DE. SENSATIE. Een onderzoek naar de betekenissen die sportparachutisten geven aan parachutespringen als wedstrijdsport.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE. SENSATIE. Een onderzoek naar de betekenissen die sportparachutisten geven aan parachutespringen als wedstrijdsport."

Transcriptie

1 DE. SENSATIE. VOORBIJ Een onderzoek naar de betekenissen die sportparachutisten geven aan parachutespringen als wedstrijdsport. Arnoud Ens, juni 2011, Utrecht

2 A.A. Ens DE. SENSATIE. VOORBIJ Een onderzoek naar de betekenissen die sportparachutisten geven aan parachutespringen als wedstrijdsport. Arnoud Ens, juni 2011, Utrecht Auteur A.A. (Arnoud) Alexander Ens ( ) Adres: Europaplein 345, 3526 WG, Utrecht Telefoon: Begeleiding Prof. Dr. M. (Maarten) van Bottenburg Drs. M.G. (Michel) van Slobbe (tweede lezer) Onderwijsinstelling Universiteit Utrecht Departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap Master Sportbeleid & Sportmanagement 2

3 De sensatie voorbij Parachuting had become a popular sport. Everybody was, in a word, content. V. Nabokov Pale Fire 3

4 A.A. Ens VOORWOORD Met deze scriptie komt een einde aan de tweejarige master Sportbeleid en Sportmanagement aan de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschappen (USBO). Voor mij de afsluitende jaren van in totaal zes jaar studeren aan de Universiteit Utrecht. Bij het sportparachutespringen krijgen cursisten een gedegen grondopleiding voordat ze hun eerste sprong maken. Bij de USBO worden studenten gelijk een organisatie in gegooid en leren ze in de twee jaar die volgen hoe ze daarin moeten sturen. Voor beide manieren is, in hun context, wat te zeggen. Waar een cursus sportparachutespringen afgesloten wordt met een examensprong geldt binnen de USBO de scriptie als vuurproef. Teruggebracht naar hun essentie draaien beiden echter om hetzelfde doel; het demonstreren van het zelfstandig kunnen uitvoeren van alle vaardigheden die in de opleiding aan de orde gekomen zijn. Een examensprong is na ongeveer 50 seconden voorbij, het schrijven van een scriptie is een aanzienlijk tijdrovender proces. Daarom is een woord van dank aan iedereen die betrokken was bij de pieken en dalen van dit proces hier op zijn plaats. Allereerst gaat mijn dank uit naar mijn scriptiebegeleider, Maarten van Bottenburg. De meeste van onze besprekingen ging ik in met een vrij helder idee van wat er niet goed was aan de stukken die we gingen bespreken. Waar het echter vaak nog aan ontbrak was een idee over hoe daar wat aan gedaan kon worden. (Logisch, anders had ik dat voorafgaand aan de bespreking al wel gedaan.) Maarten wist vervolgens precies de vinger op de zere plek te leggen en maakte met enkele gerichte en prikkelende vragen en opmerkingen duidelijk waar de paden naar verbetering lagen. Dit heeft ervoor gezorgd dat de som der delen uiteindelijk aanmerkelijk scherper is geworden dan ieder afzonderlijk deel oorspronkelijk was. Daarnaast wil ik mijn studiegenoten bedanken, voor het verbreden van mijn kijk op sport. En ook de verschillende professoren en vakdocenten, ieder met hun eigen visie op diversiteit en het publieke belang van sport, hebben een grote bijdrage geleverd aan de verbreding van mijn horizon. Tevens mijn familie en vrienden, die me in het halve jaar dat ik mijn scriptie schreef aanmerkelijk minder gezien hebben omdat ik me als een academische Franciscaner monnik veel sociale geneugten ontzegd heb. Iets wat, last but certainly not least, ook mijn vriendin Nataša heeft moeten ondervinden. Boven alles wil ik alle sportparachutisten en bestuurders bedanken die ik heb mogen interviewen. Het was fantastisch om de passie voor de sport die in ieder van jullie leeft te kunnen bevragen. Bedankt voor alle inzichten die jullie me gegeven hebben. En tot slot mijn dank aan iedereen die de conceptversie van dit stuk heeft gelezen en van commentaar heeft voorzien. Om af te sluiten een kort woord over het proces waarmee dit onderzoek tot stand is gekomen. Ik begon dit onderzoek naar de plaats van wedstrijdsport in het sportparachutespringen met de zoektocht naar een verklaring waarom mensen de behoefte hebben een wedstrijdelement toe te voegen aan het springen uit vliegtuigen. Het antwoord vond ik halverwege het onderzoeksproces en bleek net zo voor de hand te liggen als dat het vragen opriep: parachutespringen is een sport. En aan het organiseren van wedstrijden in een sport is weinig vreemds. Dat de vraag desondanks interessant gevonden wordt duidt op een onderliggend fenomeen: het sportparachutespringen wordt niet als een normale sport gezien. Het wordt gezien als iets bijzonders, iets speciaals. Waardoor het houden van wedstrijden opeens ook bijzonder wordt. Daarom verschoof gedurende het onderzoeksproces mijn focus en ging ik me naast het bevragen van wedstrijdsport ook richten op het bevragen van de manier waarop sportparachutespringen nu daadwerkelijk zoveel verschilt van normale sporten. Het uiteindelijke resultaat dat nu voor u ligt verschilt dan ook aanzienlijk van de onderzoeksopzet waar ik aanvankelijk aan begon. Binnen het parachutespringen komt het ook wel eens voor dat een sporter door onverwachte stromingen van de wind of enkele misplaatste stuurbeslissingen niet landt waar hij van plan was te landen toen hij uit het vliegtuig sprong. In de sport noemt men dit buitenlandingen. Al vanaf de opleiding wordt geprobeerd deze te vermijden, omdat het landen op onbekend terrein risico s met zich meebrengt ten opzichte van het landen op het bekende veld. Binnen het doen van kwalitatief onderzoek wordt het equivalent van het maken van een buitenlanding daarentegen toegejuicht. In de academische wereld wordt een buitenlanding namelijk geassocieerd met een verbreding van perspectief, het bevragen van de eigen aannames en het opdoen van nieuwe inzichten. Met lichte trots presenteer ik bij deze dan ook mijn academische buitenlanding, een onderzoek naar de betekenissen die sportparachutisten geven aan wedstrijdsport en een verkenning van de vraag waarom het überhaupt interessant is deze vraag te stellen. Arnoud Ens, Utrecht, 30 juni

5 De sensatie voorbij SAMENVATTING Sportparachutespringen; het verlaten van een goed werkend vliegtuig om tussen hemel en aarde in vrije val of onder de parachute verschillende disciplines te beoefenen. Een luchtsport wiens internationale wedstrijden de laatste jaren steeds minder deelnemers trekken, wat rechtstreeks van invloed is op de (financiële) ondersteuning die ze krijgt vanuit NOC*NSF. Om te onderzoeken welke betekenissen gegeven worden aan wedstrijdsport en daarmee aan wedstrijddeelname wordt de volgende vraag gesteld: Welke betekenissen kennen sportparachutisten toe aan sportparachutespringen als wedstrijdsport en wat betekent dit voor de positie van de KNVvL binnen NOC*NSF op het gebied van zowel een Leven Lang Sporten als de Top-10 ambitie? Binnen dit kwalitatieve onderzoek wordt gebruik gemaakt van een interpretatief en kritisch kader. Gewerkt wordt vanuit de betekenissen van individuele beoefenaars, die daarna afgezet worden tegen het dominante discours. Om deze te bepalen is een literatuurstudie verricht. Vervolgens zijn semi-gestructureerde diepteinterviews en participerende observaties met 22 respondenten gehouden, die aan de hand van codering geanalyseerd zijn. Het theoretisch kader van dit onderzoek bestaat uit het proces van betekenisconstructie van Weick (1995) en de discourscoalities van Hajer (1995). Psychologische discoursen over extreme sporten stellen dat beoefenaars deze met name beoefenen om in een flow terecht te komen en om piekervaringen te beleven die leiden tot positieve zelftransformatie. Vanuit de sociaal-culturele wetenschappen wordt deelname aan extreme sporten aan de ene kant gezien als een ontsnapping uit de sleur en aan de andere kant als ontsnapping uit de stress en complexiteit van de moderne samenleving. Ook biedt extreme sport een gemeenschap waarin sociale stigma s niet bepalend zijn voor de status die een individu heeft en waarin deze status maakbaar wordt doordat zij berust op participatie. Een economische kijk op extreme sporten vanuit het perspectief van organisaties wordt tot slot geformuleerd in het begrip beleveniseconomie, welke draait om het kopen van belevenissen in plaats van goederen of diensten. Uit de resultaten blijkt dat sportparachutespringen qua betekenisgeving op veel vlakken niet veel verschilt van normale sporten. Kenmerkend is wel dat er een kloof bestaat tussen betekenissen die niet-beoefenaars en beoefenaars geven aan de sport, waarbij deze tevens veranderen naar mate beoefenaars van de sport meer ervaring opdoen. Ook komt uit de resultaten naar voren dat sportparachutespringen op diverse manieren een ontsnapping aan de dagelijkse realiteit betekent. Ten eerste biedt de sport haar beoefenaars een kort moment waarin zij uitstijgen boven de fysieke beperkingen van de mens en totale vrijheid en controle ervaren. Ten tweede biedt zij een context waarin flow en piekervaringen optimaal gefaciliteerd worden en sporters volledig geabsorbeerd worden door de situatie, waardoor de sport een ontsnapping biedt aan negatieve stress en persoonlijke problemen. En ten derde biedt zij een sociale context waarin status gebaseerd is op participatie en waarin men zich los kan maken van statusverschillen en labels die men in de maatschappij ervaart. Deze ontsnapping kan zowel een ontsnapping uit de monotone sleur van het leven als de stressvolle complexiteit van de moderne samenleving zijn. Wedstrijdsport biedt tot slot een manier om uitdagingen in de sport te behouden, die nodig zijn om flow, ontspanning en ontsnapping te blijven ervaren. Ook is wedstrijdsport een verdieping van de sociale beleving van de sport. In de conclusie wordt gesteld dat het niet zozeer de betekenissen van sportparachutisten aan wedstrijdsport zijn die beoefenaars ervan weerhouden deel te nemen aan wedstrijden als wel de kosten, zowel in tijd als geld. Beoefenaars zijn van mening dat sponsoren wegblijven omdat het dominante maatschappelijke discours over de sport zich met name richt op het gevaar van de sport. Het is derhalve nog maar de vraag in hoeverre de KNVvL beleid kan vormen om structureel aan de Top-10 criteria van NOC*NSF te voldoen. Omdat zij de nationale koepel echter met name gebruikt om haar status als sportbond een officieel karakter te geven is dit ook niet per definitie nodig. In plaats daarvan zou de afdeling parachutespringen van de KNVvL zich kunnen richten op ledenwerving door de nadruk op het avontuur van de belevenis te leggen, terwijl men zich voor ledenbehoud richt op de verschillende uitdagingen die sportparachutespringen biedt, onder andere door de introductie van wedstrijdsport. In algemenere zin kunnen vraagtekens gezet worden bij het beleid van NOC*NSF om (financiële) ondersteuning te baseren op de prestaties van een sport in de internationale arena. Het publieke belang van sportparachutespringen ligt namelijk in de ontsnapping aan de dagelijkse realiteit die de sport biedt. Daar dit belang niet af te meten is aan internationale prestaties doet een eenzijdige focus op deze prestaties geen recht aan de complexiteit en diversiteit van sportbeoefening. 5

6 A.A. Ens INHOUD Voorwoord... 4 Samenvatting Inleiding Context Context van sportbeoefening Interne organisatorische context Externe organisatorische context Aanleiding van het onderzoek Probleemstelling en onderzoeksvraag Doelstelling en relevantie van het onderzoek Operationalisering van kernbegrippen Leeswijzer Methodologie Onderzoeksperspectief Ontologische opvattingen Epistemologische opvattingen Achtergrond en bias Onderzoeksmethoden Literatuurstudie Semi-gestructureerde diepte-interviews Observaties Data-analyse Terugkoppeling naar respondenten Onderzoekspopulatie Literatuurstudie en theoretisch kader Proces van betekenisconstructie Discoursvorming en analyse

7 De sensatie voorbij Discoursen over de definitie van extreme sporten Discoursen over betekenisgeving in extreme sporten Een sociaal-economisch perspectief op de marketing van extreme sport Positionering van wetenschappelijke discoursen Resultaten Entry en exit in de sport Invloed van sociale context op de sportbeleving Ontspanning en ontsnapping aan de dagelijkse realiteit Betekenissen van buitenstaanders Het behoud van uitdagingen Het verbeteren van vaardigheden Invloed van regelgeving op de sportbeoefening Het belang en gevaar van wedstrijden Topsport in een amateursport Kosten van de sport Planning en commitment Sportparachutespringen in teamverband NOC*NSF Analyse Traditionele sport versus extreme sport Ontsnapping aan de dagelijkse realiteit De rol van wedstrijdsport Conclusie Beantwoording van de deelvragen Beantwoording van de hoofdvraag Discussie Bronnenlijst Wetenschappelijke literatuur

8 A.A. Ens Beleidsdocumenten Media Overige literatuur Bijlage A Disciplines in het sportparachutespringen Bijlage B Organogram KNVvL Bijlage C Organogram afdeling parachutespringen Bijlage D Paracentra in Nederland (2011) Bijlage E Resultaten Nederland bij wereldkampioenschappen Bijlage F Topiclijst interviews sportparachutisten Bijlage G Topiclijst interviews bestuurders Omslag: een vector afbeelding van team Triquetra Freefly in een bijna voltooid Double Spock figuur. Originele foto: Stef Medved. 8

9 De sensatie voorbij 1 INLEIDING Een onderzoek dat zich richt op de vraag waarom beoefenaars van een sport wedstrijden houden dient zich eerst af te vragen waarom diezelfde mensen überhaupt sporten. Wellicht omdat we, sinds we niet meer zelf met speren achter ons eten aan hoeven te rennen, beweging nodig hebben om gezond te blijven. Of omdat we op het sportveld, en na afloop in de kantine, nieuwe vrienden maken en oude treffen. Omdat sport een arena biedt waarin we ons met elkaar kunnen meten en, bij winst, als helden vereerd kunnen worden. Omdat we ons lichaam er aantrekkelijk mee houden voor onze (potentiële) partner. Omdat het onderdeel is van onze identiteit. Omdat het onze kinderen leert de tegenstander, die ze zojuist verpletterend verslagen heeft, een hand te geven. En misschien ook wel omdat in onze individualistische samenleving niets ons zo samenbrengt als een Nederlands voetbalelftal dat in de finale van het WK staat. De geschiedenis van sport gaat terug tot de beschavingen van de oudheid. Zo zagen de oude Grieken atletiek als een belangrijk kenmerk van hun cultuur, iets waarvan ze vonden dat het ze onderscheidde van de hen omringende barbaarse volkeren. Sport stond aan de basis van de opvoeding en was tegelijkertijd een belangrijke manier om sociale status te vergaren, een index van mannelijkheid, een therapeutische uitlaatklep voor agressie, een voorbereiding op oorlogsvoering en een geschikte manier om goden en helden te eren (Kyle, 2007, p. 7). De waarden die de oude Grieken aan sport hechtten hebben een onmiskenbare invloed gehad op de ontwikkeling van sportbeoefening door de eeuwen heen, maar sinds Odysseus zijn er ook de nodige veranderingen geweest. In 1986 stelden Dunning en Elias in hun klassieke werk Quest for Excitement dat we sporten om weg te komen uit de routine en sleur van de moderne samenleving, in een zoektocht naar sensatie en nieuwe emoties. Zij benoemden vier belangrijke sociale functies van sport: identificatie, sensatie, socialisering en motivatie. Op een congres van het Mulier Instituut in 2007 voegde Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, hier een vijfde functie aan toe: intensivering. We willen een leuker en intensiever leven, een afwisselend bestaan gevuld met emotie, opwinding en beleving. Maar bovenal mag het leven niet meer saai zijn. In de ogen van Schnabel vervult sport deze zucht naar intensivering (Holland, 2007, p. 11). Tijdens het KNVvL Nationaal Luchtsportcongres in 2010 plaatste de Wit, hoogleraar vervoerseconomie aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van de Sectie Luchtvaart van SEO Economisch Onderzoek, deze denkbeelden voor de luchtsporten in een sociaal-economisch perspectief. De Wit vatte de zoektocht naar sensatie samen in de term beleveniseconomie; bij stijgende welvaart worden producten minder belangrijk en neemt de hang naar beleving toe. Sport, en met name luchtsport, appelleert hier in de ogen van de Wit als geen ander aan. Het is geen geheim dat de lucht, en de vrijheid die zij met zich meebrengt, een onmiskenbare aantrekkingskracht op ons uitoefent. Zo n vierhonderd jaar voordat de Montgolfiers in Parijs opstegen in de eerste luchtballon, en ruim vijfhonderd jaar voordat de gebroeders Wright het eerste vliegtuig de lucht in kregen, tekende Leonardo da Vinci al plannen voor vliegmachines. Chi ha provato il volo camminerà guardando il cielo perché là è stato e là vuole tornare (Hoepli, 1894, p. 1058) schreef hij erbij. In het Nederlands: Wanneer je van het vliegen geproefd hebt zul je voor altijd over de aarde lopen met je ogen op de hemel gericht, want daar ben je geweest, en daar zul je altijd naar terug verlangen. Anno 2011 is het citaat van da Vinci terug te vinden als onderschrift op duizenden internetprofielen van luchtsporters, die als geen ander de drang voelen om steeds weer terug te keren naar die wereld tussen de wolken. De hang naar beleving zoals de Wit dit typeerde is onmiskenbaar. Binnen deze luchtsporten kan sportparachutespringen gezien worden als één van de meest intense, waarbij sporters een vliegtuig verlaten om in vrije val of onder hun parachute verschillende sportdisciplines te beoefenen. Of, in de ogen van Midas Dekkers, zich volstrekt onnatuurlijk te gedragen: Er is geen muis die zich met opzet herhaaldelijk in de tanden van een kat stort omwille van de kick. Mensen daarentegen betalen grif voor * + parachutesprongen om de heerlijke doodsangstdrug op te roepen (Dekkers, 2006: p. 48). Hoewel Dekkers uitspraak geestig is vindt zij haar basis in verouderde inzichten over de motieven van sportparachutisten. Daarbij laat Dekkers de competitieve elementen van het sportparachutespringen buiten beeld. Er zijn namelijk muizen die zich niet alleen herhaaldelijk met opzet in de tanden van de kat storten, maar daarbij ook nog eens zoveel mogelijk figuurtjes proberen te maken. Er zijn trainingen, coaches en uiteindelijk wedstrijden waarin verschillende teams in competitie met elkaar treden. De vraag waarom sommige muizen niet alleen tevreden zijn met het spel om zich omwille van de kick in de tanden van de kat te storten maar daarbij ook in competitieverband willen bewijzen dat zij daar beter in zijn 9

10 A.A. Ens dan andere muizen is een interessante. In zijn werk Homo Ludens, de spelende mens, beschrijft historicus Huizinga het belang van spel in cultuur en samenleving, waarbij het eerste in zijn ogen een voorwaarde is voor de twee laatstgenoemden. Over spel stelt hij dat het niet noodzakelijkerwijs een antithetisch karakter hoeft te kennen waarbij twee partijen tegenover elkaar staan. Zo kan een activiteit die in eerste instantie het gesloten spel van een enkeling betekende, de opvoering van een muziekstuk of het maken van een parachutesprong, in tweede instantie het voorwerp van een wedstrijd worden als er een prijs aan verbonden wordt. De hartstocht om te winnen dreigt dan de luchtigheid van het spel geheel op te heffen (Brummel, 1950: p. 75). Als we de manier waarop in de breedte invulling gegeven wordt aan sportparachutespringen in ogenschouw nemen is duidelijk dat zich onder sportparachutisten zowel sporters bevinden met een hartstocht om te winnen als sporters die het om de luchtigheid van het spel gaat. Wat onderscheidt bij het sportparachutespringen de homo ludens, de spelende mens, van de homo certates, de wedijverende mens? En wat willen zij beiden uit hun sport halen? Het zal de kat om het even zijn, mus ludens en mus certates zien er vanaf de grond beiden even smakelijk uit. Om de geschetste vraag te kunnen beantwoorden zullen in de inleiding van dit onderzoek eerst de context en aanleiding gedefinieerd worden en een vertaling krijgen naar een doel- en probleemstelling. Hierbij worden de belangrijkste begrippen omschreven en wordt vervolgens een leeswijzer van het onderzoeksrapport gegeven. 1.1 CONTEXT Het springen uit vliegtuigen vindt zijn oorsprong in avonturiers, die aan het einde van de 18e eeuw met zelfgefabriceerde parachutes uit luchtballonnen sprongen. Eerst om te bewijzen dat het kon, daarna om mensen bij rondtrekkende spektakelshows te vermaken (Morath, 2005: p. 234). Geleidelijk werd de technologie van parachutes verbeterd en werden ze opgepikt door het leger, die ze niet alleen inzette om piloten van neergeschoten vliegtuigen te redden maar ook om soldaten achter vijandelijke linies te droppen. Na de Tweede Wereldoorlog, toen er een surplus aan vliegtuigen beschikbaar was en grote aantallen exmilitairen wilden blijven springen, ontstonden in verschillende landen paracentra. In Frankrijk en Rusland werd vanuit de overheid geïnvesteerd in de sport, vanuit het idee dat sportparachutespringen belangrijke karakterversterkende eigenschappen had (Aran, 1974: p. 149). In Amerika staken privépersonen veel geld in de sport, vanuit de gedachte dat deze een zelfde ontwikkeling als het skiën door zou maken. Het sportparachutespringen was geboren. Geleidelijk aan werden competitievormen bedacht en in 1951 organiseerde de FAI de eerste Wereldkampioenschappen Parachutespringen in Bled, voormalig Joegoslavië. De wedstrijd kende circa 25 deelnemers, waaronder 1 Nederlander. In Nederland werd in 1946 de Eerste Nederlandse Parachutisten Club (ENPC) opgericht. Deze was in eerste instantie met name civiel actief in Frankrijk. In Nederland werd in 1958 het eerste fulltime centrum geopend, in Zuid-Limburg. De ontwikkeling van sportparachutespringen in Nederland ondervond echter hinder van een ongeval waarbij de initiatiefnemer van het eerste fulltime centrum, tevens instructeur, verongelukte. In een reactie verbood de Rijksluchtvaartdienst sportparachutespringen in Nederland. Dit verbod werd pas in 1965 opgeheven, waarna datzelfde jaar de ENPC zich in Nederland vestigde en op Rotterdam de Flying Dutchmen begonnen. Belangrijk in de geschiedenis van sportparachutespringen werd ook de geschiedenis van het materiaal waarmee men zich aan de lucht toevertrouwde. Waar dat in het begin uniforme en vrijwel onbestuurbare ronde bollen waren springt men tegenwoordig met rechthoekige matrassen die in alle soorten, maten en vliegeigenschappen verkrijgbaar zijn. Anno 2011 is sportparachutespringen in Nederland een gereguleerde en geïnstitutionaliseerde sport geworden die door 2743 Nederlanders 1 beoefend wordt. Van de 10 paracentra in Nederland zijn er 9 aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart, de KNVvL, een bij NOC*NSF en de FAI 2 aangesloten sportbond. Zij bewaakt de veiligheid, organiseert de Open Nederlandse Kampioenschappen Parachutespringen en stuurt afvaardigingen naar EK s en WK s. Voordat echter verder ingegaan wordt op de context van de 1 Gebaseerd op ledenadministratie afdeling parachutespringen KNVvL, Fédération Aéronautique Internationale, de internationale koepel voor luchtsporten en records op het gebied van lucht- en ruimtevaart. 10

11 De sensatie voorbij organisatie van de KNVvL is het belangrijk om de context van de beoefening van sportparachutespringen te beschrijven, daar wellicht niet alle lezers op de hoogte zijn van de wijze waarop het springen uit vliegtuigen als sport beoefend wordt CONTEXT VAN SPORTBEOEFENING Sportparachutespringen wordt beoefend op een paracentrum, vaak ook met de Engelse term dropzone aangeduid. Dit zijn bij vliegvelden gelegen centra waar een speciaal voor de sport omgebouwd vliegtuig staat. Dit houdt in dat er geen stoelen in het vliegtuig zitten, zodat er zoveel mogelijk mensen in passen, en dat er een deur is die tijdens de vlucht gemakkelijk geopend kan worden. Wanneer het centrum in bedrijf is wordt de vliegtuighangaar gebruikt om parachutes dicht te vouwen en vervult zij daarmee gelijk de rol van centrale ontmoetingsplek. Sportparachutisten die een sprong willen maken melden zich bij het manifest, de organisatorische spil van het centrum. Hier wordt geregistreerd vanaf welke hoogte de sporters willen springen en worden zitplaatsen in het vliegtuig verdeeld. Gebruikelijke hoogtes liggen tussen de voet (1.066 meter) en voet (3.657 meter). Wanneer alle zitplaatsen in een vliegtuig vergeven zijn wordt de groep sporters die ingepland staat aangeduid met een stick of load nummer. Gedurende een dag plant het manifest een aantal van deze sticks. Tien minuten voor een stick aan de beurt is roept het manifest via de intercom om dat de betreffende sporters hun parachutes om moeten gaan hangen, zodra het vliegtuig klaar staat volgt via de intercom een boarding call die de sporters oproept aan boord te gaan van het vliegtuig. Gesprongen wordt boven een vast tot landingsterrein aangewezen grasveld. Afhankelijk van het aantal verschillende hoogtes waarop sportparachutisten het vliegtuig willen verlaten maakt men één of meerdere jump runs, waarbij de piloot in een rechte lijn tegen de wind in vliegt en de snelheid van het vliegtuig iets terugbrengt. Hierop wordt de deur geopend en verlaten sportparachutisten solo of in teamverband met tussenpozen van een aantal seconden het vliegtuig. Afhankelijk van de discipline die men beoefent trekken de sporters vervolgens gelijk hun parachute open of maken ze eerst een vrije val. Sporters die in teamverband een vrije val maken separeren op een vooraf afgesproken hoogte, zodat men op veilige afstand van elkaar de parachute kan openen. Bij het landen wordt tegen de wind in geland, hierbij maakt men gebruik van een op het landingsveld geïnstalleerde windvaan om de windrichting te bepalen of kijkt men naar een grote door grondploegen uitgelegde T die de landingsrichting aangeeft. Na de landing keren de sporters terug naar de hangaar, waar ze hun parachute dichtvouwen of tegen betaling dicht laten vouwen door een packer. Omdat veel sportparachutisten tegenwoordig met een camera springen bekijkt men na de sprong deze vaak direct in de hangaar terug op een aanwezige TV of meegebrachte laptop. De videobeelden worden vervolgens gebruikt om direct, eventueel samen met een coach, te debriefen hoe de sprong ging en waar verbeterpunten liggen. Voor bepaalde disciplines kan gelijk op de grond geoefend worden terwijl de sporters wachten op de volgende stick waarin ze ingedeeld staan. Bij vrijwel elk centrum staat een mock-up, een replica van het vliegtuig waaruit men springt, waardoor sporters hun exit op de grond kunnen oefenen. Tevens kunnen beoefenaars van een discipline als Formation Skydiving hun sprongen op de grond oefenen op zogeheten creepers, korte brede planken op wieltjes waar men op de buik op ligt om de belly-to-earth houding van de vrije val te simuleren. Parachutespringen kan op diverse manieren als sport beoefend worden. Zo zijn er zowel disciplines die zich in vrije val afspelen als disciplines onder de parachute. Bij wedstrijden die zich hoog in de lucht afspelen gaat een cameraman mee die de prestatie op video vastlegt. Vervolgens beoordeelt een jury van scheidsrechters op de grond aan de hand van de camerabeelden welke score er behaald is. Bij disciplines die zich op of vlak boven de grond afspelen staat een scheidsrechtersploeg bij de landing van de deelnemer. Er zijn 6 officiële FAI IPC 3 disciplines: Artistic Events, Canopy Formation, Canopy Piloting, Formation Skydiving, Paraski en Freefall Style & Accuracy Landing. Daarnaast zijn er nog enkele vormen die geen officiële erkenning genieten, zoals Speedskydiving en Wingsuiting. Voor een overzicht en beschrijving van alle disciplines die het sportparachutespringen kent, zie bijlage A. 3 International Parachuting Commission, de commissie van de FAI die zich met sportparachutespringen bezig houdt. 11

12 A.A. Ens Naast haar disciplines kent sportparachutespringen verschillende brevetten, zoals ook gebruikelijk is in veel andere takken van luchtvaart. Deze beginnen met een Springbewijs en lopen vervolgens van A tot en met D. Een Springbewijs staat in feite gelijk aan een rijbewijs; de sportparachutist heeft bewezen veilig en verantwoord een solosprong uit een vliegtuig te kunnen maken maar heeft hier nog weinig ervaring in. Een Springbewijs kan na zeven sprongen behaald worden door het volgen van de Accelerated Free Fall (AFF) opleiding, waarbij een leerling al vanaf zijn eerste sprong van voet zelfstandig springt en door twee instructeurs in zijn vrije val begeleid wordt. Een alternatief is de static line opleiding, waarbij eerst een aantal sprongen gemaakt wordt waarbij een aan het vliegtuig bevestigde lijn ervoor zorgt dat de parachute van de sporter direct geopend wordt na het verlaten van het vliegtuig. De brevetten A tot en met D zijn een ervaringsindicatie en geven aan onder wiens verantwoordelijkheid een sportparachutist springt. Bij een A brevet is dit nog onder leiding en verantwoordelijkheid van een instructeur, bij een D brevet is dit onder de eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast zijn brevetten bepalend voor wat een beoefenaar wel en niet mag in zijn sprongen: zo mag volgens KNVvL regelgeving pas met een camera gesprongen worden na een B brevet en 200 formatiesprongen en is het springen samen met anderen niet toegestaan tot een instructeur een sporter daarvoor goedkeurt na het maken van 10 formatie-instructiesprongen. Het behalen van de brevetten vindt plaats door een aantal praktijkeisen af te laten tekenen door een instructeur en met goed gevolg een theorieexamen af te leggen. Naast brevetten kunnen sportparachutisten diverse bevoegdheden hebben, bijvoorbeeld die van Instructeur, Hulp Instructeur, Tandemmaster, AFF-instructeur of Rigger (een valschermtechnicus). Bevoegdheden worden verkregen door het afleggen van een examen dat afgenomen wordt door een examinator aangesteld door de Examen Commissie. Door de aansluiting van de KNVvL bij de FAI zijn haar brevetten parachutespringen geldig bij alle bij de FAI aangesloten federaties INTERNE ORGANISATORISCHE CONTEXT Zoals beschreven is parachutespringen als afdeling onder gebracht bij de KNVvL. Naast de afdeling parachutespringen vertegenwoordigt de KNVvL de overige luchtsporten die Nederland kent; gemotoriseerd vliegen, zweefvliegen, ballonvaren, schermvliegen, zeilvliegen en modelvliegen. Ook heeft zij een aantal afdelingen onder haar hoede die niets met luchtsport te maken hebben, maar alles met enthousiasme voor luchtvaart. Dit zijn de afdelingen luchtvaartkennis, luchtvaartwetenschappen, historische luchtvaart en de algemene luchtvaart afdeling. In totaal telt de KNVvL leden, 257 aangesloten verenigingen, 76 bestuurders en 31 commissies 4. Hier tegenover staan 13 betaalde werknemers die in totaal 10,5 fte vertegenwoordigen. De afdeling parachutespringen heeft 2 betaalde werknemers in dienst die samen 1,4 fte bezetten. Zij vormen samen het Hoofd Bureau Parachutespringen (HBP), ook wel het secretariaat parachutespringen. Het secretariaat ondersteunt het afdelingsbestuur en de diverse commissies. Voor een organogram van de KNVvL en de afdeling parachutespringen, zie bijlagen B en C. Het afdelingsbestuur van de afdeling parachutespringen geeft vorm aan het beleid van de afdeling en voert de dagelijkse leiding over de afdeling. De bestuurders van het afdelingsbestuur worden gecontroleerd en gekozen door de ledenraad van de afdeling, die bestaat uit rechtstreeks door de leden van de afdeling verkozen vertegenwoordigers. Daarnaast kan het afdelingsbestuur bij het ontwikkelen van haar beleid gebruik maken van een Raad van Advies, een orgaan wat bestaat uit vertegenwoordigers van de aangesloten paracentra. Naast deze organen kent de afdeling parachutespringen een zestal commissies. Ten eerste de Examen Commissie, die zich bezig houdt met opleidingen, examens en verlengingen van bevoegdheden. Zij treedt vaak in samenspan op met de Technische Commissie (samen EC/TC), die de ontwikkelingen van materiaal (inter)nationaal in de gaten houdt en (bindende) adviezen uitbrengt op het gebied van de veiligheid van dit materiaal. Deze zijn vervat in het Basis Veiligheidsreglement (BVR) en Bevoegdheden Reglement (BR) van de afdeling, alsmede wijzingen in de vorm van Technische Bulletins en Veiligheidsbulletins. Deze combinatie van documenten bepaalt onder andere met welke materiaal wel en niet in Nederland gesprongen mag worden bij KNVvL centra en welk ervaringsniveau een beoefenaar moet hebben voor hij met een bepaald type parachute mag springen. Houdt een beoefenaar zich hier niet aan dan kan hij in aanraking komen met de 4 Gebaseerd op ledenadministratie KNVvL,

13 De sensatie voorbij Sanctiecommissie, die toezicht houdt op de naleving van het BVR en bij het in geding komen van de veiligheid een sanctie op kan leggen. Dergelijke sancties houden meestal een (tijdelijk) springverbod in, waarbij de KNVvL papieren van de betrokkene ingetrokken worden. In het geval van zeer ernstige of fatale ongevallen wordt de Ongevallencommissie ingeschakeld, die de KLPD dienst Luchtvaartpolitie bijstaat met sportspecifieke kennis en verslag uitbrengt aan het afdelingsbestuur en de EC/TC over relevante oorzaken met betrekking tot het ongeval. Naast deze op veiligheid geënte commissies houdt de Sportcommissie zich bezig met alle sportieve aspecten van de sport zoals het opstellen van selectiecriteria voor uitzending naar EK s en WK s en het organiseren van de Open Nederlandse Kampioenschappen Parachutespringen. De laatste commissie betreft de Redactiecommissie, die verantwoordelijk is voor het blad van de afdeling, de Sportparachutist. Door het uiteenvallen van de Redactiecommissie in 2008 bestaat deze commissie op dit moment voornamelijk nog op papier en heeft het secretariaat de meeste van haar taken overgenomen. Aangesloten verenigingen Bij de afdeling zijn diverse verenigingen aangesloten. Ten eerste de paracentra, waarvan er in Nederland 8 te vinden zijn die aangesloten zijn bij de KNVvL, te weten de Eerste Nederlandse Parachutisten Club (ENPC), het Nationaal Paracentrum Teuge (NPCT), Paracentrum Eelde-Hoogeveen (PCEH), Paracentrum Midden Nederland (PCMN), Paracentrum Texel (PCT), Paracentrum Zeeland (PCZ), Skydive Blauwestad (SBS) en Skydive Rotterdam The Flying Dutchmen (FD). Ook is op Ameland een centrum te vinden dat niet bij de KNVvL is aangesloten, Paracentrum Ameland (PCA). Doordat dit centrum niet bij de KNVvL aangesloten is hoeft het zich niet aan de (veiligheids)reglementen van de KNVvL te houden. Tegelijkertijd kan het centrum ook geen brevetten en bevoegdheden uitgeven die internationaal erkend worden, daar bij de FAI slechts één bond per land aangesloten kan zijn. Voor de geografische spreiding van Nederlandse paracentra, zie bijlage D. Naast de aangesloten paracentra zijn een aantal verenigingen bij de afdeling aangesloten die geen eigen dropzone of vliegtuig bezitten. Ten eerste Airboss, dat met name op vliegvelden in Zuid-Frankrijk en Marokko opereert en daar skydive vakanties aanbiedt waarin zowel nieuwe beoefenaars hun opleiding kunnen volgen als ervaren sportparachutisten in de zon hun sprongen komen maken. Ook kent Nederland een tak van de Parachutists Over Phorty Society, POPS-NL, een vereniging wiens leden de 40 gepasseerd zijn maar nog steeds graag uit vliegtuigen springen. Vanuit Defensie is de Cadetten Para Vereniging aangesloten, die opleidingen verzorgt voor militairen die hun wing willen halen EXTERNE ORGANISATORISCHE CONTEXT De KNVvL is als bond aangesloten bij de internationale luchtsportfederatie FAI en landelijke sportkoepel NOC*NSF. Als sportbond heeft zij vanuit de overheid contact met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Vanwege de bijzondere omgeving waarin de luchtsporten zich afspelen heeft de KNVvL echter ook te maken met diverse overheden waar andere sportbonden doorgaans niet mee van doen hebben. Zo is gebruik van het luchtruim onderhevig aan zowel de Wet Luchtverkeer (WLV), waarvan uitvoering is opgedragen aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) in samenwerking met de luchtverkeersautoriteiten van het Ministerie van Defensie, als de Luchtvaartwet (LVW), waarvan uitvoering is opgedragen aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW), een organisatie onder auspiciën van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). Na een toelichting op de positie van de KNVvL binnen NOC*NSF zal kort ingegaan worden op de subsidies die de bond krijgt van externe organisaties en de luchtruimdiscussie die de KNVvL voert met de verantwoordelijke overheden NOC*NSF EN DE KNVVL Het Nationaal Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF) is de nationale koepel die de belangen van 75 landelijke sportorganisaties vertegenwoordigt. In 2008 voerde NOC*NSF een segmentatie voor de bij haar aangesloten sportbonden in, ook wel bekend als de zogenaamde sterrensystematiek. Hierbij zijn bonden verdeeld in drie categorieën: organisaties met één, twee of drie sterren op het gebied van Topsport en een Leven Lang Sporten. De sportkoepel omschrijft deze onderverdeling als volgt: *B+onden met drie sterren worden gezien als de kracht van de sport. Zij hebben een voortrekkersrol binnen het collectief. Bij deze bonden zijn bestuurlijk en organisatorisch de zaken goed voor elkaar[,] waardoor het 13

14 A.A. Ens onderlinge vertrouwen tussen NOC*NSF en de bond zo groot is dat er met meerjaren subsidieaanvragen en - verantwoordingen gewerkt kan worden. Bonden met twee sterren zijn de motor van de sport. Zij hebben voldoende omvang en ontwikkelingsniveau waardoor zij in staat zijn om functiedifferentiatie en -specialisatie toe te passen. Hierdoor kunnen zij substantieel bijdragen aan de ambities van de Sportagenda. Bonden met één ster vormen met elkaar de diversiteit van de sport, maar zijn niet krachtig genoeg om aan de doelstellingen van de [S]portagenda bij te dragen. Zij richten zich de komende periode voornamelijk op het versterken van de organisatie. Er wordt in een ander model samengewerkt met een aangepaste financieringsmethodiek. (Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF), 2008) De Sportagenda waarover NOC*NSF in haar omschrijving spreekt is de leidraad voor ontwikkelingen in georganiseerde sport en wordt door NOC*NSF en de aangesloten sportbonden opgesteld. In de huidige Sportagenda zijn de ambities en speerpunten voor de periode uitgewerkt. Hierbij wordt ingezet op drie speerpunten. Ten eerste meer mensen sporten een leven lang (de Leven Lang Sporten ambitie), ten tweede Nederland hoort bij de top-10 van de wereld (de Topsport of Top-10 ambitie) en ten derde bonden ontwikkelen en verzilveren kansen (NOC*NSF, 2009). Het segmentatiebeleid bevindt zich in dit derde speerpunt en is gebaseerd op de eerste twee speerpunten. NOC*NSF heeft met de invoering van deze systematiek de bedoeling om alle sportbonden ondersteuning op maat te geven en de middelen die zij ter beschikking heeft, onder andere de Lottogelden, gerichter in te zetten. Op dit moment is de KNVvL een bond met één ster op zowel het gebied van de Top-10 ambitie als een Leven Lang Sporten. Het hoofdbestuur heeft de ambitie uitgesproken om door te groeien naar een bond met twee sterren. Omdat de bond vooralsnog niet in staat is om zelfstandig te voldoen aan criteria als een jaarrekening van of een ledental van leden zoekt zij op dit moment samenwerking met de Nederlandse Klim en Bergsport Vereniging (NKBV), die in het zelfde pand haar bondsbureau voert. Het voeren van een gezamenlijk bondsbureau wordt door NOC*NSF onder het concept clustering ondersteund met financiële middelen, zodat bonden door kunnen groeien. De KNVvL koestert deze ambitie vanwege de extra (financiële) ondersteuning die de twee sterren status met zich mee brengt, waarmee zij beter in staat zou zijn om de belangen van luchtsporten te ondersteunen. Naast deze segmentatie in bonden voert NOC*NSF op het gebied van topsport een beleid van segmentatie binnen topsportprogramma s. Hierbij wordt eerst beoordeeld of een bond het kenmerk van topsportbond heeft, waarna het topsportprogramma van de betreffende topsportbond gecategoriseerd wordt als categorie 1- of categorie 2-topsportprogramma. Op basis van deze indeling kan aanspraak gemaakt worden op extra financiering ter ondersteuning van het betreffende programma. De status van een topsportprogramma staat voor een periode van vier jaar vast, waarna alle indelingen opnieuw worden vastgesteld. De KNVvL kende in 2008 in totaal 6 categorie 2-topsportprogramma s: modelvliegen, parachutespringen, ballonvaren, schermvliegen, zeilvliegen en zweefvliegen. Deze indeling is echter gebaseerd op een verouderd beoordelingscriterium voor categorie 2-topsportprogramma s, namelijk de eis van 18 deelnemende landen aan een wereldkampioenschap. NOC*NSF heeft deze eis vanaf 2009 verhoogd naar 24 deelnemende landen, te meten over het gemiddelde aantal deelnemende landen over de laatste 3 edities van een WK. Voor parachutespringen betekent deze eis dat zij haar status als categorie 2-topsportprogramma zal verliezen als de dalende trend in het aantal deelnemende landen geen halt wordt toegeroepen en omgekeerd wordt. In bijlage E is deze trend in beeld gebracht voor de vier disciplines waar Nederland de afgelopen paar jaar teams voor uitgezonden heeft. 14

15 De sensatie voorbij SUBSIDIES De inkomsten van sportbonden kunnen verdeeld worden in drie domeinen: ledenafdrachten, subsidies en commerciële inkomsten. In haar jaarrekeningen spreekt de KNVvL van ledenafdrachten (91% in 2010), subsidies (10% in 2009) en overige opbrengsten (-1% in 2010 wegens overgebleven mutaties uit boekjaar 2009). In de jaren 1995 t/m 2003 vormen subsidies consequent tussen de 27% en 33% van de inkomsten van de KNVvL. Het merendeel hiervan is bestemd voor personeel- en huisvestingskosten en is afkomstig van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een korte periode subsidieert ook het Ministerie van Defensie. Vanaf 2003 begint NOC*NSF subsidiëring van het ministerie van VWS over te nemen. Dat is ook het moment waarop subsidies terug beginnen te lopen. In de jaren daarna lopen de inkomsten die de KNVvL uit subsidies krijgt steeds verder terug, tot 10% in De inkomsten uit subsidies zijn dan teruggelopen van in 2003 tot in 2010, het laagste bedrag wat de KNVvL de afgelopen 15 jaar ontving. Verlaat stelt in haar proefschrift dat sportbonden twee opties hebben om niet terug te vallen in inkomsten bij het teruglopen van subsidies. Ten eerste kan men proberen wederom aanspraak te maken op subsidies door een bijdrage leveren aan de Sportagenda van NOC*NSF en de beleidsdoelen van het ministerie van VWS. Ten tweede kan men verminderde subsidiegelden compenseren met inkomsten uit andere domeinen. Verlaat stelt dat marketing vaak als oplossing gepresenteerd wordt. Hierbij signaleert ze twee varianten; marketing via sport, het gebruiken van sport als communicatie-instrument voor derden, en marketing van sport, het communiceren van deelname aan sport en het kijken naar sport aan potentiële consumenten. Deze twee manieren grijpen terug op twee verschillende domeinen van inkomsten, respectievelijk inkomsten uit commerciële inkomsten (door via sponsoren inkomsten uit de markt te genereren) en inkomsten uit subsidies (door via marktgerichtheid een bijdrage aan de Sportagenda te leveren) (Verlaat, 2010: p. 106). Met het inzetten op het verkrijgen van een tweede ster heeft de KNVvL duidelijk ingezet op het leveren van een bijdrage aan de Sportagenda van NOC*NSF, waardoor men opnieuw aanspraak zou kunnen maken op subsidies DE LUCHTRUIMDISCUSSIE Het grootste probleem voor de afdeling parachutespringen van de KNVvL zijn op dit moment de hoogtebeperkingen die LVNL verschillende dropzones in en rondom de Randstad eenzijdig oplegt. Zij doet dit naar eigen zeggen uit veiligheidsoogpunt, omdat de centra in de aanvliegroutes van Schiphol liggen en LVNL niet de capaciteit heeft om zowel het commerciële verkeer als het droppen van parachutisten te controleren. Hierdoor zou het faciliteren van paravluchten conflicteren met haar kerntaak, een veilige en efficiënte afhandeling van het luchtverkeer. Om paravluchten te weren uit commerciële aanvliegroutes hebben PCMN en de voormalige Paraclub Flevo (PCF) derhalve een plafond van voet (1.829 meter) gekregen. Naast het feit dat vrije val sprongen hierdoor aanzienlijk verkort worden is de belangrijkste consequentie dat tandemsprongen praktisch niet meer mogelijk zijn, waardoor de belangrijkste inkomstenbron van een club verdwijnt. PCF heeft zichzelf hierom in 2009 na een lange strijd opgeheven om een aanstaand faillissement te voorkomen, PCMN is op dit moment aan het interen op het vermogen dat de club heeft door de verkoop van één van haar vliegtuigen. Het is de KNVvL ondanks hevig verzet niet gelukt om de instelling van deze plafonds te voorkomen. Met het instellen van plafonds voor PCMN en PCF is de kous echter niet af, aangezien door uitbreiding van de Terminal Maneuvering Area (TMA) van Schiphol ook andere paracentra, zoals die in Rotterdam, onder de aanvliegroutes kunnen komen te liggen. Centra die verder weg liggen hebben daarnaast last van de wijze van luchtverkeersleiding zoals LVNL die uitvoert. Dit gebeurt middels vectoring, waarbij luchtverkeersleiders handmatig de koers van alle vliegtuigen in een sector plotten en communiceren naar de piloten. De KNVvL is van mening dat door deze werkwijze een onevenredig groot luchtruim benodigd is voor het aanvliegen van Schiphol, in vergelijking met andere landen. Ook heeft deze werkwijze tot gevolg dat LVNL bij drukte in de lucht gebruik maakt van wachtgebieden, ook wel holdings genoemd, waar men vliegtuigen laat cirkelen alvorens deze verder te leiden. Op zulke momenten krijgen paracentra de mededeling dat ze tijdelijk niet hoger dan of voet mogen. Hierdoor kunnen teams die op dat moment aan het trainen zijn niet vanaf de gewenste hoogte springen en moeten in sommige gevallen ook tandempassagiers wachten totdat de hoogtebeperking weer opgeheven wordt. LVNL kan ieder moment beslissen gebruik te willen maken van een 15

16 A.A. Ens wachtgebied, zonder dat dit een aantal uur van tevoren aangekondigd hoeft te worden. Deze situatie wordt als zeer onwenselijk ervaren en het veilig stellen van ruimte voor sportparachutespringen staat dan ook boven aan de agenda van het afdelingsbestuur. 1.2 AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK Van 1 tot 5 augustus 2010 vonden in Menzelinsk, Rusland de 19 e FAI World Parachuting Championships in Formation Skydiving plaats. Namens Nederland kwam nationaal team Dynamic Fource uit in de categorie FS4 Open. Het team sprong hierbij een nieuw nationaal record van 44 punten maar eindigde desondanks op de 9 e plek van 19 deelnemende landen. Dit betekent dat ze de helft van de ondersteuning die ze van NOC*NSF tot dan toe kregen kwijt raakten. Na het WK viel Dynamic Fource uiteen en volgde team Whooops hen op als nationaal team. Het feit dat er slechts 19 landen deelnamen in Menzelinsk betekent dat als dit aantal bij het ijkmoment voor herbepaling van subsidiëring in 2012 wederom onder de 24 blijft de volledige ondersteuning wegvalt. De afnemende deelnemersaantallen, en de (financiële) consequenties die dit inhoudt, roepen de vraag op welke betekenissen beoefenaars aan hun sport geven en wat de redenen zijn om weg te blijven van (internationale) competitie. 1.3 PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSVRAAG De onderzoeksvraag die centraal staat is dan ook als volgt: Welke betekenissen kennen sportparachutisten toe aan sportparachutespringen als wedstrijdsport en wat betekent dit voor de positie van de KNVvL binnen NOC*NSF op het gebied van zowel een Leven Lang Sporten als de Top-10 ambitie? De volgende deelvragen kunnen bijdragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag: 1. Welke betekenissen kennen sportparachutisten toe aan het beoefenen van sportparachutespringen? 2. Welke betekenissen kennen sportparachutisten toe aan competitie en het beoefenen van sport in gereguleerd wedstrijdverband? 3. Wat motiveert sportparachutisten om (niet) deel te nemen aan wedstrijdsport? 4. Welke drempels ervaren sportparachutisten op het gebied van wedstrijdsport? 5. Hoe verhoudt het wetenschappelijke discours op het gebied van betekenisgeving en competitie in extreme sporten zich tot de betekenisgeving van sportparachutisten? 6. Wat is de positie van de KNVvL binnen NOC*NSF en welke mogelijkheden heeft de KNVvL om haar positie te versterken? 7. Welke handvaten bieden de betekenissen die sportparachutisten geven aan sportparachutespringen hierbij? 1.4 DOELSTELLING EN RELEVANTIE VAN HET ONDERZOEK Met dit onderzoek wordt getracht om inzicht te bieden in de wijze waarop sportparachutisten hun sport beoefenen en de redenen waarom zij hier een competitieve invulling aan geven. Het heeft als doel om tot een beter begrip te komen van de betekenissen die sportparachutisten aan hun sport geven, van de behoeftes die ze voelen en de drempels die ze ervaren. Het is belangrijk deze betekenissen te kennen omdat zij sturend zijn voor het menselijk handelen (Weick, 1995: p. 155), waarmee ze bepalend zijn voor het wel of niet deelnemen van sportparachutisten aan georganiseerde wedstrijden. Organisatorische relevantie Inzicht in de betekenissen die gegeven worden aan competitie kan uiteindelijk vorm geven aan beleid van de KNVvL, gericht op het wegnemen van eventuele drempels op de weg naar wedstrijdsport of het faciliteren van andere behoeftes van sportparachutisten. 16

17 De sensatie voorbij Wetenschappelijke relevantie Waar extreme sporten volgens wetenschappelijke literatuur doorgaans wars zijn van alles wat naar regels ruikt kent sportparachutespringen sterke regulering en institutionalisering door de omgeving waarin zij plaatsvindt. Het is derhalve interessant om te onderzoeken of sportparachutisten dezelfde kritische houding hebben ten opzichte van gereguleerde competitie die wetenschappelijke literatuur bij andere extreme sporten signaleert of dat de structuur waarin zij hun sport beoefenen van invloed is op de betekenissen die de actoren geven. Daarnaast kunnen ook wetenschappelijke discoursen over de ontsnapping die (extreme) sport biedt aan de dagelijkse sleur of de stress van de moderne samenleving bekritiseerd worden. Maatschappelijke relevantie Tot slot geeft onderzoek naar de betekenissen die beoefenaars van een extreme sport geven aan hun sport inzicht in het publieke belang van dit type sporten in onze modern samenleving. Hiermee wordt ook het belang van het waarborgen van een plaats voor deze sporten in de maatschappij geschetst. 1.4 OPERATIONALISERING VAN KERNBEGRIPPEN Om de begrippen uit de onderzoeksvragen eenduidig te hanteren worden de belangrijkste begrippen hieronder gedefinieerd. Betekenis: de uitkomst van het proces van betekenisconstructie zoals dat door Weick (1995) geschetst wordt. Een verdere uitwerking hiervan volgt in het theoretisch kader. Competitie: het meten van vaardigheden, uiteindelijk uitgedrukt in een rangschikking. Gereguleerd wedstrijdverband: wedstrijden die georganiseerd worden door clubs of de bond en waarbij sportparachutisten zich naast regels uit het BVR en BR moeten houden aan een wedstrijdreglement. Sportparachutist: iemand die parachutesprongen onderneemt die geen ander doel dienen dan sportbeoefening (in tegenstelling tot bijvoorbeeld militaire sprongen). Wedstrijdsport: het individueel of in teamverband deelnemen aan georganiseerde wedstrijden waarbij sport competitief beoefend wordt, punten gescoord worden en een klassement ontstaat. 1.5 LEESWIJZER Nu de context, aanleiding, doelstelling en probleemstelling van dit onderzoek gedefinieerd zijn zal een korte leeswijzer van de rest van het onderzoek gegeven worden. In het volgende hoofdstuk wordt de methodologische aanpak van dit onderzoek uitgelicht, waarbij aandacht wordt geschonken aan de ontologische en epistemologische keuzes die hierbij gemaakt zijn. Vervolgens worden in de literatuurstudie het theoretische kader, de wetenschappelijke lens en de verschillende wetenschappelijke discoursen op het gebied van extreme sporten beschreven. Vervolgens worden in de resultaten de belangrijkste thema s die uit de empirische data naar voren zijn gekomen uitgelicht. Deze worden in de analyse nader bekeken aan de hand van drie belangrijke lijnen, waarbij de data gerelateerd zal worden aan het theoretisch kader en de literatuurstudie. Tot slot wordt in de conclusie antwoord gegeven op de deel- en hoofdvragen en wordt in de discussie gereflecteerd op dit onderzoek en eventueel vervolgonderzoek. 17

18 A.A. Ens 2 METHODOLOGIE In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de vormgeving van dit onderzoek en de keuzes die hierin zijn gemaakt. Hierbij staat in de eerste plaats het onderzoeksperspectief centraal, het kader van epistemologische en ontologische opvattingen dat leidt tot de keuze voor een interpretatieve en kritische onderzoeksbenadering. Vervolgens worden de onderzoeksmethodes beschreven die gebruikt zijn om data te verzamelen. Tot slot wordt de onderzoekspopulatie en de wijze waarop deze geselecteerd is uitgelicht. 2.1 ONDERZOEKSPERSPECTIEF Het onderzoeksperspectief wordt in belangrijke mate bepaald door ontologische en epistemologische opvattingen. Ontologische opvattingen hebben betrekking op de aard van de werkelijkheid en de wijze waarop deze geconstrueerd is, epistemologische opvattingen op de aard van kennis en de wijze waarop deze achterhaald kan worden (Glesne, 2006: p. 6) ONTOLOGISCHE OPVATTINGEN Omdat dit onderzoek draait om betekenissen richt het zich met name op de sociale werkelijkheid van sportparachutisten. Kenmerkend voor een sociale werkelijkheid is dat deze een hoge mate van subjectiviteit kent. Een belangrijk vraagstuk hierbij is de tegenstelling tussen het actor-perspectief en het structuurperspectief; de sociale werkelijkheid bezien vanuit het perspectief van de doelgericht handelende mens [en] de sociale werkelijkheid bezien vanuit het perspectief van systemen met een eigen interne logica (Tennekes, 1996: p. 22). In de laatste twee decennia zijn binnen de organisatiewetenschappen verschillende theorieën gebruikt om deze tegenstelling op te lossen; het reductionisme, determinisme, conflationisme en relationisme (Reed, 2003: p. 290). Laatstgenoemde probeert de wetenschappelijke kritiek op de eerste drie te beantwoorden door te stellen dat de keuze tussen actor en structuur geen binaire keuze is waarbij het één het ander uitsluit. Een sociaal geconstrueerde realiteit veronderstelt een niet-sociaal geconstrueerde realiteit, de ontologische subjectiviteit van een sociaal geconstrueerde realiteit heeft immers een ontologisch objectieve realiteit nodig om uit geconstrueerd te worden (Searle, 1995: p. 191). Dit heeft tot gevolg dat voorafgaand aan het onderzoek uitspraken gedaan kunnen worden over sociale (machts)relaties, zonder de sociaal geconstrueerde realiteit onderzocht te hebben. Binnen het onderzoek naar de sociale realiteit van sportparachutisten heeft dit tot gevolg dat vooraf gesteld kan worden dat sportparachutisten een betekenis zullen geven aan sportparachutespringen als wedstrijdsport, omdat zij als actoren in de beoefening van hun sport geconfronteerd worden met competitievarianten die in beginsel afkomstig zijn uit de structuur waarin de sport georganiseerd is. De betekenis die zij hier aan geven is vervolgens weer van invloed op de wijze waarop competitie binnen sportparachutespringen georganiseerd wordt. Daarnaast kan gesteld worden dat het heersende discours over sportparachutespringen van invloed is op de betekenis die beoefenaars geven aan de sport en wellicht ook op het type mensen dat ervoor kiest om de sport te beoefenen. Het onderzoek richt zich derhalve met name op de manier waarop de werkelijkheid vanuit haar actoren geconstrueerd wordt, waarbij de structuur waarbinnen deze geconstrueerd wordt gezien wordt als een context die invloed heeft op de betekenisgeving en tegelijkertijd beïnvloed wordt door deze betekenisgeving EPISTEMOLOGISCHE OPVATTINGEN Een belangrijke consequentie van het beschouwen van de werkelijkheid als een subjectieve, sociaal geconstrueerde realiteit is dat deze alleen gekend kan worden door interactie met leden van de onderzoeksgroep. Dit betekent dat gekozen is voor een kwalitatieve onderzoeksaanpak, vanuit een benadering die zich richt op het zoeken naar begrip op basis van persoonlijke toenadering (Glesne, 2006: p. 5). Binnen kwalitatief onderzoek worden vervolgens verschillende paradigma s onderscheiden met elk hun eigen aanname over de werkelijkheid en het kennen daarvan. Deetz stelt echter dat een sociaal geconstrueerde werkelijkheid dermate complex is dat het belangrijk is om deze niet tot een ééndimensionaal vlak te reduceren door te kiezen voor één paradigma. In plaats daarvan situeert hij vier oriëntaties die gecombineerd kunnen 18

19 De sensatie voorbij worden tot één onderzoeksbenadering; normatief, interpretatief, kritisch en dialogisch (Deetz: 2002, p. 136). Belangrijk voor de keuze binnen deze oriëntaties zijn de relatie van het onderzoek ten opzichte van het sociale discours waarnaar gezocht wordt (consensus of dissensus) en de wijze waarop hier naar gezocht (local/emergent of elite/a priori). Vastgesteld is al dat vanuit interactie met de actoren gezocht wordt naar de betekenissen die zij geven aan sportparachutespringen als wedstrijdsport, waardoor vanuit een local/emergent perspectief van onderaf gekeken zal worden naar betekenisgeving. Er wordt gewerkt vanuit de ervaringen van individuen, waarbij het onderzoek vorm krijgt vanuit de data die verzameld worden bij observaties en interviews en concepten ontwikkeld zullen worden met de geïnterviewden. Hierbij wordt gezocht naar de consensus die in de betekenisgeving te vinden is, om op die manier een sociale discours binnen de onderzoeksgroep vast te stellen. Het resultaat is een interpretatieve onderzoeksbenadering. Tegelijkertijd wordt een visie gegeven op de wijze waarop de betekenissen die sportparachutisten geven aan sportparachutespringen als wedstrijdsport zich verhouden tot het dominante discours over het onderwerp zoals dat naar voren komt uit wetenschappelijke literatuur. Hierbij wordt met name gezocht naar dissensus en wordt het wetenschappelijke discours ter discussie gesteld aan de hand van empirisch verzamelde data, resulterend in een kritische onderzoeksbenadering. Het gebruik van zowel een interpretatieve als een kritische onderzoeksbenadering vormt een zogenaamd crossparadigmatisch perspectief, een flexibele opstelling die tot doel heeft tunnelvisie zoveel mogelijk te voorkomen en data optimaal te verzamelen en analyseren. Het gebruik van een dergelijke benadering heeft tot gevolg dat de interpretatie van de onderzoeker deel uitmaakt van het onderzoek. Het is derhalve belangrijk om bewust om te gaan met factoren die vanuit de onderzoeker een rol spelen bij de verzameling en analyse van data. Daarom zal ik een korte toelichting geven op mijn achtergrond ACHTERGROND EN BIAS Een belangrijk gegeven is ten eerste het feit dat ik bijna 3 jaar actief ben als sportparachutist. Dit heeft als voordeel dat ik bekend ben met veel achtergrondinformatie over de sport. Tegelijkertijd bestond bij de interviews de valkuil dat ik als onderzoeker onvolledige antwoorden vanuit de respondenten uit mijn eigen ervaringen zou interpreteren en aanvullen. Om dit te voorkomen is bij de interviews een kritische houding aangenomen, waarbij veel om uitleg en verdieping is gevraagd om antwoorden zo volledig mogelijk te krijgen. Ook zijn vragen in beginsel zo open mogelijk gesteld, om respondenten hun eigen invulling te laten geven aan de verschillende thema s. Daarnaast ben ik ook bijna 3 jaar werkzaam bij de afdeling parachutespringen van de KNVvL, een gegeven wat bij vrijwel alle respondenten bekend was. Om te voorkomen dat respondenten hierom terughoudend zouden zijn in hun antwoorden is aan het begin van elk interview duidelijk gemaakt dat de antwoorden anoniem verwerkt zouden worden en geen rechtstreekse terugkoppeling richting de KNVvL hadden. Daarnaast heb ik de interviews gehouden vanuit een positie als onderzoeker, waarbij ik bij uitlatingen over de KNVvL slechts naar verdieping en verklaring heb gezocht. Tot slot kunnen mijn eigen denkbeelden over competitie van invloed zijn op de wijze van vraagstelling en interpretatie. Binnen het sportparachutespringen heb ik nog geen ervaring met het springen in team- of competitieverband, buiten het sportparachutespringen neem ik regelmatig deel aan hardloopwedstrijden. Tijdens de interviews was het belangrijk om mijn eigen normen en waarden op het gebied van competitie niet zichtbaar te maken, zodat respondenten met andere denkbeelden zich daardoor niet minder open opstelden. 2.2 ONDERZOEKSMETHODEN De keuze voor kwalitatief onderzoek is bepalend voor de wijze waarop data verzameld is. Ten eerste zijn door middel van een literatuurstudie het bestaande wetenschappelijke discoursen op het gebied van (competitief) sportparachutespringen achterhaald. Vervolgens zijn door middel van observaties en semi-gestructureerde diepte-interviews de betekenissen die sportparachutisten geven aan sportparachutespringen als wedstrijdsport onderzocht. Deze combinatie van verschillende dataverzamelingstechnieken wordt triangulatie genoemd en 19

20 A.A. Ens doet eventuele validiteitsproblemen die elk van de technieken afzonderlijk met zich meebrengen teniet (Glesne, 2006: p. 36) LITERATUURSTUDIE Allereerst is een literatuurstudie gehouden, waarmee de wetenschappelijke discoursen op het gebied van competitie in extreme sporten zijn geïnventariseerd en geanalyseerd. Leidend bij deze literatuurstudie zijn trefwoorden als competitie, extreme sport (en alle synoniemen van action tot panic sport), parachutespringen, betekenis, participatie en motief geweest. Ook is de geciteerde literatuur van de gevonden bronnen nagetrokken, waardoor een sneeuwbaleffect ontstond en een breed scala aan wetenschappelijke literatuur naar boven kwam SEMI-GESTRUCTUREERDE DIEPTE-INTERVIEWS De belangrijkste empirische data zijn verkregen door het houden van semigestructureerde diepte-interviews met 22 respondenten. In de interviews werd in detail gevraagd naar meningen en gevoelens van sportparachutisten, waaruit vervolgens betekenissen afgeleid konden worden. Door gebruik te maken van een topiclijst kon een aantal thema s die naar voren kwamen uit de literatuurstudie behandeld worden, terwijl tegelijkertijd ruimte gelaten werd voor nieuwe thema s die vanuit de geïnterviewden naar voren kwamen. Deze werden naderhand ook toegevoegd aan de topiclijst om ze in gesprekken met volgende respondenten opnieuw te kunnen behandelen. De topiclijsten die gebruikt zijn voor de interviews zijn bijgesloten als bijlagen F en G. Opgemerkt moet worden dat in alle gevallen getutoyeerd werd, in tegenstelling tot de formele betiteling die in de topiclijsten gehanteerd wordt. Daarnaast zijn de interviews slechts los gebaseerd op de topiclijst en is vooral gewerkt vanuit de betekenissen die door geïnterviewden naar voren werden gebracht. Hoewel in eerste instantie gepland was de interviews af te nemen op verschillende paracentra bleek ongelukkig weer in de maanden februari en maart ervoor te zorgen dat niet alle sportparachutisten zich daadwerkelijk richting het paracentrum begaven in de weekenden. Derhalve hebben de interviews plaatsgevonden in een verscheidenheid van locaties; van kantines, leslokalen, materiaalhokken en terrassen van paracentra tot stationsrestauraties, cafés en bij verschillende sportparachutisten thuis. Alle interviews hebben gemiddeld een uur tot anderhalf uur geduurd en zijn met toestemming van de respondenten opgenomen met een memorecorder. Hierna zijn ze woord voor woord nauwkeurig uitgetypt en geanonimiseerd OBSERVATIES Ter aanvulling op de interviews zijn een aantal dagen participerende observaties uitgevoerd. Deze observaties bieden een praktijkgerichte ondersteuning van de interviews (Glesne, 2006: p. 49). Tevens kunnen in handelingen betekenissen waargenomen worden die niet aan het licht gekomen zijn in de interviews. Immers, betekenissen zijn de uitkomst van sociale interactie en kunnen tot stand komen in zowel gesprekken als handelingen (Weick, 1995: p. 155). Bij de observaties zijn veldnotities gemaakt, waarin het gedrag en de handelingen van sportparachutisten zijn vastgelegd. Deze notities zijn vervolgens net als de interviews uitgetypt en geanonimiseerd. Doordat ik zelf bekend ben met het springen uit vliegtuigen waren er geen problemen om alle facetten van de wijze waarop sportparachutisten hun sport beoefenen, tot in het vliegtuig en uiteindelijk in vrije val, te observeren. Ten minste, dat was de aanname toen begonnen werd. Het slechte weer speelde echter ook de observaties parten, daar er af en toe weinig te observeren viel op vrijwel verlaten paracentra. Uiteindelijk heeft dit ervoor gezorgd dat slechts enkele dagen geobserveerd is, waarbij door de onderzoeker een vijftal sprongen gemaakt zijn. 20

21 De sensatie voorbij DATA-ANALYSE Na het uittypen en anonimiseren van de empirische data zijn alle gegevens gecodeerd. Aan de hand van de topiclijst en interviewdata zijn de belangrijkste onderzoeksthema s geïdentificeerd. Uit deze thema s zijn verschillende codes ontleend, waarna de interviews aan de hand van deze codes gecodeerd zijn. Codering wordt binnen kwalitatief onderzoek gezien als één van de belangrijkste hulpmiddelen van analyse van data omdat deze na codering gemakkelijk per thema gegroepeerd kan worden, om zo consensus en dissensus te signaleren (Boeije, 2005: p. 84). Bij het coderen is gebruik gemaakt van MaxQDA, een softwareprogramma dat speciaal ontwikkeld is om het proces van coderen en de analyse van kwalitatieve data te vereenvoudigen. Na het inzichtelijk maken van de data zijn de betekenissen van de geïnterviewden per thema geïnterpreteerd. Hierbij is met name gezocht naar consensus, om op die manier het sociale discours van de onderzoeksgroep over een thema vast te stellen. Daarnaast is gezocht naar de manier waarop het sociale discours dat uit de empirische data naar voren kwam overeen kwam en verschilde met de discoursen die uit wetenschappelijke literatuur naar voren zijn gekomen. Aan de hand van deze data-analyse is een theorie gevormd. Ten slotte zijn in de gecodeerde data voorbeeldcitaten gezocht die de gevormde theorie illustreren. Deze zijn verzameld in hoofdstuk 4, waarin de resultaten beschreven worden. Hierbij is in het kader van anonimiteit gekozen om voor alle respondenten een mannelijke persoonsvorm te hanteren TERUGKOPPELING NAAR RESPONDENTEN Om dit onderzoek helemaal vanuit de betekenissen van respondenten te schrijven is de conceptversie van het document voorgelegd aan de respondenten. Zo kregen zij de mogelijkheid om een kritische blik te werpen op de interpretatie van de resultaten. Middels deze werkwijze is getracht om een check in het onderzoeksproces aan te brengen om ervoor te zorgen dat ook daadwerkelijk niet over maar met respondenten geschreven werd. Uit de terugkoppeling kwam een aantal kleine aanmerking naar voren, die met name betrekking hadden op feitelijke onjuistheden in de omschrijving van de context van het sportparachutespringen. Op de interpretatie van de resultaten kwam geen kritiek. Vrijwel alle respondenten gaven aan de resultaten interessant en uitgebreid te vinden. Veel herkenden zichzelf in de resultaten, een aantal zag in de resultaten een bevestiging van het dominante discours binnen het sportparachutespringen waar zij in hun ogen van afweken. Deze afwijkende visies op verschillende thema s worden in de resultaten ook uitgelicht. 2.3 ONDERZOEKSPOPULATIE Als selectiestrategie is de maximum variation sampling strategy gebruikt (Patton, 2002: p. 234). Hierbij wordt gezocht naar gemeenschappelijke patronen binnen een zeer gevarieerde groep. Deze selectiestrategie is gebruikt omdat beoefenaars van sportparachutespringen op zeer gevarieerde wijze hun sport beoefenen. Na het opstellen van een aantal criteria is geprobeerd om van elk criterium ten minste één respondent te vinden die eraan voldeed. Hiervoor is in eerste plaats gebruik gemaakt van de ledenadministratie van de KNVvL. Ter aanvulling is aan een aantal Chef Instructeurs van verschillende verenigingen gevraagd om een lid van hun vereniging voor te dragen dat aan specifieke criteria voldeed. Tot slot is de onderzoeksgroep tijdens de interviews uitgebreid door middel van snowball sampling, waarbij kennis over potentiële respondenten verkregen werd van respondenten die aan gestelde criteria voldeden (Patton, 2002: p. 234). Hierdoor is de oorspronkelijk geselecteerde groep van 11 sportparachutisten en 4 bestuurders uiteindelijk gegroeid tot een onderzoeksgroep van 16 sportparachutisten en 6 bestuurders. Het eerste criterium betreft de ervaring die sportparachutisten hebben binnen de sport, daar eerdere ervaringen van individuen van invloed zijn op hun betekenisgeving (Weick, 1995: p. 26). Om voorafgaand aan het interview een inschatting te maken van de ervaring die respondenten hebben in de sport is gekozen om een kruising te maken van het aantal jaren dat respondenten actief de sport beoefenen, het aantal sprongen dat zij in die tijd gemaakt hebben en de brevetten en bevoegdheden die zij behaald hebben. Hierbij is aangenomen dat hoe langer respondenten de sport beoefenen en hoe meer sprongen zij gemaakt hebben, des te meer ervaring ze in de sport hebben. Daarnaast is aangenomen dat brevetten en bevoegdheden een indicatie van de verdieping en verantwoordelijkheden die ze in de sport gezocht hebben geven, hoewel 21

22 A.A. Ens achteraf uit de interviews is gebleken dat enkele zeer ervaren sportparachutisten maar weinig waarde hechten aan brevetten en derhalve nog springen met een brevet dat na enkele tientallen sprongen al behaald kan worden. Binnen de onderzoeksgroep loopt het aantal jaren in de sport uiteen van iets meer dan een jaar tot bijna 36 jaar, het sprongaantal loopt van 3 sprongen tot meer dan sprongen. Qua differentiatie in brevetten en bevoegdheden zijn geïnterviewden gevonden die nog in hun opleiding zitten tot houders van een D brevet met instructie, AFF en Tandembevoegdheden. Het tweede criterium betreft de discipline waarvoor sportparachutisten binnen de sport gekozen hebben. Dit omdat het sportparachutespringen zeer diverse disciplines kent, die zowel in beoefening als oorsprong en organisatie verschillen en door deze context invloed hebben op de wijze waarop beoefenaars betekenis aan sportparachutespringen in wedstrijdverband kunnen geven. Allereerst is een selectie gemaakt van de verschillende officiële FAI IPC disciplines. Binnen deze disciplines worden nationaal en internationaal officiële en gereguleerde competities georganiseerd. Van alle disciplines is ten minste één beoefenaar gevonden, met uitzondering van Freestyle Skydiving waar alleen een oud-beoefenaar van te vinden was. Daarnaast is gekeken naar een aantal disciplines die geen officiële status hebben of deze verloren zijn, te weten Wingsuiting, Speedskydiving, Speedflying en Skysurf. Van deze disciplines is alleen van Wingsuiting een beoefenaar gevonden. Tot slot beoefenden enkele geïnterviewden ook BASE-jumping, een tak van sport die officieel niet als onderdeel van het sportparachutespringen gezien wordt maar over wiens status beoefenaars ambigu zijn. De meeste respondenten beoefenden Formation Skydiving en/of Freeflying, een minderheid hield zich bezig met Precision & Accuracy Landing, Canopy Piloting, Canopy Formation en Paraski. Het derde criterium betreft de omgeving waarin sportparachutisten hun sport beoefenen, te weten het centrum waar ze de meeste van hun sprongen maken en/of de vereniging waarbinnen ze dit doen. Deze centra en verenigingen zijn verschillend in ledenaantal, mate van professionalisering, aantal sprongen dat er jaarlijks gemaakt wordt en de wedstrijden die er georganiseerd worden. Waar centra als de NPCT en PCT uitgegroeid zijn tot grote, commerciële verenigingen zijn clubs als de ENPC en PCMN veel kleiner en afhankelijker van vrijwilligers gebleven. Deze omgeving is van invloed op de wijze waarop sportparachutisten betekenis geven aan het sportparachutespringen omdat er op verschillende manieren invulling gegeven wordt aan de beoefening van de sport. Van alle verenigingen zijn leden gevonden, waarbij opgemerkt moet worden dat veel respondenten naast sprongen op de kleinere verenigingen ook sprongen op de NPCT en PCT maakten. Ook gaven een aantal respondenten aan met name sprongen te maken op een aantal Belgische centra net over de grens. Het vierde criterium betreft het onderscheid of sportparachutisten hun sport al dan niet competitief beoefenen. Dit omdat deelname aan of onthouding van wedstrijden van invloed is op de betekenis die sportparachutisten geven aan competitieve beoefening. Hierbij was het selecteren van sportparachutisten die wel aan wedstrijden deelnamen gemakkelijker dan het selecteren van sportparachutisten die dit niet deden, daar de eerste groep geselecteerd kon worden door ze op te zoeken in uitslagen van verschillende wedstrijden. Uiteindelijk zijn door gebruik te maken van snowball sampling (Patton, 2002; p. 243) ook respondenten gevonden die bewust niet deelnamen aan wedstrijden of daar op dit moment nog niet mee bezig waren. Tot slot is geprobeerd om in zowel geslacht als leeftijd een onderzoeksgroep samen te stellen die representatief is voor de demografische compositie van de leden van de afdeling parachutespringen van de KNVvL. Binnen de onderzoeksgroep worden vrouwen licht overgerepresenteerd met een verhouding van 29% ten opzichte van 71% mannen, waar binnen de afdeling parachutespringen 9% vrouw is en 91% man. Qua leeftijd loopt de onderzoeksgroep uiteen van 28 tot 58, met een gemiddelde van 39, waar de leeftijdsopbouw binnen de afdeling uiteenloopt van 17 tot 80 met een gemiddelde van 36. Bij dit onderzoek is geen bewuste differentiatie gemaakt in etniciteit, opleidingsniveau of sociaaleconomische status. Omdat een verwaarloosbaar percentage sportparachutisten van allochtone afkomst is werd deze factor als niet relevant voor het onderzoek gezien, hoewel het gegeven an sich genoeg vragen oproept voor interessant vervolgonderzoek. Opleidingsniveau en sociaaleconomische status werden als niet relevant gezien voor de betekenis die gegeven wordt aan competitie, hoewel deze laatste in de loop van de interviews wel degelijk invloed bleek te hebben omdat het bepalend is voor de hoeveelheid tijd en geld die sportparachutisten hebben om te trainen en deel te nemen aan wedstrijden. 22

23 De sensatie voorbij Om naast te betekenissen die sportparachutisten geven aan wedstrijdsport ook empirische data over de positie die de afdeling parachutespringen van de KNVvL inneemt binnen NOC*NSF te achterhalen zijn naast de onderzoeksgroep van 16 sportparachutisten ook 6 bestuurders en werknemers van de KNVvL geïnterviewd over het belang van wedstrijdsport voor de afdeling parachutespringen. Deze respondenten zijn geselecteerd op basis van de functie die zij bekleden binnen de afdeling en de mate waarin zij met thema s als NOC*NSF en wedstrijdsport te maken hebben. Om de anonimiteit van de respondenten te beschermen is ervoor gekozen om geen bijlage toe te voegen waarin de verdeling van de respondenten in detail wordt weergegeven. Dit omdat de gemeenschap van sportparachutisten klein is en weinig informatie al voldoende kan zijn om anonimiteit van de respondenten teniet te doen. Mocht voor vervolgonderzoek verdere specificatie van respondenten gewenst zijn dan kan contact opgenomen worden met de onderzoeker. 23

24 A.A. Ens 3 LITERATUURSTUDIE EN THEORETISCH KADER In dit hoofdstuk wordt de wetenschappelijke context van dit onderzoek geschetst door een uiteenzetting van zowel theoretische concepten als relevante literatuur. Allereerst zullen de verschillende theoretische concepten waarop dit onderzoek gebaseerd is behandeld worden. Omdat in dit onderzoek de betekenissen die sportparachutisten geven aan wedstrijdsport centraal staan zal het proces van betekenisconstructie en discoursvorming behandeld worden. Vervolgens wordt een definitie van extreme sport geformuleerd. Tot slot zullen de belangrijkste wetenschappelijke discoursen op het gebied van beoefening van extreme sporten en de wijze waarop wedstrijden hierin passen behandeld worden. Gezamenlijk vormt dit lichaam aan wetenschappelijke literatuur een kader waarbinnen de bevindingen van het empirische onderzoek geplaatst kunnen worden. 3.1 PROCES VAN BETEKENISCONSTRUCTIE Een belangrijk concept in dit onderzoek is het proces van betekenisgeving, een complex proces wat aan de hand Weicks theorie van betekenisgeving inzichtelijk gemaakt zal worden. Hoewel er verschillende definities van betekenisgeving bestaan zal Weicks benaderingswijze centraal staan. Zijn definitie van betekenisgeving is gebaseerd op het idee dat betekenisgeving een continu proces is waarin mensen betekenis geven aan de werkelijkheid door hun handelen. Weick onderscheidt zeven eigenschappen die betekenisgeving als proces onderscheiden en duiden (Weick, 1995: p. 17). Grounded in identity construction Betekenisgeving begint met een betekenisgever. Het proces van betekenisgeving kan daarom niet los gezien worden van de identiteit van de persoon die de betekenis toekent. Een complicerende factor is hierbij dat een individu niet over een enkelvoudige identiteit beschikt maar dat deze identiteit bestaat uit een myriade van beelden die het individu van zichzelf heeft (Weick, 1995: p. 20). De constructie van een betekenis is daarmee ook een manier om aan te geven welke identiteit een individu aanneemt, in andere woorden wie men op dat moment in een gegeven situatie wil zijn. In het licht van het voorgaande is het waarschijnlijk dat sportparachutisten die zichzelf als wedstrijd- of topsporter zien een andere betekenis zullen geven aan sportparachutespringen als wedstrijdsport dan sportparachutisten die dat niet doen. De betekenis die zij geven aan sportparachutespringen als wedstrijdsport versterkt immers hun identiteit als wedstrijd- of topsporter. Retrospective Betekenisgeving vindt plaats op basis van ervaringen uit het verleden en het proces van betekenisgeving is dus gebaseerd op het verleden van de betekenisgever. Daarnaast kunnen handelingen nog niet in hun volledige context gezien worden op het moment dat ze plaatsvinden, waardoor de betekenis van een handeling pas achteraf tot stand komt (Weick, 1995: p. 26). Omdat het verleden van ieder individu uniek is, valt dat ook te stellen van het proces van betekenisgeving. Eerdere ervaringen van sportparachutisten met sportparachutespringen als wedstrijdsport zijn daarom bepalend voor de betekenissen die zij hier op dit moment aan toekennen. Enactive of sensible environments Betekenisgeving vindt plaats in interactie met de omgeving en het proces van betekenisgeving wordt derhalve beïnvloed door de omgeving maar beïnvloedt deze tegelijkertijd ook. Zo wordt een werkelijkheid geconstrueerd die in stand gehouden wordt doordat mensen naar haar gaan handelen. Deze sociaal geconstrueerde werkelijkheid beperkt op deze manier acties en oriëntaties en valideert het wereldbeeld van de betekenisgever (Weick, 1995: p. 36). De omgeving waarin sportparachutisten hun sport beoefenen hebben zij derhalve in zekere mate zelf bepaald. Tegelijkertijd zijn factoren afkomstig uit deze omgeving van invloed op het gedrag dat actoren in deze sociaal geconstrueerde werkelijkheid vertonen. Social Betekenisgeving vindt plaats in sociale verbanden en het proces van betekenisgeving wordt daarmee beïnvloed door de, al dan niet ingebeelde of geïmpliceerde, aanwezigheid van anderen (Weick, 1995: p. 39). De keuze om 24

25 De sensatie voorbij deel te nemen aan wedstrijden wordt dus beïnvloed door onder andere sportparachutisten, vrienden en familie. Ongoing Betekenisgeving vindt voortdurend plaats en het proces van betekenisgeving kent daardoor geen begin of eind (Weick, 1995: p. 43). De consequentie hiervan is dat betekenissen niet statisch zijn maar veranderlijk. Daarnaast fungeren onderbrekingen in de stroom van het dagelijks leven als momenten waarop betekenissen beïnvloed worden door zowel positieve als negatieve emoties. De betekenis die sportparachutisten aan wedstrijdspringen geven is derhalve veranderlijk en aan ontwikkeling onderhevig. Dit betekent niet alleen dat de betekenis afhankelijk is van het punt waarop de sportparachutist in zijn springcarrière op dat moment staat, maar ook dat deze in de toekomst nog kan veranderen. Focused on and extracted by cues Betekenisgeving vindt plaats met een focus op prikkels die de aandacht trekken. Hierbij is de context bepalend voor zowel de prikkels die opvallen als de manier waarop deze vervolgens geïnterpreteerd worden (Weick, 1995: p. 51). De betekenis die sportparachutisten geven aan sportparachutespringen als wedstrijdsport komt daarmee voort uit signalen die opmerkelijk waren of zijn. Driven by plausibility rather than accuracy Bij het proces van betekenisgeving heeft plausibiliteit voorrang boven accuraatheid. Belangrijker dan een volledig accurate betekenis is een betekenis die appelleert aan een gevoel van logische oorzaak-gevolg relaties en daarnaast ook een interessante geschiedenis vertelt (Weick, 1995: p. 60). Dit betekent dat het beeld dat sportparachutisten hebben van wedstrijdsport niet per sé op feiten hoeft te berusten, zolang het voor het individu maar een geloofwaardige reconstructie is. Naast deze zeven eigenschappen van betekenisgeving situeert Weick twee bronnen van betekenisgeving die elkaar versterken en samen betekenisconstructie vormen: geloof (belief-driven) en handeling (action-driven). Geloof bestaat als bron zowel uit argumentatie als verwachting. Bij argumentatie ontstaan betekenissen uit discussies van individuen met verschillende opvattingen, die als basis kunnen dienen voor eenduidig handelen. Verwachtingen beïnvloeden betekenisgeving omdat mensen vaak handelen naar hun verwachtingen. Het niet deelnemen aan wedstrijden in sportparachutespringen kan derhalve verklaard worden vanuit de verwachtingen die sportparachutisten hiervan hebben. Handeling bestaat als bron zowel uit commitment als manipulatie. Bij commitment geven mensen betekenis aan handelingen waar ze zich mee verbonden voelen. Manipulatie is een manier waarmee mensen hun eigen omgeving actief veranderen. Zo zouden sportparachutisten die wedstrijden springen zich in hun betekenisgeving aan deze wedstrijden kunnen commiteren omdat ze zich er verbonden mee voelen. Tegelijkertijd kan door manipulatie de context van deze wedstrijden veranderd worden. Samenvattend kan gesteld worden dat betekenisconstructie in hoge mate subjectief is en zowel een individueel als een sociaal proces is. Het idee dat iedere visie op de werkelijkheid subjectief is en tegelijkertijd in interactie met de omgeving geconstrueerd wordt sluit aan bij het in de methodologie aangehaalde relationisme dat stelt dat actoren hun sociale realiteit construeren binnen een objectieve realiteit. Daarnaast betekent het sociale aspect van het proces van betekenisgeving dat niet alle betekenissen evenveel waarde toegedicht krijgen in de vorming van een maatschappelijke discours. 3.2 DISCOURSVORMING EN ANALYSE Een consequentie van de wijze waarop Weick het proces van betekenisconstructie situeert is dat discoursen, heersende opvattingen waarmee de wereld geïnterpreteerd wordt, gebonden zijn aan een omgeving, sociale context en tijdsperiode. Daarnaast is een belangrijk gevolg van de ongelijke waardering van betekenissen bij de vorming van een maatschappelijke discours dat er discourscoalities gevormd worden (Hajer, 1995: p. 61). Deze discourscoalities bestaan uit een aantal mensen die een bepaalde betekenis delen. Het maatschappelijke discours binnen een samenleving wordt vervolgens gevormd door het discours dat dominant uit de strijd van deze coalities komt. Het feit dat het discours van minderheden minder kans heeft om deze strijd te winnen betekent dat het maatschappelijke discours een reproductie is van ongelijke machtsrelaties. Waar het 25

26 A.A. Ens dominante discours gevormd wordt uit individuele discoursen in discourscoalities is zij tegelijkertijd van invloed op het proces van betekenisconstructie van deze individuele discoursen, omdat het proces van betekenisconstructie zoals Weick stelt enactive of sensible environments is. Omdat betekenisconstructie plaatsvindt en uiting krijgt in handelingen heeft het dominante discours binnen een samenleving een belangrijk effect op de structuur van datgene waarop zij betrekking heeft. Dit effect heet in de sociologie ook wel het Thomas-theorema; If men define situations as real, they are real in their consequences (Thomas, 1928: p. 572). Een klassiek voorbeeld van dit theorema is de ondergang van een bank door een rondzingend gerucht van faillissement. Op het moment dat dit gerucht het dominante discours binnen een gemeenschap wordt en een groot aantal klanten van de bank hiernaar gaat handelen door hun geld op te nemen is het veronderstelde faillissement vaak weldra een feit, terwijl de bank in eerste instantie wellicht niet eens in problemen verkeerde. Het maatschappelijke discours is daarmee niet alleen een visie op de werkelijkheid, zij is tegelijkertijd een belangrijke vormende factor in deze werkelijkheid. Gerelateerd aan sportparachutespringen kan gesteld worden dat het dominante maatschappelijke discours over de sport van invloed is op de wijze waarop beoefening van de sport uiteindelijk plaatsvindt. De discoursanalyse die gehanteerd zal geworden is gebaseerd op de discourstheorie van Foucault, die aansluit op de hiervoor beschreven ideeën over de invloed van macht in de vorming van een maatschappelijke discours en de wijze waarop deze vervolgens macht genereert door een waarheidsregime te produceren waar de werkelijkheid weer aan onderworpen wordt (Hall, 1993: p. 295). Vanuit dit idee, alsmede Weicks these dat betekenisconstructie belief-driven is, is het belangrijk om de bestaande discoursen op het gebied van (competitie in) extreme sporten in kaart te brengen omdat zij van invloed kunnen zijn op de betekenissen die sportparachutisten geven aan hun sport. Hierbij zal zowel gekeken worden naar het wetenschappelijke discours zoals dat naar voren komt als de maatschappelijke discoursen die door wetenschappelijke literatuur beschreven worden, daar waar dat het geval is DISCOURSEN OVER DE DEFINITIE VAN EXTREME SPORTEN In wetenschappelijke literatuur over sportparachutespringen wordt de sport vaak behandeld als één van de extreme sporten. Dezelfde literatuur verzaakt echter vaak om een definitie te geven van extreme sport. Het is daarom belangrijk om eerst vast te stellen wat de kenmerken van extreme sport zijn en welke sporten derhalve tot de extreme sporten gerekend kunnen worden. De meningen lopen hier namelijk sterk over uiteen. Zo noemt Wheaton extreme sports een synoniem voor alternative, lifestyle, whiz, panic, action en new sports. Hierbij baseert ze zich op Rinehart, die new sports echter niet als synoniem maar als metacategorie noemt waar extreme sports naast alternative, lifestyle, whiz en panic sports onder vallen. Hierbij stelt Rinehart dat het belangrijk is om nieuwe vormen van sport correct te identificeren omdat sommige termen exclusieve connotaties met zich meedragen die zich slechts op één facet van de sport richten. Het onderscheidende kenmerk voor extreme sports is volgens Rinehart het feit dat het new sports zijn die veel aandacht uit de media krijgen (Rinehart, 2000: p. 505). De term extreme zou hierbij een label zijn dat uitgevonden is door het Amerikaanse sportkanaal ESPN, die het gebruikte om een aantal sporten samen te binden in de extreme Games (tegenwoordig de X Games) (Wagg, Brick, Wheaton & Caudwell, 2009: p. 69). Volgens Rinehart s indeling zou sportparachutespringen door het ontbreken van media-aandacht daarom ook niet vallen binnen de extreme sports. Youngblut stelt echter dat de Fransen als eerste extreme en sport samentrokken, toen in 1970 twee Franse skiërs de colouirs van Chamonix bedwongen en dit typeerden als ski extrème. Youngblut typeert het extreme element dan ook als [that which is] far beyond the bounds of moderation; exceeding what is considered reasonable; radical (Youngblut, 1998: p. 24). Skiën was niet nieuw of extreem, het werd echter extreem gemaakt door het te beoefenen op plekken die gezien werden als radicaal en buitengewoon. Pedersen en Kelly stellen net als Youngblut dat extreme gebruikt wordt om elke activiteit te beschrijven die tot de rand gevoerd wordt. Zij definiëren extreme sports dan ook als a variety of sporting activities that have almost nothing in common except for high risk and an appeal to females and males from the ages of 12-to-34 (Pedersen & Kelly, 2000: p. 1). Robinson definieert risicosporten op een zelfde manier als a variety of self-initiated activities that 26

27 De sensatie voorbij generally occur in natural-environment settings and that, due to their always uncertain and potentially harmful nature, provide the opportunity for intense cognitive and affective involvement (Robinson, 1992: p. 53). Huh, Lee en Yoo trekken deze definities samen om de volgende definitie van extreme sports te geven: a variety of individual sporting activities that challenge against uncertain and harmful nature to achieve the enjoyment itself, especially, among the young generation (Huh, Lee & Yoo, 2002: p. 49). Hoewel de definitie van Huh et al. interessant is, gaat zij wel van de aanname uit dat beoefenaars voor the enjoyment itself deelnemen. Interessant is daarom ook Heymans definitie van extreme sporten, die de focus op het bovenmenselijke element legt: extreme sports typically involve dangerous actions often transcending the limitations of human existence such as moving at exceptional speed, defying gravity, or breathing underwater. In part, these sports have only become possible with modern science and technology, permitting humans to perform superhuman feats, defying the laws of nature. (Alosi, 2007: p. 17). Brymer ten slotte legt het onderscheidende kenmerk op het gebied van de kans die een beoefenaar heeft om te overlijden bij het maken van een fout: Extreme sports are defined as leisure activities where the most likely outcome of a mismanaged mistake or accident is death. (Brymer, 2008: p. 114) Volgens Brymer zijn sporten als BMX of snowboarden dan ook geen extreme sporten, simpelweg omdat de kans om het leven erbij te laten zeer zeldzaam tot praktisch niet aanwezig is. Donnelly signaleert dezelfde kenmerken en stelt dat extreme sporten hiermee het traditionele karakter van sport problematiseren: Risk of death is somewhat of an anathema to the very concept of sport since sport is generally considered to be an aspect of the non-serious side of life (Donnelly, 1977: p. 110). Samenvattend worden extreme sporten vaak gezien als een groep sporten die plaatsvindt in omgevingen die niet volledig controleerbaar en potentieel risicovol zijn, waarbij beoefenaars uitstijgen boven fysieke beperkingen en waarbij (zwaar) lichamelijk letsel geaccepteerd wordt als potentiële consequentie van fouten of ongelukken. Gezien deze definitie is het dan ook gerechtvaardigd sportparachutespringen te scharen onder de extreme sporten DISCOURSEN OVER BETEKENISGEVING IN EXTREME SPORTEN Vanuit verschillende hoeken van de wetenschap is vervolgens geschreven over beoefenaars van extreme sporten en heeft men geprobeerd te verklaren waarom mensen dit type sporten beoefenen. Zo heeft men zowel vanuit een psychologische als sociaal-culturele achtergrond een verklaring willen geven. Daarnaast is uit de sociaaleconomische hoek geschreven over de manier waarop betekenisgeving aan belevenissen van invloed is op organisaties die in deze sector opereren. De verschillende discoursen zijn hier per wetenschappelijke achtergrond gesorteerd, waarbij binnen deze sortering geprobeerd is een chronologische presentatie te hanteren om inzicht te geven in de wijze waarop de wetenschap zich door de jaren heen ontwikkeld heeft. Tevens wordt, waar mogelijk, een link gelegd met de wijze waarop wetenschappelijke literatuur wedstrijden plaatst in de beoefening van extreme sporten DISCOURSEN UIT DE PSYCHOLOGIE Angst De eerste onderzoeken naar sportparachutisten hielden zich louter bezig met de angst die zij ervaren en de manier waarop dit fysiologisch tot uitdrukking komt. Toen Epstein en Fenz aan het begin van de jaren zestig stelden dat sportparachutespringen een fantastische kans biedt om de effecten van conflict en stress op de mens te onderzoeken omdat het een real life situatie combineert met een mate van experimentele controle die normaal buiten een laboratorium niet te behalen is (Epstein & Fenz, 1965: p. 1) gaven ze het startsein voor een serie onderzoeken naar de stresservaring, hartslag, ademhaling en huidweerstand van sportparachutisten voor, na en tijdens de sprong. In één van hun beroemdste onderzoeken stellen ze dat beginnende sportparachutisten hun moment van maximale angst ervaren als het vliegtuig op exithoogte is en de deur open gaat, terwijl ervaren sportparachutisten dit moment ervaren als ze thuis de deur achter zich dicht trekken en in de auto stappen richting het vliegveld (Epstein & Fenz, 1965: p. 8). Vervolgonderzoek naar de relatie tussen psychologische angst en fysiologische opwinding bevestigde deze verschuiving (Epstein & Fenz, 1967: p. 47; 27

28 A.A. Ens Leach & Griffith, 2008: p. 155). Een verklaring voor de verschuiving zou zijn dat het lichaam door ervaring kleine fysiologische aanwijzingen voor opwinding leert herkennen en hier in een vroeg stadium psychologisch mee om leert gaan. Hierdoor zouden ervaren sportparachutisten al zeer vroeg beginnen met het verwerken van de angst die met een sprong gepaard gaat, terwijl beginners daar pas in het vliegtuig aan beginnen en derhalve ter plekke veel grotere fysiologische en psychologische processen ondergaan (Epstein, 1967: p. 31). Het onderzoek van Epstein en Fenz kent echter serieuze validiteitproblemen (Roth, Breivik, Jørgensen & Homann, 1996: p. 64) en het is latere onderzoekers nooit gelukt de resultaten te repliceren, waardoor de conclusie van een voorwaartse verschuiving in tijd omstreden blijft. Wel werden resultaten behaald die corresponderen aan de thesis dat ervaren sportparachutisten hun eigen fysiologische conditie beter in kunnen schatten en minder psychologische en fysiologische opwinding ervaren dan beginners (Roth, Breivik, Jørgensen & Homann, 1996: p. 71; Schedlowski & Tewes, 1992: p. 98; Watson & Pulford, 2004: p. 89; Price & Bundesen, 2005: p. 1209). Pathologisch De eerste wetenschappers die de beoefening van extreme sporten daadwerkelijk wilden verklaren kwamen in de jaren zeventig en tachtig en baseerden zich nog op het idee dat de beoefening ervan een pathologische oorzaak heeft. Zo werd gesteld dat deelname aan risicosporten voortkomt uit een verslaving aan stimulans en dat de persoonlijkheidsprofielen van risicosporters gelijkenis vertonen met profielen waarvan bekend is dat ze verslavingsgevoelig zijn (Geifman, 1992: p. 362; Ogilvie, 1973: p. 63). Als de omgeving niet genoeg sociaal acceptabele mogelijkheden biedt om deze behoefte aan stimulans te vervullen zou de kans groot zijn dat individuen antisociaal gedrag gaan vertonen teneinde alsnog hun behoefte te vervullen. *F+or those who have pursued excitement in illegal or personally harmful activities, sports such as skydiving offer an outlet to experience the high of arousal in a legal, relatively low risk manner (Eysenck, Nias & Cox, 1982: p. 6). Naast verslavingsgevoeligheid vertonen de persoonlijkheidsprofielen van extreme sporters volgens sommigen een significante gelijkenis met profielen van andere indirect zelfdestructieve groepen zoals alcoholisten, gokverslaafden, criminelen en prostituees (Delk, 1980: p. 408). Ook werden extreme sporten gezien als een compromis tussen bewuste, rationele krachten (het ego) en onbewuste, irrationele krachten (het onbewuste superego). Sportparachutisten zouden springen vanwege een sterke doodswens die voortkomt uit het superego en de schuldgevoelens die dit heeft. Ze openen hun parachute echter keer op keer vanwege de sterkere krachten van het ego (Delk, 1980: p. 400). Het bestaan van een onbewuste doodswens wordt in twijfel getrokken door neo-freudiaanse wetenschappers. Deze stellen dat het niet een onbewuste doodswens is die sportparachutisten drijft maar een onbewuste angst om als lafaard gezien te worden. Ze zouden daarom herhaaldelijk gedwongen zijn om tegenover zichzelf te bewijzen dat ze geen lafaard zijn door deel te nemen aan een counterphobic defiance of death (Delk, 1980: p. 400). Ook dachten psychoanalytici dat het bezweren van angst voor masculiene inadequaatheid en castratie redenen waren om extreme sporten te beoefenen (Slanger & Rudestam, 1997: p. 355). Al deze ideeën zijn echter verre van actueel en inmiddels ingehaald door nieuwe wetenschappelijke inzichten. Zo stellen Lyng en Snow dat het gemakkelijk is om gedrag dat de gemiddelde mens bizar vindt af te doen als irrationeel of pathologisch, maar dat dit vanuit een sociaalwetenschappelijk standpunt geen bevredigende verklaring is (Lyng & Snow, 1986: p. 158). Ook Zuckerman stelt dat als extreme sporters werkelijk een doodswens zouden hebben men in veel mindere mate de veiligheidsmaatregelen zou nemen die op dit moment in de meeste extreme sporten genomen worden (Koerner, 1997: p. 2). Reversal theory Een andere theorie uit de psychologie is Apters reversal theory. Deze stelt dat de beleving van mensen dynamisch is en er voortdurend geschakeld wordt tussen psychologische stadia. Deze stadia zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor de interpretatie van een situatie (Apter, 1982; Legrand & Apter, 2004: p. 308). Apter heeft zijn theorie geordend in vier domeinen die elk bestaan uit twee tegenstrijdige stemmingen. Voor extreme sporten is vooral het telisch en de paratelisch stadium belangrijk, te vertalen naar respectievelijk serieus (doelgericht gedrag en een laag niveau van opwinding) en speels (op plezier gericht gedrag en een hoog niveau van opwinding). Als het telisch stadium operatief is wordt een laag niveau van opwinding als plezierig ervaren terwijl een hoog niveau als onaangename angst wordt gezien. Omgekeerd wordt bij een paratelisch operatief stadium een laag niveau van opwinding als onplezierig en saai ervaren terwijl een hoog niveau als plezierige opwinding wordt gezien. Centraal aan Apters reversal theory is echter dat dit operatief stadium van 28

29 De sensatie voorbij het ene op het andere moment kan omslaan, waardoor extreme angst plotseling geïnterpreteerd wordt als extreme opwinding. Toegepast op extreme sporten stelt Apter dat het opzoeken van gevaarlijke situaties een hoog niveau van opwinding teweeg brengt. In eerste instantie wordt dit in een telisch stadium ervaren als (extreme) angst. Op een bepaald punt als het gevaar echter geweken is wordt het paratelisch stadium dominant, waardoor de angst getransformeerd wordt in positieve opwinding (Apter & Batler, 1997: p. 120). Kwantitatief onderzoek onder sportparachutisten in 1997 bevestigt Apters theorie. Bij dit onderzoek werd empirisch bewijs verzameld voor de stelling dat mensen maximale angst ervaren op momenten dat ze inschatten in groot gevaar te zijn, gevolgd door maximale opwinding zodra dit gevaar in hun perceptie geweken is. Sportparachutisten van twee Amerikaanse paracentra gaven aan dat het moment waarin het grootste gevaar ervaren werd lag tussen het verlaten van het vliegtuig en het geopend zijn van de parachute. Zoals Apters theorie al deed vermoeden gaven de sportparachutisten aan de grootste angst vlak voor dit moment te ervaren en de grootste opwinding vlak erna (Apter & Batler, 1997: p. 126). Apter stelt dat bij individuen die herhaaldelijk risico s opzoeken het paratelisch stadium dominant is (Fletcher, 2004: p. 6, Cogan & Brown, 1999: p. 505). Sensation Seeking Tegenwoordig is een populaire wetenschappelijke verklaring voor de beoefening van extreme sporten gebaseerd op Zuckermans stelling dat sommige individuen een genetische aanleg hebben voor the need for varied, novel and complex sensations and experiences and the willingness to take physical and social risks for the sake of such an experience (Zuckerman, 1979, p. 10). Door middel van een complexe biologische analyse zou bepaald kunnen worden in welke mate iemand geneigd is deel te nemen aan risicovolle activiteiten. Als marker wordt hierbij het monoamine oxidase (MAO) enzym gebruikt. Dit enzym is onder andere verantwoordelijk voor het deactiveren en afbreken van de neurotransmitter dopamine. Op basis van deze analyse heeft Zuckerman de Sensation Seeking Scale (SSS-V) ontwikkeld, een vragenlijst die loopt van 1 tot 40. Een hoge score op deze test correspondeert met een lage MAO activiteit en karaktertrekken als impulsief gedrag, afkeer van eentonigheid en een zucht naar sensatie (Zuckerman, 1994). In een onderzoek van Jack en Ronan scoren sportparachutisten gemiddeld op de SSS-V, gevolgd door alpinisten (25.19), zwemmers (23.73), deltavliegers (23.28), turners (22.00), autoracers (20.38), golfers (19.68) en marathonrenners (14.00) (Jack & Ronan, 1997: p. 1078). Breivik stelt een score van 29.8 op de SSS-V vast voor elite parachute jumpers en stelt samen met Roth en Jørgensen dat uit onderzoek van Johnsen gebleken is dat sportparachutisten die vaak springen en experts worden in hun sport extremere profielen hebben dan zij die op een gematigder manier de sport voortzetten (Breivik, Roth & Jørgensen, 1997: p. 368). Over het opzoeken van risico bij het zoeken naar sensaties zijn de meningen verdeeld. Opaschowski concludeert dat extreme sporters risico s niet bewust opzoeken, maar louter bereid zijn om deze te nemen omdat ze onvermijdelijk zijn bij de beoefening van hun sport. Den wirklichen Extremsportlern macht das Risiko also nur dan Spaβ, wenn man heil wieder nach Hause kommt. (Opaschowski, 2005: p. 878) Anderen stellen dat extreme sporters juist bewust risico s opzoeken omdat dat een onderdeel is van de sensatie waar ze naar op zoek zijn. One of the key features * + is particpant s apparent willingness to accept not just a degree of risk which accompanies most sport participation but to actively embrace risk (West & Allin, 2010: p. 1234). Wheaton gaat hierbij een stap verder en stelt dat extreme sporters risico s niet alleen opzoeken maar ook verheerlijken (West & Allin, 2010: p. 1234). Lyngs begrip van edgework gaat van dezelfde verheerlijking van risico uit (Lyng & Snow, 1986: p. 171). Hierbij is ook het ervaringsniveau van beoefenaars van belang. Naar mate een beoefenaar over meer ervaring en betere vaardigheden beschikt neemt de risicoperceptie af en neemt men eerder deel aan activiteiten die door anderen beoordeeld worden als zeer risicovol (Creyer, Ross & Evers, 2003: p. 251; Laurendeau, 2006: p. 602). Flow Een belangrijk begrip binnen psychologische verklaringen voor beoefening van extreme sporten is ook het begrip flow, een staat where one is unaware of self-awareness, where homonculus, the voice within, has been silenced. Zen-like, individuals attain and sustain a period of accomplishment that transcends their normal level of efficiency; physical and mental activity are one (Celsi, Rose & Leigh, 2003: p. 12). Gesteld wordt dat beoefenaars alleen in een staat van flow komen als de juiste hoeveelheid spanning in de activiteit aanwezig is. Hierdoor verandert de context waarin flow ervaren wordt met het ervaringsniveau van de beoefenaars. 29

30 A.A. Ens Sportparachutisten die zich het maken van formaties in vrije val meester hebben gemaakt ervaren flow pas optimaal als ze onder druk staan om in een kort tijdsbestek zoveel mogelijk formaties te maken en punten te scoren. They set as a goal the attainment of a certain number of points in a single RW jump, or a certain number of people in a single formation, knowing that each member of the team must perform to the utmost of his or her ability to attain set outcome (Celsi et al., 1993: p. 12). De uitdaging om hierbij meer punten te scoren dan een ander team verhoogt de spanning en dus de kans op een positieve flow tijdens de sprong. Het is echter belangrijk om de uitdaging te doseren omdat flow is most likely to occur when a context exists that pushes individuals to near their physical and mental limits, without overwhelming them. An unchallenging context will not motivate total involvement; an overwhelming one will break down the individual and produce anxiety (Celsi et al., 1993: p. 12). Interessant aan deze stelling is dat sportparachutisten die op wedstrijden boven hun niveau moeten presteren waarschijnlijk niet in een flow terecht komen maar kortsluiten. Lyng biedt een interessante kritiek op de introductie van het concept flow voor extreme sporten, door te stellen dat de structurele parameters voor flow niet compatibel zijn met die van extreme sport. Every conscious experience lies on a continuum ranging from boring sameness at one end to enjoyable diversity at the center and, finally, to anxiety-producing chaos at the further end. It is in the enjoyable middle regions of experience that one s attention is fully effective. This optimal state of involvement with experience, or flow, is in contrast with the extremes of boredom and anxiety, which can be seen as states of alienated attention (Csikszentmihalyi & Rochberg-Halton, 1981: p. 185). Lyng stelt dat de extreme sensaties die bij extreme sporten ervaren worden niet passen bij de enjoyable middle regions die Csikszentmihalyi en Rochberg-Halton reserveren voor flow (Lyng, 1990: p. 863). In plaats daarvan formuleert Lyng het concept edgework, waarbij individuen navigeren op de grens van orde en chaos, controle en machteloosheid (Lyng, 1990: p. 858). Door het opzoeken van deze balans worden gevoelens van zelfverwezenlijking, focus en hyperrealiteit ervaren (Lyng, 1990: p. 861). En net als bij het concept van flow wordt tijd bij het beoefenen van edgework een relatief begrip; skydivers experience 45 seconds of free-fall as an eternity, while rock climbers sense many hours on the cliffs as just a few minutes (Lyng, 1990: p. 861; Campbell & Bryant, 2007: p. 1391). Het zo dicht mogelijk opzoeken van de grens zonder daar overheen te gaan zou ook te maken hebben met de vaardigheid van beoefenaars en de mate waarin zij controle hebben over de activiteit. Edgeworkers * + seek to define the limits of performance, that point beyond which control can no longer be maintained, whether it be control of an aircraft [or] one s body in free-fall (Lyng & Snow, 1986: p. 171). Dit opzoeken van de grens van controle is ook te vertalen naar een verlangen naar totale controle en meesterschap door het blijven verbeteren van de eigen vaardigheden. Na het volbrengen van een uitdaging en het ervaren van een gevoel van bekwaamheid hebben extreme sporters een volgende en nog grotere uitdaging nodig om plezier in hun sport te blijven houden (Klausner, 1968). Stress seekers zouden dan ook vooral bezig zijn met het ontwikkelen van hun vaardigheden (Balint, 1959: p. 83). Slanger en Rudestam concluderen dat als gedragskeuzes en inzet beloond worden met het geanticipeerde niveau van succes dit een sterke motivator is om het gekozen gedrag te herhalen. Als een bepaald prestatieniveau behaald is zal een extreme sporter vervolgens een hoger bekwaamheidsniveau van zichzelf verlangen (Slanger & Rudestam, 1997: p. 370). Dit slaat overigens ook weer terug op de observatie dat het behouden van uitdagingen een belangrijke voorwaarde voor het ervaren van flow is. Zelftransformatie Tot slot heeft Lipscombe onderzoek gedaan naar de belevenis van piekervaringen en de rol die deze ervaringen spelen in de beoefening van sportparachutespringen. Piekervaringen worden door Maslow gedefinieerd als moments of great awe, intense happiness, even rapture, ecstasy or bliss moments of pure, positive happiness when all doubts, all fears, all inhibitions, all weaknesses [are] left behind, (Maslow, 1967: p. 9) en staan aan de top van zijn piramide van menselijke behoeftes. Interessant is dat Maslow de piekervaring beschrijft als een zeldzame, once-in-a-lifetime ervaring. Lipscombe stelt echter dat sportparachutespringen een context biedt om piekervaringen herhaaldelijk en met regelmaat te ervaren, daarbij de verwachting wekkend dat de ervaring zichzelf elke sprong zal herhalen (Lipscombe, 2009: p. 283). Deze verwachting is vervolgens een belangrijke motivator om te blijven springen. Daarnaast stelt Lipscombe dat piekervaringen alleen optreden als sportparachutisten mentaal volledig bezet zijn door de activiteit (Lipscombe, 2009: p. 282). 30

31 De sensatie voorbij Brymer stelt dat herhaaldelijke piekervaringen een positieve zelftransformatie teweeg brengen en dat deze transformerende ervaringen overvloeien in het dagelijks leven (Brymer, 2008: p. 119). Extreme sports are events where participants feel real fear, are fully aware that death might be involved, but are also aware that powerful positive psychological experiences are probable (Brymer, 2008: p. 124). Tomlinson et al. stellen dat omdat intrinsieke redenen als positieve zelfmotivatie een rol spelen bij de beoefening van extreme sporten(brymer, 2008: p. 119), intermenselijke competitie naar de achtergrond gedrongen wordt. The sports tend to have a participatory ideology that promotes fun, hedonism, involvement, self actualization, flow, living for the moment, adrenalin and other intrinsic rewards. They often denounce, and in some cases even resist, institutionalization, regulation and commercialization, and tend to have an ambiguous if not paradoxical relationship with forms of traditional competition (Tomlinson, 2005: p. 2). Deze aversie tegen competie wordt ook door Cogan en Brown gesignaleerd: competition against other individuals was not valued and there was no leadership hierarchy, no formal rules or regulations and little organization (Cogan & Brown, 1999: p. 515). Samenvattend zijn moderne psychologische inzichten in de beoefening van extreme sporten gericht op de mate waarin individuen op zoek zijn naar sensaties en hun bereidheid om hier risico s bij te nemen, de manier waarop individuen tijdens de beoefening in een flow of edgework experience terecht komen en de wijze waarop het herhaaldelijk beleven van piekervaringen zorgt voor positieve zelftransformatie. Hoewel deze psychologische perspectieven een interessante blik werpen op het fenomeen extreme sport zijn ze gelimiteerd, omdat ze louter vanuit het actor-perspectief denken en de sociaal-culturele structuur waarin deze zich bevindt buiten beschouwing laten. Het is derhalve van belang hier ook aandacht aan te schenken DISCOURSEN UIT DE SOCIAAL-CULTURELE WETENSCHAPPEN Een aantal wetenschappers stelt dat de structuur waarin mensen zich dagelijks bevinden verantwoordelijk is voor het oproepen van een ontsnappingsdrang. Deze drang naar ontsnapping komt in twee tegenstrijdige stellingen naar voren; ontsnapping uit de sleur van de dagelijkse realiteit en ontsnapping uit de complexiteit van het moderne leven waarover men het gevoel van controle verloren heeft. Vrij vertaald ontsnapping van sleur en ontsnapping van stress. Ontsnapping uit de sleur Dunning en Elias stellen dat kritieke situaties in moderne geïndustrialiseerde samenlevingen zeldzaam zijn geworden. De maatschappij is steeds meer onderworpen aan sociale beheersing en zelfbeheersing (Dunning & Elias, 2007: p. 89). Daarnaast is voor veel mensen in zowel hun privé- als beroepsleven de ene dag gelijk aan de andere en gebeurt er vrijwel nooit iets wat hen ontroert of beroert. Het ontbreken van sterke gevoelens van genot in de routines van het leven van alledag heeft een verlaging van spanning en vitaliteit tot gevolg. Gesteld wordt dat [de functie van vrijetijdsbestedingen] niet, zoals wordt gedacht, simpel ontspanning [is], maar een herstel van die mate van spanning die een essentieel ingrediënt van de geestelijke gezondheid vormt. Het wezenlijke kenmerk van hun werking is de restauratie van een normale mentale tonus door middel van een tijdelijk en voorbijgaand opwellen van plezierige opwinding (Dunning & Elias, 2007: p. 125). Volgens Dunning en Elias is bij sport altijd sprake van een beheerste en niet-gewelddadige mimetische strijd. Dat hoeft niet per sé in de vorm van man-tot-man competitie maar kan ook terugslaan op een strijd tegen de elementen of een strijd tegen de eigen angsten (Dunning & Elias, 1986: p. 73). De triomf van een overwinning levert vervolgens een bevrijding van spanning op (Dunning & Elias, 1986: p. 86). Sport is daarmee een tegengif tegen de routines van het leven. Celsi et al. stellen dat veel mensen in hun werk minder eigenwaarde en zelfverwezenlijking voelen omdat ze autonomie verloren zijn en ver verwijderd zijn van het product van hun werkzaamheden (Celsi et al., 1993: p. 4). Het gebrek aan mogelijkheden voor spontaniteit en zelfverwezenlijking in de economische en bureaucratische sfeer wordt in de vrije tijd gecompenseerd door een zucht naar ervaringen die wel voorzien in deze zelfverwezenlijking (Lyng, 1990: p. 870; Palmer, 2002: p. 326). Martin en Berry stellen dat extreme sporten als sportparachutespringen hierdoor met name deelnemers trekken met een lage sociale status, die willen compenseren voor de verveling die ze ervaren in hun werk (Martin & Berry, 1974: p. 109). Deze hypothese wordt bekritiseerd door te stellen dat onder beoefenaars van extreme sporten veel wetenschappers, advocaten en medische professionals te vinden zijn (Donnelly, 1977: p. 111). Het onderzoek 31

32 A.A. Ens dat onderzoek- en adviesbureau Sportscan uit heeft laten voeren in opdracht van de KNVvL ondersteunt deze stelling; Nederlandse sportparachutisten hebben veelal een hogere opleiding genoten en beschikken over een hoog bruto inkomen (Sportscan, 2002: p. 19). Klausner stelt zelfs dat er maar weinig laagopgeleiden zijn die deelnemen aan sportparachutespringen omdat zij, in tegenstelling tot hoogopgeleiden, vanuit hun beroep niet gestimuleerd worden om risico s te nemen (Klausner, 1980: p. 383). Ontsnapping uit de stress Aan de andere kant van de medaille wordt gesteld dat mensen optimaal functioneren in omgevingen die gelijkenis vertonen met de natuurlijke, relatief simpele omgeving waarin de mens geëvolueerd is. De natuurlijke omgeving waarin veel extreme sporten zich afspelen biedt derhalve een ontsnapping uit de complexe, chaotische situaties en stimulans die het moderne leven met zich mee brengt en is waardevol omdat ze het gevoel van controle, competentie en waardering terug brengt (Cogan & Brown, 1999: p. 514). Lyng voegt hieraan toe dat in de moderne maatschappij veel mensen zich zowel fysiek als mentaal bedreigd voelen door krachten die buiten hun controle liggen (zoals klimaatverandering, politieke en financiële instabiliteit). De menselijke drang om te overleven wordt hierdoor problematisch omdat de kans om te overleven bepaald wordt door krachten waarop het individu betrekkelijk weinig invloed heeft. Extreme sporters ervaren in hun sport echter een directe link tussen hun overlevingscapaciteiten en de uitkomst van een gevaarlijke situatie (Lyng, 1990: p. 371). Op het eerste gezicht lijkt een sprong uit een vliegtuig gelijk te staan aan het afstaan van totale controle. Gesteld wordt echter dat door deze paradoxale zet een individu juist de controle over zijn toekomst in eigen handen neemt; eenmaal uit het vliegtuig is er een overzichtelijk aantal mogelijke manieren waarop de sprong kan verlopen en heeft het individu als enige direct invloed op de uitkomst. Lyng stelt echter wel dat het hierbij om een illusie van totale controle gaat omdat extreme sporten zich in situaties afspelen die niet altijd volledig te controleren zijn door het individu. Het tot een goed einde brengen van een gevaarlijke situatie geeft echter een groot gevoel van voldoening, zoals Lange stelt: Most social scientists agree that there is a motivation to master one s environment, and a complete mastery would include the ability to beat the odds, that is, to control chance events. The more difficult a problem is, the more competent one feels in being able to solve it. The greatest satisfaction or feeling of competence would therefore result from being able to control the seemingly uncontrollable (Lange, 1975: p. 323). Een Duitse sportparachutist verwoordt dit gevoel als volgt: Ich erfahre die Macht, sichtbar groβe Gefahren durch mein Können zu meistern (Opaschowski, 2005: p. 879). De overzichtelijke omgeving van sportparachutespringen en de mate van controle die zij haar beoefenaars geeft verschillen derhalve dermate van de stressvolle, complexe omgeving van de dagelijkse realiteit dat de sport op die manier een manier van ontspanning en ontsnapping biedt. Kritiek op de these dat de huidige maatschappij stressvol en complex geworden is komt van wetenschappers die stellen dat de moderne Westerse samenleving veel (sociale) vangnetten kent. Doordat de maatschappij zich ontwikkeld heeft aan de hand van veiligheid en risicomijdend gedrag is zij veel veiliger dan samenlevingen ooit waren (Simon, 2002: p. 184). In een welvaartsstaat wordt de overlevingsdrang van individuen geen moment aangesproken en kan zij derhalve ook niet buitenspel gezet worden. Identiteit en gemeenschap Celsi et al. stellen dat extreme sporten tevens een duidelijk afgebakende kans bieden om een nieuwe identiteit te construeren. In het dagelijks leven kan het moeilijk zijn om van een sociale status, identiteit of stigma af te komen. In gemeenschappen van extreme sporten doet wie je bent of wat je doet in de buitenwereld echter nauwelijks ter zake. De wereld van risicosporten kent zijn eigen onderscheidingen, vaak concreet gedefinieerd en met richtlijnen hoe toegang verkregen kan worden. Status is te behalen door inzet en participatie. In het geval van sportparachutespringen wordt men door langdurige actieve participatie gezien als skydiver, in een maatschappij die verder draait om verdienste. De belofte van een nieuwe, grotendeels maakbare identiteit is in de ogen van Celsi et al. derhalve een krachtige motivator om extreme sporten te beoefenen (Celsi et al., 1993: p. 11). Het eindresultaat wordt in wetenschappelijke literatuur communitas genoemd, een gevoel van gemeenschap dat typische sociale normen en conventies overstijgt zodra leden van een groep een gemeenschappelijke ervaring delen die allen beschouwen als bijzonder of zelfs heilig (Celsi et al., 1993: p. 12). Gesteld wordt dat voor het begrijpen van subculturen binnen extreme sporten het belangrijk is om deze gemeenschappelijke activiteit te begrijpen omdat de ongeschreven regels en gedragscodes die eruit voortvloeien het verschil tussen in- en uitsluiting betekenen (Butts, 2001). Zo zou een sportparachutist die zich 32

33 De sensatie voorbij in de lucht herhaaldelijk niet houdt aan gedragscodes en daarmee de sprong van een ander verpest of zelfs in gevaar brengt uit de gemeenschap verstoten worden. Wheaton stelt het volgende over competitie in subculturen van extreme sporten: [They] show high commitment in time and/or money and a style of life that develops around the activity. They have a hedonistic and individualistic ideology that promotes commitment, but often denounces regulation and institutionalization, and tend to be critical of, or ambivalent to, commercialism and formal man-on-man style competition. They emphasise the aesthetic realm in which one blends with one s environment. Some practitioners refer to their activities as art (Wagg, Brick, Wheaton & Caudwell, 2009: p. 71). Deze warsheid van competitie en kinesthetische kant van extreme sport wordt ook door andere wetenschappers omschreven, die stellen dat de esthetische schoonheid van goed uitgevoerde manoeuvres het hoofddoel is voor beoefenaars (Slanger & Rudestam, 1997: p. 371). Lipscombe stelt echter dat sportparachutisten wel deelnemen aan competitie en dat men dit deels doet vanuit externe stimuli op het gebied van sociale interactie met andere sportparachutisten. Competitie geeft beoefenaars een kans om hun zelfbeeld en status binnen de groep te verhogen (Lipscombe, 2009: p. 282). Celsi et al. stellen ook dat imago een belangrijke motivator is om deel te nemen aan competitie: Perceived competence is a critical factor in social status (Celsi et al., 1993: p. 7). Daarbij wordt met verhoogd meesterschap ook de standaard aan de hand waarvan een oordeel over competenties geveld wordt verhoogd (Celsi et al., 1993: p. 11). Het ontwikkelen van de eigen vaardigheden krijgt op deze manier een element waarmee status in de gemeenschap verdiend kan worden: high-risk performers become concerned with their skill development and the perceptions others have of their skill. They learn quickly that inclusion on the most desirable dives comes with perceived competence. * + Skydivers of middle experience also express an increasing interest in mastering skydiving. (Celsi et al., 1993: p. 10) Bij wedstrijden is echter niet zozeer het winnende team als wel het gehele platform om de progressie van alle beoefenaars tentoon te spreiden belangrijk. Daarnaast zouden teams in competities binnen extreme sporten elkaar ondersteunen in plaats van naar het leven staan, zoals bij traditionele sporten vaak het geval zou zijn (Coates, Clayton & Humberstone, 2010: p. 1086). Vanuit dit perspectief is competitie een bekrachtiging van het gevoel van communitas, doordat beoefenaars de gemeenschappelijke ervaring samen en tegelijkertijd tot uitdrukking brengen. Een citaat van Japans schrijver en triatleet Haruki Murakami uit zijn boek Waar ik over praat als ik over hardlopen praat is een mooie illustratie van de wijze waarop competitie een bekrachtiging van communitas kan zijn in sport: Ik ben niet erg goed in sociale omgang, maar met triatleten kan ik makkelijk en ongedwongen praten. Wij vormen in deze samenleving een soort speciaal ras. Denk er maar eens over na. Bijna alle triatleten hebben een baan en een gezin, en daarbovenop zijn ze verplicht zich vrijwel dagelijks bezig te houden met zwem-, fietsen hardlooptrainingen behoorlijk zware trainingen op de koop toe. Dat vergt uiteraard tijd en energie. Geen enkel mens met gezond verstand kan zoiets een normaal leven noemen. Je kunt ze niet volledig ongelijk geven als ze je een rare snuiter of een excentriekeling vinden. Solidariteit klinkt misschien te hoogdravend, maar het creëert toch iets van een warme gemeenschappelijke band tussen ons, als een vage, lichte nevel die in de late lente een bergtop omsluiert. Natuurlijk, het gaat om een wedstrijd en dus is er ontegenzeggelijk een competitief element, maar voor de doorsneetriatleet betekent deelname aan die wedstrijd niet zozeer het bekampen van elkaar als wel de uitvoering van een ritueel dat de staat van die gemeenschappelijke band met andere woorden de vorm en de kleurschakering van die nevel bekrachtigt. (Murakami, 2007: p. 189) Hoewel door leden van subculturen in extreme sporten vaak wordt gesteld dat de gemeenschappen waar zij deel van uitmaken egalitaire gemeenschappen zijn blijken er ondanks deze vermeende egaliteit toch traditionele rolpatronen te bestaan. Met name genderrollen blijken net als in het dagelijks leven van invloed te zijn. Gesteld wordt dat extreme sport een masculiene omgeving is, die weliswaar open staat voor deelname van vrouwen maar die veel verborgen waardeoordelen herbergt. Zo wordt gesteld dat deelname van vrouwen aan risicosporten vanuit de maatschappij bekritiseerd wordt vanuit het maatschappelijke discours dat vrouwen beschermd dienen te worden, in plaats van ze aan risico s bloot te stellen (Laurendeau, 2010: p. 440). Omdat risicoperceptie binnen extreme sporten verschilt van risicoperceptie in de maatschappij worden vrouwen door beoefenaars van extreme sporten niet op basis van deze paternalistische discours uitgesloten. Wel worden veel 33

34 A.A. Ens chauvinistische waardeoordelen gegeven; zo zouden vrouwen in de ogen van mannen slechter presteren in extreme sport en met name een seksuele rol vervullen (Laurendeau & Adams, 2004: p. 414; Cazevane, Scanff & Michel, 2008: p. 854). Gesignaleerd wordt dat in sportparachutespringen ook positieve discriminatie plaatsvindt: zo zou het voor vrouwen makkelijker zijn om (gratis) coaching te krijgen. Tevens zouden vrouwen in sportparachutespringen gemiddeld ouder zijn dan vrouwen in sporten als snowboarden of surfen, waardoor ze gevoeliger zijn voor en meer ervaring hebben met het omgaan met (verborgen) gender discriminatie (Laurendeau, 2008: p. 43; Laurendeau, 2000). Tot slot wordt gesteld dat beoefenaars van extreme sporten richting de buitenwereld een zekere identiteit ontlenen aan het beoefenen van hun sport en zich tegelijkertijd superieur voelen aan niet-beoefenaars. Zo wordt gesteld dat risicosporten een aantrekkingskracht hebben juist omdat het grote publiek ze ziet als afwijkend of krankzinnig en beoefenaars gezien worden als people [who] are stone crazy (Bane, 1966: p. 23). Hierdoor ontlenen beoefenaars van extreme sporten een zekere status aan het beoefenen van de activiteit richting de buitenwereld (Simon, 2002: p. 184). Dezelfde beoefenaars zien mensen die hen veroordelen dan weer in een negatief licht. In the world of skydiving, being a jumper sets one apart from the rest of humanity that population condecendingly referred to by skydivers as whuffoes (Lyng & Snow, 1986: p. 163). De Amerikaanse term whuffo is hierbij een afgeleide van de vraag die veel sportparachutisten kregen van mensen die niet begrepen waarom ze de sport beoefenden: Whuffo you jump out of them airplanes for? Afsluitend stellen sommige wetenschappers dat de gemeenschap van sportparachutisten van invloed is op de risicoperceptie van de individuen binnen deze gemeenschap. Gesteld wordt namelijk dat risico en risicoperceptie geen etische begrippen zijn, wat wil zeggen dat ze vastgesteld zouden kunnen worden door een objectieve en cultureel neutrale observant, maar dat het emische begrippen zijn, die subjectief zijn en een sterke band hebben met de cultuur waarin ze geproduceerd worden (Fletcher, 2004: p. 40). Op deze manier zou de risicoperceptie van sportparachutisten beïnvloed worden door de cultuur waarin ze zich bevinden (Fiore, 2003; Westman, 2009). Theater Verschillende wetenschappers verklaren extreme sporten door te stellen dat de beoefening ervan sporters een mogelijkheid biedt om de door hun cultuur gewaardeerde verhaallijnen uit te spelen. Celsi et al. stellen dat de beoefening van risicosporten op macroniveau te verklaren is door ze te zien als een uiting van het Griekse theater, waarbij de protagonist tegenover de antagonist staat en in een gestructureerde context door periodes van spanningsopbouw komt tot catharsis (Celsi et al., 1993: p. 3). De scripts in het theater van extreme sporten kunnen daarmee uitingen zijn van een model van mannelijkheid (Young, 1993: p. 374), de rol van held of god (Jonas, 1999: p. 1), de triomf over obstakels en angst in het nastreven van een hoger doel, of het ondernemen van een pelgrimstocht of toegangsritueel om tot communitas in een nieuwe gemeenschap te komen (Arnould & Price, 1993: p. 27). Ook bieden extreme sporten een voor de maatschappij fascinerend narratief van verlies en opoffering in een samenleving die gericht is op risicovermijding en veiligheid (Simon, 2002: p. 184). Hierbij stellen Lyng en Snow wel dat de betekenis die aan extreme sporten gegeven wordt tijd- en plaatsgebonden is. In hun 5-jarige onderzoek naar de participatiemotieven van sportparachutisten kwamen ze tot de conclusie dat de betekenis die aan de sport gegeven werd veranderde naar mate de maatschappij om de sport heen veranderde, oude lichtingen beoefenaars vertrokken en nieuwe lichtingen arriveerden (Lyng & Snow, 1986: p. 176). Zo was er ten tijde van het onderzoek van Lyng en Snow een scheiding tussen beoefenaars van de disciplines Freefall Style en Relative Work (Formation Skydiving) (Lyng & Snow, 1986: p. 167). Waar de eerste groep zeer competitiegericht sprong, was de tweede groep daar volstrekt niet mee bezig. Vandaag de dag is Formation Skydiving echter de grootste competitieve discipline. Deze visie op veranderende betekenis correspondeert met Weicks theorie van betekenisgeving, waarbij betekenissen continu kunnen veranderen en omgevingsafhankelijk zijn. Samenvattend zien sociaal-culturele wetenschappen extreme sporten zowel als manier om te ontsnappen aan de dagelijkse sleur en het ontbreken van spanning als om te ontsnappen aan de stress van een complexe maatschappij. Daarnaast bieden extreme sporten hun beoefenaars een mogelijkheid om de stigma s die ze in het dagelijks leven ervaren achter zich te laten en door middel van hun eigen inzet een nieuwe identiteit te construeren. Hierbij wordt wel opgemerkt dat bepaalde kenmerken, zoals sekseverschillen, een rol blijven 34

35 De sensatie voorbij spelen. Vervolgens ontlenen beoefenaars van extreme sporten in het dagelijks leven een zekere status aan hun nieuwe identiteit. Tot slot wordt gesteld dat extreme sport een manier is om culturele scripts en narratieven uit te spelen, welke tijd- en plaatsgebonden zijn EEN SOCIAAL-ECONOMISCH PERSPECTIEF OP DE MARKETING VAN EXTREME SPORT De tot nu toe benoemde wetenschappelijke discoursen bieden een perspectief vanuit de actor en een blik op de invloed van structuur op betekenisgeving van de actor, respectievelijk het micro en macro niveau. Buiten beeld is tot nu toe het perspectief van de organisaties die zich bezighouden met extreme sporten, het meso niveau. Omdat dit onderzoek zich in de eerste plaats richt op de actoren maar daarnaast ook ingaat op de manier waarop deze geïnstitutionaliseerd zijn zal kort ingegaan worden op een term die in de inleiding door de Wit geïntroduceerd is: de beleveniseconomie. Pine en Gilmore situeren de beleveniseconomie als de vierde fase in de ontwikkeling van een economie, na de grondstoffeneconomie, goedereneconomie en dienstverleningseconomie. Bij de beleveniseconomie draait het om het investeren in gedenkwaardige, persoonlijke ervaringen die de koper op een emotioneel, fysiek, intellectueel of zelfs spiritueel niveau aanspreken en bij blijven (Pine & Gilmore, 1999). Belevenissen worden door Pine en Gilmore opgedeeld in vier domeinen; amusement, leren, esthetiek en ontsnapping. Deze domeinen worden gesplitst door twee assen waar absorptie tegenover onderdompeling en passieve deelname tegenover actieve deelname staan. Bij extreme sporten is sprake van actieve deelname (het persoonlijk invloed uitoefenen op de belevenis) en onderdompeling (het fysiek deel van de belevenis uitmaken). Deze combinatie zorgt er volgens Pine en Gilmore voor dat bij extreme sporten in eerste instantie sprake is van een ontsnapping aan de werkelijkheid (Pine & Gilmore, 2005: p. 52). De rijkste belevenissen omvatten echter aspecten van alle vier de domeinen en organisaties moeten dus ook nadenken over de manier waarop zij de belevenis die ze bieden zo rijk mogelijk kunnen maken. Belevenissen zijn daarnaast niet het eindstation van de ontwikkeling van economisch aanbod. Pine en Gilmore stellen namelijk dat in de beleveniseconomie belevenissen uiteindelijk gecommodificeerd worden. Op het moment dat iemand een belevenis voor de tweede keer ervaart zal deze minder indruk maken dan de eerste keer. De derde keer zal minder indruk maken dan de tweede keer. En zo verder, totdat men in het geheel niet meer geraakt wordt door de belevenis en op zoek gaat naar iets nieuws. Been there, done that (Pine & Gilmore, 1999: p. 165). Het is daarom belangrijk om ervoor te zorgen dat belevenissen veranderlijk zijn en zo mogelijk zelfs de klant blijven verrassen (Piët, 2003). Samenvattend is het voor organisaties die zich bezig houden met het organiseren van extreme sporten belangrijk om zowel te bedenken op welke wijze de sport als belevenis appelleert aan klanten die voor de eerste keer komen proeven als hoe zij veranderlijk en interessant blijft voor beoefenaars die langdurig participeren. 3.3 POSITIONERING VAN WETENSCHAPPELIJKE DISCOURSEN Als de verschillende discoursen uit de psychologische en sociaal-culturele hoek in ogenschouw genomen worden vallen twee dingen op. Ten eerste dat, enkele uitzonderingen daargelaten, vanuit een top-down perspectief over sportparachutisten geschreven wordt. Ten tweede dat zonder uitzondering geschreven wordt vanuit het idee dat sportparachutespringen een activiteit is die afwijkt van de norm, waardoor men op zoek is naar een verklaring waarom mensen ervoor kiezen om haar te beoefenen. Het feit dat de sport vrij onproblematisch als deviant benaderd wordt is echter niet per definitie zonder gevolgen, zoals ook uit het Thomas-theorema blijkt (Thomas, 1928). Door het behandelen van extreme sporten als deviant zorgt men ervoor dat er een algemene discours ontstaat waarin beoefenaars als deviant gezien worden. Deze discours kan er vervolgens voor zorgen dat alleen individuen die zichzelf identificeren met deviant gedrag aangetrokken worden tot de sport. De stelling dat extreme sporters afwijken van de norm wordt daarmee een self-fulfilling prophecy. Sportparachutespringen, en extreme sport in het algemeen, verdient echter een kritische blik om te bepalen of de betekenissen die haar beoefenaars geven aan de sport in hun essentie daadwerkelijk zoveel verschillen van de betekenissen die aan traditionele sporten gegeven worden. 35

36 A.A. Ens De discoursen die verzameld zijn kunnen aan de hand van het theoretisch kader, het proces van betekenisconstructie van Weick (1995) en de discourscoalities van Hajer (1995), gebruikt worden in de analyse van de empirische data. Ten eerste is met het schetsen van de wetenschappelijke discoursen tevens het dominante discours vastgesteld. Vanuit de psychologie is de belangrijkste theorie voor dit onderzoek die over het beleven van flow en piekervaringen in extreme sporten (Celsi et al., 1993; Csikszentmihalyi & Rochberg- Halton, 1981; Lyng, 1990). Uit de sociaal-culturele wetenschappen zullen de ideeën over ontsnapping uit sleur (Dunning & Elias, 1986) versus ontsnapping uit stress (Cogan & Brown, 1999) en de wijze waarop extreme sporters tot communitas komen (Celsi et al., 1993) gebruikt worden. Tot slot zal in de analyse de wijze waarop de beleveniseconomie (Pine & Gilmore, 1999) een rol kan spelen behandeld worden. De betekenissen die uit de empirische data naar voren komen zullen naast deze theorieën gelegd worden, om vast te stellen waar zij corresponderen aan het discours zoals dat zichtbaar is in wetenschappelijke literatuur, waar zij verschillen van deze discours en waar betekenissen naar voren komen die niet zichtbaar zijn in het wetenschappelijke discours. Ten tweede zullen de individuele betekenissen die naar voren komen bij de respondenten bevraagd worden, om aan de hand van het proces van betekenisconstructie van Weick (1995) vast te stellen hoe zij tot stand gekomen zijn. De consensus die aangetroffen wordt binnen deze betekenissen kan gezien worden als het dominante discours binnen de gemeenschap van sportparachutisten, waarbij vanuit het interpretatieve kader ook aandacht geschonken zal worden aan afwijkende betekenissen. 36

37 De sensatie voorbij 4 RESULTATEN De resultaten zijn gesorteerd op basis van de belangrijkste thema s die uit de interviews naar voren zijn gekomen. Hierbij zal een link gelegd worden met traditionele sporten om te verkennen welke verschillen en overeenkomsten er te signaleren zijn. 4.1 ENTRY EN EXIT IN DE SPORT Entry Geïnterviewden geven met name aan dat zij de sport zijn gaan beoefenen omdat ze wilden weten hoe het zou zijn om uit een vliegtuig te springen en hoe zij daarop zouden reageren. Een aantal wilde ook tegenover zichzelf of tegenover anderen bewijzen dat ze het zouden kunnen. Sommigen kwamen in aanraking met de sport doordat ze het ergens zagen gebeuren, doordat ze over parachutespringen lazen in oorlogsliteratuur of doordat vrienden of familie hen erop wezen. Voor anderen was familie juist een belemmerende factor, omdat deze liever niet had dat ze de sport gingen beoefenen vanwege de vermeende risico s. Slechts weinig sportparachutisten waren zich voor hun opleiding bewust van het feit dat wedstrijdsport mogelijk was binnen het sportparachutespringen. Dit was meestal iets waar men in de opleiding of na de opleiding mee in aanraking kwam. Gesteld kan worden dat beoefenaars met name in de sport zijn beland omdat ze veel verwachtingen hadden van de ervaring van het springen uit een vliegtuig. De zoektocht naar nieuwe ervaringen speelt minder bij toetreding tot traditionele sporten, waar motieven als gezondheid en een sociale context een grotere rol spelen. De zoektocht naar ervaringen zal met name een rol spelen bij actiesporten. Exit Een aantal geïnterviewden zijn van mening dat mensen uit hun omgeving gestopt zijn met de sport omdat ze geen uitdagingen meer hadden. Zelf geven geïnterviewden zonder uitzondering aan dat ze zichzelf niet op korte termijn zien stoppen met springen. Wel geeft het merendeel aan dat ze het niet onmogelijk achten dat ze op een gegeven moment stoppen met de sport. Als gevraagd wordt naar de reden waarom men verwacht te stoppen worden met name gezondheidsredenen genoemd, zodra het lichaam het springen niet meer toe zou laten ziet men zich gedwongen te stoppen. Een oudere sportparachutist geeft echter aan dat juist parachutespringen een sport is waarbij beoefenaars lang goed blijven: Je kunt als je 70 bent springen, de belasting is helemaal niet zo gek groot. Dus wij kunnen echt een leven lang interessant sporten. Terwijl je, als je atletiek doet en je bent 70, nou ja dan ga je niet zo hard meer hoor. Dan strompel je over die baan heen en dan is er niks meer aan. Veel geïnterviewden geven ook aan dat ze denken te stoppen als ze het plezier in de sport verliezen, bijvoorbeeld als ze geen uitdagingen meer hebben. Ook verwachten sommige sportparachutisten dat veranderingen in hun gezinssituatie er uiteindelijk voor zullen zorgen dat ze geen tijd meer hebben voor de sport. Voor een aantal respondenten die zichzelf als topsporter zien is het moment dat ze over hun top heen zullen zijn en niet meer de prestaties kunnen leveren die ze gewend zijn het moment waarop ze aangeven te willen stoppen met de sport. Een belangrijk moment waarop een aantal geïnterviewden dat het meegemaakt heeft overwogen heeft om te stoppen met springen was het moment waarop ze een vriend verloren aan een ongeluk. Op dat moment kreeg men het idee dat als iets dergelijks met iemand kon gebeuren die dichtbij stond en waarvan ze wisten hoe verantwoord diegene met de sport om ging, zij zelf ook het risico liepen in een dergelijk ongeluk terecht te komen. In een recent ongeluk waar een aantal respondenten aan refereerden werd achteraf door de politie vastgesteld dat het om zelfdoding ging. Hoewel voor veel geïnterviewden het sportparachutespringen nog lange tijd een emotionele lading had werd de twijfel om te stoppen daarmee voor een groot deel weggenomen, met name omdat de angst dat het om iets ging wat henzelf kon overkomen daarmee gesust werd. In een ander geval zorgde een dodelijk ongeluk ervoor dat een geïnterviewde besloot om zich te richten op het ontwikkelen van vaardigheden die herhaling van een dergelijk ongeluk zouden voorkomen. 37

38 A.A. Ens Samenvattend verwachten sportparachutisten te stoppen met springen als ze daar door hun gezondheid toe gedwongen worden of als andere elementen in hun omgeving meer tijd en geld gaan kosten, waarbij voor topsporters het in staat zijn om dezelfde prestatie te blijven leveren ook een belangrijke rol speelt. Binnen traditionele sporten is het ook vaak zo dat beoefenaars met de sport stoppen als hun gezondheid het niet meer toelaat of als ze er geen tijd meer voor vrij kunnen of willen maken. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat sportparachutespringen meer tijd kost dan de meeste traditionele sporten, waardoor de sport eerder teveel tijd gaat kosten dan sporten die maar twee á drie uur per week kosten. Twijfel over het voortzetten van sportbeoefening door het meemaken van een dodelijk ongeval is iets wat vrij uniek is voor extreme sporten. Dodelijke ongevallen problematiseren het gevoel van veiligheid en controle dat beoefenaars hebben en geven een omgeving die normaal gesproken geassocieerd wordt met plezier en een ontsnapping aan stress een emotionele en stressvolle lading. 4.2 INVLOED VAN SOCIALE CONTEXT OP DE SPORTBELEVING Veel geïnterviewden geven aan dat de kameraadschap die ze met medespringers ervaren erg belangrijk voor ze is binnen de sport. Als belangrijk kenmerk van deze kameraadschap wordt de wijze waarop binnen de springgemeenschap alle statusverschillen die buiten de gemeenschap bestaan uitgevlakt worden genoemd. Een geïnterviewde vertelt over zijn club: Allemaal types waar je normaal gezien geen klik of raakvlak mee hebt, maar dat heb je door het springen wel. En dan maakt het niet uit of je een boer bent en amper gewoon ABN kan praten of dat je één of andere bankdirecteur bent die normaal zo n pak aan heeft. Dat maakt niet uit in het springen. Iedereen springt en dat is waar het om gaat. Dus er is een bepaalde gelijkheid die ik in die cultuur zie. Ook hebben veel geïnterviewden het gevoel alsof bij sportparachutespringen sprake is van een zeer diepgaande connectie. Zelfs al zien sommige sportparachutisten elkaar alleen s zomers in de weekenden. Een inmiddels zeer ervaren sportparachutist beschrijft hoe hij dat tijdens zijn opleiding ervoer: I just love the camaraderie, the friendship amongst the fellow jumpers. When I started I was a young schoolkid, I started at the age of just under 16. Let s say 16 legally. And I was being taught by doctors and farmers and people that were, you know, from all different classes. And they looked after me almost like a son. You know, it was really amazing for me. It was great. Tegelijkertijd geven geïnterviewden die hun opleiding gevolgd hebben op één van de grote centra of bij een vereniging in het buitenland ook aan dat het lastig kan zijn om na de opleiding aansluiting te vinden op een centrum. Zij hebben de ervaring dat ze na het behalen van hun brevet, waarmee ze zelfstandig mochten springen, in een zwart gat vielen. De instructeurs die hen opgeleid hadden richtten zich op nieuwe leerlingen en er was niemand om ze te vertellen wat ze moesten of konden doen binnen de sport, of met wie ze dat konden doen. Op dat moment kwam het op eigen initiatief aan, iets wat door een aantal als onprettig werd ervaren omdat ze het gevoel hadden dat het moeilijk was om toegang te krijgen tot de gevestigde orde van de club. Clubcultuur wordt hierbij gezien als een belangrijke factor om ergens aansluiting te vinden. Een aantal sportparachutisten geeft aan dat ze aan de club waar ze begonnen zijn uiteindelijk geen goed gevoel over hielden, waardoor ze tegenwoordig bij een andere club springen. Een respondent over een groot commercieel centrum: Ja, het is heel zwart-wit, maar elke man die er binnen komt wordt beoordeeld op mogelijke concurrentie en elke vrouw die binnen komt wordt beoordeeld op mogelijke potentie. Ja. Kunnen we daar overheen of niet. Zo n cultuur. Heel veel kliekjes. Samenvattend is de sociale omgeving die sportparachutespringen biedt een belangrijke factor om beoefenaars betrokken te houden bij de sport. Hierbij is de sfeer die op een club heerst en de mate waarin een individu zich prettig voelt in de structuur die deze sfeer schept bepalend voor de waardering van de sociale omgeving. 38

39 De sensatie voorbij Binnen traditionele sport kan ook gesteld worden dat de sociale context die sport biedt één van de redenen is waarom zij beoefend wordt, waarbij clubsfeer (en clubliefde) een grote rol spelen. In de ogen van respondenten is het verschil met traditionele sporten echter dat bij sportparachutespringen de achtergrond die een individu heeft buiten het springen niet meetelt binnen het springen, terwijl bij traditionele sport statusverschillen van buiten de sport een veel grotere rol spelen. Machtsrelaties in het sportparachutespringen zijn derhalve niet gebaseerd op statusverschillen buiten de sport maar op participatie in de sport. Op het gebied van wedstrijdsport stelt een aantal geïnterviewden dat het springen van een wedstrijd een manier is om alle sportparachutisten die zich met dezelfde discipline bezighouden op andere dropzones weer te zien. Zo wordt een wedstrijd als de Tomscat Trophy met name omschreven als een gezellige bijeenkomst van alle formatiespringers, waarbij meetelt dat de wedstrijd vrij vroeg in het seizoen gehouden wordt en het dus ook de eerste wedstrijd is waar men elkaar na de winterstop weer treft. De gezelligheid die men associeert met een wedstrijd is voor veel sportparachutisten een belangrijke factor bij het bepalen van de wedstrijden waar men wel en niet heen gaat. Binnen sommige verenigingen is deze sociale factor van wedstrijden zelfs geformaliseerd, zo kent POPS bij internationale wedstrijden een prijs voor de deelnemer die het sociaalst is geweest en met de meeste andere deelnemers gesproken heeft. Daarnaast ziet een aantal geïnterviewden wedstrijden ook als een kleine vakantie. Door deze betekenis van wedstrijden gaat de locatie waar de wedstrijd gehouden wordt een rol spelen. Zo geven een aantal geïnterviewden aan dat het houden van de NKP op Texel ervoor zorgt dat de beleving van de wedstrijd intenser is omdat er in hogere mate sprake zou zijn van een vakantiegevoel. Ook zouden minder deelnemers na het maken van hun sprongen direct naar huis vertrekken, waardoor het langer gezellig blijft. Internationaal gezien speelt de locatie waar een WK georganiseerd wordt ook een rol bij de deelnemersaantallen. Een lid van de sportcommissie schat dat de keuze om de volgende WK boven het palm eiland in Dubai te organiseren ervoor gezorgd heeft dat de deelnemersaantallen hoger dan gebruikelijk uit zullen vallen: Omdat het een goedkope wedstrijd is en omdat het een fantastische ambiance is natuurlijk. Een dergelijke nadruk op het sociale aspect van wedstrijden is echter zichtbaar bij meerdere sporten die met name als amateursport beoefend worden en is niet voorbehouden aan sportparachutespringen of extreme sporten. 4.3 ONTSPANNING EN ONTSNAPPING AAN DE DAGELIJKSE REALITEIT Veel sportparachutisten geven aan dat ze na een dag springen een enorm ontspannen gevoel ervaren. Een geïnterviewde: Het doet meer met mij dan dat je mij door een chiropractor uit elkaar laat trekken. Ik ben helemaal weer at ease als ik een dagje gesprongen heb. En dat is een gevoel van kalmte dat ik niet snel ergens anders bereik. Andere respondenten omschrijven het gevoel ook wel als een rozig gevoel of een ervaring gelijk aan het gevoel wat ze voelen na afloop van seks. Sommigen omschrijven hoe ze zich vrijdag na het einde van een werkweek erg gestresst en uitgeput kunnen voelen, maar dat ze maandag na een weekend gesprongen te hebben weer helemaal uitgerust en ontspannen zijn. Een aantal geïnterviewden ziet het zelfs als een belangrijke manier om hun geestelijke gezondheid op peil te houden, doordat het fungeert als een uitlaatklep. Een geïnterviewde: En ja.. als ik een tijd lang niet gesprongen heb dan word ik heel chagrijnig. Omdat ik toch niet alles kwijt kan wat je met andere hobby s probeert kwijt te raken. Het feit dat de sport een dergelijke uitlaatklep biedt betekent ook dat ze een belangrijke plaats in gaat nemen in het leven van veel beoefenaars. Veel respondenten omschrijven het dan ook als een passie. Een geïnterviewde: 39

40 A.A. Ens Springen betekent echt heel veel voor me. Als ik een tijdje niet spring dan.. zit ik niet lekker in m n vel en gaat het ten koste van mijn humeur. Dat betekent echt.. ja.. heel veel voor me. Bijna wel zoveel als bijvoorbeeld je vriendin. Het gevoel van ontsnapping komt met name voort uit het feit dat men tijdens het springen mentaal volledig bezet is door datgene waar men mee bezig is. Veel geïnterviewden geven aan dat ze tijdens het parachutespringen alle zorgen die ze ervaren in hun werk en relatie compleet vergeten. Een geïnterviewde over de manier waarop hij dit in trainingen met zijn team ervaart: Je bent er gewoon mee bezig, je bent echt met dat springen bezig, je vergeet alles om je heen. Daarom is het ook wel heel ontspannend voor me om te doen. Je hoofd is helemaal leeg, behalve dat. Je hebt helemaal geen stress aan je hoofd. Een enkeling geeft wel aan dat op het moment dat de zorgen te groot worden, bijvoorbeeld op het moment dat een dierbare overlijdt of men te maken heeft met een zware burn-out, ook parachutespringen geen ontsnapping meer biedt. Een beoefenaar van de discipline Canopy Piloting (aangeduid met swoopen) geeft zelfs aan in deze periode minder gesprongen te hebben dan hij zou willen omdat hij het gevoel had dat dit minder veilig was: Ik zat gewoon niet lekker in m n vel, lichamelijk niet maar vooral mentaal niet. En mentaal moet je sterk zijn. Swoopen is niet alleen fysiek, fysiek helpt, maar mentaal moet je echt wel honderd procent bij je kop zijn. Sommige sportparachutisten geven ook aan dat de sport een manier is om te ontsnappen aan de sleur van het dagelijks leven. Een geïnterviewde over hoe hij de sport op deze manier als ontsnapping ervaart: [Het] is gewoon belangrijk om een stuk afleiding te hebben. En voor mij is het springen een stuk afleiding als het ware. Van de dagelijkse sleur, van je werk, het is een leuke bezigheidstherapie in het weekend. Op deze manier wordt het sportparachutespringen een manier om in het weekend de sleur die tijdens de werkweek heerst te doorbreken. Een aantal sportparachutisten ervaart het leven doordeweeks als een leven waarin weinig gebeurt en waarin ze veel routine ervaren. Ik leef mij vooral uit in het weekend, met springen. Dat is toch waar ik de hele week een beetje naar uit zit te kijken. En doordeweeks ben ik met mijn werk toch wel altijd een beetje met dezelfde mensen bezig. Dezelfde dingen aan het doen. Samenvattend geeft sportparachutespringen haar beoefenaars een kalmerend gevoel, onder andere door de mate waarin men door de ervaring geabsorbeerd wordt. Dit kalmerende gevoel wordt als positief ervaren omdat het een tegenwicht biedt aan het dagelijks leven, met haar stress en haar sleur. Van enkele traditionele sporten, zoals bijvoorbeeld hardlopen, wordt ook vaak gesteld dat ze een ontsnapping bieden aan de dagelijks beslommeringen. Het is echter denkbaar dat deze minder diep gaat dan bij sportparachutespringen, daar in het laatste geval sprake is van een grotere verandering van omgeving, een hogere intensiteit van emotie en een langere duur van de ervaring (gesteld dat men doorgaans een hele dag aan het dagelijks leven onttrokken wordt door het maken van enkele sprongen). Een respondent benadrukt dit gevoel van ontsnapping en vrijheid en betrekt het ook op de sociale context van de sport: De vrijheid in de lucht, de vrije gesprekken op de grond, je even niet aan dat vaste stramien van werken vast te houden (ook al ben ik gek op werken), vrij van vooroordelen. Overigens is het niet zo dat dit gevoel van ontsnapping aan de dagelijkse realiteit alleen ervaren wordt in sportparachutespringen. Verschillende actiesporten als skiën en kitesurfen worden ook veelvuldig genoemd als manieren om (in mindere mate) hetzelfde gevoel te ervaren. Daarnaast zijn er ook beoefenaars die op lange trektochten met de motor of bij het op de bonne foi op reis gaan dezelfde vrijheid ervaren die ze bij het maken van een parachutesprong voelen. Tot slot zijn er ook beoefenaars die het gevoel van opwinding dat ze met 40

41 De sensatie voorbij sportparachutespringen ervaren vergelijken met activiteiten die doorgaans niet met extreme sporten geassocieerd worden: Ja, ik vind dingen toch wel.. veel dingen vind ik niet echt opwindend. En daarom lees ik graag. Dat vind ik eigenlijk het meest opwindende wat er is. Want uiteindelijk gebeurt het allemaal tussen je oren. Dus vind ik lezen onwijs spannend. Kennis is ook heel spannend. 4.4 BETEKENISSEN VAN BUITENSTAANDERS Hoewel sportparachutisten het sportparachutespringen als een unieke activiteit zien zijn ze tegelijkertijd in staat om deze te relateren aan andere sporten en bezigheden. Hiermee wordt de sport in een kader van hobby s geplaatst. Bij gesprekken met niet-beoefenaars ervaren sportparachutisten echter vaak dat de sport zo ver van de belevingswereld van deze mensen verwijderd is dat ze buiten elke context valt. Een geïnterviewde over het feit dat niet-beoefenaars vaak vragen of hij ook van gebouwen springt als hij vertelt dat één van zijn hobby s sportparachutespringen is: Ik kom meestal clowns tegen die dan beginnen over de meest extreme dingen die ze dan op SBS weetikveelhoeveel gezien hebben. En de ongelukken en de (slaakt een zucht).. ik zeg altijd.. ja, in principe is skydiven veiliger dan auto rijden. De kans dat je een ongeluk krijgt is kleiner dan als je in de auto stapt. Ik neem ze die domheid wel kwalijk. Die vooroordelen. Of.. ja.. wat ik ook vaak heb gehoord is Oohhhh, heb je dat nodig? Ja! Dat heb ik nodig! Ja! Ja! Uit een vliegtuig springen! JA! Die mensen weten totaal niet waar ze het over hebben en dan pakken ze gelijk het meest extreme wat ze kunnen bedenken en wat ze ooit gezien hebben. En dat leggen ze dan op iemand die ze tegen komen, wiens hobby toevallig skydiven is. Dat is hetzelfde als dat iemand zegt van; Ja, ik doe aan hardlopen. En dat je dan gelijk zegt van.. ja.. en op de Olympische Spelen lopen ze de honderd meter toch in tien seconden? Ja, DUHH! Veel geïnterviewden zijn het niet eens met de extreme en gevaarlijke kenmerken die aan de sport gegeven worden. Een respondent legt uit dat zijn omgeving zich nog steeds afvraagt waarom uitgerekend hij aan sportparachutespringen doet, omdat ze vinden dat de sport niet past bij zijn rustige natuur. Ze vinden dat niks voor mij, want dat is toch allemaal heel spectaculair en gevaarlijk. En ik word dus niet gezien als iemand die gevaar opzoekt. En dat klopt ook, want ik zie het niet als gevaarlijk. Maar dat merk ik wel, dat de omgeving daar een heel ander beeld van heeft. Ik denk overigens dat heel veel mensen van buiten het springwereldje een heel ander beeld van het springen hebben dan het daadwerkelijk is. Gevaarlijk, roekeloos, mensen die niet helemaal goed bij hun hoofd zijn, die zo nodig het gevaar moeten opzoeken. En dat zijn dingen die ik juist vermijd. Ja, dat komt omdat ik het anders zie. Het feit dat niet-beoefenaars de sport niet zouden begrijpen is volgens sommige respondenten ook van invloed op het feit dat wedstrijden geen rol spelen in het maatschappelijke discours over de sport. Ik denk dat het voor veel mensen indrukwekkend is. Ik vraag me alleen af in hoeverre mensen het begrijpen. En ik weet niet in hoeverre je het echt moet begrijpen om ook naar een wedstrijdelement te kunnen kijken in de sport. Dat je het mooi vindt om een keer zo n parachutist te zien landen.. ja dat is natuurlijk prachtig als je het nog nooit gezien hebt. Maar als jij niet snapt wat het inhoudt om op zo n niveau te presteren in een wedstrijd en je kunt het ook nog eens amper zien vanaf de grond, ja, dan weet ik niet of je het genoeg snapt om ernaar te kunnen kijken. Veel ervaren sportparachutisten stellen ook dat het soort reacties dat geschetst wordt in het eerste citaat ervoor zorgt dat ze op een gegeven moment geen zin meer hebben om over hun sport te praten met nietbeoefenaars. Een aantal geïnterviewden stelt echter dat het maar beter is dat sportparachutespringen geen volkssport is, omdat dit de veiligheid van de sport niet ten goede zou komen: Dan gaan er veel meer ongelukken gebeuren. Er schrijven zich nu al mensen in waarvan je denkt; Hoe komen die door de opleiding heen? Kijk, je hoeft niet slim te zijn om parachute te springen, maar ik denk wel dat je 41

42 A.A. Ens gezond verstand moet hebben. En ik denk dat als je nu kijkt tegenwoordig naar de wereld dat het daar nog wel eens aan ontbreekt bij een boel mensen. Samenvattend zetten buitenstaanders beoefenaars van sportparachutespringen weg als mensen die gevaar en extremen opzoeken. Deze status wordt als onjuist en onwenselijk gezien, waardoor veel beoefenaars na verloop van tijd in sociale settings buiten de sport niet direct meer over hun sport praten. Tegelijkertijd ziet een aantal sportparachutisten de meeste mensen als ongeschikt om de sport te beoefenen en vinden ze het dus niet erg dat de sport in de periferie blijft. Impliciet wordt hiermee door beoefenaars aangegeven dat de sport weliswaar gevaren bevat, maar dat deze te controleren zijn door het beheersen van de juiste kwaliteiten die niet iedereen heeft. Dit in tegenstelling tot niet-beoefenaars, die de sport inherent gevaar toedichten. Deze kloof tussen de wijze waarop niet-beoefenaars de sport benaderen en de wijze waarop beoefenaars de sport zien zal bij veel traditionele sporten niet aangetroffen worden, omdat deze sporten sowieso veel dichter bij de belevingswereld van de meeste mensen staan en de risicoperceptie beter opgelijnd zal zijn met die van beoefenaars. 4.5 HET BEHOUD VAN UITDAGINGEN Een aantal geïnterviewden geeft aan dat het sportparachutespringen minder ontspannend en ontsnappend is zodra men niet meer volledig opgaat in de sprong. Het is daarom belangrijk om zeker op de lange termijn uitdagingen te houden die sprongen interessant maken en ervoor zorgen dat beoefenaars volledig op blijven gaan in de ervaring. Een geïnterviewde: Maar dat wordt zo gauw saai, gewoon springen. Gewoon uit een vliegtuig springen. Dan denk je van: ja, maar wat doe ik dan? Het ergste wat ik me kan herinneren was een periode dat ik weer opnieuw begon met parachutespringen. En toen maakte ik 10 sprongen van voet. Naar voet! Dat is wel een bloody minuut vallen. Wat doe ik dan? Een backloop maken? Op m n rug liggen? Veel geïnterviewden geven aan dat in het sportparachutespringen een grote verscheidenheid aan uitdagingen te vinden is. Deze lopen uiteen van het slagen voor brevetten en (instructie)bevoegdheden, het behalen van een bepaald aantal punten met een team, het maken van mooie actiefoto s, het winnen van een NK, EK of WK tot volledige controle in een headdown positie, bezoeken van zoveel mogelijk boogies of het maken ballon, helikopter-, wingsuit- of BASE sprongen. Men is het er over eens dat het blijven houden van uitdagingen belangrijk is voor langdurige participatie in de sport. Een geïnterviewde: Zo voor de lol wat doen daar vind ik niks aan. We moeten wel wat gaan doen. Ik ken heel veel jongens die zijn gestopt omdat die, ja, die hadden geen uitdagingen meer. Gewoon het springen, ja, nou ja, dat geloof ik inmiddels ook wel. Maar als ik een bepaald doel heb, om bepaalde kunstjes te vliegen die ik nog nooit gedaan heb of een bepaald record te verbreken, ja dan heb ik een nieuwe uitdaging. De manier waarop sportparachutisten hun uitdagingen vinden verschilt. Sommigen kiezen de grootste uitdaging die ze kunnen vinden, bijvoorbeeld door binnen de discipline die zij als moeilijkste ervaren de meest ingewikkelde manoeuvres te willen meesteren. Voor een aantal sportparachutisten is het gegeven dat iemand zegt dat ze iets niet kunnen een uitdaging om juist datgene te willen bereiken. Zo zijn er vrouwelijke deelnemers die zichzelf tot doel gesteld hebben tandemmaster te worden omdat door het bestaande kader van hun club gezegd wordt dat dit niets voor vrouwen is. Een geïnterviewde die zichzelf op dit moment tot doel heeft gesteld om in 2013 op het podium van een WK te staan: Er is in mijn begin van het springen gezegd; er zal nooit een Nederlander zijn die wereldkampioen wordt in dit spelletje. Dat vond ik zo n onzin. Misschien is dat mijn drive wel. Dat ik wil bewijzen dat het wel degelijk mogelijk is. Een geïnterviewde legt ook uit waarom hij alleen nog springt omdat hij meedoet op internationaal niveau en waarom hij gestopt zou zijn als hij alleen nog maar nationale wedstrijden was gaan springen: 42

43 De sensatie voorbij Omdat er dan weinig.. nou goed.. dan ben ik de beste. Want dan is er geen uitdaging. Ik heb het afgelopen NK als een natte krant gesprongen en nog won ik. Veel geïnterviewden omschrijven ook dat ze nieuwe uitdagingen vinden doordat ze andere sportparachutisten dingen zien doen en vervolgens deze dingen ook willen kunnen, om te ervaren hoe het is om dit te doen. Interessant is dat dit niet alleen op de dropzone waar men springt plaatsvindt met springers die men kent maar ook bij het zien van foto s en films van de sprongen van sportparachutisten aan de andere kant van de wereld. Door technologische ontwikkelingen zijn camera s tegenwoordig goedkoper en kleiner, waardoor het voor sportparachutisten met voldoende ervaringsniveau makkelijker is om bij al hun sprongen een camera mee te nemen. Ook worden de opnames van sprongen steeds gemakkelijker wijd verspreid via media als YouTube en Facebook, waardoor het bereik sterk vergroot is. Een geïnterviewde: Ik ken een Oostenrijker, die trekt bepaalde lijnen in, en ik heb daar nu een paar videootjes van, en ik moet er echt achter komen welke lijnen dat zijn, maar dan draait hij helemaal om zichzelf heen. Met je parachute draai je bijna nooit om jezelf heen, je draait bijna altijd om een punt van de vleugel, maar hij kan echt onder z n chute draaien. Tegelijkertijd beschrijven sommige geïnterviewden dat ze het ook belangrijk vinden om opnames van mooie sprongen te verspreiden, om op die manier andere sportparachutisten te inspireren en uit te dagen. Een geïnterviewde over de opnames die hij verspreidt van zijn wingsuitsprongen: Nou vooral dat je mensen laat zien dat je met wingsuits meer kan dan alleen maar in een rechte lijn vliegen zeg maar. En dat je daarmee mensen ook pusht om meer dingen te gaan oefenen. Samenvattend is het belangrijk dat beoefenaars uitdagingen blijven vinden in het sportparachutespringen, waardoor de sport interessant blijft om te beoefenen. In eerste instantie zou misschien gedacht worden dat het springen uit vliegtuigen an sich voor genoeg uitdaging blijft zorgen, maar dit blijkt niet zo te zijn. Wedstrijdsport biedt een context om nieuwe uitdagingen te blijven vinden. Hoewel het interessant houden van de sport wellicht niet de eerste betekenis is waar men bij wedstrijden in traditionele sporten aan denkt geldt voor vrijwel alle sporten dat het behouden van uitdagingen een essentieel ingrediënt is voor langdurige sportbeoefening. Kenmerkend voor sportparachutespringen is wel de grote verscheidenheid aan uitdagingen die er in te vinden zijn. 4.6 HET VERBETEREN VAN VAARDIGHEDEN Voor veel geïnterviewden is het verbeteren van hun vaardigheden een belangrijk onderdeel van het sportparachutespringen, omdat ze alleen door het verbeteren van hun vaardigheden de uitdagingen die ze zichzelf stellen uiteindelijk kunnen behalen. Tegelijkertijd kan het verbeteren van vaardigheden en het behalen van meesterschap een doel op zich worden. Een geïnterviewde: En ja, dat je dus elke keer weer een stapje verbetering hebt. Dat heeft mij eigenlijk alleen maar gemotiveerd gemaakt om nog meer te gaan springen. Deze drang naar het verbeteren van de eigen vaardigheden is onder andere terug te zien bij de redenen die geïnterviewden geven voor het springen met anderen. Naast het feit dat dit gezelliger zou zijn wordt het springen met iemand anders als de enige manier gezien om in de lucht een referentiekader qua valsnelheid en voorwaartse snelheid te hebben. Pas met een dergelijk kader kan geoefend worden om deze snelheden bewust en gecontroleerd te beïnvloeden. Ook het bezoeken van de windtunnel komt voort uit de behoefte om de eigen vaardigheden te verbeteren. Verder kwam bij een aantal geïnterviewden de behoefte om in een team te springen voort uit het willen verbeteren van de eigen vaardigheden. Zij zien het creëren van een referentie in de lucht als eerste stap, een tweede stap is het elimineren van variabele elementen. Zolang men steeds met andere sportparachutisten blijft springen kost het namelijk telkens weer een aantal sprongen om bijvoorbeeld valsnelheden op elkaar af te stemmen. Om de vaardigheden te blijven verbeteren is het belangrijk om met dezelfde mensen te gaan 43

44 A.A. Ens trainen, omdat men op die manier al op elkaar ingespeeld is en er dus effectiever getraind kan worden. Daarnaast hebben teamleden veelal een vaste positie in het team, zodat ze formaties alleen hoeven te leren vliegen vanuit die positie. Door deze specialisatie wordt het niveau wat in een sprong gehaald kan worden hoger. Een uitzondering hierop zijn een paar geïnterviewden die stellen langere tijd tevreden te zijn met het maken van sprongen op hetzelfde niveau, zonder dat ze elke sprong bezig hoeven of willen zijn met verbetering. Één van hen: Je kunt zoveel willen, maar uiteindelijk gaat het om twee dingen die het belangrijkst zijn. Ten eerste dat het veilig gebeurt en ten tweede dat je er lol aan hebt. Want als je uiteindelijk, stel dat je uiteindelijk aan het einde van je leven bent en doodziek bent of aan je laatste levensadem bezig bent, dan is het enige wat je echt hebt onthouden of je lol hebt gemaakt. Of je ervan hebt genoten. Of je het leuk hebt gehad. En dat is zoveel belangrijker dan dat je met twee vingers in je neus ondersteboven kunt vliegen, voor- en achteruit. Dat is gaaf, maar het is niet de alfa en het is niet de omega. Een veel gehoord adagium over sprongen zijn verschillende variaties op Doe het veilig, heb plezier en leer ervan. Dit laatste element is zoals geschetst niet voor alle beoefenaars even belangrijk. Veel geïnterviewden zien wedstrijden als een meetmoment van hun vaardigheden. Hierbij wordt zowel gedoeld op het vaststellen van de plaats waarop men (inter)nationaal staat als op het vaststellen van de maximale prestatie en demonstratie van controle waar men met de huidige ervaring toe in staat is. Een aantal geïnterviewden stelt ook dat wedstrijden opvoeringen zijn waarin ze aan anderen kunnen laten zien waar ze nu zo hard voor getraind en zoveel in geïnvesteerd hebben. Een wedstrijd dient dan als demonstratie van de in training ontwikkelde vaardigheden. Voor een aantal geïnterviewden geldt de prestatie die vertoond wordt ook als vergoelijking tegenover de buitenwacht voor de inzet en offers die men gebracht heeft. Een geïnterviewde maakt een vergelijking met theater: I try and relate it to people who go into the arts or into theater. Where you practice a performance and you practice a play. And then on a certain day all the parents come, and your friends. And they come and watch you perform that play on a big stage. And I think to me, that s competition. Verschillende deelnemers aan wedstrijden stellen dat een deel van de motivatie om te trainen voortkomt uit het willen verslaan van een ander team, vaak een team waar ze een vorige wedstrijd net onder geëindigd zijn. Wel wordt benadrukt dat sportparachutespringen een wedstrijdsport is waar je niet tegen elkaar strijdt maar met elkaar. Dit wordt uitgelegd door te stellen dat teams bij parachutespringen elk in hun eigen kolom lucht springen en geen invloed hebben op elkaars prestatie. Ook zou op de grond geen vijandige sfeer onder de teams heersen. Een formatiespringer: Kijk het is een uitdaging om je te meten ten opzichte van andere teams. En het voordeel van deze sport is dan ook weer dat je niet tegen elkaar strijdt, maar je strijdt eigenlijk met elkaar. Samenvattend is het verbeteren van vaardigheden een belangrijk onderdeel van de sport, omdat het zorgt voor vooruitgang en nodig is voor het behalen van doelen en uitdagingen die beoefenaars zichzelf stellen. Deze constante verbetering van de eigen vaardigheden resulteert bij veel geïnterviewden uiteindelijk in het zoeken van een team, omdat dit variabelen die vooruitgang remmen elimineert. Binnen traditionele sporten is de drang om steeds beter te willen worden en boven jezelf uit te stijgen ook aanwezig. Willen sporters niet anderen verslaan, dan willen ze wel hun eigen PR verbeteren of simpelweg een bepaalde prestatie voor het eerst leveren. Het feit dat sportparachutisten stellen dat ze niet tegen elkaar maar met elkaar strijden is ook van toepassing op een groot aantal andere sporten waarbij de beoefenaars elk hun prestatie afzonderlijk neerzetten en uiteindelijk pas in een totaalklassement vergeleken worden. Voorbeelden hiervan zijn turnen of verschillende disciplines binnen de hippische sport. Kenmerkend bij sportparachutespringen is echter dat de sfeer onder teams in competitie ook vriendelijk en goed blijft, terwijl een respondent aangeeft bij turnen wel tegen pesterijen zoals het nat maken van elkaars turnschoentjes aangelopen te zijn. 44

45 De sensatie voorbij 4.7 INVLOED VAN REGELGEVING OP DE SPORTBEOEFENING Bij het aangaan van hun uitdagingen lopen geïnterviewden tegen diverse drempels aan. Één daarvan is het weer, zoals een beginnend sportparachutist vertelt: Op de club ben ik eigenlijk één met, ja, niet zoveel sprongen. De meesten hebben toch wel sowieso 200 sprongen of meer bereikt. Waarbij je dus met hardere wind ook omhoog mag. Waar ik dan wel eens tegenaan loop. Hoewel het weer voor alle sportparachutisten een belemmering kan zijn werd zij met name genoemd door beginnende sportparachutisten. Voor hen geldt namelijk niet alleen een absolute grens waarop het weer springen überhaupt onmogelijk maakt maar ook een lager gelegen windlimiet dat voortkomt uit regelgeving gebaseerd op ervaringsniveau. Deze regelgeving wordt door sommige parachutisten als een remmende factor gezien. Een geïnterviewde: Ik ben in Spanje geweest en toen had ik nog net geen 100 sprongen, nou daar was het nog veel erger. Daar stond minder wind dan bij de eerste sprong die ik ooit gemaakt heb, en je mocht met 200 sprongen nog niet eens de lucht in. Nou dat viel mij zo zwaar tegen. Regelgeving wordt vooral dan als remmende factor ervaren als zij voor het gevoel van sportparachutisten onnodige beperkingen oplegt. Zo is een aantal sportparachutisten van mening dat het tempo waarin leerlingen zichzelf de sport eigen maken verschilt. Doordat regelgeving gebaseerd is op de algemene deler lopen snelle leerlingen tegen drempels aan als het gaat om het vliegen met een snellere parachute of het springen met een camera op hun hoofd. Ook zijn geïnterviewden van mening dat een deel van de regelgeving gebaseerd is op een context waarin oudere technologieën een grote rol spelen. Door nieuwe technologie zou een deel van de regelgeving achterhaald zijn. Sommige geïnterviewden wijten één en ander ook aan de Nederlandse cultuur: Ik vind de restricties erg groot. Ik vind Nederland daar ook veel te veel een regeltjesland voor. Dus ik denk dat mensen daar ook door geremd worden. Een aantal sportparachutisten wijkt hierdoor uit naar landen waarin voor hun gevoel reëler met regelgeving wordt omgegaan, zoals België. Een geïnterviewde: Ik wil dat het wordt beoordeeld op skills. Want als je in België onder een te kleine parachute hangt word je ook echt wel van het veld getrokken hoor. Ze zijn ook streng dan. Maar ze gaan er op een andere manier met regels om. Samenvattend wordt de beleving van de sport sterk beïnvloed door de regelgeving waar sportparachutisten aan gebonden zijn. Deze regelgeving kan zowel een stimulans zijn om aan vaardigheden te werken als een belemmering die een rol kan spelen bij het verlaten van de bond of zelfs de sport. Regels zijn niets vreemds binnen sport, op het sportveld moet men zich immers ook aan de regels houden. Kenmerkend voor sportparachutespringen is echter dat een groot deel van de regels niet alleen geldt voor beoefenaars die zich binnen wedstrijd- of topsport begeven, maar ook voor diegenen die recreatief een sprong maken. Het onderscheid hierbij is of het om spelregels gaat die wedstrijdsport vormgeven of dat het om regels gaat die gericht zijn op het waarborgen van de veiligheid. Overigens gaven wedstrijdspringers aan geen moeite te hebben met de extra spelregels die hen in wedstrijden opgelegd werden. Het was met name de op veiligheid gestoelde regelgeving die beginnende sportparachutisten limiteert die als een beperking ervaren werd. 45

46 A.A. Ens 4.8 HET BELANG EN GEVAAR VAN WEDSTRIJDEN Wedstrijden binnen sportparachutespringen zijn volgens bestuurders belangrijk omdat zij een essentieel onderdeel zijn van elke sport. Een lid van de sportcommissie: Sport blijft, er zijn allemaal definities van sport, maar er bestaat geen sport zonder competitie. Als je geen competitie hebt, heb je geen sport. Dan kun je het ook niet definiëren als sport. Bestuurders van de KNVvL stellen dat het belangrijk is dat parachutespringen als sport gezien blijft worden omdat deze classificering een grotere aantrekkingskracht op potentiële nieuwe beoefenaars uitoefent dan simpelweg hobby of recreatie. Een lid van het afdelingsbestuur: Ik denk op zich dat je naar buiten moet treden als een sport. Dat dat een deel van de aantrekkingskracht voor nieuwe mensen is. En dat het voor de attractiviteit naar buiten toe wel belangrijk is dat je jezelf afficheert als sport. Daarnaast wordt het vraagstuk verbonden met de essentiële vraag waar de KNVvL voor staat, of zij belangenbehartiger van de kleine luchtvaart of bond voor de luchtsporten is. Een respondent: Ik vind dat daar het Hoofdbestuur nooit duidelijk genoeg in is geweest. Altijd op twee gedachten hinken. En daar moeten ze gewoon eens een keer een keuze in maken. We zijn luchtvaart waarbij we sportief ook nog bezig zijn. Of we zijn een sport die toevallig in de lucht bezig is. Gesteld wordt dat het hierbij beter is om te kiezen voor een presentatie als sportbond omdat in de samenleving minder weerstand tegen sport dan tegen luchtvaart zou zijn. Luchtvaart zou een bron van geluidsoverlast, milieuvervuiling en gevaar zijn, waar sport een recht zou zijn wat verder alleen met positieve normen en waarden verbonden wordt. Een lid van de sportcommissie geeft ook aan dat het ontbreken van competitie een rem zou zijn op innovatie in de sport: Dan heb je geen drang om je sport te ontwikkelen, om beter te worden. En dat zou betekenen dat we nog steeds met ronde bollen zouden springen. Als mensen niet nauwkeuriger zouden willen landen op zo n stipje dan zou nooit de matras uitgevonden zijn. Innovatie wordt door verschillende bestuursleden gezien als een belangrijke kracht in de vooruitgang van de sport, waarbij vooruitgang er ook voor zou zorgen dat beoefenaars van de sport nieuwe uitdagingen blijven houden. Bestuurders zijn van mening dat zonder innovatie en vooruitgang het aantal beoefenaars van de sport op den duur af zal nemen, omdat sportparachutisten op de lange termijn niet tevreden blijven met het maken van dezelfde soort sprongen. Een sportparachutist die zich niet bezig wil houden met wedstrijden over de in zijn ogen negatieve drijfveer van het willen winnen: Kijk, voor mij is het gewoon duidelijk geworden dat in die modus operandi, in die drijfveer, je ook een heleboel genieten om zeep kunt helpen. Want uiteindelijk is genieten één van de hoogste staten van het menselijk bewustzijn. Csikszentmihalyi heeft een onderzoek gedaan, jarenlang, naar flow. Dat is eigenlijk de tegenovergestelde staat van angst in het menselijk bewustzijn. En angst doodt alles, als je zo in het moeten winnen, in de angst en in de druk daarvan zit. In plaats van wow, gaaf! Of gewoon met een dikke smile op je bek aan die kist hangen. Sportparachutisten die deelnemen aan wedstrijden stellen dat zij hier weliswaar druk ervaren, maar ervaren dit niet per definitie als negatief. Ook beschrijven zij dat ze in hun trainingen zoveel mogelijk de extra druk die een wedstrijd met zich mee brengt simuleren. Dit wordt enerzijds ervaren als een element dat het maken van een 46

47 De sensatie voorbij bepaald aantal punten in een wedstrijd moeilijker maakt dan het maken van hetzelfde aantal punten in een trainingssprong. Anderzijds beschrijven verschillende sportparachutisten dat ze door deze druk juist in staat zijn om scherper te presteren in wedstrijden. Slechts twee geïnterviewden geven aan daadwerkelijk weerstand te hebben tegen het deelnemen aan wedstrijden. Daarbij draait het met name om de planmatigheid die het trainen voor wedstrijden met zich mee zou brengen en de fun factor die door de druk van het moeten presteren zou verdwijnen. De meeste geïnterviewden die niet deelnemen aan wedstrijden doen dit echter vanwege een gebrek aan tijd, geld, ervaring of teamgenoten. Een coach stelt dat er daarnaast binnen de sport een groep is die zich niet met competitie bezig houdt omdat het binnen competitieverband moeilijker is in de spotlight te staan dan wanneer je een gewaagde stunt uithaalt: I do find that a lot of the extreme people, they are very egocentric people. And I don t mean it badly, but the people that are out there push their own egos. And sometimes competition is the worst for those people. Because you can t all win. There can only be one winner. So in a way a lot of those people don t want to compete, they just want to show their own videos of how they re going off cliffs or doing this incredible stuff. Samengevat zijn wedstrijden belangrijk omdat zij een essentieel ingrediënt zijn van elke sport. Dat sportparachutespringen gezien moet blijven worden als sport wordt beargumenteerd vanuit het idee dat zij hiermee meer draagvlak en aantrekkingskracht krijgt in de samenleving. Daarnaast zouden wedstrijden een drijvende kracht zijn achter innovatie en vooruitgang, een belangrijk element omdat als de sport stil zou staan sportparachutisten hun interesse zouden verliezen. Tegelijkertijd worden wedstrijden door een enkeling negatief beoordeeld, omdat de extra druk die hiermee op de sprongen geplaatst wordt het plezier van een sprong zou verdrijven. Voor wedstrijdspringers is deze extra druk juist één van de elementen die het springen van wedstrijden leuk maakt. Tot slot zou een groep sportparachutisten zich onthouden van wedstrijdsport omdat er binnen wedstrijdsport maar één individu in de schijnwerpers kan staan. Vrijwel al deze elementen zijn ook terug te vinden binnen wedstrijden van traditionele sporten, met uitzondering van het laatste element. Dit is met name terug te vinden bij alternatieve sporten, waar sommige sporters liever aandacht trekken door trucs en stunts uit te halen. 4.9 TOPSPORT IN EEN AMATEURSPORT Veel geïnterviewden stellen dat sportparachutespringen in Nederland geen topsport is. Een aantal geïnterviewden stelt dat in Nederland de kritische massa aan sportparachutisten ontbreekt om de sport als topsport te bedrijven. Anderen stellen dat de mentaliteit om topsport te bedrijven ontbreekt bij het gros van de Nederlandse sportparachutisten. Wel worden een aantal beoefenaars genoemd die men ziet als topsporters. Dit heeft voornamelijk te maken met de prestaties die deze leveren, de wijze waarop ze dingen aan de kant zetten voor hun sport en de manier waarop ze zich ook bezig houden met zaken als voeding en conditie. Een geïnterviewde die zichzelf als topsporter ziet: Maar wij hebben geen topsportcultuur in de luchtvaart. Die is er gewoon niet. Er zijn mensen die topsport bedrijven, dat is wat anders. De geïnterviewden die van zichzelf aangeven de sport als topsport te bedrijven of bedreven te hebben zijn ook van mening dat de subsidie die ze vanuit de KNVvL en vanuit NOC*NSF ontvingen een druppel op de gloeiende plaat was. Het niveau waarop ze op dat moment presteerden vergde zulke grote investeringen dat de subsidies geen noemenswaardige bijdrage meer leverden aan het verbeteren van de resultaten omdat deze van een heel andere orde van grootte waren. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat dit met name gold voor geïnterviewden die de subsidie over een team moesten verdelen. Beoefenaars van een solo discipline geven aan meer waarde te hechten aan de subsidies. Verschillende geïnterviewden geven aan dat de paar topsporters in het amateurlandschap aan de ene kant motiverend werken en aan de andere kant frustrerend. Topsporters functioneren motiverend omdat ze prestaties neerzetten waar andere teams zich aan op kunnen trekken. Tegelijkertijd is het frustrerend dat ze met deze prestaties vrijwel alle wedstrijden winnen waar ze aan mee doen. Dit heeft er volgens de 47

48 A.A. Ens geïnterviewden onder andere mee te maken dat deze sporters en teams een voorsprong hebben in ervaring en het aantal jaren dat ze in de sport zitten. Hierdoor is het moeilijk voor andere teams om hen in te halen als beide teams elk jaar even veel trainingssprongen blijven maken. Zoals een lid van het FS4 team dat Nederlands Kampioen 2010 werd aangeeft: Het is ook dat we Nederlands Kampioen zijn geworden omdat het eerste team niet meedeed. Anders waren we gewoon weer tweede geworden. Het eerste team waaraan gerefereerd wordt betreft hier Dynamic Fource, op dat moment het nationale team dat vlak voor de NKP 9 e op het WK geworden was. Een andere sportparachutist geeft aan dat deze continue bezetting van het podium door dezelfde teams een van de redenen was om van discipline te wisselen: Maar goed het was natuurlijk al wel duidelijk dat Punky Fish, Dutch Connection, Dynamic Fource, weet ik veel wat hoe ze allemaal geheten hebben.. dat is één team met af en toe een wisseling erin.. die werden toch altijd eerste. En ik geloof dat er gemiddeld 10 punten verschil zat tussen nummer 1 en 2. Dus dan ben je alleen maar bezig of je überhaupt 3 e kan worden. Voor anderen werken niveauverschillen in plaats van ontmoedigend juist uitdagend, hoewel ook daar vaak aangegeven wordt dat men het niet realistisch acht om grote verschillen in ervaring in te lopen. Hij was nationaal team en toen begonnen wij als Rookie. Toen konden we niet eens stil liggen, toen waren we natte dweilen in de lucht. Dus die heeft zo n voorsprong die man. Dergelijke niveauverschillen worden echter ook op internationaal niveau gesignaleerd tussen verschillende landen. Het probleem hierbij is dat sommige nationale teams de mogelijkheid hebben om de sport voltijd te beoefenen, bijvoorbeeld omdat ze door Defensie gesubsidieerd worden. Een bestuurder van de KNVvL: Parachutespringen. Godverdorie, daar hebben we een groot probleem. Namelijk, de volgorde 1, 2, 3 ligt gewoon vast. Tevens bungelt onderaan de ranglijst een aantal teams waarvan bestuurders zich afvragen wat ze überhaupt te zoeken hebben op een WK. Dezelfde bestuurder: Dat is het rare van topsport bij de FAI, dat verschil tussen een deelnemer als India en de top dat is echt belachelijk. Echt belachelijk. Ik bedoel, die Indiërs, daar maak je je echt zorgen om. Dan ga je de automatische openers controleren op hun reserves en denk je Ik hoop dat ze het overleven. Nou dat is echt belachelijk. Terwijl de top, nou je weet hoe hoog de top is. En hoe geweldig hard die getraind hebben. De geïnterviewden zijn van mening dat er in Nederland op dit moment geen sportparachutisten zijn die in de mogelijkheid zijn om zich voltijd bezig te houden met trainen. Wel zijn er beoefenaars die geld verdienen met instructie, tandems, coaching en rigging. Een Nederlands Kampioen die zichzelf tot doel heeft gesteld om op een WK op het podium te komen: Kijk ik word ook niet betaald om dit te doen. Uiteindelijk is het voor mij ook hobby. Alleen ik zet er wel alles voor aan de kant. En mijn gezin zet er alles voor aan de kant. In feite betekent dit dat er geen professionele sportspringers in Nederland zijn. Een coach over de consequentie die het coachen van amateurs met zich meebrengt: Most of the time you have four people that are doing this as a hobby. It is not their full time job say, to go and compete. So you have to accept they are doing it for fun. But the fun disappears when the jumps are not going well and the people know they are spending a lot of money and they are not seeing progression. So you have to keep the fun factor up. 48

49 De sensatie voorbij Een factor die er ook voor zorgt dat teams alle dure training zelf moeten betalen is het feit dat het erg moeilijk is om aan sponsoring te komen. Een aantal teams heeft het voor elkaar gekregen om hun materiaal (deels) gesponsord te krijgen, maar deze deals worden over het algemeen gesloten doordat een lid van het team persoonlijke contacten heeft bij een fabrikant. Verder komt het af en toe voor dat een bedrijf een team sponsort, maar ook dan is het vaak een bedrijf van (familie of vrienden van) één van de teamleden dat de sponsoring verzorgd. Als reden voor dit gebrek aan interesse van sponsors wordt vaak genoemd dat het een kleine sport is die weinig aandacht krijgt van de media of toeschouwend publiek. Daarnaast zouden sponsors bang zijn dat ongelukken slechte publiciteit met zich meebrengen. Sportparachutespringen en andere luchtsporten worden volgens de geïnterviewden door sponsors gezien als gevaarlijke sporten. Een geïnterviewde: En toen begonnen we over 5 ton, in guldens, gulden. Toen zaten we met directie om de tafel. Zij wilden wel sponsoren. En het hele team werd betaald. Salaris. Materiaal. Onkosten. Reizen. Alles werd betaald. En toen pleurde er een Boeing op de Bijlmer. En toen zeiden ze van.. ja.. het is toch luchtvaart. Moeten we denk ik niet doen. Is wel gevaarlijk. En de hele map kon de kast in. Samenvattend is er bij sportparachutespringen sprake van een amateursport waarin enkele sporters een drive hebben om dermate grote investeringen en opofferingen te maken dat ze qua sportprestaties ver boven de rest uit stijgen. Deze sporters zien zichzelf als topsporters in een amateursport. De prestaties die zij neerzetten worden door hun mate van inzet lastig te evenaren voor beoefenaars die de wedstrijdsport nog vooral als hobby zien. Daarnaast is er in het internationale veld sprake van sporters die zich professioneel en voltijd bezig kunnen houden met de sport, waardoor zij zoveel meer training krijgen dan sporters die naast hun sport er nog een baan op na moeten houden dat de internationale podia vaak door dezelfde landen bezet worden. Gevraagd naar het belang van ondersteunen van topsport in de afdeling refereren bestuurders vaak aan een piramidemodel, waarbij een grote laag breedtesport een kleinere laag wedstrijdsport ondersteunt, waaruit een klein groepje topsporters de kans heeft om door te stromen naar het hoogste niveau. Deze kleine groep topsporters verleidt middels hun prestaties vervolgens weer nieuwe beoefenaars om tot de sport toe te treden. Een lid van de sportcommissie stelt dit als volgt: Hoe breder de piramide aan de onderkant is, hoe hoger dat die top wordt. Als wij hier in Nederland niet meer kunnen springen van voet, maar alleen nog maar sprongen van voet kunnen doen, dan houdt de topsport op. Als de topsport weg is, dan valt die piramide in elkaar. Andersom net zo; als we geen aanwas van nieuwe leden hebben, van nieuwe springers, dan valt die hele piramide ook onderuit. Dus alles is met elkaar verweven en je moet dus proberen de piramide zo goed mogelijk in stand te houden en proberen te laten groeien op alle gelederen. Over de aanvoerfunctie van breedtesport bestaat unaniem de gedachte dat deze aanwezig is. De aanjaagfunctie van topsport wordt echter niet door alle bestuursleden even breed gedragen. Zo zet een lid van het afdelingsbestuur vraagtekens bij de vraag of topsporters binnen de sport ook een aanjagend effect hebben op nieuwe beoefenaars van buiten de sport: Ik verwacht niet dat als er morgen opeens Top-10 teams zijn, dat we over een paar jaar opeens 3000 parachutisten hebben in Nederland. In plaats van Absoluut niet. Een werknemer van de KNVvL nuanceert door te stellen dat de aanjaagfunctie van topsport vooral aanwezig is binnen de sport zelf en werkt door beoefenaars in de sport te houden: Ik vind dat je nationale helden, tussen aanhalingstekens, moet hebben waar mensen naartoe kunnen en willen groeien. Samenvattend heerst de gedachte dat de hele sport baat heeft bij het stimuleren van topsport, daar topsport een aanjagend effect heeft op breedtesport. Een kritische kanttekening binnen het bestuur is hierbij dat topsport alleen een aanjagend effect zou hebben op beoefenaars die zich al in de sport bevinden. De 49

50 A.A. Ens piramidestructuur is ook binnen sportorganisaties die traditionele sporten vertegenwoordigen een wijdverbreid idee over sportorganisatie KOSTEN VAN DE SPORT Sportparachutespringen wordt door bijna alle geïnterviewden als een dure sport ervaren. Een aantal geïnterviewden geeft aan voor een discipline gekozen te hebben die van een lagere hoogte gesprongen kan worden omdat dit goedkoper is, terwijl anderen aangeven het gevoel te hebben dat hun discipline weinig beoefend wordt omdat er gespecialiseerd materiaal voor aangeschaft moet worden wat de discipline weer duurder maakt. Een aantal respondenten dat geen wedstrijdsport beoefent geeft aan dat ze dit niet doen omdat ze denken dat ze dat niet kunnen betalen vanwege het hoge aantal trainingssprongen dat teams doorgaans maken. Voor sportparachutisten die wel wedstrijden springen is geld een factor die bepalend is voor zowel het aantal trainingssprongen dat ze kunnen maken als het aantal wedstrijden waaraan ze mee kunnen doen. Een geïnterviewde vertelt dat financiële overwegingen een belangrijke rol spelen in de beslissing om wel of niet aan een wedstrijd deel te nemen: *We+ gaan dit jaar misschien wel naar de EK. En dan weet ik niet of we ook nog geld hebben om naar de ESL te gaan. Ik denk het niet. Want vier wedstrijden wordt wel echt heel erg veeleisend, dat gaat hem niet worden. Een wedstrijd daar ben je of euro aan kwijt aan wedstrijdkosten. Dan komen er ook nog verblijf en reiskosten bij. Bij kosten moet echter naast geld ook aan tijd gedacht worden. Het maken van 8 á 10 trainingssprongen (voor vrije val disciplines ongeveer hetzelfde aantal minuten effectieve trainingstijd) kost vaak een volledige dag. Een respondent geeft aan dat dit een reden is om niet aan wedstrijdsport deel te nemen: *Als+ je wedstrijden springt dan zul je daar ook gewoon heel veel tijd in moeten investeren en in de weekenden veel moeten springen. Doordeweeks ook de tunnel in moeten gaan. En ja.. dat laat mijn werk niet altijd toe. Ik zou het wel graag willen, maar ik doe het nu niet omdat ik denk dat het niet gaat. Een geïnterviewde die wel in een team springt geeft ook aan dat de duur van wedstrijden bepalend is bij de beslissing van zijn team om wel of niet deel te nemen: Beetje flauw dat ik dat misschien zeg, maar de hoofdreden is; die NKP is 6 dagen. En dat vind ik gewoon te lang. Het kost me gewoon 6 vrije dagen. Zo zie ik dat. En een wedstrijd is 8 sprongen. Als we ons kwaad maken kunnen we 8 sprongen op 1 dag maken. Doe je er wat langer over dan doe je er 2 dagen over. Maar ik moet wel 6 vrije dagen nemen. Dus dat kost me weer een hoop tijd die ik liever ergens anders aan besteed. Een geïnterviewde die de sport op hoog niveau beoefent geeft aan ooit eens uitgerekend te hebben wat er binnen de discipline formatiespringen voor nodig is om vanaf het ervaringsniveau waarop zijn team op dat moment stond bij een WK op het podium te eindigen. Om op de 3 e plek wereldwijd te komen hebben we euro per persoon per jaar nodig. In totaal denk ik dat we 4 jaar bezig zouden zijn, dus euro. Voor het hele team zou dat zijn. Inclusief cameraman 1.2 miljoen. Een coach beaamt dat geld met name een probleem is bij de ontwikkeling van teams: To achieve in Holland right now, teams need money. Unfortunately it s an expensive sport. And if you went and you won a lottery and you sponsored a team, that team would eventually become champions. They would win the Dutch Nationals and they would go through. The big limit in a non-professional country in a sense is that they need funding. Een bestuurder van de KNVvL is het niet helemaal eens met de stelling dat een gebrek aan geld en tijd een reden is om minder hoog te scoren. In zijn ogen zijn tijd en geld een voorwaarde om genoeg te kunnen trainen 50

51 De sensatie voorbij maar zijn beide vrij te maken door opofferingen te maken. Het zou derhalve niet zozeer gaan om tijd en geld maar om de prioriteiten die een sportparachutist stelt en de bereidheid om opofferingen te maken: De eerste wereldkampioenen 4-man formatiespringen waren Canadezen. * + Die hadden een jaar lang hun school opgezegd, werk opgezegd, dingen opzij gezet. Die zijn naar Arizona gegaan, die hebben een jaar lang in de woestijn getraind. Hoe financierden ze dat? Doordat ze een jaar lang van tevoren zelf gewerkt hadden. Doordat ze af en toe een break hadden, dan gingen ze werken. Ze hadden vriendinnen die ze voor ze lieten werken. En ze hadden hun huis verkocht en hun auto verkocht. Dat was hun inzet. En die sprongen op tegen ons. Wij waren ook een 4-mans team naar Australië toe. Nou die wonnen met een straatlengte van ons. Die waren totaal van God los omdat ze jaren lang in de woestijn gezeten hadden. Alleen maar met dat kleine clubje, met maar één doel.. één droom.. ik wil wereldkampioen formatiespringen worden. Een coach stelt dat het inderdaad veel kost om op wereldniveau te presteren en dat het derhalve voor amateursporters heel moeilijk is, omdat ze bereid moeten zijn grote persoonlijke opofferingen te maken voor de sport: Remember, your Dutch teams are doing it because it s a passion for them. A hobby. It s not their life. So yes, eventually you will reach a stage where you ll say, the only way to reach the top 3 place in the world, or the top 5, is if we go full time. We need to give up our jobs. We need to give up our families. Or whatever. And those are huge sacrifices. Samenvattend kan gesteld worden dat de kosten van de sport een belemmering vormen voor het doorstromen van breedtesport naar wedstrijdsport. Daarnaast limiteert het ook de hoeveelheid training die een team zich kan veroorloven. De meeste traditionele sporten kosten aanzienlijk minder dan sportparachutespringen. Toch is er een kleine groep sporten, zoals bijvoorbeeld autoracen en paardrijden, die ook hoge kosten kent. Sportparachutespringen valt dus binnen een groep dure sporten, maar heeft hierbij als nadeel dat het een kleine sport is waar weinig in te verdienen is en waar weinig sponsors interesse in hebben, waardoor het merendeel van de kosten die gemaakt moeten worden gedragen moet worden door de beoefenaars. Dit vergt derhalve aan hoge commitment aan de sport PLANNING EN COMMITMENT De hoge commitment die het intensief beoefenen van de sport vergt van beoefenaars heeft ook een grote uitwerking op de manier waarop teams in de sport functioneren. Geïnterviewden die deelnemen aan wedstrijden geven aan dat ze ieder jaar een planning maken voor het volgende jaar. Hierbij spelen zowel de hoeveelheid middelen waarover men denkt te beschikken een rol als de prestatie die men wil behalen. In het geval van disciplines die in teamverband beoefend worden geldt hierbij dat de zwakste schakel bepalend is. Bij de meeste geïnterviewden wordt van tevoren vastgesteld hoeveel sprongen men van plan is te gaan maken, welke trainingsstages men waar en wanneer wil volgen, welke coaches men wil inhuren en aan welke wedstrijden men wil deelnemen. De meeste geïnterviewden zijn het erover eens dat de hoeveelheid sprongen die men van plan is te gaan maken rechtstreeks van invloed is op de prestatie die uiteindelijk geleverd kan worden. Een geïnterviewde: Een simpel rekensommetje is natuurlijk dat als je gemiddeld 1 punt op formatiespringen wil verbeteren, je daar 100 sprongen voor nodig hebt. Niet alle geïnterviewden zijn het er echter mee eens dat de som zo één-op-één gemaakt kan worden. Zo geeft een beoefenaar van de discipline Precision & Accuracy Landing aan dat er binnen zijn discipline een niveau komt waarop het aantal trainingssprongen dat in een jaar gemaakt wordt geen relevante invloed meer heeft op de verbetering van de prestatie: En op een bepaald niveau kun je springen wat je wil, maar je hebt alle omstandigheden wel een keer meegemaakt. En dan zul je het niet daarvan leren. Ik kan nu de hele dag volop gaan trainen voor een wedstrijd van morgen, maar morgen is het bewolkt. Wat heb ik dan gehad aan alle sprongen van vandaag? Niets. Want die chute reageert anders. En ik weet dat hij anders reageert omdat ik ook wel bewolkte dagen heb gehad. 51

52 A.A. Ens In plaats daarvan wordt mentale coaching, onder andere hoe met de druk van wedstrijden om te gaan, belangrijker. Dit neemt vervolgens ook een groter percentage van de geplande trainingstijd in beslag. Geïnterviewden zijn het erover eens dat van een gemaakte planning niet meer afgeweken dient te worden. Binnen disciplines die in teamverband versprongen worden committeren teamleden zich aan een planning waarin een bepaalde hoeveelheid sprongen gemaakt wordt, ten koste van een bepaalde hoeveelheid tijd en geld. Dit ligt vervolgens voor een jaar vast. Na dat jaar wordt bij de meeste teams een evaluatie uitgevoerd om te kijken of de gestelde doelen behaald zijn en of men op deze manier door wil. Hierna wordt een nieuwe planning voor het volgende jaar gemaakt. Dit zorgt ervoor dat sportparachutisten die deelnemen aan wedstrijden de sport op een vrij planmatige wijze beoefenen. Bij een interview eind februari geeft een respondent aan de komende 8 maanden elk weekend volgepland te hebben: Ik weet bijvoorbeeld nou al dat ik tot half oktober, elk weekend staat geboekt. Ik kan pas in oktober weer uitslapen. Geïnterviewden die van zichzelf aangeven dat ze de sport op het niveau van topsport beoefenen zijn overigens van mening dat het maken van een planning voor één jaar niet voldoende is. Zij maken over het algemeen een planning voor meerdere jaren, waarbij aan het eind een doel op een WK staat. Voor geïnterviewden die niet aan wedstrijden deelnemen is het moeten volgen van een planning een factor die ze als negatief beoordelen en die ze ervan weerhoudt om dat te gaan doen. Een geïnterviewde geeft aan dat hij hierom niet in een vast team voor wedstrijden wil gaan trainen: Omdat dat mij dan toch weer een stukje benauwt. Dat je dan moet zeggen van: die zaterdag gaan we naar Teuge of Hoogeveen om te oefenen. En aan de andere kant, ik ben bijna elk weekend daar aan het springen als het goed weer is, maar dat is dan toch wat vrijblijvender. Ook zijn er wedstrijdspringers die de sport door deze planmatigheid minder als een ontsnapping uit hun dagelijkse realiteit gaan ervaren: Dat is ook wel de reden waarom [een teamgenoot] bij ons op het einde van het seizoen ermee wilde stoppen. Omdat hij het toch wel teveel op werk vond gaan lijken. Het feit dat de trainingen zoveel inzet kosten betekent ook dat beoefenaars die een discipline in teamverband verspringen een bepaalde commitment van elkaar verwachten als afgesproken is om een bepaalde planning te volgen. Maar je stopt daar dus zoveel in, zoveel moeite, zoveel geld. Heel je sociale leven verdwijnt eigenlijk omdat je alles in dat team stopt. Commitment aan het team wordt zowel binnen als buiten de sport verwacht. Zo zijn er respondenten die aangeven graag een keer op wintersport te willen gaan of een BASE sprong te willen maken, maar dit niet te doen omdat men dan de kans loopt op lichamelijk letsel waardoor het team negatieve consequenties zou ervaren. Ook blijven sommige respondenten hangen in een baan onder hun niveau omdat ze op deze manier verzekerd zijn van inkomsten. Dergelijke opofferingen zorgen er ook voor dat teamleden van elkaar verwachten dat men tijdens trainingen inzet toont. Dat alle teamleden deze commitment tijdens trainingen ook waar maken is van groot belang voor de sfeer in het team. Tegelijkertijd is het gevoel van een gezamenlijk commitment aan het behalen van een doel één van de redenen waarom het trainen in een team aantrekkelijk is. Samengevat gaan deelnemers aan wedstrijden zeer planmatig te werk bij het voorbereiden en trainen hiervoor. Binnen traditionele sporten is hier niets vreemds aan; de meeste trainingsschema s worden lang voor het seizoen begint opgesteld. Kenmerkend is echter wel de hoge mate van commitment die teamleden van elkaar verwachten. Dit heeft te maken met het feit dat teams binnen de sport vrij klein zijn, dat teamleden doorgaans vrienden van elkaar zijn of worden en dat men van elkaar weet dat het beoefenen van de sport 52

53 De sensatie voorbij hoge kosten met zich meebrengt. Dit zorgt ervoor dat binnen teams een hoog verantwoordelijkheidsgevoel richting elkaar bestaat en dat men veel van elkaar verwacht SPORTPARACHUTESPRINGEN IN TEAMVERBAND Om sportparachutespringen in een vast teamverband te kunnen beoefenen is het eerst noodzakelijk om teamgenoten te vinden. Aangezien er geen vaste structuur is waarbinnen toeleiding naar wedstrijdsport plaatsvindt gaat het formeren van een team uit van het initiatief van individuele beoefenaars. Hierbij kan het aantal beoefenaars van een discipline een belemmering of een stimulans zijn om deze te gaan beoefenen. Een aantal respondenten geeft aan voor de discipline formatiespringen gekozen te hebben omdat bijna iedereen op hun club dat deed. Een andere geïnterviewde vertelt dat hij binnen zijn discipline juist veel moeite had om medebeoefenaars te vinden: Ik heb in het verleden ook vaak gehad dat ik als enige CF de, dan kwam ik op de club en dan was er niemand om mee te CF en. Want dat zijn maar een handjevol mensen die dat doen. Het feit dat sommige disciplines slechts door een handjevol mensen beoefend wordt wordt ook wel toegerekend aan het label dat andere sportparachutisten op de discipline plakken. Zo zijn zowel beoefenaars van de discipline Canopy Formation (CF) als Canopy Piloting van mening dat hun discipline (onterecht) gezien wordt als een gevaarlijke discipline. Een beoefenaar van de discipline Canopy Formation: De indianenverhalen van: CF is levensgevaarlijk, dat is voor randdebielen. Ik denk dat daarom nog steeds een heleboel mensen denken van: ja, dat is het gevaar opzoeken. Dat is problemen opzoeken. Ik denk dat een heleboel mensen dat beeld hebben. Een beoefenaar van de discipline Canopy Piloting: En dat verbaast me wel heel erg, dat dat swoopen nog helemaal niet duidelijk is. En dat er ook oprecht springers zijn die vinden dat swoopen gewoon geen sport is en dat swoopen voor mensen is die zichzelf willen doden. Tegelijkertijd is een beoefenaar van de discipline Precision & Accuracy Landing van mening dat zijn discipline weinig beoefend wordt omdat het gezien wordt als de ouwe lullentak van de sport. Interessant is dat een Canopy Pilot juist aangeeft een aantal PA sprongen gemaakt te hebben, maar dit nooit meer te willen doen omdat het te eng is. Samengevat zorgt het ontbreken van een structuur om beginnende beoefenaars te leiden richting wedstrijdsport ervoor dat het initiatief om een team te formeren bij individuele beoefenaars ligt. Binnen traditionele sporten is dit doorgaans anders georganiseerd, daar het wedstrijdelement vaak al veel eerder in beeld komt en beginnende beoefenaars vanaf het eerste moment in teams georganiseerd worden. De labels die sportparachutisten onderling op de verschillende disciplines plakken zijn echter binnen de meeste sporten die verschillende disciplines kennen waar te nemen. Hierbij zorgt de discipline waar men toe behoort voor de vorming van een subcultuur in een subcultuur. Veel geïnterviewden die een discipline in teamverband beoefenen en springen in een vast team geven aan dat de kameraderie die ze met hun teamgenoten ervaren een belangrijke reden is om deel uit te maken van dat team. Door regelmatig met dezelfde mensen te springen bouwen ze een band op die als heel bijzonder ervaren wordt. Het trainen in een team blijkt echter ook spanningen met zich mee te brengen. Veel formatiespringers geven aan dat ze een aantal afspraken in het team hebben om de sfeer ook goed te houden als er dingen minder goed gaan. Sommigen gebruiken hun coach als mediator, de meesten spreken met elkaar af om na een dag springen even bij elkaar te komen en elkaar de gelegenheid te geven om dingen uit te spreken. Hierbij maakt een aantal teams gebruik van Pass the Rock, een methode waarbij alle teamleden één voor één een (soms denkbeeldig) object in handen krijgen wat ze op dat moment het spreekrecht geeft. Zolang ze dit object, ook wel de Talking Stick genoemd, in handen hebben mogen ze zonder interrupties zeggen hoe ze de dag 53

54 A.A. Ens ervaren hebben en wat ze eventueel stoort in gedrag van een ander. Op deze manier proberen teams de lucht bij mogelijke problemen snel te klaren. De meeste geïnterviewden geven aan dat ze geloven dat teams waarin de sfeer niet goed is uiteindelijk uit elkaar klappen. Een geïnterviewde over het springen in een team waarin niet iedereen met elkaar overweg kon, maar waarin de verschillende teamleden toch één team vormden omdat ze allemaal over goede vaardigheden beschikten: *Dat werkte] tot een bepaalde hoogte. Totdat het explodeerde zeg maar. Dat je op een gegeven moment toch niet meer, dat had ik dan niet maar iemand anders had dat, dat hij niet meer met die persoon door één deur kon. Nou dan ligt het hele team op z n gat. En dan heb je, als je mazzel hebt gehad, nog wel één keer heel goed gepresteerd. Een enkele geïnterviewde geeft desondanks aan dat het uiteindelijk resultaat wat hem betreft belangrijker is dan de gezelligheid die in een team ervaren wordt. Een coach geeft ook aan dat gezelligheid vooral belangrijk is bij teams in de lagere niveaus van de sport en dat zodra prestatie belangrijker wordt, gezelligheid naar de achtergrond verdwijnt. Een bestuurder van de KNVvL stelt dat het vooral de instelling van teams is die bepalend is voor de mate waarin de sfeer en gezelligheid belangrijk zijn. In zijn beschrijving van de instelling van een Amerikaans team geeft hij aan dat prestatiedrang het ook kan winnen van gezelligheid: Dat is het enige 8-man team wat ik gezien heb waarvan ik zeg, als er 2 mensen vermoord werden in dat 8-man team dan waren er 6 kandidaten om het gedaan te hebben. Die hadden zo n hekel aan elkaar dat ze zelfs vandaag de dag, het is nu 30 jaar geleden, dat ze nog niet met elkaar praten. En ze sprongen in één team en ze wonnen. Terwijl wij, wij hadden ruzie in het team en dat kon je meteen zien: de score donderde in elkaar. Veel geïnterviewden geven aan dat bij het oprichten van een team de doelen die men heeft een grote rol spelen. Om de sfeer in het team in een later stadium goed te houden wordt het belangrijk geacht dat de doelen van het team duidelijk zijn en dat iedereen zich ermee vereenzelvigt. Zo kan het behalen van een bepaalde prestatie een doel zijn, deelname aan een bepaalde wedstrijd of simpelweg zo leuk mogelijk scoren maar vooral zoveel mogelijk lol hebben. Het duidelijk formuleren van doelen zorgt ervoor dat binnen een team iedereen tevreden of ontevreden is met een uiteindelijk behaalde prestatie. Ook geeft het stellen van een doel een punt om naartoe te werken. Verschillende deelnemers aan wedstrijden geven aan dat dit naar een doel toewerken, zeker als het in teamverband gebeurt, een extra dimensie geeft aan het sportparachutespringen. Tegelijkertijd kan het moeilijk zijn om teamleden te vinden die dezelfde doelen voor ogen hebben en bereid zijn om dezelfde investeringen qua tijd en geld te maken, zoals een formatiespringer die zijn zinnen op het WK gezet heeft vertelt: Het is me nog niet gelukt om mensen te vinden met dezelfde drive als ik. Die ook op het podium willen staan bij een wereldkampioenschap, en die daar net als ik al hun geld en tijd in willen stoppen. Samenvattend biedt het springen in een vast team een extra verdieping van de sociale context van de sport. Teams vinden een goede onderlinge sfeer erg belangrijk en besteden bewust veel aandacht aan het goed houden van deze sfeer. Belangrijk hierbij is onder meer dat men het eens is over het doel van het team en het feit dat onderlinge strubbelingen niet de kans krijgen lang door te sudderen. De mate waarin teams ook in lage echelons van de sport bewust omgaan met het goed houden van de onderlinge relaties is hoger dan doorgaans gezien wordt bij teamsporten. Wellicht dat de grootte van het team, het feit dat de teamleden vaak bevriend zijn met elkaar, de hoge kosten van het springen en de intensiteit hiervan hierbij een rol spelen. 54

55 De sensatie voorbij 4.13 NOC*NSF Over NOC*NSF zijn bestuurders van de KNVvL overwegend negatief. Toch is men van mening dat de KNVvL aangesloten moet blijven bij NOC*NSF, omdat dit nu eenmaal de koepelorganisatie voor sportbonden is en sporten die niet aangesloten zijn niet meetellen in het sportlandschap. Een medewerker van de KNVvL: Kijk je hebt nu toch een bepaalde statuur naar organisaties buiten de sport en ook als je gaat praten met andere sportorganisaties. Dan zeggen ze: Ja, jij bent geen lid van NOC*NSF en dan stel je helemaal niks voor. Als je klein bent binnen NOC*NSF ben je nog steeds een officiële sportbond. Aansluiting bij NOC*NSF wordt ook gezien als middel om als sport erkend te worden. Een lid van het hoofdbestuur van de KNVvL: We hebben niet de natuurlijke erkenning als sport in Nederland. Want luchtsporten zijn een beetje een vreemde eend in de bijt. Dezelfde respondent legt ook uit dat bestuurders van NOC*NSF sportparachutespringen niet als een sport zien: Ik heb met 6 toppers van NOC*NSF op Teuge gestaan, ik heb ze een tandemsprong laten maken. En dan heb ik het grootst mogelijke probleem om uit te leggen wat de sport inhoudt. Ze zeggen: Ja, ik ben eraf gesprongen, ik ben eruit gevallen. Ja, ik vond het spannend. Hartstikke leuk! Maar wat de sport nou is? Ondanks het feit dat bestuurders van NOC*NSF sportparachutespringen niet als een sport zien, zien bestuurders van de afdeling NOC*NSF als een organisatie die invloedrijk kan zijn in discussies met overheden. Een lid van het afdelingsbestuur: Je moet bijvoorbeeld de luchtruimdiscussie aan gaan, of de accommodatiediscussie, dan kun je beter wel lid zijn van het NOC*NSF. Omdat ze nogal een grote vinger in de pap hebben op allerlei gebieden. Tegelijkertijd is het belangrijk om een constante kosten baten analyse te maken. Een lid van het afdelingsbestuur: Ik stel met enige regelmaat de vraag: Jongens, hebben wij nog wel in de gaten hoe het zit met de kosten baten analyse ten opzichte van NOC*NSF? Want ik heb sterk de indruk dat we langzamerhand zoveel moeite aan het doen zijn om maar te blijven voldoen aan wat het NOC*NSF van ons vraagt dat we niet meer in de gaten hebben dat we er eigenlijk weinig voor terug krijgen. Aansluiting bij NOC*NSF is derhalve gewenst, zolang de kosten hiervan beperkt blijven. Overigens is de aansluiting bij NOC*NSF zo goed als onzichtbaar voor sportparachutisten, daar een aantal respondenten in de overtuiging is dat sportparachutespringen in het geheel niet aangesloten is bij NOC*NSF. Zoals één geïnterviewde het stelde op de vraag of sportparachutespringen een topsport is: Nee. Want het zit niet bij het NOC*NSF. En we zullen ook nooit een Olympische sport worden want we zijn gemotoriseerd. 5 De negatieve beoordeling van NOC*NSF komt voornamelijk voort uit het feit dat men van mening is dat NOC*NSF zich tegenwoordig louter richt op het ondersteunen van grote (Olympische) sporten, waarbij kleine sporten als onbelangrijk zouden worden gezien en weinig tot geen ondersteuning meer krijgen. Een lid van het hoofdbestuur van de KNVvL: 5 Deze regel luidde officieel *s+porten, disciplines of evenementen waarin de prestatie essentieel berust op mechanische aandrijving *zijn+ niet acceptabel, (IOC, 2004: p. 90) maar is sinds 2007 geschrapt en dus ook geen belemmering meer. 55

56 A.A. Ens De droom van NOC*NSF. Die is heel eng. Heel eng voor ons. Ik ben er heel somber over, terwijl ik het instituut leuk vind. Die droom is een heel selectief aantal sporten op Olympisch hoog niveau halen en daar medailles mee halen. * + Die droom van NOC*NSF dat is meer een nachtmerrie. Men is bang dat door de focus die NOC*NSF legt op een kleine selectie grote sporten de brede basis die sport heeft in de samenleving erodeert, waardoor kleine sporten als de luchtsporten als eerste terrein verliezen. Een lid van de sportcommissie: Dus als zij zich alleen maar op die top richten en zeggen van: OK, als je daar niet in komt dan val je eruit. Dan valt de hele piramide in elkaar. Niet á la minute, maar op termijn wel. En dat is waar ik erg bang voor ben. Dat dat gaat gebeuren. Wat betreft subsidies zijn de bestuurders zonder uitzondering somber gesteld. Vanuit NOC*NSF komen al jaren geen tot weinig subsidies meer en dat wordt de komende jaren waarschijnlijk alleen maar minder. Dit is volgens bestuurders met name te wijten aan de strenge criteria die NOC*NSF stelt aan het subsidiëren van topsport, waarbij kleine sporten waarvan slechts weinig landen deelnemen aan een WK buiten de boot vallen. Een lid van de sportcommissie: En nu hebben we eigenlijk alleen nog maar formatiespringen die aan het criterium voldoet. That s it. Omdat daar de top nog bij de eerste 10 kon komen. Zijn ze ook geweest, nu niet meer. Dus het droogt op. Is afgelopen. Helemaal over. Binnen de Top-10 ambitie van NOC*NSF noemen bestuurders discontinuïteit van prestaties als een problematisch gegeven. Hierbinnen worden twee kenmerken uitgelicht, ten eerste de afhankelijkheid die men ervaart van de bereidheid van individuele teams om tijd en geld te investeren en ten tweede de nadelige effecten van het oormerken van topsportsubidies voor alleen het eerste team. Men erkent dat sportparachutespringen een dure sport is, die op hoog niveau grote investeringen in tijd en geld vereist. Daarbij zijn bestuurders van mening dat de afdeling slechts in geringe mate in staat is om haar topsporters financieel te ondersteunen. Verder achten bestuurders inkomsten uit sponsorgelden niet realistisch binnen de luchtsporten, wat tot gevolg heeft dat teams zelf naar draagkracht moeten investeren. Hierdoor ervaren bestuurders een grote mate van afhankelijkheid van de welwillendheid van teams om deze investeringen te doen. Een werknemer van de KNVvL: Je kunt praten wat je wil over sport maar er moet wel wat achter zitten. Je kunt niet van alles eisen en van mensen verwachten dat ze er zelf in steken, dat is gewoon niet realistisch. Een coach ervaart in zijn coaching ook dat hij rekening moet houden met het feit dat teams zichzelf samenstellen: So there s a lot of challenges. And you have to manage that, because you can t just kick one out. Because that s the team that has come to you. You don t choose the team. The teams arrive and they are those four people and you have to make it work. Er is vanuit de afdeling een topsportsubsidie ingesteld, die voor een periode van 2 jaar gericht naar één team of sporter gaat. Bestuurders zien dit als waardevoller dan het uitsmeren van de beschikbare subsidie over alle disciplines, tegelijkertijd wordt gesteld dat de situatie niet ideaal is. Men ziet namelijk ook nadelige effecten omdat op deze manier niet geïnvesteerd wordt in opvolging mocht het eerste team ermee ophouden. Een lid van de sportcommissie over het gat wat ontstaan is in de discipline formatiespringen na het uiteenvallen van het nationale team Dynamic Fource: Ik denk daardoor dat het op termijn ook heel moeilijk wordt *om weer bij de top 10 te komen+. Omdat het gat tussen de top die er was, want daar ging al het geld naar toe en de rest kreeg niks, dat dat gat veel te groot is geworden. De rest kreeg niks. En ik betwijfel of dat weer op het niveau komt van wat we hadden. Zonder ondersteuning. 56

57 De sensatie voorbij Het verhogen van contributie om op die manier meer financiële ondersteuning te kunnen bieden wordt niet haalbaar geacht. Een lid van de sportcommissie over wat er nodig zou zijn om de subsidie die de afdeling ooit vanuit NOC*NSF ontving te compenseren: We kregen ongeveer een ton. Dus als je dat deelt door leden, dan moet er bij iedereen 50 euro bij. Dan moet je onze afdelingsbijdrage verdubbelen om dat te kunnen doen. En de massa zal het niet accepteren om dat te doen. Omdat de massa moeite heeft om die piramide te begrijpen. Vanuit de sportcommissie zijn er wel ideeën voor meer ondersteuning van top- en wedstrijdsport als geheel, om op die manier continuïteit aan de top beter te waarborgen. Dit zijn echter plannen die vooral op de lange termijn een bijdrage moeten gaan leveren. Een lid van de sportcommissie over een voorstel dat men richting het afdelingsbestuur wil doen: Eens kijken of we een topsportfonds op kunnen richten zoals een aantal landen hebben, zoals Amerika. Waarbij mensen geld doneren. Jaarlijks c.q. eenmalig. In een pot, in een fonds. En de rente daarvan gebruiken we als ondersteuning voor topsport. Dan moet je al een redelijke pot hebben wil je daar voldoende rente uit kunnen halen om wat te kunnen doen. Maar als je er nooit aan begint zul je dat nooit kunnen laten groeien. Het ontbreken van topsportsubsidies voor kleine sporten waarvan minder dan 24 landen deelnemen aan een WK wordt gezien als een kwalijke ontwikkeling, omdat deze sporten door een gebrek aan ondersteuning vanuit NOC*NSF onvoldoende middelen over houden om hun topsporters adequaat te ondersteunen. Hierdoor zou het niveau van topsport binnen de kleine sporten achteruit gaan, wat vervolgens van invloed zou zijn op de stimulans die vanuit topsport richting de breedtesport uitgaat. Gevreesd wordt dat door de achteruitgang van de top van kleine sporten en de uitwerking die dit heeft op het aantal beoefenaars in de breedte de diversiteit van het sportlandschap af zal nemen. De blik die het afdelingsbestuur van de afdeling parachutespringen heeft op de houding van NOC*NSF wordt gedeeld door de meeste kleine (niet-olympische) sportbonden. Daarbij zullen met name sportbonden van amateursporten die door geringe aantallen deelnemende landen aan wereldkampioenschappen buiten de boot vallen qua subsidie zich met de afdeling kunnen vereenzelvigen. 57

58 A.A. Ens 5 ANALYSE De resultaten zullen worden bediscussieerd aan de hand van het besproken theoretisch kader en de literatuurstudie. De drie belangrijkste thema s in de analyse zijn de wijze waarop sportparachutespringen verschilt van traditionele sporten, de manier waarop sportparachutespringen een ontsnapping biedt aan de dagelijkse realiteit en de wijze waarop wedstrijdsport hierbij een rol speelt. 5.1 TRADITIONELE SPORT VERSUS EXTREME SPORT In de resultaten zijn de betekenissen die uit de empirische data naar voren zijn gekomen naast traditionele sporten gelegd. Hieruit blijkt dat sportparachutespringen in de ogen van haar beoefenaars vrij veel overeenkomsten heeft met wat doorgaans gelden als normale of traditionele sporten. Bij vergelijkingen met andere sporten wordt vooral benadrukt dat sportparachutespringen intenser en meer divers is, op een dieper niveau ontspanning en ontsnapping biedt en een groter gevoel van vrijheid en controle geeft. Toch zijn er weinig wezenlijke redenen om sportparachutespringen niet onder normale sporten te scharen, uitgaande van de betekenissen die beoefenaars eraan toekennen. Het problematische hierbij is echter dat er bij sportparachutespringen een grote kloof bestaat tussen de betekenissen die mensen geven aan de sport voordat ze deze beoefenen en de betekenissen die mensen geven aan de sport zodra ze deze eenmaal beoefenen. Waarbij deze betekenissen ook nog veranderen naar mate men meer ervaring in de sport krijgt. Hierin is duidelijk het proces van betekenisconstructie zoals Weick dat signaleert zichtbaar (Weick, 1995). Omdat de sport nauwelijks zichtbaar is in het dagelijks leven worden de betekenissen van niet-beoefenaars gevormd op basis van enkele spaarzame significant cues die hen bereiken. Deze zullen met name bestaan uit nieuwsberichten over ongelukken en gewaagde stunts, waardoor het beeld van een gevaarlijke sport voor waaghalzen die met hun leven spelen ontstaat. Omdat het proces van betekenisconstructie een ongoing process is, is het mogelijk om dit beeld te veranderen zodra men de sport betreedt. Niet alleen wordt men dan beïnvloed door de betekenissen die sporters die de sport reeds lang beoefenen eraan geven, daarnaast worden ook significant cues die met normale breedtesport en wedstrijdsport te maken hebben belangrijker. Met betrekking tot risicoperceptie wordt een sport die eerst als gevaarlijk wordt gezien na beoefening en ervaring steeds minder gevaarlijk ervaren. De angst voor extreme sporten kan derhalve ook gezien worden als de angst voor het onbekende. Daarnaast kan ook het emische karakter van risicoperceptie, zoals dat ook in de literatuurstudie naar voren komt (Fletcher, 2004: p. 40), een rol spelen. Zodra beoefenaars deel uit gaan maken van de gemeenschap van sportparachutisten gaan ze een andere waarde toekennen aan risico s. Deze lijken niet langer inherent en oncontroleerbaar maar afhankelijk van de eigen vaardigheden en keuzes. Tot slot worden nieuwe beoefenaars in eerste instantie misschien aangetrokken door het opzoeken van risico s, eenmaal in de sport wordt het opzoeken van risico s sterk veroordeeld door de omgeving. Hierdoor verandert ook de betekenis die beoefenaars geven aan het opzoeken van risico. Bij deze geschetste kloof komen ook het Thomas-theorema (Thomas, 1928) en de discourscoalities van Hajer (Hajer, 1995) om de hoek kijken; doordat het dominante maatschappelijke discours over de sport zich met name richt op haar vermeende risico s trekt zij in eerste instantie vooral mensen aan die een keer op zoek zijn naar de belevenis van avontuur en die deze vermeende risico s accepteren of voor wie in sommige gevallen de risico s zelfs onderdeel zijn van de belevenis. Hoewel de betekenis die men aan de sport geeft hierna kan veranderen betekent dit wel dat de initiële aanwas van de sport bestaat uit mensen die deze risico s accepteren of die om een andere reden al kritisch staan tegenover het maatschappelijke discours over het gevaar van extreme sporten. Hiermee wordt het maatschappelijke discours voor een deel vanzelf waarheid. De mensen die immers op basis van het discours zoals dat in de maatschappij heerst geen toetreding durven zoeken tot de sport komen ook niet tot de betekenissen zoals beoefenaars die aan de sport geven. De kans dat het discours dat onder beoefenaars leeft ooit de strijd met het huidige discours wint om dominantie is verwaarloosbaar, zoals ook blijkt uit de theorie van Hajer (1995). Het is daarom wellicht beter voor de bond om in de marketing van de sport mee te gaan in dit discours. Men zal dus zowel aandacht moeten besteden aan het cateren aan de betekenissen die niet-beoefenaars geven aan de sport om ze te verleiden tot deelname, als moeten voorzien in de behoeften en veranderde betekenissen van beoefenaars. 58

59 De sensatie voorbij 5. 2 ONTSNAPPING AAN DE DAGELIJKSE REALITEIT Uit de resultaten komt naar voren dat sportparachutespringen op diverse manieren een ontsnapping aan de dagelijkse realiteit betekent. Ten eerste biedt de sport haar beoefenaars een kort moment waarin zij uitstijgen boven de fysieke beperkingen van de mens en totale vrijheid en controle ervaren. Ten tweede biedt zij een context waarin flow en piekervaringen optimaal gefaciliteerd worden en sporters volledig geabsorbeerd worden door de situatie, waardoor de sport een ontsnapping biedt aan negatieve stress en persoonlijke problemen. En ten derde biedt zij een sociale context waarin status gebaseerd is op participatie en waarin men zich los kan maken van statusverschillen en labels die men in de maatschappij ervaart. De ontsnapping die geboden wordt, wordt door sommige respondenten ervaren als een ontsnapping aan stress en problemen die zowel in de privésfeer als op het werk ervaren worden. Tegelijkertijd wordt door andere respondenten de sport juist gezien als een manier om te ontsnappen aan de sleur en eentonigheid die ze doordeweeks voelen. Met name geïnterviewden die geen zelfverwezenlijking in hun beroep ervaren (soms mede omdat ze bewust kiezen voor een beroep onder hun niveau om op die manier wedstrijdsport te kunnen beoefenen) zien de sport eerder als onderbreking van sleur dan als onderbreking van stress. De these van Dunning en Elias dat het dagelijks leven emotionele hoogtepunten ontbeert (Dunning & Elias, 1986) wordt door deze bevindingen geproblematiseerd: hoewel de moderne maatschappij steeds meer gevrijwaard wordt van haar gevaren neemt de druk die sommige beroepen leggen op de mens alleen maar toe. Deze druk wordt overigens niet negatief beoordeeld, zoals het idee dat een steeds complexer wordende maatschappij die het individu verstikt doet vermoeden. Het idee dat er een keuze gemaakt dient te worden in de vraag of extreme sporters willen ontsnappen uit sleur of uit stress is terug te voeren op het idee dat deze sporten afwijkend zijn en er derhalve een specifiek soort mens is dat een behoefte voelt om ze te beoefenen. In de literatuurstudie zien we dan ook dat wetenschappers steeds toeschrijven naar één van deze twee theses om op die manier dit type mens en daarmee de oorzaak van diens behoefte te duiden. Uit de empirische data van dit onderzoek blijkt echter dat er zowel sportparachutisten zijn die de behoefte voelen te ontsnappen uit stress als zij die de behoefte voelen te ontsnappen uit sleur. Hoewel het kiezen van een dominante discours het mogelijk maakt om beoefenaars van extreme sporten in een hokje te plaatsen doet dit geen recht aan de complexiteit van de werkelijkheid. Uit de resultaten van dit onderzoek kan slechts afgeleid worden dat sportparachutisten de behoefte hebben om af en toe uit de realiteit van het dagelijkse leven te stappen, of deze hun nu stress oplevert of slechts monotone sleur. Sportparachutespringen is daarbij ook niet de enige manier waarop men zich onttrekt aan de dagelijkse realiteit, zoals blijkt uit het feit dat sommige beoefenaars van de sport ontsnapping weten te vinden in activiteiten die zo alledaags zijn als lezen. Een dergelijke conclusie plaatst de gedachte dat sportparachutisten een groep mensen zijn die afwijken van de norm en hun ontspanning alleen in extremen kunnen vinden in een kritisch daglicht. In de elkaar uitsluitende ideeën dat individuen in de moderne samenleving ontsnapping aan sleur of aan stress zoeken dient derhalve nuance aangebracht te worden. Om meer recht te doen aan de complexiteit van de werkelijkheid zou van de these van ontsnapping aan sleur samen met de antithese van ontsnapping aan stress een synthese gevormd kunnen worden door te stellen dat alle leden van de moderne maatschappij ontsnapping aan hun dagelijkse realiteit behoeven, of deze nu stressvol of monotoon is ingericht. Binnen deze maatschappij is een overvloed aan activiteiten beschikbaar om in deze ontsnapping te voorzien, een sector die door Pine en Gilmore wordt beschreven als de beleveniseconomie (Pine & Gilmore, 1999). Sportparachutespringen en andere extreme sporten zijn daarin slechts één van de vele manieren waarin ontsnapping te vinden is. 59

60 A.A. Ens 5.3 DE ROL VAN WEDSTRIJDSPORT In de resultaten hebben we gezien dat de belangrijkste rol van wedstrijdsport in het sportparachutespringen het bieden van een nieuwe set aan uitdagingen is. Door het steeds bieden van nieuwe uitdagingen blijft de sport interessant voor haar beoefenaars omdat er telkens een nieuw doel is om naar toe te werken en voor te trainen. Daarnaast biedt wedstrijdsport een verdieping van de sociale context omdat men binnen teams de sport intensief met elkaar beleeft en gezamenlijk naar dezelfde doelen toe kan werken. Uit de literatuurstudie kwam naar voren dat het in de organisatie van sport belangrijk is om belevenissen aan te bieden die veranderlijk zijn, omdat men in een beleveniseconomie op deze manier sporters op de lange termijn geïnteresseerd houdt (Pine & Gilmore, 1999). Binnen sportparachutespringen zien we dat de betekenis die gegeven wordt aan de sport verandert naar mate men meer ervaring en vaardigheden opdoet. Wedstrijdsport komt binnen de carrière van een sportparachutist vaak pas na tientallen sprongen in beeld als één van de manieren waarop men nieuwe belevenissen in de sport kan ervaren. Hiermee vervult wedstrijdsport een belangrijke rol om de sport op de lange termijn interessant te houden voor beoefenaars door de doelen en uitdagingen die zij biedt. Deze uitdagingen zorgen ervoor dat ervaren sportparachutisten zich mentaal maximaal moeten committeren aan hun sprongen, waardoor ze in hun sprongen dezelfde flow ervaren die beginnende sportparachutisten ervaren bij het simpelweg tot een goed einde brengen van een parachutesprong waar verder geen spelregels bij komen kijken. Het idee dat het ervaren van flow verband houdt met de mate waarin individuen uitgedaagd worden komt ook naar voren in de literatuurstudie (Celsi et al., 1933). Tegelijkertijd heeft de late introductie van wedstrijdsport tot gevolg dat zij nog totaal geen rol speelt op het moment dat mensen ervoor kiezen de sport te gaan beoefenen. Nieuwe beoefenaars worden vooral getrokken door de verwachting dat het springen uit een vliegtuig een belevenis is die ze nooit zullen vergeten en die ze een keer mee willen maken. Het idee dat wedstrijden in de sport ook mogelijk zijn leeft niet onder nietbeoefenaars en men maakt hier vaak pas in de opleiding kennis mee. Het feit dat de betekenis die aan de sport gegeven wordt op deze manier verandert gedurende de beoefening zorgt ervoor dat er een kloof ontstaat tussen de betekenissen van niet-beoefenaars en beoefenaars aan de sport. Het is daarom nog maar de vraag of investeringen in wedstrijd- en topsport een groot effect zullen hebben op nieuwe aanwas. Hiermee wordt het geloof van het afdelingsbestuur in het aanjagende effect van topsport problematisch. Sowieso zijn kanttekeningen te plaatsen bij de door het bestuur gehanteerde double pyramid theory van De Coubertin. Deze stelt dat grote aantallen sportbeoefenaars een klein aantal kampioenen voortbrengen, die op hun beurt als rolmodel weer grote aantallen mensen stimuleren om de sport te gaan beoefenen (Internationaal Olympisch Comité (IOC), 2000). Uit onderzoek van Van Bottenburg blijkt echter dat er geen gelijke mate van beïnvloeding tussen topsport en breedtesport is, waarbij met name de aanjaagfunctie van topsport betwist wordt. Waar topsport niet zonder breedtesport kan is dit andersom niet per definitie het geval en ervaart een groot deel van de sportbeoefenaars nauwelijks een relatie met topsport (Bottenburg, 2003: p. 307). Zolang wedstrijden in sportparachutespringen geen onderdeel zijn van het maatschappelijke en wetenschappelijke discours rond de sport zullen de prestaties van wedstrijd- en topsporters weinig aandacht krijgen vanuit de media en het publiek. Hiermee zal het maatschappelijke discours zich met name vormen rond de risico s van de sport en de avontuurlijke belevenis die zij biedt. Naast de vraag of het mogelijk is om deze maatschappelijke discours te veranderen zou men zich ook moeten afvragen in hoeverre het in het belang van de sport is om deze te veranderen. In hoeverre zou de huidige schare beoefenaars zich aangetrokken hebben gevoeld tot de sport als zij een ander imago had gehad? En in hoeverre zou de groep mensen die zich nu niet aangetrokken voelt de sport dat wel doen als zij een gewoner en alledaagser imago had? Dit zijn interessante vragen die echter met de empirische data van dit onderzoek helaas niet te achterhalen zijn. De focus moet daarom liggen op de rol die wedstrijd- en topsport wel kunnen vertegenwoordigen binnen de sport: namelijk die van aanjagers van langdurige participatie door het aanbieden van doelen en uitdagingen en de verdieping van sociale context. 60

61 De sensatie voorbij 6 CONCLUSIE Nu de empirische data geanalyseerd zijn aan de hand van het theoretisch kader en de literatuurstudie kunnen de deelvragen die geformuleerd zijn in de probleemstelling beantwoord worden. 6.1 BEANTWOORDING VAN DE DEELVRAGEN De volgende deelvragen dragen bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag en zullen derhalve eerst beantwoord worden. Welke betekenissen kennen sportparachutisten toe aan het beoefenen van sportparachutespringen? Sportparachutespringen is een sport waarin beoefenaars volledige controle en vrijheid in hun omgeving ervaren. Daarnaast biedt de sport een context voor het herhaaldelijk beleven van piekervaringen en een staat van flow. Op deze wijze betekent de sport een ontsnapping aan de dagelijkse realiteit, of deze nu bestaat uit een stressvolle en complexe baan of uit een monotone aaneenschakeling van routines. Daarnaast biedt de sociale context van de sport en de wijze waarop alleen participatie in de sport invloed heeft op de beoordeling van een individu een ontsnapping aan het dagelijks leven waarin onuitwisbare labels en stigma s een aanzienlijke invloed op statusverschillen hebben. Voor het herhaaldelijk ervaren van flow en piekervaringen is het behouden van uitdagingen in de sport een belangrijke voorwaarde. Omdat zelfs het springen uit een vliegtuig saai blijkt te worden als beoefenaars herhaaldelijk hetzelfde doen zonder daar vooruitgang of de verwezenlijking van andere doelen in te ervaren speelt het lerende aspect van parachutesprongen en het verbeteren van vaardigheden in deze sprongen een grote rol. De structuur van de sport, waarin pas na een bepaald brevet of aantal sprongen ervaringen als wingsuitvliegen of het voeren van een camera beleefd kunnen worden is hierbij ook van grote invloed. De betekenissen die sportparachutisten geven aan hun sport verschillen echter aanzienlijk van de betekenissen die zij gaven aan de sport voordat zij deze beoefenden. Daarnaast verandert de betekenis die sportparachutisten geven aan hun sport als zij de sport langer beoefenen en meer ervaring opdoen. Hierdoor ontstaat een kloof tussen de betekenissen die niet-beoefenaars en (ervaren) beoefenaars van de sport geven aan de sport. Dit zorgt voor een kloof tussen het maatschappelijke discours over de sport en de wijze waarop de sport door haar beoefenaars beleefd wordt. Oorzaken hiervan zijn ten eerste een verschuiving in de perceptie van oncontroleerbare risico s naar controleerbare risico s. Daarnaast vindt ook een verschuiving plaats in de waardering van het opzoeken van risico, waar dat in eerste instantie misschien een rol speelde bij toetreding tot de sport wordt het bewust opzoeken van risico bij voortzetting van de sport zeer negatief beoordeeld. Welke betekenissen kennen sportparachutisten toe aan competitie en het beoefenen van sport in gereguleerd wedstrijdverband? Het bieden van een set nieuwe uitdagingen en doelen voor beoefenaars wordt gezien als de belangrijkste functie van wedstrijdsport. Deze uitdagingen zorgen ervoor dat beoefenaars in de sport blijven. Wedstrijden worden gezien als momenten waarop de vaardigheden van een individu of team gemeten kunnen worden. Deelnemers aan wedstrijden hebben het idee dat de druk die competitie legt ervoor zorgt dat men hoger presteert op wedstrijden dan in training of funjumps. Daarnaast zijn wedstrijden ook een opvoering waarin richting vrienden en familie een demonstratie van de vaardigheden gegeven kan worden, waarmee tevens de investeringen die deelnemers hebben moeten doen als het ware vergoelijkt worden. Tot slot wordt competitie gezien als een bekrachtiging van de sociale context, doordat bij wedstrijden sportparachutisten van verschillende dropzones elkaar treffen. Hoewel het winnen van andere deelnemers meespeelt bij betekenisgeving aan wedstrijden is er geen sprake van felle concurrentie waarbij men elkaar naar het leven staat. In plaats daarvan wordt zelfs gesteld dat de competitie plaatsvindt met elkaar in plaats van tegen elkaar. Tot slot wordt sportparachutespringen als wedstrijdsport met name gezien als een mentaal spel, waarbij deelnemers onder druk van competitie en tijdsdruk de juiste manoeuvres moeten onthouden en uitvoeren. 61

62 A.A. Ens Het beoefenen van de sport in gereguleerd wedstrijdverband wordt gezien als een manier van beoefening die meer geld ten tijd vereist dan sportbeoefening zonder wedstrijddoelen. Daarnaast wordt zij ook geassocieerd met trainen volgens een vooraf opgestelde planning. Vooral binnen disciplines die in teamverband gesprongen worden ziet men commitment aan de doelen van het team hierdoor als een belangrijke factor. Deze commitment resulteert er ook in dat beoefenaars zeer bewust met de sfeer in het team om gaan en dat sessies om te praten over het verloop van trainingen en frictie een vast onderdeel van trainingsdagen zijn. Het trainen in een vast team voegt daarmee tegelijkertijd wat toe aan individueel springen, omdat men ervaart een gezamenlijk doel na te streven. Daarnaast zorgt een vast team ook voor een verdieping van de sociale beleving van de sport. In de resultaten is al uitgelicht dat sportparachutespringen op veel vlakken weinig verschilt van traditionele sporten. De hierboven genoemde kenmerken zijn echter wel bijzonder; niet veel sporten gaan uit van een competitie waarin men het gevoel heeft met elkaar in plaats van tegen elkaar te strijden. Daarnaast is ook het feit dat zo bewust met sfeer en onderlinge frictie omgegaan wordt bijzonder, maar weinig sporten kennen dergelijke gebruiken al op het niveau van wedstrijdsport. Beiden kenmerken komen voort uit de hechte sociale context van de sport en de hoge investeringen die deelnemers moeten maken om aan wedstrijdsport deel te kunnen nemen. Wat motiveert sportparachutisten om (niet) deel te nemen aan wedstrijdsport? De belangrijkste reden om niet deel te nemen aan wedstrijdsport is het ontbreken van tijd en geld. Sportparachutisten die niet deelnemen aan wedstrijden hebben het idee hier meer voor te moeten gaan springen dan ze op dit moment doen en dus meer middelen vrij te moeten maken, waarbij ze het gevoel hebben dat op dit moment niet te kunnen of willen. Daarnaast hebben sportparachutisten met weinig ervaring het idee dat wedstrijdsport nog niet voor hen weggelegd is, ook als zij qua opleidingsniveau hier op zich al bevoegd voor zijn. Tot slot ziet een enkeling ervan af omdat het trainen voor wedstrijden teveel planmatigheid met zich mee zou brengen of omdat men bang is dat de druk van wedstrijden het plezier in de sport teniet zou doen. Sportparachutisten die wel wedstrijden springen doen dit met name vanwege de extra uitdagingen die dit aan de sport toevoegt. Ook wordt het voor beoefenaars die hun vaardigheden willen verbeteren uiteindelijk zaak om vaker met dezelfde mensen te gaan springen, omdat op die manier een basisniveau opgebouwd wordt vanaf waar verder getraind kan worden. Hierbij geldt dat beoefenaars die in een vast team gaan springen daar op den duur mee deel gaan nemen aan wedstrijden. Daarnaast zien sportparachutisten wedstrijdsport als een verdieping van de sociale context omdat men zich ten eerste vaak meer verbonden voelt met beoefenaars van de eigen sport en ten tweede een diepere band opbouwt met de leden van het eigen team. Bij wedstrijden is de sfeer van een wedstrijd een bepalende factor bij deelname, met name vanwege het al eerder genoemde belang van sociale context. Ook is de prioriteit die een dropzone geeft aan een wedstrijd, ten opzichte van bijvoorbeeld commerciële activiteiten als tandemsprongen, een bepalende factor. Vanwege de hoge investeringen die geassocieerd worden met wedstrijdsport is het belangrijk een wedstrijdgevoel te creëren door een wedstrijd serieus te behandelen en aandacht te geven. Tot slot is het niveau van het deelnemersveld belangrijk. Sportparachutisten die het gevoel hebben niet uitgedaagd te worden in een wedstrijd nemen hier met aanzienlijk minder plezier aan deel en blijven vaker weg. Toch kan het voorkomen dat ervaren sportparachutisten ondanks hun bezwaren tegen de organisatie en het niveau van de wedstrijd deelnemen, bijvoorbeeld als het een selectiewedstrijd voor een internationaal toernooi betreft of als men omwille van de gezelligheid over de genoemde bezwaren heen kijkt. Welke drempels ervaren sportparachutisten op het gebied van wedstrijdsport? Voor deelnemers die wedstrijdsport beoefenen is de hoeveelheid tijd en geld die men aan de sport kan spenderen bepalend voor zowel de hoeveelheid training als de wedstrijden waar men aan meedoet. Zodoende gelden beide als een drempel om tot een bepaalde prestatie te komen. 62

63 De sensatie voorbij Daarnaast wordt door beginnende sportparachutisten het gebrek aan toeleiding naar wedstrijdsport als gemis ervaren. Doordat hier geen structuur van talentontwikkeling in zit komt het op het initiatief van individuele beoefenaars aan om teams te formeren. Ervaren sportparachutisten hebben soms ook moeite om teamgenoten te vinden, niet zozeer omdat ze nieuw zijn in de sport als wel omdat het op hun niveau moeilijk is om teamgenoten van hetzelfde ervaringsniveau te vinden die zich in dezelfde mate willen committeren en met wie het ook op persoonlijk vlak klikt. De poel waaruit gevist kan worden voor vervanging blijkt ineens heel klein als een lid van het team wegvalt. Waar dit bij sommige disciplines puur aan het niveauverschil te wijten valt is bij andere disciplines een bijkomend probleem dat ze zo klein zijn dat er überhaupt weinig beoefenaars van te vinden zijn. Tot slot worden niveauverschillen in het deelnemersveld aan wedstrijden binnen de sport als een drempel ervaren. Zeer ervaren sportparachutisten ervaren op nationaal niveau een gebrek aan tegenstanders die hen uitdagen terwijl sportparachutisten die in de middenmoot van het klassement zitten een vrijwel onoverbrugbaar verschil met de top ervaren, in ieder geval zolang zij niet significant meer trainingssprongen per jaar gaan maken dan deze top. Hierdoor blijven podiumplaatsen vaak in handen van dezelfde sporters. In het internationale veld speelt hetzelfde fenomeen, hoewel hier de scheidslijn getrokken moet worden tussen amateursporters en sporters die in staat zijn de sport voltijd te beoefenen. Overigens zien sommige wedstrijden topsporters deze niveauverschillen juist als een uitdaging. Hoe verhoudt het wetenschappelijke discours op het gebied van betekenisgeving en competitie in extreme sporten zich tot de betekenisgeving van sportparachutisten? Om te beginnen zijn sportparachutisten niet per definitie wars van competitie. Ook is het idee dat deelnemers aan extreme sporten een specifiek soort mensen zijn die alleen stimulans kunnen vinden in extreme activiteiten achterhaald. Deze denkbeelden duiden op een algemene trend in wetenschappelijke literatuur; het benaderen van de sport alsof het een sport is die afwijkt van de norm en waarbij het gedrag van beoefenaars derhalve vanuit een ander perspectief verklaard dient te worden dan het gedrag van beoefenaars van normale sporten. Hierbij hanteert men doorgaans een top-down benadering, waarbij over beoefenaars geschreven wordt in plaats van in gesprek te gaan met beoefenaars. Dit resulteert in een aantal theorieën die nuance missen en met name die kenmerken benadrukken die het doel dienen om sportparachutisten een label en een plek te kunnen geven. Zo proberen verschillende wetenschappers groepen in de samenleving te duiden die zich aangetrokken voelen tot extreme sporten om op die manier deze deelname te verklaren. Uit de empirische data blijkt echter dat een grote verscheidenheid aan mensen met verschillende achtergronden een plaats vindt in de sport. Het willen duiden van afgebakende groepen duidt daarmee op een onterechte versimplificering van de werkelijkheid, ten einde deze makkelijker te kunnen duiden. Op een zelfde manier dienen de elkaar uitsluitende theses dat individuen ontsnapping zoeken aan sleur of stress van de huidige maatschappij genuanceerd te worden door deze bij te stellen naar het idee dat individuen ontsnapping zoeken aan hun dagelijkse realiteit, ongeacht of deze nu uit sleur of stress bestaat. Op deze manier wordt wederom beter recht gedaan aan de complexiteit van de werkelijkheid. Er zijn echter ook theorieën die wel degelijk in de empirische data terugkomen. Hierin kunnen twee belangrijke wetenschappelijke discoursen onderscheiden worden. Ten eerste het idee dat sportparachutisten een staat van flow ervaren, waarin ze piekervaringen en positieve zelftransformatie beleven en waarvoor het behoud van uitdagingen een voorwaarde is. Ten tweede is in het sportparachutespringen sprake van een sociale context die in de wetenschappelijke literatuur geduid wordt met communitas, waarbij beoefenaars een hechte band met elkaar ervaren die voortkomt uit het beoefenen van dezelfde extreme sport. Tot slot wordt in de wetenschappelijke literatuur weinig tot geen aandacht besteed aan het feit dat de betekenis die aan de sport gegeven wordt verandert naar mate beoefenaars meer ervaren worden. Ook het pas later in beeld komen van wedstrijdsport krijgt vrijwel geen aandacht. Deze kenmerken zijn wel belangrijk om te benoemen, omdat ze bepalend zijn voor de wijze waarop beoefenaars op verschillende momenten in hun springcarrière betekenis geven aan de sport. 63

64 A.A. Ens Wat is de positie van de KNVvL binnen NOC*NSF en welke mogelijkheden heeft de afdeling parachutespringen om te helpen deze positie te verstevigen? Bestuurders van de afdeling parachutespringen van de KNVvL zijn van mening dat parachutespringen, de luchtsporten en een grote groep andere kleine sporten ondergeschoven kinderen zijn bij NOC*NSF. De koepelorganisatie zou zich voornamelijk richten op de grote (Olympische) sporten en kleinere sporten steeds minder ondersteuning geven. De afdeling ziet het verliezen van diversiteit in het Nederlands sportlandschap als een reëel gevaar van deze focus. Op dit moment probeert de KNVvL als bond om op het gebied van een Leven Lang Sporten aan de criteria van NOC*NSF te voldoen door samen met de Nederlandse Klim en Bergsport Vereniging (NKBV) te clusteren. Daarnaast hoopt men dat een aantal afdelingen, waaronder parachutespringen, een Top-10 notering weten te behalen. De afdeling is pessimistisch over de kans om een Top-10 positie te bereiken in een discipline die ten minste 24 deelnemende landen heeft en heeft niet het idee dat zij beleid kan maken dat hier actief aan bij kan dragen. Daarnaast is men zeer kritisch over de criteria van NOC*NSF en van mening dat er een continue kosten-baten analyse gemaakt dient te worden of het voor de afdeling wel waardevol is om hierin te blijven investeren. Bestuurders van de afdeling parachutespringen zien op dit moment weinig mogelijkheden om op korte termijn de positie van de KNVvL binnen NOC*NSF te versterken. Op lange termijn wordt door een lid van het hoofdbestuur van de KNVvL geprobeerd om een coalitie op te zetten met andere kleine sportbonden, om op die manier tegenwicht te bieden aan de stem van grote (Olympische) bonden. Welke handvaten bieden de betekenissen die sportparachutisten geven aan sportparachutespringen hierbij? Het feit dat sportparachutisten in hun betekenisgeving een sterke nadruk leggen op het blijven verbeteren van de eigen vaardigheden, waarbij wedstrijden gelden als meetmomenten en bekrachtiging van de sociale context, betekent dat er draagvlak is voor wedstrijdsport. Dit draagvlak zou bij kunnen dragen aan het ontwikkelen van een structuur die zorgt voor meer toeleiding naar wedstrijd- en topsport. Omdat sportparachutisten de sport zelf echter met name zien als amateursport rijst de vraag of de gemiddelde sportparachutist belang heeft bij investeringen ten bate van het verstevigen van de positie van de KNVvL binnen NOC*NSF. Omdat deze koepel zich met name richt op topsport is het wellicht niet in het belang van het merendeel van de leden om hier veel middelen in te investeren. Wel is de kloof in de betekenissen van niet-beoefenaars en beoefenaars interessant. Doordat het hier in essentie om twee verschillende doelgroepen gaat zal de bond niet met een eendimensionaal marketingbeleid kunnen volstaan. Bij een marketingbeleid met meerdere dimensies moet gedacht worden aan het aantrekken van nieuwe leden door in de marketing naar niet-beoefenaars avontuur en spanning in het sportparachutespringen naar voren te laten komen, terwijl naar beoefenaars toe juist het behoud van doelen en uitdagingen door middel van deelname aan wedstrijdsport benadrukt kan worden. 6.2 BEANTWOORDING VAN DE HOOFDVRAAG Nu antwoord is gegeven op de diverse deelvragen kan antwoord gegeven worden op de hoofdvraag: Welke betekenissen kennen sportparachutisten toe aan sportparachutespringen als wedstrijdsport en wat betekent dit voor de positie van de KNVvL binnen NOC*NSF op het gebied van zowel een Leven Lang Sporten als de Top-10 ambitie? Aangetoond is dat sportparachutisten hun sport zien als een sport waarbij men kan ontsnappen aan de dagelijkse realiteit en totaal vrij en in controle kan zijn, als een manier om stress kwijt te raken door herhaaldelijke piekervaringen te ervaren en als een sociale omgeving waar zonder bestaande stigma s een nieuwe identiteit opgebouwd kan worden. Wedstrijdsport is binnen deze sport een manier om een set nieuwe uitdagingen en doelen toe te voegen en zodoende ervoor te zorgen dat beoefenaars op de lange termijn piekervaringen blijven ervaren. Daarnaast voegt wedstrijdsport, met name in disciplines die in teamverband gesprongen worden, een verdieping van de sociale dimensie toe. Sportparachutisten die deelnemen aan 64

65 De sensatie voorbij wedstrijden committeren zich in hoge mate aan hun team, wat velen van hen een aanzienlijke hoeveelheid tijd en geld kost. In Nederland blijft het sportparachutespringen echter een amateursport, wiens beoefenaars zonder uitzondering hun sport moeten bekostigen uit een baan buiten de sport. Een aantal topsporters committeert zich in hoge mate aan hun sport maar loopt in het internationale veld aan tegen voltijd sporters die meer middelen hebben om te trainen. Geconcludeerd moet dan ook worden dat het niet zozeer de betekenissen van sportparachutisten zijn die prestaties in de door NOC*NSF gewenste internationale arena in de weg staan, omdat uit de beoefening van de sport geen automatische antipathie jegens wedstrijdsport spreekt. In plaats daarvan is het met name het gebrek aan middelen dat de sport parten speelt. Hierbij ligt het maatschappelijke discours over de sport, dat haar weg zet als een deviante en gevaarlijke sport, als een beer op de weg. In de ogen van sportparachutisten is een belangrijke consequentie van deze maatschappelijke discours namelijk het wegblijven van sponsors die veel in traditionele sporten investeren, waardoor beoefenaars van wedstrijd- en topsport vrijwel alle kosten van deze (dure) sport zelf moeten dragen. Hierdoor lopen topsporters tegen een plafond aan waar de middelen die zij tot hun beschikking hebben hun trainingsvolume en daarmee prestatie gaan limiteren. Een kanttekening hierbij is het feit dat de gevaarlijke uitstraling van sportparachutespringen op bepaalde categorieën sponsoren juist een aantrekkingskracht zou kunnen hebben. De vraag waarom sponsoren toch wegblijven verdient derhalve nader onderzoek. Daarnaast is het voor te stellen dat de deviante status van de sport ervoor zorgt dat het voor overheden minder vanzelfsprekend is om ruimte voor haar te reserveren, waardoor de bond veel middelen kwijt is met het continu vechten voor ruimte voor de sport. Deze middelen kunnen vervolgens niet geïnvesteerd worden in sportontwikkeling. Ten slotte is de deviante status in het dominante discours ook van invloed op het aantal mensen dat toetreding in de sport zoekt, waardoor zij van invloed is op het ledental van de bond. Op deze wijze is het maatschappelijke discours over de sport een belangrijke factor voor zowel de criteria die vanuit NOC*NSF geëist worden in de Top-10 ambitie als de criteria behorende aan de Leven Lang Sporten ambitie. De vraag is echter of het in het belang van de afdeling parachutespringen van de KNVvL is om veel te investeren in een poging te voldoen aan deze criteria. Op het moment wordt de nationale sportkoepel namelijk alleen gebruikt om woorden van de bond in gesprekken met de overheid en andere instanties kracht bij te zetten. Deze rol kan de koepel ook blijven vervullen als de KNVvL slechts met 1 ster aangesloten blijft, zoals nu het geval is. De enige reden om veel moeite te steken in een 2 e ster zou extra algemene financiële ondersteuning zijn. De vraag die bestuurders terecht stellen is of de baten van het verkrijgen van deze 2 e ster daarmee opwegen tegen de kosten. Daarnaast is het nog maar de vraag of de gewenste categorie 2 topsport status überhaupt behouden kan blijven als het internationale deelnemersveld krimpt. Tot slot heeft problematisering van de piramide van De Coubertin het gevolg dat investeringen in topsport geen ondubbelzinnig aanwakkerend effect hebben op lager gelegen echelons van de sport. Als we de betekenissen die sportparachutisten geven aan wedstrijdsport in het licht van de betekeniseconomie bezien is het voor de afdeling vooral belangrijk om meer structuur aan te brengen in de toeleiding naar wedstrijdsport. Op dit moment berust dit nog in hoge mate op toeval en het eigen initiatief van beginnende beoefenaars. Er zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan ondersteuning van initiatieven die zich richten op het introduceren van beginnende springers die net van hun opleiding af komen in de wedstrijdsport. Dit soort initiatieven bestaat al op een aantal clubs maar krijgt op dit moment nog weinig ondersteuning van de bond. Daarbij moet ook gekeken worden naar de wijze waarop verschillende disciplines geïntroduceerd kunnen worden bij leerlingen. Tevens is het belangrijk om na te denken over het instellen van een traject van talentontwikkeling, om op die manier de bekende kweekvijver te creëren en een oplossing te bieden voor de niveauverschillen en het gebrek aan aanvulling van de top. Diezelfde top zou hier een rol in kunnen spelen door met ondersteuning van de afdeling clinics en skills camps te verzorgen. Ook dit gebeurt al op kleine schaal, maar zou uitgebouwd kunnen worden naar het voorbeeld van andere Europese landen. Deze maatregelen zijn vooral gericht op het behoud van beoefenaars in de sport. Op het werven van nieuwe beoefenaars hebben ze betrekkelijk weinig effect, daar wedstrijdsport hier nog geen rol speelt. Om niet-beoefenaars aan te trekken zal de focus daarom meer moeten liggen bij het benadrukken van de spanning en het avontuur van de sport. Vanuit de bond zal men niet het idee dat de sport risicovol en gevaarlijk is willen aanwakkeren, daar dit ook de onderhandelingspositie van de sport in discussies met overheden schaadt. Een avontuurlijk en spannend imago 65

66 A.A. Ens is echter niet schadelijk voor de sport. Eenmaal in de opleiding kan dan een impuls gegeven worden dat sportparachutespringen meer is dan alleen die elementen. In algemenere zin is het interessant om te bezien wat de consequentie is van het feit dat kleine sporten die in Nederland niet professioneel beoefend worden de ondersteuning van de landelijke sportkoepel stukje bij beetje verliezen. Uit dit onderzoek blijkt dat het publieke belang van extreme sporten als sportparachutespringen voornamelijk ligt in het bieden van ontsnapping aan de dagelijkse realiteit. Omdat zij een manier zijn om tijdelijk te ontsnappen aan de context waarin leden van de maatschappij verwacht worden te functioneren in moderne samenlevingen dragen zij bij aan het welzijn van deze leden. Door als nationale koepel deze groep sporten weg te drukken in de periferie van de sport bestaat de kans dat richting overheden een signaal afgegeven wordt dat deze sporten in het Nederlands sportlandschap geen relevant belang vertegenwoordigen, waardoor de positie die kleine sporten hebben in discussies met de overheid ook afzwakt. Met name omdat zij daarnaast in het maatschappelijke discours al als deviant worden weggezet zou dit uiteindelijk kunnen resulteren in het verdwijnen van enkele van deze sporten, wat een verschraling van het Nederlands sportlandschap tot gevolg zou hebben. De vraag die door bestuurders van de afdeling parachutespringen daarbij terecht gesteld wordt is in hoeverre NOC*NSF een verantwoordelijkheid heeft om de diversiteit van het sportlandschap te bewaken en in hoeverre zij deze op dit moment neemt. Net zoals de Publieke Omroep op het gebied van media een verbindende rol speelt waarin diversiteit een sleutelwoord is en niet alleen het dominante discours aan het woord komt zou NOC*NSF op het gebied van sport niet alleen die sporten moeten ondersteunen die in het publieke debat veel aandacht krijgen. Met deze gedachte in het achterhoofd zijn voorwaarden als een minimum ledenaantal of Top-10 positie bij een WK geen goede voorwaarden om de mate van ondersteuning op te baseren, zij herbevestigen immers het dominante maatschappelijke discours waarin discourscoalities rond grote sporten machtsrelaties bepalen. In plaats daarvan zou inhoudelijk naar de waarde van sport in de samenleving gekeken moeten worden, op een manier die meer recht doet aan de complexiteit van sportbeleving. Afsluitend kan gesteld worden dat de diversiteit van het Nederlands sportlandschap niet af zou moeten hangen van de middelen waar kleine sporten over beschikken om bij de wereldtop te behoren. Brede en diverse sportparticipatie vertegenwoordigt een groter publiek belang dan smalle en eenzijdige winst. Of, zoals het onofficiële motto van de Olympische Spelen luidt, meedoen is belangrijker dan winnen. 66

67 De sensatie voorbij 7 DISCUSSIE Door de wijze waarop dit onderzoek zich ontwikkeld heeft, waarbij begonnen is met een brede kijk naar de betekenissen die sportparachutisten geven aan wedstrijdsport en pas later ingezoomd werd op de wijze waarop sportparachutespringen verschilt met traditionele sporten en welke invloed het maatschappelijke discours hierop heeft ontbreekt helaas op een aantal plekken empirische data. Zo zijn niet alle sportparachutisten even uitvoerig bevraagd over de betekenissen die zij aan de sport gaven voordat zij deze beoefenden. Daarnaast bestaat de onderzoeksgroep puur uit beoefenaars en zijn er geen niet-beoefenaars geïnterviewd. Om te onderzoeken welke veranderingen het discours over sportparachutespringen doormaakt bij de overgang van niet-beoefening naar beoefening zou eigenlijk een longitudinale studie verricht moeten worden naar de betekenissen van niet-beoefenaars die de sport gaan beoefenen. Daarnaast is het interessant om te kijken in hoeverre betekenissen van niet-beoefenaars die de sport überhaupt nooit willen beoefenen gerelateerd zijn aan een maatschappelijke discours van deviant en gevaarlijk gedrag. Naast deze kritische kanttekening bij de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd kwamen tijdens de literatuurstudie en de verzameling van de empirische data enkele vragen naar boven die voor vervolgonderzoek interessant kunnen zijn. Zo werd in de conclusie al gesteld dat verder onderzoek naar de door sportparachutisten vermeende desinteresse van sponsoren gewenst is. Heeft dit werkelijk alleen maar met de grootte van de sport en het maatschappelijk dominante discours over het gevaar van de sport te maken of spelen ook andere zaken hier een rol? Ook kwam uit de interviews van dit onderzoek bij verschillende respondenten de vraag naar voren waarom er zo weinig allochtonen hun sport beoefenen. Deze vraag is interessant voor vervolgonderzoek omdat zij kan wijzen op verborgen uitsluitingmechanismes van de sport. Veel respondenten namen aan dat de kosten van de sport een oorzaak waren, de vraag is echter ook op welke manier culturele achtergrond een rol speelt bij participatie aan extreme sporten. Het feit dat deze binnen de westerse cultuur waarin zij ontstaan zijn al als deviant gezien worden doet vermoeden dat dit binnen andere culturen niet anders is. Hierbij kan de vraag gesteld worden in hoeverre deviatie van de norm geaccepteerd wordt in andere culturen en welke mate van risico men buiten de westerse cultuur accepteert in het najagen van op plezier gerichte activiteiten. Tot slot kwam uit de literatuurstudie een artikel van Donnelly naar voren waarin kritiek geleverd werd op het feit dat onderzoek naar extreme sporten zich alleen richt op onderzoek naar de core participants, de beoefenaars van deze sporten. De groep consumenten van extreme sporten die door beoefenaars vaak wordt weggezet als wannabe s omdat ze slechts consumeren in plaats van participeren wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Etnografisch onderzoek naar deze groep zou noodzakelijk zijn om extreme sporten in hun moderne context te zien. Welke invloed heeft deze groep consumenten, bijvoorbeeld de groep die op internet filmpjes van sportparachutespringen kijkt maar nooit zelf springt, op het maatschappelijke discours rond extreme sporten? Het feit dat filmpjes van de gevaarlijkste disciplines als Proximityflying het hoogste aantal kijkers hebben op internet doet echter al vermoeden dat vanuit deze hoek weinig te verwachten is als het gaat om het vormen van een discourscoalitie met beoefenaars van extreme sporten om het maatschappelijke discours van extreme sporters als deviant en gevaarlijk af te zwakken. Ter afsluiting een tip voor alle vervolgonderzoeken naar sportparachutespringen: verzamel empirische data in het hoogseizoen, als de springwereld ontwaakt is en ieder weekend het luchtruim kiest. Met slecht weer in het voorjaar kan de onderzoeker tezamen met de kat naar de lucht staren wat hij wil, maar mus ludens en mus certates zullen er niet te bekennen zijn. 67

68 A.A. Ens BRONNENLIJST WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR Aran, G. (1974). Parachuting. The American Journal of Sociology, 80(1), Alosi, M. (2007). The Evolution of Social Functions of Sports and the Advent of Extreme Sports (Master Scriptie). Geraadpleegd via ( ). Apter, M.J. (1982). The experience of motivation: the theory of psychological reversals. Londen: Academic Press. Apter, M.J. & Batler, R. (1997). Gratuitous risk: a study of parachuting. In Svebak, S. & Apter, M.J. (Eds.), Stress and health, a reversal theory perspective (pp ). Washington, DC: Taylor & Francis. Arnould, E.J. & Price. L.L. (1993). Extraordinary Experience and the Extended Service Encounter. The Journal of Consumer Research, 20(1), Balint, M. (1959). Thrills and regressions. New York: International University Press, Inc. Boeije, H.R. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Amsterdam: Boom Onderwijs. Bottenburg, M. van (2003). Top- en breedtesport: een Siamese tweeling?. In Breedveld, K. (Ed.), Rapportage Sport 2003 (pp ). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Breivik, G., Roth, W.T. & Jørgensen, P.E. (1997). Personality, psychological states and heart rate in novice and expert parachutists. Personality and Individual Differences, 25(2), Brummel, L. (Ed.) (1950). Johan Huizinga, Verzamelde werken V Cultuurgeschiedenis III. Haarlem: H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V. Brymer, E. & Oades, L.G. (2008). Extreme Sports: A Positive Transformation in Courage and Humility. Journal of Humanistic Psychology, 49(1), Butts, S.L. (2001). Good to the last drop: Understanding surfers motivations. Sociology of Sport Online, 4(1). Geraadpleegd via ( ). Campbell, L.A. & Bryant, R.A. (2007). How time flies: A study of novice skydivers. Behaviour Research and Therapy, 45(1), Cavezane, N., Le Scanff, C. & Michel, G. (2008). Psychological stakes and emotional experiences of women engaged in risk-taking sport. Annales Médico-Psychologiques, 166(1), Celsi, R.L., Rose, R.L., Leigh, T. (1993). An Exploration of High-Risk Leisure Consumption Through Skydiving. The Journal of Consumer Research, 20(1), Coates, E., Calyton, B. & Humberstone, B. (2010). A battle for control: exchanges of power in the subculture of snowboarding. Sport in Society, 13(7), Cogan, N. & Brown, R.I.F. (1999). Metamotivational Dominance, States and Injuries in Risk and Safe Sports. Personality and Individual Differences, 27(3), Creyer, E., Ross, W. & Evers, D. (2003). Risky recreation: an exploration of factors influencing the likelihood of participation and the effects of experience. Leisure Studies, 22(3), Csikszentmihalyi, M. & Rochberg-Halton. (1981). The Meaning of Things. Cambridge: Cambridge University Press. Deetz, S. (2000). Describing Differences in Approaches to Organization Science: Rethinking Burrell and Morgan and Their Legacy. In Frost, P.J., Lewin, A.Y. & Daft, R.L. (Eds.), Talking About Organization Science (pp ). Londen: SAGE Publications, Ltd. Delk, J.L. (1980). High-Risk Sports as Indirect Self-Destructive Behavior. In Farberow, N.L. (Ed.), The Many Faces of Suicide, Indirect Self-Destructive Behavior (pp ). New York: McGraw- Hill, Inc. Donnelly, P. (1977). Vertigo in America: A Social Comment. Quest, 27(1), Dunning, E. & Elias, N. (1986). Quest for Excitement. Sport and Leisure in the Civilising Process. Oxford: Blackwell Publishing. Dunning, E. & Elias, N. (2007). Sport en Spanning, de zoektocht naar sensatie in de vrije tijd. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. Epstein, S. (1967). The Investigation of Fear and Its Mastery in Sport Parachuting. In Mahler, B.A. (Ed.), Experimental Personality Research (pp. 3-32). New York: Academic Press. 68

69 De sensatie voorbij Epstein, S. & Fenz, W.D. (1965). Steepness of Approach and Avoidance Gradients in Humans as a Function of Experience Theory and Experiment. Journal of Experimental Psychology, 70(1), Epstein, S. & Fenz, W.D. (1967). Gradients of physiological arousal in parachutists as a function of an approaching jump. Psychosomatic medicine, 29(1), Eysenck, H.J., Cox, D. & Nias, D. (1982). Personality and Sport. Advances in Behavioural Research and Therapy, 4(1), Fiore, D.C. (2003). Injuries Associated With Whitewater Rafting and Kayaking. Wilderness and Environmental Medicine, 14(4), Fletcher, R. (2004). Living on the Edge: Affluent Society and the Rise of Risk Sports. Geraadpleegd via ( ). Geifman, S.E. (1992). Participation in High-Risk Sports and Addiction. International Journal of Psychology, 27(3-4), Glesne, C. (2006). Becoming qualitative researchers: an introduction. Boston: Pearson Education, Inc. Hajer, M.A. (1995). The politics of environmental discourse: ecological modernization and the policy press. Oxford: Oxford University Press. Hall, S. (1993). Discourse and power. In Hall, S. & Gieben, B. (Eds.), Formations of modernity (pp ). Londen: Polity Press. Hoepli, U. (Ed.). (1894). Il Codice Atlantico di Leonardo da Vinci. Milaan: Accademia dei Lincei. Huh, C., Lee, B.K. & Yoo, E. (2002). The commodification process of extreme sports: the diffusion of the X-Games by ESPN. In Todd, S. (Ed.), Proceedings of the 2001 Northeastern Recreation Research Symposium (pp ). Newtown Square: U.S. Department of Agriculture, Forest Service, Northeastern Research Station. Jack, S.J. & Ronan, K.R. (1997). Sensation seeking among high- and low-risk sports participants. Personality and Individual Differences, 25(6), Jonas, Lilian M. (1999). Making and Facing Danger: Constructing Strong Character on the River. Symbolic Interaction, 22(3), Klausner, S.Z. (Ed.). (1968). Why man takes chances: Studies in stress-seeking. New York: Anchor Books. Klausner, S.Z. (1980). The Societal Stake in Stress-Seeking. In Farberow, N.L. (Ed.), The Many Faces of Suicide, Indirect Self-Destructive Behavior (pp ). New York: McGraw-Hill, Inc. Kyle, D.G. (2007). Sport and spectacle in the ancient world. Oxford: Blackwell Publishing. Lange, E.J. (1975). The Illusion of Control. Journal of Personality and Social Psychology, 32(2), Laurendeau, J. (2000). Blue Skies, Black Death: Risk, Subculture Issues, and Gender in the Contemporary Skydiving Community (Master Scriptie). Geraadpleegd via Bibliothèque nationale du Canada ( ). Laurendeau, J. (2004). The Crack Choir and the Cock Chorus: The intersection of gender and sexuality in skydiving texts. Sociology of Sport Journal, 21(4), Laurendeau, J. (2006). He Didn t Go in Doing a Skydive: Sustaining the Illusion of Control in an Edgework Activity. Sociological Perspectives, 49(4), Laurendeau, J. & Sharara, N. (2008). Women could be every bit as good as guys: reproductive and resistant agency in two action sports. Journal of Sport & Social Issues, 32(24), Laurendeau, J. & Adams, C. (2010). Jumping like a girl: discursive silences, exclusionary practices and the controversy over women s ski jumping. Sport in Society, 13(3), Leach, J. & Griffith, R. (2008). Restrictions in Working Memory Capacity During Parachuting: A Possible Cause of No Pull Fatalities. Applied Cognitive Psychology, 22(1), Legrand, F.D. & Apter, M.J. (2004). Why do people perform thrilling activities? A study based on reversal theory. Psychological Reports, 94(1), Lipscombe, N. (1999). The relevance of the peak experience to continued skydiving participation: a qualitative approach to assessing motivations. Leisure Studies, 18(4), Lyng, S.G. (1990). Edgework: A Social Psychological Analysis of Voluntary Risk Taking. The American Journal of Sociology, 95(4),

70 A.A. Ens Lyng, S.G. & Snow, D.A. (1986). Vocabularies of Motive and High-Risk Behavior: The Case of Skydiving. In Lawler, E.J. (Ed.), Advances in Group Processes, Volume 3 (pp ). Greenwich: JAI Press, Inc. Martin, T.W. & Berry, K.J. (1974). Competitive Sport in Post-Industrial Society: The Case of the Motocross Racer. Journal of Popular Culture, 8(1), Maslow, A. (1967). Lessons from the peak experience. The Journal of Humanistic Psychology, 2(2), Morath, P. (2005) , High Flyers, A Century of Sporting Achievement in the Air. Quart: Musumeci S.p.A. Ogilvie, B. (1973). The Stimulus Addicts. Physician and Sportsmedicine, 1(3), Opaschowski, H.W. (2005). Grenzgänger: Zur Motivation von Extremsportlern. Bundesgesundheitsblatt - Gesundheitsforschung - Gesundheitsschutz, 53(9), Palmer, C. (2002). Shit Happens: The Selling of Risk in Extreme Sport. The Australian Journal of Anthropology, 13(3), Patton, M. (2002). Qualitative research and evaluation methods. Thousand Oaks: SAGE Publications, Inc. Pedersen, P.M. & Kelly, M.L. (2000). ESPN X Games: commercialized extreme sports for the masses. Cyber-Journal of Sport Views & Issues, 1(1). Geraadpleegd via ( ). Piët, S. (2003). De emotiemarkt, de toekomst van de beleveniseconomie. Rotterdam: Speakers Academy. Pine, B.J. & Gilmore, J.H. (1999). The Experience Economy. Boston: Harvard Business School Press. Pine, B.J. & Gilmore, J.H. (2005). De beleveniseconomie. Den Haag: Sdu Uitgevers bv. Price, I.R. & Bundesen, C. (2005). Emotional changes in skydivers in relation to experience. Personality and Individual Differences, 38(1), Reed, M. (2003). The Agency/Structure Dilemma in Organization Theory: Open Doors and Brick Walls. In Tsoukas, H. & Knudsen, C. (Eds.), The Oxford Handbook of Organization Theory (pp ). Oxford: Oxford University Press. Robinson, D.W. (1992). A descriptive mode of enduring risk-recreation involvement. Journal of Leisure Research, 24(1), Rinehart, R. (2000). Emerging Arriving Sport: Alternatives to Formal Sport. In Coakley, J.J. & Dunning, E. (Eds.), Handbook of Sport Studies (pp ). Londen: SAGE Publications Ltd. Roth, W.T., Breivik, G., Jørgensen, P.E. & Hofmann, T. (1996) Activation in novice and expert parachutists while jumping. Psychophysiology, 33(1), Schedlowski, M. & Tewes, U. (1992). Physiological arousal and perception of bodily state during parachute jumping. Psychophysiology, 29(1), Searle, J. (1995). The Construction of Social Reality. London: Penguin. Simon, J. (2002). Taking Risks: Extreme Sports and the Embrace of Risk in Advanced Liberal Societies. In Baker, T. & Simon, J. (Eds.), Embracing Risk: The Changing Culture of Insurance and Responsibility (pp ). Chicago: The University of Chicago Press. Slanger, E. & Rudestam, K.E. (1997). Motivation and Disinhibition in High Risk Sports: Sensation Seeking and Self-Efficacy. Journal of Research in Personality, 31(3), Sportscan. (2000). Jump for Joy, Onderzoek Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart. Zwolle: Sportscan. Tennekes, J. (1996). Organisatiecultuur: een antropologische visie. Apeldoorn: Garant. Thomas, W. (1928). The child in America: Behavior problems and programs. New York: Alfred A. Knopf. Tomlinson, A., Ravenscroft, N., Wheaton, B. & Gilchrist, P. (2005). Lifestyle sports and national sport policy: an agenda for research. Eastbourne: University of Brighton. Verlaat, M. van t. (2010). Marktgerichte sportbonden: een paradox? Onderzoek naar de achtergronden en gevolgen van de toepassing van een marktbenadering door Nederlandse sportbonden (Dissertatie). Geraadpleegd via ( ). Wagg, S., Brick, C., Wheaton, B. & Caudwell, J. (2009). Key Concepts in Sports Studies. New Delhi: SAGE Publications India Pvt Ltd. Watson, A.E. & Pulford, B.D. (2004). Personality differences in high risk sports amateurs and instructors. Perceptual and Motor Skills, 99(1), Weick, K.E. (1995). Sensemaking in organizations. Thousand Oaks: SAGE Publications, Inc. 70

71 De sensatie voorbij West, A. & Allin, L. (2010). Chancing your arm: the meaning of risk in rock climbing. Sport in Society, 13(7), Westman, A. (2009). Dangers in Sport Parachuting (Dissertatie). Geraadpleegd via Umeå University, Zweden ( ). Young, K. (1993) Violence, Risk, and Liability in Male Sports Culture. Sociology of Sport Journal, 10(4), Youngblut, S. (Ed.) (1998). Way Inside ESPN s X-Games. New York: Hyperion. Zuckerman, M. (1979). Sensation Seeking: Beyond the Optimal Level of Arousal. Hillsdale: Lawrence Erlbaum. Zuckerman, M. (1994). Behavioral expressions and biosocial biases of sensation seeking. Cambridge Press: New York. BELEIDSDOCUMENTEN Internationaal Olympisch Comité (IOC). (2000). Sport for All/Sport pour Tous. Lausanne: Internationaal Olympisch Comité. Internationaal Olympisch Comité (IOC). (2004). Olympic Charter. Lausanne: Internationaal Olympisch Comité. Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL). (1997) t/m (2008). Financieel Jaarverslag 1996 t/m Financieel Jaarverslag Den Haag: KNVvL. Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL). (2009) t/m (2011). Financieel Jaarverslag 2008 t/m Financieel Jaarverslag Woerden: KNVvL. Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF). (2008). Maatwerk en segmentatie. Geraadpleegd via ( ). Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF). (2009). Sportagenda Geraadpleegd via ( ). MEDIA Holland, G. van (2007, 7 juli). Sport als emotionele vlucht uit de routine. NRC Handelsblad, p. 11. Koerner, B.I. (1997). Extreeeme. US News & World Report. Geraadpleegd via ( ). OVERIGE LITERATUUR Bane, M. (1996). Over the Edge: A Regular Guy s Odyssey in Extreme Sports. Berkely: Wilderness Press. Dekkers, M. (2006). Lichamelijke Oefening. Amsterdam: Uitgeverij Contact. Murakami, H. (2007). Waar ik over praat als ik over hardlopen praat. Amsterdam: Amstel Sport. 71

72 A.A. Ens BIJLAGE A DISCIPLINES IN HET SPORTPARACHUTESPRINGEN Precision & Accuracy Landing Bij Precision & Accuracy Landing (PA), ook wel precisiespringen genoemd, proberen deelnemers zo dicht mogelijk bij of op een gele dead center disc met een doorsnede van 2 cm te landen. Voor elke centimeter die het eerste contact met de grond van het doel verwijderd is krijgt men 1 centimeter, met een maximum van 16 centimeter. Na het springen van 8 rondes wint de deelnemer met de minste cumulatieve centimeters. PAwedstrijden worden zowel individueel als in teamverband gehouden, waarbij in het laatste geval de scores van alle individuele deelnemers bij elkaar opgeteld worden. PA is de oudste wedstrijdvorm binnen het sportparachutespringen. Freefall Style Bij Freefall Style maken deelnemers in vrije val zo snel en nauwkeurig mogelijk een vooraf vastgestelde serie van draaien en salto s. Hun score is het aantal secondes dat ze hiervoor nodig hebben, inclusief strafsecondes voor het incorrect uitvoeren van een manoeuvre, waarbij de maximumscore 16 seconden is. De deelnemer met de laagste cumulatieve tijd na 5 rondes is de winnaar. Hoewel Freefall Style nog steeds een officiële FAI discipline is worden er op dit moment in Nederland geen wedstrijden meer in georganiseerd, waarschijnlijk vanwege een tekort aan beoefenaars. Internationaal vormen Freefall Style en Precision & Accuracy Landing één wedstrijd, nationaal gezien zijn er in Nederland geen beoefenaars van Freefall Style meer te vinden en wordt Precision & Accuracy Landing dus zelfstandig beoefend. Formation Skydiving Bij Formation Skydiving (FS), ook wel formatiespringen genoemd, maken groepen van twee of meer sportparachutisten een vrije val waarin men verschillende formaties probeert te maken. Deelnemers liggen hierbij in een belly-to-earth houding en maken formaties door grepen op het pak van een andere sportparachutist vast te pakken. Zodra alle sportparachutisten de vastgestelde grepen vasthebben is de formatie compleet en probeert men de volgende formatie te maken. Bij wedstrijden heeft men 35 seconden de tijd om zoveel mogelijk formaties in een vooraf door de wedstrijdleiding vastgestelde volgorde te maken, waarbij men voor elke formatie één punt krijgt. Na het springen van 10 rondes wint het team met de meeste cumulatieve punten. Wedstrijden worden zowel met teams bestaande uit 4 man als teams bestaande uit 8 man gesprongen. Sinds 2008 bestaat naast het reguliere Formation Skydiving ook Vertical Formation Skydiving, waarbij beoefenaars niet op hun buik liggen maar staand met hun voeten of hoofd naar beneden formaties maken die zich niet alleen op het horizontale vlak maar ook op het verticale vlak afspelen. Canopy Piloting Bij Canopy Piloting (CP), ook wel swoopen genoemd, proberen sportparachutisten hun parachute bij de landing maximaal te benutten en deze zo snel en ver mogelijk uit te vliegen. Door vlak voor de landing scherp aan te duiken en snelheid te ontwikkelen is het mogelijk om een grote horizontale afstand af te leggen. De hoge snelheden waarmee dit gepaard gaat en het feit dat de discipline zich vlak boven de grond afspeelt maken de discipline aantrekkelijker voor toeschouwers dan andere disciplines. Bij wedstrijden wordt een parcours uitgezet dat begint bij twee met lucht opgeblazen entry gates die in een meer of speciaal aangelegde pond staan. Gescoord wordt in de categorieën Speed (de tijd tussen de entry gates en opgestelde exit gates), Distance (de afstand tussen de entry gates en het eerste contact met de grond) en Accuracy (voor het blijven binnen het parcours, waarbij extra punten voor het aanraken van het water tussen de entry gates en strafpunten voor het omvallen bij de landing kunnen worden verdiend). Canopy Formation Bij Canopy Formation (CF), ook wel koepelformatiespringen genoemd, proberen deelnemers onder hun parachutes verschillende formaties te maken. Dit doen ze door één of twee voeten achter de lijnen van de parachute van een andere deelnemer te haken. Er zijn twee vormen van competitie, Rotation en Sequential. Bij Rotation maken de deelnemers een torentje van alle parachutes recht boven elkaar en moet de bovenste sportparachutist zodra de formatie compleet is onderaan aansluiten voor de volgende formatie. Zo roteert men door. Bij Sequential vliegt men zoveel mogelijk verschillende vooraf vastgestelde formaties, waarbij niet 72

73 De sensatie voorbij alleen recht boven elkaar maar ook schuin, met één voet in de lijnen, gevlogen kan worden. CF-wedstrijden worden zowel in teams van 2 als van 4 man gevlogen. Paraski Bij Paraski nemen sporters deel aan twee evenementen: precisielandingen en reuzenslalom. De precisielandingen worden op dezelfde manier gescoord als reguliere PA-landingen, met het verschil dat bij Paraski de schijf op een (besneeuwde) helling met een hoek tussen de 25 en 35 graden ligt. Voor de reuzenslalom geldt dat iedere tijd na de snelste skiër 1 punt aftrek krijgt per 0.32 seconden. Na 6 sprongen en 2 afdalingen is de winnaar de deelnemer met de minste strafpunten. Bij wedstrijden vinden de precisielanding plaats onder toezicht van de FAI, de reuzenslalom onder toezicht van de FIS 6. Paraski wedstrijden worden zowel individueel als in teamverband gehouden, waarbij in het laatste geval de scores van alle individuele deelnemers bij elkaar opgeteld worden. Artistic Events De discipline Artistic Events bestaat uit de categorieën Freeflying en Freestyle Skydiving. Beide maken in vrije val van houdingen gebruik die gebaseerd zijn op figuren uit acrobatiek en gymnastiek. Beoefenaars nemen houdingen aan die verschillen van liggend op hun rug tot zittend, staand of head-down met hun hoofd naar beneden vallend. Het verschil tussen de twee categorieën zit met name in het feit dat Freestyle Skydiving een individuele discipline is terwijl Freeflying in groepen plaatsvindt. Bij wedstrijden hebben deelnemers 45 seconden de tijd om een routine te laten zien. Het gaat hierbij niet om het aantal formaties maar onder andere om de compositie en originaliteit van de routine, het visuele spektakel, de moeilijkheidsgraad van de manoeuvres die uitgevoerd worden, de nauwkeurigheid waarmee deze uitgevoerd worden en de mate waarin de teamleden en hun cameraman met elkaar in interactie zijn. Beoefenaars moeten (op 2 vastgestelde routines bij Freeflying na) zelf hun routines choreograferen. Een jury van scheidsrechters wijst vervolgens een score toe aan de hand van een aantal door de FAI opgestelde richtlijnen op het gebied van techniek en presentatie. Tot 2009 behoorde de categorie Skysurfing nog tot de Artistic Events, een discipline die op dezelfde leest geschoeid was als Freestyle Skydiving maar waarbij beoefenaars een skysurfboard onder hun voeten bonden. Vanwege een gebrek aan competitieve beoefening werd deze echter geschrapt. In Nederland zijn op dit moment nog een handjevol Skysurfers actief. Naast de officiële disciplines zijn er nog een aantal disciplines die op dit moment geen officiële status genieten. Wingsuits Sportparachutisten met wingsuits vertonen door de pakken met stof tussen hun ledematen en lichaam die ze aanhebben enige gelijkenis met vliegende eekhoorns. Door deze pakken zijn ze in staat een veel lagere valsnelheid te behalen alsmede een veel hogere voorwaartse snelheid. Hierdoor kunnen ze een langere vrije val maken en in deze vrije val grote afstanden afleggen. Op dit moment wordt door een FAI werkgroep getracht om van wingsuit vliegen een officiële wedstrijddiscipline te maken. Wedstrijdvormen zijn onder andere het zo snel mogelijk afleggen van een horizontale kilometer of zo ver mogelijk vliegen binnen een verticale afstand van voet. Ook wordt aansluiting gezocht bij de Artistic Events, door in teamverband gechoreografeerde routines te vliegen. Speedskydiving Bij Speedskydiving proberen beoefenaars in vrije val een zo hoog mogelijke snelheid te behalen door aerodynamisch gestroomlijnde houdingen en kleding. Omdat de discipline geen officiële FAI erkenning geniet is de ISSA 7 opgericht, die haar eigen regels kent. Zo wordt de snelheid gemeten als een gemiddelde snelheid tussen en meter, door twee verschillende hoogtemeters. Bij Speedskydiving kunnen snelheden oplopen tot boven de 500 kilometer per uur. Wereldwijd kent de discipline slechts een handjevol beoefenaars. 6 Fédération Internationale de Ski 7 International Speed Skydiving Association 73

74 A.A. Ens Speedflying Bij Speedflying, ook wel Groundlaunching genoemd, starten deelnemers vanaf een berg en vliegen ze vervolgens met hun parachute enkele meters boven de grond een parcours naar beneden. Een variant is Speedriding, waarbij men hetzelfde doet op skies. Daar beide disciplines niet plaatsvinden door te springen uit een luchtvaartuig is van parachutespringen eigenlijk geen sprake. Een alternatief is Mountainswooping, waarbij deelnemers boven de bergen uit een vliegtuig springen en vervolgens onder hun parachute een parcours vlak langs deze bergen vliegen. Bodyflying Bodyflying is in feite niets meer of minder dan het uitvoeren van de bestaande vrije val disciplines zonder parachute in een windtunnel. Waar windtunnels in het verleden vooral gebruikt werden om te trainen voor wedstrijden in de lucht beginnen deze steeds meer hun eigen wedstrijden te organiseren. Daar ook deze discipline niet plaatsvindt door uit een luchtvaartuig te springen is ook hier geen sprake van parachutespringen. Wel moet opgemerkt worden dat de context van een windtunnel ruimte biedt om toeschouwers te accommoderen. BASE-jumping BASE-jumping is het springen van vaste objecten, tevens de oorsprong van het acroniem BASE; Building (gebouwen), Antenna (antennes), Span (bruggen), Earth (kliffen). Omdat ook hier geen sprake is van een luchtvaartuig is wederom officieel geen sprake van parachutespringen. Het gebruik van wingsuits komt steeds meer op bij BASE. Hierbij is zelfs sprake van de ontwikkeling van een nieuwe discipline, Proximityflying, waarbij beoefenaars in een wingsuit vlak over en langs bergwanden scheren. Overigens is het ook mogelijk om dergelijke sprongen te beginnen door uit een luchtvaartuig te springen. 74

75 De sensatie voorbij BIJLAGE B ORGANOGRAM KNVVL Ledenraad Raad van Advies Hoofdbestuur Dagelijks Bestuur Commissies Afdelingen Algemeen Secretaris Commissies Bondsbureau Ledenverenigingen Leden BIJLAGE C ORGANOGRAM AFDELING PARACHUTESPRINGEN Ledenraad Afdeling Parachutespringen Afdelingsbestuur Raad van Advies Hoofd Bureau Parachutespringen Examen Commissie Technische Commissie Ongevallencommissie Sanctiecommissie Sportcommissie Redactiecommissie Werkgroep Materiaaltechnische Zaken Werkgroep Scheidsrechters 75

76 A.A. Ens BIJLAGE D PARACENTRA IN NEDERLAND (2011) Paracentrum Ameland Skydive Blauwestad Paracentrum Texel Paracentrum Eelde- Hoogeveen (Eelde) Paracentrum Eelde- Hoogeveen (Hoogeveen) Paracentrum Midden Nederland Nationaal Paracentrum Teuge Skydive Rotterdam The Flying Dutchmen Paracentrum Zeeland Eerste Nederlandse Parachutisten Club 76

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2015

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2015 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 215 Copyright 216 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2014

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2014 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 214 Copyright 215 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2010

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2010 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2010 Copyright 2011 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2009

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2009 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2009 Copyright 2010 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2011

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2011 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2011 Copyright 2012 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2013

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2013 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2013 Copyright 2014 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2002

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2002 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2002 Copyright 2003 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2016 Copyright 2017 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement Sportparachutespringen 2007

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement Sportparachutespringen 2007 Bevoegdheden Reglement Sportparachutespringen 2007 Pagina 1 Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement Sportparachutespringen 2007 Inhoudsopgave

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 217 Copyright 218 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

(Open) NEDERLANDSE KAMPIONSCHAPPEN PARACHUTESPRINGEN (NKP) OFFICIEEL BULLETIN

(Open) NEDERLANDSE KAMPIONSCHAPPEN PARACHUTESPRINGEN (NKP) OFFICIEEL BULLETIN (Open) NEDERLANDSE KAMPIONSCHAPPEN PARACHUTESPRINGEN (NKP) OFFICIEEL BULLETIN 1 EVENEMENT 1. DOEL VAN DE WEDSTRIJD 1.1 Het vaststellen van de Open Nederlandse Kampioenen en de Nationale Kampioenen parachutespringen,

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2012

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2012 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2012 Copyright 2013 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van KNVvL afdeling

Nadere informatie

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement Sportparachutespringen 2011

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement Sportparachutespringen 2011 Bevoegdheden Reglement Sportparachutespringen 2011 Pagina 1 Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement Sportparachutespringen 2011 Inhoudsopgave

Nadere informatie

KNVvL Afdeling Parachutespringen Regeling scheidsrechters SC

KNVvL Afdeling Parachutespringen Regeling scheidsrechters SC KNVvL Afdeling Parachutespringen Regeling scheidsrechters SC - 2019 Copyright 2018 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2007

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2007 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2007 Copyright 2008 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

Examenregeling examen C brevet

Examenregeling examen C brevet Examenregeling examen C brevet Algemeen Het examen toetst de praktische vaardigheden en de kennis van de kandidaat op: 1. het onder eigen verantwoordelijkheid zelfstandig uit kunnen voeren van parachutesprongen.

Nadere informatie

OFFICIEEL BULLETIN no 2.

OFFICIEEL BULLETIN no 2. (Open) NEDERLANDSE KAMPIONSCHAPPEN PARACHUTESPRINGEN (NKP) OFFICIEEL BULLETIN no 2. Dit bulletin vervangt no 1. 1 EVENEMENT 1. DOEL VAN DE WEDSTRIJD 1.1 Het vaststellen van de Open Nederlandse Kampioenen

Nadere informatie

Freefly Licenties ter structurering en motivatie van freefly in Nederland

Freefly Licenties ter structurering en motivatie van freefly in Nederland Freefly Licenties ter structurering en motivatie van freefly in Nederland Jasper van der Meer - ToraTora juni 2017 Inleiding (tekst uit 2012) Nederland loopt achter op de omringende landen in de ontwikkeling

Nadere informatie

4-meting Topsportklimaat Factsheet Investeringen, prestaties & waardering

4-meting Topsportklimaat Factsheet Investeringen, prestaties & waardering 1/5 Topsportklimaat: 'De beïnvloedbare maatschappelijke en sportorganisatorische omgeving waarin sporters zich tot topsporters kunnen ontwikkelen en prestaties kunnen leveren op het hoogste niveau in hun

Nadere informatie

Jacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top

Jacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top Jacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top Bij talentontwikkeling gaat het om kwaliteiten en mogelijkheden van jonge sporters, zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven. Maar

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN OPLEIDINGS- EN EXAMENPROGRAMMA TOT HOUDER VAN HET BEWIJS VAN TANDEMBEVOEGDHEID. M/V

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN OPLEIDINGS- EN EXAMENPROGRAMMA TOT HOUDER VAN HET BEWIJS VAN TANDEMBEVOEGDHEID. M/V KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN OPLEIDINGS- EN EXAMENPROGRAMMA TOT HOUDER VAN HET BEWIJS VAN TANDEMBEVOEGDHEID. M/V INHOUDSOPGAVE bladzijde KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN... 1 I. OPLEIDINGSPROGRAMMA

Nadere informatie

Examenregeling examen C brevet 2018

Examenregeling examen C brevet 2018 Examenregeling examen C brevet 2018 Algemeen Het examen toetst de praktische vaardigheden en de theoretische kennis van de kandidaat op: 1. het onder eigen verantwoordelijkheid zelfstandig uit kunnen voeren

Nadere informatie

Statusreglement Topsporters

Statusreglement Topsporters Statusreglement Topsporters - Vastgesteld in de Algemene Vergadering van NOC*NSF d.d. 9 mei 2016 - Inwerkingtreding op 1 januari 2017 Considerans In dit reglement worden de procedure en criteria beschreven

Nadere informatie

4-meting Topsportklimaat Factsheet Topsportfase

4-meting Topsportklimaat Factsheet Topsportfase 1/7 Topsportklimaat: 'De beïnvloedbare maatschappelijke en sportorganisatorische omgeving waarin sporters zich tot topsporters kunnen ontwikkelen en prestaties kunnen leveren op het hoogste niveau in hun

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN BELEIDSPLAN TOPSPORT

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN BELEIDSPLAN TOPSPORT KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN BELEIDSPLAN TOPSPORT 2006 2009 November 2005 November 2005 GECONTROLEERD 1 BELEIDSPLAN SPORT AFDELING PARACHUTESPRINGEN KNVvL 2006 2009 INLEIDING Hierbij treft u het beleidsplan

Nadere informatie

Aftekenlijst freefly licentie FF-1: beginnend freeflyer Volledige naam: KNVvL lidnummer: Datum:

Aftekenlijst freefly licentie FF-1: beginnend freeflyer Volledige naam: KNVvL lidnummer: Datum: FF-1: beginnend freeflyer Bij alle volgende punten moet de leerling zelf kunnen uitleggen waarom ze belangrijk zijn. De leerling heeft voldoende stabiliteit en hoogtebewustzijn op de buik. Openingssysteem

Nadere informatie

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement sportparachutespringen 2014

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement sportparachutespringen 2014 Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Reglement sportparachutespringen 2014 Inhoudsopgave algemeen Blz. Static-line brevet Beginnend sportparachutist SL 3 AFF gegradueerd

Nadere informatie

Wedstrijdreglement Open NKP Outdoor

Wedstrijdreglement Open NKP Outdoor Wedstrijdreglement Open NKP Outdoor 1. Doel van de wedstrijd: 1.1 Het vaststellen van de Open Nederlandse Kampioenen en de Nationale Kampioenen parachutespringen en nationale categorieën, in de volgende

Nadere informatie

WEDSTRIJDREGLEMENT OPEN NKP 2018

WEDSTRIJDREGLEMENT OPEN NKP 2018 WEDSTRIJDREGLEMENT OPEN NKP 2018 1. Doel van de wedstrijd: 1.1 Het vaststellen van de Open Nederlandse Kampioenen en de Nationale Kampioenen parachutespringen, alsmede de winnaars voor de ESL en nationale

Nadere informatie

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement sportparachutespringen 2016

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement sportparachutespringen 2016 Reglement Sportparachutespringen 2016 Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Reglement sportparachutespringen 2016 Inhoudsopgave algemeen Blz. Static-line brevet

Nadere informatie

Opleidingsprogramma en examenregeling voor de opleiding tot C-brevet houder M/V Sportparachutespringen

Opleidingsprogramma en examenregeling voor de opleiding tot C-brevet houder M/V Sportparachutespringen INHOUDSOPGAVE bladzijde I. Opleidingsprogramma 1. Opleidingsdoelen 2 2. Lessenverdeling cursus 2 3. Cursusomvang 2 4. Toelatingseisen 2 5. De inhoud van de opleiding 2 5.1. Theoretische vorming 2 5.1.1.

Nadere informatie

WEDSTRIJDREGLEMENT OPEN NKP 2016 PARACENTRUM TEUGE

WEDSTRIJDREGLEMENT OPEN NKP 2016 PARACENTRUM TEUGE 1. Doel van de wedstrijd: WEDSTRIJDREGLEMENT OPEN NKP 2016 PARACENTRUM TEUGE 1.1 Het vaststellen van de Open Nederlandse Kampioenen en de Nationale Kampioenen parachutespringen 2016, alsmede de winnaars

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I Opgave 3 Sport in de samenleving Bij deze opgave horen de teksten 7 en 8, tabel 4 en figuur 3 uit het bronnenboekje. Inleiding Sport en bewegen nemen in de Nederlandse samenleving een belangrijke plaats

Nadere informatie

BELEIDSCYCLUS MISSIE VISIE AMBITIE 2016: DE NTFU OP KOP STRATEGISCHE PIJLERS VOORWAARDEN

BELEIDSCYCLUS MISSIE VISIE AMBITIE 2016: DE NTFU OP KOP STRATEGISCHE PIJLERS VOORWAARDEN NTFU JAARPLAN 2015 BELEIDSCYCLUS MISSIE VISIE AMBITIE 2016: DE NTFU OP KOP STRATEGISCHE PIJLERS MARKTPOSITIE BELANGENBEHARTIGING VOORWAARDEN STERKE BONDSORGANISATIE INNOVATIEF HANDELEN NAAMSBEKENDHEID

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Bevoegdheden algemeen. Static-line brevet Beginnend sportparachutist 3. AFF gegradueerd Beginnend sportparachutist AFF 3

Inhoudsopgave. Bevoegdheden algemeen. Static-line brevet Beginnend sportparachutist 3. AFF gegradueerd Beginnend sportparachutist AFF 3 Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Reglement sportparachutespringen 2018 inclusief wijzigingen (in kantlijn) Inhoudsopgave algemeen Blz. Static-line brevet Beginnend

Nadere informatie

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement sportparachutespringen 2018

Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Bevoegdheden Reglement sportparachutespringen 2018 Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart Afdeling Parachutespringen Reglement sportparachutespringen 2018 Inhoudsopgave algemeen Blz. Static-line brevet Beginnend sportparachutist 3 AFF gegradueerd

Nadere informatie

KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS MODERNE VIJFKAMP (ONDER AUSPICIËN VAN DE UIPM)

KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS MODERNE VIJFKAMP (ONDER AUSPICIËN VAN DE UIPM) KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS MODERNE VIJFKAMP (ONDER AUSPICIËN VAN DE UIPM) 1 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Beschrijving huidige situatie 3 2. Uitgangspunten voor kwalificatieprocedure

Nadere informatie

Beleid Talentontwikkeling 2012-2020

Beleid Talentontwikkeling 2012-2020 Beleid Talentontwikkeling 2012-2020 Datum: Thursday 15 December 2011 Auteur: Boudewijn van Opstal en Jeroen Spaans Inhoudsopgave Aanleiding 1. Ambitie KNRB en doel talentontwikkeling 2. Begrippen 3. Visie

Nadere informatie

Cultuurbeleid en Betekenis

Cultuurbeleid en Betekenis Bijlage Sectoranalyse Cultuurbeleid en Betekenis De visie van Blueyard op cultuurbeleid Cultuurbeleid en Betekenis De visie van Blueyard op cultuurbeleid Geert Boogaard Blueyard Coöperatief UA Jacob van

Nadere informatie

Vastgesteld door de Ledenraad op 3 april 2014 inwerkingtreding op 23 mei 2014 Versie: 23 mei 2014

Vastgesteld door de Ledenraad op 3 april 2014 inwerkingtreding op 23 mei 2014 Versie: 23 mei 2014 Begripsbepalingen Vastgesteld door de Ledenraad op 3 april 2014 inwerkingtreding op 23 mei 2014 Versie: 23 mei 2014 Aangespannen sport Het in wedstrijdverband uitbrengen van Tuigpaarden, Hackneys en Tuigpaarden

Nadere informatie

Huishoudelijk Reglement Roder Luchtvaartclub

Huishoudelijk Reglement Roder Luchtvaartclub Huishoudelijk Reglement Versie 1 23 maart 2010 1 INHOUD Hoofdstuk 1 Algemeen...3 Begripsbepaling...3 Artikel 0: Algemeen...3 Artikel 1: Verzekering/schade....3 Artikel 2: Gebruik vliegterrein....4 Artikel

Nadere informatie

Annelies Knoppers Hoogleraar pedagogiek en didactiek van sport en lichamelijke opvoeding Universiteit Utrecht

Annelies Knoppers Hoogleraar pedagogiek en didactiek van sport en lichamelijke opvoeding Universiteit Utrecht Annelies Knoppers Hoogleraar pedagogiek en didactiek van sport en lichamelijke opvoeding Universiteit Utrecht Vragen stellen bij schijnbare vanzelfsprekendheden is een basisvoorwaarde voor wetenschappelijk

Nadere informatie

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding Helmond, 16 juni 2016 Puck Lamers Master Onderwijswetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen drs. Monique van der Heijden dr. Jeannette Geldens Kempelonderzoekscentrum

Nadere informatie

NTTB. zijn wij SAMEN!

NTTB. zijn wij SAMEN! NTTB zijn wij SAMEN! Beleidsplan 2010-2016 Mid-term review waar staan we nu? Ambitieus MJBP, 2 jaar aan gewerkt, gedragen door gehele bond, unaniem goedgekeurd door BR Ook het huidige HB staat volledig

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2004

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2004 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2004 Copyright 2005 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

Coach Profession Profile

Coach Profession Profile Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Coach Profession Profile AUTEUR PROF. DR. HELMUT DIGEL / PROF. DR. ANSGAR THIEL VERTALING PUT K. INSTITUUT Katholieke Universiteit

Nadere informatie

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2000

KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2000 KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2000 Copyright 2001 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling parachutespringen

Nadere informatie

Statusreglement Topsporters

Statusreglement Topsporters Statusreglement Topsporters - Vastgesteld op de Algemene Vergadering van NOC*NSF d.d. 20 november 2012 - Considerans In dit reglement worden de procedure en criteria beschreven op basis waarvan een sporter

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

PARACENTRUM AMELAND in 2012 naar een hoger plan

PARACENTRUM AMELAND in 2012 naar een hoger plan PARACENTRUM AMELAND in 2012 naar een hoger plan 1. Inleiding Wij kunnen met grote tevredenheid stellen dat wij al 22 jaar een prachtige parachutespring operatie hebben mogen runnen. Ameland is voor ons,

Nadere informatie

KWALIFICATIEPROCEDURE

KWALIFICATIEPROCEDURE KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS IN ISSF-DISCIPLINES (2018) INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Beschrijving huidige situatie 3 2. Uitgangspunten voor kwalificatieprocedure 3 a. Indeling

Nadere informatie

Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport versie 2.01 juni 2013 Pagina 1 van 6

Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport versie 2.01 juni 2013 Pagina 1 van 6 Bijlage 2- Examens rotor modellen (A-HELI, A-MULTIKOPTER) Inleiding Dit document kan op enkele plaatsen Engelstalige woorden bevatten indien dit woorden zijn die in de modelvliegwereld ingeburgerd zijn,

Nadere informatie

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen Decreet houdende de toekenning van subsidies voor de uitbouw, de coördinatie en de promotie van het sportaanbod van de studentensportvoorzieningen van de Vlaamse universiteiten en hogescholen en de erkenning

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Afdeling Parachutespringen

Afdeling Parachutespringen Afdeling Parachutespringen Jaarplan 2017 1 Inhoudsopgave 1. BESTUUR AFDELING PARACHUTESPRINGEN... 1 1.1. VISIE... 1 1.2. DOELSTELLINGEN AFDELINGSBESTUUR (AB) PARACHUTESPRINGEN... 1 1.3. STRATEGIE AB...

Nadere informatie

Uitzendreglement (EJK, WJK en WK junioren)

Uitzendreglement (EJK, WJK en WK junioren) Uitzendreglement (EJK, WJK en WK junioren) 1. Inleiding 1.1 Doelstelling document Doelstelling van dit document is het weergeven van het beleid van de KNSB op het gebied van de uitzending van talentvolle

Nadere informatie

Reglement verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar

Reglement verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar Reglement verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar NOC*NSF is samen met de NOS verantwoordelijk voor de verkiezing van de Sportman, Sportvrouw, Sportploeg,

Nadere informatie

Gelet op artikel 5.7 van de Wet luchtvaart en artikel 56 van het Luchtverkeersreglement;

Gelet op artikel 5.7 van de Wet luchtvaart en artikel 56 van het Luchtverkeersreglement; Datum Nummer HDJZ/LUV HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN Onderwerp Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, houdende nadere regels voor vluchten met een modelvliegtuig (Regeling modelvliegen)

Nadere informatie

VOLCKAERT KWALITEITSVERSLAG

VOLCKAERT KWALITEITSVERSLAG VOLCKAERT KWALITEITSVERSLAG DONGEN, JUNI 2018 2017 INLEIDING KWALITEITSVERSLAG 2017 2017 is het eerste jaar dat Volckaert werkt met het kwaliteitsbeleid Het kompas. Het model geeft weer op welke wijze

Nadere informatie

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER,

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER, Meting juni 2013 Het Nederlandse Donateurspanel van WWAV wordt mede mogelijk gemaakt door het CBF en is uitgevoerd door Peil.nl 80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER, AL ZIEN MINDER

Nadere informatie

PROF OF NIET, WE DELEN DEZELFDE PASSIE! Interne selectieprocedure BMX ten behoeve van de European Games in Baku 2015

PROF OF NIET, WE DELEN DEZELFDE PASSIE! Interne selectieprocedure BMX ten behoeve van de European Games in Baku 2015 PROF OF NIET, WE DELEN DEZELFDE PASSIE! Interne selectieprocedure BMX ten behoeve van de European Games in Baku 2015 Interne selectieprocedure BMX ten behoeve van de European Games in Baku 2015 Vastgesteld

Nadere informatie

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is Samenvatting 179 180 Autonomie is de afgelopen decennia centraal komen te staan binnen de geneeskunde en zorg. Daarmee samenhangend is ook de wilsbekwame beslissing van de patiënt steeds belangrijker geworden.

Nadere informatie

ÉÉN MET HET VELD DE ERVARINGEN VAN KWETSBARE MENSEN MET KAPITAAL EN IN- EN UITSLUITING IN DE SPORT

ÉÉN MET HET VELD DE ERVARINGEN VAN KWETSBARE MENSEN MET KAPITAAL EN IN- EN UITSLUITING IN DE SPORT 1 ÉÉN MET HET VELD DE ERVARINGEN VAN KWETSBARE MENSEN MET KAPITAAL EN IN- EN UITSLUITING IN DE SPORT Één met het veld De ervaringen van kwetsbare mensen met kapitaal en in- en uitsluiting binnen de sport.

Nadere informatie

INSTELLINGSREGLEMENT IMAF-NEDERLAND ALGEMEEN

INSTELLINGSREGLEMENT IMAF-NEDERLAND ALGEMEEN IMAF-Nederland Aangesloten bij de Nederlandse Katholieke Sportfederatie (NKS) Geassocieerd met de Yoseikan World Federation en L Ecole Atemi Ju-Jitsu France INSTELLINGSREGLEMENT IMAF-NEDERLAND ALGEMEEN

Nadere informatie

KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK OF EK IN MLAIC DISCIPLINES

KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK OF EK IN MLAIC DISCIPLINES K N I N K L I J K E N E D E L A N D S E S C H I E T S P T A S S C I A T I E KWALIFICATIEPCEDUE V DEELNAME AAN WK F EK IN MLAIC DISCIPLINES Kwalificatieprocedure voor deelname aan WK en EK in MLAIC disciplines

Nadere informatie

Frisbee Carrière Club voor elke stad, trainers voor elke club, jeugdteam voor elk kind. rafcelis.be

Frisbee Carrière Club voor elke stad, trainers voor elke club, jeugdteam voor elk kind. rafcelis.be Frisbee Carrière Club voor elke stad, trainers voor elke club, jeugdteam voor elk kind rafcelis.be Meerjarenbeleidsplan Nederlandse Frisbeebond 2014-2016 Inleiding Voor u ligt het voorstel voor het Meerjarenbeleidsplan

Nadere informatie

Brevetvliegen Richtlijnen voor de instructeurs Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML) vzw

Brevetvliegen Richtlijnen voor de instructeurs Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML) vzw Brevetvliegen Richtlijnen voor de instructeurs Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML) vzw Auteur : Dirk Van Lint Uitgegeven op : 28/11/06 Versie : 1.0.0 Inhoud 1. Algemeenheden...3 2. Voorwaarden om

Nadere informatie

Aftekenlijst freefly licentie FF-1: beginnend freeflyer

Aftekenlijst freefly licentie FF-1: beginnend freeflyer FF-1: beginnend freeflyer Bij alle volgende punten moet de leerling zelf kunnen uitleggen waarom ze belangrijk zijn. De leerling heeft voldoende stabiliteit en hoogtebewustzijn op de buik. Openingssysteem

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Aftekenlijst freefly diploma FF-1: beginnend freeflyer

Aftekenlijst freefly diploma FF-1: beginnend freeflyer FF-1: beginnend freeflyer Volledige naam: KNVvL lidnummer: Datum: Bij alle volgende punten moet de leerling zelf kunnen uitleggen waarom ze belangrijk zijn. De leerling heeft voldoende stabiliteit en hoogtebewustzijn

Nadere informatie

Een symbiose van onderwijskwaliteit en kwaliteitszorg

Een symbiose van onderwijskwaliteit en kwaliteitszorg I nleiding Een symbiose van onderwijskwaliteit en kwaliteitszorg Onderwijskwaliteit en kwaliteitszorg zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in het primair onderwijs (PO). Onderwijskwaliteit staat voor

Nadere informatie

Studeren en sporten Centrum voor Topsport en Onderwijs Eindhoven

Studeren en sporten Centrum voor Topsport en Onderwijs Eindhoven Studeren en sporten Centrum voor Topsport en Onderwijs Eindhoven Aanleiding Ambitie Nederlandse sport en overheid: - Nederland bij de Top 10 van de wereld - Nederland op Olympisch niveau in 2016 Minimaal

Nadere informatie

KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS IN ISSF-DISCIPLINES

KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS IN ISSF-DISCIPLINES KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS IN ISSF-DISCIPLINES 1 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Beschrijving huidige situatie 3 2. Uitgangspunten voor kwalificatieprocedure 3 a. Indeling ISSF-disciplines

Nadere informatie

Factsheet aansluitroutes Lelystad Airport. Aansluitingen tussen de B+ vliegroutes en de snelwegen in het hogere luchtruim

Factsheet aansluitroutes Lelystad Airport. Aansluitingen tussen de B+ vliegroutes en de snelwegen in het hogere luchtruim Factsheet aansluitroutes Lelystad Airport Aansluitingen tussen de B+ vliegroutes en de snelwegen in het hogere luchtruim Lelystad Airport Schiphol Group ontwikkelt Lelystad Airport tot een luchthaven voor

Nadere informatie

Jaarplan schooljaar

Jaarplan schooljaar Jaarplan schooljaar 2013-2014 Arnhem, september 2013 Voor u ligt het jaarplan schooljaar 2013-2014. Dit jaarplan bevat de uitgangspunten en doelen die centraal staan bij de invulling van het betreffende

Nadere informatie

Beste leden, ereleden, vertegenwoordigers van onze zeer gewaardeerde partners,

Beste leden, ereleden, vertegenwoordigers van onze zeer gewaardeerde partners, Beste leden, ereleden, vertegenwoordigers van onze zeer gewaardeerde partners, vertegenwoordigers van VWS, van De Lotto, vertegenwoordigers van de media en andere gasten, Het is op 2 dagen na exact 4 jaar

Nadere informatie

VEILIGHEIDS REGLEMENT

VEILIGHEIDS REGLEMENT versie 8 VEILIGHEIDS REGLEMENT Algemeen: Modelvliegers vallen onder het Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport en de Regeling Modelvliegen van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 2 december

Nadere informatie

Samenvatting. Auteur: Anno Droste Co-auteurs: Karien Dekker, Jessica Tissink

Samenvatting. Auteur: Anno Droste Co-auteurs: Karien Dekker, Jessica Tissink ÉÉN KIND, ÉÉN GEZIN, TWEE STELSELWIJZIGINGEN Een onderzoek naar de succesfactoren van samenwerking tussen onderwijs en gemeenten ten aanzien van de verbinding tussen passend onderwijs en jeugdzorg. Auteur:

Nadere informatie

V.M.L. Brevetvliegen

V.M.L. Brevetvliegen V.M.L. Brevetvliegen Richtlijnen voor de instructeurs Vereniging voor Modelluchtvaartsport vzw Auteur : Reinhard Wagemakers Uitgegeven op : 06/04/15 Versie : 1.3.0 Inhoud 1. Algemeenheden... 3 2. Voorwaarden

Nadere informatie

Statusreglement Topsporters

Statusreglement Topsporters Statusreglement Topsporters - Vastgesteld in de Algemene Vergadering van NOC*NSF d.d. 25 juni 2014 - Considerans In dit reglement worden de procedure en criteria beschreven op basis waarvan een sporter

Nadere informatie

Wedstrijdsport Senioren HB en DSB. DOELGROEPENOVERLEG 22 november 2014

Wedstrijdsport Senioren HB en DSB. DOELGROEPENOVERLEG 22 november 2014 Wedstrijdsport Senioren HB en DSB DOELGROEPENOVERLEG november 0 Ambitie De KNBSB heeft als doel om de uitstroom van het aantal seniorenleden in de wedstrijdsport met 0% te laten afnemen. KNBSB Integraal

Nadere informatie

Normen en limieten Paralympische Spelen Sochi 2014

Normen en limieten Paralympische Spelen Sochi 2014 Inleiding Volgens het IPC Handbook zijn de Nationale Paralympische Comités (NPC) exclusief verantwoordelijk en bepalend voor de samenstelling en uitzending van de nationale teams. Een Internationale Federatie

Nadere informatie

Werkstuk LO Sport en Samenleving

Werkstuk LO Sport en Samenleving Werkstuk LO Sport en Samenleving Werkstuk door een scholier 2074 woorden 29 november 2004 6,3 51 keer beoordeeld Vak LO Inleiding Het doel van het maken van dit werkstuk is om het vak gym voldoende af

Nadere informatie

NLcoach Workshop: Trainer - Sportouder een bijzondere relatie 9 december Ivo Spanjersberg Sportpsycholoog

NLcoach Workshop: Trainer - Sportouder een bijzondere relatie 9 december Ivo Spanjersberg Sportpsycholoog NLcoach Workshop: Trainer - Sportouder een bijzondere relatie 9 december 2016 Ivo Spanjersberg Sportpsycholoog Programma vandaag 1. Introductie, doelen, werkwijze 2. Warming-up: stellingen a.d.h.v. filmpjes

Nadere informatie

Motieven en persoonlijkheid. Waarom doen mensen de dingen die ze doen?

Motieven en persoonlijkheid. Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motieven en persoonlijkheid Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motivatie psychologen vragen: Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motivatiepsychologen zoeken naar de motieven, de drijfveren

Nadere informatie

KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS IN ISSF DISCIPLINES

KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS IN ISSF DISCIPLINES K O N I N K L I J K E N E D E R L A N D S E S C H I E T S P O R T A S S O C I A T I E KWALIFICATIEPROCEDURE VOOR DEELNAME AAN WK, EK EN WORLD CUPS IN ISSF DISCIPLINES 1 INHOUDSOPGAVE Pagina Inleiding 3

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Rotterdam Nr. 122443 17 juli 2017 Regeling Brede Raad 010 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, gelezen het voorstel van de

Nadere informatie

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en Samenvatting Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en gewelddadig radicalisme en terrorisme anderzijds. In aanvulling op de bestaande literatuur over mogelijke

Nadere informatie

4-meting Topsportklimaat Factsheet Methode

4-meting Topsportklimaat Factsheet Methode 1/5 Topsportklimaat: 'De beïnvloedbare maatschappelijke en sportorganisatorische omgeving waarin sporters zich tot topsporters kunnen ontwikkelen en prestaties kunnen leveren op het hoogste niveau in hun

Nadere informatie

KNVvL HANDBOEK SPORTPARACHUTIST 2003 Hoofdstuk Pagina 1

KNVvL HANDBOEK SPORTPARACHUTIST 2003 Hoofdstuk Pagina 1 KNVvL HANDBOEK SPORTPARACHUTIST 2003 Hoofdstuk 01.02 Pagina 1 AFDELING PARACHUTESPRINGEN ============================= ORGANISATIE Alle activiteiten vallen onder de statuten en het huishoudelijk reglement

Nadere informatie

Annette Koops: Een dialoog in de klas

Annette Koops: Een dialoog in de klas Annette Koops: Een dialoog in de klas Als ondersteuning bij het houden van een dialoog vindt u hier een compilatie aan van Spreken is zilver, luisteren is goud : een handleiding voor het houden van een

Nadere informatie

Sport. Omdat een andere blik je leven verrijkt

Sport. Omdat een andere blik je leven verrijkt Sport vanuit bekeken Omdat een andere blik je leven verrijkt Een plek om te sporten voor iedereen Sport stimuleert de ontwikkeling en is een goede manier om sociale contacten op te doen. Sporten is voor

Nadere informatie

AFDELINGSREGLEMENT KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN 2014

AFDELINGSREGLEMENT KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN 2014 AFDELINGSREGLEMENT KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN 2014 Vastgesteld bij de Ledenraad Parachutespringen d.d. 15 oktober 2014 1 Inhoudsopgave ARTIKEL 1: BEGRIPSBEPALINGEN ARTIKEL 2: DOEL ARTIKEL 3: MIDDELEN

Nadere informatie

Erkenningsreglement Deelnemers

Erkenningsreglement Deelnemers Erkenningsreglement Deelnemers STICHTING STUDENT UNION UNIVERSITEIT TWENTE Algemene bepalingen Artikel 1. Algemene bepalingen 1.1. In dit reglement wordt verstaan onder: a) Student Union: Stichting Student

Nadere informatie

Appraisal. Datum:

Appraisal. Datum: Appraisal Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.

Nadere informatie

Chris Visscher Hoogleraar jeugdsport, met specifieke accenten op talentontwikkeling en op sport en school Rijksuniversiteit Groningen

Chris Visscher Hoogleraar jeugdsport, met specifieke accenten op talentontwikkeling en op sport en school Rijksuniversiteit Groningen Chris Visscher Hoogleraar jeugdsport, met specifieke accenten op talentontwikkeling en op sport en school Rijksuniversiteit Groningen Als hij bij Studio Sport FC Groningen en Heerenveen tegen elkaar ziet

Nadere informatie

Introductie stage-scriptie combi. Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011

Introductie stage-scriptie combi. Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011 Introductie stage-scriptie combi Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011 Welkom toekomstige Scientist-Practitioners Achtergrond Vanuit Orthopedagogiek:GenG steeds meer accent op scientist-practitioner model

Nadere informatie

Groninger Studenten Roeivereniging Aegir

Groninger Studenten Roeivereniging Aegir Groninger Studenten Roeivereniging Aegir G.S.R. Aegir is een vereniging om sporten en ontspanning te combineren. Het roeien gebeurt op zowel recreatief (competitieroeien) als topsport (wedstrijdroeien)

Nadere informatie

Interne selectieprocedure KNZB Paralympisch zwemmen ten behoeve van de Paralympische Spelen in Rio de Janeiro 2016

Interne selectieprocedure KNZB Paralympisch zwemmen ten behoeve van de Paralympische Spelen in Rio de Janeiro 2016 Interne selectieprocedure KNZB Paralympisch zwemmen ten behoeve van de Paralympische Spelen in Rio de Janeiro 2016 Tak van sport: 1. Paralympisch zwemmen Inleiding De algemene procedure die ertoe leidt

Nadere informatie

Reglement Verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar

Reglement Verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar Reglement Verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar Media exemplaar Dit document dient alleen ter informatie, er kunnen geen rechten aan worden ontleend.

Nadere informatie