Rivierverruiming en natuurontwikkeling Culemborg aan de Lek

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rivierverruiming en natuurontwikkeling Culemborg aan de Lek"

Transcriptie

1 Rivierverruiming en natuurontwikkeling Culemborg aan de Lek 9 december 2008 Eindrapport 9T4664.D0

2 Barbarossastraat 35 Postbus AD Nijmegen (024) Telefoon (024) Fax Internet Arnhem KvK Documenttitel Rivierverruiming en natuurontwikkeling Culemborg aan de Lek Verkorte documenttitel Status Eindrapport Datum 9 december 2008 Projectnaam Culemborg aan de Lek Projectnummer 9T4664.D0 Opdrachtgever Ballast - Van Oord Grondstoffen V.O.F. Referentie Auteur(s) Collegiale toets Alex Hooijer, David Heikens David Heikens, Alex Hooijer Datum/paraaf Vrijgegeven door David Heikens Datum/paraaf

3 INHOUDSOPGAVE Blz. 1 AANLEIDING 1 2 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED Ligging Ontwikkelingen in het plangebied Bodem en geomorfologie Landgebruik Natuurwaarden Rivierkundige situatie 9 3 PROJECTDOELSTELLING Verbetering van rivierveiligheid Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit 13 4 RIVIERVERRUIMINGSMAATREGELEN Typen rivierverruimingsmaatregelen Mogelijke rivierverruimingsmaatregelen binnen het plangebied Maatregelen onderzocht in PKB Ruimte voor de Rivier Variant onderzocht door BAVOG in Maatregelen onderzocht in Culemborg aan de Lek Ruimtelijke kwaliteitsaspecten onderzochte maatregelen Definitie rivierverruimingsalternatieven Inleiding Opbouw alternatieven Alternatief 1: Combinatie van maatregel 1 en Alternatief 2: Combinatie van maatregel 1, 2, 6 en Alternatief 3: Combinatie van maatregel 1, 2, 3, 5, 6 en Alternatief 4: Combinatie van maatregel 1 t/m 9 m.u.v. maatregel Alternatief 5: Combinatie van maatregel 1 t/m 9 m.u.v. maatregel 3 en Nadere uitwerking maatregelen voor de functie natuur 30 5 EFFECTEN ALTERNATIEVEN Rivierkundige effecten Waterstandsdaling Verdeling van de afvoer over de uiterwaarden Bijdrage van de verschillende deelgebieden Effecten op natuurwaarden Aansluiting bij vigerend beleid Effecten op huidige natuurwaarden Effecten op nieuwe natuurwaarden Effecten op het grondwater Inleiding Huidige situatie Principe van effecten rivierverruimingsmaatregelen Effecten 40 Eindrapport 9 december 2008

4 5.3.5 Hoe omgaan met de grondwatereffecten 44 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies Aanbevelingen bij de nadere planuitwerking Optimalisatie rivierverruimingsingrepen Ecologie Grondwater Overig 48 7 LITERATUUR 49 BIJLAGEN A Bestaande natuurwaarden plangebied B Kaders herinrichting plangebied C Afvoerverdeling per alternatief D Opzet grondwatermodel E Archeologische verwachtingskaart F Ecotopenkaart Redichemse Waard en Lazaruswaard G Ecotopenkaart Steenwaard H Lepelaars Eindrapport 9 december 2008

5 1 AANLEIDING Door klimaatverandering zal de afvoer in de Nederlandse rivieren toenemen. Voor de Rijn wordt een toename van de maatgevende afvoer van naar m 3 /s verwacht die ons land binnenstroomt bij Lobith. Ook voor de Lek betekent dit een afvoerstijging van 3165 naar 3376 m 3 /s. Als we de inrichting van ons rivierengebied zouden laten zoals het is, zou dit betekenen dat de kans op overstromingen toeneemt. De Nederlandse regering heeft daarom in 2006 op basis van de PKB Ruimte voor de Rivier besloten over maatregelen om deze afvoerstijging op te vangen; deels middels rivierverruiming, deels met obstakelverwijdering en kribverlaging en deels middels dijkversterking. Op het traject van de Lek binnen het plangebied (rivierkilometer 936 tot 940) wordt een waterstandsstijging van 20 tot 30 cm verwacht. Na afweging van diverse alternatieven voorziet de PKB Ruimte voor de Rivier in een dijkversterking om deze waterstandsstijging veilig te keren. Naar verwachting zal eind dit jaar bekend worden welke maatregelen er voor deze dijkversterking genomen moeten worden. De PKB Ruimte voor de Rivier laat ruimte voor plannen die een alternatief vormen voor de maatregelen zoals opgenomen in de PKB. Deze alternatieven dienen aan een reeks criteria te voldoen, waaronder voldoende verlaging van de maatgevende hoogwaterstand, én een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De Minister van Verkeer en Waterstaat kan voor nieuwe initiatieven het Basispakket wijzigen middels een Omwisselbesluit. De Gemeente Culemborg en Ballast-Van Oord Grondstoffen (BAVOG) werken sinds mei 2008 samen aan een alternatief plan voor de dijkversterking rond Culemborg, en hebben zich formeel bij de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier (PDR) aangemeld als kandidaat voor dit Omwisselbesluit. Het alternatieve plan heeft de naam Culemborg aan de Lek. Dit plan wordt in een apart document beschreven. In het plan Culemborg aan de Lek plan worden de ambities van de Gemeente Culemborg aan de rivierzijde (waaronder herinrichting stedelijk rivierfront, uitbreiding jachthaven) gecombineerd met de ontwikkeling van de omliggende uiterwaarden ten behoeve van veilige afvoer van het rivierwater, natuurontwikkeling en recreatie. Eén van deze ambities is om een groot deel van de verwachte waterstandsstijging op dit traject ongedaan te maken middels rivierverruiming. Dit rapport beschrijft welke rivierverruimingsmaatregelen in de uiterwaarden worden voorgesteld en hoe tot deze keuze is gekomen. Door deze rivierverruimingsmaatregelen kan een groot deel van de verwachte waterstandsstijging worden opgevangen, en zullen de dijken minder versterkt hoeven te worden. Bovendien biedt de herinrichting een kans om de ruimtelijke kwaliteit van de uiterwaarden te verbeteren. Eindrapport december 2008

6 2 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED 2.1 Ligging Redichemse waard Km 936 Km 940 Steen waard Veerweg gebied Haven Lazerus waard Culemborg LEK Figuur 2.1: Het plangebied van Culemborg aan de Lek Het plangebied van Culemborg aan de Lek en zijn directe omgeving wordt weergegeven in figuur 2.1. Het plangebied strekt zich uit van rivierkilometer 936 tot rivierkilometer 940 en beslaat de Redichemse waard, de Lazaruswaard, de Steenwaard en het gebied rond de haven en de Veerweg. De Redichemse waard en de Lazeruswaard behoren bij de Gemeente Culemborg evenals de haven en het Veerweg gebied. De Steenwaard ligt in de Gemeente Houten. Binnen deze uiterwaarden zijn rivierverruimingsmaatregelen onderzocht waardoor de verschillende functies van het gebied optimaal benut worden en een groot deel van de verwachte waterstandsstijging kan worden opgevangen. Rivierverruimende maatregelen in de Steenwaard zijn in het kader van Culemborg aan de Lek ook onderzocht. Of deze maatregelen onderdeel kunnen gaan uitmaken van Culemborg aan de Lek zal afhangen van het overleg met de Gemeente Houten, de Provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. 2.2 Ontwikkelingen in het plangebied De Lek is een relatief jonge rivier die van omstreeks het begin van de jaartelling dateert. De Lek ontwikkelde zich vanaf Wijk bij Duurstede door het voormalige kom- op veengebied van het Linschotense systeem (een pré-romeins riviersysteem). De Lek ontwikkelde zich in eerste instantie vooral als een veenstroompje als overloop van de Rijn. Naarmate de Lek belangrijker werd, zette de rivier meer materiaal af. Plaatselijk ontstonden zandbanken, die geleidelijk aan opslibden. Zo werd in de dertiende eeuw de Redichemse Waard (de voormalige Dennen- of Grevenweerd) nog omspoeld door rivierarmen. De rivier verplaatste zich naar het noorden, en de zuidelijke tak aan de voet van de dijk bij Redichem verlandde uiteindelijk. Eindrapport december 2008

7 Andere voorbeelden van op- en aanwassen in de geul van de Lek zijn de Steenweerd, Middelweerd en de Lazerusweerd nabij Culemborg. De oude meanderlopen in de huidige Redichemse Waard zijn terug te zien op de archeologische verwachtingskaart (Appendix E). Na de bedijkingen (12e eeuw) heeft de Lek zich nog een aantal malen verlegd, waardoor uiteindelijk drie rivierlopen zijn ontstaan. Het reliëf in de Lazaruswaard is duidelijk zichtbaar op een kaart uit Op deze kaart zijn tevens plaatsen met bos, griend, zandbanken en aanwassen zichtbaar (Litjens et al., 1996). Vanaf ca werd het grondgebruik in de uiterwaarden intensiever waardoor moerassen en ooibossen uiteindelijk verdwenen. Vanaf het eind van de 18e eeuw werd gestart met het reguleren en normaliseren van de rivier ten behoeve van veiligheid en bevaarbaarheid door middel van zomerkaden en kribben. Op een kaart uit 1915 is zichtbaar dat de activiteiten in de Lazaruswaard verder toenemen met grote bedrijvendheid rondom de nieuwe haven (Litjes et al. 1996). In de Redichemse waard wint men vanaf de jaren zeventig klei- en zand. De plas die hierbij omtstaat is eerst aan de oostzijde verbonden met de rivier. Om rivierkundige redenen verplaatst men deze verbinding later naar de westzijde. In de plas is betonpuin gestort (voormalige spoorbrug). In de Steenwaard valt vooral op dat er in de 19e eeuw aanzienlijk meer bossen of grienden in de uiterwaarden waren (Firet 1997). De Steenwaard is recent heringericht (oplevering in 2001). Doel van de herinrichting was natuurontwikkeling in combinatie met oeverfiltraatwinning (Firet 1997). Enkele oude strangen zijn hierbij weer uitgegraven tot flinke plassen. In totaal is daarvoor zo'n kubieke meter grond verzet. Uiteindelijk is de functie van drinkwaterwinning nooit geëxploiteerd. 2.3 Bodem en geomorfologie De invloed van de Lek op de drie uiterwaarden is beperkt doordat de rivier het merendeel van het jaar semi-gestuwd is (Klink, 1996). Sedimentafzetting vindt dan ook nauwelijks nog plaats: hoogstens een dunne sliblaag gedurende topafvoer in de winterperiode. In het verleden is dit wel anders geweest, getuige de zandige rivierafzettingen de drie uiterwaarden. De geomorfologische eenheden in de uiterwaarden bestaan uit een geul van een meanderend afwateringsstelsel (code 2r11 in onderstaand figuur) en meanderruggen en geulen in uiterwaard (3L15 en 4R15) (figuur 2.2). De meanderruggen zijn nog deels zichtbaar in het landschap (zie ook figuur 2.3). Met name in de Lazaruswaard is het oorspronkelijke reliëf redelijk goed bewaard gebleven. De bodemopbouw in de drie uiterwaarden valt te typeren als kalkhoudende poldervaaggronden (Rn95A zware zavel en lichte klei) en kalkhoudende ooivaaggronden (Rd90A zware zavel en lichte klei). Eindrapport december 2008

8 Figuur 2.2: Geomorfologische kaart nr. 39 (Stichting voor Bodemkartering, 1986) De Soet (1976) heeft in 1976 een milieukartering en waardering gedaan van onder meer de Culemborgse uiterwaarden. Hierin is zowel naar landschappelijke en geomorfologische elementen gekeken, als naar biologische waarden, zoals vegetatie en vogels. De kwaliteiten zijn beorodeeld op een vierdelige schaal van matig tot gering (I), tamelijk groot (II), groot (III) tot zeer groot (IV). Deze beoordeling is uniek in zijn soort en extra interessant omdat deze net voor de grote intensivering van het landbouwkundig gebruik in de uiterwaarden plaats vond. Het zegt dus iets over de potenties van het gebied. Uit de studie blijkt dat met name de Redichemse waard in die tijd veel waardevolle elementen bevat.de geomorfologische waarde van de Redichemse en Lazaruswaard is in die studie als vrij groot beoordeeld. In de Steenwaard was deze waarde veel minder (matig tot gering). Ook de landschappelijke waardering van de Redichemse waard was vrij groot. Voor de Lazaruswaard en de Steenwaard was deze toen al veel minder. Hierin is meegewogen hoe divers het landschap is wat betreft begroeiing, reliëf en water, of er positieve (zoals grienden, rietgorzen of oude beddingen met water), of juist negatieve (zoals vuilstortplaatsen, industrieterreinen of loshavens) landschappelijke elementen aanwezig zijn en of er historische of zeldzame elementen aanwezig. De botanische waarde is door De Soet voor de Redichemse waard als zeer groot ingeschat, waarschijnlijk in verband met de toen nog aanwezige stroomdalgraslandvegetaties. Voor de Lazazuswaard en de Steenwaard was de botanische waarde toen nog respectievelijk groot en vrij groot. De ornithologische waardering van de Lazaruswaard en de Steenwaard was vrij groot, van de Redichemse waard zelfs groot, zowel voor broedvogels als voor niet-broedvogels. Eindrapport december 2008

9 Figuur 2.3: Indicatie van het reliëf in de uiterwaarden bij Culemborg (uit Heunks 2007). 2.4 Landgebruik Redichemse waard De Redichemse waard bestaat uit een open cultuurlandschap met een grootschalige ontzanding. De Redichemse waard wordt agrarisch gebruikt en vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw is dit gebruik steeds intensiever geworden. Het grondgebruik bestaat voornamelijk uit intensief graslandbeheer. Waarschijnlijk in 2007 is langs de Beusichemse dijk een perceel in de Redichemse waard in gebruik genomen voor de maïsproductie. De uiterwaard wordt tevens gebruikt voor extensieve recreatie, vooral rond de plas. In de Redichemse waard zijn her en der restanten te zien van meidoornhagen. Vanaf de dijk loopt, parallel aan de onverharde weg, een knotwilgenlaan die doorloopt tot aan de zuidkant van het zandwingat waar de knotwilgen overgaan in bosschages. Daarnaast is nog een boomgaard met notenbomen aanwezig, een poel en een klein perceel met populieren. Aan de voet van de dijk staan essen. De watergang onderlangs de dijk is bij de dijkverzwaring afgedekt met een kleilaag. Figuur 2.3: De Redichemse waard Eindrapport december 2008

10 Lazaruswaard De Lazaruswaard is een smalle uiterwaard. In de uiterwaard is veel bebouwing aanwezig dat reikt tot aan het veer. De spoorbrug Culemborg doorsnijdt de uiterwaard en vormt een knelpunt. In het westelijke gedeelte van de uiterwaard (Baarsemwaard) is natuur en zijn plassen aanwezig. De uiterwaard vormt het uitloopgebied van de stad Culemborg. Doordat vroeger de Binnen-Lek door de uiterwaard heeft gestroomd heeft het gebied een cultuurhistorische waarde. Ook de veerpont en de benedenstad bij de haven hebben een cultuurhistorische waarde. De Lazaruswaard wordt agrarisch gebruikt en vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw is dit gebruik steeds intensiever geworden. Het grondgebruik bestaat voornamelijk uit intensief graslandbeheer. In tegenstelling tot de Redichemse waard is de Lazaruswaard nagenoeg open. Alleen in het noordelijke deel zijn nog meidoornstruwelen aanwezig langs de zomerdijk. De strang langs de voet van de dijk, gegraven in 1999, is omgeven door riet, lisdodde en wilgenstruweel. De watervegetatie wordt gedomineerd door grof hoornblad. Figuur 2.4: De Lazaruswaard Steenwaard De Steenwaard is een uiterwaard die bestaat uit een open cultuurlandschap met landbouw en natuur. De uiterwaard wordt extensief begraasd met koeien. Het gebied heeft nu vooral een functie voor natuur en extensieve recreatie (wandelaars). Aan de westkant van het spoor is een uitzichtpunt. In de luwte van deze spoordijk zijn bomen aangeplant om de bosontwikkeling op gang te helpen. Door het gebied loopt een wandelroute die in de winterperiode afgesloten is in verband met pleisterende Eindrapport december 2008

11 (water)vogels. Er is nog een gedeelte in intensief landbouwkundig gebruik (grasland) en een deel daarvan (bij het voormalige veerhuis) is omkaad. Figuur 2.5: de Steenwaard 2.5 Natuurwaarden Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden is vooral gebruik gemaakt van waarnemingen van de Natuur en Vogelwacht Culemborg (NVWC) en bestaande literatuur en waarnemingsverslagen. Aanvullende informatie is specifiek voor dit project door medewerkers van Bureau Waardenburg verzameld. Een uitgebreide beschrijving van de natuurwaarden is opgenomen in Appendix A. Gebiedskenmerken De betekenis van de drie uiterwaarden voor beschermde of minder algemene plant- en diersoorten is relatief beperkt. Dit valt deels te verklaren door het intensieve grondgebruik ten behoeve van de landbouw waardoor de meeste historische natuurwaarden verloren zijn gegaan. Lokaal worden nog wel bijzondere soorten gevonden die aangeven dat er potenties zijn voor het herstel van kenmerkende riviernatuur, zoals stroomdalgrasland, moeras of habitat voor riviergebonde soorten. Litjens et al. (1996) omschrijven de Lazaruswaard als een reliëfrijke uiterwaard met een nagenoeg complete overgang van de rivier via hoge oeverwal en laag gelegen restbedding naar de dijk. Op de zomerdijk zijn nog soorten van stroomdalgrasland aanwezig. Door het ontbreken van structuur (overgang kruiden naar struiken) heeft deze uiterwaard nu weinig betekenis voor vlinders, insecten en kleine zoogdieren. Het gebied is wel geschikt voor foeragerende weidevogels als scholekster en kievit. Eindrapport december 2008

12 Een groot deel van de Redichemse waard wordt in beslag genomen door de zandwinplas. Het reliëf in de waard is voor een deel bewaard gebleven met afwisselend lagere en hogere delen. Door de intensieve bemestig en begrazing is de soortenrijkdom sterk afgenomen en zijn de meeste kenmerkende rivierbegeleidende soorten verdwenen. De huidige waarden zitten vooral in de rietoevers van de plas (oostelijk deel) en restanten stroomdalgrasland op de zomerkade. De natuurwaarden van de Steenwaard zijn relatief hoog in een aantal plasjes en op een paar zandige terreindelen bij de rivier. Verder zijn de huidige natuurwaarden beperkt. De grote plassen die na de herinrichting zijn ontstaan leveren voor weinig soorten leefgebied op, behalve voor enkele vogelsoorten. Flora: Onder invloed van agrarisch gebruik zijn veel soorten verdwenen. Lokaal hebben bijzondere soorten echter stand gehouden. Er zijn zelfs nog potenties voor stroomdalgrasland, vooral op plekken waar de rivier veel invloed heeft. Voorbeelden zijn de landtong in de Redichemse waard, de zomerkade en zandruggen in de Lazaruswaard en de zandige terreindelen vlak bij de rivier in de Steenwaard. Vissen: De Redichemse plas is waarschijnlijk overwinteringbiotoop voor volwassen vis. De (weinige) ondiepe delen vormen geschikt opgroeigebied voor verschillende soorten, waar onder reofielen. Er zijn voldoende potenties om de betekenis van de plas voor vis te vergroten. Let hierbij op behoud van de huidige waarden. In de sloten zijn geen bijzondere soorten gevonden of verwacht. In de Steenwaard zijn alleen algemene vissoorten aanwezig. Amfibieën: Er komen momenteel geen bijzondere amfibieën voor in de drie uiterwaarden. Wel zijn in de kleinere wateren in het gebied meer algemene soorten aangetroffen. Zoogdieren: De uiterwaarden hebben momenteel vooral betekenis voor algemene, grondgebonden zoogdieren. Vogels: De Redichemse plas en de plassen in de Steenwaard hebben een functie als rust- en verblijfplaats voor overwinterende watervogels en meeuwen. Met name de Redichemse waard is ook van belang als foerageergebied voor steenuilen. In natte perioden trekken de uiterwaarden soorten als lepelaar en tureluur aan. Ongewervelden: Rond de plassen en de rivier komen incidenteel bijzondere libellensoorten voor. De betekenis van de uiterwaarden voor vlinders is beperkt. Eindrapport december 2008

13 2.6 Rivierkundige situatie Het plangebied omvat twee meanders van de Lek; een vrij scherpe U-bocht om de Redichemse waard, en een flauwere bocht om de Steenwaard. Aan de oostzijde (en ook verder bovenstrooms) heeft de rivier veel ruimte tussen de dijken (zie figuur 2.6), dankzij de Schalkwijker buitenwaard aan de noordzijde en vervolgens de Redichemse waard aan de zuidkant van de Lek. Ter hoogte van Het Rondeel versmalt te uiterwaard door een hoek in de dijk (zie [A]). Bij hoogwater moet het rivierwater hier een scherpe bocht door. Even verder benedenstrooms kan werkelijk gesproken worden van een flessehals [B]. De uiterwaarden aan beide zijden van de riviere zijn hier smal; de dijken liggen dicht op de rivier. Vervolgens wordt het winterbed van de Lek breder, met name aan de noordzijde (Steenwaard). Aan de zuidzijde zorgt de historische bebouwing aan de Culemborgse Veerweg en vervolgens de spoordijk (zie figuur 2.6) voor een plaatselijke insnoering van het winterbed. Aan de noordzijde rust de spoorlijn op pijlers; het rivierwater kan hier bij hoogwater relatief gemakkelijk onderdoor stromen. Schalkwijker buitenwaard Redichemse waard [A] [B] Steenwaard Lazaruswaard spoordijk historische bebouwing Veerweg Figuur 2.6: Breedte winterbed van de Lek (tussen de dijken) bij Culemborg De Lek is gestuwd; het waterpeil van de rivier is dus mede afhankelijk van de benedenstroomse stuw bij Hagestein. De waterstand kent bij een gemiddelde afvoer van de Lek een flauw verloop; van ca. 3,15 m+nap aan de bovenstroomse zijde van de Redichemse waard tot 3,05 m+nap ter hoogte van de spoordijk. De frequentie van optreden van waterstanden is aangegeven in figuur 2.7. De begrenzing van het plangebied (van rivierkm. 936 tot 940) is hierin met een streeplijn aangeduid, alsmede de globale hoogteligging van de uiterwaarden. Dit betreft een grove indicatie, gezien het aanwezige reliëf binnen deze uiterwaarden; kades, oeverwallen en plassen zorgen voor een grotere variatie dan in het figuur is aangegeven. Eindrapport december 2008

14 plangebied globale hoogteligging Red. waard, Laz.waard globale hoogteligging Steenwaard Figuur 2.7 Verloop waterstanden met frequentie van optreden (bron: Rademakers en Voorwinden, 2006) In het kader van de rivierverruiming is de situatie bij hoogwater vooral van belang. Voor het aanduiden van de afvoersituatie wordt vaak gerefereerd aan de afvoer die in de Rijn bij Lobith het land binnenkomt. Deze hoeveelheid water verdeelt zich vervolgens over de Rijntakken, waaronder de lek. De afvoeren zijn opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 2.1 Maatgevende rivierafvoeren afvoersituatie afvoer Rijn bij Lobith afvoer over de Lek oud maatgevend hoogwater m3/s m3/s nieuw maatgevend hoogwater (uitgangspunt van PKB Ruimte voor de Rivier) m3/s m3/s De situatie met de nieuwe maatgevende afvoer bij hoogwater ( m3/s) is gesimuleerd in het rivierkundige model WAQUA van Rijkswaterstaat. In eerste instantie is gekeken hoe de afvoer zich over de uiterwaarden verdeelt als deze afvoer in de huidige situatie (dus zonder rivierverruimende ingrepen) op zou treden. De resultaten van deze berekening zijn gevisualiseerd in figuur 2.8. De rode lijnen in deze figuur geven de verdeling van de afvoer (vaktechnische term: het debiet) aan. In de ruimte tussen twee lijnen stroomt steeds 100 m3/s rivierwater. Hoe dichter deze lijnen bij elkaar liggen, hoe meer water er dus binnen dat deel van de rivier stroomt. Uit deze analyse blijkt het volgende. Aan de oostzijde van het plangebied stroomt er tijdens het maatgevend hoogwater ca m3/s rivierwater door de Schalkwijker buitenwaard en ca. 400 m3/s over de kade de Redichemse waard in. Naarmate de Schalkwijker buitenwaard smaller wordt (zie [1] in de figuur) wordt het water dat over deze uiterwaard stroomt steeds meer teruggeduwd naar het zomerbed van de rivier. Tegelijkertijd stroomt er geleidelijk aan meer water de Redichemse waard in. De geleidelijke instroom wordt gereguleerd door Eindrapport december 2008

15 de kade die daar ligt, en een barrière vormt tegen instroom van rivierwater. In totaal tapt de Redichemse waard ca m 3 /s af van de rivier (zie [2] in de figuur); de rest van het water stroomt door het zomerbed van de rivier en een steeds kleiner deel nog door de Schalkwijker buitenwaard. Een groot deel van het water in de Redichemse waard stroomt vervolgens alweer richting de Lek via de opening van de Redichemse plas [3]. Een kleiner deel van het water stroomt verder door de uiterwaard richting de Lazeruswaard [4] maar wordt door de punt in de dijk weer teruggedrongen in de rivier [5]. Vervolgens stroomt ongeveer 800 m 3 /s iets verder benedenstrooms aan de overkant de Steenwaard in [6] (zie figuur 2.8) ligging dijk Veerweggebied Figuur 2.8: Huidige afvoerverdeling bij nieuwe maatgevende afvoer ( m 3 /s) In de figuur is aan de felrode concentratie van stroomlijnen te zien dat langs de Lazaruswaard en het Veerweggebied het grootste deel van het rivierwater zich door een smalle ruimte moet persen. De beperkte ruimte tussen de dijken is hier onder meer debet aan. Verder is het opmerkelijk dat de Steenwaard, die veel ruimte biedt en recentelijk vergraven is, niet meer water aantrekt in zo n hoogwatersituatie. Ook de enorme breedte van de Redichemse waard wordt maar beperkt benut voor de afvoer. Dit biedt aanknopingspunten voor rivierverruimingsmaatregelen (zie verder hfst. 4). Eindrapport december 2008

16 3 PROJECTDOELSTELLING De doelstellingen van het project Culemborg aan de Lek zijn verwoord in een Programma van Eisen, dat door de initatiefnemers (Gemeente Culemborg en BAVOG) is opgesteld. Deze doelstellingen omvatten onder meer een waterstandsdaling op de Lek ten behoeve van de veiligheid, en een vergroting van de ruimtelijke kwaliteit, en sluiten daarmee aan op de twee hoofddoelstellingen van het programma Ruimte voor de Rivier. 3.1 Verbetering van rivierveiligheid Doelstelling zoals verwoord in het Programma van Eisen: Middels een rivierverruiming tot een waterstandsdaling te komen die de voorgenomen dijkverzwaring (deels) voorkomt en voldoet aan de vereisten van een Omwisselbesluit in het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier. In de PKB Ruimte voor de Rivier deel 3 worden de eisen voor een project om voor het Omwisselbesluit in aanmerking te komen uiteengezet. Eén van deze eisen is dat: de voorgestelde maatregel voldoende zal bijdragen aan de verlaging van de maatgevende hoogwaterstand. De dijkversterking die in het kader van de PKB is gepland, is bedoeld voor de opvang van de verwachte waterstandsstijging ter grootte van 20 tot 30 cm. (bij Maatgevend Hoogwater MHW) op het traject van de Lek binnen het plangebied (rivierkilometer 936 tot 940). Het is de ambitie van de initiatiefnemers van Culemborg aan de Lek om een groot deel van deze waterstandsstijging op dit traject ongedaan te maken middels rivierverruiming. Na overleg met PDR hebben de initiatiefnemers een waterstandsdaling tijdens MHW van 10 cm. als minimum aangehouden. Over het algemeen geld: hoe groter de waterstandsdaling, hoe aantrekkelijker de rivierverruimingsmaatregelen worden als alternatief voor de dijkversterking. De uiteindelijke afweging van de Staatssecretaris over de omwisseling van de dijkversterking tegen de rivierverruiming van Culemborg aan de Lek vindt plaats op een reeks van criteria, die in onderstaand kader zijn weergegeven. Eindrapport december 2008

17 PKB deel 3 over het Omwisselbesluit De Minister van Verkeer en Waterstaat kan voor nieuwe initiatieven [hieronder valt Culemborg aan de Lek; opm. RH] in overeenstemming met de Minister van VROM, het Basispakket wijzigen of aanvullen mits naar zijn oordeel: daarover in voldoende mate overeenstemming bestaat tussen Rijk en de betrokken bestuursorganen; de (mogelijk benodigde aanvullende) financiering door de initiatiefnemer is geborgd; de maatregel voldoende zal bijdragen aan de verlaging van de maatgevende hoogwaterstand; de ruimtelijke kwaliteit verbetert ten opzichte van de te behalen kwaliteit bij de oorspronkelijke maatregel uit het Basispakket en gemeten naar de ruimtelijke kwaliteitsdoelstelling voor de locatie in deze PKB; geen strijd ontstaat met de (overige) doelstellingen of met de strategische beleidskeuzen van deze PKB; mits hij geen overwegende bezwaren heeft naar aanleiding van de - voor zover van toepassing - te houden strategische milieubeoordeling [=planmer]; en door hem ten aanzien van de afwijking van de PKB te voeren Uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De in deze paragraaf bedoelde wijziging van het Basispakket vindt alleen plaats nadat de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van VROM de Tweede Kamer daarover hebben geïnformeerd. Bij de beslissing tot wijziging bepaalt de Minister van Verkeer en Waterstaat, voor zover van toepassing, welk projectbesluit moet worden genomen. 3.2 Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is een van de twee hoofddoelstellingen van de PKB Ruimte voor de rivier. In het Programma van Eisen van Culemborg aan de Lek wordt hier invulling aan gegeven middels de volgende opgaves: richt het bestaande havengebied opnieuw in als een passend stadsfront naar de rivier en aantrekkelijke openbare ruimte; verbeter de totale uitstraling van de uiterwaarden met een combinatie van recreatieve en natuurfuncties. Richt deze deels in voor extensief recreatief gebruik en deels als Ecologische Hoofdstructuur, benut mogelijkheden om nieuwe natuur te creëren. Het plangebied reikt van de spoorbrug bij Culemborg tot de Beusichemse uiterwaarden (zie figuur 2.1 in hfst. 2). Natuur en landschap Natuur en landschap vormen belangrijke componenten van de ruimtelijke kwaliteit in de uiterwaarden. Het Landschapsontwikkelplan (LOP) van de gemeente Culemborg omvat een visie op de ontwikkeling van het landschap (de ruimtelijke kwaliteit) rondom Culemborg. Voor de uiterwaarden van Culemborg zijn hierin de wensen en potenties in beeld gebracht door bewoners van Culemborg, in samenspraak met de gemeente Culemborg. Ondanks de waardering voor de ruige inrichting van de westelijke uiterwaarden Eindrapport december 2008

18 (Goilberdingerwaard), ligt de nadruk voor de oostelijke uiterwaarden op een meer cultuurlijke uitstraling. De Lazaruswaard zou volgens deze visie meer natuurlijk ontwikkeld moeten worden met strangen en flauwe oevers, rietkragen en houtwallen. In de Redichemse waard zouden bestaande natuurwaarden vooral verhoogd moeten worden door een natuurlijker (begrazings)beheer. Voorbeelden die genoemd worden zijn vormen van agrarisch natuurbeheer, seizoensbegrazing en oude strangen weer zichtbaar maken. Het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur wordt hierbij gezien als een mogelijkheid om de cultuurhistorische waarden te benutten en versterken. Zowel de Redichemse waard en de Lazaruswaard als de Steenwaard zijn onderdeel van de EHS. In de Steenwaard is het grootste deel van de EHS al gerealiseerd. In de Redichemse Waard en de Steenwaard nog niet, hoewel in een deel van de Steenwaard al een meer natuurgericht agrarisch beheer gevoerd wordt. De EHS is nader uitgewerkt in natuurdoeltypen. In het plangebied zijn vier prioritaire natuurdoeltypen toegekend: rivier en nevengeul, nat bos op klei, nat matig voedselrijk grasland en stroomdalgrasland (Appendix B). Een deel van het gebied (Lazaruswaard) is verwevingsgebied, wat inhoudt dat in het gebied meerdere functies gecombineerd zijn. In dit geval gaat het om natuur en landbouw. Voor dit deelgebied zijn dan ook maar voor de helft van het oppervlak natuurdoeltypen toegekend. De toegekende natuurdoeltypen in de Lazaruswaarde en Redichemse waard sluiten grotendeels aan bij het meer cultuurlijke karakter dat voor deze uiterwaarden in het LOP voorzien is. Bij de natuurdoeltypen zijn algemene doelsoorten geformuleerd (Bal et al.). Voor dit project zijn daar die soorten uit geselecteerd die passen bij de huidige kenmerken en ontwikkelpotenties van de Culemborgse uiterwaarden (Appendix B). Bij het beoogde soortenrijke grasland met natuurgericht agrarisch beheer past bijvoorbeel de Steenuil, een soort die nu ook al in het gebied voorkomt. De geselecteerde soorten vormen geen doel op zich, maar hebben als voornaamste doel een levendiger beeld te geven van de beoogde natuur in de uiterwaarden. De herinrichting van het plangebied moet aansluiten bij bestaande kaders en richtlijnen. De kaders en richtlijnen die voor de functie natuur het meest relevant zijn worden besproken in Appendix B. Toerisme en recreatie Met betrekking tot de recreatieve functies is de toekomstige ontwikkeling vastgelegd in de kadernota recreatie en toerisme Ruimte voor meer toerisme. In deze nota bevat o.a. een strategisch actieplan met daarin drie projecten die betrekking hebben op het plangebied: 1. uitbreiding van de jachthaven verbeteren van de huidige voorziening en watersportmogelijkheden voor eigen inwoners bevorderen van het korte verblijf van passanten leggen van een ruimtelijke relatie met de historische binnenstad verbeteren van de toeristisch waardevolle relatie met de Lek. 2. verbetering van de toegankelijkheid van het buitengebied stimuleren dagtoerisme en kort verblijf om te wandelen en fietsen in Culemborg; vergroten aantrekkelijkheid van Culemborg als recreatie-toeristische bestemming; verbeteren recreatieve mogelijkheden eigen omgeving. Eindrapport december 2008

19 3. verbetering van de noordelijke entrée van de stad via de veerpont toeristische kansen ontwikkelen in samenhang met de jachthaven herstructurering van het havenkwartier, waarbij het gehele rivierfront wordt meegenomen en verbeterd. Eindrapport december 2008

20 4 RIVIERVERRUIMINGSMAATREGELEN 4.1 Typen rivierverruimingsmaatregelen Als gelijkwaardig alternatief voor dijkverhoging kunnen rivierverruimingsmaatregelen worden ingezet om te komen tot waterstandsverlaging bij gelijk blijvende afvoer. De typen rivierverruimingsmaatregelen die worden onderscheiden zijn weergegeven in figuur 4.1. Figuur 4.1: Overzicht rivierverruimingsmaatregelen voor bedijkte rivieren (rechter deel dwarsprofiel en onbedijkte rivieren (linker deel dwarsprofiel) In deze staalkaart aan mogelijkheden zijn 4 typen maatregelen te onderscheiden: verruiming van het winterbed (maatregel 1); vergraving van de uiterwaarden of het zomerbed (maatregel 2, 4, 6, 7 en 8); verwijdering van obstakels (maatregel 5, 9 en 10); opvang van rivierwater binnendijks (maatregel 3). In de volgende paragrafen is beschreven welke maatregelen relevant worden geacht binnen Culemborg aan de Lek. 4.2 Mogelijke rivierverruimingsmaatregelen binnen het plangebied Als eerste dient een verkenning gedaan te worden van de rivierverruimingsmaatregelen die mogelijk zijn om de rivier te verruimen. Een belangrijk startpunt voor het selecteren van rivierverruimingsmaatregelen is de analyse van de huidige afvoersituatie in de rivier en de uiterwaarden en de identificatie van alle mogelijke knelpunten die de vlotte doorstroming van de rivier belemmeren. Bij rivierverruiming zijn alle stroombelemmeringen een kans voor rivierverruiming. De afvoerverdeling wordt sterk beïnvloed door de ruimte tussen de winterdijken (zie ook beschrijving in par. 2.6). In Figuur 7 is te zien dat er een vernauwing zit in de rivier daar waar de Beusichemse dijk duidelijk richting de rivier uitsteekt. Een mogelijke rivierverruimingsmaatregel is dus het terugleggen van de dijk. Eindrapport december 2008

21 De uiterwaarden bevinden zich op 4 à 5 m+nap, met lokale stroomruggen tot 5,5 à 6 m+nap. Maaiveldverlaging en aanleg van nevengeulen behoren tot de mogelijke ingrepen. Ook zijn diverse zomerkades aanwezig (herkenbaar aan de zwarte lijnen in figuur 4.2). Het doorsteken of verlagen van de zomerkades kan overwogen worden. Figuur 4.2: Topografie De afvoerverdeling en plaatselijke opstuwing wordt beïnvloed door de obstakels die het water op zijn weg ondervindt. Belangrijke obstakels in het plangebied zijn zomerkades en in de Steenwaard ook de weg naar de veerpont. Deze obstakels kunnen worden verwijderd, of (in het geval van de veerweg) doorlatend worden gemaakt. De ondoorlatende spoordijk en het bebouwde Veerweggebied vormen rivierkundig gezien obstakels, maar worden vooralsnog als een gegeven beschouwd binnen de voorgestelde ontwikkeling in het plan Culemborg aan de Lek. De bebouwing langs de Culemborgse Veerweg maakt onderdeel uit van het beschermde stadsgezicht. Gegeven deze bebouwing, heeft het verwijderen van de spoordijk direct benedenstrooms ervan weinig zin. Dit is duidelijk zichtbaar in figuur 2.6 (par. 2.6). Eindrapport december 2008

22 4.3 Maatregelen onderzocht in PKB Ruimte voor de Rivier In het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier zijn verschillende rivierverruimingsmaatregelen onderzocht in het plangebied op onder meer waterstandsverlagend effect en kosten. Een verslag hiervan is o.a. opgenomen in het Maatregelenboek Nederrijn/Lek. Een overzicht hiervan is opgenomen in tabel 4.1. Tabel 4.1: Potentiële rivierverruimingsmaatregelen (maatregelenboek Nederrijn/Lek) locatie maatregel verlaging MHW beoordeling PKB Redichemse- maaiveld verlaging 1,6 cm hoofdkoers = natuur waard plas verondiepen subkoers = recreatie verlagen kade bijdrage aan RK = + Lazeruswaard maaiveld verlaging en behouden 3,5 cm hoofdkoers = natuur landbouwfunctie subkoers = stedelijk plas verondiepen uitloopgebied en verlagen kade cultuurhistorie verwijderen bebouwing bijdrage aan RK = ++ maken onderdoorgang spoor Steenwaard graven strang 1,0 cm hoofdkoers = natuur afgraven maaiveld en ontwikkelen tot subkoers = n.v.t. natuurlijk grasland bijdrage aan RK = ++ verlagen kade Steenwaard afgraven maaiveld en ontwikkelen tot 1,2 cm hoofdkoers = natuur natuurlijk grasland subkoers = n.v.t. verlagen kade bijdrage aan RK = ++ code PKB R39-1 R40-1 R41-1 R41-2 Eindrapport december 2008

23 R39-1 R40-1 R41-1 R41-2 Van de drie onderzochte rivierverruimingsmaatregelen in de Redichemse waard, de Lazaruswaard en de Steenwaard wordt in de PKB Ruimte voor de Rivier verwacht dat deze een positieve tot zeer positieve bijdrage zullen leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Belangrijk is om te vermelden dat het waterstandsverlagend effect van de bovengenoemde maatregelen in tabel 4.1 het effect van deze individuele maatregel betreft; combinaties met andere maatregelen zijn hier niet in opgenomen (alhoewel deze wel zijn uitgetest in het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier). Na onderzoek van de verschillende alternatieven is besloten om binnen de PKB geen rivierverruimingsmaatregelen uit te voeren binnen het plangebied van Culemborg aan de Lek, maar de verwachte waterstandsstijging het hoofd te bieden dmv dijkversterking. Het Waterschap Rivierenland gaat in de tweede helft van 2008 na welke dijkversterkingsmaatregelen daarvoor nodig zijn. 4.4 Variant onderzocht door BAVOG in 2007 Ballast-Van Oord Grondstoffen (BAVOG) heeft in 2007 al onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor rivierverruiming. Er is een variant onderzocht die bestond uit: een hoogwatergeul annex vaarverbinding van de Redichemse waard, via de Lazaruswaard, en vervolgens met een kleine watergang via de Kleine Lek tot onder de spoordijk door naar de Goilberdingerwaard een grote dijkverlegging Eindrapport december 2008

24 een nieuwe (grotere) jachthaven in de bovengenoemde geul in de Lazaruswaard. Deze variant is inmiddels achterhaald door het onderzoek waar dit rapport verslag van doet, maar wordt hier voor de volledigheid toch genoemd. De waterstandsverlaging bij maatgevend hoogwater (MHW) die hiermee gehaald werd is maximaal 16 cm. Deze verlaging werd gehaald met alleen maatregelen aan de Culemborgse kant van de rivier. 4.5 Maatregelen onderzocht in Culemborg aan de Lek Op basis van de in de vorige paragraaf vermeldde afwegingen zijn de volgende rivierverruimingsmaatregelen onderzocht: Redichemse waard 1. Vergroting van de Redichemse Plas; 2. Verlaging van de kade langs de gehele oostelijke oever in de Redichemse waard; Lazaruswaard 3. Aanleggen van een nevengeul; 4. Verlaging van het maaiveld; 5. Teruglegging van de dijk; Steenwaard: 6. Verlaging van de zomerkades in het oosten van de uiterwaard; 7. Het doorlatend maken van de Veerweg; 8. Het verlagen van het maaiveld; 9. Het onderling verbinden van de plassen. De locatie van de mogelijke rivierverruimingsmaatregelen is weergegeven in figuur 4.3. Voor de verschillende maatregelen is allereerst gekeken wat de invloed van deze maatregel is op de ruimtelijke kwaliteit, waarbij de nadruk ligt op het aspect natuur. Overwegingen op het gebied van landschap zijn beschreven in een apart document, namelijk de Toelichting op de planvisie Culemborg aan de Lek (DN Urbland, 2008). Vervolgens (zie par. 4.6) zijn alternatieven samengesteld van deze maatregelen, en is nagegaan wat de effecten van deze alternatieven zijn (hfst. 5) Eindrapport december 2008

25 Figuur 4.3: Locatie onderzochte rivierverruimingsmaatregelen 4.6 Ruimtelijke kwaliteitsaspecten onderzochte maatregelen Maatregel 1: Vergroting van de Redichemse Plas Vergroting van de Redichemse plas levert op zich geen verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op. Wel kan de vormgeving van de huidige plas verbeterd worden. De huidige betekenis van de zandplas is zeer beperkt: het water is te diep voor waterplanten en jonge vis. Door een andere vormgeving, met vooral meer ondiep water, kan de betekenis voor natuur vergroot worden. Door ook de oeverlijn te variëren (bijvoorbeeld met lobben of landtongen) ontstaan beschutte plekken waar water- en oevervegetatie en vissen geschikt leefgebied vinden. Aandachtspunt is dat de huidige basisomvang van de plas niet significant toeneemt. Hoe groter de plas, hoe groter de invloed van de wind op het water kan zijn, waardoor er meer en grotere golven ontstaan. Dit is ongunstig voor de beschutte rietoevers aan de oostzijde; gewenst is dat deze in hun huidige vorm behouden blijven en niet teveel door golven worden aangevallen. Bij eventuele uitbreiding van de plas zou bijvoorbeeld met een landtong een groot deel van de huidige oeverlijn behouden blijven. Naar verwachting zal het laten meestromen van de plas bij hoge afvoeren weinig effect op de huidige vispopulatie hebben. Het stromingseffect is te beperkt in de tijd om leefgebied te vormen voor stromingsminnende (doel)soorten zoals de barbeel, winde en riviergrondel. Wel kan de betekenis voor opgroeiende vis vergroot worden als er meer ondiep water gecreëerd wordt. Ondiep water (<1-2m) is nu voor jonge vis onvoldoende aanwezig in de plas. Ook waterplanten zullen profiteren van ondiep water en daarmee ook weer bepaalde vissen en macrofaunasoorten. Als er zandige, droge graslanden worden ontwikkeld levert dat ook kansen voor ongewervelden. Naast algemene vlinders als icarusblauwtje en hooibeestje bijvoorbeeld ook voor de het bruin blauwtje (Rode Lijstsoort). De meidoornhagen dienen behouden te blijven of teruggebracht te worden. Maatregel 2: Verlaging van de kade langs de gehele oostelijke oever in de Redichemse waard Voor alle wateren geldt dat de diepte, stroomsnelheid en aanwezigheid van vegetatie in grote mate de samenstelling van de vispopulatie bepaalt. Door het zandwingat aan de oostkant bij hoge afvoer te laten aantakken op de Lek, zal er meer stroming komen in de plas. Ingeschat is dat dit weinig effect op de vispopulatie zal hebben (zie maatregel 1). Aandachtspunt is dat er slib- en zandafzettingen in de plas zullen plaatsvinden. De slibafzetting wordt bepaald door het slibgehalte van het instromende water, de stroomsnelheid in het zandwingat en de afmetingen van de verlaging. Mogelijk wordt er meer zand afgezet bij de verlaagde instroom, waardoor geschikt habitat kan ontstaan voor macrofauna van zandbodem, zoals de rivierrombout. Belangrijk is dat er zo min mogelijk van de huidige zomerkade wordt afgegraven omdat dit element bij uitstek geschikt is voor de ontwikkeling van stroomdalgrasland. Door intensief landbouwkundig gebruik is de huidige betekenis van de landtong voor met name stroomdalsoorten en verschillende soorten ongewervelden sterk achteruitgegaan. Er liggen nog steeds potenties voor stroomdalsoorten op de drogere zandige delen Eindrapport december 2008

26 langs de rivier. Hiervoor is van belang dat hier niet langer worden bemest en dat deze delen vrij intensief worden begraasd. Daarnaast zal plaatselijk het afgraven van de toplaag op deze landtong nodig zijn, waardoor weer kale zandige plekken ontstaan. Ingeschat wordt dat op de plekken waar recent nog stroomdalvegetaties aanwezig waren (b.v. zomerkades rond de plas) enkele jaren hooilandbeheer mogelijk voldoende is voor de benodigde verschraling. Afgraven van de toplaag zou hier de zaadbank kunnen aantasten. Juist voor stroomdalsoorten is de kans op rekolonisatie gering. Maatregel 3: Aanleggen van een nevengeul in de Lazeruswaard Een tweezijdig aangetakte nevengeul is een rivier in het klein. Door zijn sterk gestuwde karakter is de Lek hiervoor echter niet geschikt. Kansrijker zijn eenzijdig aangetakte strangen, die alleen bij hoge rivierafvoeren meestromen. Ook moerassige laagtes die zich vullen met rivierwater, kwel of regenwater, passen bij een laagdyamisch riviersysteem als de Lek. De vegetaties die zich hier kunnen ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld riet, zijn ook achteruit gegaan in het rivierengebied. Het vormt bovendien belangrijk habitat voor riet- en moerasvogels. In de Lazaruswaard zijn diepe geulen minder gewenst omdat het huidige reliëf vanwege de geomorfologisch waarde zoveel mogelijk behouden moet blijven. Lolake laagtes met moerasontwikkeling in voormalige restbeddingen passen hier wel bij (zie maatregel 4). Maatregel 4: Verlaging van het maaiveld in de Lazeruswaard Het uittreden van kwelwater wordt vrijwel altijd verbonden met hoge potenties voor natuurontwikkeling, afhankelijk van de kwaliteit van het water.ten oosten van het plangebied (Beusichemse waard) treedt waarschijnlijk kwel op vanuit de Utrechtse heuvelrug. Dit is geïnfiltreerd regenwater, met een lange verblijftijd in een kalk- en ijzerrijke ondergrond waardoor de kwaliteit uitstekend is (nutriëntenarm en kalk- en ijzerrijk). In het plangebied zelf is waarschijnlijk alleen sprake van rivierkwel (Klink, 1996). Het kwelwater zal weliswaar van betere kwaliteit zijn dan het rivierwater (minder fosfaat en nitraat, meer ijzer), maar gezien de korte verblijftijd zal het verschil beperkt zijn. In combinatie met de bemestingsgeschiedenis en de periodieke overstroming met voedselrijk rivierwater leidt dit tot geringe potenties voor het ontwikkelen van hoogwaardige kwelmoerassen. Dit blijkt ook wel uit de huidige vegetatie en ontwikkelingen in bijvoorbeeld de Baarsemerwaard en Goilberdingerwaard: vochtige ruigten en voedselrijke moerasvegetaties met riet en liesgras. Hoewel botanische potenties bij maaiveldverlaging beperkt zijn, biedt deze maatregel wel degelijk kansen voor wat meer voedselrijke moerassen met bijbehorende amfibieën, vogels en ongewervelden. Op de geomorfologische kaarten is een duidelijke patroon zichtbaar van geulen en oeverwallen. Behalve dat het landschappelijk gezien interessant is om deze patronen te benutten, levert het ook ecologische potenties. Deze ontstaan met name wanneer deze gradiënten, bijvoorbeeld tussen nat en droog, versterkt worden door lokale afgravingen, Het versterken van het oude geulpatroon kan goed in combinatie met het realiseren van maaiveldverlaging gerealiseerd worden. In de lager gelegen delen zal zich een overgang van pioniermoeras naar rietmoeras of vochtig grasland ontwikkelen. De hoger gelegen, zandige ruggen vormen geschikte groeiplaatsen voor diverse stroomdalsoorten. Eindrapport december 2008

27 Voor de realisatie van de EHS, aansluiting bij het LOP en behoud van een beschermde soort als de steenuil in het gebied is het nodig dat de graslanden heel nat worden, maar dat er daarnaast voldoende hoogtegradiënten zijn om ook permanent droge graslanden in het gebied te behouden. Maatregel 5: Teruglegging van de dijk in de Lazeruswaard Om de flessenhals in de noordkant van de Lazaruswaard op te heffen is het naar binnendijks verplaatsen van de Beusichemse dijk een mogelijkheid. Er ontstaan hier mogelijkheden voor de ontwikkeling van moeras en vochtig grasland. Bovendien wordt de uiterwaard groter, en ontstaat er dus een groter areaal waarin de EHS kan worden gerealiseerd. De gewenste inrichting sluit aan bij maatregel 4. Of maaiveldverlaging nodig is hangt af van de hoogteligging van het voormalig binnendijkse gebied. Het realiseren van goede verbinding tussen binnen- en buitendijks kan een positief effect hebben op de duurzaamheid van de lokale amfibieënpopulaties. Maatregel 6: Verlaging van de zomerkades in het oosten van de Steenwaard Hiervoor geldt hetzelfde als beschreven onder maatregel 2. Maatregel 7: Het doorlatend maken van de Veerweg in de Steenwaard Door het doorlatend maken van de Veerweg onstaat meer invloed van rivierwater in een groter areaal van de Steenwaard. Dit heeft een meerwaarde voor riviergebonden natuurwaarden, zoals vochting grasland of moeras. Uitgangspunt is dat deze maatregel gecombineerd wordt met een kadeverlaging waardoor de uiterwaard vaker overstroomt. Maatregel 8: Het verlagen van het maaiveld in de Steenwaard Hiervoor gelden grotendeels dezelfde principes als beschreven onder maatregel 4. Op de laaggelegen delen zoals de grote plassen en de natte pionierplekken kan een grotere invloed van rivierwater positief uitwerken. Hierdoor ontstaat meer variatie in natte en vochtige habitats en zorgt lokale sedimentatie voor meer variatie in begroeiing en bijbehorende fauna. Aandachtspunt is dat de kleine plassen aan de voet van de winterdijk in takt blijven. Deze zijn juist gebaat bij zoveel mogelijk isolatie van de rivier. Ook kan het omzetten van de huidige grote waterpartijen in kleinere, ondiepere plassen kan waardevol zijn voor waterplanten en vis. Hierbij horen glooiende oevers (1: 30-50) en een maximale diepte van ongeveer twee meter. Meer hooggelegen delen (zand/zavel) moeten in stand blijven of uitgebreid worden voor de ontwikkeling van stroomdalgraslanden en matig voedselrijke graslanden met rivierbegeleidende soorten. Maatregel 9: Het vergroten en maken van een verbinding tussen de plassen in de Steenwaard Het (eenzijdig) in verbinding brengen met de rivier van de huidige grote plassen in de Steenwaard is naar verwachting positief voor veel aquatische soorten. Uit visinventarisaties in de Steenwaard is bijvoorbeeld gebleken dat plasjes die in verbinding staan met de rivier veel meer vissoorten herbergen dan de geïsoleerde plassen. Vergroten van de huidige plassen levert geen verbetering van de ruimtelijke kwaliteit omdat er al meer dan voldoende grote waterpartijen in de Steenwaard aanwezig zijn. Het oeverprofiel van de plassen zouop veel plekken wel verflauwd kunnen worden zodat Eindrapport december 2008

28 veel meer ondiep water (<2 m) ontstaat en een geleidelijke land-waterovergang met ruimte voor slikplaten. Dit levert kansen voor water- en oeverplanten, macrofauna, paaien opgroeigebied voor vissen. Aandachtspunt is het behoud van de huidige oeverzwaluwwandjes. 4.7 Definitie rivierverruimingsalternatieven Inleiding De verschillende rivierverruimingsmaatregelen beïnvloeden elkaar onderling. Wanneer het waterstandsverlagend effect van individuele maatregelen bekend is, kunnen de effecten dus niet zonder meer bij elkaar worden opgeteld. De maatregelen zoals beschreven in vorige paragraaf zijn daarom steeds gecombineerd tot rivierverruimingsalternatieven, volgens een bepaalde logica. Omdat vooraf nog niet bekend was hoeveel effect elk van de maatregelen zou hebben, laat staan de combinatie van maatregelen, zijn de alternatieven opgebouwd, van een beperkt tot een uitgebreide maatregelenpakket. De effecten van de alternatieven zijn berekend met het modelinstrumentarium van Rijkswaterstaat 1. De omvang van de maatregelen (breedte, lengte en diepte van de vergravingen) is gebaseerd op een eerste schatting van a) wat rivierkundig zo effectief mogelijk is, en b) wat voldoende te combineren valt met de overige eisen aan het uiterwaardengebied (m.n. natuurontwikkeling). Rekening houdend met de eisen en wensen onder b) is in eerste instantie gezocht naar maatregelen met een zo groot mogelijk waterstandsverlagend effect. Een (extreem) voorbeeld: het compleet afgraven van de Lazaruswaard zou wellicht heel veel waterstandsverlaging opleveren, maar is absoluut onacceptabel vanuit de doelstellingen op het gebied van landschap, natuur en recreatie. Dergelijke extremen zijn dus niet onderzocht. De alternatieven zijn nog niet geoptimaliseerd; na deze eerste schatting moeten lengtes, breedtes en dieptes in een later stadium nog nader worden onderbouwd en gedetailleerd. Hierbij kunnen verschillende aspecten een rol spelen: gewenste overstromingsfrequentie vanuit natuur, recreatie en landbouw (bereikbaarheid, opbrengstderving) belang van bewoners en gebruikers (o.a. woningen en volkstuinen binnendijks, landbouwers in de uiterwaarden) bodemkwaliteit in de te vergraven uiterwaarden (fysisch en chemisch) waterkwaliiteit in het aanwezige of nieuwe oppervlaktewater stroomsnelheden (vanwege te ontwikkelen natuurwaarden en bescherming tegen erosie) geomorfologische/cultuurhistorische waarden (bijv. oude kades, behoud oorspronkelijke bodemopbouw) landschapsbeeld (o.a. eenheid en herkenbaarheid) eisen vanuit scheepvaart (geen ongewenste dwarsstroming of aanzanding) randvoorwaarden vanuit beheer van de dijken (stabiliteit) eisen en wensen vanuit milieu-effecten (natuur, grondwater (kwel), hinder tijdens uitvoering etc.). 1 De berekeningen zijn uitgevoerd met het model WAQUA van RWS. De schematisaties zijn uitgevoerd met behulp van Baseline versie De vigerende WAQUA versie is 9.29, behorende bij SIMONA versie met referentiemodel PKB_3.31. Eindrapport december 2008

29 4.7.2 Opbouw alternatieven In de opbouw van de alternatieven is begonnen aan de bovenstroomse kant. Verruiming is immers het meest effectief als begonnen wordt aan de kant waar het rivierwater vandaan komt, en van daaruit verder naar benedenstrooms wordt gewerkt. Als voorbeeld: wanneere extra water de Redichemse waard in wordt geleid, dan zal verruiming van de Lazaruswaard daarna effectiever zijn, omdat ook daar meer water naar toe stroomt. Ook in de Steenwaard moet eerst aan de bovenstroomse kant de kraan open gedraaid worden door kadeverlaging; daarna wordt vergraving benedenstrooms ook effectiever. Vergraving achter hoge kades die het rivierwater weghouden heeft minder effect. Vanuit deze filosofie is begonnen met een alternatief waarin alleen de Redichemse waard wordt verruimd, als eerste punt van doorvoer voor het rivierwater binnen het plangebied (zie alternatief 1 hierna). De Redichemse waard bevindt zich ook in een binnenbocht van de Lek, die het rivierwater (met voorkeur voor de kortste weg) bij voorkeur afsnijdt. De volgende binnenbocht is de Steenwaard met een aantal obstakels. Alternatief 2 pakt beide binnenbochten aan (Redichemse waard en Steenwaard). Vervolgens is ruimte gezocht in de Lazaruswaard, in eerste instantie middels een geul in deze uiterwaard (zie alternatief 3) en vervolgens met een grote dijkverlegging (alternatief 4). In dit laatste geval is ook een maximaal haalbaar geacht pakket aan maatregelen in de Steenwaard opgenomen; alternatief 4 is dus het voorlopige maximum-altenatief. Op de bewonersavonden van het project en ook binnen het projectteam is gevraagd te onderzoeken in hoeverre de grote verlegging van de Beusichemse dijk bijdraagt aan de rivierverruiming. Daarom is een alternatief 5 opgesteld, dat vrijwel gelijk is aan alternatief 4, maar dan alleen zonder dijkverlegging. In de volgende paragrafen wordt voor ieder alternatief wordt eerst weergegeven welke rivierverruimingsmaatregelen in beschouwing zijn genomen en waarom. Daarna zal de invloed van elk van de alternatieven op de afvoerverdeling besproken worden: hoeveel water wordt er via de verschillende uiterwaarden afgevoerd bij elk van de alternatieven. Als laatste zal de waterstandsdaling in de as van de rivier voor elk van de alternatieven worden weergegeven Alternatief 1: Combinatie van maatregel 1 en 2 In alternatief 1 zijn alleen de maatregelen in de Redichemse waard in beschouwing genomen: de kade in het oosten van de Redichemse waard wordt verlaagd van NAP +6 meter naar NAP +4.5 meter over een lengte van ongeveer 250 meter om de instroming naar de plas te bevorderen en de Redichemse plas zal worden vergroot zoals aangegeven in figuur 4.4. Deze plas is zowel via de oude als via een nieuwe opening benedenstrooms verbonden met de Lek. Eindrapport december 2008

30 Figuur 4.4: Rivierverruiming alternatief Alternatief 2: Combinatie van maatregel 1, 2, 6 en 7. Ten opzichte van alternatief 1 zijn in alternatief 2 ook twee maatregelen in de Steenwaard opgenomen: de kade ten oosten van de veerweg (Houtense kant, dus aan de noordzijde van de rivier in de Steenwaard) wordt verlaagd van NAP +5.4 meter naar NAP +5 meter over een lengte van ongeveer 500 meter, terwijl de kade ten westen van deze Houtense veerweg wordt verlaagd van NAP +5.8 meter naar NAP +4 meter over een lengte van ongeveer 400 meter om de instroming van de uiterwaard te bevorderen. De Houtense veerweg wordt doorlatend gemaakt (figuur 4.5); dit kan bijv. door de weg op palen te plaatsen of er grote kokers onder te plaatsen. De maaiveldverlaging is zodanig gekozen dat er geen permanente open verbinding met de rivier ontstaat, of diepe plassen en geulen. Dit is vanuit ecologisch oogpunt onwenselijk (zie par. 4.6, maatregel 8). Eindrapport december 2008

31 Figuur 4.5: Rivierverruiming alternatief Alternatief 3: Combinatie van maatregel 1, 2, 3, 5, 6 en 7. In alternatief 3 zijn de rivierverruimingsmaatregelen van alternatief 2 verder uitgebreid met maatregelen in de Lazaruswaard: De dijk zal iets worden teruggelegd om ruimte te maken voor een nevengeul in de Lazeruswaard (figuur 4.6). Figuur 4.6: Rivierverruiming alternatief 3 Eindrapport december 2008

32 4.7.6 Alternatief 4: Combinatie van maatregel 1 t/m 9 m.u.v. maatregel 3 In dit alternatief 4 een aantal maatregelen gecombineerd (figuur 4.7). Redichemse waard: vergroting van de Redichemse Plas, ditmaal zonder extra uitstromingsopening naar de Lek; verlaging van de kade langs de gehele oostelijke oever in de Redichemse waard van NAP +6 meter naar NAP +4 meter over een lengte van ongeveer 1 kilometer (in vergelijking met eerdere alternatieven: een grotere lengte een lagere kade, om een nog grotere verruiming te realiseren met als keerzijde een grotere frequentie van instromen van de Redichemse waard). Lazaruswaard: In plaats van een nevengeul wordt voorzien in een integrale verlaging van het maaiveld. Vooralsnog is dit gemodelleerd door de maaiveldverlaging in twee stukken in te voeren. Een deel zal verlaagd worden tot NAP +3 meter en een deel tot NAP +3.5 meter. Het alternatief omvat een grote dijkteruglegging, waarbij de boomgaard aan de zuidzijde en het overgrote deel van de volkstuinen wordt ontzien. Steenwaard: Verlaging van de zomerkades in het oosten van de uiterwaard; de kade ten oosten van de Houtense veerweg wordt verlaagd van NAP +5.4 meter naar NAP +4 meter over een lengte van ongeveer 1200 meter, terwijl de kade ten westen van deze veerweg wordt verlaagd van NAP +5.8 meter naar NAP +4 meter over een lengte van ongeveer 400 meter om de instroming van de uiterwaard te bevorderen; Het doorlatend maken van de Houtense veerweg om de doorstroming door de uiterwaard te bevorderen; Het verlagen van het maaiveld rondom de plassen tot NAP +3 meter (zie figuur 4.7); Het vergroten en maken van een verbinding tussen de plassen, met de bodem op ongeveer NAP +2 meter. Belangrijk is dat in deze berekening ook de uitbreiding van de haven is opgenomen, alsmede de nieuwe bebouwing op het schiereiland daarnaast, zoals voorgesteld in het plan voor Culemborg aan de Lek. Eindrapport december 2008

33 Figuur 4.7: Rivierverruiming alternatief Alternatief 5: Combinatie van maatregel 1 t/m 9 m.u.v. maatregel 3 en 5 Daar een dijkverlegging een relatief dure ingreep is, is alternatief 4 nogmaals doorgerekend maar nu zonder dijkverlegging. Door voortschrijdend inzicht is ook de verlaging van het maaiveld in de Lazaruswaard anders gemodelleerd: het maaiveld wordt nu verlaagd tot NAP +3 meter. Ook in dit alternatief is de uitbreiding van de haven opgenomen en de bebouwing op het schiereiland daarnaast, zoals voorgesteld in het plan Culemborg aan de Lek. Eindrapport december 2008

34 Figuur 4.8: Rivierverruiming alternatief Nadere uitwerking maatregelen voor de functie natuur Het voorlopig ontwerp van de alternatieven is globaal van aard. De effecten op ecologie hangen echter grotendeels af van de nadere detaillering van het ontwerp. Daarom is voor een inschatting van de effecten van de alternatieven op ecologie een aantal aannames gedaan (tabel 4.2) voor de nadere uitwerking van de maatregelen. Als de uiteindelijke invulling van de maatregelen afwijkt, zullen ook de verwachte ecologische effecten afwijken. Zo heeft verondieping van de Redichemse plas alleen betekenis voor de natuurfunctie indien de zone ondieper dan 2 meter aanzienlijk toeneemt en de oevers een zeer flauw talud krijgen. In aanvulling op tabel 4.2 wordt er tevens vanuit gegaan dat het beheer van de uiterwaarden wordt afgestemd op de beoogde natuurdoeltypen (grotendeels half-natuurlijk tot natuurgericht agrarisch begrazingsbeheer, eventueel met lokaal of periodiek hooilandbeheer). Vanwege de verwachte verstorinsgeffecten zijn in deze tabel ook elementen uit de herinrichting van het huidige havengebied opgenomen. Eindrapport december 2008

35 Tabel 4.2: Uitgangspunten voor de nadere invulling van de rivierverruimingsmaatregelen Maatregel Invulling Verondieping plas Verondieping vanuit de oeverzone: vooral uitbreiding van waterdiepte tot maximaal 2 m, zeer flauw talud, met lolaak behoud diepe delen. Rietzone oostelijke deel blijft behouden evenals huidig bos/bomen op de onvergraven oevers. Plas vrij toegankelijk voor motorboten, maar natuurlijke zonering oostelijke (ondiepe) deel. Strandje geul bij Redichemse plas Beperkte omvang (100 m), geen parkeerplaats voor auto s, wel fietsenrek en prullenbakken, in de zomerperiode mobiele toiletten. Eenzijdig aangetakte geul onder de Ondiep (maximale waterdiepte grotendeels 2m, met verdieping naar aansluiting plas Redichemse Waard met de plas). Meestroomfrequentie enkele dagen per jaar. Behoud landtongen (met huidige begroeiing) Geulvormige plas-draszone onder Bij gemiddeld stuwpeil vanaf maart/april net droog de geul Verlaging kades bij instroom Alleen op de locatie die effectief is voor de instroming, rest van de kades (oostzijde) Redichemse Waard en behouden. Hoogte kade wordt bepaald door gewenste meestroomfrequentie Steenwaard geul (enkele dagen per jaar). Maaiveldverlaging Redichemse en In zone tussen de winterdijk en de beide geulen niet grootschalig verlagen. Wel Lazaruswaard een natuurlijk verloop van de terreinhoogte maken naar deze geulen toe. Terrein tussen beide geulen wordt wel verlaagd met een natuurlijk verloop naar beide geulen. Afgraafniveau: overstromingsfrequentie van 1 d/j. Westelijke deel Lazaruswaard alleen de huidige plas-dras zone onder aan de dijk wordt verbreed. Eventueel lokaal maaiveldverlaging (met behoud zandruggen) vanuit natuuroogpunt om bestaand reliëf te versterken. Verbinden plassen Steenwaard Verbinden d.m.v. ondiepe geul Eenzijdig aantakken plassen Permanente open verbinding Lek (geen duikers) Steenwaard benedenstrooms Wandelpaden Redichemse + Wandelroute over graspaden, permanent toegankelijk, landtong Redichemse Lazaruswaard plas niet opengesteld voor wandelaars Dijkverlegging (bij alternatief 4) Grootschalige dijkverlegging. Eventuele maaiveldverlaging nieuwe buitendijkse terrein sluit aan bij natuurlijk reliëf en is zeer beperkt. Pikse Boogerd blijft in stand als terp. Eindrapport december 2008

36 5 EFFECTEN ALTERNATIEVEN 5.1 Rivierkundige effecten Waterstandsdaling De waterstandsverlaging op de as van de rivier wordt voor de verschillende alternatieven weergegeven in figuur 5.1. De maximale waterstandsverlagingen treden op rond rivierkilometer 937. Uit de figuur komt duidelijk naar voren dat de ingrepen met het grootste waterstandverlagend effect de ingrepen in de Redichemse waard zijn en de dijkverlegging in de Lazaruswaard. Ook is te zien dat ondanks de maatregelen de benedenstroomse opstuwing voldoende klein blijft, met als maximum 1.4 centimeter voor de alternatieven 4 en 5. Door de maatregelen in de Steenwaard ontstaat kleine benedenstroomse opstuwing ook iets verderop op de rivier. Figuur 5.1: Waterstandsverlaging in de as van de rivier in cm bij maatgevende afvoer De maximale waterstandsverlaging bij MHW is voor de verschillende alternatieven als volgt: Tabel 5.1: Maximale verlaging rivierwaterstand bij maatgevende afvoer (MHW) alt. maximale waterstandsverlaging 1 5,0 cm 2 6,0 cm 3 10,9 cm 4 15,3 cm 5 9,7 cm Eindrapport december 2008

37 5.1.2 Verdeling van de afvoer over de uiterwaarden Voor elk van de alternatieven wordt de afvoerverdeling bij maatgevend hoogwater gedetailleerd beschreven in Appendix C. In onderstaande tabel wordt voor elk van de alternatieven aangegeven hoeveel water er naar verwachting de verschillende uiterwaarden zal binnenstromen. De ligging van de dwarsprofielen waarover deze afvoer is bepaald, is aangegeven in figuur 5.2. NB: het totaal van de getallen in onderstaande tabel is niet gelijk aan de maatgevende afvoer, omdat de afvoeren op verschillende locaties zijn bepaald (zie onderstaande figuur). De afvoer in de hoofdstroom van de rivier is niet aangegeven, omdat dit cijfer is dit geval weinig betekenis heeft. Doel van dit overzicht is te laten zien wat de rivierverruimingsmaatregelen voor effect hebben op de doorstroming van de heringerichte uiterwaarden. Tabel 5.2: Instroming in de verschillende uiterwaarden bij maatgevende hoogwaterafvoer instroming (in m3/sec) Huidige situatie Redichemse waard Lazaruswaard Steenwaard Redichemse waard Steen waard Lazerus waard Figuur 5.2: Meetpunten voor bepaling stroming door uiterwaarden in m 3 /sec bij MHW In de bovenstaande tabel zijn de effecten van de rivierverruimingsmaatregelen duidelijk af te lezen. De Redichemse waard wordt bij alle alternatieven verruimd; deze uiterwaard trekt daardoor meer water aan (van 1800 naar 2100 tot 2200 m3/s). Bij alternatief 4 en 5 is er nog een extra kadeverlaging opgenomen; dit veroorzaakt waarschijnlijk de stijging van de doorvoer aldaar van 2100 naar 2200 m3/s. Eindrapport december 2008

38 De afvoer door de Lazaruswaard verandert in 4 van de 5 alternatieven eigenlijk maar heel beperkt, blijkbaar is de ruimte tussen dijk en zomerbed van de rivier het meest bepalend. De effecten van de geul en de maaiveldverlaging zijn zichtbaar (afvoertoename van 500 naar 600 m3/s), maar het meeste effect op de afvoer heeft (logischerwijze) de dijkverlegging (stijging afvoer naar 1300 m3/s; meer dan 2,5x zo groot vergeleken met de huidige situatie). De stijging van de afvoer is niet altijd een graadmeter voor het effect op de waterstand, blijkt in dit geval. Bij alternatief 3 neemt de afvoer beperkt toe, maar blijkbaar wel zo effectief dat de waterstand bij hoogwater significant daalt (vgl. tabel 5.1). De effecten van maatregelen in de Steenwaard worden zichtbaar bij alternatief 2 (obstakelverwijdering) en alternatief 4 (verbinden plassen, maaiveldverlaging). Bij verruiming kan de Steenwaard significant meer water verwerken dan nu (stijging van 800 naar 1300, dus 60% toename) Bijdrage van de verschillende deelgebieden Bij de opzet van de alternatieven is bewust gekozen voor pakketten van maatregelen. De effecten van maatregelen kunnen niet eenvoudig bij elkaar worden opgeteld of van elkaar worden afgetrokken; de ingrepen beïnvloeden elkaar en kunnen elkaar ook versterken. Zo worden de effecten in de Lazaruswaard beïnvloed door de verruiming van de Redichemse waard; als alléén de Lazaruswaard zou worden verruimd zal dit aanzienlijk minder waterstandsverlaging geven, omdat de Lazaruswaard dan (zoals nu) in een relatieve stroomluwte zal blijven liggen. Desalniettemin kan uit de vergelijking van alternatieven een beeld worden verkregen van de bijdragen van de verschillende deelgebieden aan waterstandsdaling: De Redichemse waard en de Lazaruswaard kunnen beide flink bijdragen aan de waterstandsverlaging (alternatief 1, 3 en 4). De Redichemse waard als kraan bovenstrooms zou in ieder geval onderdeel uit moeten maken van het uiteindelijke pakket aan rivierverruimingsmaatregelen. Het is nog niet duidelijk welk soort rivierverruiming in de Lazaruswaard het meest effectief is: een geul of een maaiveldverlaging. Het lijkt er op dat de geul effectiever is (wat ook klopt met de verwachting op grond van algemene hydraulische principes); vergelijk hiertoe alternatief 3 en 5. Bij alternatief 5 wordt minder waterstandsverlaging gehaald, terwijl de Steenwaard verder is verruimd. Dit kan komen omdat bij alternatief 5 uitgegaan is van een maaiveldverlaging en niet van een geul. Verstorend element hierbij is wel dat bij alternatief 5 de bebouwing op het schiereiland is meegenomen, maar deze bebouwing ligt duidelijk in de luwte van de stroming (zie bijlage C, figuur C.5), dus de invloed hiervan is waarschijnlijk gering (zie laatste punt hieronder) NB: Bij de keuze tussen geul en maaiveldverlaging moeten o.i. wel méér aspecten betrokken worden dan alleen hydraulische effectiviteit; ook de gewenste ecologische inrichting moet een rol spelen, alsmede de geomorfologische waarden en bijv. de consequenties voor recreatie. De dijkverlegging in de Lazaruswaard heeft een groot effect op de waterstanden; dit is duidelijk uit de vergelijking van alternatief 4 en 5; de dijkverlegging zorgt voor een verschil van 5,6 cm. in de waterstand bij Maatgevend Hoogwater (MHW), en dat is relatief veel. De effecten van alleen obstakelverwijdering in de Steenwaard draagt beperkt bij (vergelijk alternatief 1 en 2: 1 cm. waterstandsverlaging); wordt er verder verruimd (alternatief 4) dan draagt de Steenwaard meer bij. Omdat er bij alternatief 4 meerdere nieuwe maatregelen zijn opgenomen, kan de bijdrage van de Steenwaard Eindrapport december 2008

39 alleen worden geschat. Door vergelijking van alternatief 3, 4 en 5 schatten wij de bijdrage van de uitgebreide verruimingsmaatregelen in de Steenwaard op 2 à 3 cm. Het schiereiland bij de jachthaven ligt bij 4 van de 5 alternatieven duidelijk in de luwte van de stroming (zie bijlage C, figuur C.1 t/m 5), en zal dus de doorstroming maar weinig beperken. Als de Beusichemse dijk in de Lazaruswaard wordt teruggelegd, komt de jachthaven iets meer in de stroming te liggen (zie bijlage C, figuur C.4). Desondanks wordt bij dit alternatief de grootste waterstandsverlaging gehaald (15,3 cm.). 5.2 Effecten op natuurwaarden Na het bepalen van het hydraulisch effect van de alternatieven kwamen alternatief 4 en 5 in eerste instantie als gunstigste alternatieven naar voren. Deze twee alternatieven zijn beoordeeld op hun effecten op natuurwaarden. De effecten zijn ingeschat op basis van deskundigenoordeel. De uitgangspunten voor deze inschatting staan vermeld in paragraaf 4.7. Het verschil in maatregelen tussen de twee alternatieven (4 en 5) is een dijkverlegging in combinatie met lokale maaiveldverlaging. De verschillen in de verwachte ecologische effecten van de twee alternatieven zijn dan ook beperkt tot effecten die met deze dijkverlegging te maken hebben. De inschatting van de effecten is op hoofdlijnen in te delen in: 1. Mate van aansluiting bij vigerend beleid natuur en landschap (EHS en LOP); 2. Effecten op huidige natuurwaarden; 3. Effecten op nieuwe natuurwaarden. Deze aspecten worden hieronder besproken Aansluiting bij vigerend beleid Beide alternatieven dragen in grote mate bij aan de realisatie van de EHS. De inschatting is dan ook dat er een positief effect is op de kwaliteit (invulling) van de EHS. Dit geldt met name voor de Redichemse Waard, die op dit moment grotendeels in regulier agrarisch beheer is (zie Appendix F). In de Lazaruswaard zijn al beheersovereenkomsten met agrariërs. Toch wordt ook voor de Lazaruswaard een aanzienlijk positief effect op kwaliteit van de EHS verwacht van de voorgestelde ingrepen. Uitgangspunt hierbij is dat met uitvoering van dit plan de beheersafspraken nog beter afgestemd kunnen worden op de gewenste natuurdoeltypen en ook in de gehele Lazaruswaard kunnen worden toegepast. Ook de waterhuishouding in het gebied kan dan integraal worden afgestemd op de natuurdoelen (gedeeltelijke vernatting). In de Steenwaard zijn al grote delen van de EHS gerealiseerd, maar nog lang niet alles. Als door uitvoering van het plan Culemborg aan de Lek, de EHS in de gehele Steenwaard versneld gerealiseerd kan worden, is dit als een positief effect te beschouwen. Ook voor dit gebied geldt dat de kwaliteit van de EHS een impuls krijgt wanneer het gebied als geheel een afgestemd beheer kan krijgen (grotendeels halfnatuurlijk tot natuurgericht agrarisch begrazingsbeheer, eventueel met lokaal of periodiek hooilandbeheer). Door de plassen eenzijdig aan te takken en lokaal te verondiepen zal bovendien de kwaliteit van het natuurdoeltype soortenrijke plas toenemen. Het effect op de kwaliteit van de EHS is voor beide alternatieven dan ook positief beoordeeld (tabel 5.3). Eindrapport december 2008

40 Negatief effect van het plan is dat de nieuwe haven in de Lazaruswaard een aanzienlijk oppervlak aan de EHS ontneemt. De kwantiteit van de EHS neemt dus af. Behalve areaalverlies zal er ook een verstorende werking uitgaan van de activiteiten in de haven, wat vooral een negatief effect kan hebben op de broedvogels die door de natuurontwikkeling aangetrokken worden. Tegelijk heeft de hele uiterwaard een belangrijke recreatieve functie (LOP), wat sowieso al een verstorende werking op dergelijke broedvogels zal hebben. Kanttekening is dat dit deel van de EHS verwervingsgebied is, waarbij voorzien is dat 50% in agrarisch natuurbeheer komt en 50 % van het gebied in productiebeheer blijft (zie figuur EHS). In die zin kan de werkelijke aantasting van de te realiseren EHS minder zijn dan op basis van het oppervlakteverlies verwacht mag worden. Voorwaarde is dan wel dat de rest van de uiterwaard geheel onder agrarisch natuurbeheer komt. In het alternatief met dijkverlegging (4) wordt een voormalig binnendijks gebied aan de Lazaruswaard toegevoegd, waarmee het verlies aan EHSareaal door de aanleg van de jachthaven gecompenseerd kan worden. Naar verwachting heeft het plan Culemborg aan de Lek een meerwaarde ten opzichte van autonome realisatie van de EHS. In de eerste plaats doordat de verwerving en beheersaanpassingen versneld uitgevoerd kunnen worden. In de tweede plaats doordat met dit plan ook inrichtingsmaatregelen gerealiseerd kunnen worden, die anders waarschijnlijk achterwege zouden blijven. Bijvoorbeeld de verondieping van de Redichemse plas, het verlagen van de zomerkades en het lokaal verlagen van het maaiveld. Hierdoor kan de dynamiek in het gebied lokaal toenemen, neemt de variatie aan leefgebieden toe (vooral de natte habitats) en zal de soortsdiversiteit in het gebied toenemen. De ligging van de in de EHS beoogde natuurdoeltypen wijzigt wel in beide alternatieven: Door de geulen de maaiveldverlagingen in het oostelijk deel van de Lazaruswaard, wordt een deel van het EHS verwevingsgebied (soortenrijk grasland) omgezet in het type rivier en nevengeul dat in de EHS niet tot de rivieroever doorloopt. Dit verlies wordt echter gecompenseerd doordat het gebied in de Redichemse waard tussen de geulen de winterdijk niet wordt vergraven. In dit gebied kan het beoogde areaal soortenrijk grasland wel gecompenseerd worden. Tabel 5.3: Inschatting van de effecten op het huidig beleid voor natuur en landschap Alternatief EHS kwaliteit EHS kwantiteit Aansluiting bij LOP 4: met dijkverlegging : zonder dijkverlegging Aansluiting bij het LOP is beoordeeld op het daarin geschetste toekomstbeeld van het uiterwaardenlandschap en de potenties. De invloed van de rivier neemt toe door de maatregelen, de uiterwaarden vormen een schakel in het kralensnoer van de Beusichemse waard, de Steenwaard, de Goilberdingerwaard en de Baarsemwaard, het open karakter blijft in stand, terwijl het kleinschalige karakter door de nieuwe meidoornstruwelen en variatie in reliëf behouden blijft, er komen strangen bij, het karakter blijft (vooral in de Lazaruswaard) landelijk en licht agrarisch. Aansluiting bij het LOP is voor beide alternatieven dan ook positief ingeschat (tabel 5.3) Effecten op huidige natuurwaarden Over het algemeen zijn de bestaande natuurwaarden in het plangebied momenteel beperkt (Appendix A) en worden naar verwachting dan ook nauwelijks aangetast door Eindrapport december 2008

41 het plan. Huidige waarden, zoals natte plas-draszones onder aan de dijk, worden door het plan versterkt en oude waarden teruggebracht (bijvoorbeeld de kansen voor stroomdalvegetaties). Belangrijk aandachtspunt is de aanwezigheid van foerageergebied voor de Steenuil. Deze soort broedt momenteel op verschillende plekken langs de Redichemse en Lazaruswaard en foerageert in het plangebied. De soort is een belangrijke doelsoort voor deze uiterwaarden (soortenrijke graslanden met kleinschalig, natuurgericht agrarisch beheer) en is bovendien een beschermde soort (Flora en Faunawet). Door de planrealisatie zal het gebied vernatten wat ten kosten zal gaan van de voedselbeschikbaarheid voor deze soort. Bij de nadere uitwerking van de plannen moet dan ook goed gelet worden op het niet aantasten van het areaal geschikt foerageergebied van de soort in deze uiterwaarden door voldoende hoger gelegen graslanden in het gebied te behouden. Eventuele aantasting van het areaal foerageergebied moet gecompenseerd worden. Aandachtspunt is dat ook binnendijks het foerageergebied van de steenuil versterkt kan worden door het kleinschalige karakter in het agrarische landschap te versterken. Tabel 5.4: Inschatting van de effecten op de huidige natuurwaarden Alternatief Algemene natuurwaarden Steenuil 4: met dijkverlegging 0 0/- 5: zonder dijkverlegging 0 0/ Effecten op nieuwe natuurwaarden Binnen de natuurdoelen van de EHS voor het plangebied, is een aantal nieuwe (of vernieuwde) natuurwaarden te benoemen die voor dit gebied specifiek belangrijk zijn. Ten eerste is stroomdalgrasland aangegeven (verslag 1e bewonersavond en natuurdoel EHS) als specifieke droge natuurwaarde uit het verleden die weer teruggebracht zou moeten worden. Beide alternatieven bieden deze kans, voornamelijk door het gewijzigde beheer, maar ook door de toegenomen overstromingsdynamiek (lokaal kans op verse zandafzettingen) en het eventueel lokaal verwijderen van de verrijkte kleiige toplaag. De relatief droge en eenvormige uiterwaarden (zie ecotopenkaarten) krijgen door de geschetste maatregelen meer variatie. Met name het aandeel natte natuur (plas-dras, moeras, ondiep water) neemt aanzienlijk toe door de maatregelen. Hierdoor ontstaan meer kansen voor bijvoorbeeld amfibieën, moeras- en watervegetaties, verschillende vissoorten en vogels zoals steltlopers of weidevogels. Uiteindelijk ontstaat er een gradiënt van natte en natuurlijke natuur in het oostelijk deel naar meer agrarische cultuurnatuur het westelijk deel van het plangebied. De Steenwaard krijgt door de maatregelen een herkansing doordat de rivierinvloed in het gebied versterkt wordt en de plassen versmald en aangetakt worden. Tabel 5.5: Inschatting effecten op de nieuwe natuurwaarden. Alternatief Droge natuur Natte natuur 4: met dijkverlegging : zonder dijkverlegging + ++ Eindrapport december 2008

42 5.3 Effecten op het grondwater Inleiding De herinrichting van de uiterwaarden zoals voorzien binnen Culemborg a/d Lek zal invloed hebben op de grondwaterstroming. Daarom is een grondwaterstromingsmodel opgesteld waarmee de mogelijke grondwatereffecten berekend kunnen worden. Op basis van de uitkomst van deze modelberekening kan vervolgens worden bekeken of er mitigerende maatregelen nodig (en mogelijk) zijn om eventuele negatieve effecten ongedaan te maken. Het gebruikte grondwaterstromingsmodel wordt beschreven in Appendix D Huidige situatie Bodemopbouw In de omgeving van Culemborg is de ondergrond opgebouwd uit een deklaag met daaronder een aantal watervoerende pakketten (aquifers) en scheidende lagen (zie Appendix D). Vanwege het vlechtende en meanderende karakter van de rivieren in het verleden is de deklaag op diverse plaatsen deels doorsneden door oude stroomgeulen. De onderkant van deze stroomgeulen reikt tot in het eerste watervoerende pakket. De ligging van de bovenkant van de stroomgeulen varieert wel. In de uiterwaarden (het buitendijkse gebied) is de deklaag veel dunner dan in het binnendijkse gebied of zelfs afwezig. Op die plekken staat de rivier in direct contact met het grondwater. De bodemopbouw van de ondiepe ondergrond (deklaag en eerste watervoerende pakket) is gebaseerd op een grondwatermodel van Waterschap Rivierenland. Dit model is door TNO opgezet en rekent met de rekencode MODFLOW. Grondwater Het grondwater staat onder sterke invloed van de Lek. Vanuit de Lek treedt er een grondwaterstroming op richting het binnendijkse gebied. In periodes met hoogwater op de Lek neemt de kwel vanuit de Lek tijdelijk toe. In periodes met (zeer) laag water kan de grondwaterstroming omkeren en er water wegzijgen vanuit binnendijks gebied naar de Lek. In het binnendijkse gebied wordt de grondwaterstand in de bovenste bodemlagen verder nog beheerst door het polderpeil (watergangen) en lokale drainagesystemen (buizen en greppels). Oppervlaktewater Het gemiddelde rivierpeil bedraagt iets stroomopwaarts van Culemborg circa NAP m en varieert van NAP m tot 3.05 m over het gehele traject waarover rivierkundige ingrepen zijn doorgerekend, het hoogwaterpeil dat eens per 25 jaar optreed bedraagt circa NAP m en varieert van NAP m tot 6.05 m over het gehele traject waarover rivierkundige ingrepen zijn doorgerekend. In het binnendijkse gebied wordt het oppervlaktewaterpeil beheerst door het polderpeil. De uiterwaarden zijn vrij afwaterend. Eindrapport december 2008

43 5.3.3 Principe van effecten rivierverruimingsmaatregelen In het kader van Culemborg aan de Lek worden verschillende ingrepen overwogen (zie tabel 5.6), elk met hun potentiële effect op het grondwater. Tabel 5.6: Potentieel effect ingrepen ingreep potentieel effect bepalend voor omvang effect dijkverlegging grondwaterstandsverhoging binnendijks verkleining afwaterend oppervlak binnendijks lengte en afstand dijkverlegging vergraving uiterwaarden bij inundatie uiterwaard: toename invloed rivierwater op grondwater; bij hoogwater grondwaterstandsverhoging binnendijks, bij mate van doorsnijding slecht doorlatende deklaag, aansnijding zandbanen laagwater grondwaterstandsverlaging binnendijks vergroting plas Redichemse waard toename invloed rivierwater op grondwater; bij hoogwater grondwaterstandsverhoging binnendijks, bij laagwater grondwaterstandsverlaging binnendijks mate van verbreding Werkwijze effectbepaling In het kader van het ontwerp van de ingrepen voor Culemborg aan de Lek is nagegaan wat de effecten van de ingrepen zijn op de freatische grondwaterstand en de kwel in de gebieden achter de winterdijk. We kijken naar de effecten in een situatie met gemiddeld rivierpeil en in een situatie met een hoog rivierpeil (overschrijdingskans van 1/25 jaar). Effecten bij laagwater zijn vooralsnog buiten beschouwing gelaten omdat deze naar verwachting niet bepalend zullen zijn voor het ontwerp. Bij de verdere uitwerking zullen deze effecten (die naar verwachting een grondwaterstandsverlaging met zich meebrengen) ook moeten worden beschouwd. Insteek van deze studie is een globale bepaling van de effecten om een beeld te krijgen van de omvang en mogelijkheden voor mitigatie. Bij de het beschouwen van de effecten wordt gekeken naar de grotere schaal en niet naar afzonderlijke percelen. Bij de berekeningen wordt gebruik gemaakt van een grondwatermodel (zie Appendix D). De effecten van de rivierkundige ingrepen bepalen we aan de hand van verschilberekeningen. Hiertoe voeren we berekeningen uit voor de huidige situatie en voor een situatie met rivierkundige ingrepen. Als uitgangspunt voor de effectbepaling is alternatief 4 genomen (zie par. 4.6; schematisatie in onderstaand figuur); hierin zijn de effecten naar verwachting het grootst. De relevante ingrepen zijn: verbreding Redichemse plas: zorgt ter plekke voor verbetering van het contact tussen rivier en grondwater; invloed rivier op het grondwater zal verder binnendijks merkbaar worden; dijkverlegging: brengt de invloed van de rivier op het grondwater bij overstroomde uiterwaarden verder binnendijks; hoogwatergeul door Lazaruswaard: zorgt ter plekke voor verbetering van het contact tussen rivier en grondwater; invloed rivier op het grondwater zal verder binnendijks merkbaar worden; Eindrapport december 2008

44 uitbreiding van de haven: zorgt ter plekke voor verbetering van het contact tussen rivier en grondwater; invloed rivier op het grondwater zal iets toenemen. Figuur 5.3: Schematisatie ingrepen alternatief 4 De effecten worden beschouwd voor een situatie met een gemiddeld rivierpeil en een situatie met een hoogwaterpeil (overschrijdingskans van 1/25 jaar). Om de effecten niet te onderschatten zijn de berekeningen stationair uitgevoerd, d.w.z. dat gesimuleerd is dat de gemiddelde situatie resp. situatie bij 1/25 jr. hoogwater oneindig lang duurt. In werkelijkheid duurt een hoogwatersituatie op de Lek mogelijk niet zo lang dat er een stationaire situatie (evenwichtsituatie) wordt bereikt, met daarmee de volledige effecten zoals berekend. De gehanteerde wijze van berekenen kan dus een worst case betreffen. Verdere aannamen staan vermeld in bijlage D Effecten Grondwaterstanden en stijghoogten Door de ingrepen zoals gepland binnen Culemborg aan de Lek kunnen de grondwaterstanden zowel in de gemiddelde situatie als bij hoogwater stijgen. Deze stijging is vooral binnendijks relevant; in de uiterwaarden heerst van nature al een grote grondwaterdynamiek, en zijn de gevolgen van grondwaterstanden voor de aanwezige Eindrapport december 2008

45 functies (natuur, landbouw) daardoor beperkt. In de figuren hierna zijn daarom de grondwaterstandsveranderingen in de uiterwaarden niet opgenomen. Hieronder zijn de veranderingen weergegeven van de stijghoogte van het grondwater in het zandpakket (eerste watervoerend pakket) en van de grondwaterstand in de deklaag. Figuur 5.4: Verandering stijghoogte 1 e watervoerend pakket in gemiddelde situatie bij alternatief 4 Figuur 5.5: Verandering grondwaterstand deklaag in gemiddelde situatie bij alternatief 4 Eindrapport december 2008

46 Figuur 5.6: Verandering stijghoogte 1 e watervoerend pakket in hoogwatersituatie (1/25 jr.) bij alternatief 4 Figuur 5.7: Verandering grondwaterstand deklaag in hoogwatersituatie (1/25 jr) bij alternatief 4 Eindrapport december 2008

47 Uit de bovenstaande figuren is het volgende op te merken: In de stijghoogteverandering is het duidelijkst het effect van de ingrepen te zien. De verandering van de grondwaterstand wordt vervolgens sterk beïnvloed door het aanwezige oppervlaktewater (sloten, greppels, drainage). Het zwaartepunt van de grondwatereffecten ligt tussen de Lazaruswaard en de Redichemse waard. De stijghoogte van het grondwater in het zandpakket stijgt met max. 20 cm. De grondwaterstandsverandering is kleiner: max. 10 cm., lokaal 15 cm. grondwaterstandsverhoging. In de Steenwaard zijn de effecten zeer beperkt; alleen in het zandpakket is een stijghoogteverhoging te zien; de effecten op het grondwater worden vrijwel geheel teniet gedaan door het oppervlaktewater. Kwel en afvoer binnendijks In de huidige situatie is er zowel in de gemiddelde situatie als tijdens hoogwater sprake van kwel in het binnendijks gebied (direct achter de dijk). Door de vergravingen van de uiterwaarden neemt de intensiteit van de kwelstroming in het binnendijks gebied toe, zowel in de gemiddelde situatie als tijdens hoogwater (het grondwater stroomt dus iets sneller). Daarnaast treedt een ander effect op: door de dijkverlegging komt een areaal van het binnendijks gebied waar nu kwel optreedt buitendijks te liggen; het grondwater over dit areaal hoeft dus niet meer door het binnendijkse oppervlaktewater afgevoerd te worden. Het netto effect blijft echter een lichte toename van de afvoer van het oppervlaktewater (zie onderstaande tabellen, kolom afvoer totaal ). Alleen de effecten aan Culemborgse zijde zijn berekend. De effecten aan Houtense zijde zullen (afgaande op de stijghoogteveranderingen) nog kleiner zijn. Tabel 5.7: Berekende afvoer binnendijks gebied Culemborg in de gemiddelde situatie aanvoer uit neerslag en oppervlakte kwel verdamping afvoer totaal (ha) (m 3 /dag) (mm/dag) (m 3 /dag) (m 3 /dag) huidige situatie , alternatief , verschil 423 0, Tabel 5.8: Berekende afvoer binnendijks gebied Culemborg bij hoogwater aanvoer uit neerslag en oppervlakte kwel verdamping afvoer totaal (ha) (m 3 /dag) (mm/dag) (m 3 /dag) (m 3 /dag) huidige situatie , alternatief , verschil , Eindrapport december 2008

48 5.3.5 Hoe omgaan met de grondwatereffecten De berekende grondwatereffecten zijn niet heel groot, zeker niet in ruimtelijke verbreiding, maar de effecten zijn wél significant, en vragen in het vervolg van het project nadere aandacht. Wij stellen de volgende werkwijze voor. 1. Als eerste zullen de effecten besproken worden met het Waterschap Rivierenland, die verantwoordelijk is voor de waterhuishouding binnendijks. Het waterschap streeft er naar toename van het waterbezwaar binnendijks zo veel mogelijk te voorkómen (zie kader hieronder). De huidige waterhuishouding in normale situaties en bij hoogwater zal dan ook worden besproken. 2. Ten tweede zullen mitigerende maatregelen worden onderzocht. Er zijn immers verschillende maatregelen denkbaar, zoals: beperking diepte hoogwatergeul en uiterwaardverlaging (kleihoudende deklaag niet doorsnijden) klei deels terugstorten na ontgraving; opvang kwelwater binnendijks (berging), bijv. via de Put van Hussen; 3. Ook zal worden nagegaan in hoeverre de grondwaterstandsveranderingen door kunnen werken op de belangen van bewoners en grondeigenaren binnendijks (o.a. bij de volkstuinen). Grondwaterstandsverhogingen op zich hoeven geen probleem te zijn, als niemand of niets er nadelige gevolgen van ondervindt, maar dat moet wel worden nagegaan. 4. Er zal ook aandacht besteed moeten worden aan de potentiële invloed van de (resterende) grondwaterstandsveranderingen op de stabiliteit van de dijken. Randvoorwaarde voor het project is dat deze stabiliteit niet wordt aangetast. 5. Een voorstel voor maatregelen buiten- of binnendijks zal daarop met het Waterschap Rivierenland en de Gemeente Culemborg worden besproken. In gezamenlijk overleg zal tenslotte tot een aanpak worden besloten. Ter informatie: beleid Waterschap ten aanzien van kwel Eind 2006 heeft het waterschap Rivierenland principes geformuleerd voor hun toetsing van projecten in de uiterwaarden en dijkterugleggingen, als volgt: Uitgangspunt ( ) is dat wateroverlast en schade binnendijks zo veel mogelijk moet worden voorkomen. De volgende stappen worden onderscheiden: 1. Als gevolg van maatregelen in de uiterwaarden mag de totale hoeveelheid kwel die onder de dijk door richting het binnendijkse gebied gaat, niet noemenswaardig toenemen. Dit is een ontwerp-opgave. 2. Uitsluitend indien de initiatiefnemer zich maximaal heeft ingespannen om de kweltoename te beperken, maar de kweltoename is toch meer dan 'noemenswaardig', en er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang om tot uitvoering te komen, zijn compenserende maatregelen in het binnendijkse gebied toegestaan. De uiteindelijke keuze van de compenserende maatregelen is maatwerk. (..) Eindrapport december 2008

49 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 6.1 Conclusies In het kader van Culemborg aan de Lek is gezocht naar mogelijkheden voor rivierverruiming, als alternatief voor de dijkversterking die voorzien is in de PKB Ruimte voor de Rivier. De PKB Ruimte voor de Rivier biedt ruimte voor dergelijke alternatieven. De Minister van Verkeer en Waterstaat kan voor nieuwe initiatieven het Basispakket wijzigen middels een Omwisselbesluit. Eerste conclusie is dat er binnen het plangebied van Culemborg aan de Lek diverse goed uitvoerbare mogelijkheden zijn voor rivierverruiming. De rivierverruimingsmaatregelen kunnen worden gecombineerd met natuurontwikkeling die aansluit bij de in de EHS beoogde natuurdoeltypen en het Landschapsontwikkelingsplan. De kwaliteit van de nieuwe natuurwaarden hangt onder meer af van de nadere uitwerking van het ontwerp (o.a. overstromingsfrequenties), de mate van verstoring door recreatief medegebruik en het gevoerde beheer. Een effectieve rivierverruiming zou zich niet moeten beperken tot de Culemborgse kant van de Lek; ook de Steenwaard (gelegen in de gemeente Houten) zou daarbij moeten worden betrokken. Verruiming aan Culemborgse zijde wordt effectiever als tegelijkertijd ook in de Steenwaard wordt verrruimd. Er zijn 5 alternatieven voor rivierverruiming opgesteld, met een effect op de Lekwaterstand bij maatgevend hoogwater (MHW) uiteenlopend van 5 tot 15 cm. Na overleg met de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier was als doel gesteld om minimaal 10 cm. waterstandsverlaging bij MHW te bereiken. Algemeen geldt: hoe groter de waterstandsverlaging bij MHW, hoe groter de kans op een positief uitvallend Omwisselbesluit. Er zijn 3 alternatieven voor rivierverruimingsmaatregelen die voldoen aan de eigen doelstelling 2. Deze omvatten de volgende ingrepen: Tabel 6.1: Overzicht relevante rivierverruimingsalternatieven alt. Redichemse waard Lazaruswaard Steenwaard verlaging hoogwaterstand Lek (cm) 3 kade oostzijde verlagen, dijk wordt iets terugleggen, verlagen zomerkades, veerweg 10,9 cm plas verbreden met flauw talud nevengeul aanleggen doorlatend maken 4 kade oostzijde verlagen, dijk grotendeels verlagen zomerkades, veerweg 15,3 cm plas verbreden (flauw talud) terugleggen, maaiveld verlagen over groot areaal doorlatend maken, verbinden plassen, maaiveld verlagen 5 kade oostzijde verlagen, plas verbreden (flauw talud) maaiveld verlagen over klein areaal verlagen zomerkades, veerweg doorlatend maken, verbinden plassen, maaiveld verlagen 9,7 cm 2 Alternatief 5 geeft 9,7 cm. waterstandsverlaging, maar wordt toch beschouwd als voldoend aan de doelstelling (10 cm.) Eindrapport december 2008

50 Gezien het streven goed gesteld te staan voor het Omwisselbesluit heeft alternatief 4, met de grootste waterstandsverlaging, vooralsnog de voorkeur. De consequenties van de bovengenoemde waterstandsverlagingen voor de dijkversterking dienen tezamen met het Waterschap Rivierenland nog te worden bepaald. Op het moment van opstellen van dit rapport was er nog relevante informatie beschikbaar van het Waterschap omtrent de dijkversterkingsmaatregelen, zowel bij uitvoering van de PKB als bij toevoeging van rivierverruiming vanuit Culemborg aan de Lek. Tevens is afstemming wenselijk met de Provincie Utrecht, trekker van het plan Ruimte voor de Lek, waarin eveneens rivierverruimingsmaatregelen zijn voorzien, die effect zullen hebben op het Culemborgse traject van de Lek. Tenslotte is vanzelfsprekend een goede samenwerking nodig met de Gemeente Houten, de Provincie Utrecht en het Waterschap Stichtse Rijnlanden vanwege de voorgestelde ingrepen in de Steenwaard. 6.2 Aanbevelingen bij de nadere planuitwerking Optimalisatie rivierverruimingsingrepen Ecologie De rivierverruimingsingrepen die in dit rapport worden gepresenteerd zijn nog niet geoptimaliseerd. Na de eerste schatting van de lengtes, breedtes en dieptes van alle maatregelen moeten deze in een later stadium nog nader worden onderbouwd en gedetailleerd worden. Hierbij kunnen verschillende aspecten een rol spelen: gewenste overstromingsfrequentie vanuit natuur, recreatie en landbouw (bereikbaarheid, opbrengstderving) belang van bewoners en gebruikers (o.a. woningen en volkstuinen binnendijks, landbouwers in de uiterwaarden) bodemkwaliteit in de te vergraven uiterwaarden (fysisch en chemisch) waterkwaliiteit in het aanwezige of nieuwe oppervlaktewater stroomsnelheden (vanwege te ontwikkelen natuurwaarden en bescherming tegen erosie) geomorfologische/cultuurhistorische waarden (bijv. oude kades, behoud oorspronkelijke bodemopbouw) landschapsbeeld (o.a. eenheid en herkenbaarheid) eisen vanuit scheepvaart (geen ongewenste dwarsstroming of aanzanding) randvoorwaarden vanuit beheer van de dijken (stabiliteit) eisen en wensen vanuit milieu-effecten (natuur, grondwater (kwel), hinder tijdens uitvoering etc.). In aanvulling op de in paragraaf 4.6 genoemde uitgangspunten voor de inschatting van de effecten van de maatregelen op de functie natuur, is een aantal aandachtspunten of risico s te benoemen waar bij de nadere uitwerking van de plannen op gelet moet worden. Deze bepalen in belangrijke mate het ecologisch rendement van de maatregelen. Fysische randvoorwaarden. Het plan is op dit moment dusdanig globaal van aard, dat nog niet vast ligt wat de afgraafniveau s worden, zowel van de kadeverlagingen als van de maaiveldverlagingen. Voorop staat dat de uiteindelijk overstromingsfrequenties moeten aansluiten bij de gewenste natuurdoeltypen. Met name in het alternatief met dijkverlegging (4) is dit een aandachtspunt omdat hier het maaiveld in de Lazaruswaard verlaagd wordt. Vanuit de functie natuur zou hier een lokale verlaging onder aan de dijk (verbreding van de huidige Eindrapport december 2008

51 zone) waarschijnlijk voldoende zijn. Ook moet hier opgelet worden dat de zandige ruggen in de Lazaruswaard niet (of zo min mogelijk) vergraven worden. Bij de nadere uitwerking van de plannen moet dan ook goed naar de bestaande en historische hoogtekaarten gekeken worden om de exacte afgraafniveau s te kunnen bepalen. Naast het afgraafniveau bepaalt de aanwezigheid van kades en verhogingen de waterhuishouding in de uiterwaarden. In de nadere planuitwerking moet dan ook goed gekeken worden hoe de uiterwaarden bij een afvoergolf vollopen en leeglopen. Voor allerlei grondgebonden soorten in het gebied is het van belang dat er hoogwatervrije locaties in de uiterwaarden aanwezig blijven (hoogwatervluchtplaatsen). Dit is op verschillende schaalniveau s van belang voor het grootvee, maar ook voor bijvoorbeeld muizen en amfibieën. Deze laatste soorten zijn ook weer prooisoorten voor bijvoorbeeld de Steenuil, zodat ook deze belang heeft bij voldoende variatie in hoogteligging. Beheer Het beheer van de heringerichte uiterwaarden bepaalt in grote mate de ontwikkelng van de uiteindelijke vegetietypen in het gebied. Bij de nadere uitwerking van de plannen moet nader bepaald worden wat de gewenste begrazingsdruk is en of eventueel lokaal of periodiek hooilandbeheer toegepast wordt. Uitgangspunt is dat de uiterwaarden hun open karakter behouden en zich grotendeels ontwikkelen tot bloemrijke graslanden. Recreatie Toegankelijkheid van de uiterwaarden voor recreanten is één van de doelstellingen van Culemborg aan de Lek. Dit heeft echter wel een effect op de potentiële natuurwaarden. Met name broedvogels haken af als het verstoringniveau te groot is (Krijgsveld et al in prep.). In de Redichemse en Lazaruswaard komt de verstoring vanaf de dijk (auto- en fietsverkeer) en vanaf de wandelpaden in het gebied. In de Redichemse plas kunnen boten en recreanten voor verstoring zorgen. Dit betekent dat de ambities ten aanzien van (met name grondgebonden) broedvogels niet erg hoog kunnen zijn. Naar verwachting zullen er wel enkele weidevogels (bijvoorbeeld kievit) tot broeden komen, maar de dichtheden zullen lager zijn dan bij afwezigheid van verstoring. Voor de Redichemse plas wordt verwacht dat de verondieping (en bijbehorende ontwikkeling van onderwatervegetatie) voor een natuurlijke zonering van waterrecreatie zal zorgen. Hierbij zal het oostelijke deel van de plas een rustiger karakter houden. De landtong zou ontoegankelijk moeten blijven voor wandelaars zodat ook hier de natuur wat meer zijn gang kan gaan. Afwezigheid van parkeerplaatsen bij de plas helpt om de recreatiedruk beperkt te houden. Details Bij de nadere uitwerking van het plan moet nauwe afstemming plaatsvinden tussen ontwerpers, rivierkundigen en ecologen. Allerlei detailkeuzes bepalen namelijk het ecologisch rendement van de maatregelen. Voorbeeld is dat de kadeverlaging in de Redichemse waard mogelijk een voormalige vindplaats van de weidegeelster aantast (verslag 1e bewonersavond). In de nadere planuitwerking moet onderzocht worden of deze soort hier nog steeds voorkomt (of de bollen nog in de bodem aanwezig zijn). Ook de ligging van de geplande meidoornhagen moet zorgvuldig bekeken worden. Vlak naast de moerassige geul is een meidoornhaag bijvoorbeeld minder voor de hand liggend, omdat dan weinig steltlopers zich wagen in de drassige zones daar (gevaar voor predatie vanuit de begroeiing). Eindrapport december 2008

52 6.2.3 Grondwater Overig De berekende grondwatereffecten zijn niet heel groot, zeker niet in ruimtelijke verbreiding, maar de effecten zijn wél significant, en vragen in het vervolg van het project nadere aandacht. Wij stellen de volgende werkwijze voor. 1. Als eerste zullen de effecten besproken worden met het Waterschap Rivierenland. De huidige waterhuishouding in normale situaties en bij hoogwater zal dan ook worden besproken. 2. Ten tweede zullen mitigerende maatregelen worden onderzocht. Er zijn immers verschillende maatregelen denkbaar, zoals: beperking diepte hoogwatergeul en uiterwaardverlaging (kleihoudende deklaag niet doorsnijden) klei deels terugstorten na ontgraving; opvang kwelwater binnendijks (berging), bijv. via de Put van Hussen; 3. Ook zal worden nagegaan in hoeverre de grondwaterstandsveranderingen door kunnen werken op de belangen van bewoners en grondeigenaren binnendijks (o.a. bij de volkstuinen). Grondwaterstandsverhogingen op zich hoeven geen probleem te zijn, als niemand of niets er nadelige gevolgen van ondervindt, maar dat moet wel worden nagegaan. 4. Er zal ook aandacht besteed moeten worden aan de potentiële invloed van de (resterende) grondwaterstandsveranderingen op de stabiliteit van de dijken. Randvoorwaarde voor het project is dat deze stabiliteit niet wordt aangetast. 5. Een voorstel voor maatregelen buiten- of binnendijks zal daarop met het Waterschap Rivierenland en de Gemeente Culemborg worden besproken. In gezamenlijk overleg zal tenslotte tot een aanpak worden besloten. Ten behoeve van het ontwerp van de vergravingen in de uiterwaarden dienen de geomorfologische waarden beter in beeld te worden gebracht. Nagegaan moet worden in hoeverre deze waarden gespaard kunnen worden dan wel in andere vorm terug kunnen komen in het heringerichte gebied. Er moet in het vervolgtraject aandacht besteed worden aan de invloed van de maatregelen op sedimentatie en erosie en op de scheepvaart In verband met de (beperkte) grondwatereffecten dient overleg plaats de vinden met het Waterschap Rivierenland. Ook moet worden nagegaan in hoeverre het mogelijk is een kleilaag in de uiterwaard te laten liggen ter voorkóming van een significante toename van de kwel binnendijks. Eindrapport december 2008

53 7 LITERATUUR Alleyn W.F., L.M.J. van den Bergh, S. Braaksma, T.J.F.A ter haar, D.A. Jonkers, H.N. Leys & J. Van der Straaten, Avifauna van Midden-Nederland. Van Gorcum & Comp., Assen. Bakels, R. & W. van Emmerik, Visinventarisatie in Lek en uiterwaarden rondom de stuw van Hagestein. RAVON Utrecht. Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal, F.J. Zadelhoff, Handboek natuurdoeltypen. Expertisecentrum LNV, Ministerie van LNV. Bergh L.M.J. van den, W.G. Gerritse, W.H.A. Hekking. P.G.M.J. Keij & F. Kuyk, Vogels van de grote rivieren. Spectrum, Utrecht. Boudewijn T. & G. Mensink, Slaapplaatstelling van meeuwen in 1999 in de Redichemse Waard. Hak-al : 4-9. DN Urbland, Culemborg aan de Lek toelichting op de planvisie. Ecomorfologische kartering van de Rijntakken in Nederland, RIZA rapport , Eekelen, R. van, R.J.W. van de Haterd & G.F.J. Smit, Inventarisatie beschermde soorten natuurvriendelijke oevers Steenwaard. Rapport. Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Firet, M.J De Steenen Waerd. natuurontwikkeling in de Honswijkerwaarden, de Steenwaard en de Schalkwijker Buitenwaard in de provincie Utrecht. Haterd R. Van de, De rivierrombout langs de Lek bij Culemborg. Verslag van een excursie op 28 juni Hak-al : Heunks, E Gemeente Culemborg. Toelichting op de archeologische verwachtingskaart. RAAP-rapport 1438 Kievit, H & Veling, K., Culemborg: natuur in ontwikkeling. Visie van de Natuur- en Vogelwacht Culemborg op de toekomst van natuur en landschap in en rond Culemborg. Natuur- en Vogelwacht Culemborg Klink A., Water en Natuur in de Culemborgse Waarden. Rapporten en Mededelingen 61. Hydrobiologisch Aviesbureau Link, Wageningen. Litjens, G., W. Helmer en W. Overmars, Natuur in de Culemborgse uiterwaarden. Concept rapport in opdracht van de Gemeente Culemborg Kooij L. Van der, Veel soorten wilde planten op de landtong bij de Redichemse Waard. Hak-al : 7. Eindrapport december 2008

54 Ministerie van verkeer en Waterstaat. Expertise netwerk Waterkeren, Leidraad rivieren. Ministerie van verkeer en Waterstaat, Den Haag. Rademakers J. en A. Voorwinden, Inspiratie langs de Lek (visie-document). RIZA, Maatregelenboek Nederrijn/Lek, Ruimte voor de Rivier. Royal Haskoning Landschapsontwikkelingsplan Vastgesteld op 19 oktober Gemeente Culemborg. Rubers W., Van alvers, grondels en snepen. Verslag van de visexcursie op 9 september Hak-al : Schoor M., KRW in rivierprojecten; eisen en wensen. Notitie 11 maart Rijkswaterstaat Oost-Nederland. Soet F. de, De waarden van de uiterwaarden. Een milieukartering en waardering van de uiterwaarden van IJssel, Rijn, Waal en Maas. Centrum voor Landbouwpublicaties en landbouwdocumentatie, Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, Kaartdeel nr. 39 Tiel. Rijks Geologische Dienst, Haarlem. Eindrapport december 2008

55 Bijlage A Bestaande natuurwaarden plangebied Eindrapport 9 december 2008

56 Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden is gebruik gemaakt van literatuur, maar vooral van waarnemingen van de Natuur en Vogelwacht Culemborg (NVWC) en bestaande literatuur en waarnemingsverslagen. Aanvullende informatie is specifiek voor dit project door medewerkers van Bureau Waardenburg verzameld. 1 - Korte Historie Natuurwaarden Door De Soet (1976) is in de periode een milieukartering en waardering verricht van de uiterwaarden van alle grote rivieren. Omdat in deze periode de ingrepen in de uiterwaarden nog beperkt waren en het landbouwkundig gebruik relatief extensief was, geeft deze inventarisatie een beeld van de herstelpotenties van de huidige uiterwaarden. De Soet heeft zowel de geomorfologische, landschappelijke, botanische als ornithologische waarden beoordeeld. Litjens (et al., 1996) beschrijven de natuurwaarden van de Culemborgse uiterwaarden aan de hand van een inventarisatie uit 1992 (Kievit & Rubers, 1992). Per uiterwaard worden de belangrijkste uitkomsten van beide onderzoeken hieronder samengevat. Redichemse waard In de zeventiger jaren had de zandafgraving nog niet zijn huidige grootte bereikt en was de opening naar de rivier nog aan de oostkant. Het merendeel van het overige gebied bestond uit open vochtig grasland met langs de rivier een kade van minder dan 2 m hoog, die uit droog grasland en rivierduinvegetatie bestond (De Soet, 1976). Het westelijke deel bestond uit grasland met enkele meidoornheggen. In het gebied lagen verschillende geulen met moerasvegetaties. Deze lagen deels onderlangs de dijk en zijn bij de laatste dijkverzwaring met een kleilaag afgedekt. Ter hoogte van de Bol was een bomenrij aanwezig, evenals bij de Pikse Boogerd. Het reliëf in de waard is ook nu nog afwisselend met lagere en hogere delen. De geomorfologische waarde van het gebied is door De Soet als vrij groot beoordeeld. Dit geldt ook voor de landschappelijke waarde, met de nadruk op het meest oostelijke en westelijk deel. Ook de botanische waarde van de Redichemse Waard was volgende De Soet zeer groot. Deze waarden bevonden zich voornamelijk langs de oever ten noorden van de zandafgraving. De ornithologische waarde was eveneens groot. Voor de broedvogels was het noordwestelijke deel langs de rivier met name belangrijk en voor de niet-broedvogels vooral de zandafgraving. Op basis van de inventarisatie uit 1992 (Litjens et al., 1996) is de begroeiing van de zomerkade en landtong in de Redichemse waard getypeerd als glanshaverassociatie met soorten als bevertjes, goudhaver en associatie van sikkelklaver en zachte haver. Opvallende soorten zijn grote tijm, weidegeelster, veldsalie, karwij, zacht vetkruid en ruige weegbree. De lager gelegen delen bestonden rond 1992 uit productiegraslanden met timotheegras en Engels raaigras. Door het intensieve grondgebruik gaan al in 1992 de aantallen broedvogels, sprinkhanen en dagvlinders echter achteruit. Het westelijk deel van de uiterwaard bestaat uit reliëfrijk grasland met meidoornhagen en solitaire meidoorns. Lazaruswaard De Lazaruswaard bestond uit vochtig grasland en ook de oude rivierbedding deels onderlangs de dijk bestond uit vochtig grasland. Daarnaast waren er nog droge geulen aanwezig. Aan de westzijde was bij de rivier nog een kade van minder dan 2 m hoogte aanwezig (De Soet, 1976). Bij de laatste dijkversterking is ook hier de laagte onderlangs de dijk bedekt. Bijlage A Eindrapport december 2008

57 Volgens De Soet is ook in deze uiterwaard de geomorfologische waarde vrij groot. De landschappelijke waardering is matig tot gering. De botanische waarde van de Lazaruswaard was groot en de ornithologische waardering vrij groot, zowel voor broedvogels als niet-broedvogels. Litjens et al. (1996) omschrijven de Lazaruswaard als een reliëfrijke uiterwaard met een nagenoeg complete overgang van de rivier via hoge oeverwal en laag gelegen restbedding naar de dijk. Op de zomerdijk zijn nog soorten van stroomdalgrasland aanwezig. Door het ontbreken van structuur (overgang kruiden naar struiken) heeft deze uiterwaard weinig betekenis voor vlinders, insecten en kleine zoogdieren. Het gebied is wel geschikt voor foeragerende weidevogels als scholekster en kievit. De Soet (1976) beoordeelt de geomorfologische waarde van de Steenwaard lager dan de Redichemse en de Larzaruswaard (kwaliteit matig tot gering). Ook de landschappelijke waarde van deze uiterwaard is gering. Daarentegen zijn de botanische waarde en de ornithologische waarde beide als vrij groot beoordeeld. De terreindelen aan de dijkzijde zijn in die tijd al vergraven en de uiterwaard is grotendeels door een zomerkade omgeven. Op de geomorfologische kaart zijn oude restgeulen te zien, die bij de recente herinrichting grotendeels zijn uitgegraven. In de 19e eeuw was veel meer bos in deze uiterwaard. Waarschijnlijk werd dit grotendeels als griend geëxploiteerd (Firet 1997). 2 - Huidige Natuurwaarden Flora De intensief gebruikte graslanden in de uiterwaarden hebben over het algemeen weinig floristische natuurwaarden. De meest waardevolle plekken zijn de dijken en kades in het gebied en de stukken direct langs de rivier. Van oudsher staat de landtong ten noorden van het zandwingat bekend om zijn stroomdalfora (Kievit & Rubers, 1992), maar veel hiervan is verloren gegaan. Al in 1992 waren grote tijm, fakkelgras, zachte haver en ruig viooltje verdwenen. Na 1992 zijn voorzover bekend ook karwij, ruige weegbree, bevertjes en veldsalie verdwenen. Op 1 juli 1993 is de landtong van de Redichemse waard door de NVWC bezocht. Er werd geen veldsalie meer gevonden, maar nog wel andere waardevolle soorten als: trilgras, glad walstro, kattedoorn, heksenmelk, echte kruisdistel, agrimonie, Sint Janskruid, wilde reseda, rapunzellklokje, koningskaars en zeepkruid (Van der Kooij 1994). Zowel in de Lazuruswaard en de Redichemse waard zijn op de zandige stukken vlak langs de rivier ook nu nog rivierbegeleidende en stroomdalsoorten te vinden. Voorbeelden zijn: echte kruisdistel, sikkelklaver, knolboterbloem, gele morgenster, kattedoorn, goudhaver, kamgras, karwijvarkenskervel, geel walstro, groot warkruid, zacht vetkruid, gewone agrimonie, heksenmelk, gewone bermzegge, grasklokje en echt bitterkruid. Met name in de Redichemse waard groeit veel sikkelklaver, de kenmerkende soort van stroomdalgrasland. Direct langs de oever van de Lek komt plaatselijk de zeldzame soort hertsmunt voor, een echte riviersoort die in Nederland vooral in het benedenrivierengebied voorkomt. Ten zuidoosten van de zandwinplas komen de beschermde soorten grote kaardebol, brede wespenorchis en rapunzelklokje voor. Daarnaast komt in deze omgeving van oudsher de zeldzame weidegeelster voor. Deze soort is vooral bekend van rivierduinen en kades, maar kan ook in vochtige graslanden voorkomen. Bijlage A Eindrapport december 2008

58 De grote waterpartijen die na de herinrichting van de Steenwaard zijn ontstaan hebben een beperkte natuurwaarde. De wind- en golfdynamiek is groot waardoor er nauwelijks water- en oeverplanten groeien. Wel waardevol zijn de kleinere ondiepe plasjes in het gebied. Aan de voet van de winterdijk ligt bijvoorbeeld een aantal waardevolle kleiputten (tichelgaten) met op de oevers soorten als karwij, bitterkruid en knolboterbloem. De kleine, ondiepe plasjes buiten de zomerkade, bij de rivier zijn ook redelijk waardevol. Ze hebben meestal een goed ontwikkelde oeverbegroeiing met naast liesgras en rietgras ook zwanenbloem en gewone waterbies. In 2008 zijn hier het zeldzamere gevleugeld - en geoord helmkruid gevonden. Ook groeien in deze plasjes veel waterplanten zoals verschillende soorten fonteinkruid, blaasjeskruid, waterviolier en beekpunge. De floristisch meest waardevolle delen in de Steenwaard liggen hoog en droog. Het gaat daarbij om de meest grazige delen van de zomerdijk en om de zandige droge stukken tussen de rivier en de zomerdijk. Hier komen graslanden voor met rivierbegeleidende soorten als goudhaver, gele morgenster, kraailook, kattedoorn en kleine ratelaar (van Eekelen et al. 2002). In het westelijke deel van de Steenwaard komen ook open zandige stukken voor met gewone zandmuur, zandhoornbloem, echte kruisdistel, muurpeper en zacht vetkruid. Het zeldzame wit hongerbloempje wordt hier af en toe aangetroffen Vissen Voor zover bekend zijn er in de kribvakken en het zandwingat ter hoogte van het plangebied geen gerichte visinventarisaties uitgevoerd. Bij een schepnetbemonstering in de Steenwaard (Bakels & Emmerik, 2005) zijn in de periodiek geïsoleerde wateren vijf algemeen voorkomende soorten waargenomen. Op 9 september 2006 heeft een korte verkenning plaatsgevonden van de vissamenstelling in de rivier, een lagune en een afgesloten strang in de Baarsemerwaard (ten westen van Culemborg). In de lagune werden soorten als alver, winde, karper, 3-doornige stekelbaars, witvingrondel en roofblei gevangen. In de strang zaten soorten als pos, baars en brasem, terwijl in de Lek soorten als winde, blankvoorn maar ook serpeling werden gevangen (Rubers, 2006). De Redichemse plas kenmerkt zich door steile, deels met steen en beton bedekte oevers. De ondiepe zone die door jonge vis als opgroeigebied gebruikt wordt is hierdoor momenteel beperkt. Het grootste, ondiepe (<1,5m) gebied ligt aan de van de rivier afgesloten oostzijde van de plas. Een eenmalige bevissing van de plas, gericht op jonge vis (met een zegen) door medewerkers van Bureau Waardenburg (2007) heeft het voorkomen van de kleine modderkruiper, sneep, baars, blankvoorn, snoekbaars, zeelt en pos aangetoond. De jonge vis kwam in redelijk grote aantallen voor. De samenstelling was gevarieerd en bevatte ook reofiele (winde en sneep) en limnofiele (zeelt) soorten Voor veel vissen zijn waterplanten belangrijk: als schuilgebied, substraat om eitjes af te zetten of als voedselbron of leefgebied van prooidieren. Doordat ondiep water nagenoeg ontbreekt in de plas en veel oevers bestort zijn ontbreekt watervegetatie. Er is wel een dichte rietkraag op de oostoever. De diepte (30 m), het gebrek aan stroming en de open verbinding met de Lek maken de plas een geschikte overwinteringplaats voor vis. Ook biedt de plas uitwijkmogelijkheden voor soorten die gevoelig zijn voor hogere temperaturen, zoals bijvoorbeeld de kwabaal. Door gebrek aan stroming is de plas minder geschikt als leefgebied voor reofiele (stroomminnende) soorten. Bij de bemonstering van jonge vis zijn echter wel redelijke aantallen van reofiele soorten als winde en sneep gevonden. Bijlage A Eindrapport december 2008

59 In de poel in de Redichemse waard is karper en rietvoorn aangetroffen. De overige slootjes stonden droog tijdens het veldbezoek in 2008 (Bureau Waardenburg). In de strang in de Lazaruswaard is rietvoorn en alver aangetroffen. Onbekend is of hier de beschermde grote modderkruiper voorkomt. De grote modderkruiper is gevoelig voor concurrentie van andere vissoorten. Kleine afgesloten wateren kunnen, voor grote modderkruipers een goed habitat vormen. De grote waterpartijen in de Steenwaard die na de herinrichting zijn ontstaan hebben een beperkte natuurwaarde. De wind- en golfdynamiek is groot waardoor er nauwelijks water- en oeverplanten groeien. Er zijn ook weinig vissoorten aanwezig: alleen wat algemene soorten zoals brasem en kolblei Amfibieën Het voorkomen van amfibieën in de Culemborgse uiterwaarden is beperkt tot relatief algemene soorten als bastaardkikker, gewone pad en kleine watersalamander. De bastaardkikker is onder andere aangetroffen in de strang van de Lazaruswaard. Deze soorten stellen relatief weinig eisen aan hun habitat en kunnen hierdoor in een breed spectrum aan biotopen voorkomen. De padden overwinteren, net als salamanders, binnendijks en trekken aan het eind van de winter richting de buitendijkse voortplantingswateren. Soorten die striktere eisen stellen aan hun leefgebied zijn rugstreeppad, heikikker en kamsalamander. Het betreft hier soorten die voor kunnen komen in een laag-dyamisch riviermilieu. Voor hun voortplanting is het van belang dat er geen predatie is door vissen. De rugstreeppad is wel bekend van de Baarsemerwaard maar komt niet in het plangebied voor door het ontbreken van geschikte voortplantingswateren. De heikikker komt langs de Beusichemse dijk zowel ten oosten (Beusichemse waard) als ten westen (Baarsemerwaard) van het plangebied voor. Van de kamsalamander zijn (oude) waarnemingen bekend langs de Beusichemse dijk ter hoogte van het plangebied. De meeste waarnemingen zijn van binnendijkse poelen en geïsoleerde plassen waarvan er tijdens de dijkverzwaring in 1999 al diverse zijn verdwenen. Recent zijn waarnemingen bekend van kamsalamanders (verkeersslachtoffers) op de Beusichemse dijk tussen Einde Weidesteeg en Beusichem (waarneming M. Poot) en langs de Achterweg. Tijdens het bemonsteren van de buitendijkse wateren, in het kader van dit onderzoek zijn geen larven van de kamsalamander aangetroffen. Gezien de aanwezigheid van diverse vissoorten wordt de kamsalamander hier ook niet verwacht. De ondiepe plasjes in de Steenwaard zorgen voor een geschikte leefomgeving voor de rugstreeppad, de kleine watersalamander, de groene en bruine kikker Zoogdieren Er is geen gericht veldonderzoek bekend naar het voorkomen van zoogdieren in de Redichemse en Lazaruswaard. Een verkennend vleermuizenonderzoek uit 1992 (Kievit & Rubers, 1992) beschrijft wel waarnemingen van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger en watervleermuis in het plangebied. Het gaat om waarnemingen van foeragerende dieren, kraamkolonies zijn niet aangetroffen. In de huidige situatie worden er in het plangebied ook geen kolonies verwacht omdat geschikte verblijfplaatsen ontbreken. Bijlage A Eindrapport december 2008

60 Door het landbouwkundig gebruik zijn de natuurwaarden van het plangebied voor zoogdieren beperkt tot het voorkomen van algemene, grondgebonden soorten. Daarnaast speelt het overstromingsregime een rol bij de populatiesamenstelling. Na een periode van hoog water wordt het plangebied weer opnieuw gekoloniseerd vanuit hoogwatervrije plaatsen en binnendijkse gebieden. Waargenomen soorten tijdens het veldbezoek in 2008 zijn konijn (bosschages langs het zandwingat), haas (open landbouwpercelen) en mol. Daarnaast kunnen bosmuis, gewone bosspitsmuis, huispitsmuis en veldmuis verwacht worden en zijn in het verleden vossen gezien Vogels Er zijn van de Lazaruswaard en Redichemse waard telgegevens van wintervogels en broedvogels beschikbaar. Daarnaast zijn data beschikbaar over het gebruik van de Redichemse waard als slaapplaats door meeuwen. Wintergasten De watervogels in de Redichemse waard en de Lazaruswaard worden van september tot april maandelijks geteld tijdens de riviertellingen door de vogelwerkgroep van de NVWC (coördinatie SOVON Vogelonderzoek Nederland). De telgegevens van de laatste vier telseizoenen zijn door de vogelwerkgroep beschikbaar gesteld (tabel A.1 en A.2). De meest voorkomende soorten (in bepaalde maanden gemiddeld meer dan honderd exemplaren) zijn in de Redichemse waard: grauwe gans, brandgans, smient, meerkoet, kievit en kokmeeuw. Met name de landtong ten noorden van de plas is voor veel soorten een belangrijk gebied. Hier wordt zowel door de ganzen en kieviten gefoerageerd en ten dele door de smienten en meerkoeten. Deze laatste twee soorten verblijven op de plas en foerageren overdag voor een deel op de oever van de landtong. Op de plas verblijven de meeste vogels, zoals de kuifeenden en de wilde eenden, langs de landtong of in het beschutte oostelijke deel. Het open water wordt vooral door futen en meeuwen gebruikt. Het gebied tussen de plas en de dijk wordt weinig door vogels gebruikt. Hier worden wel regelmatig roofvogels als buizerd of torenvalk gezien. Bijlage A Eindrapport december 2008

61 Tabel A.1: Overzicht van het gemiddelde aantal vogels per soort, per maand in de Redichemse waard in de telseizoenen 2004/ /2008 (Vogelwerkgroep NVWC) soort maand sep okt nov dec jan feb mrt apr dodaars 0,0 0,7 0,0 0,0 0,5 1,0 0,5 0,0 fuut 5,3 10,7 2,0 4,0 2,8 5,0 3,8 4,0 aalscholver 4,0 3,7 1,0 8,0 4,3 17,7 3,8 1,5 blauwe reiger 0,5 1,0 0,0 1,0 0,0 0,0 1,0 0,0 knobbelzwaan 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 grauwe gans 145,5 0,3 6,7 118,7 6,5 2,0 2,0 6,8 indische gans 7,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 23,3 12,5 Canadese gans 0,0 0,0 0,0 0,0 4,8 3,3 0,0 0,0 brandgans 111,3 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 0,5 nijlgans 6,8 27,7 1,7 1,0 1,5 0,7 25,0 12,5 bergeend 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 smient 0,0 1,3 0,0 54,3 57,8 269,7 72,8 0,0 krakeend 0,3 0,0 0,0 18,0 1,0 1,3 0,0 2,3 wintertaling 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 9,7 0,0 0,5 wilde eend 11,0 39,3 27,3 87,0 36,8 54,0 14,5 3,0 slobeend 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 2,5 0,5 kuifeend 20,8 24,3 16,0 34,3 13,3 8,0 2,3 2,8 buizerd 0,3 1,0 0,7 0,3 0,0 1,0 0,3 0,3 torenvalk 0,5 0,0 0,3 0,7 0,3 0,0 0,0 0,0 waterhoen 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,8 0,0 meerkoet 100,8 86,7 11,7 132,0 34,0 79,0 71,0 27,3 scholekster 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 87,8 18,3 kievit 151,0 0,0 0,0 33,3 85,0 0,0 1,5 1,3 wulp 0,0 2,7 0,0 46,7 0,0 8,3 15,0 0,0 tureluur 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 kokmeeuw 108,8 26,7 29,0 22,0 2,8 3,7 56,3 2,0 stormmeeuw 0,0 2,3 0,0 0,3 0,0 0,3 9,0 0,0 kleine mantelmeeuw 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 zilvermeeuw 0,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 grote mantelmeeuw 0,3 0,0 0,0 0,3 0,8 0,0 0,0 0,0 ijsvogel 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 soepeend 0,0 0,3 0,3 0,7 1,3 0,0 1,0 0,0 soepgans 0,0 3,0 0,0 0,0 0,5 0,7 0,8 0,0 Tabel A.2 geeft de aantallen wintervogels in de Lazaruswaard. Hier zijn de aantallen vogels over het algemeen lager dan in de Redichemse waard. Alleen de kokmeeuw bereikt hier in januari een gemiddelde waarde van meer dan honderd vogels. De verschillende soorten ganzen als kolgans, brandgans en grauwe gans kunnen hier in sommige maanden met tussen de vogels aanwezig zijn, maar alleen de grauwe gans wordt hier regelmatig waargenomen. Het betreft hier verder eenmalige waarnemingen van een groep brandganzen en een groep kolganzen. Bijlage A Eindrapport december 2008

62 Tabel A.2: Overzicht van het gemiddelde aantal vogels per maand, per soort in de Lazaruswaard in de telseizoenen 2004/ /2008 (gegevens Vogelwerkgroep NVWC) soort maand sep okt nov dec jan feb mrt apr fuut 0 0 0,3 0,3 1,5 0,3 1 0,5 aalscholver 0, ,5 0 3,5 0 blauwe reiger 1,3 0,7 0,7 0,7 0,3 0,3 0 0,3 knobbelzwaan ,5 0 kolgans ,5 0 grauwe gans ,7 77,5 0 16,3 5,8 indische gans ,8 0 Canadese gans , brandgans nijlgans ,3 3 0,5 bergeend ,3 smient ,3 0 krakeend , wintertaling ,3 wilde eend 0,5 3, ,3 7,8 zomertaling ,8 slobeend kuifeend ,5 buizerd 0, ,3 0 torenvalk 0 0 0, ,3 0 waterhoen ,3 1, meerkoet 1,5 1 24,3 37, ,3 27,5 9,5 scholekster ,5 0,5 kievit ,5 tureluur ,3 0 kokmeeuw 1,5 4,7 9, ,3 42, stormmeeuw ,7 3,3 0,7 1,5 0 kleine mantelmeeuw ,3 zilvermeeuw ,3 0, soepeend 0,3 0,7 0,3 4, ,8 soepgans ,5 De belangrijkste gebieden zijn de strang en de ondiepe plassen onderlangs de dijk, waar veel verschillende soorten kunnen worden waargenomen. Na een regenachtige periode worden hier ook wel lepelaars gezien (Appendix H). Aalscholvers worden veelal waargenomen op de bakens langs de rivier en de futen op de rivier zelf. Daarnaast worden vaak in de jachthaven een tiental wilde eenden, soepeenden en enkele meerkoeten waargenomen. Broedvogels Van de Redichemse waard en de Lazaruswaard zijn geen integrale inventarisaties van de broedvogels beschikbaar. Van de boomgaard direct ten westen van het Bakelbos is bekend dat hier jaarlijks door de groene specht en de grote bonte specht gebroed wordt. De steenuilen op het dijktraject langs de Lazaruswaard en de Redichemse Waard worden jaarlijks geïnventariseerd, waarbij tevens aanvullende waarnemingen betreffende andere uilen-soorten worden verzameld. In figuur A.1 wordt de indeling van het gebied weergegeven, waarbij onderscheid is gemaakt tussen binnendijks en buitendijks gebied. Tabel A.3 geeft een overzicht van het aantal broedparen in het gebied. Bijlage A Eindrapport december 2008

63 Vogels die binnendijks broeden, foerageren voor een deel ook buitendijks. De aantallen van de bosuil en de ransuil moeten als een minimumschatting beschouwd worden. Figuur A.1: Overzicht van de Lazaruswaard en de Redichemse Waard. Aan weerszijden van de dijk (± 300 m) worden jaarlijks de steenuilen geïnventariseerd Tabel A.3: Overzicht van het minimum aantal broedparen van uilen in of bij de Lazaruswaard en de Redichemse Waard (gegevens T. Boudewijn) Soort jaar Lazaruswaard Redichemse Waard binnendijks buitendijks binnendijks buitendijks Steenuil Bosuil Ransuil Bijlage A Eindrapport december 2008

64 Meeuwen Het rivierengebied is in het winterhalfjaar een belangrijk verblijfgebied voor meeuwen. Al tientallen jaren wordt er in deze periode door meeuwen in de zandafgraving geslapen. Alleyn (et al., 1971) noemen het slapen van meeuwen in de zestiger jaren, terwijl Van den Bergh (et al., 1979) een gemiddelde van meeuwen noemen en een maximum van meeuwen. In januari 1999 werden zelfs meeuwen geteld, waarvan kokmeeuwen en stormmeeuwen. Van de meeuwen kwam 68% uit noordelijke richting (Boudewijn & Mensink, 2006). In januari 2007 vond opnieuw een telling plaats, Er werden meeuwen geteld (ongepubliceerde gegevens Vogelwerkgroep NVWC). Het merendeel van de vogels kwam toen uit oostelijke en zuidwestelijke richting, terwijl er slechts zo n vogels uit noordelijke richting kwamen. De Steenwaard De grote waterpartijen die na de herinrichting zijn ontstaan hebben een beperkte natuurwaarde. De wind- en golfdynamiek is groot waardoor er nauwelijks water- en oeverplanten groeien. Wel zijn er lokaal enkele steilwandjes waar oeverzwaluwen broeden. Ook hebben de plassen een functie als verzamelplek voor meeuwen. In de winter verzamelen zich soms duizenden kolganzen of smienten. Waardevol in bredere zin zijn de kleinere ondiepe plasjes in het gebied. De buitenkaadse plasjes aan de oostzijde trekken bijvoorbeeld verschillende herbivore eendesoorten aan, zoals zomer- en wintertaling. In de grazige graslanden broeden vogels als kievit, zomertaling en slobeend Ongewervelden Libellen Door de verbetering van de waterkwaliteit is de rivierrombout (soort van Rode Lijst en Habitatrichtlijn) teruggekeerd in de Nederlandse rivieren. Sinds 2002 wordt de soort ook bij Culemborg gezien. Er zijn twee waarnemingen bekend uit de Lek ter hoogte van de Lazuruswaard (Van Eekelen et al., 2002 en Van de Haterd, 2003). Het aantal waarnemingen bij Culemborg is veel lager dan langs de Waal en Nederrijn. Mogelijk heeft dit te maken met de stuwen in de Lek waardoor de stroming relatief gering is. De larven van de rivierrombout leven enkele jaren in ondiepe, fijnzandige delen van de rivier. Deze zijn vooral te vinden tussen de kribben. Het water moet echter wel blijven stromen, anders wordt het zuurstofgehalte te laag. De volwassen dieren kunnen kilometers van het water vliegen en maken dus ook gebruik van natuurgebieden in het binnendijkse gebied. In de zandwinplas in de Redichemse waard zit een populatie van de vrij zeldzame plasrombout. Dit is een soort van fijnzandige en slibbige bodems in ondiep water met een relatief hoog zuurstofgehalte (echter lager dan de rivierrombout). Grote delen van de zandwinplas lijken momenteel te diep en daardoor ongeschikt voor deze en andere soorten. Behalve de rivierrombout, die als larve in de Lek opgroeit, komen in de Steenwaard weinig bijzondere libellen voor. De plasjes bij de rivier hebben mogelijk minder betekenis voor libellen(larven) dan verwacht door slibafzettingen. De plasjes tegen de winterdijk lijken op grond van hun vegetatie kansrijk voor rode lijstsoorten als glassnijder en vroege glazenmaker. Bijlage A Eindrapport december 2008

65 Overige ongewervelden De uiterwaarden herbergen momenteel geen bijzondere vlindersoorten. Er komen alleen algemene soorten voor en dan in vrij lage aantallen. Dit komt vooral door de geringe hoeveelheid geschikt habitat (extensieve graslanden, ruigten en struwelen). De intensief gebruikte agrarische graslanden zijn volkomen ongeschikt voor vlinders. Daarnaast zijn veel vlindersoorten slecht bestand tegen overstroming, waardoor de lage delen ook weinig potentie hebben. In de Lazuruswaard zijn enkele bijzondere keversoorten gevonden (bron: W. Rubers via nvwc.nl). Omdat er weinig onderzoek aan kevers plaats vindt, is onduidelijk hoe zeldzaam dergelijke soorten precies zijn. Voor vlinders en sprinkhanen is de huidige Steenwaard niet erg aantrekkelijk. Toch worden af en toe wat zeldzamere soorten aangetroffen zoals de greppelsprinkhaan en de argusvlinder. Deze laatste soort gaat landelijk achteruit. Hij is kenmerkend voor begraasde gebieden met afwisselend grasland en ruigte en daarmee een goede indicatorsoort voor de natuur in de Steenwaard Conclusies natuurwaarden De betekenis van de Lazaruswaard en Redichemse Waard voor beschermde of minder algemene plant- en diersoorten is relatief beperkt. Dit valt deels te verklaren door het intensieve grondgebruik door de landbouw waardoor veel historische natuurwaarden verloren zijn gegaan. Lokaal worden nog wel bijzondere soorten gevonden die indiceren dat er potenties zijn voor het herstel van kenmerkende riviernatuur, zoals stroomdalgrasland, moeras of habitat voor reofiele soorten. De Steenwaard heeft meer potenties dan momenteel benut worden. De meeste van de huidige natuurwaarden zijn geen gevolg van de herinrichting (met uitzondering van de ganzen en eenden). Bijlage A Eindrapport december 2008

66 Bijlage B Kaders herinrichting plangebied Eindrapport 9 december 2008

67 Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische hoofdstructuur (EHS) beoogt een netwerk van natuurgebieden door heel Nederland te realiseren. Het rivierengebied heeft hierin een belangrijke verbindende functie. Bijna het gehele rivierengebied is dan ook als EHS aangewezen, waaronder de Redichemse waard, de Lazaruswaard en de Steenwaard. Het Veerweggebied valt buiten de EHS, maar ten westen van de spoorbrug maken de Goilberdingerwaard en de Baarsemwaard weer deel uit van de EHS. In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De negatieve effecten van een ingreep moeten worden gecompenseerd. Soms kunnen projecten en ontwikkelingen die schadelijk zijn voor de natuur in een gebied tóch doorgaan. Bijvoorbeeld als ze onderdeel vormen van een groter plan dat mede tot doel heeft om de natuur in dat gebied te verbeteren. Voorop staat dat de herinrichting aansluit bij de beoogde invulling van de EHS. In het plangebied zijn vier prioritaire natuurdoeltypen toegekend: rivier en nevengeul, nat bos op klei, nat matig voedselrijk grasland en stroomdalgrasland. Een deel van het gebied is verwevingsgebied, wat inhoudt dat in het gebied meerdere functies gecombineerd zijn. In dit geval gaat het om natuur en landbouw. Voor dit deelgebied zijn dan ook maar voor de helft van het oppervlak natuurdoeltypen toegekend. Figuur B.1: Ecologische hoofdstructuur Tabel A.1: Toedeling natuurdoeltypen voor de EHS in de Steenwaard (bron: Provincie Utrecht 2001) UNAT-code Beschrijving Opp. (ha) Nieuwe natuur Ri 3.02 Soortenrijke plas 29 Ri 3.03n Rietland en natte ruigte 38 Ri 3.05 Stroomdalgrasland 64 Ri 3.06d Rivierduin 11 Ri 3.10n Vochtig bos op klei 5 Bestaande natuur Ri 3.03 Overjarig rietland 8 Ri 2.02 Rivierboslandschap in gevarieerd milieu 155 Bijlage B Eindrapport december 2008

68 In het voorlopig ontwerp voor de uiterwaarden binnen het plan Culemborg aan de Lek worden verschillende natuurdoeltypen voorzien. Deze sluiten aan bij de natuurdoeltypen van de EHS, maar omvang en locatie kunnen afwijken. Om een beeld te krijgen bij het type natuur dat gaat ontstaan na uitvoering van de maatregelen zijn gidssoorten gedefinieerd. Deze gidssoorten zijn grotendeels gebaseerd op de doelsoorten uit de natuurdoeltypensystematiek (Bal et al. 2001). Hieruit zijn die soorten als gidssoort gekozen die voor dit plangebied relevant zijn, die passen bij de ambities van het gebied (combinatie met recreatie en agrarisch natuurbeheer) en waarvan bovendien verwacht wordt dat zij positief zullen reageren op de maatregelen die voorzien zijn. Tabel A.2: Natuurdoeltypen die voorzien zijn binnen de EHS in het plangebeid van Culemborg aan de Lek, de in het plan opgenomen elementen die hieronder vallen en de bijbehorende gidssoorten EHS Natuurdoeltype Elementen Lokatie Gidssoort CadL Rivier en nevengeul Soortenrijke plas, Redichemse Waard, Fuut eenzijdig aangetakte nevengeul Steenwaard idem Winde idem Fonteinkruid idem Plasrombout Redichemse Waard Overjarig riet Nat bos op klei Zachthoutooibos Redichemse Waard IJsvogel Hardhoutooibos Steenwaard Groene specht Meidoornstruweel Redichemse Waard Putter, Grasmus Nat, matig voedselrijk Soortenrijk grasland Redichemse Waard, Steenuil grasland met agrarisch natuurbeheer Lazaruswaard, Steenwaard Redichemse Waard, Kievit* Lazaruswaard, Steenwaard Natte laagtes Redichemse Waard, Tureluur* Lazaruswaard, Steenwaard Redichemse Waard, Lazaruswaard, Steenwaard Kamsalamander** Rugstreeppad *** Stroomdalgrasland Redichemse Waard, Veldsalie, Kruisdistel Lazaruswaard, Steenwaard Redichemse Waard, Steenwaard Roodborsttapuit * foeragerend: alleen broedend bij voldoende rust ** geïsoleerde plasjes onder aan de dijk, b.v. in Lazaruswaard *** meer dynamische plasjes/strangen in de buurt van zandige drogere plekken, b.v. bij Redichemse plas Bijlage B Eindrapport december 2008

69 Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht lidstaten de kwaliteit van het gronden oppervlaktewater te verbeteren. In 2015 moet voor alle waterlichamen de Goede Ecologische Toestand bereikt zijn. De doelen stellen de lidstaten zelf op, binnen bepaalde richtlijnen. In tegenstelling tot Natura 2000 zijn de doelen voor de KRW niet wettelijk verankerd. Europa hanteert echter wel een resultaatverplichting. Er bestaat in Nederland (nog) geen voorschrift dat afzonderlijke projecten een bepaalde bijdrage moeten leveren aan de KRW-doelen. Wel zal Rijkswaterstaat eerder positief zijn over een alternatief dat ook bijdraagt aan realisatie van de KRW-doelen. Belangrijk onderdeel van de KRW-doelen vormt de ecologische kwaliteit van het water. Hierbij gaat het in het rivierengebied vooral om vissen, macrofauna en waterplanten. Niet alleen een verbetering van de waterkwaliteit draagt bij aan betere omstandigheden voor deze soorten, maar ook een verbeterde inrichting. Vaak ontbreekt het namelijk aan geschikt leefgebied. Voor de KRW zijn geen lijstjes van doelsoorten opgesteld, maar zijn groepen van soorten aangeduid die een positieve bijdrage aan de beoordeling leveren. Dit zijn vooral soortgroepen die kenmerkend zijn voor een meer natuurlijke toestand van het betreffende watersysteem. Voor rivieren zijn het vooral stromingsminnende soorten, zoals barbeel en kopvoorn, die een impuls nodig hebben. Rijkswaterstaat zet dan ook zoveel mogelijk in op tweezijdig aangetakte geulen, ook op de riviertrajecten die minder dynamisch zijn, zoals de Lek. Ook een eenzijdig aangetakte strang of plas heeft echter waarde voor de KRW, omdat er (tijdelijk) uitwisseling met de hoofdstroom mogelijk is. Hier komen minder stromingsminnende soorten in voor, maar de waarde voor met name opgroeiende vis is toch aanzienlijk. Voor macrofauna geldt in grote lijnen hetzelfde. In toevoeging op de stromingssnelheid en het daarmee samenhangende zuurstofgehalte, is voor deze soortgroep ook het substraat een belangrijke parameter. Een kenmerkende riviersoort als de rivierrombout heeft bijvoorbeeld een zandbodem nodig, terwijl andere soorten zich liever vestigen op dood hout in het water. Om meer waterplanten te krijgen zal vooral ondiep water met een zekere mate van beschutting gerealiseerd moeten worden. Voor een positieve beoordeling moeten alle drie de soortgroepen (waterplanten, vis en macrofauna) de kwaliteit voldoende zijn. Ruimte voor de Rivier Het programma Ruimte voor de Rivier (RvdR) beoogt meer ruimte te creëren voor het water om het rivierengebied beter te beschermen tegen overstromingen. Dat is nodig omdat de rivierafvoeren naar verwachting steeds hoger worden door de klimaatverandering. Het alleen verhogen van dijken biedt geen duurzame oplossing. Daarom is ervoor gekozen het water meer ruimte te geven, bijvoorbeeld door het verleggen van dijken, of het verlagen van uiterwaarden ( Langs dit deel van de Lek staan alleen dijkverzwaringen gepland. Het project Culemborg aan de Lek vormt een alternatief voor deze dijkverzwaring. Ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk nevendoel van RvdR, dat bij de dijkverzwaring niet tot uitdrukking komt. Het project Culemborg aan de Lek beoogt daar wel een meerwaarde aan te geven. Binnen het concept van ruimtelijk kwaliteit spelen natuurwaarden ook een rol (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Expertisenetwerk Rivieren, 2007). Voor de Lek bij Culemborg zijn de volgende aandachtspunten relevant: handhaving en versterking van het open karakter en de karakteristieke waterfronten. behoud en de verdere ontwikkeling van bijzondere bestaande kenmerken van bijvoorbeeld ecologische, cultuurhistorische, economische of visueel; ruimtelijke aard; Bijlage B Eindrapport december 2008

70 versterking van de recreatie langs de Nederrijn en Lek, bijvoorbeeld door de aanleg van passantenhavens en rivierpleisterplaatsen; uitbreiding van het natuurareaal in de vorm van kwelmoerassen, graslanden, ondiepe plassen en strangen. Programma Stroomlijn In veel uiterwaarden is de vegetatie ruiger en hoger dan Rijkswaterstaat wil, waardoor dit meer weerstand oplevert bij de afvoer van het rivierwater. Hierdoor zouden de waterstanden bij een hoogwater hoger oplopen dan de modellen nu berekenen. Deze vegetatieontwikkeling heeft ondermeer te maken met het geleidelijk terugtrekken van de intensieve landbouw uit de uiterwaarden. Het programma Stroomlijn van Rijkswaterstaat beoogt de beheerachterstand die in veel uiterwaarden is ontstaan in te halen. Vervolgens worden duidelijke afspraken gemaakt over het te voeren beheer om de gewenste situatie vast te houden. De Redichemse en Lazaruswaard zijn nog grotendeels in landbouwkundig gebruik. In deze uiterwaarden liggen momenteel dan ook geen knelpunten. Voor dit project betekent het vooral dat er weinig ruimte voor bos in deze uiterwaarden is, omdat het grotendeels in het stroomvoerende delen van de uiterwaard ligt. De huidige bosjes mogen blijven staan en in de stroomluwe delen is eventueel wat ruimte voor meer bos. Als er eventueel overruimte gecreëerd wordt, ontstaat er ruimte voor wat extra bos. Ook voor riet, struweel en ruigte geldt dat de ruwheid van de uiterwaard wordt verhoogd en dus tot hogere waterstanden kan leiden. De verwachte vegetatieontwikkeling (ook de successie) moet dan ook goed in de rivierkundige berekeningen worden meegenomen. Landschapsontwikkelingsplan Het landschapsontwikkelplan (LOP) van de gemeente Culemborg omvat een visie op de ontwikkeling van het landschap rondom Culemborg. Voor de uiterwaarden van Culemborg zijn hierin de wensen en potenties in beeld gebracht door bewoners van Culemborg, in samenspraak met de gemeente Culemborg. Ondanks de waardering voor de ruige inrichting van de westelijke uiterwaarden (Goilberdingerwaard), ligt de nadruk voor de oostelijke uiterwaarden op een meer cultuurlijke uitstraling. Het realiseren van de EHS wordt hierbij gezien als een mogelijkheid om de cultuurhistorische waarden te benutten en versterken. De Lazaruswaard zou volgens deze visie meer natuurlijk ontwikkeld moeten worden met strangen en flauwe oevers, rietkragen en houtwallen. In de Redichemse waard zouden bestaande natuurwaarden vooral verhoogd moeten worden door een natuurlijker (begrazings)beheer. Voorbeelden die genoemd worden zijn vormen van agrarisch natuurbeheer, seizoensbegrazing en oude strangen weer zichtbaar maken. Bijlage B Eindrapport december 2008

71 Bijlage C Afvoerverdeling per alternatief Eindrapport 9 december 2008

72 Alternatief 1 In deze situatie stroomt van de m 3 /s 400 m 3 /s door de noordelijke uiterwaard en m 3 /s door de Redichemse waard (figuur A2). Vervolgens stroomt ongeveer 500 m 3 /s door de oude opening van de plas en 800 m 3 /s door de nieuwe opening naar de Lek. De rest van het water stroomt via de uiterwaarden en in het gebied tussen de openingen richting de Lek. Vervolgens stroomt weer ongeveer 800 m 3 /s aan de overkant richting de Steenwaard. De rest van het water stroomt door het zomerbed. Op het punt waar het water vanuit de Redichemse waard weer richting de Lek stroomt via de twee openingen van de plas stijgt de lokale waterstand met ongeveer 4 centimeter Figuur C.1: Afvoerverdeling alternatief 1 Bijlage C Eindrapport december 2008

73 Alternatief 2 Het water verdeelt zich gelijk aan alternatief 1 over de Redichemse waard (2.100m 3 /s), de noordelijke uiterwaard (400m 3 /s) en de Lek. Benedenstrooms van de Redichemse waard, stroomt vervolgens door de verlaging van de kade en het openen van de Veerweg zo n m 3 /s richting de Steenwaard Figuur C.2: Afvoerverdeling alternatief 2 Bijlage C Eindrapport december 2008

74 Alternatief 3 Vanaf bovenstrooms gezien stroomt ook in dit alternatief ter hoogte van de bocht in de Redichemse waard van de totale afvoer (3.367 m 3 /s) m 3 /s door de Redichemse waard en 400 m 3 /s door de noordelijke uiterwaard. Vervolgens stroomt zo n 400m 3 /s door de oude opening van de plas en stroomt zo n 1.500m 3 /s richting de Lazaruswaard en de nieuwe opening naar de Lek. De rest van het water stroomt via de uiterwaarden en in het gebied tussen de openingen richting de Lek. Van deze 1.500m 3 /s stroomt ongeveer 600m 3 /s via de vergraving weer richting de Lek. De rest van het water stroomt over de uiterwaard terug naar de rivier. Een duidelijke afbuiging door het water om via de nieuwe opening vanuit de plas naar de Lek te stromen is niet meer zichtbaar in dit alternatief. Vervolgens stroomt weer ongeveer m 3 /s aan de overkant richting de Steenwaard. De rest van het water stroomt door het zomerbed Figuur C.3: Afvoerverdeling alternatief 3 Bijlage C Eindrapport december 2008

75 Alternatief 4 Als gevolg van de ze maatregelen stroomt er van de m 3 /s in de Lek ongeveer m 3 /s door de Redichemse waard, 300m 3 /s door de uiterwaard ten noorden van de Lek en nog 876 m 3 /s door de Lek. Via de oude opening van de Redichemse plas naar de Lek stroomt vervolgens weer 600m 3 /s. Zo n 1.300m 3 /s stroomt vanuit de Redichemse waard richting de verlaging in de Lazeruswaard. De overige 300m 3 /s stroomt via de uiterwaard terug naar de Lek. Vanuit de Lazeruswaard stroomt het water geleidelijk weer richting de Lek. Door de grotere jachthaven stroomt uiteindelijk nog zo n 400m 3 /s. Ter hoogte van het hoogwatervrije terrein nabij Culemborg stroomt zo n 1.300m 3 /s door de Steenwaard. Het overige water stroomt door de Lek Figuur C.4: Afvoerverdeling alternatief 4 5 Bijlage C Eindrapport december 2008

76 Alternatief 5 Als gevolg van de ze maatregelen stroomt er van de m 3 /s in de Lek ongeveer m 3 /s door de Redichemse waard en 400m 3 /s door de uiterwaard ten noorden van de Lek. Via de oude opening van de Redichemse plas naar de Lek stroomt vervolgens weer 600m 3 /s. Door de grotere jachthaven stroomt uiteindelijk nog zo n 200m 3 /s. Ter hoogte van het hoogwatervrije terrein nabij Culemborg stroomt zo n 1.300m 3 /s door de Steenwaard Figuur C.5: Afvoerverdeling alternatief 5 Bijlage C Eindrapport december 2008

77 Bijlage D Opzet grondwatermodel Eindrapport 9 december 2008

78 De berekeningen op het gebied van grondwater zijn uitgevoerd met een grondwatermodel opgebouwd in het softwarepakket Triwaco. De ondergrond is in het model geschematiseerd in goed doorlatende lagen (zandlagen) en matig tot slecht doorlatende lagen (deklaag direct onder het maaiveld, en kleilagen op grotere diepte). Verder zijn de Lek en het oppervlaktewater binnendijks geschematiseerd in het model opgenomen. Modelparameters Omdat de beïnvloeding van het freatische grondwater in het binnendijkse gebied door de Lek voornamelijk verloopt via het eerste watervoerende pakket en de deklaag, zijn de gekozen parameterwaarden van het doorlaatvermogen van het eerste watervoerende pakket en de deklaagweerstand belangrijk. Om discussie over deze parameterwaarden te voorkomen zijn ze overgenomen uit het model van waterschap Rivierenland dat door TNO is opgezet. Binnen dit model zijn deze parameterwaarden beschikbaar op een detailniveau van 100m bij 100m. In een later stadium is een hoger detailniveau eventueel in te schatten op basis van bijvoorbeeld locale verschillen in de hoogteligging van zandbanen. Binnen het grondwatermodel hebben de gebruikte parameters de volgende herkomst: voor de doorlatendheden van de watervoerende pakketten en de weerstanden van de slecht doorlatende lagen (resp. kd- en c-waardes) zijn de waarden uit tabel 1 aangehouden. Hierbij is het eerste watervoerende pakket in het model onderverdeeld in twee deelpakketten met elk ongeveer de helft van het totale doorlaatvermogen. Tussen deze pakketten hebben we een dummy weerstandslaagje (c = 1 dag) gehanteerd; als randvoorwaarden hebben we berekende stijghoogtes uit het VPC2 model aangehouden; het rivierpeil op de Lek in de gemiddelde en hoogwatersituatie zijn berekend door een deskundige op het gebied van Q-h relaties voor rivieren (afvoer en rivierpeil relaties); de infiltratieweerstand onder de Lek is gebaseerd op het model van het Waterschap Rivierenland; de grondwateraanvulling is gebaseerd op het model van het Waterschap Rivierenland; voor de drainage door watergangen is de hoogte gebaseerd op polderpeilen. De drainage- en infiltratieweerstand zijn geschat op basis van slootafstanden; drainage door drainagebuizen is gebaseerd op het model van Waterschap Rivierenland; de maaiveldhoogte is gebaseerd op het model van het Waterschap Rivierenland. Voor de diepe ondergrond hebben we gebruik gemaakt van het VPC2 model. In tabel 1 staat de gehanteerde laagschematisatie weergegeven met kd- en c-waardes. Bijlage D Eindrapport december 2008

79 Tabel D1: Geohydrologische schematisatie laagopbouw (ten noorden van Culemborg) Laag kd/c-waarde deklaag 75 à 1500 dagen * wvp 1 scheidende laag 1 wvp 2 scheidende laag à 3200 m 2 /dag 3000 à 3200 dagen 3400 à 4000 m 2 /dag 100 dagen wvp à 1200 m 2 /dag * de deklaagweerstand varieert sterk doordat ter plekke van oude stroomgeulen de deklaag veel dunner kan zijn dan op plekken zonder stroomgeul. Modelverificatie De met het model voor de huidige situatie berekende stijghoogtes in het eerste watervoerende pakket zijn vergeleken met de berekende stijghoogtes met het model van Rivierenland. De afwijkingen zijn in de omgeving van Culemborg binnen een groot deel minder dan 0,05 m en binnen het overige deel in de omgeving van Culemborg minder dan 0,10 m. Dit is voor deze studie voldoende nauwkeurig. Aannamen bij modellering alternatieven Bij de berekening zijn de volgende aannamen gedaan: De dijkverlegging betreft alleen naast een verlegging van de dijk ook een vergraving van de deklaag, dat zijn de meest ondiepe bodemlagen direct onder het maaiveld, die matig waterdoorlatende zijn. De weerstand van deze deklaag tegen doorstroming met grondwater (bijv. infiltratie van water van bovenaf) wordt hierdoor naar verwachting verminderd. Wij zijn uitgegaan van een halvering van deze weerstand. Bij het graven van de nevengeul en de uitbreiding van de plassen en haven wordt de kleiige deklaag geheel verwijderd. Door het uitbreiden van plassen en de haven, het vergraven in de uiterwaarden en het verleggen van de dijk in combinatie met maaiveldverlaging (in het nieuwe deel van de uiterwaarden) wordt de eerder genoemde deklaag ook afgegraven. Dit deel. Dit hebben we als volgt doorgevoerd in het model: uitbreiding plassen en haven: deklaagweerstand 10 dagen; vergraving uiterwaarden (nevengeul): deklaagweerstand 10 dagen; maaiveldverlaging in nieuwe buitendijks gebied naast de dijkverlegging: deklaagweerstand gehalveerd. De deklaagweerstand van 10 dagen onder de geul en de plassen verschilt met de in de notitie gekozen deklaagweerstand. Reden om af te wijken was dat naar onze verwachting een weerstand van 10 dagen realistischer is. Na enkele jaren zal zich naar verwachting een vergelijkbare weerstand opbouwen als onder de Lek. In de gemiddelde situatie staan de uitbreidingen van beide plassen, de haven en de vergraving (nevengeul) in contact met de Lek, er stroomt dus water door. In de hoogwatersituatie staat ook het nieuwe buitendijkse deel onder water. Over de Put van Hussen is niet veel bekend, ook bodemweerstand niet. Als weerstand is een waarde van circa 37 dagen uit het Rivierenland model overgenomen. In deze put kwelt naar verwachting veel water op door een relatief lage bodemweerstand en een Bijlage D Eindrapport december 2008

80 vast oppervlaktewaterpeil (grote stijghoogtegradiënt). Deze hoeveelheid kwel zal toe kunnen nemen bij rivierkundige ingrepen. De put is gemodelleerd als oppervlaktewater met een vast oppervlaktewaterpeil. Dit heeft gevolgen voor de berekende hoeveelheid kwel in het binnendijkse gebied. Bijlage D Eindrapport december 2008

81 Bijlage E Archeologische verwachtingskaart Eindrapport 9 december 2008

82 Bijlage E Eindrapport december 2008

83 Bijlage F Ecotopenkaart Redichemse Waard en Lazaruswaard Eindrapport 9 december 2008

84 Bijlage F Eindrapport december 2008

85 Bijlage G Ecotopenkaart Steenwaard Eindrapport 9 december 2008

86 Bijlage G Eindrapport december 2008

87 Bijlage H Lepelaars Eindrapport 9 december 2008

88 Lepelaars in de Lazaruswaard en omgeving in 2007 Onderstaande waarnemingen zijn met toestemming van de Natuur en Vogelwacht Culemborg overgenomen vanaf de website. Per deelgebied is op maandbasis het maximum aantal bepaald en in een figuur uitgezet. Het voorjaar van 2007 was uitzonderlijk nat. Hierdoor kwam de strang onder aan de dijk bij de Lazuruswaard vol met water te staan. Ook een plasje onder aan de dijk ter hoogte van Bakelbos stond langdurig vol met water. Dit creëerde een gunstige situatie voor lepelaars. in de maanden juni tot en met augustus konden geregeld onder aan de dijk lepelaars foeragerend worden gezien. Meestal ging het hier om één of twee exemplaren die in het begin van het voorjaar regelmatig op de wieken gingen voor passanten, maar gedurende de zomer leken de vogels te wennen aan de passanten en vlogen ze meestal niet (meer) op. Waarschijnlijk was het voedselaanbod voor de vogels erg gunstig hier. Ook blauwe reigers en twee ooievaars verbleven hier regelmatig om net als de lepelaars op waarschijnlijk jonge vis en amfibiën te foerageren. In augustus waren in de Lazaruswaard maximaal 7 exemplaren bij elkaar aanwezig (zie figuur V.1). Tussen de verschillende gebieden vond regelmatig uitwisseling plaats. Vogels van de Lazaruswaard wisselden uit met de aan de overkant gelegen Steenwaard, waar overigens grotere aantallen konden verblijven. In 2007 zijn daar maximaal 30 vogels waargenomen. Dit was in september. In het natuurontwikkelingsgebied bij Everdingen ging het om maximaal 25 exemplaren, eveneens vastgesteld in de maand september. Opvallend is dat van de gebieden rond Culemborg toen geen waarnemingen meer van lepelaars zijn gedaan. Mogelijk dat vogels zich meer groeperen ter voorbereiding van de trek naar Afrika. In het voorjaar en zomer van 2008 was het veel minder nat dan in vergelijking tot Er zijn geen waarnemingen gedaan in de Lazaruswaard en op het plasje bij Einde Weidesteeg. Door het drogere jaar was het gebiedsgebruik ook anders dan in 2007, wat ook van invloed zal zijn geweest op de aantrekkelijkheid van het gebied voor soorten als lepelaar. In 2008 kon bijvoorbeeld gemaaid worden en is er ook beweid door koeien. Van een rijke vegetatie zoals op de foto s is te zien was in 2008 ook geen sprake. Een andere factor was de toegankelijkheid voor mensen. Door de drassigheid van het gebied werd een groot deel van de Lazaruswaard in 2007 niet bezocht door wandelaars, wat een positieve uitwerking had op het aantal vogels in de polder (weidevogels als kievit, maar ook tureluur, zomertaling etc.). Bovenstaande waarnemingen in 2007 illustreren het effect van waterhoogte, beheer en bezoekersintensiteit op het gebied. Bijlage H Eindrapport december 2008

89 9 lepelaars in de uiterwaarden rond Culemborg in Baarsemwaard Lazaruswaard Einde Weidesteeg Beusichem overvliegend maand Figuur H.1: Maximum aantal lepelaars per deelgebied in de uiterwaarden in en rond Culemborg, voorjaar/zomer (Bron: waarnemingenrubriek, website Natuur en Vogelwacht Culemborg) Bijlage H Eindrapport december 2008

90 Figuur H.2: Plasdras situatie door overgelopen strang, 30 juli 2007, onder aan de dijk van de Lazaruswaard, Culemborg Figuur H.3: Foeragerende lepelaars 30 juli 2007 op dezelfde locatie Bijlage H Eindrapport december 2008

Culemborg aan de Lek

Culemborg aan de Lek Ruimte voor de Rivier Culemborg aan de Lek informatieavond 27 oktober 2008 David Heikens Royal Haskoning Ruimte voor de Rivier Culemborg Inhoud 1. Hoogwaterveiligheid PKB Ruimte voor de Rivier 2. Het alternatief:

Nadere informatie

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica Gemeente Nijmegen 1 oktober 2010 Definitief rapport 9V0718.05 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat

Nadere informatie

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning 2 Witteveen+Bos, RW1809-303-20/torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning BIJLAGE O1-4 PROJECTBESCHRIJVING 1. PROJECTBESCHRIJVING 1.1. Aanleiding De hoogwatersituaties

Nadere informatie

Doel: verkenning van kansen. INSPIRATIE langs de Lek. Inspiraties langs de Lek. Kansen voor investeringen in ruimtelijke kwaliteit en rivierverruiming

Doel: verkenning van kansen. INSPIRATIE langs de Lek. Inspiraties langs de Lek. Kansen voor investeringen in ruimtelijke kwaliteit en rivierverruiming INSPIRATIE langs de Lek Een verkenning van kansen voor investeringen in Jos Rademakers Ecologie en Ontwikkeling, Maarn Adri Voorwinden Ruimtelijke Vormgeving en Landschap, Ommeren Visie ontwikkeld in opdracht

Nadere informatie

Om in aanmerking te komen voor een beoordeling op basis van Artikel 6d moet de verlaging van waterstanden ten minste 1 cm bedragen.

Om in aanmerking te komen voor een beoordeling op basis van Artikel 6d moet de verlaging van waterstanden ten minste 1 cm bedragen. Afgedrukt: 21 februari 2014 Project : Ontwerp landgoederen Ossenwaard Datum : 17 februari 2014 Onderwerp : Resultaten van de berekeningen Van : Anne Wijbenga; Joana Vieira da Silva Aan : M. van Berkel

Nadere informatie

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING notitie Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.nl onderwerp project opdrachtgever projectcode referentie opgemaakt

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding

Samenvatting. Inleiding Samenvatting Inleiding Deze samenvatting hoort bij de rapportage Notitie Kansrijke Oplossingsrichtingen (NKO) voor het project Dijkversterking Tiel Waardenburg en Rivierverruiming Varik - Heesselt. Werken

Nadere informatie

Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse

Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard 9T5318.A0 Definitief 24 maart 2010 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon

Nadere informatie

Bijlandse Waard. Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving

Bijlandse Waard. Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving Bijlandse Waard Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving Mogelijkheden voor recreatie Het centrale deel van de Bijlandse Waard wordt een stil gebied om flora en fauna te beschermen. De randen

Nadere informatie

Ecologische doelstelling

Ecologische doelstelling Nevengeulen langs de grote rivieren Leren van de praktijk Margriet Schoor Oost Nederland Platform beek- en rivierherstel Vreugderijkerwaard, oktober 2009 14 december 2011 Waarom nevengeulen? Hoofdgeul

Nadere informatie

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Kampen

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Kampen Zomerbedverlaging Beneden-IJssel Notitie Samenhang RvRmaatregelen rond Zwolle en Kampen 20 mei 2010 Samenvatting In deze notitie wordt de relatie en samenhang tussen de maatregelen van Ruimte voor de Rivier

Nadere informatie

Hoogwatergeul Varik Heesselt

Hoogwatergeul Varik Heesselt MIRT2-Verkenning Hoogwatergeul Varik Heesselt Bepaling bandbreedte Klankbordgroep d.d. 5 februari 2014 Wat ga ik u vertellen Wat is onze opdracht en aanpak? Waar moet u aan denken bij een hoogwatergeul?

Nadere informatie

Rivierverruiming Uiterwaarden Neder-Rijn

Rivierverruiming Uiterwaarden Neder-Rijn Nieuwsbrief Jaargang 1 Nummer 1 Maart 2010 Rivierverruiming Uiterwaarden Neder-Rijn Beste bewoner, Alstublieft. We bieden u de eerste nieuwsbrief aan over rivierverruiming in de uiterwaarden van de Neder-Rijn.

Nadere informatie

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397. Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte Willemskade 19-20 postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

Naar een veilige en aantrekkelijke (bedijkte) Maas voor iedereen! Belangrijkste kenmerken van de potentiële voorkeurstrategie voor de bedijkte Maas (van Heumen/Katwijk tot aan Geertruidenberg), december

Nadere informatie

Samenvatting PlanMER, obstakelverwijdering Elst

Samenvatting PlanMER, obstakelverwijdering Elst 2 21 mei 2012 versie 1a Document historie Revisienummer. Revisie datum Aanpassingen 0a 13 april 2012 Eerste concept 1a 21 mei 2011 Alle opmerkingen verwerkt 3 21 mei 2012 versie 1a 1 Samenvatting Voor

Nadere informatie

Effectbeoordeling landschap, alternatieven overnachtingshaven Lobith. Projectteam Overnachtingshaven Lobith

Effectbeoordeling landschap, alternatieven overnachtingshaven Lobith. Projectteam Overnachtingshaven Lobith Memo Onderwerp: Project: Opgesteld door: Bestemd voor: Effectbeoordeling landschap, alternatieven overnachtingshaven Lobith 13M3011 Lisette Dam Projectteam Overnachtingshaven Lobith Documentcode: Status:

Nadere informatie

Het rivierklei-landschap

Het rivierklei-landschap Het rivierklei-landschap Kaart rivierlandschap in Het huidige rivierengebied omvat de stroomgebieden van de Maas en de Rijn. De Rijn vertakt vrijwel direct na binnenkomst in ons land bij Lobith in een

Nadere informatie

Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse

Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam 28 oktober 2009 Definitief 9S6258.E0 Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon (024) 360 54 83 Fax info@nijmegen.royalhaskoning.com

Nadere informatie

1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 Depots Scherpekamp

1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 Depots Scherpekamp 1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 26/08/15 06-83 98 30 64 claus@uflow.nl www.uflow.nl Hoenloseweg 3 8121 DS Olst Aan: Mevr. I. Dibbets, Dhr. F. Berben Cc Mevr. S. Malakouti Rijkswaterstaat

Nadere informatie

HOOFDSTUK TITEL. Herontwikkeling plas Caron. Versterking van natuur en recreatie door zandwinning en verondieping

HOOFDSTUK TITEL. Herontwikkeling plas Caron. Versterking van natuur en recreatie door zandwinning en verondieping Herontwikkeling plas Caron Versterking van natuur en recreatie door zandwinning en verondieping OVER PLAS CARON De voormalige zandwinplas plas Caron is een begrip in de omgeving. Vissers, wandelaars en

Nadere informatie

Gendtse Waard - Presentatie

Gendtse Waard - Presentatie Gendtse Waard - Presentatie Gebiedsbeschrijving, analyse en variantenstudie herinrichting J.M.A. van den Hurk D. Emond februari 2016 In opdracht van: K3Delta In samenwerking met: Rodruza & Staatsbosbeheer

Nadere informatie

Het groeiende beek concept

Het groeiende beek concept Het groeiende beek concept Een ontwikkelingsstrategie voor de Wilderbeek Aanleiding In juni 07 is de Wilderbeek verlegd ten behoeve van de aanleg van de A73. De Wilderbeek kent over het traject langs de

Nadere informatie

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen T. Ursinus Scanopy 12.144 concept november 2012 foto omslag Els

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

VISIE INRICHTING EN BEHEER VAN DE ROSANDEPOLDER

VISIE INRICHTING EN BEHEER VAN DE ROSANDEPOLDER VISIE INRICHTING EN BEHEER VAN DE ROSANDEPOLDER Mei 2003 Opgesteld door de Stichting Werkgroep Oosterbeekse Uiterwaard (WOU) De WOU zet zich in om de Rosandepolder te behouden en te beschermen tegen zinloos

Nadere informatie

Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping. Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011

Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping. Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011 Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011 1. Inleiding Aanleiding Het RvdR-project Zomerbedverlaging Beneden IJssel moet leiden tot verlaging van de

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders van Venlo, ter attentie van de heer L. Rooden, Postbus 3434, 5902RK Venlo

Burgemeester en wethouders van Venlo, ter attentie van de heer L. Rooden, Postbus 3434, 5902RK Venlo Burgemeester en wethouders van Venlo, ter attentie van de heer L. Rooden, Postbus 3434, 5902RK Venlo Betreft zienswijze i.v.m. NRD MER Integrale Verkenning Meer Maas Meer Venlo. Geachte heer Rooden, Arcen

Nadere informatie

Bijlage 1: Samenvatting haalbaarheidsonderzoek (DM 816557 hoort bij bestuursvoorstel DM 832322)

Bijlage 1: Samenvatting haalbaarheidsonderzoek (DM 816557 hoort bij bestuursvoorstel DM 832322) Bijlage 1: Samenvatting haalbaarheidsonderzoek (DM 816557 hoort bij bestuursvoorstel DM 832322) Om een goede bestuurlijke afweging te maken, is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. Voor het haalbaarheidsonderzoek

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015

Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Inleiding In dit boekje leest u in hoofdlijnen hoe het ontwerp van de Beuningse uiterwaarden er uit ziet.

Nadere informatie

Herinrichting Plas Marnemoende

Herinrichting Plas Marnemoende Herinrichting Plas Marnemoende Voorjaar 2016 Impuls voor recreatie, natuur en landschap Inleiding Marnemoende is een bruisende pleisterplaats voor recreanten aan de Hollandse IJssel en is vernoemd naar

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu M.E.R.-BEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, FASE 3, TRANCHE $ Deelgebied Lithse Ham Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 254564 13 november 2014 254564 Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk 1 Aanleiding en doel De ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor

Nadere informatie

Beschrijving deelgebied Buitengebied Breda Haagse Beemdenbos

Beschrijving deelgebied Buitengebied Breda Haagse Beemdenbos Beschrijving deelgebied Buitengebied Breda Haagse Beemdenbos Zevenbergen Terheijden Overzichtskaart met uitsnede van het deelgebied (dijkvak B100b) en vogelvlucht foto (Google Earth) Sectie Dijkvakken

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

PKB Ruimte voor de Rivier Investeren in veiligheid en vitaliteit van het rivierengebied

PKB Ruimte voor de Rivier Investeren in veiligheid en vitaliteit van het rivierengebied PKB Ruimte voor de Rivier Investeren in veiligheid en vitaliteit van het rivierengebied Beter beschermd tegen hoogwater In de afgelopen eeuwen hebben de rivieren steeds minder ruimte gekregen. De rivieren

Nadere informatie

LANDGOED VILSTEREN - WATER

LANDGOED VILSTEREN - WATER LANDGOED VILSTEREN - WATER ROUTE 4,5 km Welkom op het ca. 1.051 hectare grote particuliere landgoed Vilsteren, eigendom van de familie Cremers, waar naast bos, heide en cultuurland ook veel water te vinden

Nadere informatie

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis 1 QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis Opdrachtgever: A.C. Dingemans Heilleweg 21 4524 KL Sluis Opgesteld door: ZLTO Advies Cereshof 4 4463 XH

Nadere informatie

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL Bekijk op https://www.youtube.com/watch?v=pgyczqy-krm voor het herinirichtingplan Sarsven en De Banen. Begin vorige eeuw kwamen plantenliefhebbers uit het hele land al naar

Nadere informatie

: Ruud Tak. MEMO/Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk 1. 1 artikel 3.1. Verordening ruimte provincie Brabant 2014

: Ruud Tak. MEMO/Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk 1. 1 artikel 3.1. Verordening ruimte provincie Brabant 2014 Onderwerp : Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk Projectnummer : 211x07649 Datum : 22 mei 2015, aangepaste versie van 25 maart 2015. Van : Ruud Tak Bij het toestaan van een

Nadere informatie

Plan IJsselsprong 'Alles in 1 keer'- blauwe envelop - Variantkeuze

Plan IJsselsprong 'Alles in 1 keer'- blauwe envelop - Variantkeuze Plan IJsselsprong 'Alles in 1 keer'- blauwe envelop - Variantkeuze Hoofdrapport CONCEPT Waterschap Veluwe maart 2009 concept Plan IJsselsprong 'Alles in 1 keer'- blauwe envelop - Variantkeuze Hoofdrapport

Nadere informatie

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Koppel kuifeenden. Kuifeenden 42 Ecologie en natuurfuncties Het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis. Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief

Nadere informatie

Ruimte voor rivier en bever in De Schellen, deel II

Ruimte voor rivier en bever in De Schellen, deel II Ruimte voor rivier en bever in De Schellen, deel II Notitie met aanvullingen op een eerder mitigatieplan 2011, Vilmar Dijkstra Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van Waterschap Groot Salland

Nadere informatie

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II Vanavond krijgt u informatie over het project Ruygeborg II. Als u vragen heeft kunt u die aan ons stellen. Daarnaast zijn wij benieuwd naar uw ideeën over Ruygeborg.

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

Notitie. 1 Aanleiding

Notitie. 1 Aanleiding Aan Bart van Eck Onderwerp Advies over natuurwetgeving bij de inrichtingsplannen voor de waterberging de Ronde Hoep 1 Aanleiding De polder de Ronde Hoep is aangewezen voor calamiteitenberging in de deelstroomgebiedsvisie

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Laagraven Investment t.a.v. dhr. W. Toet Datum 27 juli 2017 Projectnummer Flora & fauna Liesbosch Nieuwegein

Laagraven Investment t.a.v. dhr. W. Toet Datum 27 juli 2017 Projectnummer Flora & fauna Liesbosch Nieuwegein Memo Ter attentie van Laagraven Investment t.a.v. dhr. W. Toet Datum 27 juli 2017 Projectnummer 160712 Auteur Ir. T.F. Kroon Onderwerp Flora & fauna Liesbosch Nieuwegein SAMENVATTING ONDERZOEKEN FLORA

Nadere informatie

Natte Natuurparel Nemerlaer 1 20-10-2011

Natte Natuurparel Nemerlaer 1 20-10-2011 Overzicht situatie en maatregelen per perceel NNP Project: NNP = Perceel is op orde voor realisatie AmbitieNatuurbeheertype = AmbitieNatuurbeheertype is haalbaar door uitvoering maatregelen = AmbitieNatuurbeheertype

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien. Ooibossen Definitie Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien. Ooi is een oud woord voor nat terrein nabij een rivier Deze bossen worden voortdurend blootgesteld

Nadere informatie

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond;

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond; Opbouw presentatie - Achtergrond; Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken - Sturende factoren voor waterplanten; - Uitleg KRW-tool. 15 december 11 Gerben van Geest Deltares Achtergrond: Maatregelen

Nadere informatie

INRICHTINGSVISIE ANNA S HOEVE CONCEPT

INRICHTINGSVISIE ANNA S HOEVE CONCEPT INRICHTINGSVISIE ANNA S HOEVE CONCEPT INHOUD kenschets geschiedenis veranderingen ambities visie in varianten uitwerking geschiedenis KENSCHETS Forse, gegraven waterpartijen KENSCHETS Berg van Dudok KENSCHETS

Nadere informatie

Verzoek wijziging bestemmingsplan

Verzoek wijziging bestemmingsplan Verzoek wijziging bestemmingsplan Percelen Rucphen O 225 en O 433 Ruimtelijke onderbouwing kwaliteitsverbetering omgeving Rozenven Inleiding Sinds 2011 is Vereniging Natuurmonumenten eigenaar van natuurgebied

Nadere informatie

Quickscan flora en fauna

Quickscan flora en fauna Quickscan flora en fauna Hofjeswoningen Wijk bij Duurstede Projectnummer: 7323 Datum: 9-7-2015 Projectleider: Rob van Dijk Opgesteld: Tatiana Lodder De gemeente Wijk bij Duurstede is van plan om 29 hofwoningen

Nadere informatie

10.1 10.0. Naar een nieuw 9.90. Schoonebeekerdiep 9.80 9.70. Denk mee, schets mee 9.60 9.50 9.40 9.30 9.20 9.10 9.00

10.1 10.0. Naar een nieuw 9.90. Schoonebeekerdiep 9.80 9.70. Denk mee, schets mee 9.60 9.50 9.40 9.30 9.20 9.10 9.00 Naar een nieuw Schoonebeekerdiep Denk mee, schets mee Waterschap Velt en Vecht wil graag een natuurlijker Schoonebeekerdiep dat meer water kan opvangen. Langs de beek blijft landbouw de belangrijkste bestemming.

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Butersdijk nabij nummer 21, Lettele Datum: 12-3-2014 Opgesteld door: Vincent de Lenne Projectnummer: 6546 Aanleiding en doel Aan de Butersdijk, nabij

Nadere informatie

Neder-Rijn/Lek. Maatregelenboek Een overzicht van mogelijke rivierverruimende maatregelen in het stroomgebied

Neder-Rijn/Lek. Maatregelenboek Een overzicht van mogelijke rivierverruimende maatregelen in het stroomgebied Neder-Rijn/Lek Maatregelenboek Een overzicht van mogelijke rivierverruimende maatregelen in het stroomgebied september 23 Ruimte voor de Rivier Voorwoord Met gepaste trots presenteren we het maatregelenboek

Nadere informatie

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht Nota van Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Ruimte voor de Grecht DSPDF_1CB_31313139393036373432.doc Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling vakgroep Ruimtelijke ordening Mei 2013 Gemeente Woerden,

Nadere informatie

Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal

Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal Inhoud presentatie Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal 1. Aanleiding 2. Het gebied 3. Doel van het project 4. Ontwerpproces en uitdagingen 5. Voorbeelden Frank Gerritsen, projectmanager

Nadere informatie

Werkblad - Les 2 - Bouwen met de natuur

Werkblad - Les 2 - Bouwen met de natuur Het concept van Bouwen met de Natuur neemt het natuurlijk systeem als uitgangspunt voor het ontwerp en de realisatie van waterbouwkundige werken. Zo beschermen oesters in de Oosterschelde stukken land

Nadere informatie

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008 Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008 Inleiders: Rients Hofstra, DLG en Piet Verdonschot, Alterra

Nadere informatie

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag nieuwe waterkering Alexander, Roermond WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag i Datum 17 maart 2014 Status Concept, versie 0.2 Project P0056.9 Naam Paraaf Datum Auteur Drs. R.C. Agtersloot 17-03-2014

Nadere informatie

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10 Quickscan natuuronderzoek ivm bestemmingsplan en ontwikkelingen Bellersweg 13 Hengelo Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 9 juli 2013 Rapportnummer 0128 Projectnummer 018 Opdrachtgever

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

Compensatieplan. natuurcompensatie. parkeren De Heimolen. juli 2015

Compensatieplan. natuurcompensatie. parkeren De Heimolen. juli 2015 Compensatieplan natuurcompensatie parkeren De Heimolen juli 2015 Inhoudsopgave: 1. Inleiding 2. Omschrijving verlies aan ecologische waarde. 3. Ruimtelijke begrenzing bestaand en de fysieke compensatie

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden N. Hemmers Bureau Buitenweg 13.143

Nadere informatie

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Maascollege Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Inhoud presentatie kararkteristiek stroomgebied waar komt het water vandaan hoogwater en lage afvoer hoogwaterbescherming De Maas MAAS RIJN

Nadere informatie

Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2

Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2 Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2 Projectbureau A2 Eindrapport 9P2534 000... 0...,.._0---- 000 HASKONING NEDERLAND BV RUIMTELlJKE ONTWIKKELING Randwycksingel 20 Postbus 1754 6201

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Gemeente Someren Datum: 9 november 2001 Project: 119-4 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Someren VOORWOORD Door het college van Burgemeester & Wethouders

Nadere informatie

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR PROGRAMMA STROOMLIJN

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR PROGRAMMA STROOMLIJN D151873397 AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR PROGRAMMA STROOMLIJN LET OP: Op deze aanvraag is de rijkscoördinatieregeling van toepassing, contactpersoon in uw gemeente is dhr. W. van de Lest. Onderwerp

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

Aanleiding van het onderzoek Wat is een quickscan

Aanleiding van het onderzoek Wat is een quickscan Correspondentie gegevens Projectgegevens Datum : 26 oktober 2015 Projectlocatie : Lindelaan 2b, Dordrecht Opgesteld door : Ing. P. Otte Betreft : FF- wet Quickscan Projectnummer : 1554 Contactpersonen

Nadere informatie

Ruimte voor de Rivier

Ruimte voor de Rivier Ruimte voor de Rivier Huub Hector Projectmanager Juni 2014 Ruimte voor de rivier Doelstelling Ruimte voor de Rivier: Doelstelling & ontwerp Met wie doen we dat? Uitvoering 2 Programma Ruimte voor de Rivier

Nadere informatie

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties Uitgangssituatie Algemeen Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties Projectnummer: 2009_015 Projectnaam: Zwart Water_Inrichting Schaaps- en diepbroek incl sanering stort 1

Nadere informatie

Help! Het water komt!

Help! Het water komt! Help! Het water komt! Hoog water in Europa Toename aantal overstromingen in Europa De Moldau bedreigt het historische centrum van Praag Wat is er aan de hand? december 1993 Steeds vaker treden Europese

Nadere informatie

Land + Water jaargang 40, nummer 9, pag , Auteurs: M.T. Duits H. Havinga J.M. van Noortwijk ISBN

Land + Water jaargang 40, nummer 9, pag , Auteurs: M.T. Duits H. Havinga J.M. van Noortwijk ISBN Land + Water jaargang 40, nummer 9, pag. 59-61, 2000 Auteurs: M.T. Duits H. Havinga J.M. van Noortwijk ISBN 90-77051-06-6 nummer 6 april 2002 Onzekerheden in waterstanden en kosten onderzocht M.T. Duits

Nadere informatie

1 ADVIESNOTA ZOMERBEDVERLAGING BENEDEN-IJSSEL

1 ADVIESNOTA ZOMERBEDVERLAGING BENEDEN-IJSSEL Eusebiusbuitensingel 66 6828 HZ Arnhem Postbus 9070 6800 ED Arnhem Contactpersoon J. Bulsink T 0650909363 Adviesnota Zomerbedverlaging Beneden-IJssel 1 ADVIESNOTA ZOMERBEDVERLAGING BENEDEN-IJSSEL Bijlage(n)

Nadere informatie

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch

Nadere informatie

RWSZ Beslissing m.e.r.-beoordelingsnotitie Programma Stroomlijn in de uiterwaarden van de IJssel (deelgebied 5) tranche 4.

RWSZ Beslissing m.e.r.-beoordelingsnotitie Programma Stroomlijn in de uiterwaarden van de IJssel (deelgebied 5) tranche 4. Contactpersoon C. Veldman medewerker advisering christel.veldman@rws.nl Ons kenmerk RWSZ2017-00003697 Beslissing m.e.r.-beoordelingsnotitie Programma Stroomlijn in de uiterwaarden van de IJssel (deelgebied

Nadere informatie

Buro Maerlant. Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5. Historische verkenning en waardering vijver

Buro Maerlant. Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5. Historische verkenning en waardering vijver Buro Maerlant L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g BM-NOTITIE 2015 Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5 Historische verkenning en waardering vijver J. van Suijlekom,

Nadere informatie

Toelichting plan Hoge Wei, Oosterhout

Toelichting plan Hoge Wei, Oosterhout Toelichting plan Hoge Wei, Oosterhout Wei Ligging Hoge te Oosterhout Stedenbouwkundig plan Hoge Wei, Oosterhout Toelichting stedenbouwkundig plan Hoge Wei, Oosterhout - Het plangebied is erg grillig qua

Nadere informatie

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem GEMEENTE BUREN Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem Projectnr. 061-076 / 27 januari 2016 INHOUD BLZ 1 INLEIDING... 3 1.1 Aanleiding en doelstelling... 3 1.2 Plangebied... 4 1.3 Geldend

Nadere informatie

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324 Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost rapportnummer 1324 Opdrachtgever Dienst Landelijk Gebied Postbus 9079, 6800 ED Contactpersoon: Dhr. T. Paternotte Opdrachtnemer Stichting

Nadere informatie

De Delta Natuurlijk INHOUD - DE PLEK - STRUCTUREN - KANS + KWALITEIT - STRUCTUURVISIE - STEDENBOUWKUNDIG MODEL

De Delta Natuurlijk INHOUD - DE PLEK - STRUCTUREN - KANS + KWALITEIT - STRUCTUURVISIE - STEDENBOUWKUNDIG MODEL INHOUD - DE PLEK - STRUCTUREN - KANS + KWALITEIT - STRUCTUURVISIE - STEDENBOUWKUNDIG MODEL - - UITVOERING EN STRATEGIE - IN VOGELVLUCHT.. DE PLEK IJsseldelta-zuid structuurvisie stedenbouw kundig plan

Nadere informatie

Herinrichting komtraverse Midwolda - Oostwold Principe-uitwerkingen. 23 januari 2008 Eindrapport 9R8910.A0

Herinrichting komtraverse Midwolda - Oostwold Principe-uitwerkingen. 23 januari 2008 Eindrapport 9R8910.A0 Herinrichting komtraverse Midwolda - Oostwold Principe-uitwerkingen 23 januari 2008 Eindrapport 9R8910.A0 Documenttitel Herinrichting komtraverse Midwolda - Oostwold Principe-uitwerkingen Verkorte documenttitel

Nadere informatie

Plan IJsselsprong 'Alles in 1 keer'- blauwe envelop - Variantkeuze

Plan IJsselsprong 'Alles in 1 keer'- blauwe envelop - Variantkeuze Plan IJsselsprong 'Alles in 1 keer'- blauwe envelop - Variantkeuze Hoofdrapport Waterschap Veluwe mei 2009 definitief Plan IJsselsprong 'Alles in 1 keer'- blauwe envelop - Variantkeuze Hoofdrapport dossier

Nadere informatie

Natuurwaarden versterkt rond surfplas, woonwijk en bedrijventerrein

Natuurwaarden versterkt rond surfplas, woonwijk en bedrijventerrein Natuurzones T58-Boschkens Goirle-Tilburg Natuurwaarden versterkt rond surfplas, woonwijk en bedrijventerrein Natuurzones T58-Boschkens Natuurwaarden versterkt rond surfplas, woonwijk en bedrijventerrein

Nadere informatie

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Notitie / Memo Aan: Nora Koppert en Henk Kolkman Van: Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Kopie: Carola Hesp Ons kenmerk: WATBE9859N001D0.1 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V.

Nadere informatie

Figuur 1: Hoogteligging plangebied ( AHN, Rijkswaterstaat)

Figuur 1: Hoogteligging plangebied ( AHN, Rijkswaterstaat) 2.6 Geohydrologie 2.6.1 Algemeen Ten behoeve van het ontwerp van de locatie dient inzicht te worden verkregen in de opbouw van de bodem, de heersende grondwaterregimes en de terreingesteldheid. In deze

Nadere informatie

Plan ontwikkeling Natuurbegraafplaats Maasbree

Plan ontwikkeling Natuurbegraafplaats Maasbree Plan ontwikkeling Natuurbegraafplaats Maasbree Plan ontwikkeling Natuurbegraafplaats Maasbree Rapportnummer: 13-26602-B-M-GP Dossiernummer: M20642.02 Naam opdrachtgever: Opstellers: Kellerberg Bosgoed

Nadere informatie

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk Jan Stronks Stand van zaken huidig landschap Bos en natuur in de plus! Agrarisch cultuurlandschap sterk in de min: Natuurwaarde holt achteruit

Nadere informatie

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1 Landgoed Heijbroeck Waterparagraaf Datum : 11 juni 2013 Auteur Opdrachtgever : W.J. Aarts : Fam. van Loon 1 VOORWOORD In opdracht van Fam. van Loon is er door Bureau van Nierop een waterparagraaf conform

Nadere informatie