Besluit op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Transcriptie

1 Besluit op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren Beschikking nummer: Aanvraag Het dagelijks bestuur van het waterschap Velt en Vecht te Coevorden, hierna te noemen "het dagelijks bestuur", heeft op 13 april 2006 een aanvraag ontvangen van Drentse Recycling Maatschappij B.V. (DRM), Bartolomeus Diasstraat 12 te Emmen, voor een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). De vergunning is aangevraagd voor het lozen van: - huishoudelijk afvalwater; - hemelwater afkomstig van de opslag voor teerhoudend asfalt; op het vuilwateriool van de gemeente Emmen (via de bedrijfsriolering van het naastgelegen bedrijf DRAKA B.V, welke over het terrein van DRM loopt en aangesloten is op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Emmen). De rwzi Emmen loost op oppervlaktewater te weten de Verlengde Hoogeveense Vaart. Procedure De procedure is overeenkomstig de bepalingen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer (Wm) uitgevoerd. Coördinatie Wet Milieubeheer Wvo Uit overleg met de provincie Drenthe als bevoegd gezag in het kader van de Wet Milieubeheer (Wm) is gebleken, dat dit gezag een aanvraag voor een Wm-vergunning ontvangen heeft. Beide aanvragen worden gecoördineerd behandeld. De Wvo aanvraag is op 8 mei 2006 toegezonden aan de wettelijke adviseurs, te weten: Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe te Assen; Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) te Lelystad; Burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen; Het dagelijks bestuur van waterschap Velt en Vecht. Naar aanleiding van de aanvraag zijn geen adviezen ontvangen. De ontwerpbesluiten zijn op 11 februari 2008 inclusief aanvullende gegevens toegezonden aan de genoemde wettelijke adviseurs en de aanvrager.

2 De ontwerpbesluiten hebben ter inzage gelegen van 13 februari 2008 tot en met 25 maart 2008 in: gemeentehuis van de gemeente Emmen; provinciehuis van provincie Drenthe te Assen; het waterschapshuis te Coevorden. Naar aanleiding hiervan zijn met geen zienswijzen of adviezen ontvangen. Het Wvo besluit is ten opzichte van het ontwerpbesluit niet gewijzigd. Wettelijk kader Bij algemene maatregel van bestuur (besluit van 4 november 1983, Stb.nr. 577, gewijzigd bij besluiten van 8 mei 1989, Stb. No. 213 en 26 november 1990, Stb. Nr. 598), zijn bedrijven behorend tot de categorie bedrijven die afvalstoffen opslaan, behandelen of verwerken, aangewezen als soort van inrichtingen in de zin van de artikelen 1, tweede lid en 31, vierde lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Drentse Recycling Maatschappij valt onder deze categorie. Op grond hiervan is voor de indirecte lozing van afvalwater via een werk dat op een ander werk is aangesloten (in dit geval via de gemeentelijke riolering op de rioolwaterzuiveringsinrichting) een Wvo vergunning vereist. In artikel 8.17, tweede lid, van de Wm is aangegeven dat vergunningen voor onder andere inrichtingen, waarin afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn worden verwijderd, slechts voor een beperkte duur mogen worden verleend. Artikel 7b., vijfde lid, van de Wvo geeft aan dat, wanneer gecoördineerde behandeling van de Wm en de Wvo-vergunning plaatsvindt, artikel 8.17, Wm van overeenkomstige toepassing is. Daarom wordt ook de Wvovergunning verleend voor een periode van 10 jaar. Op dit besluit zijn de bepalingen van de Wvo, de Wm, de Awb, de Waterschapswet en het Reglement voor het waterschap Velt en Vecht van toepassing. Beleid Emissiebeleid Bij de beoordeling van deze aanvraag is rekening gehouden met de hoofdlijnen van het emissiebeleid. Dit emissiebeleid is terug te vinden in de Vierde Nota waterhuishouding en het Waterbeheerplan van het waterschap Velt en Vecht. De rwzi Emmen is in beheer bij het waterschap Velt en Vecht te Emmen. Voor de lozing van het effluent van de rwzi Emmen op oppervlaktewater, te weten de Verlengde Hoogeveense Vaart, is op 9 juni 2005 door het dagelijks bestuur van het 2

3 waterschap een vergunning op grond van de Wvo verleend (nummer: 05-02). De lozing van afvalwaterstromen kan onder voorwaarden, bepaald in de vergunning, worden toegestaan. Hierbij is ook rekening gehouden de beschikbare capaciteit van de rwzi Emmen. Het bedrijf betreft geen IPCC-inrichting zoals aangegeven in de Europese IPPC-regelgeving. Het bedrijf heeft niet de beschikking over een bedrijfsmilieuplan. Het bedrijf beschikt eveneens niet over een milieuzorgsysteem. Relevante feiten Bij besluit van 7 december 1999 is door het dagelijks bestuur van het toenmalige bevoegde gezag, zuiveringsschap Drenthe, een vergunning verleend met het nummer Vanwege een splitsing van de vergunninghouder in twee bedrijven, wordt een geheel nieuwe Wvo-vergunning aangevraagd. Binnen deze nieuwe aanvraag is een uitbreiding meegenomen van het terrein. Bedrijfsactiviteiten en lozingssituatie De toegang tot de locatie wordt verkregen via een toegangspoort. De aangeboden afvalstoffen (ook van particulieren) worden voor verdere bewerking gewogen op de weegbrug. Na visuele keuring en registratie van de aangeboden afvalstoffen worden deze naar de zeef- en breekinstallatie vervoerd. De aangevoerde teerhoudende asfalstoffen worden enkel en alleen binnen de inrichting opgeslagen. De volgende hoofdactiviteiten vinden binnen de inrichting plaats. De eerst hoofdactiviteit bestaat uit het opslaan, en het zeven en breken van steenachtige afvalstoffen. Voor het breken wordt gebruik gemaakt van een vaste puinbreekinstallatie met brekers in combinatie met voor- en nazeefinstallaties. Na bewerking worden de verschillende granulaatstromen naar korrelgrootte, aard en samenstelling opgeslagen op de daarvoor bestemde delen van het terrein. De tweede hoofdactiviteit betreft de op- en overslag van teerhoudend asfalt. Het asfalt wordt op een terrein voorzien van vloeistofdichte vloer opgeslagen. Indien een voldoende hoeveelheid teerasfalt aanwezig is wordt dit getransporteerd naar een verwerkingsinstallatie buiten de inrichting. De derde hoofdactiviteit is de productie van gebonden producten. Zand, cement en/of LD-mix worden samen met menggranulaat gemend tot mengsels voor funderingen van woningen en de weg- en waterbouw. De vierde hoofdactiviteit is de opslag en overslag van 3

4 categorie I bouwstoffen zoals zand, cement en LD-mix voor gebruik in de eigen menginstallatie. Nabij de toegangspoort zijn kantoor en kantinefaciliteiten aanwezig, evenals een magazijn. Lozingssituatie Hemelwater afkomstig van het dakoppervlak (135 m 2 ) en het opslagterrein voor teerhoudend asfalt (3400 m 2 ) worden op de bedrijfsriolering (DWA) van het bedrijf DRAKA B.V. geloosd. Het hemelwater afkomstig van het opslagterrein voor teerhoudend asfalt wordt voor lozing op het bedrijfsriool door een slibvangput (1490 liter) en een olieafscheider (6 liter/seconde) gevoerd. Hemelwater op overige delen van het terrein, welke verhard zijn middels puinverharding, wordt niet geloosd, maar via de bodem afgevoerd. Huishoudelijk afvalwater afkomstig van het kantoor wordt zonder voorziening geloosd op het bedrijfsriool. Overwegingen Toetsing situatie DRM aan waterkwaliteitsbeleid Voor deze vergunning is het van belang te bepalen in hoeverre de lozing een nadelige invloed heeft op de doelmatige werking van de rwzi Emmen of op het ontvangende oppervlaktewater. Onderstaand worden de verschillende aspecten die hierbij een rol spelen besproken. Opslag teerhoudend asfalt Het teerhoudende asfalt dat op boven een vloeistofdichte vloer wordt opgeslagen bevat Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK), minerale oliën en opgeloste bestanddelen. Hemelwater afkomstig van de teerhoudende asfaltopslag kan hiermee dus verontreinigd zijn. Een deel van de PAK s, onder andere naftaleen en anthraceen dient te worden aangemerkt als zwarte lijststof. De zuivering van deze stoffen dient plaats te vinden met behulp van de Best Bestaande Technieken (BBT). Minerale olie dient op basis van best uitvoerbare technieken (BUT). verwijdert te worden. Zuiveren met behulp van een slibvangput en olie-afscheider is algemeen geaccepteerd als BUT met betrekking tot minerale olie en BBT met betrekking tot PAK. De aanwezige zuiveringstechnische voorziening; de gecombineerde slibvangput en olie-afscheider heeft een capaciteit van respectievelijk 1490 liter en 6 liter per seconde. Op basis van de NEN-EN-858 is deze capaciteit onvoldoende om een voldoende werking van de slibvangput en olie-afscheider in alle gevallen te waarborgen. Hierdoor kan deze zuiveringstechnische voorziening niet als BBT en BUT worden beschouwd. De lozingseis voor minerale olie is daarom gebaseerd op een situatie als zijnde er geen zuiveringstechnische voorziening aanwezig zou zijn. 4

5 Voor minerale olie wordt daarom een lozingseis opgelegd van 20 mg/l in enig steekmonster. Voor PAK wordt een lozingseis opgelegd van 50 μg/l in enig steekmonster. Deze norm is overeenkomstig de norm voor PAK zoals opgenomen in het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering. Ter controle van deze lozingseisen dient vergunninghouder tweejaarlijks de afvalwaterstroom te bemonsteren. Hiervoor dient een deugdelijke monsternamevoorziening aanwezig te zijn, waarbij het afvalwater afkomstig van de teerhoudende asfaltopslag onder vrij verval moet kunnen worden bemonsterd. 5

6 Onopgeloste bestanddelen worden door middel van de slibvangput grotendeels verwijderd. Ter bescherming van de doelmatige werking van de rwzi of de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater is het niet noodzakelijk om hiervoor nog een norm op te nemen. Tevens wordt van vergunninghouder gevraagd om binnen zes maanden na vergunningverlening middels een onderzoeksverplichting aan te tonen dat aan de lozingseisen kan worden voldaan. Indien niet kan worden voldaan, dient de vergunninghouder aan te geven in een plan van aanpak hoe men aan de lozingseis wil gaan voldoen. Hiermee is in voldoende mate gewaarborgd dat DRM aan de lozingseis zal voldoen, zonder dat een onevenredige investering van DRM geëist wordt. De opzet en methodiek van de onderzoeksverplichting behoeft de goedkeuring van de dagelijks bestuur en dient binnen twee maanden na het van kracht worden van deze vergunning aan het dagelijks bestuur overgelegd te zijn. Overige opslag De opslag van asbest dient in dubbel verpakt plastic opgeslagen te worden. Hierdoor kan het asbest niet in aanraking komen met regenwater. Hier worden dan ook geen lozingsnormen voor opgenomen. Voor de overige afvalstoffen (hout, plastic en metaal) is geen of nauwelijks verontreiniging te verwachten. Voor de lozing van het hemelwater dat hier vanaf komt worden dan ook geen lozingseisen opgenomen. Huishoudelijk afvalwater De lozing van het huishoudelijke afvalwater kan zonder aanvullende eisen worden toegestaan. De rwzi Emmen is hiervoor als BUT te beschouwen. Om die reden worden aan deze lozing in deze vergunning verder geen eisen gesteld. Het vrijkomende afvalwater wordt middels 1 lozingspunt op de vuilwateriolering van DRAKA B.V. geloosd, welke vervolgens loost op de gemeentelijke riolering (lozingspunt 1). In de vergunning wordt een meet- en rapportageverplichting opgenomen. Het te lozen water kan onder vrij verval worden bemonsterd ter hoogte van de controlevoorziening, gelegen nabij de opslag van teerhoudend asfalt (controlepunt 1). De uitstroom naar de controlevoorziening dient een oversteek te hebben, zodat een doelmatige monstername gewaarborgd is. 6

7 Besluit I. Aan Drentse Recycling Maatschappij B.V., Bartholomeus Diasstraat 12 te Emmen, hierna te noemen de vergunninghouder, wordt vergunning verleend op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wvo, voor het lozen van: - huishoudelijk afvalwater; - hemelwater afkomstig van de opslag teerhoudend asfalt via een slibvangput en een olieafscheider; op: - de bedrijfsriolering van DRAKA B.V. via één aansluitpunt en indirect op het gemeentelijke riool. Het huishoudelijk afvalwater wordt rechtstreeks op het gemeentelijk riool geloosd en indirect op de rwzi Emmen, in beheer bij het waterschap Velt en Vecht. De rwzi Emmen loost op de Verlengde Hoogeveensche Vaart. Het afvalwater is afkomstig van Drentse Recycling Maatschappij B.V., Bartholomeus Diasstraat 12 te Emmen. Eén en ander dient in overeenstemming te zijn met de gewaarmerkte aanvraag met nummer Deze gewaarmerkte aanvraag maakt onderdeel uit van de vergunning. II. Aan deze vergunning zijn de volgende voorschriften verbonden. Voorschrift 1 (begripsbepalingen) influent: de afvalwaterstroom voor behandeling door de eigen bedrijfszuivering; effluent: de afvalwaterstroom na behandeling door de eigen bedrijfszuivering; controlevoorziening: voorziening waar onder vrij verval een steekmonster van het afvalwater kan worden genomen; steekmonster: een monster van geringe omvang dat éénmalig willekeurig genomen wordt van het afvalwater; Voorschrift 2 (afvalwaterstromen) Het afvalwater, dat op de riolering wordt geloosd, mag alleen bestaan uit het afvalwater zoals aangegeven in bijlage 1 onder A. 7

8 Voorschrift 3 (lozingseisen) 1 Het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 mag alleen op de riolering worden geloosd ter plaatse van het aansluitpunt zoals aangegeven in bijlage 1 onder B. 2 De in bijlage 1 onder D genoemde parameters voor afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 mogen ter plaats van de controlevoorziening onder C, de onder E genoemde waarde niet overschrijden onder de condities zoals aangegeven onder G, H en I. Voorschrift 4 (controle) 1 Het afvalwater dient altijd te kunnen worden gemeten en bemonsterd. 2 Door de vergunninghouder dient door middel van bemonstering en analyse het afvalwater te worden onderzocht, zoals aangegeven in bijlage 1 onder J tot en met N. 3 Alle analyses en de monsterneming dienen te worden uitgevoerd volgens de voorschriften in bijlage 2. 1 Als uit de onderzoeksresultaten blijkt dat met minder parameters en/of een lagere bemonsteringsfrequentie kan worden volstaan, kan het dagelijks bestuur daartoe besluiten als de vergunninghouder daarom vraagt. 2 De onderzoeksresultaten dienen schriftelijk aan het dagelijks bestuur overgelegd te zijn, zoals aangegeven in bijlage 1 onder O. 4 De onderzoeksresultaten bedoeld in het tweede lid en het logboek bedoeld in het zevende lid: a. worden gedurende vijf jaren bewaard; b. worden op verzoek van het dagelijks bestuur ter beschikking gesteld; c. dienen zich te bevinden op de locatie Bartholomeus Diasstraat 12 te Emmen. Voorschrift 5 (onderzoeksverplichting) a. Uiterlijk zes maanden na het van kracht worden van deze vergunning moet de vergunninghouder bij de waterkwaliteitsbeheerder een rapportage indienen, waarin aangetoond wordt dat aan de gestelde lozingseisen ten aanzien van minerale olie en PAK s wordt voldaan. b. Indien uit de rapportage zoals aangegeven onder lid a blijkt dat niet aan de gestelde lozingseisen kan worden voldaan dient vergunninghouder binnen 2 maanden na indiening van de publicatie een plan van aanpak op te stellen op welke wijze alsnog aan de lozingseisen kan worden voldaan. De in het eerste en tweede lid bedoelde rapportages behoeven de schriftelijke goedkeuring van de waterkwaliteitsbeheerder. 8

9 9

10 Voorschrift 6 (calamiteiten) 1 Als door calamiteiten of andere uitzonderlijke omstandigheden niet aan de in deze vergunning gestelde voorschriften wordt voldaan of naar verwachting niet kan worden voldaan, dient de vergunninghouder hiervan direct telefonisch melding te doen aan het waterschap en maatregelen te treffen. De maatregelen dienen de nadelige invloed van de lozing op de riolering, de RWZI en het oppervlaktewater ongedaan te maken of te beperken. De door het dagelijks bestuur gegeven aanwijzingen dienen stipt te worden opgevolgd. 2 Als het dagelijks bestuur het nodig vindt, brengt de vergunninghouder over de calamiteit schriftelijk rapport uit. Daarbij dient minimaal te worden vermeld: a. de datum van het voorval; b. omschrijving van hetgeen is voorgevallen; c. het tijdstip van aanvang en beëindiging van het voorval; d. de oorzaak; e. de gevolgen voor de riolering; f. de gevolgen voor de RWZI; g. de gevolgen voor het oppervlaktewater; h. de genomen maatregelen; i. de te nemen maatregelen om herhaling te voorkomen. Voorschrift 7 (wijzigingen) Voorgenomen wijzigingen, die tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie niet meer overeenkomt met de voor de vergunningverlening overgelegde gegevens of laatst bekende gegevens, dienen direct aan het dagelijks bestuur te worden gemeld. Coevorden, 4 april Namens het dagelijks bestuur van het waterschap Velt en Vecht, ing. R. Schuiling M.Sc., sectordirecteur Watersysteem & Waterzuivering 10

11 Bijlage 1: Excell bestand DRM 11

12 Bijlage 2: Analysevoorschriften 1 De analyses worden uitgevoerd met een representatief monster. 2 De resultaten van de analyse dienen te kunnen worden getoetst aan de lozingsvoorschriften. 3 De monsterneming en de in deze vergunning genoemde parameters dienen te worden uitgevoerd en/of bepaald volgens de voorschriften, uitgegeven door het Nederlandse Normalisatie Instituut (NEN). Uitgangspunt is dat wordt gewerkt volgens de laatst verschenen uitgave. 4 Een wijziging in een normblad of voorschrift wordt automatisch van kracht zes maanden nadat de wijziging door het NEN is uitgegeven. 5 Als de vergunninghouder gebruik wil maken van een ander voorschrift, dient deze analyse geaccrediteerd te zijn door de Raad van Accreditatie, of door de vergunninghouder dient te kunnen worden aangetoond, dat het verkregen analyseresultaat vergelijkbaar is met het resultaat van de analyse volgens de NEN-norm. 12