende soorten onderwijsniveaus na de basisschool 3

De nieuwe opzet van de AKA/Entreeopleiding in hoofdpunten (meer op

OPBRENGSTENKAART 2015 ALGEMENE TOELICHTING

Ongediplomeerde uitstroom vo / instroom mbo (2014) in Rijnmond

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2012 SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Welkom op. Naar het voortgezet onderwijs

Toelatingsprocedure PO en VO Velsen

Gespreksnotitie bekostigingssystematiek lwoo en pro Oktober 2016

Memo Ongediplomeerde uitstroom vo / instroom mbo (2016) in Rijnmond

Opleidingsniveau stijgt

Opting out lwoo, variant populatiebekostiging: Alle bestaande lwoo-indicaties blijven registreren in bron of niet?

kwalificatieniveau en -status in mbo

Adviseer het Van Lodenstein College als ouders van harte achter de identiteit van deze school staan.

Informatie voor ouders groep 8 over: Overgang van PO naar VO

Heeft u een zoon of dochter in groep 8? Dan is deze brochure voor u.

Factsheet Jongeren in een kwetsbare positie, schooljaar , voorlopige cijfers Landelijk pagina: 2

Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen

Informatieavond CBS de Citer Welkom

Opbrengsten van het vmbo in de G4. Resultaten van een inspectieonderzoek naar het rendement van vmbo-scholen in de vier grote steden

Paper Symposium, Het belang van het onderwijsnummer voor beleidsinformatie ORD 2012

Opbrengsten van het vmbo in de G4. Resultaten van een inspectieonderzoek naar het rendement van vmbo-scholen in de vier grote steden

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Schoolloopbanen middelbare scholieren Amsterdam. Lotje Cohen Merel van der Wouden Esther Jakobs

PrO-loopbanen Vervolg

Goed op weg naar het vo

Stapelaars in het voortgezet onderwijs

Kenmerken van leerlingen in het speciaal basisonderwijs tussen 2008 en 2018

Doorstroom naar voortgezet onderwijs

2.10 Resultaten van het ITS onderzoek naar leerlingen met autisme in het primair en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Schoolloopbanen. Basisrapport: Hoe het de Amsterdamse leerlingen vergaat in het voortgezet onderwijs. In opdracht van: DMO. Projectnummer: 12262

Kwantitatieve gegevens opbrengstbevraging SO 2015

Fase A. Jij de Baas. Gids voor de Starter Stichting Entreprenasium. Versie 1.2: november 2012

Toelatingsprocedure PO en VO Velsen

INSCHRIJVINGSBELEID VOOR SCHOOLJAAR 2018/2019

Doorstroom naar voortgezet onderwijs

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs?

Adviseer het Van Lodenstein College als ouders van harte achter de identiteit van deze school staan.

Uitwerking berekening Risicomodel sector SO 2015

Informatie voor ouders groep 8 over: Overgang van PO naar VO

Uitwerking berekening Risicomodel sector SO 2014

Loopbaanmonitor jongeren in kwetsbare positie. Een cohort jongeren in een kwetsbare positie uit 2010/11 cijfermatig in beeld gebracht

Memo Ongediplomeerde uitstroom vo / instroom mbo (2017) in Rijnmond

Basisschooladvies. Oki-doc. (Extra) ondersteuning. Basisschooladviezen in Amsterdam. Een dubbeladvies STAP 1

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

De kwaliteit van ons onderwijs Examenresultaten Stedelijk College Zoetermeer

Memo Ongediplomeerde uitstroom vo / instroom mbo (2015) in Rijnmond

Gelet op de artikelen 10g, vijfde en tiende lid, en 77, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Capellenborg. Aanmelding. leerling met een didactische achterstand. (voorheen LWOO)

Factsheet Passend Onderwijs

5. Onderwijs en schoolkleur

Bekostiging van residentiële leerlingen

Welke leerling komt in aanmerking voor plaatsing in het praktijkonderwijs?

BOVO Starterscursus po. Testen en toetsen deel 1 Start

LWOO Open dag LOcatie csg BeiLen 5 februari 2015 Open dag LOcatie SaLLand 7 februari 2015

Richtlijnen plaatsing voortgezet onderwijs

Samenvatting. Doorstroomatlas vmbo. De onderwijsloopbanen van vmbo ers in kaart gebracht

FACTSHEET. Toptalenten VO in het vervolgonderwijs

Informatieavond Voortgezet onderwijs

Bijlage Raadsinformatiebrief Motie onderwijsniveau Valkenswaard

SG W.J. Bladergroen. vmbo - lwoo, OPDC, ISK en praktijkonderwijs algemeen toegankelijk

PrO Loopbanen Kohnstamm Instituut & Actis Onderzoek. Pro-loopbanen in vogelvlucht: de start. Pro-loopbanen in vogelvlucht: de aanpak

OPEN DAG CSG BEILEN 01 FEBRUARI 2018

Kengetallen Passend Onderwijs

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Nieuwe afspraken over de overstap. 1. Basisschooladvies is leidend.! LVS-gegevens groep 6, 7 en 8 Werkhouding en gedrag Aanvullende gegevens

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Aanvulling lwoo-pro Regionaal Ondersteuningsplan Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Zuidoost Utrecht t/m

CTC Procedure voor aanmelding en toelating voor het schooljaar

Adviesformulier VO Bijlage Sociaal-emotionele ontwikkeling

Lwoo en pro Integratie in passend onderwijs LWOO EN PRO. Integratie in passend onderwijs

VOORLICHTINGSAVOND VOOR OUDERS

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op de artikelen 37b en 37c van het Inrichtingsbesluit W.V.O.

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Transcriptie:

LWOO-loopbanen in beeld PJOTR KOOPMAN EVA VONCKEN

LWOO-loopbanen in beeld Loopbanen van leerlingen met een beschikking leerwegondersteunend onderwijs tussen 2005 en 2012 Onderzoek voor de Algemene Rekenkamer PJOTR KOOPMAN EVA VONCKEN / BUREAU TURF-ACTIS ONDERZOEK

CIP-gegevens KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Koopman, P.N.J., Voncken, E. LWOO-loopbanen in beeld. De loopbanen van leerlingen met een beschikking lwoo tussen 2005 en 2012. Onderzoek voor de Algemene Rekenkamer. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. (Rapport 899, projectnummer 40593) ISBN 978-90-6813-961-7 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise, without the prior written permission of the publisher. Uitgave en verspreiding: Kohnstamm Instituut Plantage Muidergracht 24, Postbus 94208, 1090 GE Amsterdam Tel.: 020-525 1226 www.kohnstamminstituut.uva.nl Dataverwerking: Elion.nl Copyright Kohnstamm Instituut, 2013

Inhoudsopgave Lwoo-loopbanen: conclusies & beschouwing 1 1 Vooraf 11 1.1 Achtergrond en vraagstelling 11 1.2 Naar lwoo-loopbanen 13 1.3 Onderzoeksvragen 15 1.4 Toelichting bij de volgende hoofdstukken 16 2 Het Lwoo-cohort bepaald: tussen beschikking en registratie 19 2.1 Tussen beschikking en registratie 19 2.2 Het lwoo-cohort naar beschikking en registratie vergeleken 23 3 Het lwoo-cohort: bestemmingen van het cohort van jaar tot jaar 27 4 Het Lwoo-cohort: (hoogst) behaalde diploma s 33 5 Lwoo-loopbanen in perspectief 45 5.1 De loopbanen van vijf groepen zorgleerlingen 46 5.2 Het Lwoo-cohort en de vergelijkingsgroep zonder lwoo, per startpositie vo 53 6 Lwoo-ers op de arbeidsmarkt 67 Bijlagen 73 Bijlage 1 Verantwoording bronnen CBS 73 Bijlage 2 Bestemmingen van het LWOO-cohort tussen 2005 en 2012 74 Recent uitgegeven rapporten Kohnstamm Instituut 77

Lwoo-loopbanen: conclusies & beschouwing De Algemene Rekenkamer voert een eigen onderzoek uit naar beleidsinformatie rondom de lwoo-regeling. Binnen dat kader hebben het Kohnstamm Instituut en Actis Onderzoek loopbanen van leerlingen met een lwoo-beschikking verkregen in 2005/06 in kaart gebracht. Vanwege de bestaande traditie en dataverzameling op het gebied van loopbanen van leerlingen met een beschikking praktijkonderwijs, kon het onderzoek relatief snel uitgevoerd worden; een groot deel van de benodigde databestanden was reeds voorhanden. 1. Welke leerlingen komen in aanmerking voor leerwegondersteuning? Kort gezegd zijn dat leerlingen met een IQ tussen 75 en 90 met een leerachterstand in het basisonderwijs van tussen anderhalf en drie jaar (minimaal op inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen) of leerlingen met een IQ tussen 91 en 120 met een vergelijkbare leerachterstand en met sociaal emotionele problematiek in relatie tot de leerprestaties, op het gebied van prestatiemotivatie, faalangst of emotionele instabiliteit. Naar IQ is er binnen de criteria een overlapgebied met de criteria voor praktijkonderwijs (75-80). Naast het voldoen aan de criteria baseert de Regionale Verwijzingscommissie de beslissing ook op de motivering van de school, die is gebaseerd op de ervaring met de leerling en die blijkt uit een onderwijskundig rapport. Op basis van een lwoo-beschikking krijgt de vmbo-school middelen toebedeeld, maar de school mag zelf bepalen of en hoe ze lwoo aanbiedt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat samenwerkingsverbanden leerlingen die (net) niet voor lwoo in aanmerking komen, bekostigen uit het regionale zorgbudget (RZB). 1

2. Landelijk beeld Landelijk zijn er in 2012 26.312 lwoo-beschikkingen afgegeven door de RVC s VO en 8.005 beschikkingen praktijkonderwijs (Cijfers RVC Landelijk, 2012); in totaal 34.317 beschikkingen. Het aandeel lwoo-beschikkingen is ten opzichte van 2011 iets gedaald. Ten opzichte van het totale aantal vo-leerlingen is het aandeel leerlingen met lwoo de laatste vijf jaar licht gedaald tot 5,7% van alle leerlingen in de onderbouw en 4,9% van alle leerlingen in de bovenbouw (DUO, 2011/12). Het aandeel leerlingen praktijkonderwijs is 2,8%. Van de lwoo-ers in het eerste leerjaar zit het merendeel in de basisberoepsgerichte leerweg, een gemengde brugklas of een combiklas basis/kader. De laatste vijf jaren is er een lichte verschuiving naar wat meer leerlingen met lwoo in de kaderberoepsgerichte en de theoretische leerweg (DUO, 2012). 3. Lwoo beschikt en geregistreerd In het eerste hoofdstuk van dit rapport is verkend, hoe de CBS-bestanden die leerlingen registreren als met lwoo en zonder lwoo zich verhouden tot de registratie in de RVC-database waarin alle daadwerkelijk geïndiceerde leerlingen zijn opgenomen. In 2005/06 zijn er door de RVC s 24.939 lwoobeschikkingen afgegeven, door het CBS worden 28.959 leerlingen aangemerkt als leerlingen met lwoo. Er zijn 2.017 leerlingen die met een beschikking praktijkonderwijs lwoo volgen. Er is een groep van 2.733 leerlingen die geen beschikking heeft, maar wel in de registratie vermeld staat als met lwoo. Dat zouden deels leerlingen kunnen zijn die via het RZB bekostigd worden. En er is een groep van 730 leerlingen die met een lwoo-beschikking niet geregistreerd staan in een leerweg met lwoo. Het aantal leerlingen waarbij beide registraties matchen (lwoo-beschikking èn als lwoo-er geregistreerd) bedraagt 24.209. Van de leerlingen met een beschikking lwoo wordt 97% meteen daarna volgens opgave van de scholen aangemerkt als leerling met lwoo. Van jaar tot jaar doen zich verschillen voor in of een leerling met lwoo nog steeds als lwoo-er staat geregistreerd of omgekeerd dat een leerling aanvankelijk zonder lwoo nu wel als met lwoo te boek staat. De 24.209 leerlingen met een beschikking lwoo die volgens opgave van de scholen leerlingen met lwoo zijn, beschouwen we als het Lwoo-cohort 2005/06. Hoe zien hun bestemmingen er zeven opeenvolgende jaren uit? 2

4. Bestemmingen lwoo-cohort gedurende zeven jaren Leerlingen uit het lwoo-cohort starten hun vo-loopbaan veelal in de basisberoepsgerichte leerweg (33%), de combi-leerweg vmbo BK (30%) of een gemengde brugklas (28%), samen 91%. Zes procent start in de kaderberoepsgerichte leerweg en 3% in de GL/TL. Leerlingen die met een PrObeschikking in het vmbo starten doen dat in een gemengde brugklas (36%), een combi-leerweg vmbo BK (20%) of in de basisberoepsgerichte leerweg (42%). In de groep vo-leerlingen zonder lwoo is het aandeel leerlingen dat start in een basisberoepsgerichte leerweg heel klein en gaat tweederde naar een gemengde brugklas. Al in het tweede jaar zien we een behoorlijke uitwaaiering van bestemmingen van leerlingen uit het lwoo-cohort. Nog steeds zit 85% in de leerweg Bb, de combiklas Bb/Kb of de gemengde brugperiode. Het aandeel leerlingen in Kb en Tl stijgt licht (samen 12%). Een half procent maakt de overstap naar mbo (niveau 1 of 2) en 2% (meer dan 500 leerlingen) verlaat het vo/vavo/mbo. In het derde en vierde jaar zit steeds meer dan de helft van de leerlingen uit het lwoo-cohort in de basisberoepsgerichte leerweg en een kwart in de kaderberoepsgerichte leerweg. Deelname aan de Gl/Tl is 8%. Een kleine groep leerlingen (ongeveer 100) stroomt door naar havo/vwo. Ongeveer 200 leerlingen zijn doorgestroomd door naar praktijkonderwijs in beide jaren. Deelname aan mbo groeit naar resp. 1% en 7% en 1.000 resp. 1.250 leerlingen volgen in deze jaren geen vo, mbo of vavo meer. In het vierde jaar zit van de leerlingen die met een PrO-beschikking in het vmbo gestart zijn 61% in de basisberoepsgerichte leerweg; 8% nog steeds in een gemengde brugperiode, 7% in vmbo-kader en 2% in GT of havo. Liefst 11% van de jongeren met een PrO-beschikking in vmbo met lwoo volgt na 4 jaar een AKA of assistentenopleiding. Dat percentage is nog hoger (namelijk 15%) onder jongeren die met een PrO-beschikking aan het vmbo zijn gestart maar dan zonder lwoo. Van de jongeren zonder beschikking die geen lwoo volgen neemt 6% deel aan de basisberoepsgerichte leerweg; 13% volgt de kader, 28% de Gl/Tl en de overige leerlingen havo/vwo. Het aandeel jongeren dat geen onderwijs in vo, mbo of vavo meer volgt is 7% onder de leerlingen met PrO-beschikking in vmbo met lwoo, en 4% in het vmbo zonder lwoo (versus 5% met lwoo). 3

In het vijfde jaar volgt 9% nog steeds een leerweg in het vmbo. Het aandeel havisten/vwo-ers groeit naar meer dan 1%. Het aandeel jongeren in praktijkonderwijs neemt wat af. Van de starters in vmbo met lwoo zit na vijf jaar 80% in het mbo en bijna een kwart op niveau 3 en 4. Ruim 2.300 jongeren nemen niet meer deel aan vo, vavo of mbo. Na zes jaar is de deelname aan het vmbo verder gedaald. Zo n 300 jongeren volgen havo/vwo (soms in het vavo). Tachtig procent van het cohort zit in het mbo (bijna de helft in niveau 2 en 29% in niveau 3 en 4) en bijna 4.400 jongeren (18%) neemt niet meer deel aan vo/mbo/vavo. Na zeven jaar volgt tweederde van de jongeren uit het cohort een mboopleiding. Drieënveertig procent doet dat op niveau 3 of 4. Een derde van het cohort volgt geen onderwijs meer aan vo, mbo of vavo. Na zeven jaar zit 57% van de leerlingen die met een PrO-beschikking in het vmbo gestart zijn in het mbo. De grootste groep volgt een niveau 2 (29%) of 3 (21%) opleiding. En 41% van deze groep volgt geen vo, mbo of vavo meer. Voor de vo-groep zonder lwoo is het mbo een minder vaak gekozen optie: bijna 4 van de 10 leerlingen volgt mbo en meer dan de helft van hen een niveau 4 opleiding. En negen procent van hen volgt na 7 jaar nog havo of vwo of de Tl; een kwart van hen doet dat in het vavo. Meer dan de helft van deze groep volgt na zeven jaar geen onderwijs meer aan vo, mbo of vavo; te verwachten is dat een groot deel van deze jongeren nu het hoger onderwijs zullen volgen. Na zeven jaar zijn de bestemmingen van de 24.209 jongeren uit het lwoocohort 2005/06 als volgt: - Vmbo: 0% - Havo: 0.2% - Vwo: 0.1% - Vavo (GT/h/v) 0.4% - Mbo 1: 1% - Mbo 2: 22% - Mbo 3: 27% - Mbo 4: 16% - Betaald werk >25u 8% - Betaald werk <25u 13% - Geen werk, geen vo/mbo/vavo 13% 4

5. Diplomabezit In totaal behalen de leerlingen van het lwoo-cohort na zes jaar 30.412 diploma s; bijna 19.000 in het vo, ruim 11.500 in het mbo en 38 via het vavo. Duidelijk mag zijn, dat het soms gaat om meer diploma s van een jongere. Na vier jaar behalen ruim 17.500 jongeren (73%) van het lwoo-cohort een diploma; na vijf jaar nog eens 6.400 en na zes jaar nog een groep van ruim 6.400. In het zevende jaar volgt nog ruim tweederde van het cohort onderwijs, doorgaans op mbo-niveau. De tussenstand na zes jaar is als volgt: 3.221 (13%) jongeren geen (enkel) diploma behaald 12.288 (51%) jongeren als hoogste diploma een vo-diploma behaald 1.598 ( 7%) jongeren als hoogste een mbo niveau 1 diploma behaald 6.644 (27%) jongeren als hoogste een mbo-niveau 2 diploma (startkwalificatie) behaald 396 ( 2%) jongeren als hoogste een mbo-niveau 3 diploma behaald, en 62 ( 0%) jongeren haalden als hoogste een mbo-niveau 4 diploma Totaal 24.209 (100%) 6. Lwoo-loopbanen in perspectief Op basis van de combinatie van een beschikking (lwoo dan wel praktijkonderwijs) en de registratie bij het CBS (al dan niet lwoo volgend) kunnen zes groepen leerlingen onderscheiden worden. Vijf van deze groepen zijn zorgleerlingen, vanwege een beschikking, en/of vanwege de registratie. De leerlingen zonder beschikking en registratie als lwoo-er vormen de zesde groep. Op twee manieren zijn de loopbanen van de leerlingen uit het lwoocohort vergeleken: De eerste vergelijking geeft inzicht in verschillen en overeenkomsten tussen de vijf groepen zorgleerlingen en geeft antwoord op de vraag of het voor de loopbanen van zorgleerlingen met een beschikking lwoo uitmaakt of ze al dan niet als lwoo-er worden geregistreerd, ook in vergelijking met de leerlingen die zonder beschikking lwoo toch als lwoo-er te boek staan. Tussen de vijf groepen zorgleerlingen met lwoo zijn er kleine verschillen, die meest lijken samen te hangen met de leeftijdsopbouw binnen de groepen: de 5

leerlingen van het lwoo-cohort zijn gemiddeld jonger dan de overige groepen zorgleerlingen, en blijven daardoor langer in het vo, en gaan minder snel (dwz later) naar het mbo. In de tweede vergelijking worden de leerlingen van het lwoo-cohort vergeleken met leerlingen, die zonder beschikking of registratie lwoo in eenzelfde leerweg of klas in het vmbo starten. Dat levert het volgende beeld: Het diplomasucces van de leerlingen van het lwoo-cohort die in verschillende leerwegen starten ligt tamelijk dicht bij elkaar; van 74% (gemengde brugklas) tot 80% (Kb). Met leerwegondersteuning haalt 74-80% van de jongeren met een lwoo-beschikking het vmbo-diploma. Bij tussen de 20% en 26% van de jongeren lukt dat (in eerste instantie) niet. Bij de vergelijkingsgroep leerlingen zonder lwoo varieert het diploma-succes van 81% (Bb) tot 91% (Kb). Als we beide groepen per startpositie vergelijken, dan lijken de jongeren binnen de basisberoepsgerichte het meest op elkaar. In Gl/Tl en Kb zijn de verschillen tussen beide groepen het grootst. In alle startposities realiseren jongeren van de vergelijkingsgroep zonder lwoo een hoger niveau diploma dan jongeren van het lwoo-cohort. Laten we de gemengde brugklas buiten beschouwing, dan zijn de verschillen het grootst in de combiklas Bb/Kb, waar de leerlingen van het lwoo-cohort dichter bij het niveau Bb blijven en leerlingen uit de groep zonder lwoo het Kb-niveau meer benaderen. Jongens (van beide groepen) gaan vaker zonder diploma van school dan meisjes. Meisjes halen hogere diploma s (met uitzondering van de GT waar meisjes iets vaker zonder diploma van school gaan dan jongens). Voor het lwoo-cohort en de leerlingen zonder lwoo verschilt de gemiddelde duur waarin de diploma s worden gehaald niet voor vmbo Bb en Kb. De leerlingen van het lwoo-cohort doen wel langer over het behalen van het diploma vmbo Gt. Kijken we naar de situatie van het lwoo-cohort in 2011/12, dan blijken op dat moment van de 3.221 leerlingen die eerder noch een vo- noch een mbodiploma behaalden er 1.001 in het mbo te verblijven en 27 in het vo. In het ongunstigste geval zou dat betekenen dat 13% van het cohort na 7 jaar geen enkel diploma behaald; in het meest gunstige geval zou na zeven jaar 9% van het cohort geen enkel vo of mbo diploma behalen. 6

LWOO-ers beginnen aan VMBO: 24.209 VMBO-diploma gehaald: 18.524 Havo/Vwo-diploma gehaald: 211 Geen VMBOdiploma gehaald: 5.474 in 2011/12 in MBO: 13.842 in 2011/12 VO: 54 in 2011/12 niet in MBO: 4.628 in 2011/12 MBO: 2.193 in 2011/12 in VO: 28 in 2011/12 niet in MBO: 3.253 Heeft een MBOdiploma: 4.560 Heeft nog geen MBO-diploma: 9.282 Heeft een MBOdiploma: 1.887 Heeft geen MBOdiploma: 2.741 Heeft een MBOdiploma: 1.192 Heeft nog geen MBO-diploma: 1.001 Heeft een MBOdiploma: 1.061 Heeft geen MBOdiploma: 2.192 12% Heeft een MBO-diploma behaald, in 2011/12 niet meer in MBO 2.948 24% Heeft een MBO-diploma behaald, in 2011/12 in MBO 5.752 42% Heeft nog geen MBO-diploma, in 2011/12 in MBO 10.283 11% heeft alleen VMBO-diploma gehaald (eventuele loopbaan in MBO niet weergegeven) 2.741 9% verlaat het onderwijs zonder een VMBO- of MBO diploma 2.192 1% behaalt een HAVO of VWO-diploma 211 0% in 2011/12 nog in VO 82 100% (afrondingsverschil, optelling telt niet op tot 100%) 24.209 7

7. Jongeren uit het lwoo-cohort op de arbeidsmarkt In 2011/12 volgt tweederde van het lwoo-cohort onderwijs, een derde, 7.989 leerlingen, volgt geen onderwijs meer aan vo, mbo of vavo. Binnen die groep van 7.988 jongeren hebben 4.947 jongeren (62%) een betaalde baan, merendeels van minder dan 25 uur per week. De overige 3.041 jongeren volgen geen onderwijs aan vo, mbo of vavo en hebben geen werk. Het aandeel jongeren met een wajong-uitkering is het hoogst in de laatste groep, namelijk meer dan een kwart. Van de werkenden heeft minder dan 5% een wajonguitkering. We zien relatief de meeste wajongers in de groep ongediplomeerden en gediplomeerden op mbo-1 (AKA/assistentenopleiding). Naar hoogst behaalde diploma bezien hebben degenen met een startkwalificatie (mbo-2) of een mbo-3 diploma het meest vaak betaald werk en ook het meest vaak banen van meer dan 25 uur per week. De gediplomeerden van vmbo GT, havo/vwo of mbo-1 hebben het minst vaak werk. Gediplomeerden van vmbo Bb en Kb zitten daar tussenin. Opvallend is de positie van mbo-4 gediplomeerden, die minder vaak betaald werk hebben dan hun collega s van mbo-2 of -3; wellicht studeert een deel van hen door aan het hbo. Jongeren zonder diploma hebben het minst vaak een betaalde baan. 8. Slotbeschouwing - Leerlingen met een lwoo-beschikking en die geregistreerd zijn als lwoo-er (het lwoo-cohort) blijven een groep die in het vo te onderscheiden is in termen van diploma-succes van hun collega-leerlingen van de vergelijkingsgroep zonder lwoo: ze halen in alle leerwegen minder vaak het diploma. Tussen de 20% en 25% verlaat het vo zonder diploma. Een deel van hen haalt alsnog in het mbo een diploma. Het lwoo-cohort blijft ook te onderscheiden van leerlingen die met een PrO-beschikking naar het vo gaan; de laatste groep volgt vaker de basisberoepsgerichte leerweg. Voor een groot deel van de leerlingen lukt het om met leerwegonder-steuning diploma vmbo te realiseren; dat betekent dat de school erin slaagt om voor die leerlingen de leerachterstand weg te werken. Voor tussen de 20%-25% van de jongeren lukt dat in eerste instantie niet (relatie met sociaal emotionele problematiek/ leerachterstand?); zij verlaten het vo ongediplomeerd. Een deel van hen haalt alsnog een diploma in het mbo; na zeven jaar heeft 13% van het lwoo-cohort geen enkel diploma. 8

- Regionale verschillen vormden geen onderwerp van deze studie. Het zou wel interessant zijn na te gaan in hoeverre die verschillen zich voordoen en wat ze veroorzaakt. In het PrO-loopbaan onderzoek bleken er grote verschillen tussen regio s, zowel in de verhouding PrO als lwoo-leerlingen als in (type) loopbanen en bestemmingen. Door de beleidsveranderingen van de komende tijd (o.a. passend onderwijs/entreeopleidingen/participatiewet) zullen de verschillen tussen regio s naar verwachting toenemen. - Ook in het mbo blijven de verschillen zichtbaar en neemt het lwoo-cohort een tussenpositie in tussen de leerlingen met een beschikking praktijkonderwijs en de leerlingen uit de vergelijkingsgroep zonder lwoo. In onze verslaglegging hanteren we consequent het onderscheid tussen het lwoo-cohort en de vergelijkingsgroep zonder lwoo. Het is verleidelijk dit onderscheid te duiden in leerlingen die wel lwoo krijgen, of die in een lwooklas zitten, versus leerlingen die geen lwoo krijgen of die niet in een lwoo-klas zitten: het verschil tussen de groepen zou dan verwijzen naar het effect van lwoo. Om twee redenen gaat deze redenering mank: In de eerste plaats is lwoo deels een blackbox. Hoe op een school met lwoo-(gelden) wordt omgegaan, kan verschillende vormen aannemen. Een lwoo-beschikking is niet een individueel rugzakje en daarmee gebonden aan de individuele leerling. Een school kan voor leerlingen met lwoo kleinere klassen organiseren, maar ook andere vormen van ondersteuning bieden waarvan ook leerlingen zonder beschikking kunnen profiteren. In het verleden lieten onderzoeken naar programma s voor doelgroepen dit type effect zien. Het treatment, zoals dat in effectonderzoek heet, is niet duidelijk is, en ook is niet duidelijk wie er wel en wie er niet aan het treatment deelnemen. Het trekken van eenduidige conclusies is dan niet mogelijk, hetzij bijvoorbeeld in een setting als een OPDC. Daarnaast is het lastig voorstelbaar om een experimentele en een controlegroep samen te stellen, nodig om effect in beeld te brengen 1. Er zijn naar alle waarschijn-lijkheid niet veel jongeren die voldoen aan de criteria en voor wie geen beschikking lwoo is aangevraagd. Alleen een kwantitatieve aanpak is niet toereikend voor een onderzoek naar de effectiviteit van het 1 Zie bijvoorbeeld de website van de Algemene Rekenkamer, waarin verschillende mogelijkheden van onderzoeksdesigns met experimentele en controlegroepen kort worden geschetst: http://www.rekenkamer.nl/publicaties/handreikingen/handreiking_effectevaluaties_subsidies/hoe _voer_je_een_effectevaluatie_uit:92343/bewaak_de_kwaliteit_van_de_metingen 9

leerwegonder-steunend onderwijs. Een combinatie met kwalitatief onderzoek kan mogelijk inzicht bieden in wat leerwegondersteuning voor leerlingen te bieden heeft. 10

1 Vooraf 1.1 Achtergrond en vraagstelling Sinds de invoering van het vmbo in 1998 kent het vo een zorgstructuur die bestaat uit leerwegondersteuning (lwoo) en praktijkonderwijs (PrO). De Algemene Rekenkamer heeft in het kader van een eigen onderzoek naar beleidsinformatie rondom de lwoo-regeling behoefte aan informatie over loopbanen van leerlingen met een lwoo-beschikking. Sinds een aantal jaren voeren het Kohnstamm Instituut en Actis Onderzoek samen een onderzoek 2 uit naar de loopbanen van leerlingen met een beschikking Praktijkonderwijs. Omdat er binnen het kader van dit PrO-loopbaan-onderzoek veel bestanden over het vo verzameld zijn en daardoor het nodige voorwerk verricht is, heeft de Rekenkamer gevraagd daarop aansluitend loopbanen van leerlingen met een lwoo-beschikking in kaart te brengen. De belangrijkste vraag van het lwoo-loopbaan onderzoek luidt: Waar komen leerlingen met een lwoo-beschikking terecht, hoe verloopt hun (onderwijs)loopbaan en hoe doen ze het in vergelijking met andere groepen leerlingen in het vmbo? Van beschikking naar ondersteuning Om in aanmerking te komen voor zorg moet er een beschikking worden toegekend. Op basis van landelijke uniforme criteria kent de RVC VO, de 2 De onderzoeken naar de loopbanen van de leerlingen in het praktijkonderwijs zijn opgezet op verzoek van de RVC-VO Landelijk en gefinancierd door OCW. Inmiddels beslaat dit onderzoek een periode van 6 jaar. 11

Regionale Verwijzingscommissie, een positieve beschikking toe op basis van een gemotiveerde aanvraag van het vo, waaruit blijkt dat de aangemelde leerling voldoet aan criteria op het gebied van IQ/leervermogen, leerachterstand en eventueel sociaal emotionele problematiek. De RVC geeft een positieve beschikking leerwegondersteunend onderwijs als de leerling: A] een intelligentiequotiënt heeft binnen de bandbreedte 75 tot en met 90, en een leerachterstand heeft op tenminste twee van de vier domeinen inzichtelijk rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spellen, en waarvan minimaal één van deze twee domeinen inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen betreft en deze leerachterstand past van 1 minus [dle/dl]; of binnen de bandbreedte van 25% tot 50% [zijnde de uitkomst B] een intelligentiequotiënt heeft binnen de bandbreedte 91 tot en met 120; en een leerachterstand heeft op tenminste twee van de vier domeinen inzichtelijk rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spellen, en waarvan minimaal één van deze twee domeinen inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen betreft en deze leerachterstand past binnen de bandbreedte van 25% tot 50% [zijnde de uitkomst van 1 minus [dle/dl]; en een sociaal-emotionele problematiek heeft. Een RVC kan een positieve of een negatieve beschikking toekennen en heeft daarbij binnen de criteria beleidsruimte om een eigen afweging te maken voor praktijkonderwijs of lwoo. De RVC bepaalt op basis van de criteria wie toelaatbaar is tot praktijkonderwijs en welke leerlingen aangewezen zijn op leerwegondersteunend onderwijs. Op grond van de beschikking krijgen scholen middelen toebedeeld: voor het praktijkonderwijs volgen die middelen één op één de leerling. Leerwegondersteunend onderwijs is bedoeld voor vmbo-leerlingen die genoeg capaciteiten hebben om een vmbo-diploma te halen, maar daarbij extra hulp nodig hebben. Vmbo-scholen kunnen zelf bepalen of en hoe zij lwoo aanbieden. Het kan variëren van bijlessen en huiswerkbegeleiding tot trainingen om een leerling beter te laten studeren. Een leerling kan lwoo tijdens de lessen krijgen, maar ook buiten de lessen om of zelfs buiten de muren van de school. Lwoo hoeft niet vier jaar te duren, ook een of twee jaar is mogelijk (zie www.rijksoverheid.nl). Daarnaast ontvangen de samenwerkingsverbanden vo via een kassierschool een regionaal zorgbudget dat ze mogen inzetten voor 12

leerlingen die buiten de (lwoo-)criteria vallen, maar wel extra zorg behoeven (RVC-VO, 2009). De RVC s geven jaarlijks rond de 34.000 beschikkingen voor zorg af, een aantal dat behoorlijk stabiel blijft in de tijd. Tabel 2.1 Lwoo en PrO-beschikkingen afgegeven door de RVC-VO in 2005/06, 2010/11, 2011/12 en 2012/13. Bron: RVC-VO database Beschikking lwoo Beschikking PrO Totaal 2005/06 26.333 8.480 34.814........ 2010/11 26.058 7.399 * 33.457 2011/12 27.184 7.636 34.974 2012/13 26.312 8.005 34.317 *Inclusief leerlingen die via de bijzondere regeling van lwoo naar PrO gaan (artikel 10g, lid 5 WVO) De verhouding tussen het aandeel lwoo- en PrO-beschikkingen fluctueert enigszins; grofweg gaat het om driekwart lwoo-beschikkingen en een kwart beschikkingen voor Praktijkonderwijs. De laatste jaren lijkt het aandeel PrObeschikkingen weer wat toe te nemen (ook stijgt het aantal leerlingen via de bijzondere regeling) en het aandeel lwoo-beschikkingen wat te dalen. 1.2 Naar lwoo-loopbanen In de afgelopen jaren hebben we op verzoek van RVC VO Landelijk en het Ministerie van OCW alle leerlingen gevolgd die in Nederland in 2005/06 een beschikking Praktijkonderwijs hebben gekregen 3. Het proces van aanvraag tot en met afgeven van de beschikking wordt door de RVC s bijgehouden in een landelijke database. Waar een leerling na afgeven van de beschikking vervolgens terecht komt en hoe de loopbaan van leerlingen met een 3 - Praktijkonderwijs werkt. Leerlingen met een toelatingsbeschikking praktijkonderwijs zes jaar gevolgd. Pro-loopbanen 2005-2011. Regionale Verwijzingscommissies VO, januari 2013. - Koopman, P.N.J., Voncken, E. (2012). PrO-loopbanen van zes jaar. Loopbanen in onderwijs en arbeid van leerlingen met een beschikking Praktijkonderwijs, 2005/06 2010/11. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. (Rapport 881, projectnummer 40548). 13

beschikking vervolgens verloopt, dat onttrekt zich aan de waarneming van de RVC s. Daarom zijn de leerlingen uit de RVC-database gekoppeld 4 met de jongeren in de microdatabestanden van het CBS. Aan de hand van deze bestanden kunnen de leerlingen worden gevolgd in hun onderwijsloopbaan en op de arbeidsmarkt. Alleen de RVC-database biedt zekerheid over welke jongeren een (lwoo- dan wel PrO) beschikking hebben ontvangen. De koppeling tussen RVC-database met de CBS-bestanden heeft ook plaatsgevonden voor de leerlingen die in 2005/06 een lwoo-beschikking hebben ontvangen. In 2005/06 zijn er 26.318 leerlingen met een lwoo-beschikking 5 en 8.480 leerlingen met een beschikking praktijkonderwijs. Van de laatste groep kon 97.1% gevonden worden in de CBS-bestanden, van de leerlingen met een lwoobeschikking kon 96.2% gematcht worden. Gebruikte databestanden We brengen de loopbanen in kaart vanaf 2005/06 tot en met 2011/12; hun bestemmingen op in totaal zeven onderwijsposities of posities op de arbeidsmarkt. De beschikbare gegevens en bestanden over lwoo- en PrOleerlingen strekken tot en met het 6 e jaar (2010/11). Voor het 7 e jaar zijn aanvullende bestanden geraadpleegd. Voor de leerlingen die in 2005/06 aan het vo zijn begonnen kunnen we in de onderwijsbestanden van het CBS een onderscheid maken tussen de leerlingen die een leerweg in het VMBO zijn gestart met een beschikking lwoo en de leerlingen die zonder een beschikking lwoo zijn gestart. Deze twee groepen kunnen dus met elkaar worden vergeleken in hun onderwijsloopbaan (vertraging, niveau, diplomering, doorstroom) en hun eerste posities op de arbeidsmarkt. Daarnaast beschikken we over de gegevens van leerlingen met een PrO-beschikking die meteen na hun beschikking toch starten met een vmbo/lwoo-opleiding. De basis voor het onderzoek naar lwoo-loopbanen is het cohort leerlingen, dat van de Regionale Verwijzingscommissies (RVC s) in 2005-06 een beschikking lwoo heeft gekregen. Dat is een bestand met ruim 25.000 leerlingen. Daarnaast 4 In CBS-terminologie heet dit verrinnen. Het BSN van individuen blijft afgeschermd, in plaats daarvan verschijnt een RIN-nummer, waarbij RIN staat voor Random Identification Number, een inhoudsloos nummer waarmee individuen anoniem kunnen worden gevolgd in de microdatabestanden. 5 Het aantal lwoo-leerlingen wijkt iets van het aantal gerapporteerd in tabel 1.1. Vijftien leerlingen staan zowel met een PrO- als een lwoo-beschikking geregistreerd en zijn om die reden niet meegenomen in de analyses. 14

hebben we de beschikking over alle data van het PrO-cohort 2005-2011. De onderwijsposities en de posities op de arbeidsmarkt zijn bekend via de microdatabestanden van het CBS. Van individuele Nederlanders legt het CBS een veelheid aan gegevens vast 6, over onderwijs, inkomen, beroep, uitkering, etc. Omdat het gegevens op individueel niveau zijn, worden de bestanden waarin de gegevens worden vastgelegd microdatabestanden genoemd. In bijlage 1 is een verantwoording opgenomen van de bronnen van het CBS. In de onderwijsbestanden, op basis van de gegevens van DUO, worden per schooljaar de onderwijsposities van de leerlingen in Nederland vastgelegd, zoals de school die de leerlingen bezoeken, het onderwijs dat ze volgen (op- en afstroom), met of zonder leerwegondersteuning, in welk leerjaar (doubleren), welk diploma ze behalen, en of de leerlingen door/uitstromen naar een volgend onderwijsniveau. Ook verzamelt het CBS gegevens omtrent inkomen, uitkering en banen. Op die manier zijn de eerste stappen van jongeren op de arbeidsmarkt in kaart gebracht. We volgen de onderwijsloopbanen van de leerlingen alleen in het voortgezet onderwijs (vo) niet in het so of het vso. Over gegevens in SO, VSO en REC kunnen we beschikken als de onderwijsnummerbestanden van het PO beschikbaar komen. Die zijn nu nog niet beschikbaar. 1.3 Onderzoeksvragen Met behulp van de beschikbare databronnen zijn antwoorden gezocht op de volgende vragen: - Hoe verhouden zich de CBS-bestanden die leerlingen registreren als met lwoo en zonder lwoo tot de RVC-database, waarin de daadwerkelijke geïndiceerde leerlingen (dus leerlingen met een beschikking lwoo en praktijkonderwijs) zijn opgenomen? - Wat zijn de (onderwijs)bestemmingen van leerlingen met een lwoobeschikking gedurende zeven jaar na instroom in het voortgezet onderwijs? o o o Welke leerwegen (niveau) volgen deze leerlingen gedurende de achtereenvolgende jaren? Wat is hun diplomasucces? Wat is de verblijfsduur van deze leerlingen? 6 Zie http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/informatie/beleid/catalogi/catalogus-microdatabestandenthema/default.htm. 15

- Welke verschillen zijn er op de genoemde rendementsindicatoren tussen jongens en meisjes? - In hoeverre verschillen loopbanen van leerlingen met een beschikking lwoo van leerlingen die zonder beschikking zijn gestart en van leerlingen die met een PrO-beschikking in het vmbo/lwoo starten op een aantal rendementsindicatoren als verblijfsduur, niveau, diplomasucces? - Hoe doen leerlingen uit het vo-cohort 2005/06 het in het mbo, onderscheiden naar type beschikking, naar vooropleiding (in PrO, vmbo) en diploma (wel diploma, geen diploma)? In hoeverre verschillen leerlingen met een beschikking lwoo van leerlingen die zonder zo n beschikking zijn gestart? - Welke stappen zetten leerlingen van het vo-cohort 2005/06 ná het verlaten van het onderwijs? Hoe is de arbeidsmarktpositie van deze jongeren te karakteriseren? In hoeverre verschillen leerlingen met een beschikking lwoo van leerlingen die zonder zo n beschikking zijn gestart en van leerlingen met een PrO-beschikking? 1.4 Toelichting bij de volgende hoofdstukken Bij het lezen van dit verslag moet bedacht worden dat het gaat om cohortgegevens: we volgen het lwoo-cohort dat in 2005/06 een beschikking kreeg, gedurende zeven opeenvolgende jaren. Dat is een andere manier van kijken dan wanneer men bijvoorbeeld naar uitstroomgegevens in een bepaald jaar kijkt. Hoofdstuk 2 brengt in beeld hoe de gebruikte databestanden zich tot elkaar verhouden: de RVC-data-base met beschikkingen en de registratie van het CBS: in hoeverre zijn leerlingen met een lwoo-beschikking ook bij het CBS geregistreerd als lwoo-er en (omgekeerd) in hoeverre zijn de leerlingen die bij het CBS staan geregistreerd als lwoo-er ook beschikte leerlingen? In het hoofdstuk wordt de omvang van het lwoo-cohort 2005/06 bepaald en wordt een aantal vergelijkingsgroepen geïntroduceerd. In hoofdstuk 3 staan de loopbanen van het lwoo-cohort centraal. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen van leerlingen uit het lwoo-cohort 2005/06 gedurende zeven jaren gedetailleerd in beeld gebracht. Hoofdstuk 4 wordt verder ingezoomd op de (hoogst) behaalde diploma s in de loopbaan van lwoo-ers tot dusver, waar mogelijk vergeleken met andere groepen. In hoofdstuk 5 staat de vergelijking 16

van de loopbaan van leerlingen uit het lwoo-cohort in het voortgezet onderwijs met die van een aantal andere groepen (met en zonder beschikking) centraal. Dat gebeurt op verschillende manieren: aan de hand van de vergelijkingsgroepen, gedefinieerd naar beschikking en registratie, maar ook door vergelijking van leerlingen met en zonder lwoo die binnen eenzelfde startpositie in het vo gestart zijn. De arbeidsmarktpositie van de jongeren uit het cohort die geen onderwijs meer volgen, vormt het onderwerp van hoofdstuk 6. 17

2 Het Lwoo-cohort bepaald: tussen beschikking en registratie In dit hoofdstuk gaat het erom de omvang van de doelgroep binnen het onderzoek te bepalen. Daartoe zijn twee ingangen gebruikt: de RVC-database en de CBS-onderwijsbestanden, die de gegevens van het hele VO 7 omvatten. 2.1 Tussen beschikking en registratie In de CBS-onderwijsbestanden wordt onderscheid gemaakt tussen leerlingen die geregistreerd staan met lwoo en zonder lwoo. De RVC-database bevat de aanmeldingen voor zorg en de uitspraken van de RVC: de afgegeven beschikkingen. Door koppeling van beide bestanden is te achterhalen hoe de registratie zich verhoudt tot de daadwerkelijke geïndiceerde leerlingen (dus leerlingen met een beschikking lwoo of praktijkonderwijs). Tabel 2.1 Beschikking en registratie in 2005/06 Leerling met of zonder lwoo/cbs-registratie in 2005/06 nee ja N % N % totaal (100%) Beschikking afgegeven Praktijkonderwijs 94 4% 2.017 96% 2.111 door de RVC in 2005/06 Lwoo 730 3% 24.209 97% 24.939 8 Totaal 824 3% 26.226 97% 27.050 7 Leerlingen praktijkonderwijs worden door CBS sinds 2007 geregistreerd. 8 Van de gematchte leerlingen met beschikking lwoo startten er 365 leerlingen (1.4%) in schooljaar 2005/06 niet in het vo. Deze leerlingen vallen buiten de analyse. 19

De tabel laat zien dat er 24.209 leerlingen zijn met een beschikking lwoo, die ook volgens opgave van de school als lwoo-leerling zijn geregistreerd. Er zijn 2.017 leerlingen zonder lwoo-beschikking, die volgens opgave van de scholen wel lwoo ontvangen. Het zijn wel beschikte leerlingen; leerlingen die geen lwoomaar een PrO-beschikking hebben ontvangen van de RVC 9 en met een PrObeschikking hun loopbaan in het vo starten in het vmbo. Er zijn 730 leerlingen die met een lwoo-beschikking toch een regulier programma zonder lwoo volgen 10 en 94 leerlingen die met een PrO-beschikking op zak volgens opgave van de scholen in het vmbo niet als lwoo-leerling te boek staan. Die laatste situatie kan bijvoorbeeld betrekking hebben op leerlingen in een ISK. In de volgende tabel geven we per beschikking en per leerjaar weer of de leerlingen in het vo volgens opgave van de school deelnemen aan een leerweg met of zonder lwoo 11. Tabel 2.2 Lwoo- en PrO-beschikkingen en de registratie als lwoo-leerlingen (CBS/DUO) Geregistreerd als lwoo-leerling in 2005/06 lwoo (cbs/duo) nee ja Beschikking leerjaar 2005 N % N % Totaal (100%) Pro 1 72 4% 1.902 96% 1.974 2 22 23% 73 77% 95 3 38 100% 38 4 4 100% 4 94 4% 2.017 96% 2.111 Lwoo 1 596 3% 23.141 97% 23.737 2 114 10% 1.009 90% 1.123 3 17 23% 57 77% 74 4 3 60% 2 40% 5 730 3% 24.209 97% 24.939 geen beschikking 1 164.720 10% 2.733 2% 167.453 9 In die periode was er nog geen Bijzondere Regeling (waarmee leerlingen met een lwoo-beschikking naar het praktijkonderwijs kunnen doorstromen) en werd bij de RVC voor jongeren die -terwijl ze voldeden aan de criteria voor praktijkonderwijs- het met het voordeel van de twijfel in het vmbo gingen proberen, bij wijze van vangnet een PrO-beschikking aangevraagd. 10 Een mogelijke verklaring is ook dat de school of een locatie geen lwoo-licentie heeft. 11 Op basis van de elementcode. 20

De tabel laat zien: - Van de 24.939 leerlingen met een beschikking lwoo ontvangen in 2005/06 24.209 leerlingen (97%) volgens opgave van de school lwoo, terwijl 730 leerlingen (3%) starten in een reguliere vmbo-leerweg zonder lwoo - Van de leerlingen met een lwoo-beschikking starten er 23.737 (95%) in 2005/06 in het eerste leerjaar vmbo, 1.202 leerlingen (5%) starten in leerjaar 2 of hoger - Van de 2.111 leerlingen die met een PrO -beschikking naar het vmbo gaan, krijgt 96% ook volgens de CBS-registratie lwoo en 4% niet - Van de leerlingen met een PrO-beschikking in het vmbo starten er 1.974 (94%) in het eerste leerjaar, 137 leerlingen (6%) starten in leerjaar 2 of hoger. - Opmerkelijk is de groep leerlingen die zonder beschikking toch start in een leerweg met lwoo (2.733 leerlingen). Privacy-redenen verhinderen het steekproefsgewijs onderzoeken van deze groep. Naar alle waarschijnlijkheid bestaat de groep van 2.733 leerlingen uit jongeren die in dat schooljaar na 1 oktober alsnog een beschikking kregen van de RVC en/of leerlingen die via het regionaal zorgbudget bekostigd zijn voor lwoo. In 2005/06 tellen we in totaal 28.959 leerlingen (2.017 + 24.209 + 2.733) die door het CBS als leerlingen met lwoo worden aangemerkt. Op deze plek moet de omvang van het lwoo-cohort 2005/06 bepaald worden. De meest zekere/zuivere optie is de groep van 24.209 leerlingen die zowel volgens het RVC-bestand als volgens opgave van de scholen leerlingen met een lwoobeschikking in het vmbo met lwoo zijn. Van de leerlingen met PrO-beschikking in het vmbo bestaat al een beeld via het PrO-loopbaan-onderzoek. Administratie en registratie van leerwegondersteuning In het voorafgaande is duidelijk geworden, dat er een verschil is tussen de feitelijk afgegeven beschikkingen en de registratie in datzelfde jaar of het een leerling met dan wel zonder lwoo betreft. Dat verschil is reëel, immers het is aan de scholen om te bepalen of en hoe lang een leerling lwoo krijgt. De school ontvangt op grond van een beschikking vier jaar extra middelen om leerwegondersteuning te kunnen bieden. Op deze plek gaan we voor de leerlingen van het lwoo-cohort 2005/06 na in hoeverre ze ook in opeenvolgende schooljaren staan geregistreerd als leerling met lwoo. Nogmaals: het verschil is een gegeven. Het is niet de bedoeling 21

daarmee de kwaliteit van de schooladministraties te diskwalificeren. Zouden beschikking en registratie wel één op één sporen, dan zou het in beeld brengen van de lwoo-registratie over de jaren heen een beeld geven van de duur van lwoo. Nu beschouwen we het als een indicatie: Hoeveel leerlingen die in een bepaald jaar geregistreerd staan als lwoo-er, staan het jaar daarop ook te boek als leerling met lwoo. Groen gearceerd zijn het aantal en het percentage leerlingen met lwoo, dat het jaar ervóór volgens opgave van de school niet als lwoo-er geregistreerd stond. Oranje gearceerd zijn het aantal en het percentage leerlingen met lwoo, dat het jaar erna niet als zodanig is geregistreerd. Tabel 2.3 Registratie van lwoo in de CBS/DUO microdatabestanden in opeenvolgende schooljaren Geregistreerd als lwoo in 2005 Geregistreerd als lwoo in 2006/07 nee ja totaal Nee 454 230 684 Ja 574 22.960 23.534 2% Totaal 1.028 23.190 24.218 1% Geregistreerd als lwoo in 2006 Geregistreerd als lwoo 2007/08 nee ja totaal Nee 673 254 927 Ja 1.035 21.313 22.348 5% Totaal 1.708 21.567 23.275 1% Geregistreerd als lwoo in 2007 Geregistreerd als lwoo 2008/09 nee ja totaal Nee 1.218 277 1.495 Ja 398 19.455 19.853 2% Totaal 1.616 19.732 21.348 1% Geregistreerd als lwoo in 2008 Geregistreerd als lwoo 2009/10 nee ja totaal Nee 259 54 313 Ja 76 1.818 1.894 4% Totaal 335 1.872 2.207 3% Geregistreerd als lwoo in 2009 Geregistreerd als lwoo 2010/11 nee ja totaal Nee 17 6 23 Ja 2 41 43 5% Totaal 19 47 66 13% Geregistreerd als lwoo in 2010 Geregistreerd als lwoo 2011/12 nee ja totaal Nee 2 0 2 Ja 0 6 6 0% Totaal 2 6 8 0% 22

Hoe is de tabel te lezen? - Van schooljaar 2005/06 naar schooljaar 2006/07 zijn er 22.960 leerlingen die in beide schooljaren als lwoo-ers geregistreerd zijn. - Van de leerlingen die in 2005/06 volgens de registratie de status met lwoo hadden, heeft 2% in 2006/07 die status niet meer. - Van de leerlingen die in 2006/07 de status met lwoo hadden, had 1% in het jaar daaraan voorafgaand die status niet. Beperken we ons tot de vier schooljaren dat een leerling met een lwoobeschikking extra wordt bekostigd, dat zien we in de twee volgende overgangen, van 2006/07 naar 2007/08, en van 2007/08 naar 2008/09, dat 5% resp. 2% van de leerlingen van een registratie als lwoo-er overgaat naar een status zonder lwoo. Andersom zien we in de overgangen van 2006/07 naar 2007/08 en van 2007/08 naar 2008/09, dat 1% van de leerlingen geadministreerd wordt als lwoo-er, terwijl daar het jaar daaraan voorafgaan geen sprake van was. Na drie jaren daalt het aantal heel snel. Het is op grond van de beschikbare gegevens niet na te gaan hoe de registratieen bekostigingspraktijk zich tot elkaar verhouden. Ongetwijfeld is er sprake van een combinatie van praktijk- en administratieve foutjes. 2.2 Het lwoo-cohort naar beschikking en registratie vergeleken In het schooljaar 2005/06 starten 194.503 leerlingen in het voortgezet onderwijs. In dit onderzoek willen we waar mogelijk loopbanen van lwoo-ers vergelijken met andere groepen. Op basis van de combinatie van beschikking en registratie zijn zes analyse- of vergelijkingsgroepen te onderscheiden. Tabel 2.4 Zes analysegroepen, op basis van de combinatie van beschikking (PrO, lwoo) en registratie als lwoo-leerling (ja, nee) Analysegroep Beschikking Registratie als lwoo-er in 2005-06 aantal leerlingen 1 beschikking pro nee 94 2 beschikking pro Ja 2.017 3 beschikking lwoo nee 730 4 lwoo-cohort: beschikking lwoo Ja 24.209 5 geen beschikking nee 164.720 6 geen beschikking Ja 2.733 Totaal 194.503 23

Leerlingen met een beschikking lwoo zijn te vinden in de groepen 3 en 4, en, zoals we in het vorige hoofdstuk hebben laten zien, valt naar alle aarschijnlijkheid arschijnlijkheid ook groep 6 daaronder. Gecombineerd met een registratie als lwoo-er levert dat het volgende beeld: van groep 4 is helder dat zij zowel een beschikking hebben als door de scholen zijn aangemerkt als leerling met lwoo. Van groep 3 is zeker r dat zij een lwoo-beschikking ontvingen, maar de groep is door de scholen meteen daarna niet aangemerkt als lwoo-er. Het is mogelijk dat deze jongeren in een reguliere afdeling starten dan wel een vestiging zonder lwoo-licentie. licentie. Van de 6 e groep kunnen we niet met zekerheid stellen dat ze een lwoo-beschikking hebben, maar weten we wel dat ze door de scholen worden aangemerkt als lwoo-leerling. Groep 5, de grootste groep leerlingen, zijn leerlingen zonder beschikking in het vmbo. En de groepen 1 en 2 bestaan uit leerlingen die met een PrO-beschikking hun loopbaan starten in het vmbo. De grootste groep van hen doet dat met lwoo, een kleine groep zonder. Het lwoo-cohort 2005/06 bestaat uit 13.126 jongens (54%) en 11.813 meisjes (46%). Grafiek 2.1 brengt de leeftijdsverdeling van de analysegroepen in beeld. Grafiek 2.1 De analysegroepen naar leeftijd (per 1 oktober 2005) 24

Leerlingen met een beschikking lwoo of PrO (analysegroepen 1, 2, 3 en 4) zijn gemiddeld ouder dan de leerlingen die zonder beschikking regulier vmboonderwijs instromen (analysegroep 5). Dat kan erop wijzen dat in het voortraject als sprake is geweest van zittenblijven. De leerlingen die (nog) zonder beschikking in het lwoo starten (analysegroep 6) verschillen naar leeftijdsverdeling maar licht van analysegroep 1. Tot slot is nagegaan in hoeverre de score op de criteria meer licht kan werpen op het verschil in beschikking en plaatsing. Nagegaan is onder andere of er verschillen zijn in de scores op de criteria van jongeren met een lwoo beschikking die al dan niet als lwoo-er geregistreerd staan. Dat blijkt niet het geval. In het volgende hoofdstuk staan de (onderwijs)loopbaanstappen van leerlingen uit het lwoo-cohort gedurende zeven jaar (2005-2012) centraal. 25

3 Het lwoo-cohort: bestemmingen van het cohort van jaar tot jaar In dit hoofdstuk brengen we de (onderwijs)bestemmingen van leerlingen met een lwoo-beschikking gedurende zeven jaar na instroom in het voortgezet onderwijs in kaart. In tabel 3.1 en grafiek 3.1 presenteren we de bestemmingen van het lwoocohort, de leerlingen met een lwoo-beschikking die ook volgens opgave van de scholen gestart zijn in het vmbo met lwoo bestaande uit 24.209 jongeren. Van de startgroep is te zien hoe hun bestemmingen er in zeven opeenvolgende uitzien. Dat is een statisch beeld, een foto als het ware, waarop dus te zien is hoe de verdeling van de groep over de verschillende bestemmingen er van jaar tot jaar uitziet. 27

Tabel 3.1a Bestemmingen van het lwoo-cohort 2005/06, tussen 2005/06 en 2011/12 2005/06 2006/07 2007/08 2008/09 2009/10 2010/11 2011/12 geen vo, mbo, vavo* 541 961 1.285 2.305 4.388 7.984 Praktijkonderwijs** 203 233 165 61 6 PrO, assistentenopleiding 3 16 5 1 brug: vmbo-b/k 7.383 7.054 319 18 7 brug: vmbo/havo/vwo 6.686 5.961 601 28 8 2 1 brug: vmbo-gt/havo/vwo 42 38 3 vmbo-bb 8.048 7.612 13.786 12.851 995 31 5 vmbo-bb assistentenopleiding 1 11 67 36 4 vmbo-kb 1.359 1.839 6.065 6.072 692 21 3 vmbo-gl of vmbo-tl 733 1.011 1.875 1.859 450 17 1 vavo: vmbo-gl of vmbo-tl 8 7 10 45 68 41 Havo 24 74 91 299 256 55 vavo: havo 2 4 21 43 48 Vwo 3 10 17 16 16 17 vavo: vwo 1 2 6 Assistent/niv 1 64 127 635 1.342 695 331 Basisberoeps/niv 2 41 107 733 11.954 11.553 5.392 Vakopleiding/niv 3 5 12 127 2.883 3.606 6.448 middenkader (en specialist)/niv 4 3 11 173 2.974 3.441 3.870 Totaal 24.209 24.209 24.209 24.209 24.209 24.209 24.209 *Vavo= voortgezet algemeen volwassenen onderwijs **Registratie van leerlingen praktijkonderwijs door CBS vindt sinds 2007 plaats, daarom zijn de eerste cellen leeg 28

Hier volgt de tabel nogmaals, maar nu in percentages uitgedrukt Tabel 3.1b Bestemmingen van het lwoo-cohort 2005/06, tussen 2005/06 en 20011/12 (in %%) 2005/06 2006/07 2007/08 2008/09 2009/10 2010/11 2011/12 geen vo, mbo, vavo 2% 4% 5% 10% 18% 33% Praktijkonderwijs* 1% 1% 1% 0% 0% PrO, assistentenopleiding 0% 0% 0% 0% brug: vmbo-b/k 30% 29% 1% 0% 0% brug: vmbo/havo/vwo 28% 25% 2% 0% 0% 0% 0% brug: vmbo-gt/havo/vwo 0% 0% 0% vmbo-bb 33% 31% 57% 53% 4% 0% 0% vmbo-bb assistentenopleiding 0% 0% 0% 0% 0% vmbo-kb 6% 8% 25% 25% 3% 0% 0% vmbo-gl of vmbo-tl 3% 4% 8% 8% 2% 0% 0% vavo: vmbo-gl of vmbo-tl 0% 0% 0% 0% 0% 0% Havo 0% 0% 0% 1% 1% 0% vavo: havo 0% 0% 0% 0% 0% Vwo 0% 0% 0% 0% 0% 0% vavo: vwo 0% 0% 0% Assistent 0% 1% 3% 6% 3% 1% Basisberoeps 0% 0% 3% 49% 48% 22% Vakopleiding 0% 0% 1% 12% 15% 27% middenkader (en specialist) 0% 0% 1% 12% 14% 16% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% In bijlage 2 zijn per jaar de bestemmingen en de verdeling daarvan in een aparte tabel weergegeven. We bespreken hier de meest opvallende zaken per jaar. In cursief wordt weergegeven hoe het beeld van het lwoo-cohort zich verhoudt tot de bestemmingen van andere vergelijkingsgroepen. De eerste kolom (05/06) van tabel 3.1b laat zien, dat bijna twee op de drie lwoo-ers in het vmbo start in de basisberoepsgerichte leerweg of in een combiklas van basis en kader. Een behoorlijk deel (28%) start in een gemengde brugklas; van hen zal de niveau- en leerwegkeuze in een later stadium 29

zichtbaar worden. Zes procent start in de kaderberoepsgerichte leerweg en 3% in de gemengde of theoretische leerweg. Vergeleken met leerlingen met een beschikking praktijkonderwijs in het vmbo start van die groep een twee keer zo groot aandeel (56%) in een brugklas, 42% in het vmbo-bb en 2% start in het vmbo-kb of vmbo-gt. In de reguliere groep zonder beschikking is het aandeel leerlingen dat naar de Bb gaat klein (2%); zo ook het aandeel dat start in de Kb (3%). De grootste groep van de leerlingen zonder beschikking (namelijk twee derde) zit in een gemengde brugklas (niet te zien in tabel). De tweede kolom (06/07) laat zien, dat na een jaar in het voortgezet onderwijs de bestemmingen van de groep leerlingen met lwoo-beschikking gestart in lwoo behoorlijk uitwaaieren. Een jaar later is de groep die de Bb volgt iets gedaald (van 33 naar 31%). Datzelfde geldt voor de combiklas BK (van 30 naar 29%). Deelname aan de gemengde brugklas daalt van 28 naar 25% terwijl de deelname aan kader en g;/tl stijgt van samen 9 naar 12%. In het tweede jaar maakt 0.5% van het cohort de overstap naar een mbo-opleiding; veelal naar niveau 1 of 2. Een groep van 2% is niet meer te vinden in het vo, vavo of mbo. In de derde kolom (07/08) is af te lezen, dat meer dan de helft (57%) van het lwoo-cohort nu in de basisberoepsgerichte leerweg zit; en nog eens een kwart in de Kb. Het aandeel leerlingen in een gemengde brugperiode is nu fors afgenomen. Het aandeel leerlingen in een gl/tl is verdubbeld van 4 naar 8%. Leerlingen die het vo verlaten stappen over naar het mbo (1%) of naar het vavo. Van de lwoo-ers stapt 1 nu over naar het praktijkonderwijs. De groep die niet meer te vinden is in vo, vavo of mbo stijgt naar 4%. Ook in het vierde jaar (08/09) is de groep in de basisberoepsgerichte leerweg in de meerderheid met 53% en blijft de kaderberoepsgerichte leerweg 25%. De gl/tl blijft eveneens in omvang gelijk met 8%. Het aandeel leerlingen dat een overstap maakt naar het mbo groeit naar 7%. Ongeveer een half procent van de groep zit na 4 jaar in havo of vwo; een procent stapt dit jaar over naar praktijkonderwijs. De groep zonder vo, vavo of mbo-onderwijs groeit licht naar 5%. In het vijfde jaar (09/10) treedt een grote verschuiving op van deelname aan het vo naar deelname aan het mbo. Liefst bijna 80% van de starters in het lwoo 30