Demoveldbezoeken najaar Groenbedekkers, een brongerichte maatregel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Demoveldbezoeken najaar Groenbedekkers, een brongerichte maatregel"

Transcriptie

1 Demoveldbezoeken najaar 2012 Groenbedekkers, een brongerichte maatregel 1

2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit en de afname van het organisch stofgehalte in de bodem kunnen ertoe leiden dat de bodem degradeert en zijn voornaamste functies niet meer naar behoren kan vervullen. Dergelijke degradatieprocessen kunnen het gevolg zijn van verkeerde landbouwpraktijken zoals een ondoordacht gebruik van bemesting en/of gewasbeschermingsmiddelen, het gebruik van zware machines, bewerking van de bodem wanneer deze het nog niet toelaat, het opgeven van bepaalde landbouwpraktijken (zoals de inzaai van groenbedekkers),... Landbouwers kunnen inspelen op dit fenomeen door het inzaaien van groenbedekkers na de oogst van de hoofdteelt. Hierdoor is de bodem tijdens de winter bedekt, waardoor hij beschermd wordt tegen de nadelige invloed van de weersomstandigheden. Naast deze beschermende functie hebben groenbedekkers nog heel wat andere voordelen, zowel voor de landbouwer, als voor het milieu (verhoging van het organische stofgehalte, vasthouden van nutriënten, beperken van stikstofverliezen tijdens de winter, verbeteren van de bodemstructuur, ). Binnen het Interreg IVa-project Kaderrichtlijn Water werden, binnen het samenwerkingsverband van het departement Landbouw en Visserij (ADLO), Inagro vzw, het Provinciaal Centrum voor de Groententeelt vzw en RATO vzw verschillende groenbedekkers uitgezaaid. Hiervan wordt de N-opname capaciteit en groeicapaciteit van diverse groenbedekkers in de tijd opgevolgd. In deze brochure vind je een omschrijving van de troeven en beperkingen van de verschillende soorten groenbedekkers. 2

3 1 Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Waarom groenbedekkers uitzaaien? Goede humustoestand N-uitspoeling vermijden Erosiebestrijding Behoud van de bodemstructuur Onkruidbestrijding Bestrijding van ziekten en plagen Ziektepreventie met groenbedekkers Bestrijding van aaltjes Lokgewassen Biofumigatiegewassen Groenbedekkers, een geducht wapen binnen MAP Kan een groenbedekker het nitraatresidu beheersen? Inleiding Factoren die het nitraatresidu beïnvloeden Groenbedekkers binnen MAP Lagere bemestingsnormen bij niet-inzaai van groenbedekkers Derogatie Overschrijding van de normen Bemesting na de oogst van hoofdteelt Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) Bespreking per gewas Grasachtige groenbedekkers Italiaans raaigras (Lolium multiflorum) Zomerhaver (Avena sativa) Japanse haver (Avena strigosa) Snijrogge (Secale cereale) Vlinderbloemige groenbedekkers Wikke (Vicia sativa) Alexandrijnse klaver (Trifolium alexandrinum) Andere bladrijke groenbedekkers Facelia (Phacelia tanacetifolia)

4 5.3.2 Gele mosterd (Sinapis alba) Bladrammenas (Raphanus sativus) Wat kost het inzaaien van een groenbedekker? Zaaizaad Grondbewerking Subsidiemogelijkheden Gemeentelijke stimulansen Tussenkomst GMO groenten en fruit Demonstratievelden Proefopzet Soortenkeuze Zaaitijdstip Zaaidichtheid Bodembewerking Bemesting Perceel kenmerken Oostkamp Perceel kenmerken Kruishoutem Teeltomstandigheden Resultaten Proefperceel te Oostkamp Proefperceel te Kruishoutem Projectvoorstelling Demonstratie brandstofbesparing Brandstofbesparing zonder GPS Rijgedrag Frontgewichten Bandenspanning Afstelling Brandstofbesparing met GPS Inlichtingen Dankwoord

5 2 Waarom groenbedekkers uitzaaien? Het inzaaien van groenbedekkers is vanuit verschillende oogpunten interessant. Hierna volgt een kort overzicht van enkele belangrijke voordelen van groenbedekkers. 2.1 Goede humustoestand Door het onderwerken van groenbedekkers vindt een verrijking plaats van het organische stofgehalte in de bodem. Deze organische stof ondergaat in de bodem een verteringsproces waarbij een donkere massa overblijft, humus genaamd. Een goede humustoestand van de bodem is bevorderlijk voor de bodemvruchtbaarheid. Bij een hoog humusgehalte zal de bodem gemakkelijker verkruimelen waardoor ze beter bewerkbaar wordt en de wateropslagcapaciteit toeneemt. 2.2 N-uitspoeling vermijden Doordat groenbedekkers stikstof opnemen uit de bodem, wordt het verlies van bodemstikstof gedurende de winter beperkt. Voor een optimale opname wordt een tijdige zaai aangeraden. Hierbij wordt ook het nitraatresidu in de bodem beperkt. 2.3 Erosiebestrijding Groenbedekkers dragen bij tot het beperken van afstroming en bodemerosie door water. Dit enerzijds doordat ze eerst met hun bladerdek en vervolgens met hun gewasresten de bodem bedekken, anderzijds door het bodemprofiel met hun wortelstelsel te koloniseren. Groenbedekkers zorgen zo voor een brongerichte aanpak van erosie 5

6 Figuur 1: Reactie van de bodem op een artificiële regenbui op een bedekt en onbedekt perceel Naast watererosie zal het inzaaien van groenbedekkers ook winderosie beperken. Gedurende de winter en in het vroege voorjaar kan op braakliggende percelen de bouwvoor immers gedeeltelijk verstuiven. Ziekten als wortelbrand en aardappelmoeheid kunnen op die manier snel verspreid worden. Wanneer de bodem echter bedekt is met een (al dan niet afgestorven) groenbedekker krijgt de wind minder de kans de bodem rechtstreeks te beïnvloeden. 2.4 Behoud van de bodemstructuur Groenbedekkers hebben een beschermende werking op de bodem tegen het dichtslempen, wat vooral bij zwaardere gronden voorkomt. De wortels van de planten verbeteren de grondstructuur via de vele kleine kanaaltjes in de bodem. Hierdoor laat de bodem zich beter bewerken. 2.5 Onkruidbestrijding Groenbedekkers met een snelle beginontwikkeling en een snelle bodembedekking bieden een bijkomend voordeel. Ze belemmeren de kieming van onkruiden of onderdrukken deze alleszins sterk. 6

7 2.6 Bestrijding van ziekten en plagen Bij de keuze van een groenbedekker zal men rekening dienen te houden met de eigenschappen van de gewassen in het teeltplan. Zo kunnen groenbedekkers waardplanten zijn voor aaltjes die meehelpen de populatie aaltjes te verhogen. Dit moet vermeden worden. Gelukkig bestaan er resistente rassen die meehelpen de populatie van sommige soorten aaltjes te beperken (bv. resistente rassen gele mosterd en bladrammenas tegen het bietencystenaaltje). Daarom is er bij het inpassen van een groenbedekker in het teeltplan voldoende alertheid nodig. Men dient rekening te houden met aantastingen waaraan de teelten in het teeltplan gevoelig zijn (meer info op In dit opzicht wordt het afgeraden een groenbedekker uit te zaaien die tot dezelfde familie behoort als de volgteelt. Zo past gele mosterd niet in een teeltplan met koolsoorten vanwege het gevaar op knolvoet. Sommige groenbedekkers, zoals Facelia, zijn niet verwant aan andere cultuurgewassen en vormen daarom geen gevaar op aanverwante ziekten en plagen in de volgteelt. Door de teelt van groenbedekkers kunnen er in een aantal gevallen problemen met slakken optreden in de volggewassen. Dit vanwege de beschutting die de groenbedekkers bieden aan de slakken. Deze beschutting is sterk afhankelijk van de vorstgevoeligheid van de groenbedekker. Wil je een toename van de slakkenpopulatie vermijden, kies dan voor een vorstgevoelige groenbedekker of vernietig uw groenbedekker vroeg genoeg. Vermijd daarnaast een te grote zaaidichtheid. 7

8 Tabel 1. Aaltjesschema: vatbaarheid van groenbedekkers (bron: Wageningen UR, 2012) 8

9 3 Ziektepreventie met groenbedekkers Bodemgezondheid is een belangrijk item in alle teelten. Het vormt letterlijk en figuurlijk de basis van een gezonde teelt. Door de vernauwing van de vruchtwisseling in de akkerbouw en toenemende specialisatie in bepaalde tuinbouwsectoren nemen de problemen met bodempathogenen echter toe. Bepaalde (vooral kruisbloemige) groenbedekkers kunnen een positieve impact hebben op bodempathogenen en dat is winst voor de teler. 3.1 Bestrijding van aaltjes Voor het bestrijden van aaltjes springen vooral 2 soorten groenbedekkers in het oog. Tagetes patula (lage tuinafrikaantje) kan ingezet worden ter bestrijding van wortellesieaaltjes. Avena strigosa (Japanse haver) is geen waardplant voor het wortellesiaaltje Pratylenchus penetrans. Dat wil zeggen dat het telen van dit gewas hetzelfde effect op de aaltjes heeft als een zwarte braak: alleen natuurlijke afname. Tagetes is een heel ander verhaal. De Pratylenchus-aaltjes dringen de wortels van de Tagetes patula binnen, waar deze aaltjes vervolgens afgedood worden via een chemische reactie. De dodende werking van afrikaantjes op wortellesieaaltjes (Pratylenchus-soorten) berust op de reactie van wortelcellen in de endodermis. In deze endodermis komen zwavelverbindingen (thiofenen) voor. Als een aaltje deze wortelcellen binnendringt vormt de plant peroxidase. De combinatie van peroxidase en de zwavelverbinding zorgt ervoor dat er ozon-radicalen worden gevormd. Deze agressieve vorm van zuurstof leidt tot 'verbranding' van het aaltje. Dit betekent dat Tagetes patula de aaltjes actief bestrijdt. Het effect van Tagetes is vergelijkbaar met een natte grondontsmetting, beter zelfs. Dit komt doordat het tot grotere diepte werkt en het effect meerjarig is. 9

10 Voor een optimale doding is het wel van belang Tagetes patula te gebruiken en niet één van de andere Tagetes-soorten; die werken beduidend minder goed. Tagetes moet ook lang genoeg op het veld staan om een goede werking te hebben, dwz 3 maanden zodat de planten volledig gegroeid zijn en de bouwvoor intensief doorworteld is om de afdodende werking te realiseren. Onkruidbestrijding is een belangrijk aandachtspunt bij de teelt van Tagetes, daar wortellesieaaltjes zich kunnen vermeerderen op onkruiden en zo het effect van Tagetes teniet doen. Daarnaast is het belangrijk dat de Tagetes uiterlijk half juli gezaaid wordt en dat onkruid goed onder controle gehouden wordt. Meer info omtrent beide groenbedekkers vind je verder in de brochure terug. 3.2 Lokgewassen Bij de teelt van bladrammenas als lokgewas dient in het (late) voorjaar gezaaid te worden om een optimale lokking van de aaltjes te kunnen realiseren. Een hoge graad van resistentie tegen bietencysteaaltje (bca) is voor dit gewas gewenst. Resistente rassen lokken de larven uit de cysten. De larven dringen de wortels binnen maar kunnen er zich niet of slechts zwak vermenigvuldigen. Op die wijze wordt de besmettingsgraad teruggedrongen. De resistentiegraad tegen bietencysteaaltje (bca) wordt weergegeven als een pf/pi-waarde, die is bepaald in een potproef. Rassen met een pf/piwaarde kleiner dan 0.1 (d.w.z. meer dan 90% afbraak van de aaltjespopulatie) worden geclassificeerd als BCA 1 rassen. Rassen met een pf/pi-waarde tussen 0.1 en 0.3 worden geclassificeerd als BCA 2 rassen. Rassen met een pf/pi-waarde groter dan 0.3 worden als onvoldoende resistent beschouwd en niet toegelaten. 10

11 Bij de teelt als stoppelgewas in het najaar is de bestrijding van bietencystenaaltje minder effectief dan in het voorjaar. In het veld is in de nazomer de bodemtemperatuur meestal belangrijk lager dan de optimumtemperatuur voor bietencysteaaltjes, waardoor de lokking en dus de afname van de aaltjes minder is dan bij vroege zaai. Bij uitzaai na 1 augustus mag daarom niet worden verwacht dat een belangrijke biologische bestrijding van het bietencysteaaltje zal worden verkregen. Mogelijke verschillen in resistentie tegen bca zijn dan ook minder belangrijk. Boodschap is dus om zo vroeg mogelijk uit te zaaien, hoe vroeger, hoe beter de werking. Onderstaand lokgewas werd opgenomen bij de aanleg van het demoveld: Soort: Bladrammenas Ras: Doublet Verdeler: Limagrain Info: Doublet is het eerste multiresistente bladrammenas-ras. Naast de hoogste resistentie tegen het bietencysteaaltje (BCA 1) is het ras namelijk ook resistent tegen Meloidogyne chitwoodi en fallax, Prathylenchus scripnerie en het Tabaksratelvirus en is het een niet waardplant voor diverse nematoden. (bron: Limagrain) Foto 1: Doublet. 11

12 3.3 Biofumigatiegewassen Biofumigatie vormt als middel van biologische grondontsmetting een goed alternatief voor het bestrijden van schadelijke en grondgebonden ziekten. Door het fijnhakselen en onderwerken van de plantenresten van kruisbloemigen (bladrammenas, gele mosterd, ) en vervolgens dichtrollen van de bodem, kan deze techniek bijdragen tot een bestrijding of reductie van ziekteverwekkers en schimmels in de bodem. De meeste kruisbloemigen bevatten vrij hoge concentraties aan zwavelhoudende verbindingen, glucosinolaten, in hun plantencellen. Bij het fijn verhakselen van de planten komen deze zwavelverbindingen vrij en worden door het enzym myrosinase omgezet in isothiocyanaten. Deze gasvormige verbindingen zijn giftig voor verschillende insecten, bodemschimmels en aaltjes. De effectiviteit van de biofumigatie zou mede afhankelijk zijn van de concentratie van deze isothiocyanaten in de bodem en de tijd dat deze verbindingen aanwezig blijven in de bodem. Het zeer fijn verhakselen en snel inwerken is hiervoor nodig. Het dichtrollen van de bodem en (be)regen(en) zou het proces bevorderen. Daarn aast zouden ook bodemtemperatuur, vochtgehalte en bodemsoort een invloed hebben op de effectiviteit. 12

13 Foto 2: Klepelen en inwerken van een biofumigatiegewas (bron: Onderstaande biofumigatiegewassen werden opgenomen bij de aanleg van het demoveld: Soort: Zwaardherik Ras: Nemat Verdeler: Alliance Info: Bij Nemat bevindt de hoogste concentratie Glucosinolaten zich in de wortel. Zodra de nematoden de wortel aanprikken en de cellen beschadigen, treedt de reactie in werking. Hierdoor worden de nematoden direct en zeer lokaal bestreden. (bron: Alliance) 13

14 Soort: Caliente mosterd - Zwaardherik Ras: Blend (Caliente Nemat) Verdeler: Alliance Info: Blend wordt gekenmerkt door z n afdodende werking zowel via de wortels als bij het inwerken van het gewas. Heel wat bodemgebonden pathogenen (Verticillium, Rhizoctonia, Pythium, Fusarium, Sclerotinia, Aphanomyces) als nematoden (cyste-, wortelknobbel- en vrijlevende aaltjes) worden onderdrukt. (bron: Alliance) Foto 4: Zwaardherik (Nemat) Foto 3: links: Gele mosterd / rechts: Caliente Het effect van een groenbedekker op het reduceren van de ziektedruk kan variëren vanwege verschillen in grondsoort, teelttechniek, weersomstandigheden en reeds aanwezige ziektedruk. Het is hierbij van groot belang dat landbouwers hun eigen situatie en teeltrotatie dienen te evalueren vooraleer keuzes te maken voor een bepaalde groenbedekker. 14

15 Foto 5: Links: gele mosterd / rechts: Caliente mosterd. 15

16 4 Groenbedekkers, een geducht wapen binnen MAP4 Doordat groenbedekkers stikstof opnemen uit de bodem, wordt het verlies van bodemstikstof gedurende de winter beperkt. Voor een optimale opname wordt een tijdige zaai aangeraden. In de verplichte maatregelen bij overschrijding van nitraatresidu in MAP 4 wordt de inzaai van een groenbedekker als vanggewas ten stelligste aangeraden. 4.1 Kan een groenbedekker het nitraatresidu beheersen? Inleiding Foto 6: Het nemen van een stikstofstaal (lagen 0-30,30-60 en cm). Het nitraatresidu is de hoeveelheid reststikstof in de vorm van nitraat in het bodemprofiel tot een diepte van 90 cm gemeten in het najaar (1 oktober-15 november) en uitgedrukt in kg NO3- N/ha. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er een verband is tussen het nitraatresidu in de bodem op het einde van het groeiseizoen en het risico op uitspoeling van nitraten in het oppervlakte- en grondwater tijdens de winter. Deze uitspoeling heeft een rechtstreekse invloed op de waterkwaliteit. 16

17 4.1.2 Factoren die het nitraatresidu beïnvloeden Stikstofbemesting Het nitraatresidu zal sterk beïnvloed worden door de toegediende stikstofbemesting. De stikstofdosis die wordt toegediend staat in rechtstreeks verband met het rendement (productkwaliteit) van de teelt. Hierdoor is het van groot belang dat je de optimale stikstofdosis toedient, en dit zowel in functie van het gewas als in functie van het perceel. Een bodemanalyse vlak voor de teelt kan hierover uitsluitsel geven. Bij het gebruik van dierlijke of andere organische meststoffen kennen we een grote variatie in samenstelling en bemestingswaarde. Om te komen tot een beredeneerd gebruik zal een mestanalyse meer informatie geven over de stikstofinhoud en bemestingswaarde van de mest die je op jouw percelen gebruikt Stikstofopname door het gewas De opname door het gewas vormt de belangrijkste afvoerpost van stikstof. Een goede opbrengst (gezond gewas) resulteert voor de meeste teelten in een goede stikstofafvoer. Deze opbrengst wordt vooral bepaald door een goede bodemstructuur en een goede bodemvruchtbaarheid van de percelen. Een voldoende en evenwichtige reserve aan mineralen is hierbij heel belangrijk, evenals een optimale zuurtegraad (ph) van de bodem Stikstofvrijstelling uit oogstresten Sommige teelten laten grote hoeveelheden oogstresten achter op het perceel. De stikstof die aanwezig is in deze oogstresten zal bij vernietiging gedurende het najaar vrijkomen en zo het nitraatresidu verhogen. Om deze vrijgestelde stikstof gedeeltelijk op te nemen zal best zo snel mogelijk na de oogst een groenbedekker (of volgteelt) ingezaaid worden. 17

18 Foto 7: Inwerken van oogstresten Mineralisatie De mineralisatie uit de reserves die aanwezig zijn in de bodem kan op jaarbasis schommelen van 120 tot meer dan 250 kg N/ha. Zelfs wanneer er geen teelt op het veld staat, loopt de mineralisatie verder (vooral in relatief warme en vochtige omstandigheden). Hierdoor kan de mineralisatie leiden tot toenemende nitraatconcentraties in de bodem, vooral na teelten die vroeg op het seizoen geoogst worden. Elke bodembewerking zal zorgen voor een betere verluchting en daaruit volgend, een verhoogde vrijstelling van nitraat. Door de inzaai van een groenbedekker zal deze nitraatvrijstelling gecompenseerd worden. De groenbedekker zal de nitraatstikstof opnemen en zo het nitraatgehalte in de bodem verminderen. Hierdoor zal de uitspoeling van nitraten naar het grondwater tijdens de herfst en winter dalen. Na het onderwerken in het voorjaar zal deze stikstof terug vrijkomen en gedeeltelijk benut kunnen worden door het volggewas. Ook vanuit financieel oogpunt vormt de inzaai van een groenbedekker daarom een absoluut pluspunt. 18

19 Meer informatie over de mineralisatiehoeveelheden van verschillende percelen in Vlaanderen kunt u terugvinden op Groenbedekkers binnen MAP Lagere bemestingsnormen bij niet-inzaai van groenbedekkers Binnen de vierde versie van het mestactieplan spelen groenbedekkers een belangrijke rol. In eerste instantie wordt bij een aantal gewassen de bemestingsnorm aangepast aan het al dan niet inzaaien van een groenbedekker. Voor wintertarwe is de maximaal toegelaten stikstofbemesting vastgelegd op 180 kg N/ha/jaar op zandbodems, 195 kg N/ha/jaar op niet zandbodems (Systeem werkzame stikstof), indien een groenbedekker ingezaaid wordt. Bij niet inzaaien van een groenbedekker daalt de bemestingsnorm naar respectievelijk 160 kg N/ha/jaar en 175 kg N/ha/jaar. Ook bij wintergerst en andere graangewassen daalt de bemestingsnorm met 20kg N/ha/jaar indien geen groenbedekker ingezaaid wordt. Tevens wordt de hoeveelheid dierlijke mest die mag toegediend worden bijna gehalveerd indien een groenbedekker wordt ingezaaid Derogatie Bij de inzaai van gras of snijrogge als groenbedekker kan derogatie aangevraagd worden indien de volgteelt maïs betreft. Indien van het gras, na 1 april, of van de snijrogge, na 15 maart, een snede gemaaid en afgevoerd wordt, vooraleer mais in te zaaien, kan derogatie aangevraagd worden. Na goedkeuring van die derogatie kan op dit perceel meer dierlijke mest gevoerd worden. De maximaal toe te dienen hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest stijgt dan van 170 naar 250 kg N/ha (Systeem totale stikstof). 19

20 4.2.3 Overschrijding van de normen Bij overschrijden van de nitraatresidunormen met een bepaalde hoeveelheid stikstof, die afhankelijk is van het bodemtype en van de teelt, kan de landbouwer naast andere sancties, de verplichte inzaai van een groenbedekker op elk perceel in overtreding opgelegd krijgen. Deze inzaai moet gebeuren voor 15 oktober, op percelen waar de teelt het toelaat Bemesting na de oogst van hoofdteelt Op akkers is het verboden om na de oogst van de hoofdteelt, vloeibare dierlijke mest of kunstmest op of in de bodem te brengen tenzij voor 31 augustus een vanggewas ingezaaid wordt. In dit geval is de hoeveelheid stikstof beperkt tot 30 kg/ha als de bemesting wordt uitgevoerd met kunstmest of met effluent uit de mestverwerking. Op zware kleigronden moet u een nateelt inzaaien als u nog vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen wilt toedienen na de oogst van de hoofdteelt. Als de nateelt een vanggewas is, moet dat vanggewas binnen de dagen na de bemesting ingezaaid worden. Op alle andere gronden moet u één van de volgende maatregelen toepassen als u nog vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen wilt toedienen na de oogst van de hoofdteelt: een vanggewas inzaaien na 31 juli en uiterlijk op 31 augustus. In dit geval is de toegelaten hoeveelheid stikstof beperkt tot maximum 60 kg N/ha voor dierlijke mest en andere meststoffen of tot maximum 30 kg N/ha voor kunstmest of effluenten van de mestverwerking. Een vanggewas is één van de volgende teelten: Gele mosterd, Bladrammenas, Facelia, Tagetes, Voederkool, Bladkool, Festulolium, Niger, gras, Japanse haver, Zomerhaver of snijrogge. 20

21 4.3 Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) Begin 2012 startte de werking van het CVBB met als enige doel voor ogen: het aantal rode MAP-meetpunten naar omlaag brengen. Verspreid over de 5 Vlaamse provincies zijn er regelmatig infovergaderingen met land- en tuinbouwers, meetpunten worden frequent opgevolgd en bij negatief resultaat wordt de bron van vervuiling gezocht. De verantwoordelijke wordt aangesproken en kan, net als elke land- of tuinbouwer, een beroep doen op bedrijfsbegeleiding om vervuiling te voorkomen. Hierbij is ook het belang van tijdig inzaaien van een groenbedekker van belang. Een goed ontwikkelde groenbedekker kan immers veel reststikstof opnemen en zo beletten dat deze stikstof gaat uitspoelen naar oppervlakte- en grondwater. Inzaaien van een groenbedekker waar mogelijk is alvast een steevast argument dat door het CVBB wordt ondersteund en aangehaald op de waterkwaliteitsgroepen of bij individuele bedrijfsbegeleiding. 21

22 5 Bespreking per gewas Volgende groenbedekkers werden uitgezaaid op het demonstratieveld: Italiaans raaigras, Zomerhaver, Japanse haver, Wikke, Rogge, Gele mosterd, Bladrammenas, Facelia en Fix Azote. 5.1 Grasachtige groenbedekkers Deze groenbedekkers zorgen voor een homogene doorworteling en zijn daarom zeker aan te raden op hellende en slempgevoelige percelen. De beworteling van raaigrassen gaat dieper dan deze van andere grassoorten. Grassen kunnen uitgezaaid worden op alle gronden. Ze hebben allemaal een matig tot goede grondbedekking Italiaans raaigras (Lolium multiflorum) Italiaans raaigras kan men inzaaien als groenbedekker vanaf april tot begin oktober. Men geeft de voorkeur aan tetraploïde rassen. Deze worden gekenmerkt door een vlotte start, een betere groeiherneming na de winter (interessant voor de oogst van een eerste snede) en de vorming van een snel bedekkend en gezond gewas. Door de vorming van een graszode worden de onkruiden verstikt. De toe te passen zaaidichtheid bedraagt 25 tot 40 kg/ha, voornamelijk afhankelijk van zaaitijdstip. Italiaans raaigras is slechts weinig gevoelig voor vorst. In het voorjaar zal men meestal het gewas vernietigen met een herbicide. Daarnaast kan het gras ook gemaaid of beweid worden. Bij de teelt van gras als groenbedekker dient men rekening te houden met de aaltjespopulatie en het gevaar voor het optreden van kroonroest. Daarnaast bestaat er een grote kans op een toename van de slakkenpopulatie. 22

23 Figuur 1. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Italiaans raaigras 23

24 5.1.2 Zomerhaver (Avena sativa) Zomerhaver is in feite een (zomer)graangewas dat in het voorjaar uitgezaaid wordt. Bij uitzaai in het najaar fungeert zomerhaver als groenbedekker. De uitzaai kan gebeuren tot in oktober. De zaaidichtheden kunnen nogal variëren in functie van tijdstip en omstandigheden (50-80 kg/ha bij vroege zaai en tot 120 à 150 kg/ha bij late zaai). Het kent een snelle begingroei en kan sterk uitgroeien. In tegenstelling tot Italiaans raaigras of snijrogge vertoont zomerhaver een bepaalde vorstgevoeligheid. Hierdoor verloopt het inwerken in het voorjaar vrij eenvoudig. Zomerhaver zorgt voor een goede doorworteling van de bodem, mede dankzij de snelle beginontwikkeling. Figuur 2. Zaadmengsel (zomerhaver zonnebloem), zaailing en volgroeid gewas van zomerhaver. 24

25 5.1.3 Japanse haver (Avena strigosa) Japanse haver, geteeld als groenbedekker, kan uitgezaaid worden vanaf juli tot eind september. Afhankelijk van het tijdstip van de zaai worden verschillende zaaidichtheden toegepast (nl. 50 tot 80 kg/ha). Vanwege de snelle start en de goede bodembedekking is het gewas sterk onkruidonderdrukkend. Japanse haver ontwikkelt zich in quasi alle (weers- )omstandigheden. Japanse haver zou een onderdrukkende werking hebben voor het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans en kan daarom een alternatief voor tagetes vormen. In tegenstelling tot tagetes kan Japanse haver later ingezaaid worden, waardoor hij beter inpasbaar is in het teeltplan. De plant heeft een hoog opbrengstvermogen en een sterke impact op de opname van reststikstof. Japanse haver is vorstgevoelig. Na het afsterven is er nog altijd een goede bodembedekking. Inwerken van de strooisellaag na de winter levert weinig problemen op. Figuur 3. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Japanse haver 25

26 5.1.4 Snijrogge (Secale cereale) Rogge kan ingezaaid worden vanaf augustus tot eind oktober. Het wordt daarom veel toegepast na gewassen die laat het veld verlaten. De zaaidichtheid bedraagt kg/ha tot 150 kg/ha bij late zaai. Onkruiden vormen weinig problemen. De vezelige wortels zorgen voor een zeer goede doorworteling van de bouwvoor. Meestal gaat de voorkeur naar winterrogge. Deze kan later worden gezaaid en is niet vorstgevoelig. Na de winter is tijdig onderwerken aanbevolen vanwege het sterk onttrekken van water aan de bodem (minder watervoorraad voor het volggewas) en het vlug doorschieten van het gewas in het voorjaar. Een andere manier is een chemische bestrijding of maaien gecombineerd met onderwerken. Het maaisel kan eventueel dienen als groenvoeder. Rogge is geen goede groenbedekker vanuit aaltjesoogpunt. Er kunnen ook hoge dichtheden slakken opgebouwd worden. Figuur 4. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van snijrogge 26

27 5.2 Vlinderbloemige groenbedekkers Wikke (Vicia sativa) Wikke behoort tot de vlinderbloemigen en legt dus stikstof vast uit de lucht via Rhizobium-bacteriën in de wortelknolletjes. Zodoende moet er weinig tot geen stikstofbemesting gebeuren. Alleen gezaaid in een stoppel die stikstof vastlegt, is een startgift van 25 tot 30 kg aan te bevelen. Doordat wikke de grond verrijkt met stikstof heeft het een gunstige invloed op de vertering van organische stof en speciaal de vertering van een graszode. Wikke is een N-rijk gewas dat na onderploegen een aanzienlijke hoeveelheid stikstof kan leveren aan het volggewas. Omdat het echter een makkelijk vergankelijk gewas is (lage C/N verhouding) komt de vertering snel op gang. Hierdoor bestaat de kans dat een gedeelte van de stikstof uit het gewas al tijdens de winter en het vroege voorjaar vrijkomt en verloren gaat. Wikke kan tot eind augustus gezaaid worden; het beste zaaitijdstip is juli. Het zaaibed bij wikke dient vrij fijn te zijn. Het zaad heeft veel vocht nodig om te kunnen kiemen en moet daarom voldoende diep (2-5 cm) gezaaid worden in een voldoende vochtig zaaibed. De zaaizaadhoeveelheid bedraagt, afhankelijk van de zaadgrootte, 90 tot 125 kg/ha. Net gekiemde wikke heeft weinig concurrentievermogen; een wat ouder gewas is echter wel een goede onkruidonderdrukker doordat er een sterk samenhangend gewas ontwikkeld wordt. Als er wortelonkruiden in de grond voorkomen kan beter geen wikke worden geteeld. Als waardplant voor aaltjes is voederwikke de minst negatieve onder de vlinderbloemigen. Het is geen waardplant voor Meloidogyne chitwoodi en een slechte waardplant voor Trichodoriden. Helaas is de keerzijde dat Pratylenchus penetrans onder voederwikke zich extreem kan vermeerderen. Verder is wikke een goede waardplant voor het erwtencysteaaltje. 27

28 Figuur 5. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van wikke Alexandrijnse klaver (Trifolium alexandrinum) Alexandrijnse klaver wordt voornamelijk uitgezaaid in mengsels, hier in combinatie met Japanse haver. Als mengsel heeft het een sterk onkruidonderdrukkend effect. Het zorgt voor een activatie van het bodemleven en levert een bevredigende biomassaproductie. Alexandrijnse klaver kan zeer goed tegen nattere omstandigheden. Alexandrijnse klaver is een vorstgevoelige klaversoort en groeit zeer snel. In mengsels is 15 kg/ha nodig. Wanneer Alexandrijnse klaver alleen wordt uitgezaaid, is 25 kg/ha nodig. Alexandrijnse klaver vertoont naast een snelle groei ook een bevredigende bodembedekking en een goede doorworteling. Er zijn één- en meersnedige onderrassen. Eénsnedige Alexandrijnse klaver is het meest gevoelig voor vorst. Alexandrijnse klaver is goed te mengen met snelgroeiende grassen of granen. Zaaien kan tot eind augustus. Figuur 6. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Alexandrijnse klaver 28

29 5.3 Andere bladrijke groenbedekkers Facelia (Phacelia tanacetifolia) Facelia behoort tot de bosliefjesfamilie en is zeer populair als groenbedekker, voornamelijk in rotaties met groentegewassen. Dit gewas kan uitgezaaid worden vanaf april tot half augustus. Tot aan het vierdebladstadium is de groei eerder langzaam. Daarna vormt de stengel zich en gaat de ontwikkeling stormachtig met een snelle bodembedekking tot gevolg. Hierdoor zullen de opkomende onkruiden snel verstikken. De vooropgestelde zaaidichtheid bedraagt 8 tot 12 kg/ha. Het zaad mag niet te diep komen te liggen maar moet wel goed bedekt worden. Een fijnkruimelig zaaibed en het gebruik van een aandrukrol is aan te raden. De doorworteling van de bovenste laag is behoorlijk intensief. Bij een heel vroege zaai kan opslag in de volgteelt voorkomen worden door het gewas tijdig te rollen. Hierdoor sterft het gewas af, maar blijft de bodem toch nog bedekt. Facelia is zeer vorstgevoelig en vriest bij het begin van de winter volledig af. Onderwerken in het voorjaar vormt daarom weinig problemen. Daarnaast is het gewas ook geliefd door de bijenhouders vanwege de productie van zeer veel nectar. Door de inzaai van perceelranden met facelia worden de natuurlijke vijanden van bladluizen en andere schadeverwekkers op het perceel bevorderd. Figuur 7. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Facelia 29

30 5.3.2 Gele mosterd (Sinapis alba) Gele mosterd is de laatste jaren de meest gezaaide groenbedekker in de Benelux. Omdat gele mosterd vrijwel uitsluitend na 1 augustus gezaaid wordt, mag er van bestrijding van bietencystenaaltje niet veel verwacht worden. Gele mosterd kan later gezaaid worden dan bladrammenas, nl. tot begin-half september. Als zomergewas op braakpercelen is gele mosterd niet geschikt. Het gewas komt namelijk te snel in bloei en vertoont geen hergroei na maaien. Voor gele mosterd wordt een zaaidichtheid van 10 à 20 kg/ha aangeraden afhankelijk van zaaitijdstip en weersomstandigheden. Vanwege de snelle beginontwikkeling en goede bodembedekking krijgen onkruiden weinig kans. Gele mosterd bezit een penwortel die zich niet verdikt. Het onderwerken na de winter vormt weinig problemen. Het gewas vervriest gemakkelijk en is dan ook volledig afgestorven na de winter. Figuur 8: Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Gele mosterd. 30

31 5.3.3 Bladrammenas (Raphanus sativus) Bladrammenas kan uitgezaaid worden tot eind augustus. Meestal gaat men laatbloeiende en vorstgevoelige rassen toepassen. Dit om problemen met opslag in de volgteelt te vermijden. Men kan een onderscheid maken tussen een vroege en een late zaai. Onder een vroege zaai verstaan we een zaaidatum vóór 1 augustus. Deze is vooral bedoeld om naast bodembedekking nog enige bestrijding van bietencystenaaltje te hebben. Bij een latere zaai is de bodemtemperatuur reeds te laag. Bij een vroege zaai zal het gewas gemaaid dienen te worden wanneer het gewas voor 70% in bloei staat. De zaaidichtheid van bladrammenas bedraagt kg/ha. Vanwege de snelle ontwikkeling en de vorming van een hoog gewas krijgen probleemonkruiden weinig kans om zich te ontwikkelen. Bladrammenas wordt gekenmerkt door een diepe penwortel die de bodem openbreekt en welke zorgt voor een goede doorlaatbaarheid. Op slempgevoelige percelen wordt bladrammenas minder toegepast vanwege de beperkte samenhang van de bodem. In vergelijking met grasgroenbedekkers is de doorworteling van de (bovenste) bodemlaag heel wat minder. Bladrammenas is iets minder gevoelig voor vorst dan gele mosterd. Na een strenge winter is het gewas volledig afgestorven. Hierdoor ondervindt het onderwerken slechts weinig problemen. Tijdens een zachte winter vervriest het gewas niet. Figuur 9: Zaden, zaailing en volgroeid gewas van bladrammenas. 31

32 6 Wat kost het inzaaien van een groenbedekker? 6.1 Zaaizaad In tabel 3 vind je een overzicht van de richtinggevende gemiddelde prijs/kg voor zaaizaad van groenbedekkers. Met betrekking tot de verschillende zaaidichtheden die op de demovelden werden toegepast, hebben we een prijs per hectare berekend. Tabel 2: Richtinggevende gemiddelde kostprijs zaaizaad zomer 2011 Soort Prijs/kg ( ) Zaaidichtheid Prijs/ha ( ) Relatieve kostprijs/ha (It. gras = 100 %) Facelia 7,5 Gele mosterd Gele mosterd - aaltjes reducerend Bladrammenas Bladrammenas - aaltjes reducerend 2,1 2,4 3,2 Wikke 2,3 Italiaans raaigras 1,8 Snijrogge 0,75 Japanse haver 2,25 Zomerhaver 0,7 4 (kg/ha) % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % 32

33 H Zomerhaver L Zomerhaver H Japanse haver L Japanse haver H Snijrogge L Snijrogge H Italiaans raaigras L Italiaans raaigras H Wikke L Wikke H Bladrammenas reducerend L Bladrammenas reducerend H Bladrammenas L Bladrammenas H Gele mosterd reducerend L Gele mosterd reducerend H Gele mosterd L Gele mosterd H Facelia L Facelia Relatieve kostprijs / It. raaigras = 100% 0% 50% 100% 150% 200% 250% 300% 350% 400% 450% 6.2 Grondbewerking Na de oogst van het hoofdgewas is een oppervlakkige bewerking van de bodem voor het zaaien reeds voldoende. Bewerking en zaaien kan ook in één werkgang gebeuren. Dit kan met bv. een cultivator in combinatie met een zaaimachine. Bij inzaai van een groenbedekker wordt meestal nietkerende bodembewerking toegepast. Bij deze methode wordt de grond niet-kerend bewerkt met behulp van een erosieploeg, een grondbreker, een cultivator, Hierbij worden de gewasresten slechts lichtjes ondergewerkt en blijven ze in de bovenste bodemlaag aanwezig. De aanwezige resten beschermen de bodem tegen de erosieve werking van regendruppels en afstromend water. Na het zaaien, tot het onderwerken, is het perceel in winterrust en vraagt het weinig aandacht. 33

34 Foto 8: Inzaai groenbedekker. In het voorjaar zullen, in bepaalde gevallen, de gewasresten eerst verkleind dienen te worden. Meestal zijn de groenbedekkers reeds door de vorst afgestorven tijdens de winter en vormt het onderwerken weinig problemen. Er zijn vandaag de dag heel wat mogelijkheden om groenbedekkers machinaal te vernietigen. Een doordacht gebruik van groenbedekkers in aanvulling met de juiste methode van vernietiging en daarbij rekening houdende met de aangehouden bedrijfsvoering dient problemen zoals opslag in de volgteelt, verstopping van machines, e.d. te vermijden. Foto 9: Vernietiging groenbedekker. 34

35 7 Subsidiemogelijkheden In 2012 en 2013 wordt specifieke steun verleend aan landbouwers die na hun hoofdteelt een groenbedekker inzaaien. Deze groenbedekkers moeten ervoor zorgen dat de bodem tijdens de winter bedekt blijft tot in het voorjaar om zo uitspoeling van nutriënten te vermijden, bij te dragen aan het bodembehoud (door erosie te verhinderen) en de bodemstructuur te verbeteren. De aanvraag gebeurt via de Verzamelaanvraag (21/04). Wijzigingen zijn mogelijk tot 31/5. Nadien en dit tot uiterst 31 oktober kan er via wijziging binnen de aangevraagde totaaloppervlakte gewisseld worden van percelen of percelen geschrapt worden. Via de code GB2 duidt men in de verzamelaanvraag de percelen aan die uitgezaaid zullen worden. Het inzaaien kan gebeuren tot 15/10, behalve in de landbouwstreken Polders en Leemstreek waar de inzaai kan gebeuren tot 1/9. Het behoud van de groenbedekker is tot 15/10 in de Polders en 15/12 in de Leemstreek noodzakelijk, terwijl in de andere landbouwstreken de groenbedekker minstens behouden dient te worden tot 1 februari. De subsidie per ha is variabel, namelijk wordt achteraf bepaald op de totaal aangevraagde en subsidiabele oppervlakte en bedraagt maximaal 100/ha. Meer info: >subsidies > plantaardige sector 7.1 Gemeentelijke stimulansen Een aantal gemeenten stimuleren de inzaai van groenbedekkers binnen hun gemeente. Vanuit het oogpunt van erosiebeheersing, landschapsbeleving of andere doelstellingen willen een aantal gemeenten hierin hun landbouwers een duwtje in de rug geven. 35

36 7.2 Tussenkomst GMO groenten en fruit In kader van de Gemeenschappelijke Marktordening Groenten en Fruit (GMO) hebben de Producentenorganisaties (PO) de mogelijkheid om de actie inzaai van groenbedekker op te nemen in hun programma. Hiermee kunnen de Producentenorganisaties hun telers stimuleren om een groenbedekker in te zaaien op percelen met groenten. Momenteel heeft ondermeer de producentenorganisatie INGRO deze actie reeds opgenomen in hun programma. Hierdoor kan er jaarlijks een kost van 60 /ha ingezaaide groenbedekker ingebracht worden door de aangesloten telers. Meer info: INGRO: of GREENFARM: of 36

37 8 Demonstratievelden 8.1 Proefopzet Soortenkeuze Op de demonstratievelden willen we een aanbod geven van een aantal courant ingezaaide groenbedekkers. Volgende soorten werden opgenomen in het proefplan: Facelia, Gele mosterd, Bladrammenas, Fix Azote, Wikke, Zomerhaver, Japanse haver, Italiaans raaigras en Rogge Zaaitijdstip Op het proefperceel in Oostkamp werd drie maal ingezaaid, in Kruishoutem twee maal. Onderstaand de verschillende zaaidata: Oostkamp Kruishoutem 1 e inzaai 9 augustus augustus e inzaai 7 september september e inzaai 2 oktober Op 2 oktober werden in Oostkamp enkel de grasachtigen Italiaans raaigras, Rogge, Japanse haver en Zomerhaver ingezaaid. Er wordt aangeraden zo snel mogelijk na de oogst van de hoofdteelt een groenbedekker in te zaaien. Een vroege zaai zorgt er immers voor dat de groenbedekker van een langere ontwikkelingsperiode kan genieten en bijgevolg een hogere stikstofopname kan realiseren. Daarnaast is een vroege inzaai extra van belang voor aaltjesreducerende (bv. Tagetes) en vorstgevoelige soorten (bv. Facelia) daar deze zich voldoende moeten kunnen ontwikkelen vooraleer de vorst 37

38 optreedt. We kunnen aannemen dat een groenbedekker een groeiperiode behoeft van minstens 6 à 8 weken om voldoende effectief te werken (Tagetes 12 weken). Vaak is een vroege inzaai in onze streken niet mogelijk daar vele gewassen laat het veld verlaten, denken we maar aan maïs en bieten in de akkerbouw, of bloemkolen en prei in de tuinbouw. Veel zal namelijk afhangen van de weersomstandigheden waarbij de oogst plaatsvindt Zaaidichtheid Een correcte zaaidichtheid van de ingezaaide groenbedekker resulteert in een homogeen dichtgegroeid gewas waarbij de kieming van onkruiden wordt verhinderd en waarbij de afzonderlijke planten zich voldoende sterk kunnen ontwikkelen. Bij de inzaai van een groenbedekker vormt het zaaizaad de grootste kost. Belangrijk is dus deze kost zo laag mogelijk te houden. De proefresultaten van de laatste jaren toonden aan dat de aan te wenden zaaidichtheid gelinkt kan worden aan het zaaitijdstip. Bij een vroege zaai, indien de weersomstandigheden optimaal zijn, kan een lagere zaaidichtheid aangehouden worden. De planten zullen zich namelijk voldoende snel en sterk kunnen ontwikkelen. Bij een late inzaai wordt beter een wat hogere zaaidichtheid gehanteerd. De ontwikkelingsperiode is in dit geval korter, waardoor kleinere en meer planten zullen moeten zorgen voor een voldoende bodembedekking gedurende de niet-beteelde periode. Volgende zaaidichtheden werden toegepast op de demonstratievelden: soort 1 e zaai 2 e en 3 e zaai Italiaans raaigras 25 kg/ha 40 kg/ha Zomerhaver 50 kg/ha 80 kg/ha Japanse haver 50 kg/ha 80 kg/ha Wikke 80 kg/ha 100 kg/ha Rogge 75 kg/ha 100 kg/ha Gele mosterd 10 kg/ha 20 kg/ha Bladrammenas 12 kg/ha 20 kg/ha Facelia 8 kg/ha 12 kg/ha Fix Azote 10 kg/ha 25 kg/ha 38

39 8.1.4 Bodembewerking Het bewerken van de grond brengt lucht in de bodem wat het stikstofmineralisatieproces stimuleert. Zodoende kunnen groenbedekkers gedurende hun ontwikkeling beïnvloed worden door de uitgevoerde bodembewerkingen. Na een diepe grondbewerking kan de stikstof die bijkomend in de bodem terecht komt ten gevolge van mineralisatie, hetzij de N-reserve in het voorjaar verhogen, hetzij opgenomen worden door de groenbedekker. Om de invloed van verschillende bodembewerkingen op het mineralisatieproces na te gaan werden op de proefpercelen meerdere bodembewerkingen toegepast, telkens met een verschillende werkdiepte. Oostkamp Vaste tand cultivator + rotoreg Schijveneg + rotoreg Rotoreg Kruishoutem Vaste tand cultivator Vaste tand cultivator + rotoreg Directe zaai Bemesting In MAP IV wordt er veel aandacht besteed aan groenbedekkers als vanggewassen van stikstof. De stelregel bij inzaai van groenbedekkers is dan ook dat een extra bemesting niet moet. Enkel bij een vroege zaai en bij lage N- voorraad in de bodem kan overwogen worden om een beperkte bemesting uit te voeren. Na een teelt waar er nogal wat (groene) oogstresten achterblijven, zal de mineralisatie hiervan samen met de reststikstof in de bodem vaak voldoende zijn voor een snelle groei van de groenbedekker. Dus oppassen dat een mestgift geen extra problemen veroorzaakt inzake nitraatresidu. Om na te gaan welke hoeveelheden stikstof opgenomen kunnen worden door de groenbedekkers werd op beide demovelden een extra meststofgift 39

40 uitgevoerd. Zo werd op het veld in Oostkamp zo n stalmest op de stoppel gebracht. Eveneens werd bij de 1 e zaai telkens de helft van het object bijbemest met 50 E ammoniumnitraat. Op het veld in Kruishoutem werd een bemesting uitgevoerd van 50 E ammoniumnitraat; dit vanwege de lage concentratie reststikstof op moment van inzaai. 40

41 8.2 Perceel kenmerken Oostkamp Textuur: Zand (natte lemig zandbodem zonder profiel) Voorvrucht: Wintergerst oogst: 11/7/2012 N-reserve: 14/8/2012 Kg/ha NH4-N DS Kg/ha NO3-N DS 0-30 cm cm < cm <6 12 Bemesting: stalmest 20/7/ Perceel kenmerken Kruishoutem Textuur: Matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont Voorvrucht: wintergerst oogst: 10/8/2012 N-reserve: 14/08/2012 Kg/ha NH4-N DS Kg/ha NO3-N DS 0-30 cm cm cm 6 8 Bemesting: Ammoniumnitraat 50 E 20/8/

42 neerslag (mm) T ( C) 8.4 Teeltomstandigheden De groenbedekkers uitgezaaid in augustus konden profiteren van een vochtig kiembed en eerder warme omstandigheden. Hierdoor konden ze zich allen goed ontwikkelen. Vanaf begin september kenden we een droge periode waardoor de groenbedekkers uitgezaaid in Oostkamp op 7 september eerder een trage kieming en beginontwikkeling kenden. Dit resulteert momenteel in een duidelijk verschil in ontwikkeling tussen eerste en tweede inzaai. De groenbedekkers uitgezaaid begin oktober konden zich tot op heden nauwelijks ontwikkelen. Voor de vorstgevoelige soorten Zomerhaver en Japanse haver betekent dit een te laat zaaitijdstip daar zij, wanneer de vorst optreedt, reeds zullen afsterven. De niet vorstgevoelige soorten zullen zich, weliswaar langzaam, gedurende het najaar/winter verder ontwikkelen, doch slechts beperkt restnitraat opnemen. Sinds eind september en vooral in oktober was er vrij veel neerslag in combinatie met een koudere periode wat de groei van de groenbedekkers afgeremd heeft neerslag temperatuur

43 kg/ha NO3-N DS 8.5 Resultaten Proefperceel te Oostkamp Op 4 oktober 2012 werd, op alle objecten ingezaaid op 9 augustus 2012 (1 e inzaai), een bepaling van de hoeveelheid reststikstof en een bepaling van de stikstofinhoud van de bovengrondse biomassa uitgevoerd. Op de objecten ingezaaid op 7 september 2012 (2 de zaai) en 2 oktober 2012 (3 de zaai) werd een mengstaal genomen over alle objecten heen kg/ha NO3-N DS 14/8/2012 facelia gele mosterd fix azote bladrammenas wikke italiaans raaigras zomerhaver japanse haver rogge braak 0 onbemest bemest Uit bovenstaande grafiek kunnen we de hoeveelheid reststikstof (op 4 oktober 2012) afleiden per soort, al dan niet bijbemest. Zo zien we dat op alle ingezaaide objecten de norm van 90 kg nitraatstikstof per hectare wordt gehaald. Het nitraatresidu op de bijbemeste objecten ligt bij de 43

44 kg NO3-N/ha grasachtigen iets hoger dan op de niet-bijbemeste objecten, bij de bladachtige groenbedekkers is dit net andersom. De extra meststofgift van 50 E kon dus bij de bladachtige groenbedekkers ten volle benut worden. Algemeen is de extra bemesting (50 E N) optimaal gebruikt door de groenbedekkers en resulteert in een over het algemeen hogere drogestof opbrengst per hectare (grafiek: Invloed bemesting op drogestofopbrengst). Enkel op het object ingezaaid met wikke ligt deze drogestof opbrengst lager bij het bemeste object. Bij rogge is dit nagenoeg gelijk. 120 Nitraatresidu (0-90cm) kg/ha NO3-N DS mengstaal eerste zaai mengstaal tweede zaai mengstaal derde zaai braak Op bovenstaande grafiek worden de mengstalen afgebeeld die genomen werden per zaaitijdstip. Zo zien we dat enkel de groenbedekkers gezaaid begin augustus het nitraatresidu in het najaar van 2012 voldoende kon drukken. Groenbedekkers ingezaaid begin september konden zich vanwege de droogte slechts beperkt ontwikkelen en zo ook, slechts een beperkte hoeveelheid restnitraat opnemen. Het mengstaal genomen op de objecten waar begin oktober werd ingezaaid resulteert in een iets lager residu vanwege de onkruidgroei die verkregen werd in de periode tussen 44

45 kg NO3-N/ha oogst van de gerst en de inzaai van de groenbedekkers. Op het object braak, waar geen groenbedekker werd ingezaaid en eveneens geen extra mestgift werd toegepast verkregen we een nitraatresidu gelijklopend met de norm van 90 kg NO3-N/ha. Rekening houdende met de bodemanalyse die na de teelt, halfweg augustus, werd uitgevoerd, kunnen we uitgaan dat er zo n 40 E stikstof werd vrijgesteld door mineralisatie uit de reserves die aanwezig zijn in de bodem. Op 30 oktober 2012 werd een tweede staalname uitgevoerd. Onderstaand de resultaten: 120 Nitraatresidu (0-90cm) kg/ha NO3-N DS /10/ /10/ mengstaal eerste zaai mengstaal tweede zaai mengstaal derde zaai braak Na de natte oktobermaand kunnen we ervan uitgaan dat tamelijk wat nitraat werd uitgespoeld naar de onderliggende lagen. Het nitraatresidu bij de groenbedekkers die het eerst werden uitgezaaid is gedurende de maand oktober slechts minimaal gewijzigd. Het residu bij de groenbedekkers begin september uitgezaaid is daarentegen fors afgenomen. Wegens de droogte begin september konden deze zich weinig ontwikkelen. Vanaf eind september kregen deze voldoende water te slikken waardoor de groei, en daarmee gepaard gaande, de 45

46 kg NO3-N/ha stikstofopname op gang kwam. Het nitraatresidu die begin oktober 2012 nog werd overschreden, is nu teruggedrongen tot zo n 50 E in de laag 0-90 cm. Het nitraatresidu gemeten in de objecten ingezaaid begin oktober is iets gedaald; weliswaar is dit eerder te wijten aan uitspoeling vanwege de tot op heden minimale ontwikkeling van de groenbedekkers. Wanneer we de N-reserves vergelijken tussen de verschillende bodembewerkingen (zie onderstaande grafiek) is dit over het algemeen vrij gelijklopend. Een duidelijk onderscheid tussen minimale bodembewerking (enkel rotor+zaai), een schijvenegbewerking en een intense bodembewerking met een cultivator is er niet te maken inzake de nitraatresiduen cultivator + rotoreg / onbemest nitraatresidu i.f.v. bodembewerking cultivator + rotoreg / bemest schijveneg + rotoreg / onbemest schijveneg + rotoreg / bemest rotoreg / onbemest rotoreg / bemest Intensief Minder intensief BODEMBEWERKING Ook de groei van de groenbedekkers en dus de drogestofopbrengst bij de verschillende groenbedekkers is dit jaar weinig afhankelijk van de toegepaste bodembewerking (zie onderstaande grafiek). Op een 46

47 kg DS/ha gewasstaalname (bovengrondse massa) op 4 oktober 2012 leverde voor de objecten ingezaaid op 9 augustus (1 ste zaai) meer verschillen op tussen de groenbedekkers onderling dan tussen de drie verschillende bodembewerkingen Invloed bodembewerking op drogestofopbrengst cultivator + rotoreg schijveneg + rotoreg rotoreg 47

48 Staalname dd. 4/10/

49 Staalname dd. 4/10/

50 Beworteling Figuur 11: Verdikte penwortel van bladrammenas. Wanneer we eerder in deze brochure spraken over gewasontwikkeling had dit betrekking op de bovengrondse gewasmassa. Niettemin kan een groenbedekker ook ondergronds heel wat massa produceren. Daarom werd op het demoveld in Oostkamp op 28 november een analyse uitgevoerd van de ondergrondse gewasmassa, nl. de beworteling, geproduceerd door de verschillende groenbedekkers. De bladachtigen, met uitzondering van bladrammenas met z n verdikte penwortel, scoren in ondergrondse ontwikkeling lager in vergelijking met de grasachtigen die tot zo n 4000 kg en in geval van Italiaans raaigras tot zo n kg drogestof aan wortels kunnen produceren. Kruisbloemigen, zoals gele mosterd en vooral bladrammenas, worden gekenmerkt door een indrukwekkende penwortel waarmee ze eventuele storende lagen kunnen opheffen. Anderzijds, door het geringe aantal zijwortels is de totale wortelmassa heel wat minder in vergelijking met sommige grasachtigen. Hun bijdrage aan de organische stof voorziening en het tegengaan van verslemping is daarom geringer. Ook voor facelia is deze bijdrage eerder beperkt. Enkel de bovenste 15 cm kent een behoorlijk intensieve doorworteling. Het wortelgestel van wikke bestaat Figuur 10: Intensieve oppervlakkige beworteling van haver. 50

51 uit een omvangrijk stelsel van dunne maar soms toch diep reikende wortels. Binnen een teeltrotatie van ondiep wortelende teelten is het aangeraden een diep wortelende groenbedekker aan te wenden om de reststikstof in de diepere grondlagen alsnog te benutten en vast te leggen in het gewas. Tabel 3: Stikstofopname/ drogestof productie van de verschillende groenbedekkers (2012). Drogestofproductie Drogestof Stikstof- Stikstof- TOTAAL drogestof- TOTAAL stikstofgewas -productie opname opname productie opname wortel gewas wortel najaar 2012 najaar (kgds/ha) (kgds/ha) (kgn/ha) (kgn/ha) (kgds/ha) 2012(kgN/ha) facelia gele mosterd fix azote Nov.2012: 2716 bladrammenas(*) Feb.2013: Nov.2012 :63 - Feb.2013: wikke Italiaans raaigras(*) Nov.2012: 2235 Feb.2013: Nov.2012 :58 Feb.2013: zomerhaver 2662, Japanse haver Nov.2012: 2803 Feb.2013: 4140 Nov.2012 : rogge(*) Feb.2013:

52 Vorstgevoeligheid Vorstgevoeligheid is een voordeel voor een groenbedekker, maar enkel wanneer nachtvorst niet te vroeg optreedt. Vorst vergemakkelijkt het onderwerken en de kans voor opslag in het volgend jaar daalt (geen zaadzetting). De groenbedekkers die de vrieskou goed weerstaan, in ons geval Italiaans raaigras en rogge, moeten op andere manieren vernietigd worden. Vaak grijpen landbouwers hiervoor naar spuitmiddelen, maar mechanische vernietiging kan evengoed een oplossing bieden. Figuur 13: Hergroei bladrammenas voorjaar Figuur 12: Afgestorven gewas Japanse haver na periode met nachtvorst. Na de eerste vrieskou eind januari waren reeds alle vorstgevoelige groenbedekkers afgestorven. Opmerkelijk is dat bladrammenas dat eerder in het najaar geen extra meststofgift kreeg, opvallend minder vorstgevoelig is dan het object dat deze wel kreeg. Begin maart 2013 kon dan ook een hergroei worden waargenomen. Op 20 februari 2013 werd een laatste bodem- en gewasstaal genomen. Daar de vorstgevoelige groenbedekkers reeds afgestorven waren, bemerkten we in deze objecten een iets hogere stikstofreserve dan in de 52

53 stisktofreserve (kgn/ha) objecten ingezaaid met de niet-vorstgevoelige soorten. Door oppervlakkige vertering van de gewasresten wordt de opgenomen stikstof namelijk terug vrijgegeven vroeg in het voorjaar. Bij de grasachtigen start dit proces bij het inwerken ervan en zal de stikstof bijgevolg reeds later in het voorjaar terug vrijgesteld worden ten gunste van de volgteelt. De keuze van de in te zaaien groenbedekker hangt daarom eveneens af van de volgteelt. Indien het een teelt betreft dat pas later in het jaar wordt ingezaaid/ geplant wordt het best geopteerd voor een niet-vorstgevoelige groenbedekker omdat op die manier de nutriëntenverliezen tot een minimum worden herleid. Grasachtige groenbedekkers kunnen hierbij een extra snede opleveren wat zowel financieel als praktisch bij het inwerken voordelig is. De grootste nutriëntenverliezen vinden we terug in het braakliggend object waar geen groenbedekker werd ingezaaid. Van de 90 eenheden stikstof, aanwezig bij de start van de sperperiode, vinden we daarvan eind februari 2013 slechts 20 eenheden terug verspreid over de laag 0-90cm /10/ /02/ vorstgevoelige groenbedekkers niet-vorstgevoelige groenbedekkers braak 53

54 stikstofopname aug.2012-feb.2013 (KgN/ha) /10/2012 onbemest 2/10/2012 bemest 28/11/2012 onbemest 28/11/2012 bemest 20/02/2013 onbemest 20/02/2013 bemest Proefperceel te Kruishoutem Op 9 oktober 2012 werd op alle objecten, ingezaaid op 20 augustus 2012, een bepaling van de hoeveelheid reststikstof in de bodem en een bepaling van de stikstofinhoud van de bovengrondse biomassa uitgevoerd. Vooraleer de inzaai werd het volledige perceel bemest met 50 E ammoniumnitraat. Er zal daarom geen onderscheid gemaakt worden tussen bemest en onbemest. 54

55 Kg NO3-N/ha kg/ha NO3-N DS Uit bovenstaande grafiek kunnen we de N-reserve afleiden per soort. Opvallend zijn de hoge waarden; nl. binnen het object Italiaans raaigras en Japanse haver werd de norm van 90 kg restnitraat/ha niet gehaald. In vergelijking met het perceel gelegen in Oostkamp konden de groenbedekkers het nitraatresidu hier minder doen dalen. De oorzaak hiervan is vooral de latere inzaai (én een te hoge meststoftoediening vooraleer de inzaai van de groenbedekker). Op de objecten ingezaaid op 10 september werd momenteel nog geen staalname uitgevoerd vanwege de beperkte ontwikkeling van de groenbedekkers. 55

56 kg DS/ha Invloed bodembewerking op drogestofopbrengst vaste tand cultivator + rotoreg vaste tand cultivator directe inzaai In tegenstelling tot het perceel in Oostkamp zien we op het perceel in Kruishoutem toch wel een opvallend verschil naar restnitraat bij de verschillende bodembewerkingen. In de objecten waar direct werd ingezaaid zonder voorafgaande bodembewerking werd heel wat minder verse massa geproduceerd wat wijst op enerzijds een lager gehalte aan reststikstof (weinig mineralisatie omdat geen bodembewerking werd uitgevoerd) maar eveneens op een lager opkomstpercentage van de groenbedekkers (vanwege het ontbreken van een fijn zaaibed). 56

57 9 Projectvoorstelling Beide demomomenten werden mede mogelijk gemaakt dankzij de financiële steun van het Interreg project KaderRichtlijn Water. Eind 2015 zullen alle lidstaten van de Europese Unie moeten zorgen dat het oppervlakte- en grondwater een goede kwaliteit heeft. Ondanks alle inspanningen blijkt dat de waterkwaliteitsnormen nog steeds worden overschreden. In een drietal polders wordt via een integrale aanpak, die er op gericht is om meer dan de wettelijk voorgeschreven maatregelen uit te voeren, nagegaan of een dergelijke aanpak wel tot het voorgeschreven resultaat leidt. Deze drie geselecteerde polders liggen in de provincies Zeeland en Oost- en West-Vlaanderen en kennen ieder hun eigen problematiek. De bedoeling is om door intensieve voorlichting, begeleiding en het geven van premies voor bovenwettelijke maatregelen de inwoners/eigenaren van de drie polders te bewegen om hun emissies te verminderen. Dat is maatwerk en zal in het ene geval leiden tot de installatie van zuiveringsinstallatie en in het andere geval tot andere manieren van grondbewerking en zo leiden tot de gewenste waterkwaliteit. Naast de waterkwaliteit zal ook de nog steeds doorgaande verlaging het grondwaterpeil worden aangepakt. Gekeken zal worden naar alternatieve waterbronnen. De inzet van de partners is er ook op gericht om de betrokkenen er van te overtuigen dat een goede waterkwaliteit ook voor hen voordelen oplevert. 57

58 10 Demonstratie brandstofbesparing Project: Brandstofbesparing zichtbaar maken Proefopzet: Een tractor met schijveneg zal twee maal 8 werkgangen afleggen één maal handmatig en één maal met GPS (RTK). De tractor is uitgerust met 2 glazen buizen gevuld met brandstof, waaruit de trekker zijn brandstof haalt. Op die manier kan vergeleken worden of er extra bespaard kan worden door gebruik te maken van GPS. Daarnaast wordt ook gekeken naar het verschil in oppervlakte tussen de twee, door minder te overlappen zou de bewerking met GPS met evenveel werkgangen meer oppervlakte moeten bewerken. Afbeelding 1: tractor met 2 glazen buizen die dienen als brandstofreservoir 10.1 Brandstofbesparing zonder GPS Jaarlijks wordt in Vlaanderen heel wat grond bewerkt en aangezien tijdens grondbewerking relatief veel brandstof wordt verbruikt, telt dit voor een groot stuk voor het brandstof verbruik in de landbouw. Talrijke factoren 58

59 hebben een invloed op het verbruik tijdens de grondbewerking. De belangrijkste factoren zijn: Rijgedrag Uit onderstaande grafiek blijkt dat het brandstofverbruik van deze tractor het laagst ligt bij 1600 toeren/min. Bij dit toerental van de motor, blijkt dat het koppel (weerstand tegen belasting) nog iets kan stijgen. De trekker heeft met andere woorden nog wat reserve voor plotse pieken. Stijgt het toerental van de motor dan gaat het vermogen van de trekker stijgen maar het koppel gaat dalen en het brandstofverbruik stijgt. Het vermogen van de trekker wordt bij het rijden met een motortoerental van 1600 toeren niet maximaal benut, maar het verbruik ligt hier wel het laagst. Afbeelding 2: toerental vs brandstofverbruik, vermogen en koppel 59

60 Uit voorgaande testen met een ploeg blijkt dat, enkel en alleen door te rijden bij een toerental van om en bij de 1600 toeren/min, voor ongeveer 7% aan brandstof kan bespaard worden Frontgewichten De ideale gewichtsverdeling van de trekker op het veld is 40% van het gewicht op de vooras en 60% op de achteras. Tijdens grondbewerking komen grote lasten op de achterbrug van de trekker. Door die ontlasting gaan de voorwielen minder in de bodem grijpen en meer doorslippen. Wat resulteert in wielslip. Onderstaande foto s geven een goed beeld welke verbrokkeling van het wielspoor er ontstaat bij een bepaald percentage dat het wiel slipt. Uit dit onderzoek blijkt dat bijvoorbeeld het dieselverbruik al snel oploopt tot 150% bij een slippercentage van slechts 30% (bron: ). Daarnaast resulteert wielslip ook in het dichtslempen van de bodem. 20% slip = 100% brandstofverbruik 30% slip = 150% brandstofverbruik 40% slip = 200% brandstofverbruik >50% slip = > 250% brandstofverbruik 60

61 Afbeelding 3: % wielslip vs % dieselverbruik Dit kan opgelost worden door extra frontgewichten te gebruiken, waardoor de voorwielen terug grip krijgen, wielslip vermindert en het brandstofverbruik zal dalen. Uit proeven in het buitenland blijkt dat tot 2% kan bespaard worden door een zwaarder frontgewicht te gebruiken, in eigen testen was dit 1% Bandenspanning Naast frontgewichten kan wielslip ook voorkomen worden door gebruik te maken van een lagere bandenspanning. Door te werken met lage bandenspanning op het veld, gaat eerst en vooral de productiviteit van het gewas stijgen (minder dichtslempen van de bodem, ). Bovendien zal bij het werken in nattere omstandigheden of op zwaardere bodems de banden steeds zichzelf reinigen en niet dichtkleven. Dit komt doordat de band doorbuigt en flexibel wordt. De banden houden zo hun maximale grip in de bodem. De wielslip zal hier lager zijn waardoor de trekker zijn snelheid langer zal aanhouden en ook zijn krachten beter zal benutten. Dit heeft opnieuw brandstofbesparing tot gevolg. Uit Duitse proeven blijkt dat tot 20% brandstof kan bespaard worden. Dit enkel door de bandendruk op het veld van 1,6 bar naar 0,8 bar te laten dalen. Wanneer je dit doet, moet je wel rekening houden of het type band dit toelaat en welke massa de band moet dragen. Iedere fabrikant heeft hiervoor tabellen waarop je kan controleren hoever je de spanning van de band kan laten zakken zonder de band te beschadigen. Uit eigen metingen, tijdens zeer droge omstandigheden, werd toch 4% brandstof bespaard door de banden van transportspanning tot de minimaal toegelaten spanning. 61

62 Afstelling Tijdens de grondbewerking wordt er een grote hoeveelheid grond verplaatst. Het is belangrijk dat dit gebeurt met zo weinig mogelijk weerstand. Het onderhoud is hiervoor zeer belangrijk. Werken met versleten scharen zorgt niet alleen voor smeren van de bodem, maar doet ook de trekkracht stijgen. Daarop volgt dat de wielslip en dus ook het verbruik van de trekker toeneemt. Ook de diepte bepaalt hoeveel grond er wordt verplaatst, hoe dieper de machine wordt ingesteld hoe meer inspanning de trekker zal moeten leveren en hoger het verbruik zal liggen. Afbeelding 4: arbeidsdiepte (cm) vs brandstofverbruik (%) voor 3 types scharen (top Agrar 4/2010) 10.2 Brandstofbesparing met GPS Daarnaast kan door gebruik te maken van GPS nog extra bespaard worden op brandstofverbruik, en dit door twee zaken. Al naargelang de graad van nauwkeurigheid van de GPS zal de besparing groter worden. Bij een stuurautomaat met RTK precisie zullen de besparingen dus groter zijn dan bij een stuurhulp met EGNOS, een stijgende nauwkeurigheid resulteert echter ook in flink hogere kostprijs. 62

63 Een eerste punt is dat er doordat er nauwkeuriger gewerkt wordt minder overlapping zal optreden. Er wordt met andere woorden meer oppervlakte bewerkt met eenzelfde aantal werkgangen (en brandstof). Op die manier kan op het einde van het perceel 1 of meerdere werkgangen uitgespaard worden. Dit is vooral van belang bij machines met beperkte werkbreedtes (naoogstbewerking, zaaibedbereiding, zaaien en planten, ), hoe groter de overlapping tussen de verschillende werkgangen hoe meer werkgangen uitgespaard kunnen worden. Aangezien de overlapping in grondbewerking relatief hoog is (gemiddeld 13% bron: Arvalis) kunnen hierbij wel een aantal besparingen gebeuren. Door een werkgang uit te sparen wordt immers niet enkel bespaard op brandstof, ook op onderhoud, slijtage en afschrijving van de tractor en de machine en de uitgespaarde arbeidsuren wordt bespaard. Een tweede punt is dat er ook effectief kan bespaard worden op brandstof, doordat tijdens het keren met een machine met smalle werkbreedte (grondbewerking, zaaien en planten, ) steeds gemanoeuvreerd moet worden op de kopakker, vooral het telkens stoppen en terug vertrekken kost veel brandstof. Door gebruik te maken van GPS kunnen er werkgangen overgelaten worden, waardoor er niet meer gemanoeuvreerd dient te worden om naar de volgende werkgang te rijden. Door niet meer te moeten manoeuvreren zijn er naast brandstofbesparing nog een aantal andere voordelen: de belangrijkste is dat de bodem op de kopakker niet meer dichtgereden wordt, daarnaast wordt er een beetje tijd uitgespaard en is het eenvoudiger werken voor de chauffeur. 63

64 Afbeelding 5: werkgangen overlaten met GPS De besparing op brandstof wordt in een aantal artikels (cijfers tot een totale besparing van 10% op brandstof) serieus overschat. Volgens enkele voorlopige metingen en voorzichtigere schattingen zal dit enkel in grondbewerking oplopen tot enkele percenten. Grondbewerking is natuurlijk wel een belangrijke bron van brandstofverbruik binnen de akkerbouw. INFO PCLT Roeselare, Tim Willem Zuidstraat Roeselare Tel. 051/

65 65

66 66

67 11 Inlichtingen Vlaamse Overheid Bart Debussche Departement Landbouw en Visserij (ADLO) Tel: 050/ / E bart.debussche@lv.vlaanderen.be Inagro Franky Coopman/ Pieter Declercq Kenniscentrum bodem voor de land- en tuinbouw Tel: 051/ Fax: 051/ E franky.coopman@inagro.be Provinciaal Centrum voor de Groenteteelt Elise Vandewoestijne Tel: 09/ Fax: 09/ E elise.vandewoestijne@proefcentrumkruishoutem.be RATO vzw Jeroen Verstraete Tel: Fax: E jeroen.verstraete@oost-vlaanderen.be 67

Groenbedekkers en bodemvruchtbaarheid. Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij dienst Voorlichting

Groenbedekkers en bodemvruchtbaarheid. Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij dienst Voorlichting Groenbedekkers en bodemvruchtbaarheid Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij dienst Voorlichting 17-09-2015 Waarom groenbedekkers uitzaaien? Nut groenbedekkers Goede humustoestand N-uitspoeling vermijden

Nadere informatie

Bezoek demoveld groenbedekkers Poelberg Tielt

Bezoek demoveld groenbedekkers Poelberg Tielt 2015 Bezoek demoveld groenbedekkers Poelberg Tielt 17-11-2015 0 1 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit en de afname van het organisch stofgehalte in de bodem kunnen

Nadere informatie

Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) 25-02-2010

Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) 25-02-2010 Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) 25-02-2010 Inleiding: waarom groenbedekkers? Overzicht groenbedekkers Demonstratievelden 2009 Kostprijs: wat kost

Nadere informatie

Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek

Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek Bram Van Nevel Bram.van.nevel@inagro.be 051/27.33.47 Waarom groenbedekkers? 1. Restnitraat 2. Verhogen bodemvruchtbaarheid 3. Verlagen

Nadere informatie

AVEVE - Groenbedekkers. Dé verzekering voor uw bodemvruchtbaarheid

AVEVE - Groenbedekkers. Dé verzekering voor uw bodemvruchtbaarheid AVEVE - Groenbedekkers Dé verzekering voor uw bodemvruchtbaarheid Wat is de beste groenbedekker voor uw perceel? Bij de keuze van de beste groenbedekker voor een perceel moet je als landbouwer rekening

Nadere informatie

DEMONAMIDDAG. Groenbedekkers Bandenspanning Puntvervuiling Oktober 2016 KOKSIJDE 9 November 2016 PASSENDALE

DEMONAMIDDAG. Groenbedekkers Bandenspanning Puntvervuiling Oktober 2016 KOKSIJDE 9 November 2016 PASSENDALE DEMONAMIDDAG Groenbedekkers Bandenspanning Puntvervuiling 2016 25 Oktober 2016 KOKSIJDE 9 November 2016 PASSENDALE Programma Demoveld mengsels van groenbedekkers: impact op ziekten en plagen 1. Waarom

Nadere informatie

Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond. Groenbemesters. Aanbreng organische stof. Daling nitraatresidu

Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond. Groenbemesters. Aanbreng organische stof. Daling nitraatresidu Groenbemesters Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond Om je grond in goede conditie te houden is de teelt van een groenbemester noodzakelijk. Het zaaien van een groenbemester

Nadere informatie

Intergemeentelijke demonstratie

Intergemeentelijke demonstratie Meulebeke Intergemeentelijke demonstratie Nut van groenbedekkers in de strijd tegen bodemdegradatie 10 oktober 2010, 9u00-11u30 www.prosensols.eu Union Européenne Fonds Européen de Développement Régional

Nadere informatie

DEMOnamiddag. Groenbedekkers Spuittechniek Erosie VRIJDAG 20 OKTOBER 2017 PITTEM

DEMOnamiddag. Groenbedekkers Spuittechniek Erosie VRIJDAG 20 OKTOBER 2017 PITTEM DEMOnamiddag Groenbedekkers Spuittechniek Erosie VRIJDAG 20 OKTOBER 2017 PITTEM Vrijdag 20 oktober 2017 start 13u15 einde 16u30 Plattebeursstraat Pittem 1 Programma Ontvangst & inschrijven fytolicentie

Nadere informatie

van harte welkom Koolstof Kringlopen

van harte welkom Koolstof Kringlopen van harte welkom Koolstof Kringlopen 1 Programma 13:30 Opening met lezing 14:00 Instructie geleide rondgang 14:15 Geleide rondgang 16:45 Actieve demonstratie machines Afsluiting met drankje & snack Koolstof

Nadere informatie

EAG COVERMENGSELS TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS

EAG COVERMENGSELS TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS EAG COVERMENGSELS EN TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS 2015 VOORDELEN COVERMENGSELS Principe : Het samenvoegen van soorten groenbedekkers met de bedoeling er landbouwkundige voordelen uit te halen zoals : Voldoen

Nadere informatie

Vanggewassen: waarom en keuze

Vanggewassen: waarom en keuze Vanggewassen: waarom en keuze 9 juli 2019 - Tongeren Sander Smets vzw PIBO-Campus Tongeren Programma 1. Waarom vanggewassen inzaaien? 2. Landbouwkundige aspecten 3. Hoe vanggewassen kiezen? 4. Praktijkvoorbeelden

Nadere informatie

Het nut van groenbemesters:

Het nut van groenbemesters: Groenbemesters Het nut van groenbemesters: Het zijn gewassen die bodemvruchtbaarheid op peil houden of verbeteren omdat organische stof wordt toegevoegd. Tijdens de groei beschermen ze de bodem tegen erosie

Nadere informatie

Groenbemesters Akkerbouw. Bodem verbeteren is resultaat oogsten

Groenbemesters Akkerbouw. Bodem verbeteren is resultaat oogsten Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten Een gezond bodemleven geeft een weerbaar gewas Een gezonde en rijke bodem zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle teelt. De basis

Nadere informatie

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van :

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van : Vanggewas na maïs Informatie en productenoverzicht Lid van : 2 Vanggewas na maïs Een vanggewas is een groenbemestingsgewas dat na een hoofdgewas geteeld wordt met de bedoeling uitspoeling van meststoffen,

Nadere informatie

Waarom een groenbedekker zaaien? WAT TE ZAAIEN NA DE MAÏSOOGST. Gert Van de Ven. Geert Haesaert, Joos Latré

Waarom een groenbedekker zaaien? WAT TE ZAAIEN NA DE MAÏSOOGST. Gert Van de Ven. Geert Haesaert, Joos Latré WAT TE ZAAIEN NA DE MAÏSOOGST Gert Van de Ven Geert Haesaert, Joos Latré Inleiding Met de maisoogst in zicht, dringt zich ook weer de keuze van de groenbedekker aan. De zaai van een groenbedekker levert

Nadere informatie

Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers

Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers Demoproject bemesting in de vollegrondssierteelt: het totaal concept gedemonstreerd! Verónica Dias (PCS) Stijn Moermans (BDB) Projectpartners

Nadere informatie

Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten 2018

Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten 2018 Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten 2018 Wortelexudaten Groenbemesters Gewasresten Schijf van 5 voor het bodemleven Compost Dierlijke mest Een gezond bodemleven geeft een weerbaar

Nadere informatie

bladrammenas Facelia Incarnaatklaver onkruid Structuur

bladrammenas Facelia Incarnaatklaver onkruid Structuur bladrammenas Facelia Incarnaatklaver Wikken afspoeling onkruid doorlaatbaarheid Structuur Naar de diepere grondlagen Gele mosterd Japanse haver Facelia Wikken afspoeling Organisch materiaal onkruid VOORDELEN

Nadere informatie

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering Groenbemesters 2015-2016 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Gezondheid, structuur en een goed bodemleven van de bodem verbeteren de opbrengst van teeltgewassen en hiermee ook uw bedrijfsresultaat.

Nadere informatie

Groenbemesters Bodem verbeteren is resultaat oogsten

Groenbemesters Bodem verbeteren is resultaat oogsten Groenbemesters Bodem verbeteren is resultaat oogsten Wortelexudaten Een gezond bodemleven geeft een weerbaar gewas Een gezonde en rijke bodem zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle teelt. De

Nadere informatie

Groenbemesters in het bouwplan. Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos

Groenbemesters in het bouwplan. Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos Groenbemesters in het bouwplan Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos Groenbemesters: een goede keuze! Groenbemesters in het bouwplan Wiepie Haagsma, Leendert Molendijk Kennisdag 4 februari 2019 Hoe selecteer

Nadere informatie

Vanggewas. Vanggewas na maïs. Deze gewassen kunnen bij zaaien in het najaar nog een voldoende grondbedekking geven.

Vanggewas. Vanggewas na maïs. Deze gewassen kunnen bij zaaien in het najaar nog een voldoende grondbedekking geven. Vanggewas na maïs Vanggewas Een vanggewas kan een groenbemestingsgewas zijn dat na een hoofdgewas geteeld wordt met de bedoeling uitspoeling van meststoffen, vooral nitraat, tegen te gaan. Vanggewas na

Nadere informatie

Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers

Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers Demoproject bemesting in de vollegrondssierteelt: het totaal concept gedemonstreerd! Verónica Dias (PCS) Stijn Moermans (BDB) Projectpartners

Nadere informatie

Stikstofinhoud van groenbemesters. van. Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting

Stikstofinhoud van groenbemesters. van. Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting Stikstofinhoud van groenbemesters van de stikstofvoorziening Stikstofinhoud van toe. Groenbemesters hebben een functie als Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting stikstofleverancier.

Nadere informatie

Bert Purnot Luc Engelborghs. Probleemstelling

Bert Purnot Luc Engelborghs. Probleemstelling Probleemstelling Groenteteelt: relatief hoge verliezen van nutriënten naar milieu (relatief beperkte bewortelingsdiepte) Nitraat: zeer mobiel en snelle uitspoeling Monitoringsnetwerk VMM = MAP-meetpunten

Nadere informatie

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering Groenbemesters 2015-2016 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Gezondheid, structuur en een goed bodemleven van de bodem verbeteren de opbrengst van teeltgewassen en hiermee ook uw bedrijfsresultaat.

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: september 2010 Versie: 2 Status: Definitief Opgesteld: Hooibeekhoeve, Gert Van

Nadere informatie

Groenbemester als vervanging vals zaaibed

Groenbemester als vervanging vals zaaibed Groenbemester als vervanging vals zaaibed Onkruidonderdrukking door groenbemesters 24 januari 2019, Wiepie Haagsma Onkruidbeheersing in de praktijk Vruchtwisseling en gewaskeuze Hoofdgrondbewerking Teeltwijze

Nadere informatie

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED GROENBEDEKKING

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED GROENBEDEKKING DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED GROENBEDEKKING Campagne //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Opties voor duurzaam stikstof- en koolstofbeheer in intensieve teelten

Opties voor duurzaam stikstof- en koolstofbeheer in intensieve teelten Opties voor duurzaam stikstof- en koolstofbeheer in intensieve teelten De Vliegher A. De Waele J. Agneessens L. CriNglooP Collectief 9 oktober 2014 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 29 nateelt groenbemesters Nederlands Limburg Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 21 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Demo groenbedekkers. 31 oktober 2017 Lierde

Demo groenbedekkers. 31 oktober 2017 Lierde Demo groenbedekkers 31 oktober 2017 Lierde ORGANISATIE Boeren op een helling Leaderproject in de Vlaamse Ardennen Het Leaderproject 'Boeren op een helling' heeft als doel een overkoepelend kennisplatform

Nadere informatie

Groenbemesting. Als we de diverse redenen onderzoeken waarom een groenbemester te zaaien, zien we het volgende:

Groenbemesting. Als we de diverse redenen onderzoeken waarom een groenbemester te zaaien, zien we het volgende: Groenbemesting Groenbemesters in een biologische tuin zijn bijna onmisbaar. Zij zijn als het ware een beetje verantwoordelijk voor de optimale toestand van de grond en onrechtstreeks ook voor onze groenten.

Nadere informatie

GROENBEMESTERS VROEGE ZAAI: OPVOLGING N- VAST- EN VRIJSTELLING

GROENBEMESTERS VROEGE ZAAI: OPVOLGING N- VAST- EN VRIJSTELLING GROENBEMESTERS VROEGE ZAAI: OPVOLGING N- VAST- EN VRIJSTELLING Proefcode : OL09 GRBM01 Uitgevoerd in opdracht van : Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch comité Karreweg

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

Demonstratienamiddag Groenbedekkers

Demonstratienamiddag Groenbedekkers Demonstratienamiddag Groenbedekkers 9 november 2010, 13u30-16u www.interreg-jade.com Union Européenne Fonds Européen de Développement Régional Europese Unie Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Interreg

Nadere informatie

Impact van éénmalige organische bemesting op de stikstofnalevering in meerjarige sierteelten

Impact van éénmalige organische bemesting op de stikstofnalevering in meerjarige sierteelten Impact van éénmalige organische bemesting op de stikstofnalevering in meerjarige sierteelten Mineralisatieproef: invloed onkruidbestrijding en groenbemesters Incubatieproef: lange termijn N-nalevering

Nadere informatie

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen De Perfect(e) Bodem Basis voor iedere teelt Om de teelt

Nadere informatie

Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge

Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge Postbus 430 8200 AK Lelystad www.telenmettoekomst.nl Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge Samenstelling: Hans Hoek, Gerard Korthals en Jacques

Nadere informatie

Bewerken. Bewerken en inwerken van groenbemesters. Groenbemesters Wageningen University & Research

Bewerken. Bewerken en inwerken van groenbemesters. Groenbemesters Wageningen University & Research Bewerken Bewerken en inwerken van groenbemesters Gewasbescherming Robuust Optimaal Economisch Natuurlijk Groenbemesters 2019 1 10 Bewerken van groenbemesters Groenbemesters kunnen op veel verschillende

Nadere informatie

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS 2018 RASSENADVIES: GROENBEMESTERS BODEMLEVEN SOORTEN ZAAIEN TEELT ONDERWERKEN WELKE GROENBEMESTER KIEST U? De teelt van een geslaagde groenbemester vergt veel aandacht. U kunt de teelt van een groenbemester

Nadere informatie

VITAL EARTH GLB-PROOF. Groenbemesters voor een gezondere bodem NU MET GROENBEMESTERS

VITAL EARTH GLB-PROOF. Groenbemesters voor een gezondere bodem NU MET GROENBEMESTERS VITAL EARTH Groenbemesters voor een gezondere bodem NU MET GLB-PROOF GROENBEMESTERS 2015 VITAL EARTH Groenbemesters voor een gezondere bodem Kies de juiste groenbemester Groenbemesters dienen een vaste

Nadere informatie

GROENBEMESTERS. iperen.com

GROENBEMESTERS. iperen.com 2017 GROENBEMESTERS iperen.com WELKE GROENBEMESTER KIEST U? De teelt van een geslaagde groenbemester vergt veel aandacht. U kunt de teelt van een groenbemester vergelijken met een volwaardige teelt. De

Nadere informatie

Rogge telen voor vergisting?

Rogge telen voor vergisting? Rogge telen voor vergisting? Inagro bundelde 6 jaar positieve ervaring: snijrogge leverde onder proefveldomstandigheden op zandleembodem meer dan 8 ton DS/ha op en is combineerbaar met een volgteelt als

Nadere informatie

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? Ronald Euben Wat vraagt de biet? 2 Bij de zaai Enkele (kleine) kluiten bovenaan (dichtslaan, erosie) Verkruimelde, aangedrukte laag (contact zaad bodem) Vaste,

Nadere informatie

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering Vanggewas na maïs Verplichting 2019 Aandachtspunten VAB Maarsbergen, 4 april 2019 Bert Knegtering Vanggewas na maïs Vanaf 2019 is er een verschil in de inzaaidatum voor vanggewassen die direct na de oogst

Nadere informatie

Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten. Naar een toekomstbestendige boomkwekerij

Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten. Naar een toekomstbestendige boomkwekerij Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten Naar een toekomstbestendige boomkwekerij Deelproject; Biologische grondontsmetting in vaste planten Het doel van dit project is alternatieve methoden

Nadere informatie

1 Aanduiding van focusgebieden en focusbedrijven

1 Aanduiding van focusgebieden en focusbedrijven MAP V Aanduiding van focusgebieden en focusbedrijven Normen voor stikstofbemesting Normen voor fosforbemesting 1 Aanduiding van focusgebieden en focusbedrijven Gebieden waar de nitraatconcentraties in

Nadere informatie

Groenbemesters Een vruchtbare investering

Groenbemesters Een vruchtbare investering Groenbemesters 2016-2017 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Investeren in uw bodem is onontbeerlijk. Immers de opbrengst van uw gewassen en uw bedrijfsresultaat zijn hiermee onlosmakelijk verboden.

Nadere informatie

VOORWAARDEN AANVRAAG DEROGATIE 2019

VOORWAARDEN AANVRAAG DEROGATIE 2019 De derogatie is nog niet definitief goedgekeurd. In afwachting is het belangrijk dat u uiterlijk 14 juli uw aanvraag volledig in orde brengt. VOORWAARDEN AANVRAAG DEROGATIE 2019 1. AANVRAAG Het aanvragen

Nadere informatie

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS 2019 RASSENADVIES: GROENBEMESTERS BODEMLEVEN SOORTEN ZAAIEN TEELT ONDERWERKEN WELKE GROENBEMESTER KIEST U? De teelt van een geslaagde groenbemester vergt veel aandacht. U kunt de teelt van een groenbemester

Nadere informatie

Vanggewas na mais ook goed voor de boer

Vanggewas na mais ook goed voor de boer Vanggewas na mais ook goed voor de boer Gaat u meer aandacht aan uw groenbemester besteden? Janjo de Haan 12 februari 2015 Verschil tussen vanggewas en groenbemester (Stikstof)vanggewas Onbemest 1e doel

Nadere informatie

Oordeelkundige stikstofbemesting in de boomkwekerij

Oordeelkundige stikstofbemesting in de boomkwekerij Oordeelkundige stikstofbemesting in de boomkwekerij Demoproject (2014-2016): N-bemesting in vollegrondssierteelt: het totaalconcept gedemonstreerd maart 2015 februari 2017 Dominique Van Haecke Projectpartners

Nadere informatie

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1 Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Bram Vervisch, Annelies Beeckman, Johan Rapol, Lieven Delanote, Victoria Nelissen, Koen Willekens Inleiding Proeven de voorbije jaren hebben aangetoond

Nadere informatie

Groenbemesters. Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging!

Groenbemesters. Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging! Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging! Dit demonstratieproject wordt medegefinancierd door de Europese Unie en het Departement Landbouw en Visserij

Nadere informatie

EAG-mengsels Greencover. LG-gids voor een

EAG-mengsels Greencover. LG-gids voor een EAG-mengsels Greencover LG-gids voor een GEZONDERE BODEM 2015 INHOUD 3 INLEIDING 4 REGELGEVING 5 OVERZICHT GREENCOVER 6 EAG-MENGSELS GROENBEDEKKERS 15 BIOFUMIGATIE 16 AALTJESBESTRIJDING 17 DOUBLET 18 INFOTABEL

Nadere informatie

Groenbemesters. Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging!

Groenbemesters. Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging! Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging! Dit demonstratieproject wordt medegefinancierd door de Europese Unie en het Departement Landbouw en Visserij

Nadere informatie

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen en nagewassen Vanggewassen De Perfect(e) Bodem basis voor iedere teelt GLB Vergroeningsmengsels Om de teelt van een gewas succesvol te laten verlopen moet

Nadere informatie

Oordeelkundige stikstofbemesting in de begoniateelt

Oordeelkundige stikstofbemesting in de begoniateelt Oordeelkundige stikstofbemesting in de begoniateelt Demoproject (2014-2016): N-bemesting in vollegrondssierteelt: het totaalconcept gedemonstreerd maart 2015 februari 2017 Dominique Van Haecke Projectpartners

Nadere informatie

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen en nagewassen Vanggewassen De Perfect(e) Bodem basis voor iedere teelt Om de teelt van een gewas succesvol te laten verlopen moet de uitgangssituatie optimaal

Nadere informatie

DEROGATIEVOORWAARDEN 2015

DEROGATIEVOORWAARDEN 2015 1 AANVRAAG Het aanvragen van derogatie in 2015 bestaat uit twee stappen: 1. als u derogatie wil toepassen, dient u een aanvraag in bij de Mestbank, uiterlijk op 31 juli 2015. Door die aanvraag te doen,

Nadere informatie

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs Auteurs Gert Van de Ven, An Schellekens Wendy Odeurs Joos Latré 14/03/2014 www.lcvvzw.be 2 / 8 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 4 Adviezen...

Nadere informatie

Mechanisch als het kan, chemisch als het moet. Informatie over het onderwerken van stikstof vanggewassen

Mechanisch als het kan, chemisch als het moet. Informatie over het onderwerken van stikstof vanggewassen Mechanisch als het kan, chemisch als het moet Informatie over het onderwerken van stikstof vanggewassen Deze brochure is tot stand gekomen in opdracht van Waterschap Aa en Maas. Het waterschap is als waterkwaliteitsbeheerder

Nadere informatie

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60

Nadere informatie

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen en nagewassen Vanggewassen De Perfect(e) Bodem basis voor iedere teelt Om de teelt van een gewas succesvol te laten verlopen moet de uitgangssituatie optimaal

Nadere informatie

Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken

Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken thema middag CBAV 30 november, Putten Leendert Molendijk & Johnny Visser Vele doelen van een groenbemester! Organische stof Nutriënten Bodem en structuur

Nadere informatie

Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst

Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken themaochtend ''Vergroening in de praktijk'' Innovatie veenkoloniën, 1 dec. 2017, Valthermond Leendert Molendijk,

Nadere informatie

INVLOED VAN DIVERSE GROENBEMESTERS OP ZIEKTEDRUK VAN VERSCHILLENDE BODEMGEBONDEN ZIEKTES

INVLOED VAN DIVERSE GROENBEMESTERS OP ZIEKTEDRUK VAN VERSCHILLENDE BODEMGEBONDEN ZIEKTES INVLOED VAN DIVERSE GROENBEMESTERS OP ZIEKTEDRUK VAN VERSCHILLENDE BODEMGEBONDEN ZIEKTES Proefcode: OL14 GRBMZI In opdracht van: Interreg IV project EMMA Grensoverschrijdende samenwerking rond alternatieve

Nadere informatie

Oordeelkundige stikstofbemesting in de chrysantenteelt

Oordeelkundige stikstofbemesting in de chrysantenteelt Oordeelkundige stikstofbemesting in de chrysantenteelt Demoproject (2014-2016): N-bemesting in vollegrondssierteelt: het totaalconcept gedemonstreerd maart 2015 februari 2017 Dominique Van Haecke Projectpartners

Nadere informatie

LANGE TERMIJNPROEF: ALTERNATIEVE ROTATIES MET NITRAATUITSPOELING VAN DE OOGSTRESTEN BLOEMKOOL VOOR MINDER

LANGE TERMIJNPROEF: ALTERNATIEVE ROTATIES MET NITRAATUITSPOELING VAN DE OOGSTRESTEN BLOEMKOOL VOOR MINDER LANGE TERMIJNPROEF: ALTERNATIEVE ROTATIES MET NITRAATUITSPOELING VAN DE OOGSTRESTEN BLOEMKOOL VOOR MINDER Proefcode : OL12 BKORLT Uitgevoerd in opdracht van: Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Project Onderzoek

Nadere informatie

STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN

STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN Gert Van de Ven (Hooibeekhoeve/LCV) Koen Vrancken (PIBO Campus vzw) Jill Dillen (BDB) Mathias Abts (Departement Landbouw en Visserij) In het buitenland wordt

Nadere informatie

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) - 1 - BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit ) Let wel: de proeven aangelegd door het LCG in 2009 werden uitgevoerd conform de bemestingsnormen die van kracht waren in 2009. Deze bemestingsnormen van 2009 zijn

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

DEROGATIEVOORWAARDEN 2016

DEROGATIEVOORWAARDEN 2016 1 AANVRAAG Het aanvragen van derogatie in 2016 bestaat uit twee stappen: 1. als u derogatie wil toepassen, dient u een aanvraag in bij de Mestbank, uiterlijk op 15 februari 2016. Door die aanvraag te doen,

Nadere informatie

SALK groente innovatie fonds. Innovatieve bemesting: Band- en rijbemesting

SALK groente innovatie fonds. Innovatieve bemesting: Band- en rijbemesting SALK groente innovatie fonds Innovatieve bemesting: Band- en rijbemesting Band- en rijbemesting in pompoen Basisbemesting (7d na zaai) Streefwaarde 100E Bijbemesting (7w na zaai) Streefwaarde 100E 1 KAS

Nadere informatie

Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans

Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans Demetertool Vlaanderen is open ruimte Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans LNE Groenbedekker Gele mosterd De online Demetertool

Nadere informatie

ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011

ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011 ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011 De vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem worden behouden en verbeterd - Door de teelt van vlinderbloemigen, groenbemesters

Nadere informatie

Praktijkgerichte oplossingen voor organische stofopbouw in biologische landbouw onder MAP 5

Praktijkgerichte oplossingen voor organische stofopbouw in biologische landbouw onder MAP 5 Praktijkgerichte oplossingen voor organische stofopbouw in biologische landbouw onder MAP 5 Projectduur: 1 januari 2016 31 december 2017 Financiering: Verantwoordelijke: Partners: Praktijkgerichte oplossingen

Nadere informatie

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) Let wel: de proeven aangelegd door het LCG in 2009 werden uitgevoerd conform de bemestingsnormen die van kracht waren in 2009. Deze bemestingsnormen

Nadere informatie

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN Vandergeten J.P. & Vanstallen M. Prov. Vlaams-Brabant - Tollembeek 2 NKG & Erosiebestrijding wordt vanaf het eerste jaar waargenomen dubbel effect: - op niveau

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef

Nadere informatie

GROENBEMESTERS: VRIEND OF VIJAND? Masterplan Mineralenmanagement

GROENBEMESTERS: VRIEND OF VIJAND? Masterplan Mineralenmanagement GROENBEMESTERS: VRIEND OF VIJAND? Masterplan Mineralenmanagement INLEIDING Groenbemesting wordt steeds vaker ingezet in het teeltplan om de structuur te verbeteren en het organische stofgehalte van de

Nadere informatie

N-index: wat zeggen de cijfers?

N-index: wat zeggen de cijfers? Beste klant, N-index: wat zeggen de cijfers? U heeft een analyse ontvangen van de Bodemkundige Dienst met bepaling van de N-index en met het bijhorend N-bemestingsadvies. Hieronder vindt u een verduidelijking

Nadere informatie

Groenbemesters en ziekten en plagen

Groenbemesters en ziekten en plagen Groenbemesters en ziekten en plagen Elma Raaijmakers SID, 9/10 december 2014 Verliezen in suikeropbrengst door ziekten en plagen Suikeropbrengst (t/ha) 23,0 18,2 13,9 11,6 maximale suikeropbrengst (De

Nadere informatie

Biofumigatie. Effecten in het kort

Biofumigatie. Effecten in het kort Biofumigatie Biofumigatie Vanaf het jaar 2000 is de biofumigatie-methode in opkomst voor de bestrijding van bodemgebonden ziekten en plagen. Gewassen uit de familie van de kruisbloemigen produceren stoffen

Nadere informatie

DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN

DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN 3 JUNI 2014 Doel: Nitraatresidu in maïs beperken via een verdere optimalisatie

Nadere informatie

Bodem, dood substraat of levend ecosysteem? Joeke Postma, Wageningen Plant Research Congres Beter Bodembeheer, 4 oktober 2016

Bodem, dood substraat of levend ecosysteem? Joeke Postma, Wageningen Plant Research Congres Beter Bodembeheer, 4 oktober 2016 Bodem, dood substraat of levend ecosysteem? Joeke Postma, Wageningen Plant Research Congres Beter Bodembeheer, 4 oktober 2016 Bodem - samenstelling Minerale delen 43% Lucht 24% Water 22% Organische stof

Nadere informatie

Bodemerfenis van winter groenbemesters

Bodemerfenis van winter groenbemesters Bodemerfenis van winter groenbemesters Diversiteit in rotatie & mengsels 30 November 2017 Janna M. Barel, Thomas W. Kuyper, Wietse de Boer, Jacob C. Douma & Gerlinde B. De Deyn Janna.barel@wur.nl @jannabarel

Nadere informatie

Wintergerst als groenbemester en stikstofvanggewas. W.C.A. van Geel & H.A.G. Verstegen

Wintergerst als groenbemester en stikstofvanggewas. W.C.A. van Geel & H.A.G. Verstegen Winter als groenbemester en stikstofvanggewas W.C.A. van Geel & H.A.G. Verstegen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV PPO nr. 3253013350 juni 2008 2008 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant

Nadere informatie

Grondontsmetting. Gera van Os, Wageningen UR

Grondontsmetting. Gera van Os, Wageningen UR Grondontsmetting Gera van Os, Wageningen UR Vier vormen van grondontsmetting Chemische grondontsmetting Inundatie Biofumigatie Biologische grondontsmetting Chemische grondontsmetting Natte grondontsmetting

Nadere informatie

Aanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie

Aanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie Bodemkwaliteit op zandgrond Inhoud presentatie Resultaten en ervaringen NKG eerste jaar 2011 Borkel & Schaft, 14 december 2011, Janjo de Haan 1. Aanleiding project en visie op bodembeheer 2. Opzet project

Nadere informatie

Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer?

Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer? Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer? Gera van Os Lector Duurzaam Bodembeheer (CAH Vilentum) Onderzoeker Bodem- en plantgezondheid (WUR) Bodembeheer Waterbeheer Diepe sporen als gevolg van

Nadere informatie

Keurmerk voor bewezen groenbemesters. Garantie voor een gezonde bodem.

Keurmerk voor bewezen groenbemesters. Garantie voor een gezonde bodem. GROENBEMESTERS Keurmerk voor bewezen groenbemesters. Garantie voor een gezonde bodem. Een gezonde bodem en duurzaam bodembeheer. Het zijn thema s die volop in de belangstelling staan. Bij agrariërs, omdat

Nadere informatie

Sturen van de N-bemesting

Sturen van de N-bemesting Studienamiddag Bodemkundige Dienst van België Meten om te sturen Sturen van de N-bemesting: gedreven door onderzoek, voorlichting en beleid Jan Bries & Davy Vandervelpen BDB Sturen van de N-bemesting Onderzoek

Nadere informatie

Trichodorideaaltje: beheersbaar?

Trichodorideaaltje: beheersbaar? Vrijlevende wortelaaltjes ((Para)Trichodorus soorten) Trichodorideaaltje: beheersbaar IRS Suikerbieteninformatiedagen 5 Evert Brommer, PPO AGV Lelystad! ectoparasiet! alle stadia mobiel! zeer veel waardplanten!

Nadere informatie

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1 Bodemkunde Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1 Bodems en hun eigenschappen 3 Bodems en hun eigenschappen Opdracht: - Zoek op wat het bodemprofiel is waar je zelf woont / werkt / stage loopt 4

Nadere informatie

Groenbedekkers bij mais gras in de mais zaaien van naderbij bekeken Gert Van de Ven Hooibeekhoeve februari 2019

Groenbedekkers bij mais gras in de mais zaaien van naderbij bekeken Gert Van de Ven Hooibeekhoeve februari 2019 Groenbedekkers bij mais gras in de mais zaaien van naderbij bekeken Gert Van de Ven Hooibeekhoeve februari 2019 VROEG ZAAIEN MEER GROENBEDEKKER Tijdig zaaien: Positief effect op bodemstructuur Oogst in

Nadere informatie

MAP 5 in de tuinbouw. Wase Tuinders 28/01/2016 Micheline Verhaeghe

MAP 5 in de tuinbouw. Wase Tuinders 28/01/2016 Micheline Verhaeghe MAP 5 in de tuinbouw Wase Tuinders 28/01/2016 Micheline Verhaeghe Inhoud Waarom MAP 5 kwaliteit oppervlakte- en grondwater Werking CVBB MAP 5 in de praktijk Nitraatresidu Focusbedrijven P-klassen Verplichte

Nadere informatie

GRAS ONDERZAAIEN BIJ MAÏS

GRAS ONDERZAAIEN BIJ MAÏS GRAS ONDERZAAIEN BIJ MAÏS Gert Van de Ven Dirk Martens, Roel Van Avermaet Geert Haesaert, Joos Latré Franky Coopman, Ellen Pauwelyn, Kurt Demeulemeester Inleiding De onderzaai van gras bij mais is niet

Nadere informatie