DEMONAMIDDAG. Groenbedekkers Bandenspanning Puntvervuiling Oktober 2016 KOKSIJDE 9 November 2016 PASSENDALE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DEMONAMIDDAG. Groenbedekkers Bandenspanning Puntvervuiling Oktober 2016 KOKSIJDE 9 November 2016 PASSENDALE"

Transcriptie

1 DEMONAMIDDAG Groenbedekkers Bandenspanning Puntvervuiling Oktober 2016 KOKSIJDE 9 November 2016 PASSENDALE

2 Programma Demoveld mengsels van groenbedekkers: impact op ziekten en plagen 1. Waarom groenbedekkers uitzaaien 2. Ziektepreventie met groenbedekkers 3. Groenbedekkers, een geducht wapen binnen MAP5 4. EAG: mengsel van groenbedekkers 5. Demoveld Koksijde - Passendale 2016 Goede bodemstructuur voor gezonde gewassen: impact van bandenspanning Bioremediatiesystemen: puntvervuiling vermijden door zuivering restwater bespuitingen

3 1 Waarom groenbedekkers uitzaaien? Het inzaaien van groenbedekkers is vanuit verschillende oogpunten interessant. Hierna volgt een kort overzicht van enkele belangrijke voordelen van groenbedekkers. 1.1 Goede humustoestand Door het onderwerken van groenbedekkers vindt een verrijking plaats van het organische stofgehalte in de bodem. Deze organische stof ondergaat in de bodem een verteringsproces waarbij een donkere massa overblijft, humus genaamd. Een goede humustoestand van de bodem is bevorderlijk voor de bodemvruchtbaarheid. Bij een hoog humusgehalte zal de bodem gemakkelijker verkruimelen waardoor ze beter bewerkbaar wordt en de wateropslagcapaciteit toeneemt. 1.2 N-uitspoeling vermijden Doordat groenbedekkers stikstof opnemen uit de bodem, wordt het verlies van bodemstikstof gedurende de winter beperkt. Voor een optimale opname wordt een tijdige zaai aangeraden. Hierbij wordt ook het nitraatresidu in de bodem beperkt. 1.3 Erosiebestrijding Groenbedekkers dragen bij tot het beperken van afstroming en bodemerosie door water. Dit enerzijds doordat ze eerst met hun bladerdek en vervolgens met hun gewasresten de bodem bedekken, anderzijds door het bodemprofiel met hun wortelstelsel te koloniseren. Groenbedekkers zorgen zo voor een brongerichte aanpak van erosie Figuur 1: Reactie van de bodem op een artificiële regenbui op een bedekt en onbedekt perceel Naast watererosie zal het inzaaien van groenbedekkers ook winderosie beperken. Gedurende de winter en in het vroege voorjaar kan op braakliggende percelen de bouwvoor immers gedeeltelijk verstuiven. Ziekten als wortelbrand en aardappelmoeheid kunnen op die manier snel verspreid worden. Wanneer de bodem echter bedekt is met een (al dan niet afgestorven) groenbedekker krijgt de wind minder de kans de bodem rechtstreeks te beïnvloeden. 1.4 Behoud van de bodemstructuur Groenbedekkers hebben een beschermende werking op de bodem tegen het dichtslempen, wat vooral bij zwaardere gronden voorkomt. De wortels van de planten verbeteren de grondstructuur via de vele kleine kanaaltjes in de bodem. Hierdoor laat de bodem zich beter bewerken. 1

4 1.5 Onkruidbestrijding Groenbedekkers met een snelle beginontwikkeling en een snelle bodembedekking bieden een bijkomend voordeel. Ze belemmeren de kieming van onkruiden of onderdrukken deze alleszins sterk. 1.6 Bestrijding van ziekten en plagen Bij de keuze van een groenbedekker zal men rekening dienen te houden met de eigenschappen van de gewassen in het teeltplan. Zo kunnen groenbedekkers waardplanten zijn voor aaltjes die meehelpen de populatie aaltjes te verhogen. Dit moet vermeden worden. Gelukkig bestaan er resistente rassen die meehelpen de populatie van sommige soorten aaltjes te beperken (bv. resistente rassen gele mosterd en bladrammenas tegen het bietencystenaaltje). Daarom is er bij het inpassen van een groenbedekker in het teeltplan voldoende alertheid nodig. Men dient rekening te houden met aantastingen waaraan de teelten in het teeltplan gevoelig zijn (meer info op In dit opzicht wordt het afgeraden een groenbedekker uit te zaaien die tot dezelfde familie behoort als de volgteelt. Zo past gele mosterd niet in een teeltplan met koolsoorten vanwege het gevaar op knolvoet. Sommige groenbedekkers, zoals Facelia, zijn niet verwant aan andere cultuurgewassen en vormen daarom geen gevaar op aanverwante ziekten en plagen in de volgteelt. Door de teelt van groenbedekkers kunnen er in een aantal gevallen problemen met slakken optreden in de volggewassen. Dit vanwege de beschutting die de groenbedekkers bieden aan de slakken. Deze beschutting is sterk afhankelijk van de vorstgevoeligheid van de groenbedekker. Wil je een toename van de slakkenpopulatie vermijden, kies dan voor een vorstgevoelige groenbedekker of vernietig uw groenbedekker vroeg genoeg. Vermijd daarnaast een te grote zaaidichtheid. 2

5 Aaltjesschema

6 2 Ziektepreventie met groenbedekkers Bodemgezondheid is een belangrijk item in alle teelten. Het vormt letterlijk en figuurlijk de basis van een gezonde teelt. Door de vernauwing van de vruchtwisseling in de akkerbouw en toenemende specialisatie in bepaalde tuinbouwsectoren nemen de problemen met bodempathogenen echter toe. Bepaalde (vooral kruisbloemige) groenbedekkers kunnen een positieve impact hebben op bodempathogenen en dat is winst voor de teler. 2.1 Bestrijding van aaltjes Voor het bestrijden van aaltjes springen vooral 2 soorten groenbedekkers in het oog. Tagetes patula (lage tuinafrikaantje) kan ingezet worden ter bestrijding van wortellesieaaltjes. Avena strigosa (Japanse haver) is geen waardplant voor het wortellesiaaltje Pratylenchus penetrans. Dat wil zeggen dat het telen van dit gewas hetzelfde effect op de aaltjes heeft als een zwarte braak: alleen natuurlijke afname. Tagetes is een heel ander verhaal. De Pratylenchus-aaltjes dringen de wortels van de Tagetes patula binnen, waar deze aaltjes vervolgens afgedood worden via een chemische reactie. De dodende werking van afrikaantjes op wortellesieaaltjes (Pratylenchus-soorten) berust op de reactie van wortelcellen in de endodermis. In deze endodermis komen zwavelverbindingen (thiofenen) voor. Als een aaltje deze wortelcellen binnendringt vormt de plant peroxidase. De combinatie van peroxidase en de zwavelverbinding zorgt ervoor dat er ozon-radicalen worden gevormd. Deze agressieve vorm van zuurstof leidt tot 'verbranding' van het aaltje. Dit betekent dat Tagetes patula de aaltjes actief bestrijdt. Het effect van Tagetes is vergelijkbaar met een natte grondontsmetting, beter zelfs. Dit komt doordat het tot grotere diepte werkt en het effect meerjarig is. Voor een optimale doding is het wel van belang Tagetes patula te gebruiken en niet één van de andere Tagetes-soorten; die werken beduidend minder goed. Tagetes moet ook lang genoeg op het veld staan om een goede werking te hebben, dwz 3 maanden zodat de planten volledig gegroeid zijn en de bouwvoor intensief doorworteld is om de afdodende werking te realiseren. Onkruidbestrijding is een belangrijk aandachtspunt bij de teelt van Tagetes, daar wortellesieaaltjes zich kunnen vermeerderen op onkruiden en zo het effect van Tagetes teniet doen. Daarnaast is het belangrijk dat de Tagetes uiterlijk half juli gezaaid wordt en dat onkruid goed onder controle gehouden wordt. 2.2 Lokgewassen Bij de teelt van bladrammenas als lokgewas dient in het (late) voorjaar gezaaid te worden om een optimale lokking van de aaltjes te kunnen realiseren. Een hoge graad van resistentie tegen bietencysteaaltje (bca) is voor dit gewas gewenst. Resistente rassen lokken de larven uit de cysten. De larven dringen de wortels binnen maar kunnen er zich niet of slechts zwak vermenigvuldigen. Op die wijze wordt de besmettingsgraad teruggedrongen. De resistentiegraad tegen bietencysteaaltje (bca) wordt weergegeven als een pf/pi-waarde, die is bepaald in een potproef. Rassen met een pf/pi-waarde kleiner dan 0.1 (d.w.z. meer dan 90% afbraak van de aaltjespopulatie) worden geclassificeerd als BCA 1 rassen. Rassen met een pf/pi-waarde tussen 0.1 en 0.3 worden geclassificeerd als BCA 2 rassen. Rassen met een pf/pi-waarde groter dan 0.3 worden als onvoldoende resistent beschouwd en niet toegelaten. 4

7 Bij de teelt als stoppelgewas in het najaar is de bestrijding van bietencystenaaltje minder effectief dan in het voorjaar. In het veld is in de nazomer de bodemtemperatuur meestal belangrijk lager dan de optimumtemperatuur voor bietencysteaaltjes, waardoor de lokking en dus de afname van de aaltjes minder is dan bij vroege zaai. Bij uitzaai na 1 augustus mag daarom niet worden verwacht dat een belangrijke biologische bestrijding van het bietencysteaaltje zal worden verkregen. Mogelijke verschillen in resistentie tegen bca zijn dan ook minder belangrijk. Boodschap is dus om zo vroeg mogelijk uit te zaaien, hoe vroeger, hoe beter de werking. 3 Groenbedekkers, een geducht wapen binnen MAP 5 Doordat groenbedekkers stikstof opnemen uit de bodem, wordt het verlies van bodemstikstof gedurende de winter beperkt. Voor een optimale opname wordt een tijdige zaai aangeraden. Als focusbedrijf is één van de te nemen maatregelen het inzaaien van een vanggewas binnen de maand na de oogst voor zover de teelt het toelaat. 3.1 Kan een groenbedekker het nitraatresidu beheersen? Inleiding Het nitraatresidu is de hoeveelheid reststikstof in de vorm van nitraat in het bodemprofiel tot een diepte van 90 cm gemeten in het najaar (1 oktober-15 november) en uitgedrukt in kg NO 3 -N/ha. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er een verband is tussen het nitraatresidu in de bodem op het einde van het groeiseizoen en het risico op uitspoeling van nitraten in het oppervlakte- en grondwater tijdens de winter. Deze uitspoeling heeft een rechtstreekse invloed op de waterkwaliteit. Foto 1: Het nemen van een stikstofstaal (lagen 0-30, en cm) Factoren die het nitraatresidu beïnvloeden Stikstofbemesting Het nitraatresidu zal sterk beïnvloed worden door de toegediende stikstofbemesting. De stikstofdosis die wordt toegediend staat in rechtstreeks verband met het rendement (productkwaliteit) van de teelt. Hierdoor is het van groot belang dat je de optimale stikstofdosis toedient, en dit zowel in functie van het gewas als in functie van het perceel. Een bodemanalyse vlak voor de teelt kan hierover uitsluitsel geven. Bij het gebruik van dierlijke of andere organische meststoffen kennen we een grote variatie in samenstelling en bemestingswaarde. Om te komen tot een beredeneerd gebruik zal een mestanalyse meer informatie geven over de stikstofinhoud en bemestingswaarde van de mest die je op jouw percelen gebruikt. 5

8 Stikstofopname door het gewas De opname door het gewas vormt de belangrijkste afvoerpost van stikstof. Een goede opbrengst (gezond gewas) resulteert voor de meeste teelten in een goede stikstofafvoer. Deze opbrengst wordt vooral bepaald door een goede bodemstructuur en een goede bodemvruchtbaarheid van de percelen. Een voldoende en evenwichtige reserve aan mineralen is hierbij heel belangrijk, evenals een optimale zuurtegraad (ph) van de bodem Stikstofvrijstelling uit oogstresten Sommige teelten laten grote hoeveelheden oogstresten achter op het perceel. De stikstof die aanwezig is in deze oogstresten zal bij vernietiging gedurende het najaar vrijkomen en zo het nitraatresidu verhogen. Om deze vrijgestelde stikstof gedeeltelijk op te nemen zal best zo snel mogelijk na de oogst een groenbedekker (of volgteelt) ingezaaid worden. Foto 2: Inwerken van oogstresten Mineralisatie De mineralisatie uit de reserves die aanwezig zijn in de bodem kan op jaarbasis schommelen van 120 tot meer dan 250 kg N/ha. Zelfs wanneer er geen teelt op het veld staat, loopt de mineralisatie verder (vooral in relatief warme en vochtige omstandigheden). Hierdoor kan de mineralisatie leiden tot toenemende nitraatconcentraties in de bodem, vooral na teelten die vroeg op het seizoen geoogst worden. Elke bodembewerking zal zorgen voor een betere verluchting en daaruit volgend, een verhoogde vrijstelling van nitraat. Door de inzaai van een groenbedekker zal deze nitraatvrijstelling gecompenseerd worden. De groenbedekker zal de nitraatstikstof opnemen en zo het nitraatgehalte in de bodem verminderen. Hierdoor zal de uitspoeling van nitraten naar het grondwater tijdens de herfst en winter dalen. Na het onderwerken in het voorjaar zal deze stikstof terug vrijkomen en gedeeltelijk benut kunnen worden door het volggewas. Ook vanuit financieel oogpunt vormt de inzaai van een groenbedekker daarom een absoluut pluspunt. 3.2 Groenbedekkers binnen MAP Als maatregel groenbedekker inzaaien Focusbedrijven moeten op al hun percelen een groenbedekker inzaaien voor zover de teelt het toelaat. Het inzaaien moet zo snel mogelijk na de oogst van de hoofdteelt gebeuren en dit zeker binnen de maand na de oogst. Focusbedrijven in categorie 3, d.w.z. met strengste maatregelpakket, worden verplicht om op minstens 20% van hun areaal een vanggewas in te zaaien ongeacht de hoofd- of nateelt In functie van derogatie Bij de inzaai van gras of snijrogge als groenbedekker kan derogatie aangevraagd worden indien de volgteelt maïs betreft. Indien van het gras, na 1 april, of van de snijrogge, na 15 maart, een snede gemaaid en afgevoerd wordt, vooraleer mais in te zaaien, kan derogatie aangevraagd worden. Ook onderzaai van gras komt hiervoor in aanmerking. Na goedkeuring van die derogatie kan op dit perceel meer dierlijke mest gevoerd worden. De maximaal toe te dienen hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest stijgt dan van 170 naar 250 kg N/ha. Wintertarwe en triticale kunnen onder derogatie indien ze gevolgd worden door een vanggewas. 6

9 3.2.3 Bemesting na de oogst van hoofdteelt Voor niet-focusbedrijven is het mogelijk om op akkers na de oogst van de hoofdteelt, vloeibare dierlijke mest of kunstmest op of in de bodem te brengen indien voor 31 augustus een niet-vlinderbloemig vanggewas ingezaaid wordt. 4 EAG mengsel van groenbedekkers: aandachtspunten Door de vele verschillende soorten aan groenbedekkers kunnen talloze mengsels gemaakt worden. Maar bij het samenstellen van een mengsel is er rekening te houden met een aantal aandachtspunten. 4.1 Soortenkeuze De groenbedekkers kunnen ingedeeld worden in 3 grote groepen: de grasachtigen, de vlinderbloemigen en de bladrijke. Binnen de bladrijke heb je een groep van de kruisbloemigen die te onderscheiden zijn van de rest. Het combineren van soorten binnen eenzelfde groep is vaak het eenvoudigst wegens de meeste gelijkenissen tussen deze soorten, zowel qua zaadgrootte en vorm als qua ontwikkelingseigenschappen van de groenbedekkers. Het doel van de groenbedekker zal de keuze ook beperken zoals is er een maaisnede voorzien of wordt specifieke aaltjesreductie vooropgesteld. 4.2 Zaadgrootte en vorm Een belangrijk aandachtspunt bij het uitzaaien is de zaadgrootte en vorm van de verschillende groenbedekkers. Dit heeft niet alleen te maken met de egale verdeling van de zaden bij het zaaien, nl fijne zaden samen met grove zaden, maar ook met mogelijke ontmenging van het mengsel tijdens het zaaien in de zaadbak van de zaaimachine. Let sowieso bij een mengsel steeds op de mogelijke ontmenging. Stap na een zaaigang af en kijk naar de zaadbak. Indien nodig moet deze regelmatig opnieuw gemengd worden tijdens het uitzaaien. 4.3 Zaaitijdstip Het tijdstip waarop u kunt inzaaien, bepaalt ook welke groenbedekkers in het mengsel opgenomen kunnen worden. Iedere groenbedekker heeft een ideale zaaiperiode en wanneer die tussen de verschillende soorten in het mengsel te veel van elkaar afwijkt dan heeft dit gevolgen naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de groenbedekkers. Uitzaaien op een tijdstip die voor de verschillende soorten in het mengsel ideaal is, is dan ook aan te bevelen. 4.4 Groeisnelheid Bij het uitzaaien van een mengsel van groenbedekkers, treden bij de uitgroei de verschillende soorten in concurrentie met elkaar. De kennis van de verschillen in groeisnelheid en ontwikkelingscapaciteit van de groenbedekkers is belangrijk om een evenwichtig mengsel samen te stellen. Soorten die dominant zijn door hun snelle groei en ontwikkeling kunnen traaggroeiende soorten volledig wegconcurreren tijdens de groei. Het aanpassen van de zaaidichtheden kan het evenwicht tussen de verschillende componenten hierbij verbeteren. 4.5 Zaaitechniek Het uitzaaien van enkelvoudige groenbedekkers is vrij eenvoudig en dit zowel met courante nokkenradzaaimachine als met een gesofisticeerdere pneumatische zaaimachine. Eenmaal de juiste zaaidichtheid is ingesteld en de passende zaaidiepte bepaald kan er nog weinig fout lopen bij het uitzaaien. Bij mengsels - zeker bij verschillende groottes of vormen van zaden - is een afdraaiproef onontbeerlijk om de juiste zaaidichtheid te bepalen. Ook bij de zaaidiepte is vaak een keuze te maken. Sommige zaden kunnen ondiep gezaaid worden, terwijl andere 7

10 diep genoeg in de grond moeten zitten om goed te kunnen kiemen. De zaaidiepte is dan vaak een keuze van de minst schadelijke, waarbij je opteert voor die diepte die voor elke groenbedekker in het mengsel aanvaardbaar is. Bij problemen om gemengd uit te zaaien kan eventueel overwogen worden om het inzaaien te ontdubbelen in twee werkgangen. 4.6 Zaaidichtheid Eenmaal bepaald welke groenbedekkers in een mengsel uitgezaaid worden, moet er nog de onderlinge verhouding van de verschillende soorten bepaald worden en ook de uiteindelijke zaaidichtheid van het mengsel. Bij de samenstelling van het mengsel moeten steeds de minimale EAG-voorwaarden nageleefd worden, nl minstens twee verschillende soorten aan minimaal de helft van de vermelde zaaidichtheid. Deze minimale zaaidichtheden geven aan wat onder ideale omstandigheden voldoende is om tot een goed resultaat van de groenbedekker te komen. Zaai je al wat later uit of zijn de weersomstandigheden minder gunstig, verhoog de zaaidichtheid om tot een afdoende ontwikkeling te komen. Daarnaast moeten de eigenschappen van de groenbedekkers in rekening gebracht worden om tot een correcte verhouding in het mengsel te komen. Een snelgroeiende en sterk bedekkende soort wordt verhoudingsgewijs tot de andere component best verlaagd of omgekeerd voorzie de minder vlot ontwikkelende soort aan een ruimere zaaidichtheid in het mengsel. Mengsels van meerdere raaigrassen is mogelijk, bijvoorbeeld Engels en Italiaans gras. Wat niet mag, is bijvoorbeeld twee rassen Italiaans mengen of Westerwolds en Italiaans mengen en uitzaaien. Daarmee voldoe je niet aan de voorwaarden; Om als ecologisch aandachtsgebied te kunnen meetellen, mag het perceel met de groenbedekker geen gras als hoofdteelt hebben. Voor de graszaadteelt geldt er wel een uitzondering op die regel. Een dergelijk perceel moet je in de verzamelaanvraag aangeven met de bijkomende bestemming ZAA. Voor een goedgekeurd vermeerderingsperceel voor een grassoort die opgenomen is in de lijst, volstaat daarenboven de inzaai van minstens één andere gewassoort uit de lijst aan 50% van de aangegeven minimale zaaidichtheid om tot een toegelaten mengsel te komen. Een groenbedekker of vanggewas mag niet geoogst, noch begraasd worden tot de uiterste datum van de minimale aanhoudingsperiode. Daarna mag de groenbedekker geoogst, gemaaid of begraasd worden. Om de zaadvorming te voorkomen, is maaien of klepelen tijdens de aanhoudingsperiode wel toegestaan, voor zover de gehele plant niet vernietigd wordt. De groenbedekker mag in elk geval niet als hoofdteelt voor de volgende campagne gebruikt worden. Onder strikte voorwaarden kan een groenbedekker of vanggewas ook geoogst, gemaaid of begraasd worden tijdens de aanhoudingsperiode. Die voorwaarden zijn de volgende: o de groenbedekker kan voldoende vroeg ingezaaid worden, namelijk na een vroege oogst van de hoofdteelt. Zo heeft de groenbedekker bij gunstige klimatologische en agronomische omstandigheden de mogelijkheid om zich voldoende te ontwikkelen; o na het oogsten van de groenbedekker moet er wel nog voldoende gewas aanwezig blijven, zodat de groenbedekker in staat blijft zijn functies te vervullen, namelijk het zorgen voor: de opname van nutriënten uit het bodemprofiel; het bedekken van de bodem. 4.7 Voorbeelden mogelijke mengsels Uit ervaringen op demopercelen de voorbije jaren lijsten we de aandachtspunten van een aantal courante mengsels op. Een mengsel dat nogal wat uitgezaaid zal worden is gele mosterd samen met bladrammenas. Twee kruisbloemigen die een gelijkaardige vorm en grootte van de zaden hebben, maar waarbij de gele mosterd de snelste groeier is en ook een sterke concurrentie betekent voor bladrammenas. Minimaal moet het mengsel 5 kg gele mosterd en 6 kg bladrammenas bevatten per ha, maar om de bladrammenas extra ontwikkelingskansen te geven ten opzichte van de gele mosterd zal een verhouding van 5kg gele mosterd en 9 kg bladrammenas een evenwichtiger resultaat opleveren. 8

11 Twee grasachtigen mengen kan door Engels raaigras samen met Italiaans raaigras uit te zaaien elk aan minstens 15 kg/ha. Dit is eenvoudig te realiseren en is in functie van een maaisnede in het voorjaar een opportuniteit. Een ander grasachtig mengsel is Italiaans raaigras en Japanse haver. De Japanse haver is een stevige groeier, sneller dan het raaigras, maar is wel vorstgevoelig. Bij het mengen is het van belang om relatief iets meer Italiaans raaigras toe te voegen, zodat het stand houdt in de beginfase om dan na de winter te kunnen doorgroeien, nadat de Japanse haver afgestorven is. Een latere zaai eind september is ook mogelijk. Bladrammenas mengen met facelia levert goede resultaten op. Ondanks de trage start van facelia, groeit het snel door en houdt het evenwicht met bladrammenas. 4 kg facelia samen met 6 kg bladrammenas geeft bij vroege zaai (tot 2 de helft augustus) een goede ontwikkeling. Een andere combinatie van facelia is die met Japanse haver. Twee vorstgevoelige soorten, met wel grote verschillen in zaadgrootte en zaadvorm. Beide soorten houden elkaar goed in stand en zorgen voor een vlotte bedekking en goede groei. De minimumzaaidichtheid per ha van 4 kg facelia en 20 kg Japanse haver volstaat bij een vroege uitzaai. Een mengsel samenstellen met vlinderbloemigen als één van de componenten vraagt relatief grote hoeveelheden van die vlinderbloemige om een wezenlijk aandeel te bekomen. De trage groei en beperkte bedekkingsgraad in het najaar zijn hiervoor de reden. 4.8 Conclusie Het uitzaaien van mengsels van groenbedekkers verdient extra aandacht. Niet alleen moet je voldoen aan de voorwaarden bij de invulling van de 5% ecologisch aandachtsgebied, maar ook praktisch zijn er aandachtspunten. Bij het uitzaaien is een afdraaiproef een noodzaak, net als aandacht voor het ontmengen in de zaaimachine. Bij het samenstellen van mengsels hou je rekening met het zaaitijdstip en het doel van de groenbedekker. De specifieke groeieigenschappen van de groenbedekkers bepalen dan in welke mate ze meer of minder in het mengsel aanwezig zijn. 9

12 Regelgeving Vergroening EAG Groenbedekking Gewas Gras Zaaidichtheid Voorwaarde Gunstig voor Beemdlangbloem X 30 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Bladkool 8 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Bladrammenas 12 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Boekweit 40 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Festulolium X 30 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Japanse haver X 40 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Klaver - Alexandrijnse 25 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Bijenbestand klaver - Witte 6 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Klaver - Rode 12 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Bijenbestand, wildbestand en aaltjesreducerend Bijenbestand en wildbestand Bijenbestand en wildbestand Bijenbestand en wildbestand Klaver - Andere 15 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Bijenbestand Komkommerkruid 10 kg/ha Handelszaaizaad Bijenbestand Lupinen 150 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Luzerne 20 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Mosterd - Gele 10 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Mosterd - Sarepta 10 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Mosterd - Ethiopische 10 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Raapzaad 3 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Phacelia 8 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Raaigras - Engels X 30 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Raaigras - Italiaans X 30 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Raaigras - hybride X 30 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Bijenbestand en wildbestand Bijenbestand en wildbestand Bijenbestand en wildbestand Bijenbestand, wildbestand en aaltjesreducerend Bijenbestand, wildbestand en aaltjesreducerend Bijenbestand en wildbestand Bijenbestand en wildbestand Raaigras - Westerwolds X 30 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Rietzwenkgras X 30 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Snijrogge X 100 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad of eigen gewonnen zaaizaad geschoond door erkende loontrieerder Wildbestand Soedangras X 30 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Tagetes 8 kg/ha Handelszaaizaad Bijenbestand en aaltjesbestrijding Timothee X 15 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Veldbonen 120 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Bijenbestand en wildbestand Wikken 90 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand 10

13 Zomerhaver X 100 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad of eigen gewonnen zaaizaad geschoond door erkende loontrieerder Zonnebloem 20 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Zwaardherik 6 kg/ha Gecertificeerd zaaizaad Wildbestand Bijenbestand en wildbestand Bijenbestand en aaltjesreducerend Groenbedekking: o De groenbedekker of vanggewas moet u aanleggen door het inzaaien van een o o o o o o o o o mengsel van groenbedekkers of vanggewassen of door gras onder het hoofdgewas in te zaaien; Het mengsel moet bestaan uit minstens twee gewassen die voorkomen op de lijst als bijlage 1 bij deze fiche; De minimale zaaidichtheid moet minstens 50% bedragen van de aangegeven minimale zaaidichtheid zoals opgenomen in de bijgevoegde lijst, en dit voor minstens 2 gewassen uit het mengsel; U moet gecertificeerd zaaizaad gebruiken of, als er geen gecertificeerd zaaizaad bestaat, handelszaaizaad; Wanneer u gras onder het hoofdgewas inzaait, dan zal dit enkel als groenbedekker voor ecologisch aandachtsgebied meetellen wanneer het gras niet vernield wordt bij de oogstwerkzaamheden, of m.a.w. er moet een voldoende dichte grasmat aanwezig blijven tijdens de aanhoudingsperiode; U mag geen gewasbeschermingsmiddelen toepassen. Er geldt enkel een uitzondering voor grassen: wanneer een gras als hoofdcomponent deel uitmaakt van het mengsel dan is een behandeling toegestaan vóór het inwerken van de groenbedekker voor zover dit gebeurt na de minimale aanhoudingsperiode; Om als ecologisch aandachtsgebied te kunnen meetellen mag het perceel met de groenbedekker geen gras als hoofdteelt hebben; Naar gelang de landbouwstreek gelden verschillende uiterste inzaaidata en minimale aanhoudingsperiodes: Polders en Duinen: inzaaien vóór 1/9 en minstens aanhouden tot 15/10; Leemstreek: inzaaien vóór 1/10 en minstens aanhouden tot 1/12; Zandleemstreek en andere: inzaaien vóór 1/10 en minstens aanhouden tot 1/02; Een groenbedekker of vanggewas mag niet geoogst, noch begraasd worden tot de uiterste datum van de minimale aanhoudingsperiode. Daarna mag de groenbedekker geoogst, gemaaid of begraasd worden. Om de zaadvorming te voorkomen is maaien of klepelen tijdens de aanhoudingsperiode wel toegestaan, voor zover de gehele plant niet vernietigd wordt. De groenbedekker mag in elk geval niet als hoofdteelt voor de volgende campagne gebruikt worden; U moet het betrokken perceel minstens van 21/4 tot en met 31/12 in eigen gebruik hebben. 11

14 5 Demoveld Koksijde Perceelsgegevens Voorvrucht: wintertarwe Stoppelbemesting: 25 augustus 25 ton/ha rundermengmest Inzaai mengsels: 1/9/2016 Bodemanalyse: Op 22 augustus werd een bouwvooranalyse en profielanalyse uitgevoerd. De bodemvoorraad N was zeer laag. Beregening: 7/9/2016 à 15 l/m² Door de droge weersomstandigheden kiemden de groenbedekkers niet. Daarom werd beslist om te beregenen zodat de groenbedekkers toch een zekere gewasontwikkeling zouden hebben tegen het najaar. Dit zorgde voor een extra kost van

15 13

16 Bodemverdichting: penetrometing 16/9/2016 De penetrologger is een apparaat dat speciaal ontwikkeld is om de indringingsweerstand in de bodem te meten tot een maximale diepte van 80 cm. De indringingsweerstand van de bodem of ondiepe ondergrond is een maat voor de compactie of de draagkracht van de grond. De metingen werden uitgevoerd met een conustype met tophoek van 60 en een grondoppervlakte van 1 cm² aan een penetratiesnelheid van 2 cm/sec. Figuur 1. Illustratie van penetrologger De druk of indringingsweerstand in functie van diepte wordt weergegeven met een gemiddelde waarde (dikke rode lijn) van vijf metingen verspreid over het veld. Bij deze rode lijn wordt de standaard afwijking (SE) weergegeven (verticale foutenvlaggen). Hoe groter de standaard afwijking, dus hoe groter de foutenvlag, hoe groter de variatie tussen de metingen over de 5 herhalingen heen. De druk kan op een bepaalde diepte volledig terugvallen op 0 MPa. Dit wijst op een te grote indringingsweerstand waardoor diepere penetrometingen vanaf die diepte niet mogelijk waren om uit te voeren met de handmatige penetrologger. Dit wijst op een zeer grote verdichting. De verdichtingen die optreden tot een diepte van 35 cm, zijn op relatief eenvoudige wijze op te heffen. Door de reguliere grondbewerkingen die de landbouwer de eerstkomende jaren uitvoert (ploegen) en door de interactie van neerslag en vorst, kan deze verdichting verholpen worden. De verdichting die dieper gelegen is dan 35 cm, is quasi niet te verhelpen via de traditionele mechanische bewerkingen of de invloed van de weersomstandigheden. In dit geval zijn bijzondere grondbewerkingen nodig vb. diepwoelen om de verdichting op te heffen. Een waarde van 3 MPa kan worden beschouwd als de bovengrens voor wortelgroei. Gemeten waarden van meer dan 3 MPa wijzen op verdichting van de bodem waar plantenwortels maar moeilijk kunnen doorheen groeien. 14

17 5.1.2 Proefplan - 12 eigen mengsels samengesteld - 3 commerciële mengsels 15

18 Samengestelde mengsels Object Soort Hoeveelheid (kg/ha in verhouding) Effectieve zaaidichtheid (kg/ha) 1 Raapzaad + gele mosterd Raapzaad + gele mosterd Bladrammenas + gele mosterd Bladrammenas + gele mosterd facelia + gele mosterd facelia + gele mosterd Japanse haver + Alexandrijnse klaver Gele mosterd + Japanse haver Facelia + Japanse haver Facelia + bladrammenas zonnebloem + bladrammenas Facelia + Alexandrijnse klaver Commerciële mengsels Object 13 Naam mengsel green cover humus Zaadbedrijf Limagrain 14 EAG bieten AVEVE 15 beet cover Jorion - Philip-seeds Samenstelling gele mosterd + zonnebloem + Japanse haver gele mosterd 45% + bladrammenas 55% Aanbevolen zaaidichtheid (kg/ha) Effectieve zaaidichtheid (kg/ha)

19 5.2 Passendale Perceelsgegevens Voorvrucht: bloemkool Bemesting: geen na oogst hoofdgewas Inzaai mengsels: 23/8/2016 Beregening: geen Bodemverdichting: penetrometing 16/9/2016 De penetrologger is een apparaat dat speciaal ontwikkeld is om de indringingsweerstand in de bodem te meten tot een maximale diepte van 80 cm. De indringingsweerstand van de bodem of ondiepe ondergrond is een maat voor de compactie of de draagkracht van de grond. De metingen werden uitgevoerd met een conustype met tophoek van 60 en een grondoppervlakte van 1 cm² aan een penetratiesnelheid van 2 cm/sec. Figuur 2. Illustratie van penetrologger De druk of indringingsweerstand in functie van diepte wordt weergegeven met een gemiddelde waarde (dikke rode lijn) van vijf metingen verspreid over het veld. Bij deze rode lijn wordt de standaard afwijking (SE) weergegeven (verticale foutenvlaggen). Hoe groter de standaard afwijking, dus hoe groter de foutenvlag, hoe groter de variatie tussen de metingen over de 5 herhalingen heen. De druk kan op een bepaalde diepte volledig terugvallen op 0 MPa. Dit wijst op een te grote indringingsweerstand waardoor diepere penetrometingen vanaf die diepte niet mogelijk waren om uit te voeren met de handmatige penetrologger. Dit wijst op een zeer grote verdichting. De verdichtingen die optreden tot een diepte van 35 cm, zijn op relatief eenvoudige wijze op te heffen. Door de reguliere grondbewerkingen die de landbouwer de eerstkomende jaren uitvoert (ploegen) en door de interactie van neerslag en vorst, kan deze verdichting verholpen 17

20 worden. De verdichting die dieper gelegen is dan 35 cm, is quasi niet te verhelpen via de traditionele mechanische bewerkingen of de invloed van de weersomstandigheden. In dit geval zijn bijzondere grondbewerkingen nodig vb. diepwoelen om de verdichting op te heffen. Een waarde van 3 MPa kan worden beschouwd als de bovengrens voor wortelgroei. Gemeten waarden van meer dan 3 MPa wijzen op verdichting van de bodem waar plantenwortels maar moeilijk kunnen doorheen groeien. Bodemanalyse: Op 30 september werd per object een profielanalyse uitgevoerd met bepaling van het stikstofgehalte. De ammoniumvoorraad is in iedere laag lager dan 20 kg N/ha. De nitraatvoorraad is onderstaand weergegeven. 18

21 19

22 Tabel 1. Bodemvoorraad stikstof per bodemlaag van 30cm (kg NO3-N/ha) (L=lage en H=hoge zaaidichtheid) 20

23 5.2.2 Proefplan Alle groenbedekkers werden aan 2 zaaidichtheden uitgezaaid. Gelet op de vroegere zaaidatum, werd aan lage dichtheid en aan hoge zaaidichtheid uitgezaaid. - 7 eigen mengsels samengesteld - 4 commerciële mengsels - 4 soorten solo uitgezaaid 21

24 Mengsels groenbedekkers Object Soort Hoeveelheid (kg/ha in verhouding) Effectieve zaaidichtheid (kg/ha) 1 Jamenas LAAG Jamenas HOOG Jacelia LAAG Jacelia HOOG Japanse haver + Alexandrijnse klaver LAAG , Japanse haver + Alexandrijnse klaver HOOG Japanse haver + Italiaans raaigras LAAG Japanse haver + Italiaans raaigras HOOG , Italiaans raaigras + Alexandrijnse klaver LAAG , Italiaans raaigras + Alexandrijnse klaver HOOG 22, Italiaans raaigras + Engels raaigras LAAG Italiaans raaigras + Engels raaigras HOOG 22,5 + 22, Flower Power LAAG Flower Power HOOG 22, Zonnebloem + Japanse haver LAAG Zonnebloem + Japanse haver HOOG Kool cover LAAG Kool cover HOOG zwaardherik + bladrammenas LAAG zwaardherik + bladrammenas HOOG Facelia + Alexandrijnse klaver LAAG , Facelia + Alexandrijnse klaver HOOG

25 Enkelvoudige soorten Object Naam groenbedekker Aanbevolen zaaidichtheid (kg/ha) 23 Japanse haver LAAG Japanse haver HOOG Zomerhaver LAAG Zomerhaver HOOG Facelia LAAG 8 28 Facelia HOOG Bladrammenas LAAG Bladrammenas HOOG 20 23

26 6 Bespreking per soort Volgende groenbedekkers worden frequent uitgezaaid op demonstratievelden: Italiaans raaigras, zomerhaver, Japanse haver, wikke, rogge, gele mosterd, bladrammenas, facelia, raapzaad, Alexandrijnse klaver, zonnebloem, zwaardherik. Onderstaand volgt een bespreking per soort, ingedeeld in de 3 grote categorieën: grasachtige, vlinderbloemige en bladrijke groenbedekkers. 6.1 Grasachtige groenbedekkers Deze groenbedekkers zorgen voor een homogene doorworteling en zijn daarom zeker aan te raden op hellende en slempgevoelige percelen. De beworteling van raaigrassen gaat dieper dan deze van andere grassoorten. Grassen kunnen uitgezaaid worden op alle gronden. Ze hebben allemaal een matig tot goede grondbedekking Italiaans raaigras (Lolium multiflorum) Italiaans raaigras kan men inzaaien als groenbedekker vanaf april tot begin oktober. Men geeft de voorkeur aan tetraploïde rassen. Deze worden gekenmerkt door een vlotte start, een betere groeiherneming na de winter (interessant voor de oogst van een eerste snede) en de vorming van een snel bedekkend en gezond gewas. Door de vorming van een graszode worden de onkruiden verstikt. De toe te passen zaaidichtheid bedraagt 25 tot 40 kg/ha, voornamelijk afhankelijk van zaaitijdstip. Italiaans raaigras is slechts weinig gevoelig voor vorst. In het voorjaar zal men meestal het gewas vernietigen met een herbicide. Daarnaast kan het gras ook gemaaid of beweid worden. Bij de teelt van gras als groenbedekker dient men rekening te houden met de aaltjespopulatie en het gevaar voor het optreden van kroonroest. Daarnaast bestaat er een grote kans op een toename van de slakkenpopulatie. Figuur 3. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Italiaans raaigras 24

27 6.1.2 Zomerhaver (Avena sativa) Zomerhaver is in feite een (zomer)graangewas dat in het voorjaar uitgezaaid wordt. Bij uitzaai in het najaar fungeert zomerhaver als groenbedekker. De uitzaai kan gebeuren tot in oktober. De zaaidichtheden kunnen nogal variëren in functie van tijdstip en omstandigheden ( kg/ha bij vroege zaai en tot 130 kg/ha bij late zaai). Het kent een snelle begingroei en kan sterk uitgroeien. In tegenstelling tot Italiaans raaigras of snijrogge vertoont zomerhaver een bepaalde vorstgevoeligheid. Hierdoor verloopt het inwerken in het voorjaar vrij eenvoudig. Zomerhaver zorgt voor een goede doorworteling van de bodem, mede dankzij de snelle beginontwikkeling. Figuur 4. Zaadmengsel en volgroeid gewas van zomerhaver. 25

28 6.1.3 Japanse haver (Avena strigosa) Japanse haver, geteeld als groenbedekker, kan uitgezaaid worden vanaf juli tot eind september. Afhankelijk van het tijdstip van de zaai worden verschillende zaaidichtheden toegepast (nl. 40 tot 70 kg/ha). Vanwege de snelle start en de goede bodembedekking is het gewas sterk onkruid-onderdrukkend. Japanse haver ontwikkelt zich in quasi alle (weers- )omstandigheden. Japanse haver zou een onderdrukkende werking hebben voor het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans en kan daarom een alternatief voor tagetes vormen. In tegenstelling tot tagetes kan Japanse haver later ingezaaid worden, waardoor hij beter inpasbaar is in het teeltplan. De plant heeft een hoog opbrengstvermogen en een sterke impact op de opname van reststikstof. Japanse haver is vorstgevoelig. Na het afsterven is er nog altijd een goede bodembedekking. Inwerken van de strooisellaag na de winter levert weinig problemen op. Figuur 5. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Japanse haver 26

29 6.1.4 Snijrogge (Secale cereale) Rogge kan ingezaaid worden vanaf augustus tot eind oktober. Het wordt daarom veel toegepast na gewassen die laat het veld verlaten. De zaaidichtheid bedraagt kg/ha tot 150 kg/ha bij late zaai. Onkruiden vormen weinig problemen. De vezelige wortels zorgen voor een zeer goede doorworteling van de bouwvoor. Meestal gaat de voorkeur naar winterrogge. Deze kan later worden gezaaid en is niet vorstgevoelig. Na de winter is tijdig onderwerken aanbevolen vanwege het sterk onttrekken van water aan de bodem (minder watervoorraad voor het volggewas) en het vlug doorschieten van het gewas in het voorjaar. Een andere manier is een chemische bestrijding of maaien gecombineerd met onderwerken. Het maaisel kan eventueel dienen als groenvoeder. Rogge is geen goede groenbedekker vanuit aaltjesoogpunt. Er kunnen ook hoge dichtheden slakken opgebouwd worden. Door zijn sterke groeikracht in het najaar zijn combinaties met rogge moeilijk. In een uitgezaaid mengsel zal door de sterke concurrentiekracht van rogge er maar weinig ontwikkeling zijn van de andere component in het mengsel. Figuur 6. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van snijrogge 27

30 6.2 Vlinderbloemige groenbedekkers Wikke (Vicia sativa) Wikke behoort tot de vlinderbloemigen en legt dus stikstof vast uit de lucht via Rhizobiumbacteriën in de wortelknolletjes. Zodoende moet er weinig tot geen stikstofbemesting gebeuren. Alleen gezaaid in een stoppel die stikstof vastlegt, is een startgift van 25 tot 30 kg aan te bevelen. Doordat wikke de grond verrijkt met stikstof heeft het een gunstige invloed op de vertering van organische stof en speciaal de vertering van een graszode. Wikke is een N-rijk gewas dat na onderploegen een aanzienlijke hoeveelheid stikstof kan leveren aan het volggewas. Omdat het echter een makkelijk vergankelijk gewas is (lage C/N verhouding) komt de vertering snel op gang. Hierdoor bestaat de kans dat een gedeelte van de stikstof uit het gewas al tijdens de winter en het vroege voorjaar vrijkomt en verloren gaat. Wikke kan tot eind augustus gezaaid worden; het beste zaaitijdstip is juli. Het zaaibed bij wikke dient vrij fijn te zijn. Het zaad heeft veel vocht nodig om te kunnen kiemen en moet daarom voldoende diep (2-5 cm) gezaaid worden in een voldoende vochtig zaaibed. De zaaizaadhoeveelheid bedraagt, afhankelijk van de zaadgrootte, 90 tot 125 kg/ha. Net gekiemde wikke heeft weinig concurrentievermogen; een wat ouder gewas is echter wel een goede onkruidonderdrukker doordat er een sterk samenhangend gewas ontwikkeld wordt. Als er wortelonkruiden in de grond voorkomen kan beter geen wikke worden geteeld. Als waardplant voor aaltjes is voederwikke de minst negatieve onder de vlinderbloemigen. Het is geen waardplant voor Meloidogyne chitwoodi en een slechte waardplant voor Trichodoriden. Helaas is de keerzijde dat Pratylenchus penetrans onder voederwikke zich extreem kan vermeerderen. Verder is wikke een goede waardplant voor het erwtencysteaaltje. Figuur 7. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van wikke 28

31 6.2.2 Klaver (Trifolium) Rode klaver wordt bij voorkeur uiterlijk tot half augustus gezaaid aan 20 kg/ha. Rode klaver groeit sneller dan witte klaver en kan gebruikt worden als onderzaai maar de kans dat deze te hoog uitgroeit is groot. Rode klaver is redelijk wintervast. Witte klaver is een rustige groeier die veel gebruikt wordt als onderzaai in een graangewas. Witte klaver kan, voor een voldoende ontwikkeling in het najaar, tot begin augustus gezaaid worden en kan daarom alleen bij heel vroege stoppelzaai gebruikt worden. De zaaidichtheid bedraagt 5 10 kg/ha. Een belangrijke troef is dat witte klaver bovengronds uitloopt en zo ook bij een dunne stand het volledige perceel koloniseert. Er is een groot verschil in groeikracht en winterhardheid tussen de verschillende rassen. Alexandrijnse klaver is een snelle groeier maar niet geschikt voor onderzaai. Niettemin wordt deze vaak toegepast in mengsels met andere soorten groenbedekkers. Deze klaver kunt u zaaien tot eind augustus aan 25 tot 40 kg/ha. Het gewas is vorstgevoelig. Alexandrijnse klaver heeft een goede beworteling als hij vroeg gezaaid wordt. Inkarnaatklaver heeft een trage jeugdgroei en zeer slechte onkruidonderdrukking. Daarom is deze soort vooral toepasbaar in mengsels. Inkarnaatklaver is winterhard en kan in het voorjaar snel hergroeien. Deze klaver kunt u zaaien tot eind september aan 25 tot 40 kg/ha. Figuur 8. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Alexandrijnse klaver 29

32 6.3 Bladrijke groenbedekkers Facelia (Phacelia tanacetifolia) Facelia behoort tot de bosliefjesfamilie en is zeer populair als groenbedekker, voornamelijk in rotaties met groentegewassen. Dit gewas kan uitgezaaid worden vanaf april tot half augustus. Tot aan het vierdebladstadium is de groei eerder langzaam. Daarna vormt de stengel zich en gaat de ontwikkeling stormachtig met een snelle bodembedekking tot gevolg. Hierdoor zullen de opkomende onkruiden snel verstikken. De vooropgestelde zaaidichtheid bedraagt 8 tot 12 kg/ha. Het zaad mag niet te diep komen te liggen maar moet wel goed bedekt worden. Een fijnkruimelig zaaibed en het gebruik van een aandrukrol is aan te raden. De doorworteling van de bovenste laag is behoorlijk intensief. Bij een heel vroege zaai kan opslag in de volgteelt voorkomen worden door het gewas tijdig te rollen. Hierdoor sterft het gewas af, maar blijft de bodem toch nog bedekt. Facelia is zeer vorstgevoelig en vriest bij het begin van de winter volledig af. Onderwerken in het voorjaar vormt daarom weinig problemen. Daarnaast is het gewas ook geliefd door de bijenhouders vanwege de productie van zeer veel nectar. Door de inzaai van perceelranden met facelia worden de natuurlijke vijanden van bladluizen en andere schadeverwekkers op het perceel bevorderd. Figuur 9. Zaden en volgroeid gewas van Facelia 30

33 6.3.2 Gele mosterd (Sinapis alba) Gele mosterd is de laatste jaren de meest gezaaide groenbedekker in de Benelux. Omdat gele mosterd vrijwel uitsluitend na 1 augustus gezaaid wordt, mag er van bestrijding van bietencystenaaltje niet veel verwacht worden. Gele mosterd kan later gezaaid worden dan bladrammenas, nl. tot begin-half september. Als zomergewas op braakpercelen is gele mosterd niet geschikt. Het gewas komt namelijk te snel in bloei en vertoont geen hergroei na maaien. Voor gele mosterd wordt een zaaidichtheid van 10 à 20 kg/ha aangeraden afhankelijk van zaaitijdstip en weersomstandigheden. Vanwege de snelle beginontwikkeling en goede bodembedekking krijgen onkruiden weinig kans. Gele mosterd bezit een penwortel die zich niet verdikt. Het onderwerken na de winter vormt weinig problemen. Het gewas vervriest gemakkelijk en is dan ook volledig afgestorven na de winter. Figuur 10: Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Gele mosterd. Gele mosterd 31

34 6.3.3 Bladrammenas (Raphanus sativus) Bladrammenas kan uitgezaaid worden tot eind augustus. Meestal gaat men laatbloeiende en vorstgevoelige rassen toepassen. Dit om problemen met opslag in de volgteelt te vermijden. Men kan een onderscheid maken tussen een vroege en een late zaai. Onder een vroege zaai verstaan we een zaaidatum vóór 1 augustus. Deze is vooral bedoeld om naast bodembedekking nog enige bestrijding van bietencystenaaltje te hebben. Bij een latere zaai is de bodemtemperatuur reeds te laag. Bij een vroege zaai zal het gewas gemaaid dienen te worden wanneer het gewas voor 70% in bloei staat. De zaaidichtheid van bladrammenas bedraagt kg/ha. Vanwege de snelle ontwikkeling en de vorming van een hoog gewas krijgen probleemonkruiden weinig kans om zich te ontwikkelen. Bladrammenas wordt gekenmerkt door een diepe penwortel die de bodem openbreekt en welke zorgt voor een goede doorlaatbaarheid. Op slempgevoelige percelen wordt bladrammenas minder toegepast vanwege de beperkte samenhang van de bodem. In vergelijking met grasachtigen is de doorworteling van de (bovenste) bodemlaag heel wat minder. Bladrammenas is iets minder gevoelig voor vorst dan gele mosterd. Na een strenge winter is het gewas volledig afgestorven. Hierdoor ondervindt het onderwerken slechts weinig problemen. Tijdens een zachte winter vervriest het gewas niet. Figuur 11: Zaden, zaailing en volgroeid gewas van bladrammenas. Bladrammenas 32

35 6.3.4 Raapzaad (Brassica rapa subsp. Oleifera) Raapzaad lijkt op koolzaad. Het koolzaad bloeit echter iets later, en is hiervan ook te onderscheiden doordat bij het koolzaad de knoppen van de ongeopende bloemen hoger zitten dan de bloemen, terwijl bij het raapzaad de bloemen de knoppen bedekken. Raapzaad (ook bladkool genoemd) kan een werking tegen aaltjes hebben omdat de plant isothiocyanaten bevat. De betreffende isothiocyanaten zijn niet vluchtig. Een goede verdeling door de grond is daarom zeer belangrijk voor de effectiviteit. Figuur 12. Zaden van raapzaad Zonnebloem (Helianthus annuus) Zonnebloemen kunnen ingezaaid worden als groenbedekker. Deze fors uitgroeiende planten hebben een redelijke wortelontwikkeling en zorgen door hun koolstofrijke structuur voor een goede aanvoer van organische stof. Zonnebloemen vriezen kapot tijdens de winter en zijn daardoor makkelijker in te werken na een vorstperiode tijdens de winter. Figuur 13. Zaden van zonnebloem 33

36 6.3.6 Zwaardherik (Eruca vesicaria) Zwaardherik wordt vaak ingezet in mengsels voor biofumigatie. Naast de interesse voor biofumigatie blends staat de laatste jaren ook een variëteit van zwaardherik in de belangstelling vanwege de hoge gehaltes glucosinolaten in de plant. Enkele bedrijven brengen een variëteit op de markt onder de productnaam Nemat. Zwaardherik is familie van de cruciferen en van de slasoort rucola. Vanwege de relatie met cruciferen is zwaardherik waarschijnlijk een goede waardplant voor knolvoet en Sclerotinia. Zwaardherik heeft tijdens de groeifase een lokkend en dodend effect op een aantal wortelknobbelaaltjes en cysteaaltjes. De zwaardherik variëteit Trio heeft resistentie tegen bietencysteaaltjes, M. chitwoodi en M. hapla. Bij zwaardherik zitten de glucosinolaten vooral in de wortels van de planten. Zodra o.a. nematoden de wortel aanprikken en de cellen beschadigen, treedt de reactie met het enzym myrosinase in werking. Hierdoor zouden aaltjes direct en zeer lokaal bestreden kunnen worden. Ook bij de vertering van de wortels zal vermoedelijk isothiocyanaat gevormd worden. Figuur 14. Zaden van zwaardherik 34

37 7 Voornaamste mengsels 1. Japanse haver en Alexandrijnse klaver 2. Bladrammenas en Japanse haver 3. Gele Mosterd en Japanse haver 35

38 4. Facelia + Japanse haver 5. Raapzaad + gele mosterd 6. Zomerhaver + gele mosterd 36

39 7. Bladrammenas + gele mosterd 8. Facelia + bladrammenas 9. Zonnebloem + bladrammenas 37

40 10. Italiaans raaigras + Engels raaigras Italiaans raaigras Engels raaigras 11. Italiaans raaigras + inkarnaatklaver 12. Facelia + inkarnaatklaver 38

41 8 Wat kost het inzaaien van een groenbedekker? 8.1 Zaaizaad In Tabel 2: Richtinggevende gemiddelde kostprijs zaaizaad (zomer 2016) vind je een overzicht van de richtinggevende gemiddelde prijs/kg voor zaaizaad van groenbedekkers. Met betrekking tot de verschillende zaaidichtheden die vorige jaren op de demovelden werden toegepast, hebben we een prijs per hectare berekend. Tabel 2: Richtinggevende gemiddelde kostprijs zaaizaad (zomer 2016) Soort Aaltjeswerking/ Samenstelling Prijs/kg Zaaidichtheid (kg/ha) Prijs/ha Relatieve kostprijs/ha (facelia = 100 %) Facelia - 8, Gele mosterd reducerend 2, Bladrammenas reducerend multiresistent bladkool - 4, zwaardherik Wikke - 1, Alexendrijnse klaver - 4, Italiaans raaigras - 1, Snijrogge - 0, Japanse haver - 1, Zomerhaver 0, Jap haver + bladrammenas (80/20) Jap haver + facelia 84/16 Bladrammenas + facelia (60/40) gele mosterd + raapzaad (80/20) zonnebloem + facelia (66/33) italiaans + engels raaigras (50/50) 24+6kg 2, kg 3, , ,5 2,6 7, , jap haver + alex klav 20+12,5 32,5 95, jap haver + it raaigras it raaigras + alex 15+12,5 27,5 80, klaver zonnebloem + jap ,5 105 haver zwaardherik bladrammenas facelia + alex klaver 4+12,5 16,5 90,

42 8.2 Grondbewerking Na de oogst van het hoofdgewas is een oppervlakkige bewerking van de bodem voor het zaaien reeds voldoende. Bewerking en zaaien kan ook in één werkgang gebeuren. Dit kan met bv. een cultivator in combinatie met een zaaimachine. Bij inzaai van een groenbedekker wordt meestal niet-kerende bodembewerking toegepast. Bij deze methode wordt de grond nietkerend bewerkt met behulp van een erosieploeg, een grondbreker, een cultivator, Hierbij worden de gewasresten slechts lichtjes ondergewerkt en blijven ze in de bovenste bodemlaag aanwezig. De aanwezige resten beschermen de bodem tegen de erosieve werking van regendruppels en afstromend water. Na het zaaien, tot het onderwerken, is het perceel in winterrust en vraagt het weinig aandacht. 8.3 Inwerken tijdens voorjaar De vernietiging en inwerken in het voorjaar van de groenbedekker vormt de laatste kostenpost. 9 Vernietigen groenbedekkers In het voorjaar zullen, in bepaalde gevallen, de gewasresten eerst verkleind dienen te worden. Meestal zijn de groenbedekkers reeds door de vorst afgestorven tijdens de winter en vormt het onderwerken weinig problemen. Er zijn vandaag de dag heel wat mogelijkheden om groenbedekkers machinaal te vernietigen. Een doordacht gebruik van groenbedekkers in aanvulling met de juiste methode van vernietiging en daarbij rekening houdende met de aangehouden bedrijfsvoering dient problemen zoals opslag in de volgteelt, verstopping van machines, e.d. te vermijden. Veel van de machines zijn zo ontwikkeld dat ze ook een groene massa kunnen inwerken. 40

43 9.1 Schijveneg De schijveneg wordt gebruikt voor het oppervlakkig vernietigen van gewasresten en verkruimelen van de toplaag van de bodem. Op dit toestel zitten er geen tanden maar ronde schijven. Achter de schijven zit vaak nog een verkruimelrol of aandrukrol. Met de schijveneg dient aan een voldoende hoge snelheid gereden te worden (minstens 10 km/u) om een goede onderwerking van gewasresten te bekomen. De bodem blijft luchtig achter zonder een al te grote verkleining van de bodemdeeltjes. Over het algemeen kan een schijveneg tot maximaal 15 cm diep werken. Eveneens kan een schijveneg in lichte en middelzware grond gebruikt worden als zaaibedbereiding voor zaaien in de stoppel of na het ploegen. De schijveneg is de ideale machine voor zowel de ondiepe als de intensief vermengende stoppelbewerking. Ze is universeel inzetbaar, ook voor zaaibedbereidingen, het zaaien van tussengewassen en inwerken van mest. Foto 3: Vernietiging groenbedekker met schijveneg. 9.2 Klepelmaaier Een maaier wordt gebruikt in het voorjaar om voorafgaand aan het ploegen of directzaai de groenbedekker te vernietigen. Door het verhakselen ontstaan kleine stukjes gewasresten die gelijkmatig over de werkgang worden verdeeld en die de vertering zullen bespoedigen. Daarnaast vormt het maaien af en toe de noodoplossing om opslag in de volgteelt te vermijden indien er zaadvorming optreedt in het najaar. In bepaalde gevallen (vb. gele mosterd) is er na het maaien geen of slechts beperkte kans op hergroei van de groenbedekker. Na het maaien kan de groenbedekker zonder problemen worden ingewerkt. Door het maaien gebeurd er een oppervlakkige vernietiging van gewas zonder de bodem te bewerken. Tijdens de demo zal de combinatie gemaakt worden van klepelmaaier met een Treffler cultivator. 41

44 Tabel 3. Treffler cultivator (bron: Randenmaaier Sinds 2014 zijn er voor het beheer van land- en tuinbouwpercelen langs geklasseerde waterlopen extra regels opgenomen in de randvoorwaarden van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Daardoor moeten landbouwers veel meer aandacht hebben voor de waterloop en het beheer van bufferstroken. Aangezien dat in de praktijk niet zo vanzelfsprekend bieden Inagro en het Agrobeheercentrum Eco² samen met de Provincie West-Vlaanderen nu een oplossing aan. Verstrengde wetgeving noodzaakt een alternatief beheer In de praktijk maakt die regelgeving het benutten van de laatste meter langs de waterloop voor land- en tuinbouwteelten onmogelijk. Vroeger grepen landbouwers soms nog terug naar het ploegen van deze bufferzones of het gebruik van herbiciden om bermvegetaties te beheren. Nu is dat niet langer mogelijk. Ervaringen in het verleden tonen aan dat niet ingrijpen ook geen optie is, aangezien de perceelsranden dan verruigen, met ongewenste onkruiden en struikgroei als gevolg. Maar hoe kan de bufferzone dan wel beheerd worden? Op die vraag willen Inagro, het Agrobeheercentrum en de Provincie West-Vlaanderen een antwoord geven via het Leaderproject Randenmaaier, samen aan de slag. Een gecoördineerd beheer met een randenmaaier moet een praktische oplossing brengen. Maaien met afvoer is namelijk de enige oplossing die op termijn resulteert in een goed ontwikkelde vegetatie en het vermijden van probleemonkruiden. Daarvoor werd vanuit het Leaderproject een aangepaste klepelmaaier aangekocht. De maaier is veelzijdig in gebruik en kan afhankelijk van de teelt in het voorjaar of later, na de oogst ingezet worden. Hij biedt eveneens de mogelijkheid om maaisel op de akker te blazen waar het verdroogt of wordt 42

45 ondergewerkt, maar het kan eventueel ook gewoon op de rand blijven liggen. De randenmaaier zal via het leaderproject op vraag van de landbouwers ingezet worden op percelen in de gemeenten Beernem, Ruiselede, Wingene en Oostkamp. Dankzij de financiële steun vanuit het Leader project, de betrokken gemeenten en de provincie West-Vlaanderen kan de kostprijs tijdens de duur van het project beperkt worden. Tijdens de projectfase wordt er een kostprijs aangerekend van 40 /uur. Deze prijs omvat alle kosten voor de maaier en de bediening ervan. Daarnaast wordt er ook een aanrijvergoeding van 15 per dossier gerekend. Geïnteresseerde landbouwers kunnen zich inschrijven via de website Meer info: Agrobeheercentrum Eco²: T 0470/ E randenmaaier@agrobeheercentrum.be Inagro T 051/ E pieter.verdonckt@inagro.be Website: 43

46 9.3 Roller-crimper De vernietiging van nuttige groenbedekkers vergt soms een energieverslindende mechanische bewerking of het gebruik van chemicaliën bij niet-vorstgevoelige types, wat het leefmilieu niet ten goede komt. De roller-crimper techniek biedt in dit opzicht een duurzamer agro-ecologisch beheer van groenbedekkers. De roller-crimper knakt en walst de groenbedekker plat in het bloeistadium. Foto 4. Vernietigen van groenbedekker via roller-crimper (bron: ILVO) De techniek achter de roller-crimper? De roller-crimper van ILVO heeft een werkbreedte van drie meter. De snijprofielen zijn in een visgraat gemonteerd. Per meter werkbreedte is minimum 400 kg gewicht nodig. De rol kan gevuld worden met vloeistof. Het volledige toestel kan op de hefinrichting vooraan of achteraan de trekker worden geplaatst en rolt op het eigen gewicht. Na de doorgang van dit toestel kan er gezaaid en geplant worden onder een deklaag gevormd door een afstervende groenbedekker. De deklaag beschermt naderhand de bodem tegen erosie, wat vooral interessant is voor hellende percelen. Hergroei van de groenbedekker is na de bewerking onmogelijk, tenminste wanneer de planten voldoende ontwikkeld waren, want de deklaag moet dik genoeg zijn om 44

47 onkruid te kunnen onderdrukken. Zaaien of planten na gebruik van een roller-crimper vergt een aangepaste plant- of zaaitechniek. De machines dienen uitgerust te zijn met schijven die een snede aanbrengen in de mulchlaag en met gepaste elementen onder een voldoende gewicht om de plant- of zaaigeul te dichten. Technieken of methodes van bemesting dienen ook afgestemd te worden op het gebruik van de roller-crimper Europese verwachtingen? De Europese onderzoekspartners in het project SOILVEG 1 (een Europees project gericht op de biologische groenteteelt) en de betrokken praktijkmensen verwachten veel van de combinatie groenbedekkers - roller-crimper. De nieuwe praktijk kan leiden tot een toename van de ziekteweerbaarheid van de bodem, een reductie in het gebruik van fossiele brandstoffen, een algemene verbetering van de bodemkwaliteit en een vermindering van de nutriëntenverliezen en broeikasgasemissies. Al deze effecten worden de komende jaren gedetailleerd in kaart gebracht. Daarnaast worden uiteraard ook de opbrengst en de kwaliteit van de groenten nauwlettend opgevolgd. Tijdens verschillende veldexperimenten wordt de werking van de roller-crimper vergeleken met de traditionele manier om groenbedekkers in te werken. De roller-crimper heeft een veelbelovende voorgeschiedenis. In de Noord-Amerikaanse akkerbouw is ervaring opgedaan in maïs-soja rotaties. De maïs krijgt vooraf een vlinderbloemige groenbedekker. Aan de soja gaat rogge vooraf. In Italië werd de techniek al toegepast in de groenteteelt, met courgette als hoofdteelt. 1 SOILVEG-project 45

48

49 46

50 Goede bodemstructuur als uitgangspunt voor gezonde gewassen Verdichting gaat dieper en is ernstiger dan vaak wordt gedacht. Mogelijke gevolgen van bodemverdichting zijn o.a. slechte waterinfiltratie, moeilijker berijdbaar perceel, slechte wortelontwikkeling en slechte opname van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast stijgt ook het risico op erosie en het afspoelen van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Al deze zaken leiden tot 20% minder gewasopbrengst! Bodemverdichting ontstaat als de druk op de bodem groter is dan de bodemweerstand. Opheffen van bodemverdichting is lastig en vergt zware machines. Bodemverdichting in de ondergrond is zelfs onomkeerbaar. Voorkomen is dus beter dan genezen. Daarom worden volgende twee belangrijke zaken best steeds in het achterhoofd gehouden: - Houd de druk op de bodem zo laag mogelijk! - Houd de weerstand hoger dan de druk! De meeste landbouwers zijn reeds bekend met het fenomeen bodemcompactie, maar zijn zich niet altijd bewust van het potentieel probleem en linken dit nog steeds niet voldoende aan hun eigen bedrijf. Bodemverdichting of compactie kan ernstige gevolgen hebben die niet zomaar te herstellen zijn. Het is dus in het grootste belang om bodemverdichting te vermijden. Om in te schatten wat het risico is op compactie op uw eigen percelen kan u gebruik maken van de gratis internettool Terranimo. Bij Terranimo wordt de druk die op de bodem wordt uitgeoefend vergeleken met de weerstand die de bodem kan bieden. Door een machine te selecteren en per as het bandenmerk, bandentype, en de bandendruk in te stellen kun je de druk die op een bodem uitgeoefend wordt bepalen. Na ht instellen van de textuur en het vochtgehalte van uw bodem in te stellen, kun je het risico op compactie op uw percelen terugvinden. De tool bestaat uit 4 tabbladen. In het eerste tabblad bepaal je hoe groot de druk is die je wil uitoefenen op de bodem. Dit doe je door een bepaalde machine te selecteren. Je kan bovendien per as het bandenmerk, -type en druk instellen. In het tweede tabblad stel je in wat de bodemweerstand is. Dit doe je door de textuur, vochtgehalte van de bodem in te stellen. In de twee laatste tabbladen vind je dan de resultaten terug. Hier kan je zien wat het risico is op compactie in uw specifieke geval. Wil je zelf Terranimo testen. Surf dan naar 47

51 48

52 49

53 Juiste bandenspanning bij bodembewerkingen Door te werken met lage bandenspanning op het veld, gaat eerst en vooral de productiviteit van het gewas stijgen (minder dichtslempen van de bodem, ). Bovendien zal bij het werken in nattere omstandigheden of op zwaardere bodems de banden steeds zichzelf reinigen en niet dichtkleven. Dit komt doordat de band doorbuigt en flexibel wordt. De banden houden zo hun maximale grip in de bodem. De wielslip zal hier lager zijn waardoor de trekker zijn snelheid langer zal aanhouden en ook zijn krachten beter zal benutten. Dit heeft opnieuw brandstofbesparing tot gevolg. Banden op de juiste bandenspanning krijgen, is een tijdrovende klus. Daarom wordt dit niet al te vaak gedaan. Hierdoor kunnen problemen ontstaan zoals: Structuurbederf door te diepe sporen; Brandstofverspilling; Onnodige slijtage van de banden. 1.6 bar 1.2 bar 0.8 bar 0.6 bar 0.4 bar Te hoge bandenspanning Overmatige grondverdichting Hoge mate van spoorvorming Overmatige slip (overmatig brandstofverbruik) Snelle en onregelmatige slijtage op de weg Grote kans op uitrukken van nokken Te lage bandenspanning Risico op beschadiging van het karkas Draaien op de landbouw-velg Onregelmatige slijtage op de weg Overmatig brandstofverbruik op de weg Instabiele machine Slecht rijcomfort Bron: Michelin 50

54 Het raadplegen van de correcte bandenspanning kan aan de hand van de bandenspanningstabellen. Je gaat als volgt te werk: 1. Opzoeken van de overeenkomstige bandenmaat in de tabel; 2. De juiste bandentype opzoeken in de tabel; 3. Welke snelheid wordt er gereden met het werktuig in kwestie; 4. Kennen we het juiste gewicht dat er op iedere band komt? Dit bekomt men door de machine te wegen die de achteras zal belasten (gewicht op 1 band) plus het gewicht van de trekker zelf op de achteras Deze som zoeken we op in de tabel. 51

55 52

56 Invloed bandenspanning op brandstofverbruik Figuur 15. Invloed bandenspanning op brandstofverbruik (bron: PCLT Roeselare) 53

57 Goed bodembeheer is topsport! Goed bodembeheer is topsport, het vraagt dagelijks inspanning om in conditie te blijven Een aantal van onze West-Vlaamse boeren doen reeds aan topsport. Sommigen hebben via jarenlange ervaring en met vallen en opstaan heel wat praktische kennis rond bodemzorg opgebouwd. Wat betekent goed boeren? Goed boeren betekent boeren met aandacht voor bodemkwaliteit én bodembiodiversiteit. Het beschikbaar maken en vasthouden van nutriënten, het onder controle houden van pathogene schimmels, het creëren van een goede structuur, gezonde waterhuishouding en een goede koolstofopslag zijn in sterke mate beïnvloed door de ondergrondse biodiversiteit. Duurzaam akkerbeheer is boeren op gezonde bodem! Basis leggen voor een goede bodemkwaliteit Een doordachte organische stofbalans, deskundig gebruik van stalmest en compost en het inpassen van groenbemesters liggen aan de basis van een goede bodemkwaliteit. Ook ploegloos boeren kan het organische stofgehalte in de bouwvoor doen stijgen. Erosie, watervervuiling en een afname van de biodiversiteit zijn dan weer het gevolg van bodems van slechte kwaliteit en betekenen zowel voor landbouwer als maatschappij een extra kost. Een goed functionerende bodem levert daarenboven belangrijke ecosysteemdiensten (voordelen) waarvan akkerbouwers, maar ook de maatschappij kunnen profiteren. Die diensten zo goed mogelijk benutten is de grote uitdaging voor de komende jaren. Het beperken van erosie en verhogen van de weerbaarheid van de bodem die minder vatbaar is voor ziekten zijn hier goede voorbeelden van. Boeren leren van boeren Via ambassadeurschap zetten we bij het project Goed bodembeheer is topsport in op het Boerenleren-van-boeren-concept. Bodemvriendelijke technieken in de kijker zetten, boeren die zelf leren hoe hun bodem in te schatten, het aantonen van de praktische en economische haalbaarheid van duurzaam bodembeheer, zijn enkele van de activiteiten die dit jaar plaatsvonden. Dit project is tot stand gekomen met de steun van AGNABIO. 54

58

59 Zuivering van restvloeistoffen van het spuittoestel Praktische leidraad Heliosec Biofilter Fytobak Sentinel

60 Colofon Deze brochure werd opgesteld binnen het kader van het demonstratieproject duurzame landbouw Bioremediatie West en Bioremediatie Oost, gefinancierd door de Europese Unie en het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid en door het TOPPS water protection project, gefinancierd door ECPA (European Crop Protection Association). Werkten mee aan deze brochure: Ellen Pauwelyn Inagro (Rumbeke-Beitem), 051/ , Martijn D hoop Inagro (Rumbeke-Beitem), 051/ , martijn.dhoop@inagro.be Kim Koopmans pcfruit vzw (Sint-Truiden), 011/ , kim.koopmans@pcfruit.be Elise Vandewoestijne PCG (Kruishoutem), 09/ , elise@pcgroenteteelt.be Els Pauwels PCS (Destelbergen), 09/ , els.pauwels@pcsierteelt.be Christel Van Ceulebroeck NPW (Herent), 016/ , witloof@vlaamsbrabant.be Rob Van Aert PCH (Meerle), 03/ , rob.vanaert@proefcentrum.be Luc De Rooster PSKW (Sint-Katelijne-Waver), 015/ , luc.de.rooster@proefstation.be Koen Vranken PIBO (Tongeren), 012/ , duurzamelandbouw@pibo.be Coördinatie en eindredactie: Ellen Pauwelyn - Inagro, Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke-Beitem Datum: Maart 2016 Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of gekopieerd worden zonder toestemming van de auteurs. Noch de uitgever noch de auteurs kunnen aansprakelijk worden gesteld voor schade die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeit uit de toepassing van de informatie uit deze brochure. 2

61 Inhoud 1 Restvloeistoffen van het spuittoestel Restvloeistoffen voorkomen Restvloeistoffen verwerken Inrichten van een vul- en spoelplaats Opslagtank Zuiveringssystemen voor restwater Biozuiveringssystemen Biofilter Fytobak Fysico-chemische zuiveringssystemen De Sentinel Systemen op basis van verdamping Heliosec Gebruiksregister Onderhoud Vergunningen Subsidies Vergelijking van de verschillende systemen Contact Bijlage I: Handleiding opbouw biofilter Bijlage II: Handleiding opbouw fytobak

62 Inleiding Gewasbeschermingsmiddelen (GBM) spelen een belangrijke rol bij het maximaliseren van landbouwopbrengsten en de kwaliteit van gewassen. Door het gebruik kunnen deze stoffen echter ook in het oppervlaktewater terechtkomen. Te hoge concentraties GBM in het oppervlaktewater hebben een negatief effect op het waterleven en leiden tot strengere maatregelen m.b.t. het gebruik van GBM of zelfs tot het verlies van de producterkenningen. Vandaar moeten we vermijden dat gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terechtkomen. De grootste bron van vervuiling van het oppervlaktewater door GBM zijn nog steeds puntvervuilingen (40-90%). Puntvervuilingen zijn verontreinigingen die vooral bij het vullen en het reinigen van de spuitapparatuur ontstaan. Het gaat hierbij om morsen bij het vullen van het toestel, overlopen van de spuitmachine tijdens het vullen, lekken van leidingen of doppen of het lozen van spuitresten en spoel- en reinigingswater. Indien hoeveelheden spuitoplossing via morsen, spuitoverschotten of reinigingswater van het spuittoestel op een verhard oppervlak terechtkomen, kunnen ze afspoelen met het (regen)water en zo in de riolering en/of waterloop terechtkomen. Uit bevragingen blijkt dat veel telers zich niet bewust zijn van de hoeveelheid water belast met GBM (restvloeistof), dat op het bedrijf geproduceerd wordt en wat de mogelijke oplossingen hiervoor zijn. Daarnaast vrezen telers onterecht bijkomende hoge kosten, werk en bijkomende verplichtingen om deze problematiek tegen te gaan. Nochtans hoeft het duurzaam omspringen met restvloeistoffen niet veel extra kosten en werk met zich mee te brengen. Het spuittoestel vullen en reinigen op een onverhard oppervlak of op een vul- en spoelplaats met opvang en zuivering van de restvloeistoffen zijn mogelijke oplossingen. Deze praktische leidraad bespreekt hoe een vul- en spoelplaats op het bedrijf kan aangelegd worden en welke systemen er bestaan om restvloeistoffen te verwerken. Aan de hand van de brochure kan bepaald worden hoeveel restvloeistof op het bedrijf aanwezig is en welk systeem het best past op het bedrijf. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de nodige vergunningen en de mogelijke subsidies. Bovendien kunt u zelf aan de slag gaan om een biofilter of fytobak te bouwen op basis van de handige beschrijvingen in de bijlagen. In deze brochure vindt u ook de contactgegevens van de adviseurs in de verschillende provincies terug. Zij staan steeds klaar om uw vragen te beantwoorden! 4

63 1 Restvloeistoffen van het spuittoestel Restvloeistoffen omvat alle water, belast met gewasbeschermingsmiddelen, dat ontstaat voor, tijdens of na het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen. Restvloeistoffen kunnen reeds ontstaan bij het morsen tijdens het vullen van het spuittoestel op een verhard oppervlak op het bedrijf. Als het gemorste gewasbeschermingsmiddel worden weggespoeld met de lans of via de regen, ontstaat er water belast met gewasbeschermingsmiddelen. Restoplossing in de spuittank na de bespuiting en het spoel- en reinigingswater van het spuittoestel zijn ook restvloeistoffen. Ook vloeistoffen afkomstig van de reiniging van een vul- en spoelplaats van het spuittoestel worden aanzien als restvloeistoffen. Restvloeistoffen komen vaak in de waterloop terecht en vormen nog steeds de belangrijkste bron van puntvervuiling van het oppervlaktewater. Te hoge concentraties gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater zijn schadelijk voor het waterleven en het milieu. Tevens leiden te hoge residuwaarden tot strengere maatregelen m.b.t. gebruik van het product of zelfs tot het verlies van de producterkenning. Vandaar is het uitermate belangrijk om restvloeistoffen in eerste instantie te voorkomen en indien dit niet kan te verwerken, zodat ze niet in een waterloop kunnen terechtkomen. 2 Restvloeistoffen voorkomen Door het spuittoestel te vullen, te spoelen en te reinigen op het veld of op een onverhard oppervlak (bv. braakland, weide, ), kan de hoeveelheid restvloeistof op het bedrijf voorkomen of aanzienlijk beperkt worden. Op het veld of onverhard terrein worden resten van gewasbeschermingsmiddelen op een biologische manier afgebroken door micro-organismen. Kies ook voor een onverhard oppervlak bij het vullen en reinigen van kleine types spuittoestellen (zoals rugspuiten, lansspuiten, automatische spuitbomen, ). Bij het vullen van veld- of boomgaardspuiten op het veld, bijvoorbeeld aan een poel, beek of kanaal, is het zeer belangrijk om een terugloopbeveiliging op de leidingen te voorzien. Contact tussen de spuitoplossing in de tank en de aanvoerleiding van het water moet vermeden worden zodat het terugvloeien van spuitoplossing uit de tank naar de aanzuigbron onmogelijk is. Houd voldoende afstand tussen het spuittoestel en de waterbron en vermijd ook te allen tijde het overlopen van de spuittank. Wees aandachtig tijdens het vullen om te vermijden dat u gewasbeschermingsmiddelen morst. U kan gebruik maken van openbare aanzuigplaatsen om spuittoestellen op een veilige manier te vullen, indien deze in de buurt voorhanden zijn. Spoel onmiddellijk lege verpakkingen na het vullen van uw spuittoestel. Giet het spoelwater in de spuittank. Berg lege gespoelde verpakkingen onmiddellijk op in de Phytofar Recover zakken. Rondslingerende niet-gespoelde lege verpakkingen kunnen lekken. Zo kunnen geconcentreerde oplossingen in de waterloop terechtkomen, wat zeer milieubelastend is. 5

64 De spuittank inwendig reinigen op het veld gebeurt met water uit de schoonwatertank. Efficiënt spoelen gebeurt door het water uit de schoonwatertank in drie stappen toe te voegen aan de spuittank en telkens het spoelwater versneld uit te rijden over het behandelde gewas. Op die manier verdunt u de concentratie aan restoplossing in de tank het sterkst en bekomt u de beste reiniging. Een andere manier is gebruik maken van het automatische reinigingsprogramma op uw spuittoestel. Net zoals de inwendige reiniging gebeurt de uitwendige reiniging van het spuittoestel best op het veld of op een onverhard oppervlak in de nabijheid van het bedrijf (bv. braakland, weide, ). Voor de uitwendige reiniging op het veld is het spuittoestel best uitgerust met een lans. Blijf tijdens het uitvoeren van deze handelingen voldoende ver van de waterloop (minimum 5 meter) en wissel de plaats in het veld waar u uw spuittoestel reinigt, regelmatig af. 3 Restvloeistoffen verwerken Soms wordt het spuittoestel gevuld, gespoeld of gereinigd op een verhard oppervlak op het bedrijf. Om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen moet dit gebeuren op een vul- en spoelplaats met opvang van restwater. Het opgevangen restwater kan gezuiverd worden met behulp van een biozuiveringssysteem, een fysico-chemisch systeem of een systeem op basis van verdamping. In Figuur 1 ziet u een schema van een overdekte vul- en spoelplaats met opvangciterne en zuiveringssysteem voor boomgaardspuiten en een schema van een nietoverdekte vul- en spoelplaats met opvangciterne en zuiveringssysteem voor volleveldspuiten. Figuur 1: Schema vul- en spoelplaats, opslagtank en biozuiveringssysteem voor boomgaardspuiten (links) en volleveldspuiten (rechts). 6

65 3.1 Inrichten van een vul- en spoelplaats Een vul- en spoelplaats kan vrij eenvoudig opgebouwd worden uit ondoorlatend materiaal, bijvoorbeeld beton, waarop het volledige spuittoestel en de tractor kunnen staan om te vullen en te reinigen. Al het water belast met gewasbeschermingsmiddelen komt op dit oppervlak terecht en moet opgevangen en afgevoerd worden naar een opslagtank (=restwatertank). Dit kan door de inrichting te voorzien van een drempel of voldoende helling te voorzien naar het verzamelputje of de afvoergoot. Ook kan een olie- en/of slibafscheider geplaatst worden om olie en/of aarde en ander organisch materiaal afkomstig van de vul- en spoelplaats te laten bezinken zodat het niet in de opslagtank terechtkomt. De vul- en spoelplaats moet na gebruik steeds gereinigd worden. Enkele praktijkuitvoeringen worden getoond in figuur 2. A B C D Figuur 2: Enkel voorbeelden van vul- en spoelplaatsen in de praktijk met (A en B) overdekte vul- en spoelplaatsen voor boomgaardspuiten en (C en D) niet-overdekte vul- en spoelplaatsen voor volleveldspuiten De betonvloer moet lekdicht en chemisch inert geconstrueerd worden. Daarom raden wij aan om silobeton (C35-45 beton, EA3 agressief chemisch, cementtype HSR (bestand tegen sulfaten)) te gebruiken. Deze is bestand tegen agressieve chemische bestanddelen. Voor het vullen van het spuittoestel met water via een waterleiding is het belangrijk dat er geen contact is tussen het spuittoestel en de waterbron. Er kan bijv. met een galgsysteem of ander buissysteem gewerkt worden. Het is ook handig als de vul- en spoelplaats nabij het fytolokaal ligt en er een lans voor de uitwendige reiniging van het spuittoestel en de spoelplaats aanwezig 7

66 is. Ook een uitlekbak voor lege verpakkingen kan handig zijn. De afvoer van deze uitlekbak moet verbonden zijn met de restwatertank. In de aanleg van een vul- en spoelplaats moet onderscheid gemaakt worden tussen een overdekte en een niet-overdekte vul- en spoelplaats. Een diagram wordt weergegeven in figuur 3. Water dat niet gecontamineerd is met gewasbeschermingsmiddelen moet uiteraard niet opgevangen en verwerkt worden. Daarom is het noodzakelijk om het hemelwater gescheiden op te vangen van rest- en spoelwater. Het overdekken van de vul- en spoelplaats is hiervoor een eenvoudige oplossing. Figuur 3: diagram voor de opbouw van een vul- en spoelplaats Wanneer overdekken niet mogelijk is, moet er een gescheiden afvoer van rest- en spoelwater en hemelwater voorzien. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden. Zo kan bijvoorbeeld een verzamelputje worden voorzien van twee afvoerbuizen, die afgesloten kunnen worden. De ene afvoerbuis voert het restwater naar de opslagtank, de andere voert het regenwater af. Om tussen de 2 afvoerbuizen te kunnen wisselen bestaan opnieuw verschillende opties. Er kan bijv. gebruik gemaakt worden van een stop op de buis of van schuifafsluiters (zoals afsluiter op aalton). Belangrijk is wel dat het keuzesysteem lekdicht moet zijn en dat het verzamelputje voldoende groot moet zijn, zodat een schepstaal genomen kan worden. Ook kan bijvoorbeeld een flexibele afvoerbuis worden verlegd tussen twee controleputten. Bij afvoer van restwater wordt de afvoerbuis in de controleput van de restwatertank gelegd, bij afvoer van regenwater wordt deze in de controleput van de regenwaterafvoer gelegd. De controleput van regenwater moet voldoende groot zijn, zodat een schepstaal kan genomen worden van het regenwater. 8

67 Figuur 4: Mogelijke afsluitsystemen voor gescheiden afvoer van restwater en regenwater van de vul- en spoelplaats Denk zeker bij nieuwbouwplannen (bijv. bouw van een nieuwe loods) aan de aanleg van een vul- en spoelplaats. Dit vergt immers geen grote meerkost en de kosten kunnen meegenomen worden in uw VLIF-dossier. Voor het doorspuiten van de doppen bij interne reiniging van een veldspuit kan een eenvoudig afdak voorzien worden met afvoer naar een opvangciterne (zie figuur 5). Na gebruik moet het afdak schoongespoeld worden zodat geen resten van het waswater met het regenwater worden meegespoeld. Figuur 5: Voorbeelden van eenvoudige dakconstructies met opvang voor restwater van de interne reiniging van het spuittoestel. Voor het reinigen van kleinere spuittoestellen, zoals bijvoorbeeld lansspuiten, kan een goot in de vloer voorzien worden om het restwater af te voeren naar de opvangbak. Om te vermijden dat regenwater wordt opgevangen, wordt kan de goot afgedekt worden of voorzien worden op een overdekte plaats. Figuur 6: goot voor reiniging lansspuit 9

68 3.2 Opslagtank De opslagtank kan zowel ondergronds als bovengronds geplaatst worden. Bij een bovengrondse opslagtank moet het water opgepompt worden vanuit een verzamelputje. De opslagtank moet lekdicht zijn en bestand zijn tegen gewasbeschermingsmiddelen. Bij ondergrondse citernes kan daarom gekozen worden voor HSR-citernes (citernes voor mestopslag). De opslagtank mag in geen geval verbonden worden met de riolering of het oppervlaktewater. Een bovengrondse tank moet vorstbestendig zijn of moet vorstvrij worden opgesteld (zie figuur 7). Figuur 7: Voorbeelden van opslagtanks Om de grootte van de opslagtank te bepalen, moet ingeschat worden hoeveel restwater belast met gewasbeschermingsmiddelen op het bedrijf aanwezig is of aanwezig zal zijn. Als richtlijn wordt genomen dat het jaarlijks volume restwater moet kunnen worden opgevangen op het bedrijf. Hiervoor moet het aantal spoelbeurten en in- en uitwendige reinigingsbeurten per jaar op de vul- en spoelplaats nagegaan worden en moet ingeschat worden met hoeveel water dit gebeurt. Spuit alle restvloeistof in de spuittank zoveel mogelijk verdund uit op het veld zoals de code van goede landbouwpraktijk voorschrijft om de hoeveelheid restwater te beperken. Om de hoeveelheid restwater in te schatten kan onderstaande berekeningstabel gebruikt worden. Houd rekening met alle spuittoestellen op het bedrijf en vul onderstaande tabel voor elk spuittoestel in. Schat alles voldoende ruim in! In de ons omringende landen gaat men er ook van uit dat u één volle spuittank moet kunnen toevoegen aan de opslagtank indien een fout werd gemaakt tijdens de bereiding van het spuitmengsel. Dit is echter niet noodzakelijk. Het foute tankmengsel kan ook apart opgevangen worden en eventueel hergebruikt worden bij een totaal herbicidebehandeling zonder directe kans op schade voor de nateelt. 10

69 Handeling Volume in liter (1) Aantal per jaar (2) TOTAAL per handeling (1)x(2) Spoelen van het spuittoestel a,b Inwendige reiniging van het spuittoestel a,b Uitwendige reiniging van het spuittoestel a,c Andere (wegspoelen vermorsingen tijdens vullen, afspoelen persoonlijke beschermingsmiddelen) TOTAAL Grootte spuittank(volume in liter) TOTAAL a Neem dit enkel mee in de berekening wanneer gespoeld/gereinigd wordt op de vul- en spoelplaats op het bedrijf b Dit is vaak afhankelijk van de grootte van de schoonwatertank. Als richtwaarde voor het volume water voor de inwendige reiniging kan 10% tot 20% van het spuittankvolume genomen worden. c Uit de bevragingen, uitgevoerd in kader van Bioremediatie West en Bioremediatie Oost kon een richtwaarde voor het gebruikte volume reinigingswater voor de uitwendige reiniging van de spuittank worden opgesteld: spuittank< 500 liter: 50 liter reinigingswater, voor een spuittank < 1000 liter: 100 liter reinigingswater: voor een tank < 2500 liter: 200 liter en voor een spuittank > 2500 liter: 300 liter reinigingswater. Rekenvoorbeeld: - Tankinhoud: 2000 l - 8 keer spoelen/inwendige reiniging op verhard oppervlak op het bedrijf = 8 x 400 liter (20% van 2000L) b - 2 keer uitwendige reiniging per jaar = 2 x 200liter c Hier mag u rekenen op een benodigde opslagcapaciteit van 3600 liter. Reken hier nog een extra spuittank bij ( liter) komt dit op 5600 liter. De op jaarbasis geproduceerde hoeveelheid restwater zal ook de keuze voor het zuiveringssysteem mee bepalen. 11

70 3.3 Zuiveringssystemen voor restwater Het restwater in de opslagtank moet gezuiverd worden. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden: bio-(logische) zuiveringssystemen, zoals de biofilter of fytobak, het fysicochemisch systeem: de Sentinel of het systeem op basis van verdamping: de Heliosec Biozuiveringssystemen Bioremediatie, of eenvoudig gezegd biologische zuivering van restvloeistoffen die GBM bevatten, werkt op basis van afbraak door micro-organismen in een substraat. Onderzoek toont aan dat ruim 95% tot 99% van de GBM afgebroken worden in dergelijk systeem. Het water uit een biozuiveringssysteem verdampt. Het substraat is essentieel voor een biozuiveringssysteem. Dit substraat zorgt namelijk voor de biologische activiteit en dus voor de afbraak van GBM. Om een goede werking te garanderen worden verschillende grondstoffen, elk met hun specifieke eigenschappen, gemengd. Een geoptimaliseerd substraatmengsel in biozuiveringssystemen is 50% gehakseld stro, 40% compost of potgrond en 10% teelaarde van het veld (volumeprocent). De teelaarde van het perceel is heel belangrijk omdat dit de nodige micro-organismen levert die in staat zijn om de restanten van gewasbeschermingsmiddelen af te breken. Neem aarde van percelen die behandeld worden met GBM. Deze micro-organismen zijn aangepast aan de GBM, die toegepast worden op het bedrijf. Stro dient als voedingsbron voor de micro-organismen. Stro kan gedeeltelijk vervangen worden door kokoschips. Deze hebben het voordeel het water goed te verdelen en ze breken minder snel af. Potgrond of groencompost dient als structuurmateriaal met een goede porositeit betreffende water en lucht en zorgt voor de adsorptie (aanhechting) van gewasbeschermingsmiddelen aan het substraat. Momenteel zijn twee biozuiveringssystemen erkend in Vlaanderen, namelijk de biofilter en de fytobak. Biofilter Een eerste type biozuiveringssysteem is de biofilter. Een traditionele biofilter wordt qua functie in twee delen gesplitst: het eerste deel omvat drie op elkaar gestapelde bakken met een inhoud van 1m³ (IBC-containers) en wordt de filtereenheid genoemd. Het tweede deel omvat plantenbakken, die naast elkaar zijn opgesteld, en wordt de verdampingseenheid genoemd (zie figuur 8). 12

71 Figuur 8: Biofilters in de praktijk De functie van de filtereenheid is het zuiveren van de restvloeistoffen, belast met GBM. De gestapelde bakken zijn opgevuld met het substraat waarin micro-organismen leven. Vanuit de opslagtank wordt dagelijks een beperkte hoeveelheid water naar de bovenste bak gepompt. Vanuit de bovenste bak zal het water langzaam percoleren doorheen het eerste deel van de biofilter. Vanwege de passage van het water doorheen het organisch materiaal zal een groot aandeel van de restanten op het materiaal geadsorbeerd worden. Door de sorptie van de stoffen krijgen de micro-organismen de kans om de stoffen op te nemen en tegelijk af te breken. Een efficiënt mengsel van organisch materiaal voor de filtereenheid is 50% gehakseld stro, 40% compost en 10% teelaarde van het veld (volumeprocent). In de bovenste bak van de filtereenheid kan stro vervangen worden door kokos, omdat kokos zorgt voor een beter vochtverdeling. De verdampingseenheid van de biofilter verhoogt de verdampingscapaciteit van het systeem aanzienlijk. De bakken van de verdampingseenheid zijn opgevuld met een mengsel van 90% potgrond en 10% teelaarde. Hierin worden zegge (Carex spp.) en wilgen (Salix spp.) aangeplant, aangezien deze plantensoorten grote hoeveelheden water kunnen verdampen. Daarnaast dienen de planten in de bakken als visuele indicator om de belasting van het systeem te meten. De onderste bak van de filtereenheid is via een systeem van communicerende vaten met de bakken van de verdampingseenheid verbonden. Figuur 9: Schematische voorstelling biofilter mogelijke substraatvulling 13

72 Onder Belgische klimaatomstandigheden kan 1 bak van de filtereenheid jaarlijks ongeveer 500 liter restwater verdampen, één plantenbak kan tot 1000 liter water verdampen. Een biofilter met 3 verticale substraatbakken en 3 plantenbakken kan op jaarbasis maximaal 5m³ restwater verdampen. Afhankelijk van de te verwerken hoeveelheid restvloeistof op het bedrijf (zie 4.42) kan een dergelijk systeem groter of kleiner gemaakt worden. Een verdampingseenheid is niet noodzakelijk. Na de filtereenheid mag het water ook opgevangen worden om te hergebruiken. Veiligheidshalve raden wij echter aan dit gezuiverd water enkel te hergebruiken als eerste spoelwater of voor een totaal herbicidenbehandeling. Een belangrijk aandachtspunt is dat de bakken onder een afdak moeten staan of van een eigen dak moeten worden voorzien. Zoniet belast regenwater (0,8 m 3 /m 2 /jaar) het systeem waardoor de capaciteit ontoereikend is. Plaatsing naar het zuiden en in de wind zorgt eveneens voor een betere verdamping. Wenst u een biofilter te bouwen op uw bedrijf: ga naar bijlage I voor een leidraad of surf naar Youtube ( of de websites van de partners voor een film over de opbouw van een biofilter. Fytobak Een tweede type biozuiveringssysteem is de fytobak. Oorspronkelijk werd het concept van de PhytoBac door Bayer CropScience in Frankrijk ontwikkeld. Verder onderzoek in Vlaanderen heeft geleid tot de fytobak. De fytobak is letterlijk een bak, opgevuld met een substraatmengsel met micro-organismen, die zorgen voor de afbraak van gewasbeschermingsmiddelen. Het water uit de fytobak verdampt. De bak moet opgebouwd zijn uit ondoorlaatbaar materiaal, meestal beton of polyethyleenbakken (of vijverfolie). Een efficiënt mengsel van organisch materiaal is opnieuw 50% gehakseld stro, 40% compost en 10% teelaarde van het veld (volumeprocent). Het substraatmengsel van de Phytobac van Bayer bestaat uit 70% bodem en 30% stro (volumeprocent). De constructie kan bovengronds of gedeeltelijk onder de grond geplaatst worden. Dit laatste verbetert de gebruiksvriendelijkheid van de fytobak. Dagelijks wordt een bepaalde hoeveelheid restvloeistoffen (afhankelijk van de grootte van de fytobak) over de fytobak gebracht. Belangrijk hierbij is dat onder de Belgische klimaatsomstandigheden verdampt 1m³ substraat jaarlijks ongeveer 500 liter water. De plaatsing en de opbouw van het systeem beïnvloed ook de verdampingscapaciteit. De grootte van de fytobak wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid restwater op het bedrijf (zie 4.42). Tot 20 m³ restvloeistof per jaar wordt een fytobak aangeraden als verwerkingssysteem, maar indien gewenst, kunnen grotere hoeveelheden restwater verwerkt worden met een fytobak. 14

73 Om te vermijden dat regenwater in de fytobak terechtkomt, wordt er een dakconstructie op geplaatst. Er zijn verschillende mogelijkheden zoals bijvoorbeeld lichtdoorlatende golfplaten, serre,. De dakconstructie stimuleert eveneens de verdamping. Figuur 10: Fytobakken in de praktijk Figuur 11: spuitdoppen fytobak. Speciale spuitdoppen (zie figuur 10 en bijlage II) of een druppeldarm zorgen ervoor dat het restwater gelijkmatig over de fytobak verdeeld wordt. Uitdrogen van de bovenste laag vermindert de goede werking van de fytobak, vandaar kan geopteerd worden om de dagelijkse hoeveelheid restwater niet in 1 keer op de fytobak te brengen 15

74 Indien gewenst kan het dak van de fytobak gebruikt worden om de spuitboom te reinigen. Het reinigingswater wordt dan via een goot opgevangen in de restwatertank. Dan moet ook rekening gehouden worden met de spuitboombreedte bij de lengte van de fytobak. Figuur 12: Reinigen spuitboom op dakconstructie fytobak Wenst u een fytobak te bouwen op uw bedrijf: ga naar bijlage II voor een leidraad of surf naar Youtube ( of de websites van de partners voor een film over de opbouw van een fytobak. Bij de Nederlandse firma Beutech kunt u een kant en klare PhytoBac kopen. Meer info: Fysico-chemische zuiveringssystemen In fysico-chemische zuiveringssystemen wordt het restwater gezuiverd op basis van fysische en chemische processen, zoals filtratie en flocculatie. Momenteel is slechts één fysico-chemisch systeem erkend in Vlaanderen, de Sentinel. De Sentinel De Sentinel is een fysico-chemisch systeem van de firma WMEC (Verenigd koninkrijk). Het werkt volledig automatisch. Eerst wordt iets meer dan 1m³ restwater opgezogen in het reactievat van de Sentinel en vervolgens worden er chemicaliën toegevoegd. Hierdoor worden vlokken gevormd met de resten van gewasbeschermingsmiddelen, die langzaam bezinken. Daarna wordt het water afgetapt en het bezinksel (slib) afgefilterd. Het afgetapte water wordt over twee actieve koolfilters gestuurd om de laatste restjes gewasbeschermingsmiddelen uit het water te halen. Het gezuiverde water kan hergebruikt worden voor een totaal herbicidenbehandeling of als eerste spoelwater of reinigingswater voor de spuittank. In één cyclus van 5 tot 6 uur kan de Sentinel 1m³ verwerken. Dit systeem is eerder geschikt voor grote bedrijven of loonsproeiers met grote hoeveelheden restwater. Figuur 13: Sentinel Figuur 14: Laboproef werking Sentinel (links: restvloeistof, midden: bezinking vlokken na toedienen chemicaliën, rechts: gezuiverde water na actief koolfilter). 16

75 Dit toestel is zeer duur ( euro) om aan te kopen op een individueel landbouwbedrijf. Vandaar werd op Inagro het Sentinel-project gestart in samenwerking met Phytofar en VOLSOG. Het Sentinel-systeem werd op een aanhangwagen gemonteerd en Inagro rijdt hiermee van bedrijf tot bedrijf om opgevangen restwater van het spuittoestel te verwerken aan een beperkte kostprijs. Het gezuiverde water kan hergebruikt worden op het bedrijf, de slibfractie wordt terug meegenomen door Inagro en verwerkt via Phytofar Recover. Pcfruit heeft ook een Sentinel, die op vraag van telers, ter beschikking kan worden gesteld Systemen op basis van verdamping Momenteel is één systeem op basis van verdamping erkend in Vlaanderen, de Heliosec. Heliosec Het systeem werd ontwikkeld door Syngenta en Solhead, de fabrikant van de Heliosec. De constructie bestaat uit een harde polyethyleen bak met vervangbare vloeistofdichte en gewasbeschermingsbestendige folie. Hierin wordt het restwater gebracht. Zonlicht en wind verdampen het water en een droge restfractie blijft achter op de folie. Boven de bak wordt een lichtdoorlatend dak geplaatst. Dit dak voert het regenwater af, draagt bij tot de opwarming van het in de bak verzamelde restwater en laat fotolyse (afbraak van gewasbeschermingsmiddelen door het zonlicht) toe. Een frame van gegalvaniseerd staal (maaswijdte 10 mm x 20 mm) zorgt ervoor dat kinderen en dieren niet bij de bak kunnen komen en ondersteunt het dak. De Heliosec heeft een oppervlakte van 6m 2 (3 m x 2 m) en een hoogte van 0,5 m. Er bestaat ook een kleinere uitvoering van 4 m² (2 m x 2 m). In de bak bevindt zich een meetlat, die de gebruiker een indicatie geeft over de resterende hoeveelheid restwater in de bak. Het systeem kan worden gebruikt in de zogenaamde vorstvrije periode (van 1 maart tot 30 oktober). Onder Belgische omstandigheden kan de Heliosec van 6 m² 2500 liter restwater per jaar verdampen, de uitvoering van 4 m² kan 1600 liter restwater per jaar verdampen. Eventueel kan de bedrijfsperiode na 30 oktober worden voortgezet, op voorwaarde dat er zich niet meer dan 5 cm water (300 liter) in de bak bevindt. Op één bedrijf mogen maximaal 3 heliosecs geïnstalleerd worden, die best gelijktijdig gevuld worden om een zo groot mogelijk verdampingsoppervlak te creëren. Een Heliosec kan onmiddellijk als buffertank dienen voor de opvang van restwater. De folie met deze droge restfractie moet jaarlijks worden vervangen en kan worden afgevoerd via AgriRecover. Dit gebeurt best met twee personen, bij windstil weer en met de nodige persoonlijke bescherming. Het sediment in de Heliosec is ook best nog wat vochtig of moet besprenkeld worden met wat water, om stofvorming te vermijden. Het meetinstrument en de gewichten moeten tijdens het vervangen van de folie op de vul- en spoelplaats of op een onverhard oppervlak worden geplaatst om puntvervuiling te vermijden. zon verdamping wind Figuur 13: Werkingsprincipe van de Heliosec (bron: Syngenta) 17

76 Figuur 14: De Heliosec Een Heliosec moet op een vlakke ondergrond van beton worden geplaatst. Er moeten ook bepaalde veiligheidsafstanden gerespecteerd worden om waterbronnen, personeel en derden te beschermen, namelijk 30 m van woonhuizen, 10 m van eigendop van derden, 10 m van werkruimtes, 1 m van doorgangswegen en paden en 25 m van waterlopen, sloten, rioolputten, opvang van regenwater De Heliosec wordt geleverd als bouwpakket, dat door de landbouwer zelf gemonteerd kan worden. Het bouwpakket kan aangekocht worden bij de firma Belgian Energy Systems (BES) in Ledegem. Meer info: Gebruiksregister Om te voldoen aan de VLAREM-wetgeving moet voor alle systemen een gebruiksregister bijgehouden worden. In dat register moet genoteerd worden: - hoeveel restvloeistof u opslaat, behandelt en hergebruikt; - de hoeveelheid en de afvoerwijze van het substraat van biozuiveringssystemen of vaste restanten van de Sentinel; - onregelmatigheden en genomen herstelmaatregelen. Dit mag onder de vorm van een aanvulling op het bestaande, verplichte register van gewasbeschermingsmiddelen. Voeg bijvoorbeeld een extra kolom toe, waarin u noteert hoeveel restvloeistof (verontreinigd water ontstaan door het wegspoelen van gemorste gewasbeschermingsmiddelen, spuitresten, spoel- en reinigingswater) u na de bespuiting hebt toegevoegd in uw restvloeistoffentank. Vermeld in een bijlage de dagelijkse hoeveelheid restwater die over het zuiveringssysteem wordt gebracht. Voorzie hier ook plaats om de onregelmatigheden en genomen herstelmaatregelen te noteren, evenals de data van de winterstop en het heropstarten van het systeem. 18

77 3.5 Onderhoud biozuiveringssytemen Biologische zuiveringssystemen zoals de biofilter en fytobak vergen een beperkt onderhoud. Dit bestaat uit: - Op regelmatige basis worden de leidingen, kranen en doppen best gecontroleerd op lekken en verstoppingen. Eventuele afwijkingen moeten onmiddellijk hersteld worden. - Een biozuiveringssysteem mag niet onder water komen te staan of uitdrogen. Dit heeft een negatief effect op de micro-organismen. Vandaar moet een biozuiveringssysteem op regelmatige basis gecontroleerd worden op verzadiging of uitdroging en indien nodig moet de hoeveelheid restwater, die dagelijks over het systeem wordt gebracht, worden aangepast. - Voor de winter (rond 15 oktober) moeten biozuiveringssystemen vorstvrij gemaakt worden (pomp en leidingen laten leeglopen). In het voorjaar (vanaf eind maart) kan het systeem opnieuw opgestart worden. - Er moet voldoende substraat in de bakken aanwezig zijn (60-80cm). Zoniet, moet het substraat bijgevuld worden. Hierbij wordt het nieuwe substraat best gemengd met het bestaande substraat. heeft dezelfde samenstelling als het substraat van een nieuwe biofilter (zie bijlage I). - Vermijd koper op biozuiveringssystemen. Koper doodt de micro-organismen af. 3.6 Vergunningen Stedenbouwkundige vergunning Meld het aanleggen van een vul- en spoelplaats en het plaatsen van opvangciternes bij de gemeente. Voor de installatie van een zuiveringssysteem is enkel een stedenbouwkundige vergunning verplicht indien een systeem vast wordt opgesteld. Milieuvergunning Voor een vul- en spoelplaats en/of zuiveringssysteem is een milieuvergunning klasse II vereist. Een vul- en spoelplaats voor spuittoestellen en een zuiveringssysteem worden in de VLAREM wetgeving Inrichtingen voor het schoonmaken van apparatuur, met uitzondering van hand- en rugspuitapparatuur, voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, die behoren bij een inrichting voor de opslag en het behandelen van restvloeistoffen genoemd. (indelingslijst VLAREM I: rubriek 5.6 en Sectorale voorwaarden VLAREM II: Hoofdstuk 5.5, afdeling ) Neem uw vul- en spoelplaats en zuiveringssysteem reeds mee bij de hernieuwing van uw milieuvergunning als u in de toekomst plant om dit aan te leggen. 3.7 Subsidies De aanleg van een vul- en spoelplaats voor spuittoestellen en een biofilter, fytobak of Heliosec komen in aanmerking voor VLIF-subsidies. Een minimum investering van euro is vereist. Neem dus zeker de aanleg van een vul- en spoelplaats voor spuittoestellen en een zuiveringssysteem mee in uw nieuwbouwproject. Vraag ook na bij uw telersvereniging of GMOsubsidies bekomen kunnen worden. 19

78 4 Vergelijking van de verschillende systemen Momenteel zijn in Vlaanderen vier systemen erkend om restwater van het spuittoestel te verwerken. De belangrijkste factoren die in rekening gebracht moeten worden bij de keuze van een verwerkingssysteem zijn de jaarlijkse hoeveelheid restwater op het bedrijf, het gewenste type zuivering, de kostprijs en het onderhoud. In tabel 1 worden deze aspecten van de verschillende systemen even op een rijtje gezet. Merk op: de richtprijzen zijn exclusief de prijs voor de aanleg van een vul- en spoelplaats en opslagtank voor restvloeistoffen. Tabel 1: Eigenschappen van verschillende zuiveringssystemen voor restwater van spuittoestellen Biofilter Fytobak Sentinel Heliosec Type zuivering Biologisch + verdamping Biologisch + verdamping Fysico-chemisch Verdamping Restwater Geen hoge concentraties Geen hoge concentraties Hoge concentraties vermijden Geen beperkingen Capaciteit Tot 5000 L/jaar Tot ong L/jaar 900 L in 6h Tot 2500 L /jaar Richtprijs * ** *** 50 /m³ (Sentinel-dienst) 2mx3m: mx2m: jaarlijks 50 (folie) Onderhoud Vorstvrij maken (2-)jaarlijks bijvullen + beluchten Vorstvrij maken (2-)jaarlijks bijvullen + beluchten n.v.t. Folie jaarlijks verwijderen Opbouw Zelf Aannemer + zelf n.v.t Bouwpakket Gebruik Eenvoudig Eenvoudig Opleiding noodzakelijk Zeer eenvoudig * Bij biofilter 3 verticale bakken, 3 plantenbakken. Er is een prijsvariatie door de materiaalkeuze. Goedkopere materialen of restmaterialen zorgt voor een prijsreductie, maar kan ook een beperktere levensduur inhouden. ** Fytobak 15m³ inhoud. Zoals bij de biofilter kan de materiaalkeuze de prijs sterk beïnvloeden/reduceren. ***Voor de landbouwer is het niet rendabel een Sentinel aan te schaffen. Maar via het Sentinel-project komt de Sentinel langs op uw bedrijf om het restwater te verwerken voor 50 per m³ + 25 euro transportkosten. 5 Contact Indien u vragen heeft over een systeem of de opbouw van een systeem of als u twijfelt welk systeem het best past op uw bedrijf, neem dan zeker contact op met een adviseur van uw proefcentrum. Hun contactgegevens vindt u in de colofon op pagina 2. 20

79 Bijlage Bijlage I: Handleiding I: opbouw opbouw biofilter biofilter Voor de opbouw van een biofilter zijn heel wat variaties mogelijk m.b.t. type slangen, koppelingen, kraantjes, druppeldarm, pomp enz. Het principe blijft echter steeds hetzelfde. In deze brochure wordt één uitvoering beschreven. Neem ook een kijkje op Youtube of de websites van de partners voor een film over de opbouw van een biofilter. Benodigdheden voor een standaard biofilter (filtereenheid met 3 bakken en vegetatieeenheid met 3 bakken): 6 zwarte (IBC) vaten (1000 liter vaten) (of 6 witte IBC vaten + antiworteldoek) 3 m³ substraat filtereenheid: (bijvoorbeeld: 50% gehakseld stro, 40% potgrond/compost, 10% teelaarde van het veld (volumeprocent)) = per m³ is dit ongeveer 25 kg stro, 120 kg compost en 160 kg teelaarde 3 m³ substraat vegetatie-eenheid (bijvoorbeeld: 90% potgrond/compost, 10% teelaarde (volumeprocent) of 270 kg compost en 160 kg teelaarde 6 x 9 kg kokoschips Timer + pulspomp (debiet 3-6 l/uur) 6 x adapter S60x6-BSP M3/4 PVC leidingwerk (3/4 of 1/2 duim) 12 T-stukken, 6 bolkranen, 12 slangnippels (aansluitstuk voor darm), enz. Verdeelsysteem + 20m doorzichtige doorvoerslang (19 x 25 mm). 6 x 1,5 m drainageslang (60 mm) + afdichtingsmiddel (siliconekit) 6 Zeggeplanten (bij voorkeur Carex acutiformis) en 12 wilgenscheuten (bij voorkeur Salix triandra) Opbouw biofilter stap voor stap: 1 Verwijder van alle vaten het bovenste deel met een slijpschijf. 2 Ofwel maakt u gebruik van de bestaande opening in de IBCcontainer ofwel maakt u een nieuwe opening en voorziet u deze van een doorvoerkoppelstuk. Indien u gebruik maakt van de uitlaat van de IBC brengt u hierop een adapter S60x6-BSP M3/4 aan om zo naar metrische schroefdraad van ¾ inch te kunnen overgaan. 3 Leg onderin het vat 1,5 m drainageslang (60mm) en sluit dit aan op afvoeropening van het vat met silicone of op het doorvoerkoppelstuk met een spanbandje. 21

80 Breng rondom de drainage slang een laag kokoschips aan. Dit zorgt voor een nog beter filtrerend effect. 1,5 zakken van 70 liter of 9 kg is hierbij voldoende. 4 Sluit het uiteinde van de drainageslang af. Dit kan met een stop uit de winkel of door zelf de darm wat uit te zagen en stuk over te plooien. Vul 3 IBC-containers met substraat (bijvoorbeeld: 50% gehakseld stro, 40% compost/potgrond, 10% eigen teelaarde van het veld (volumeprocent)). Goed mengen kan met betonmolen, mestkar, handmatig, enz.. Per bak is dit ongeveer 25 kg stro, 120 kg compost en 160 kg teelaarde. 5 Voor een betere waterverdeling kan het stro in de bovenste verwerkingsbak vervangen worden door 42 kg kokoschips. Vul 3 IBC-containers met substraat vegetatie-eenheid. Dit bestaat bijvoorbeeld uit 90% potgrond/compost en 10% eigen teelaarde van het veld (volumeprocent). Per bak is dit ongeveer 270 kg potgrond en 160 kg teelaarde. 6 Op deze adapter worden twee T-stukken (verbonden met nippel) en een bolkraan aangebracht. Plaats op de T-stukken slangnippels op basis van de gekozen verbindingsdarmen (hier slangnippel met buitenschroefdraad ¾ en een diameter van 20cm). 7 Plaats de 3 IBC-containers met substraat op elkaar. Dit vormt de filtereenheid van de biofilter. Plaats de 3 IBC-containers met substraat vegetatie-eenheid naast elkaar en in lijn met de 3 verticale verwerkingsbakken. 22

81 Op de slangnippels wordt telkens een doorzichtige darm aangebracht (hier binnendiameter 19 mm x 25 mm buitendiameter). De rechtse slang dient als ontluchtings- en peil buis (ong. 1,5 m) en loopt tot de bovenkant van het vat. De andere slang (ong. 3 m) dient om het water naar het onderstaand vat te brengen. Deze verbindingsslang wordt eerst cm omhoog geleid vooraleer deze naar het onderstaande vat wordt geleid zodat steeds een vochtige laag onderin het vat wordt behouden. De verbindingsslang loopt over het oppervlak van het volgend verwerkingsvat. Perforeer met een kleine boor (diameter 3 à 4 mm) deze zodat het water verdeeld wordt over het volledig oppervlak van de IBC-container Het uiteinde van de slang wordt afgesloten. Zo loopt het water van het bovenste naar het middelste vat en van het middelste naar het onderste vat. Hier kan ook een stuk druppeldarm in de plaats gebruikt worden. De verbindingsslang (ong. 2m) tussen de onderste IBC-filter en eerste plantenbak wordt cm omhoog geleid zodat steeds vochtige laag onderin wordt behouden. De vegetatie-eenheden mogen rechtstreeks verbonden worden (communicerende vaten). De laatste plantenbak kan voorzien worden van een peilbuis die ook zorgt voor de ontluchting van het systeem. 11 In de eerste plantenbak wordt 6 stuks moeraszegge (Carex acutiformis) geplant. Deze plantensoort is behoorlijk bestand is tegen eventuele restanten van fytoproducten. In de volgende plantenbakken worden telkens 6 wilgenscheuten (Salix triandra) geplant. Wilgen bezitten een zeer hoge verdampingscapaciteit. 12 Om geen regenwater op te vangen, kan de biofilter onder een afdak worden geplaatst of voorzien worden van een lichtdoorlatend dak op de bovenste bak van de filtereenheid en de plantenbakken. 13 Dagelijks wordt met een timer + pomp 15 à 25 l water over de bovenste verwerkingsbak verspreid vanuit de restwatertank. (zie rekenvoorbeeld hieronder). Wordt de biofilter te droog, dan mag de hoeveelheid toegediend restwater per dag verhoogd worden. Indien het water in de biofilter te hoog staat, wordt de dagelijks toegediende hoeveelheid restwater best verminderd. 23

82 Rekenvoorbeeld: capaciteit biofilter Het microbieel leven in het substraat kent slechts een goede activiteit bij temperaturen > 15 C. Tijdens de koudere wintermaanden ligt de activiteit stil. In Vlaanderen wordt rekening gehouden met 200 actieve dagen per jaar in Vlaanderen. Een biofilter met 3 verticale bakken en 3 plantenbakken (1 met zegge en 2 met wilgen) => (3 x 500 liter) liter + (2x1000 liter (wilgen hogere verdamping)) = 4000 liter of 4 m³ verontreinigd water dat theoretisch verdampt/verwerkt kan worden. Per dag kan dus (4000 liter / 200 actieve dagen) 20 liter restwater op deze biofilter worden gebracht. Enkele aandachtspunten bij de bouw van een biofilter - Uitdrogen van de bovenste laag van de filtereenheid vermindert de goede werking van de biofilter en door grotere hoeveelheden water in één keer op de biofilter aan te brengen kunnen preferentiële waterwegen ontstaan. Daarom wordt het water wordt beter langzaam en traag over de bovenste filtereenheid gebracht en is een pulspomp (debiet 3-6 liter/uur) hiervoor meer aangewezen dan een dompelpomp met veel hogere debieten. - Om de langleefbaarheid van de vaten te garanderen worden best zwarte vaten gebruikt. Witte IBC-containers kunnen worden voorzien van antiworteldoek of zwarte plastiekfolie. - Gebruik teflon bij het verbinden van darmen en koppelingen zodat er geen lekken ontstaan. Gebruik ook spanringen voor een goede verbinding tussen leidingen en slangnippels. - Om een goede doorloop van het water te voorzien kan het nodig zijn om de verbindingsslangen te ontluchten tussen de plantenbakken. Dit kan door kraantjes even open te zetten tot lucht ontsnapt is of door de slang bij het onderste verwerkingsvat los te koppelen en te vullen met water met een drukslang van buitenaf. - Controleer de druppeldarm de eerste maanden op verstoppingen daar er nog restanten van potgrond in de leidingen kunnen zitten na het eerste gebruik. - Voor een hogere verdamping wordt een biofilter best in de zon geplaatst met voldoende wind. - In plaats van zelf gaten te boren in de doorvoerslang is het ook mogelijk bij de verwerkingsbakken om 3 x 2m druppeldarm te gebruiken om het water over de bak te verdelen. Hierbij moeten dan wel nog extra verbindingsstukken voorzien worden om de 2 types slang met elkaar te verbinden. - Men mag het water na de filtereenheid ook opvangen in plaats van verdampen met plantenbakken. Het opgevangen gezuiverde water mag hergebruikt worden op eigen percelen. Veiligheidshalve raden wij aan dit water te hergebruiken voor een totaal herbicidenbehandeling of als eerste spoelwater of reinigingswater voor de spuittank. - Bescherm de pomp als deze buiten opgesteld staat. 24

83 Bijlage Bijlage II: II: Handleiding opbouw opbouw fytobak fytobak Er zijn heel wat variaties mogelijk bij de opbouw van een fytobak. Het principe blijft echter steeds hetzelfde. In deze handleiding wordt één uitvoering beschreven. Neem ook een kijkje op Youtube of de websites van de partners voor een film over de opbouw van een fytobak. Benodigdheden voor een fytobak: Opvulruimte (beton of PE-bakken)* Substraat* (bijvoorbeeld: 50% gehakseld stro, 40% potgrond/compost, 10% teelaarde van het veld (volumeprocent)). Per m³ is dit ongeveer 25 kg stro, 120 kg potgrond en 160 kg teelaarde. Timer + dompelpomp of pulspomp PVC leidingwerk* Verdeelsysteem + doorvoerslang* Drainageslang (60 mm)* Kokoschips of drainagekiezel* Doorzichtige golfplaten met houtwerk* *Benodigde hoeveelheden zijn afhankelijk van de grootte van de fytobak (zie onderaan handleiding) Opbouw fytobak stap voor stap: 1 De opvulruimte (fytobak) wordt al dan niet gedeeltelijk in de grond ingegraven. De bak kan gemaakt worden uit bijvoorbeeld beton (klasse XA2, XA3), kunststof (PE) of vijverfolie. Heel belangrijk is dat deze ruimte lekdicht wordt uitgevoerd. De ruimte kan vrijstaand zijn of aan een bestaande constructie worden opgebouwd (bijv. loods). 2 Om te voorkomen dat het systeem waterverzadigd raakt, wordt een retourleiding voorzien naar het voorraadvat. Hiervoor wordt onderaan de fytobak een drainagedarm gelegd. Om te voorkomen dat fijne bodemdeeltjes de drainagedarm verstoppen, wordt deze bedekt met drainagekiezel of kokoschips. 25

84 3 De fytobak wordt opgevuld (60-80cm) met substraat (bijvoorbeeld: 50% gehakseld stro, 40% compost/potgrond, 10% eigen teelaarde (volumeprocent)). Dit wordt best op voorhand gemengd met behulp van bijvoorbeeld een betonmixer, mestkar of handmatig. Per m³ komt dit overeen met 25 kg stro, 120 kg potgrond en 160 kg teelaarde. 4 Op de fytobak wordt een dakconstructie voorzien. Deze kan bestaan uit houten of ijzeren raamwerk met lichtdoorlatende golfplaten of een serreconstructie. Er moet een vrije afstand van min. 30 cm tussen dak en constructie gehouden worden (winddoorlaat). Een opvanggoot moet worden voorzien indien het dak van de fytobak zal gebruikt worden om de spuitboom te reinigen. 5 De dakconstructie plooit best gemakkelijk open of kan afgenomen worden om het vulmengsel jaarlijks bij te vullen en te beluchten (mengsel opscheppen en terug in bak leggen). 6 Voor de verspreiding van het restwater wordt een verdeelsysteem voorzien over gans de fytobak. Bijvoorbeeld via een druppelslang of beregeningssysteem met spuitdoppen met een grote opening (om verstoppingen te voorkomen) en een volledig spuitvlak (vb. Lechler tangential-flow full cone nozzle ). 26

85 7 Met een pomp en timer wordt dagelijks een hoeveelheid restwater vanuit het voorraadvat over de fytobak verspreid. * Bepalen grootte en capaciteit fytobak De grootte van de fytobak moet bepaald worden op basis van de hoeveelheid restvloeistof op het bedrijf. 1m³ substraat kan 500 liter restvloeistof op jaarbasis verwerken en houd rekening met een substraathoogte van 0,6 m. Een fytobak van bijvoorbeeld 24 m lang, 1,5 m breed en 0,6 m substraathoogte kan: (24 m x 1,5 m x 0.6 m) x 500 l/m³ = liter of 10,8 m³ verontreinigd water verwerken. Het microbieel leven in het substraat kent slechts een goede activiteit bij temperaturen > 15 C. Tijdens de koudere wintermaanden ligt de activiteit stil. In Vlaanderen wordt rekening gehouden met 200 actieve dagen per jaar in Vlaanderen. Per dag kan dan liter / 200 actieve dagen = 54 liter restwater over het systeem worden verspreid. Wordt de fytobak te droog, dan mag de hoeveelheid toegediend restwater per dag verhoogd worden. Dit is sterk afhankelijk van plaatsing en opbouw van het systeem. Aandachtspunten bij opbouw fytobak - Alle voegen en dergelijke moeten lekdicht uitgevoerd zijn, gebruik hiervoor speciale voegmortel of afdichtingskit die bestand is tegen uitrekken. - Gebruik teflon bij het verbinden van darmen en koppelingen zodat er geen lekken ontstaan. - Gebruik ook spanringen voor een goede verbinding tussen leidingen en slangnippels. - Uitdrogen van de bovenste laag substraat vermindert de goede werking van de fytobak en door grotere hoeveelheden water in één keer op de fytobak aan te brengen kunnen preferentiële waterwegen ontstaan. Daarom wordt het water wordt beter langzaam en traag over de bovenste fytobak gebracht met behulp van een pulspomp of dompelpomp. Referenties Anoniem (2012) Voordelige afvalwaterverwerking op maat: bouw uw eigen biofilter. WageningenUR/PPO, p4 Anoniem (2008) TOPPS brochure: Biozuiveringssystemen voor het behandelen van restfracties op het bedrijf. p35 Debaer C. Modified biofilter system for purification of spray remnants: Principles, materials & Construction. De Werd, H.A.E. & Looij, J.H. (2012) Handleiding Fytobac, Biofilter en Heliosec, WageningenUR/PPO, p46 D hoop M., Mestdagh I., Pauwelyn, E. (2012) Praktische gids biozuiveringssystemen biofilter, fytobak. Inagro, p39 Hendrickx, N., De Baets, T., Janssens, G., Mestdagh, I. & Rijken, R.( ) Gewasbeschermingsmiddelen: van A(ankoop) tot Z(orgzaam gebruik). Pcfruit, p26 Messelinck H., Product Stewardship manager Bayer CropScience. Technische achtergronden bij de werking van de PhytoBac Springael, D., Steurbaut, W., Hendrickx, N. (2009). Optimalisatie en haalbaarheid van bioremediatiesystemen voor de verwerking van spuitresten van gewasbeschermingsmiddelen. Eindrapport landbouwkundig onderzoek IWT , p62. 27

86

87 Notities

88 Notities

89 Inlichtingen Bart Debussche Vlaamse overheid DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Dienst Voorlichting Franky Coopman Inagro vzw Kenniscentrum bodem 55

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED GROENBEDEKKING

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED GROENBEDEKKING DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED GROENBEDEKKING Campagne //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Bezoek demoveld groenbedekkers Poelberg Tielt

Bezoek demoveld groenbedekkers Poelberg Tielt 2015 Bezoek demoveld groenbedekkers Poelberg Tielt 17-11-2015 0 1 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit en de afname van het organisch stofgehalte in de bodem kunnen

Nadere informatie

DEMOnamiddag. Groenbedekkers Spuittechniek Erosie VRIJDAG 20 OKTOBER 2017 PITTEM

DEMOnamiddag. Groenbedekkers Spuittechniek Erosie VRIJDAG 20 OKTOBER 2017 PITTEM DEMOnamiddag Groenbedekkers Spuittechniek Erosie VRIJDAG 20 OKTOBER 2017 PITTEM Vrijdag 20 oktober 2017 start 13u15 einde 16u30 Plattebeursstraat Pittem 1 Programma Ontvangst & inschrijven fytolicentie

Nadere informatie

EAG COVERMENGSELS TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS

EAG COVERMENGSELS TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS EAG COVERMENGSELS EN TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS 2015 VOORDELEN COVERMENGSELS Principe : Het samenvoegen van soorten groenbedekkers met de bedoeling er landbouwkundige voordelen uit te halen zoals : Voldoen

Nadere informatie

bladrammenas Facelia Incarnaatklaver onkruid Structuur

bladrammenas Facelia Incarnaatklaver onkruid Structuur bladrammenas Facelia Incarnaatklaver Wikken afspoeling onkruid doorlaatbaarheid Structuur Naar de diepere grondlagen Gele mosterd Japanse haver Facelia Wikken afspoeling Organisch materiaal onkruid VOORDELEN

Nadere informatie

Groenbemesters Akkerbouw. Bodem verbeteren is resultaat oogsten

Groenbemesters Akkerbouw. Bodem verbeteren is resultaat oogsten Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten Een gezond bodemleven geeft een weerbaar gewas Een gezonde en rijke bodem zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle teelt. De basis

Nadere informatie

Demoveldbezoeken najaar Groenbedekkers, een brongerichte maatregel

Demoveldbezoeken najaar Groenbedekkers, een brongerichte maatregel Demoveldbezoeken najaar 2012 Groenbedekkers, een brongerichte maatregel 1 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit en de afname van het organisch stofgehalte in de bodem

Nadere informatie

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering Groenbemesters 2015-2016 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Gezondheid, structuur en een goed bodemleven van de bodem verbeteren de opbrengst van teeltgewassen en hiermee ook uw bedrijfsresultaat.

Nadere informatie

Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten 2018

Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten 2018 Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten 2018 Wortelexudaten Groenbemesters Gewasresten Schijf van 5 voor het bodemleven Compost Dierlijke mest Een gezond bodemleven geeft een weerbaar

Nadere informatie

AVEVE - Groenbedekkers. Dé verzekering voor uw bodemvruchtbaarheid

AVEVE - Groenbedekkers. Dé verzekering voor uw bodemvruchtbaarheid AVEVE - Groenbedekkers Dé verzekering voor uw bodemvruchtbaarheid Wat is de beste groenbedekker voor uw perceel? Bij de keuze van de beste groenbedekker voor een perceel moet je als landbouwer rekening

Nadere informatie

Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond. Groenbemesters. Aanbreng organische stof. Daling nitraatresidu

Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond. Groenbemesters. Aanbreng organische stof. Daling nitraatresidu Groenbemesters Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond Om je grond in goede conditie te houden is de teelt van een groenbemester noodzakelijk. Het zaaien van een groenbemester

Nadere informatie

Demo groenbedekkers. 31 oktober 2017 Lierde

Demo groenbedekkers. 31 oktober 2017 Lierde Demo groenbedekkers 31 oktober 2017 Lierde ORGANISATIE Boeren op een helling Leaderproject in de Vlaamse Ardennen Het Leaderproject 'Boeren op een helling' heeft als doel een overkoepelend kennisplatform

Nadere informatie

Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) 25-02-2010

Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) 25-02-2010 Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) 25-02-2010 Inleiding: waarom groenbedekkers? Overzicht groenbedekkers Demonstratievelden 2009 Kostprijs: wat kost

Nadere informatie

Vanggewas. Vanggewas na maïs. Deze gewassen kunnen bij zaaien in het najaar nog een voldoende grondbedekking geven.

Vanggewas. Vanggewas na maïs. Deze gewassen kunnen bij zaaien in het najaar nog een voldoende grondbedekking geven. Vanggewas na maïs Vanggewas Een vanggewas kan een groenbemestingsgewas zijn dat na een hoofdgewas geteeld wordt met de bedoeling uitspoeling van meststoffen, vooral nitraat, tegen te gaan. Vanggewas na

Nadere informatie

Groenbemesters Bodem verbeteren is resultaat oogsten

Groenbemesters Bodem verbeteren is resultaat oogsten Groenbemesters Bodem verbeteren is resultaat oogsten Wortelexudaten Een gezond bodemleven geeft een weerbaar gewas Een gezonde en rijke bodem zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle teelt. De

Nadere informatie

van harte welkom Koolstof Kringlopen

van harte welkom Koolstof Kringlopen van harte welkom Koolstof Kringlopen 1 Programma 13:30 Opening met lezing 14:00 Instructie geleide rondgang 14:15 Geleide rondgang 16:45 Actieve demonstratie machines Afsluiting met drankje & snack Koolstof

Nadere informatie

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van :

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van : Vanggewas na maïs Informatie en productenoverzicht Lid van : 2 Vanggewas na maïs Een vanggewas is een groenbemestingsgewas dat na een hoofdgewas geteeld wordt met de bedoeling uitspoeling van meststoffen,

Nadere informatie

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering Groenbemesters 2015-2016 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Gezondheid, structuur en een goed bodemleven van de bodem verbeteren de opbrengst van teeltgewassen en hiermee ook uw bedrijfsresultaat.

Nadere informatie

Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek

Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek Bram Van Nevel Bram.van.nevel@inagro.be 051/27.33.47 Waarom groenbedekkers? 1. Restnitraat 2. Verhogen bodemvruchtbaarheid 3. Verlagen

Nadere informatie

Groenbemesters in het bouwplan. Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos

Groenbemesters in het bouwplan. Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos Groenbemesters in het bouwplan Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos Groenbemesters: een goede keuze! Groenbemesters in het bouwplan Wiepie Haagsma, Leendert Molendijk Kennisdag 4 februari 2019 Hoe selecteer

Nadere informatie

Groenbemester als vervanging vals zaaibed

Groenbemester als vervanging vals zaaibed Groenbemester als vervanging vals zaaibed Onkruidonderdrukking door groenbemesters 24 januari 2019, Wiepie Haagsma Onkruidbeheersing in de praktijk Vruchtwisseling en gewaskeuze Hoofdgrondbewerking Teeltwijze

Nadere informatie

Intergemeentelijke demonstratie

Intergemeentelijke demonstratie Meulebeke Intergemeentelijke demonstratie Nut van groenbedekkers in de strijd tegen bodemdegradatie 10 oktober 2010, 9u00-11u30 www.prosensols.eu Union Européenne Fonds Européen de Développement Régional

Nadere informatie

Stikstofinhoud van groenbemesters. van. Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting

Stikstofinhoud van groenbemesters. van. Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting Stikstofinhoud van groenbemesters van de stikstofvoorziening Stikstofinhoud van toe. Groenbemesters hebben een functie als Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting stikstofleverancier.

Nadere informatie

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen De Perfect(e) Bodem Basis voor iedere teelt Om de teelt

Nadere informatie

Het nut van groenbemesters:

Het nut van groenbemesters: Groenbemesters Het nut van groenbemesters: Het zijn gewassen die bodemvruchtbaarheid op peil houden of verbeteren omdat organische stof wordt toegevoegd. Tijdens de groei beschermen ze de bodem tegen erosie

Nadere informatie

Vanggewassen: waarom en keuze

Vanggewassen: waarom en keuze Vanggewassen: waarom en keuze 9 juli 2019 - Tongeren Sander Smets vzw PIBO-Campus Tongeren Programma 1. Waarom vanggewassen inzaaien? 2. Landbouwkundige aspecten 3. Hoe vanggewassen kiezen? 4. Praktijkvoorbeelden

Nadere informatie

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED /

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED / VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED / 11.05.2015 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 29 nateelt groenbemesters Nederlands Limburg Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 21 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers

Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers Demoproject bemesting in de vollegrondssierteelt: het totaal concept gedemonstreerd! Verónica Dias (PCS) Stijn Moermans (BDB) Projectpartners

Nadere informatie

Groenbemesting. Als we de diverse redenen onderzoeken waarom een groenbemester te zaaien, zien we het volgende:

Groenbemesting. Als we de diverse redenen onderzoeken waarom een groenbemester te zaaien, zien we het volgende: Groenbemesting Groenbemesters in een biologische tuin zijn bijna onmisbaar. Zij zijn als het ware een beetje verantwoordelijk voor de optimale toestand van de grond en onrechtstreeks ook voor onze groenten.

Nadere informatie

Bert Purnot Luc Engelborghs. Probleemstelling

Bert Purnot Luc Engelborghs. Probleemstelling Probleemstelling Groenteteelt: relatief hoge verliezen van nutriënten naar milieu (relatief beperkte bewortelingsdiepte) Nitraat: zeer mobiel en snelle uitspoeling Monitoringsnetwerk VMM = MAP-meetpunten

Nadere informatie

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS 2018 RASSENADVIES: GROENBEMESTERS BODEMLEVEN SOORTEN ZAAIEN TEELT ONDERWERKEN WELKE GROENBEMESTER KIEST U? De teelt van een geslaagde groenbemester vergt veel aandacht. U kunt de teelt van een groenbemester

Nadere informatie

Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge

Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge Postbus 430 8200 AK Lelystad www.telenmettoekomst.nl Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge Samenstelling: Hans Hoek, Gerard Korthals en Jacques

Nadere informatie

Waarom een groenbedekker zaaien? WAT TE ZAAIEN NA DE MAÏSOOGST. Gert Van de Ven. Geert Haesaert, Joos Latré

Waarom een groenbedekker zaaien? WAT TE ZAAIEN NA DE MAÏSOOGST. Gert Van de Ven. Geert Haesaert, Joos Latré WAT TE ZAAIEN NA DE MAÏSOOGST Gert Van de Ven Geert Haesaert, Joos Latré Inleiding Met de maisoogst in zicht, dringt zich ook weer de keuze van de groenbedekker aan. De zaai van een groenbedekker levert

Nadere informatie

DEROGATIEVOORWAARDEN 2015

DEROGATIEVOORWAARDEN 2015 1 AANVRAAG Het aanvragen van derogatie in 2015 bestaat uit twee stappen: 1. als u derogatie wil toepassen, dient u een aanvraag in bij de Mestbank, uiterlijk op 31 juli 2015. Door die aanvraag te doen,

Nadere informatie

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS 2019 RASSENADVIES: GROENBEMESTERS BODEMLEVEN SOORTEN ZAAIEN TEELT ONDERWERKEN WELKE GROENBEMESTER KIEST U? De teelt van een geslaagde groenbemester vergt veel aandacht. U kunt de teelt van een groenbemester

Nadere informatie

Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers

Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers Organische stof in bodem opkrikken door inzet bodembedekkers Demoproject bemesting in de vollegrondssierteelt: het totaal concept gedemonstreerd! Verónica Dias (PCS) Stijn Moermans (BDB) Projectpartners

Nadere informatie

Groenbemesters Een vruchtbare investering

Groenbemesters Een vruchtbare investering Groenbemesters 2016-2017 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Investeren in uw bodem is onontbeerlijk. Immers de opbrengst van uw gewassen en uw bedrijfsresultaat zijn hiermee onlosmakelijk verboden.

Nadere informatie

GROENBEMESTERS. iperen.com

GROENBEMESTERS. iperen.com 2017 GROENBEMESTERS iperen.com WELKE GROENBEMESTER KIEST U? De teelt van een geslaagde groenbemester vergt veel aandacht. U kunt de teelt van een groenbemester vergelijken met een volwaardige teelt. De

Nadere informatie

EAG-mengsels Greencover. LG-gids voor een

EAG-mengsels Greencover. LG-gids voor een EAG-mengsels Greencover LG-gids voor een GEZONDERE BODEM 2015 INHOUD 3 INLEIDING 4 REGELGEVING 5 OVERZICHT GREENCOVER 6 EAG-MENGSELS GROENBEDEKKERS 15 BIOFUMIGATIE 16 AALTJESBESTRIJDING 17 DOUBLET 18 INFOTABEL

Nadere informatie

Opties voor duurzaam stikstof- en koolstofbeheer in intensieve teelten

Opties voor duurzaam stikstof- en koolstofbeheer in intensieve teelten Opties voor duurzaam stikstof- en koolstofbeheer in intensieve teelten De Vliegher A. De Waele J. Agneessens L. CriNglooP Collectief 9 oktober 2014 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid

Nadere informatie

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering Vanggewas na maïs Verplichting 2019 Aandachtspunten VAB Maarsbergen, 4 april 2019 Bert Knegtering Vanggewas na maïs Vanaf 2019 is er een verschil in de inzaaidatum voor vanggewassen die direct na de oogst

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: september 2010 Versie: 2 Status: Definitief Opgesteld: Hooibeekhoeve, Gert Van

Nadere informatie

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen en nagewassen Vanggewassen De Perfect(e) Bodem basis voor iedere teelt Om de teelt van een gewas succesvol te laten verlopen moet de uitgangssituatie optimaal

Nadere informatie

DEROGATIEVOORWAARDEN 2016

DEROGATIEVOORWAARDEN 2016 1 AANVRAAG Het aanvragen van derogatie in 2016 bestaat uit twee stappen: 1. als u derogatie wil toepassen, dient u een aanvraag in bij de Mestbank, uiterlijk op 15 februari 2016. Door die aanvraag te doen,

Nadere informatie

Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten. Naar een toekomstbestendige boomkwekerij

Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten. Naar een toekomstbestendige boomkwekerij Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten Naar een toekomstbestendige boomkwekerij Deelproject; Biologische grondontsmetting in vaste planten Het doel van dit project is alternatieve methoden

Nadere informatie

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen en nagewassen Vanggewassen De Perfect(e) Bodem basis voor iedere teelt GLB Vergroeningsmengsels Om de teelt van een gewas succesvol te laten verlopen moet

Nadere informatie

- Overal waar teelt (hoofd- of nateelt) het toelaat - Maximum 1 maand na oogst

- Overal waar teelt (hoofd- of nateelt) het toelaat - Maximum 1 maand na oogst Groenbedekkers 2016 MAP 5 Regelgeving focusbedrijven Focusbedrijf = meer 50 % van areaal in Focus-gebied of negatieve evaluatie nitraatresidu van nietfocusbedrijf 1) Nitraatresidu liggen 10 tot 20 lager

Nadere informatie

Vanggewas na mais ook goed voor de boer

Vanggewas na mais ook goed voor de boer Vanggewas na mais ook goed voor de boer Gaat u meer aandacht aan uw groenbemester besteden? Janjo de Haan 12 februari 2015 Verschil tussen vanggewas en groenbemester (Stikstof)vanggewas Onbemest 1e doel

Nadere informatie

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen en nagewassen Vanggewassen De Perfect(e) Bodem basis voor iedere teelt Om de teelt van een gewas succesvol te laten verlopen moet de uitgangssituatie optimaal

Nadere informatie

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2016

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2016 Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2016 Laatst gewijzigd 2 september 2016 Om aan de vergroeningseis 5% ecologisch aandachtsgebied te voldoen kunt u in 2016 kiezen voor 1 of meer van de volgende

Nadere informatie

VITAL EARTH GLB-PROOF. Groenbemesters voor een gezondere bodem NU MET GROENBEMESTERS

VITAL EARTH GLB-PROOF. Groenbemesters voor een gezondere bodem NU MET GROENBEMESTERS VITAL EARTH Groenbemesters voor een gezondere bodem NU MET GLB-PROOF GROENBEMESTERS 2015 VITAL EARTH Groenbemesters voor een gezondere bodem Kies de juiste groenbemester Groenbemesters dienen een vaste

Nadere informatie

Demonstratienamiddag Groenbedekkers

Demonstratienamiddag Groenbedekkers Demonstratienamiddag Groenbedekkers 9 november 2010, 13u30-16u www.interreg-jade.com Union Européenne Fonds Européen de Développement Régional Europese Unie Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Interreg

Nadere informatie

Demoveldbezoek Groenbedekkers

Demoveldbezoek Groenbedekkers Demoveldbezoek 02.06.2016 s MAP 5 Regelgeving focusbedrijven Focusbedrijf = meer 50 % van areaal in Focus-gebied of negatieve evaluatie nitraatresidu van nietfocusbedrijf 1) Nitraatrisidu liggen 10 tot

Nadere informatie

Infosessies nieuw GLB: Vergroening

Infosessies nieuw GLB: Vergroening Infosessies nieuw GLB: Vergroening 9 september 2014 Deze presentaties zijn door het Vlaams Gewest met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld op basis van de meest actuele beschikbare informatie. Er

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

Groenbemesting advies

Groenbemesting advies Groenbemesting advies GLB in de groenbemesters Dries Adams vertelt: groenbemester voor de koeien Mengsels geven meer organische stof samen zaaien, samen groeien Het doel van een groenbemester is productie

Nadere informatie

Mengsels van groenbedekkers Aslasten en bandenspanning Veilig omgaan met gewasbescherming

Mengsels van groenbedekkers Aslasten en bandenspanning Veilig omgaan met gewasbescherming Mengsels van groenbedekkers Aslasten en bandenspanning Veilig omgaan met gewasbescherming Demonamiddag 8 en 13 november 2018 1 2 3 1. Demonstratie groenbedekkers 1.1 Waarom groenbedekkers uitzaaien? Het

Nadere informatie

GRAS ONDERZAAIEN BIJ MAÏS

GRAS ONDERZAAIEN BIJ MAÏS GRAS ONDERZAAIEN BIJ MAÏS Gert Van de Ven Dirk Martens, Roel Van Avermaet Geert Haesaert, Joos Latré Franky Coopman, Ellen Pauwelyn, Kurt Demeulemeester Inleiding De onderzaai van gras bij mais is niet

Nadere informatie

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? Ronald Euben Wat vraagt de biet? 2 Bij de zaai Enkele (kleine) kluiten bovenaan (dichtslaan, erosie) Verkruimelde, aangedrukte laag (contact zaad bodem) Vaste,

Nadere informatie

GROENBEMESTERS VROEGE ZAAI: OPVOLGING N- VAST- EN VRIJSTELLING

GROENBEMESTERS VROEGE ZAAI: OPVOLGING N- VAST- EN VRIJSTELLING GROENBEMESTERS VROEGE ZAAI: OPVOLGING N- VAST- EN VRIJSTELLING Proefcode : OL09 GRBM01 Uitgevoerd in opdracht van : Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch comité Karreweg

Nadere informatie

GROENBEMESTERS: VRIEND OF VIJAND? Masterplan Mineralenmanagement

GROENBEMESTERS: VRIEND OF VIJAND? Masterplan Mineralenmanagement GROENBEMESTERS: VRIEND OF VIJAND? Masterplan Mineralenmanagement INLEIDING Groenbemesting wordt steeds vaker ingezet in het teeltplan om de structuur te verbeteren en het organische stofgehalte van de

Nadere informatie

Impact van éénmalige organische bemesting op de stikstofnalevering in meerjarige sierteelten

Impact van éénmalige organische bemesting op de stikstofnalevering in meerjarige sierteelten Impact van éénmalige organische bemesting op de stikstofnalevering in meerjarige sierteelten Mineralisatieproef: invloed onkruidbestrijding en groenbemesters Incubatieproef: lange termijn N-nalevering

Nadere informatie

Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst

Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken themaochtend ''Vergroening in de praktijk'' Innovatie veenkoloniën, 1 dec. 2017, Valthermond Leendert Molendijk,

Nadere informatie

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60

Nadere informatie

Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer?

Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer? Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer? Gera van Os Lector Duurzaam Bodembeheer (CAH Vilentum) Onderzoeker Bodem- en plantgezondheid (WUR) Bodembeheer Waterbeheer Diepe sporen als gevolg van

Nadere informatie

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs Auteurs Gert Van de Ven, An Schellekens Wendy Odeurs Joos Latré 14/03/2014 www.lcvvzw.be 2 / 8 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 4 Adviezen...

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef

Nadere informatie

Keurmerk voor bewezen groenbemesters. Garantie voor een gezonde bodem.

Keurmerk voor bewezen groenbemesters. Garantie voor een gezonde bodem. GROENBEMESTERS Keurmerk voor bewezen groenbemesters. Garantie voor een gezonde bodem. Een gezonde bodem en duurzaam bodembeheer. Het zijn thema s die volop in de belangstelling staan. Bij agrariërs, omdat

Nadere informatie

Derogatie / BKM /

Derogatie / BKM / Derogatie / BKM / 1.02.2016 ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Derogatie

Nadere informatie

maïszaden CATALOGUS 2019 Maïszaden Graszaden Sorghum Groenbemesters

maïszaden CATALOGUS 2019 Maïszaden Graszaden Sorghum Groenbemesters maïszaden CATALOGUS 2019 Maïszaden Graszaden Sorghum Groenbemesters COUNTRY grasmengsels COUNTRY grasmengsels Maaien 3 jaar + zeer hoge opbrengst + zware snedes mogelijk Maaien 3 jaar + soortenrijk met

Nadere informatie

Proterra Maize. 226,- hoger saldo per ha

Proterra Maize. 226,- hoger saldo per ha Proterra Maize 226,- hoger saldo per ha Proterra Maize biedt vele voordelen De groenbemester Proterra Maize meezaaien met de mais heeft vele voordelen en levert uiteindelijk een hoger saldo van 226,- per

Nadere informatie

Opties en voorwaarden Algemene lijst 2015

Opties en voorwaarden Algemene lijst 2015 Opties en voorwaarden Algemene lijst 2015 Om aan de vergroeningseis 5% ecologisch aandachtsgebied te voldoen kon u in 2015 kiezen voor 1 of meer van de volgende elementen van de algemene lijst. Opties

Nadere informatie

Groenbemesters voor topopbrengsten

Groenbemesters voor topopbrengsten Groenbemesters voor topopbrengsten 2013-2014 Beste landbouwer Grond is uw belangrijkste productiemiddel. Om het maximale rendement van uw grond te halen is het belangrijk dat deze in goede conditie verkeert.

Nadere informatie

De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden. Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP.

De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden. Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP. De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP. 2 Bio bieten : een nieuwe teelt? Vruchtwisseling Rassenkeuze Zaai Bemesting Bestrijding tegen plaaginsecten

Nadere informatie

Rogge telen voor vergisting?

Rogge telen voor vergisting? Rogge telen voor vergisting? Inagro bundelde 6 jaar positieve ervaring: snijrogge leverde onder proefveldomstandigheden op zandleembodem meer dan 8 ton DS/ha op en is combineerbaar met een volgteelt als

Nadere informatie

Derogatie / BKM Campagne 2017

Derogatie / BKM Campagne 2017 Derogatie / BKM Campagne 2017 ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// AANPASSINGEN

Nadere informatie

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN Vandergeten J.P. & Vanstallen M. Prov. Vlaams-Brabant - Tollembeek 2 NKG & Erosiebestrijding wordt vanaf het eerste jaar waargenomen dubbel effect: - op niveau

Nadere informatie

Weidemengsels Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2019 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Het wordt voor de veehouder steeds belangrijker om zo veel mogelijk ruwvoer zelf te telen. Lagere voerkosten zorgen voor een beter rendement.

Nadere informatie

Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken

Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken thema middag CBAV 30 november, Putten Leendert Molendijk & Johnny Visser Vele doelen van een groenbemester! Organische stof Nutriënten Bodem en structuur

Nadere informatie

Basiscursus Ecologisch tuinieren

Basiscursus Ecologisch tuinieren Basiscursus Ecologisch tuinieren deel 3 In samenwerking met: OVAT VELT Vincent de Wolff Wat komt vanavond aanbod: Terugblik op voorgaande bijeenkomst De start van het seizoen staat in het teken van: Opkweek

Nadere informatie

Hieronder volgen schematisch enkele gegevens omtrent gewassen die op de wildakker thuishoren: gewas zaaitijd overige aspecten

Hieronder volgen schematisch enkele gegevens omtrent gewassen die op de wildakker thuishoren: gewas zaaitijd overige aspecten WILDWEIDE- WILDAKKERMENGSEL Het is wildbeheerders niet onbekend dat door het treffen van biotoopverbeterende maatregelen een structurele verbetering van het leefgebied van wild verkregen kan worden. Bij

Nadere informatie

Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Voor de veehouder wordt het steeds belangrijker om zo veel mogelijk ruwvoer zelf te telen. De lagere melkprijs van het afgelopen jaar heeft

Nadere informatie

Oordeelkundige stikstofbemesting in de begoniateelt

Oordeelkundige stikstofbemesting in de begoniateelt Oordeelkundige stikstofbemesting in de begoniateelt Demoproject (2014-2016): N-bemesting in vollegrondssierteelt: het totaalconcept gedemonstreerd maart 2015 februari 2017 Dominique Van Haecke Projectpartners

Nadere informatie

ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011

ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011 ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011 De vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem worden behouden en verbeterd - Door de teelt van vlinderbloemigen, groenbemesters

Nadere informatie

Groenbemesters en ziekten en plagen

Groenbemesters en ziekten en plagen Groenbemesters en ziekten en plagen Elma Raaijmakers SID, 9/10 december 2014 Verliezen in suikeropbrengst door ziekten en plagen Suikeropbrengst (t/ha) 23,0 18,2 13,9 11,6 maximale suikeropbrengst (De

Nadere informatie

Aaltjes in de bollenteelt

Aaltjes in de bollenteelt Aaltjes in de bollenteelt Gera van Os Peter Vreeburg De volgende onderwerpen komen aan de orde: Aaltjesziekten in de teelt Wortellesieaaltje Stengelaaltje Vrijlevend wortelaaltje Krokusknolaaltje Wortelknobbelaaltje

Nadere informatie

Groenbedekkers bij mais gras in de mais zaaien van naderbij bekeken Gert Van de Ven Hooibeekhoeve februari 2019

Groenbedekkers bij mais gras in de mais zaaien van naderbij bekeken Gert Van de Ven Hooibeekhoeve februari 2019 Groenbedekkers bij mais gras in de mais zaaien van naderbij bekeken Gert Van de Ven Hooibeekhoeve februari 2019 VROEG ZAAIEN MEER GROENBEDEKKER Tijdig zaaien: Positief effect op bodemstructuur Oogst in

Nadere informatie

Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Mengselwijzer Kies het juiste weidemengsel Na de afschaffing van het melkquotum is het voor de veehouder nog belangrijker geworden om goed

Nadere informatie

Oordeelkundige stikstofbemesting in de chrysantenteelt

Oordeelkundige stikstofbemesting in de chrysantenteelt Oordeelkundige stikstofbemesting in de chrysantenteelt Demoproject (2014-2016): N-bemesting in vollegrondssierteelt: het totaalconcept gedemonstreerd maart 2015 februari 2017 Dominique Van Haecke Projectpartners

Nadere informatie

Trichodorideaaltje: beheersbaar?

Trichodorideaaltje: beheersbaar? Vrijlevende wortelaaltjes ((Para)Trichodorus soorten) Trichodorideaaltje: beheersbaar IRS Suikerbieteninformatiedagen 5 Evert Brommer, PPO AGV Lelystad! ectoparasiet! alle stadia mobiel! zeer veel waardplanten!

Nadere informatie

EAG-mengsels GROENBEDEKKERS & TIJDELIJK GRASLAND GREENCOVER

EAG-mengsels GROENBEDEKKERS & TIJDELIJK GRASLAND GREENCOVER EAG-mengsels GROENBEDEKKERS & TIJDELIJK GRASLAND 2016 GREENCOVER INHOUD 3 INLEIDING 4 REGELGEVING 7 GREENCOVERMENGSELS 16 AALTJESBESTRIJDING 20 TIJDELIJK GRASLAND 26 INFOTABEL GROENBEDEKKERS INLEIDING

Nadere informatie

component activiteitcode/ combi grondgebruik x (datum) y (datum) F (percentage) G (percentage) A (tekst) B (tekst)

component activiteitcode/ combi grondgebruik x (datum) y (datum) F (percentage) G (percentage) A (tekst) B (tekst) Bijlage 4: Maximale vergoeding beheerjaar 2018 als bedoeld in artikel 3.12 lid 6 en 3.14 lid 5 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer («provincie_naam») 2016. component Beheer code activiteitcode/

Nadere informatie

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1 Bodemkunde Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1 Bodems en hun eigenschappen 3 Bodems en hun eigenschappen Opdracht: - Zoek op wat het bodemprofiel is waar je zelf woont / werkt / stage loopt 4

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

Groenbemesters i.h.k.v de PPS groen Van GLB plicht naar bodemkans!

Groenbemesters i.h.k.v de PPS groen Van GLB plicht naar bodemkans! Groenbemesters i.h.k.v de PPS groen Van GLB plicht naar bodemkans! 22 mei 2017 PPS groen Leendert Molendijk, Johnny Visser, Elma Raaijmakers, Thea van Beers, Michaela Schlathölter Aaltjes Beheersings Strategie

Nadere informatie

N-index: wat zeggen de cijfers?

N-index: wat zeggen de cijfers? Beste klant, N-index: wat zeggen de cijfers? U heeft een analyse ontvangen van de Bodemkundige Dienst met bepaling van de N-index en met het bijhorend N-bemestingsadvies. Hieronder vindt u een verduidelijking

Nadere informatie

Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels De fosfaatrechten zijn een feit, daardoor komen er minder melkkoeien per ha. Het belang voor een maximaal rendement wordt steeds belangrijker

Nadere informatie

DE N-BEMESTING VAN KLAVER EN LUZERNE, AL DAN NIET GEMENGD

DE N-BEMESTING VAN KLAVER EN LUZERNE, AL DAN NIET GEMENGD DE N-BEMESTING VAN KLAVER EN LUZERNE, AL DAN NIET GEMENGD MET RAAIGRASSEN. Alex De Vliegher Vlaamse overheid, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) Eenheid Plant: Teelt en Omgeving De teelt

Nadere informatie

Biofumigatie. Effecten in het kort

Biofumigatie. Effecten in het kort Biofumigatie Biofumigatie Vanaf het jaar 2000 is de biofumigatie-methode in opkomst voor de bestrijding van bodemgebonden ziekten en plagen. Gewassen uit de familie van de kruisbloemigen produceren stoffen

Nadere informatie